ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - NVAO

59
Adviesrapport accreditatie HBO Master Kunsteducatie – deeltijd ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Zwolle

Transcript of ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - NVAO

Adviesrapport accreditatie HBO Master Kunsteducatie – deeltijd

ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Zwolle

Hobéon® Certificering BV Datum 16 april 2010 Auditteam drs. G.J. Stoltenborg, voorzitter drs. P.G. Brandon, deskundige drs. J. Boudens, deskundige drs. G. van der Wijk, deskundige A. Kuijper, student Secretaris drs. R.F.H.M. Stapert

Adviesrapport accreditatie HBO Master Kunsteducatie – deeltijd

ArtEZ Hogeschool voor de kunsten Zwolle CROHO nr. 49117

Scheveningseweg 46

2517 KV Den Haag

T (070) 30 66 800

F (070) 30 66 870

I www.hobeon.nl

E [email protected]

INHOUDSOPGAVE 1. MANAGEMENT SAMENVATTING 1 1.1. INTEGRAAL ADVIES 1 1.2. ALGEMENE GEGEVENS 1 1.3. BEOORDELINGSKADER 1 1.4. SAMENSTELLING AUDITTEAM 1 1.5. SAMENVATTENDE BEOORDELING 2 2. INLEIDING 5 2.1. FUNCTIE VAN HET RAPPORT 5 2.2. DE AUDIT 5 3. KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING 7 3.1. POSITIE BINNEN ARTEZ 7 3.2. LECTORAAT KUNSTEDUCATIE 7 3.3. DE HBO OPLEIDING MASTER KUNSTEDUCATIE 7 4. TOETS NIEUWE OPLEIDING 2004 9 5. ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO - ACCREDITATIEKADER 11 6. OORDEELSCHEMA 39 BIJLAGE I VISITATIEPROGRAMMA 15 FEBRUARI 2010 – ZWOLLE HBO OPLEIDING MASTER KUNSTEDUCATIE ARTEZ 41 BIJLAGE II CURRICULA VITAE & ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN 43 BIJLAGE III WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE, BESLISREGELS 51 BIJLAGE IV GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN 53

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 1

1. MANAGEMENT SAMENVATTING 1.1. Integraal advies

Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo opleiding Master Kunsteducatie, verzorgd door ArtEZ hogeschool voor de Kunsten, te accrediteren. 1.2. Algemene gegevens

Naam van de instelling: ArtEZ hogeschool voor de Kunsten Naam van de opleiding: Master Kunsteducatie Croho nummer: 49117 Variant: deeltijd Duur 2 jaar – 60 ec’s Startdatum september 2006 Aantal studenten: 23 Locatie: Zwolle Naam VBI: Hobéon Certificering b.v. Datum visitatie: 15 februari 2010 Datum adviesrapport: 16 april 2010 1.3. Beoordelingskader

In zijn onderzoek naar de basiskwaliteit van de hbo opleiding Master Kunsteducatie heeft Hobéon Certificering het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) als beoordelingskader gehanteerd. 1.4. Samenstelling auditteam

Voorzitter drs. G.J. Stoltenborg Deskundigen drs. P.G. Brandon

drs. J. Boudens drs. G. van der Wijk

Student A. Kuijper Secretaris drs. R.F.H.M. Stapert Zie voor de CV’s van de leden van het auditteam: Bijlage II.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 2

1.5. Samenvattende beoordeling Algemeen beeld De kracht van de opleiding Master Kunsteducatie van ArtEZ ligt in de consequent doorgevoerde multidisciplinaire aanpak. Een aanpak die leidend is voor en zichtbaar is in (i) de samenstelling van het docententeam en van de studentcohorten, (ii) de doelstelling, inhoud en werkvormen van het programma en (iii) de onderzoeks- en afstudeerthema’s. Op deze wijze maar ook dankzij de hoge kwaliteit van het docentencorps en de sterke banden met de beroepspraktijk, slaagt de opleiding erin professionals op te leiden die in staat zijn richting te geven aan de verdere ontwikkeling van de Kunsteducatie in Nederland. 1.5.1. Onderwerp “Doelstellingen opleiding”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie heeft haar doelstellingen vertaald in eindkwalificaties die volledig corresponderen met de landelijk overeengekomen en door het werkveld gevalideerde eisen waaraan een professional op masterniveau moet voldoen. Zowel in termen van vakmanschap en vakkennis als in termen van onderzoek en zelfstandigheid. Sterk punt acht het auditteam, dat de onderhavige opleiding onder haar doelstellingen een multidisciplinair fundament heeft gelegd. Nota bene: Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp als ‘goed’. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering1 komt het onderwerp “Doelstellingen opleiding” dan ook in aanmerking voor de extra aantekening goed. 1.5.2. Onderwerp “Programma”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie biedt een samenhangend multidisciplinair programma aan (60 ec’s) waarbinnen gestructureerde interactie met het werkveld en onderzoek een prominente plaats innemen. In de inhoud & leerdoelen en in de toetsing & beoordeling worden reikwijdte en complexiteit van de doelstellingen zichtbaar. Iets wat, naar het oordeel van het auditteam, ook met betrekking tot de internationale oriëntatie het geval zou moeten zijn. 1.5.3. Onderwerp “Inzet van personeel”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie zet voldoende personeel in. Op het niveau van de opleiding, maar ook op het niveau van de individuele docent opereert de opleiding actief binnen een professioneel netwerk waarvan zij aantoonbaar gebruik maakt, in strategisch opzicht, maar ook en uitdrukkelijk ten behoeve van onderwijsontwikkeling en -uitvoering. Nota bene: Het auditteam beoordeelt twee facetten van dit onderwerp als ‘goed’ en één als voldoende. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt het onderwerp “Inzet van personeel” dan ook in aanmerking voor de extra aantekening goed.

1 Zie Bijlage III, § 3.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 3

1.5.4. Onderwerp “Voorzieningen”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. Huisvesting (werkplekken voor docenten, studie- en practicumruimtes, collegeruimtes e.d.) en materiële voorzieningen (mediatheek en ICT) zijn zondermeer goed en voldoen aan de behoeften van docenten en studenten: de mediatheek heeft een breed en diep assortiment en de ICT -voorzieningen instrumenteren de interne en externe communicatie op professionele wijze. Het systeem van studiebegeleiding is in haar benadering en aanpak passend voor een masteropleiding, waar immers van studenten eigen initiatief mag worden verwacht en, in het geval van de onderhavige ArtEZ masteropleiding, ook daadwerkelijk wordt verwacht. Niettemin kent de opleiding een formele vorm van begeleiding die haar snel zicht geeft op eventuele voortgangsbelemmerende factoren aan de hand waarvan zij vervolgens, samen met de betrokken student, remediërende acties onderneemt. Overigens geschiedt dat laatste ook en vaak op informele wijze. Het is immers een kleinschalige opleiding waarbinnen docenten en studenten elkaar frequent ontmoeten. Nota bene: Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp als ‘goed’. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt het onderwerp “Voorzieningen” dan ook in aanmerking voor de extra aantekening goed. 1.5.5. Onderwerp “Interne kwaliteitszorg”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie heeft haar interne kwaliteitszorg voldoende geregeld en betrekt daar op systematische wijze alle (interne en externe) belanghebbenden bij. Een belangrijke stap in het kwaliteitszorgsysteem is de vertaling van evaluatie-uitkomsten naar vervolg- en/of verbeteracties. Die stap wordt zichtbaar in zowel de Management Review 2009, als in de Verbeteragenda 2010. 1.5.6. Onderwerp “Resultaten”: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. Gerealiseerd niveau Bij de vaststelling of de ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie voldoet aan de vereiste basiskwaliteit, gaat het bij dit onderwerp om de relatie tussen doelstellingen en gerealiseerd niveau. Welnu, de afstudeerwerkstukken weerspiegelen, naar het oordeel van het auditteam, in meer dan voldoende mate de reikwijdte, het niveau en de beroepsgeoriënteerdheid van die doelstellingen. Dat de opleiding daarin is geslaagd, komt mede door het feit dat zij haar doelstellingen, naar het oordeel van het auditteam, voortreffelijk in het programma heeft geoperationaliseerd. Onderwijsrendement De ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie is nog jong (2006) en dus hebben uitspaken over het gerealiseerde onderwijsrendement slecht een beperkte waarde als kwaliteitsoordeel. Dit in achtnemend, beschouwt het auditteam het tot op heden gerealiseerde onderwijsrendement als zeer wel aanvaardbaar. Nota bene: Het auditteam beoordeelt één facet van dit onderwerp als ‘goed’ en één als voldoende. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt het onderwerp “Resultaten” dan ook in aanmerking voor de extra aantekening goed.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 4

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 5

2. INLEIDING 2.1. Functie van het rapport

Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie heeft opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo opleiding Master Kunsteducatie (deeltijd), verzorgd door ArtEZ hogeschool voor de Kunsten. 2.2. De audit

Het programma Het programma van de audit (15 februari 2010) is opgenomen in Bijlage I. Het auditteam Samenstelling en expertise van het auditteam laten zich als volgt weergeven: Panelleden

Expertise - audit - kwaliteitzorg

Expertise - onderwijs

Expertise - werkveld

Expertise - vakinhoud

Expertise - studentzaken

voorzitter drs. G.J. Stoltenborg

x

x

x

vak-& werkvelddeskundige drs. P.G. Brandon

x

x

x

x

werkvelddeskundige drs. J. Boudens

x

x

x

vak- & werkvelddeskundige drs. G. van der Wijk

x

x

x

studentlid A. Kuijper

x

x

x

x

Secretaris

drs. R. F. Stapert x x

Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de hbo opleiding Master Kunsteducatie noodzakelijke bestuurlijke, vakinhoudelijke en vakdidactische expertise aanwezig zijn. Het gaat daarbij om expertise met betrekking tot onderwijsvisie, de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Stoltenborg werkt de afgelopen jaren vooral op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en (als voorzitter van vele panels) accreditatie. Van der Wijk heeft jarenlange ervaring in het voortgezet onderwijs en in het hbo, o.a. als docent, afstudeerbegeleider en lid van de examencommissie. Hij is voorts sinds 1990 werkzaam bij Teleac (Schooltelevisie) als projectleider / eindredacteur van o.a. kunsteducatieve programma’s en cross-mediale projecten op het gebied van cultuur, maatschappij en geschiedenis. Boudens heeft jarenlange ervaring in het voorgezet onderwijs als conrector (1976-1998) en als directeur (1998-2003) van het Meander College (athenaeum, havo, onderbouw vmbo). Het Meander College is één van de zogeheten Cultuurscholen in het voortgezet onderwijs.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 6

Brandon is sinds 2005 directeur van het expertisecentrum cultuureducatie MOCCA, (Match Onderwijs Cultuur Amsterdam) en uit dien hoofde verantwoordelijk voor het ontwikkelen en inzetten van instrumenten en activiteiten om in Amsterdam cultuureducatie in alle disciplines zo breed mogelijk in te zetten. Kuijper is student (2e jaar) Master Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Stapert is (als secretaris, onderwijsdeskundige) direct betrokken bij de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd alsmede bij de kwaliteitsbeoordeling van EVC -aanbieders. Het onderzoek De basis De Management Review (ArtEZ, december 2009) van de hbo opleiding Master Kunsteducatie vormde de basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering. Visitatie Tijdens de visitatie (15 februari 2010) heeft het auditteam gesproken met de directie over (o.a.) visie en strategisch beleid van de opleiding. Daarna heeft het auditteam gesprekken gevoerd met de coördinator, de lector, docenten, studenten en alumni. Deze gesprekken hadden een tweeledig doel: verificatie op het niveau van implementatie en beoordeling van opleidingsspecifieke elementen. Rapportage In het onderhavige rapport geeft het auditteam per facet zijn oordeel weer op basis van zijn observaties en overwegingen. De beschrijving van elk facet eindigt met een conclusie.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 7

3. KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING 3.1. Positie binnen ArtEZ

De opleiding Master Kunsteducatie is onderdeel van het ArtEZ Expertisecentrum Kunsteducatie. Binnen de hogeschool functioneert dit Expertisecentrum als denktank ten behoeve van de docentenopleidingen van ArtEZ. Het Expertisecentrum stimuleert het professionaliseren van het kunstdocentschap, het uitwisselen van ervaringen en het ontwikkelen van gezamenlijk beleid. Extern is het Expertisecentrum een intermediair tussen de kunsteducatieve instellingen, scholen, centra voor de kunsten, professionele gezelschappen en kunstaanbieders enerzijds en ArtEZ anderzijds. Door het ontwikkelen van innovatieve projecten, het beantwoorden van vragen uit het veld, het opzetten van advisering, trainingen en netwerkbijeenkomsten wil het Expertisecentrum voor het brede kunsteducatieve werkveld een betekenisvolle ontmoetingsplaats zijn. Het Expertisecentrum ontsluit bestaande kennis en ervaring en geeft een belangrijke impuls aan het verspreiden van nieuwe kennis. Centraal staat de multi- en interdisciplinaire benadering van kunsteducatie. Het Expertisecentrum bestaat uit: opleiding Master Kunsteducatie lectoraat Kunsteducatie interfaculteit Kunsteducatie externe projecten.

3.2. Lectoraat Kunsteducatie

Een belangrijke factor binnen het Expertisecentrum is het lectoraat Kunsteducatie. Het lectoraat voert onderzoek uit en bevordert de kennisontwikkeling ten behoeve van de eigen opleidingen en ten behoeve van het werkveld buiten ArtEZ. Een ‘kenniskring’ van docenten, onderzoekers en professionals uit het werkveld initieert onderzoek naar relevante vraagstukken in de kunsteducatie. 3.3. De hbo opleiding Master Kunsteducatie

De tweejarige deeltijdopleiding Master Kunsteducatie is een voortgezette lerarenopleiding op het gebied van kunst en cultuur. De opleiding sluit aan op de vierjarige hbo bacheloropleiding Docent Kunstvak (beeldende kunst & vormgeving, dans, drama of schoolmuziek). De algemene doelstelling van de opleiding is het overdragen van kennis en inzichten, vaardigheden en attitudes om verdieping en vernieuwing in de theorie en de praktijk van de kunsteducatie te stimuleren en te ontwikkelen. De opleiding biedt gekwalificeerde bachelors met verschillende disciplinaire achtergrond de mogelijkheid hun professionele competenties te verbreden en te verdiepen via een studieprogramma waarbinnen samenwerkend leren, praktijk, theorie en onderzoek zijn geïntegreerd. Elke jaargroep bestaat uit een multidisciplinair samengestelde groep studenten met dans, drama, muziek of beeldende kunst achtergrond, die samen één groep vormen en gezamenlijk één programma volgen. Een belangrijk onderdeel van de opleiding is het interdisciplinaire karakter dat door de multidisciplinaire groepssamenstelling en de inhoud van het programma zichtbaar wordt. Een ander karakteristiek van de opleiding is het individuele studieplan waarmee de student zelf een deel van het eigen studietraject uitstippelt. Daarnaast stellen de studenten ook een collectief studieplan vast, leidend tot een gezamenlijke afstudeerpresentatie. Tot slot kenmerkt de opleiding zich door de zogeheten masterkring. Daar geven studenten samen vorm aan het collectieve, interdisciplinaire deel van het studietraject, culminerend in het eindproduct van de studie: de interdisciplinaire afstudeerpresentatie. Hier worden voor het werkveld relevante eindproducten (projectontwerpen, innovatieve methodes, onderzoeksverslagen) getoond. Door de publieksfunctie van de eindpresentatie is de eis van maatschappelijke relevantie en actualiteit gewaarborgd en concreet toetsbaar.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 8

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 9

4. TOETS NIEUWE OPLEIDING 2004 De onderhavige hbo opleiding Master Kunsteducatie heeft in 2004 een Toets Nieuwe Opleiding aangevraagd. Het besluit van het NVAO in mei 2005 was positief: het didactisch concept (‘samenwerkend leren’), de multidisciplinaire benadering en de ‘masterkring’ als leeromgeving werden expliciet als positieve kenmerken genoemd. Met daarbij wel het advies, dat de opleiding het groepsproces binnen de masterkring nauwgezet moet volgen teneinde eventueel optredende negatieve groepsprocessen (sociale dwang) te voorkomen. In dit verband merkt het auditteam thans op, dat hem van zulke storende factoren niets is gebleken: de opleiding heeft het advies van het toenmalige panel ter harte genomen. Hoewel de opleiding is aangevraagd als een voltijd en deeltijdopleiding, is van begin af aan (najaar 2006) volledig gekozen voor een deeltijdopleiding. Die keuze was indertijd pragmatisch: de bekostiging van de opleiding was nog niet rond en het leek wijsheid om als doelgroep in deeltijd werkende studenten aan te trekken. In de praktijk bleek dit goed te bevallen: het geboden programma sluit prima aan bij de werkpraktijk van de studenten. Daarnaast is enkele jaren werkervaring in de kunsteducatie een belangrijk voordeel voor studenten. De opleiding heeft zich inhoudelijk ontwikkeld tot een ‘post experience’ master, in plaats van de aanvankelijk beoogde ‘doorstroom’ master. Binnen ArtEZ zal de komende jaren de afweging gemaakt worden, of er aanleiding is de voltijd variant van deze masteropleiding alsnog te starten. Wat dit laatste betreft, het is vanzelfsprekend geheel aan ArtEZ te besluiten een voltijd variant te starten, maar nu ArtEZ zich nog in de fase van ‘overwegen’ bevindt, wil het auditteam hier een factor noemen die ArtEZ in haar overwegingen zou moeten betrekken: de kracht van de huidige deeltijd masteropleiding ligt niet alleen in de sterke theoretische basis, maar ook in de (continue) interactie met het werkveld via haar studenten. Deze vorm van interactie zal in een voltijdse variant veel lastiger te realiseren zijn. Of, als de instroom bestaat uit jonge afgestudeerde bachelors zonder praktijkervaring, in het geheel niet. Daarmee zou de opleiding, naar het oordeel van het auditteam, een krachtig kwaliteitskenmerk verliezen. En dat is jammer.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 10

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 11

5. ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO - ACCREDITATIEKADER

1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door

(buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).

Oordeel: goed Het oordeel is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I De eindkwalificaties: het beroep De masterstudenten worden opgeleid tot breed inzetbare experts in de kunsteducatie. In zijn werkterrein is de master kunsteducatie een autoriteit op vakinhoudelijk, pedagogisch en didactisch gebied. Hij kan ten behoeve van scholen en instellingen thema’s als ‘samenwerkend leren’, ‘invoering van leergebieden’ of ‘reflectie’ aanpakken. Hij kan diverse rollen vervullen: docent, teamleider, tutor, educatief ontwikkelaar, manager, beleidsontwikkelaar, projectleider, onderzoeker of zelfstandig ondernemer. Voorts is hij in staat verantwoord en innovatief educatief materiaal te (doen) ontwikkelen. II De eindkwalificaties: kenmerkende ‘master’ elementen Kenmerkende ‘master’ elementen zijn: (i) werken in multidisciplinaire setting, (ii) gerichtheid op praktijk relevant onderzoek, (iii) internationale oriëntatie en (iv) gerichtheid op zelfstandige en/of leidinggevende functies. Het in opdracht van het netwerk Kunst Vak Docent Opleidingen (KVDO, 2004)) opgestelde en landelijk overeengekomen Beroeps- & opleidingsprofiel voor de masteropleidingen Kunsteducatie geeft aan deze vier elementen een nadere uitwerking, die naar het oordeel van het auditteam, recht doet aan het ‘master’ karakter van de betreffende opleidingen, met uitzondering van het element ‘internationale oriëntatie’ dat maar op twee plaatsen en dan ook nog slechts zijdelings wordt aangeroerd: “De hbo master kunsteducatie houdt zich kritisch en betrokken op de hoogte van recente nationale en internationale ontwikkelingen en onderzoek binnen het artistieke, (kunst)pedagogische en didactische vakgebied en kan deze integreren in de beroepspraktijk.” En: “De hbo opleiding Master Kunsteducatie maakt de eigen visie, kennis, inzichten en vaardigheden beschikbaar voor het Nederlandse onderwijs en voor de internationale kunsteducatieve gemeenschap door middel van publicaties en optredens op internationale conferenties.” III De eindkwalificaties: competentieprofiel ArtEZ Master Kunsteducatie De eindkwalificaties van de ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie zijn aantoonbaar gebaseerd op het landelijk overeengekomen en door het werkveld gevalideerd profiel van de master kunsteducatie. Het gaat hier dan om de KVDO competenties (2004). Deze zijn geformuleerd in termen van creërend, onderzoekend, (kunst)pedagogisch & didactisch vermogen, operationaliserend vermogen, vermogen tot kritische reflectie en tot samenwerken, innovatief en communicatief vermogen en omgevingsgerichtheid. Deze negen competenties zijn geclusterd in 4 domeinen: (1) artistiek, (2) onderzoek, (3) kunstpedagogiek en (4) management en organisatie. Maar ArtEZ heeft daar in haar opleidingsdoelen een eigen invulling en uitwerking aan gegeven. En wel als volgt: Multidisciplinariteit Op basis van gesprekken met het werkveld heeft de ArtEZ projectgroep “Toets Nieuwe Opleiding hbo Master Kunsteducatie” een eigen opleidingsconcept ontwikkeld, met het landelijk opleidingsprofiel als vertrekpunt. Centrale notie in dit ArtEZ profiel is ‘multidisciplinariteit’.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 12

Welnu, met deze notie beoogt ArtEZ veel meer dan de voor masteropleidingen kenmerkende competentie ‘werken in multidisciplinaire setting’. ArtEZ heeft namelijk aan de vier KVDO domeinen een 5e domein (‘masterkring’) toegevoegd vanuit haar visie, dat afgestudeerden in staat moeten zijn tot een multi- of interdisciplinaire benadering van kunsteducatie. Anders gezegd, dat zij in staat moeten zijn tot een vakoverstijgende benadering van kunst en zich dus meer kunnen richten op onderlinge verbanden en overeenkomsten tussen kunstdisciplines, dan op disciplinespecifieke aspecten van elk kunstvak afzonderlijk. Daarmee zij aangegeven, dat ArtEZ inderdaad met multidisciplinariteit meer beoogt dan ‘samenwerken in multidisciplinaire settings’. Aldus geeft ArtEZ aan de landelijk overeengekomen kwalificaties een extra en, naar het oordeel van het auditteam, zeer vruchtbare en waardevolle dimensie die een krachtige impuls zal geven aan de verdere ontwikkeling binnen de kunsteducatie. Het feit, dat ArtEZ alle kunstdisciplines in huis heeft, betekent dat de natuurlijke ambiance waarbinnen de opleiding opereert, reeds multidisciplinair is. Dat is een belangrijk gegeven. Nog belangrijker evenwel is, dat deze multidisciplinaire benadering in nauw overleg met de Werkveldcommissie en met de docenten (die allen uit het werkveld afkomstig zijn en daar nog werkzaam zijn) tot stand is gekomen en aldus in het beroepenveld haar legitimering heeft gevonden. Onderzoek Onderzoek is een afzonderlijk domein binnen het ArtEZ profiel van de opleiding Master Kunsteducatie. Dit domein (“Kunstonderzoek”) heeft als kerncompetenties ‘het kunnen initiëren van relevant onderzoek op het gebied van kunsteducatie en het kunnen uitvoeren van praktijkgericht onderzoek’. Nader gespecificeerd in: theoretisch en historisch kader, onderzoeksmethodologie &-ontwerp en onderzoeksuitvoering. Sterker nog, uit de formulering van dit domein, blijkt dat het doen van onderzoek door de opleiding Master Kunsteducatie wordt gezien als één van de kerntaken binnen de beroepsuitoefening van haar afgestudeerden. Ook hier is het auditteam van oordeel, dat ArtEZ dit ‘master’ kenmerk goed in de doelstelling van haar opleiding Master Kunsteducatie heeft verankerd. Internationalisering Of de Nederlandse opleidingen Master Kunsteducatie zich internationaal of nationaal wil profileren, is afhankelijk van hun ambitie. Hoe dit ook zij, van alle masteropleidingen, dus ook van de opleidingen Master Kunsteducatie, mag worden verwacht dat hun afgestudeerden in staat zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van het beroep of, breder, het beroepsdomein. Internationale oriëntatie (‘het gericht over de grenzen kijken’) en het actief gebruik maken van internationale bronnen zijn daarbij onontbeerlijk. Die dimensie vindt het auditteam, zoals gezegd, slechts zijdelings terug zowel in de landelijke doelstellingen als ook in die van de ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie. In die zin lijkt zowel het landelijk opleidingsprofiel als het ArtEZ opleidingsprofiel te zeer geïnspireerd door louter nationale ontwikkelingen, waarbij dan bovendien opvalt, dat de pluriformiteit van de Nederlandse samenleving in de doelstellingen niet expliciet als referentiepunt wordt genoemd. Overigens besteedt de ArtEZ opleiding Master Kunsteducatie in haar programma (mede dankzij het lectoraat) wel degelijk aandacht aan internationale ontwikkelingen en internationale samenwerking. Om de continuïteit van die internationale oriëntatie in het programma te waarborgen, is het evenwel van belang deze internationale dimensie in de opleidingsdoelstelling een prominentere plaats te geven dan thans het geval is. Gerichtheid op zelfstandige en/of leidinggevende functies Binnen het profiel van de opleiding Master Kunsteducatie onderscheidt ArtEZ een afzonderlijk domein ‘Kunst & Management’. Nader gespecificeerd in ‘beleid’, ‘ontwikkelen & ondernemen’ en ‘leidinggeven’. Uit de formulering van dit domein blijkt, dat het ‘sturing geven aan kunsteducatieve organisaties (en activiteiten)’ door de opleiding Master Kunsteducatie wordt gezien als één van de kerntaken binnen de beroepsuitoefening van haar afgestudeerden.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 13

Ten slotte De opleiding heeft in haar doelstelling alle domeinspecifieke eisen zichtbaar gemaakt en per domein op voortreffelijke wijze uitgewerkt in drie niveaus (‘verkenning’, ‘fundament’, ‘verdieping’). Daarbij heeft de opleiding de 9 landelijke competenties telkens in operationele termen vertaald. Aldus beantwoorden haar doelstellingen niet alleen aan de beroepseisen, maar ook aan een andere belangrijke voorwaarde waaraan doelstellingen moeten voldoen: richting geven aan structuur & inhoud van het programma en aan het toetsen& beoordelen. IV Conclusie De doelstellingen van de opleiding Master Kunsteducatie zijn geënt op de landelijk overeengekomen eindkwalificaties die aantoonbaar met collega opleidingen zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. In dat opzicht zou het auditteam kunnen volstaan met een kwalificatie ‘voldoende’. Echter, de onderhavige opleiding heeft -en naar het oordeel van het auditteam is dit een substantiële verbetering van de landelijke koers- aan deze eindkwalificaties een belangrijke dimensie toegevoegd: multidisciplinariteit als leidend principe. Anders gezegd, de doelstellingen zijn in al hun onderdelen geplaatst in een, voor de sector Kunsteducatie belangrijk, multidisciplinair perspectief. Dat is voor het auditteam reden het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als goed te beoordelen. Bovendien constateert het auditteam, dat de doelstellingen, dankzij de operationele formuleringen, in hoge mate functioneel zijn t.o.v. het curriculum, inclusief het beoordelen & toetsen. Facet 1.2. Niveau: master De eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal

geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Niveau master De eindkwalificaties waarop de opleiding zicht richt, corresponderen volledig (zie onder facet 1.1.) met de aldaar genoemde landelijke kaders. Welnu, analyse van het “Beroeps- & Opleidingsprofiel- KVDO” en van de ArtEZ “Competentiekaders Kunsteducatie”, laat zien, dat de daarmee corresponderende eindkwalificaties van de opleiding qua bereik en complexiteit volledig in overeenstemming zijn met het bereik en de complexiteit waarnaar de Dublin Descriptoren verwijzen. Kenmerkende ‘master’ elementen (zoals Multidisciplinariteit, Onderzoek, Gerichtheid op zelfstandige en/of leidinggevende functies) zijn expliciet in de doelstellingen van de onderhavige opleiding opgenomen. Bovendien heeft de opleiding bij elk van de Dublin Descriptoren exact de specifieke master dimensies beschreven, waarbij zij telkens het onderscheid met het bachelor niveau expliciteert. Bijvoorbeeld: Het verwerven van kennis en inzicht in onderzoeksverband. Het toepassen van kennis en inzicht in nieuwe en complexe situaties. Oordeelsvorming op basis van (bijv.) induceren/deduceren en hypothesetoetsing. Communicatie m.b.t. complexe informatie en achtergronden. Leervaardigheden in relatie tot autonome, zelfgestuurde scholing. II Conclusie De eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle master elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben, en wel met een bereik en diepgang waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. De opleiding heeft voorts de master dimensies zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties. Een kwalificatie ‘goed’ is derhalve op zijn plaats.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 14

Facet 1.3. Oriëntatie hbo (master) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of

in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties?

De hbo -master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de volgende overwegingen. I Oriëntatie hbo “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Masteronderwijs De eindkwalificaties en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog en complex niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het masterniveau in de Dublin Descriptoren. Ergo: de opleiding kan gerekend worden tot het hbo master onderwijs. De opleiding heeft de master dimensies rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin te hanteren werkvormen. In de programmabeschrijving wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie 'master onderwijs’ aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. II Conclusie Het auditteam beoordeelt dit facet als goed, omdat het beide dimensies van dit facet (niveau hoger onderwijs en beroepsoriëntatie) reeds onder de betreffende facetten 1.2 en 1.1 als goed kwalificeerde.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 15

2. Programma Facet 2.1. Eisen hbo Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de

beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek.

Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline.

Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Basisstructuur De opleiding Master Kunsteducatie wordt aangeboden als deeltijdopleiding (een dag per week ‘les’ plus zelfstudie) en heeft een tweejarig programma. Het studieprogramma kent drie leerroutes: het basisprogramma, het individuele studieplan (ISP) en het collectieve studieplan (CSP). De opleiding ontwikkelt zich van aanbodgericht naar vraaggestuurd. In het eerste jaar volgen studenten een basisprogramma, bestaande uit vier domeinen: de ontwikkeling van artistieke, kunstpedagogische, leidinggevende en onderzoeksmatige competenties vormen hier het uitgangspunt. Het CSP krijgt vorm in het vijfde domein: de masterkring. De masterkring is een deels zelfsturende werkgroep en vormt het hart van de opleiding. In de masterkring staat het samenwerkend leren centraal. In het tweede jaar wordt de studie individueler en bepaalt de vraag van de student (ISP) de leerroute. De opleiding is in tijd opgebouwd in vier fasen, elk gekoppeld aan de periode van één semester Elk semester heeft een eigen doelstelling, waarmee een fase is het studieproces wordt aangeduid: (1) verkenningen, (2) fundamenten, (3) verdieping en (4) afstuderen. II Kennisontwikkeling Nadere analyse van het programma laat zien, dat kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt via bestuderen en bespreken van vakliteratuur en van aan de beroepspraktijk gerelateerd studiemateriaal (beleidsnotities en onderzoeksverslagen), via interactie met de beroepspraktijk (werkopdracht ‘cultuurdebat’ en proefprojecten in het werkveld) en via toegepast onderzoek. De literatuurlijst stellen de masterdocenten jaarlijks in onderlinge samenspraak vast, lettend op de actualiteit en het niveau. Buitenlandse vakliteratuur wordt met name gebruikt daar waar het gaat om de oriëntatie op onderzoek en om interdisciplinaire kunsteducatie. Artikelen en cases worden jaarlijks geactualiseerd, bijvoorbeeld tijdens het jaarlijkse werkcollege in de mediatheek van Cultuurnetwerk in Utrecht, waar studenten op zoek gaan naar actuele onderzoeksverslagen, en het bestuderen van recente beleidsnotities in de colleges kunstmanagement. Ook de eigen ArtEZ mediatheek wordt zoveel mogelijk voorzien van relevante titels op gebied van (inter)nationale kunsteducatie. De afgelopen jaren is extra budget uitgetrokken voor aankoop van relevante literatuur en onderwijsmiddelen specifiek voor het expertisecentrum en de masteropleiding. III Interactie met de beroepspraktijk Interactie opleiding - beroepspraktijk De masteropleiding treedt het werkveld actief tegemoet in de vorm van presentaties, het bijwonen van studiedagen, structureel overleg met het werkveld (Werkveldcommissie) en adviseringstrajecten met name op het gebied van ‘multidisciplinair werken’. Vragen uit het werkveld worden rechtstreeks of via Expertisecentrum Kunsteducatie doorgespeeld naar masterstudenten of alumni, wier expertise specifiek aansluit bij de vraag uit het werkveld.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 16

Ook vindt georganiseerd overleg met en consultatie van het werkveld plaats in het overleg ‘Groen Gras’ (Kunst en Educatie – Edu Art te Arnhem), waar verschillende spelers in de kunsteducatie uit regio Arnhem elkaar ontmoeten om af te stemmen en uit te wisselen rond gezamenlijke thema’s. Interactie programma – beroepspraktijk Studenten zijn verplicht een externe begeleider te kiezen, als sparring partner tijdens het specialisatietraject. Aldus wordt de relatie met het werkveld ook op programmaniveau gewaarborgd. De student kiest deze persoon uit een voor het afstudeeronderwerp relevant segment van het werkveld. Daarnaast is de collectieve afstudeeropdracht (‘organiseer een voor het werkveld relevante collectieve eindpresentatie op grond van de individuele afstudeeronderwerpen’) een jaarlijkse toetssteen waaraan de relevantie van het programma wordt gemeten. Concrete input vanuit het werkveld vindt ook plaats via diverse georganiseerde ontmoetingen met vakmensen uit het werkveld, via aan de praktijk ontleende cases, projecten en (onderzoeks)opdrachten, via de docenten die in de praktijk werkzaam zijn en via het (zeer) frequent inschakelen van gastdocenten. Last but not least: studenten zijn zelf werkzaam in de beroepspraktijk en brengen hun eigen professionele casus, dilemma’s, wensen en bevindingen in de opleiding. IV Interactie opleiding - lectoraat Het netwerk van de lector is toegankelijk voor de opleiding via de colleges van het domein onderzoek, die door de lector zelf worden gegeven. Uit de samenstelling van de kenniskring blijkt, dat de opleiding (drie docenten) en de beroepspraktijk een actieve rol spelen in het onderzoeksprogramma. V Actualiteit van het programma De actualiteit van het programma wordt via boven geschetste interacties geborgd. Daarnaast verbindt de masteropleiding zich jaarlijks aan een relevante kunstinstelling waarmee zij tijdens een tweetal werkweekenden de practise-based manier van werken vorm krijgt in het maken van een publieksgerichte productie. Samenwerking met het instituut voor Beeld en Geluid, Locatietheatergroep Vis à Vis en Stadsfestival Zwart zijn hier voorbeelden van. VI Conclusie Zowel op het niveau van de opleiding als op het niveau van het programma is sprake van gestructureerde en frequente interactie met het werkveld. Iets wat, zo blijkt uit de programmabeschrijving, zichtbaar wordt in de opbouw van de opleiding, in de werkvormen en in de inhoud. In feite, zo constateert het auditteam, is de opleiding in zekere zin zelf onderdeel van het werkveld, dankzij de inbreng van haar (gast)docenten en van de studenten die immers ook hun eigen praktijk binnenbrengen. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Uit de studentevaluaties komt een zelfde positief beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten (en alumni) werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 17

Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua

niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van)

het programma. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de

geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Inleiding De relatie tussen de doelstellingen (de eindkwalificaties) en het programma is vastgelegd in het studieprogramma in de vorm van een competentiematrix. Per semester en domein wordt de inhoud van de colleges en de werkopdrachten gekoppeld aan competenties uit de competentiematrix van het betreffende domein. In het programma wordt bij elke werkopdracht een relatie naar de competenties gelegd, gekoppeld aan de semesteropbouw. Het programma is, naar het oordeel van het auditteam, een passende concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen: elke docent, zo blijkt uit het opleidingsprogramma, relateert elk studieonderdeel aan een combinatie van de competenties, Dublin Descriptoren en relevante vakinhoud. Dit is, naar het oordeel van het auditteam, helder in de Studiegids vastgelegd. De inhoud en de actieve werkvormen zijn gericht op het verwerven van de eindkwalificaties door deze zo realistisch mogelijk vorm te geven. II Eindkwalificaties en leerdoelen De samenhang tussen de subleerdoelen en programmaopbouw (semesters, domeinen, subdomeinen, karakteristieken van semesters, specialisatie en afstudeertraject) is inzichtelijk gemaakt in genoemd competentie overzicht. Uit deze overzichten blijkt, dat het totaal aan (sub)leerdoelen het totaal aan eindkwalificaties bestrijkt. In verschillende deelproducten neemt de student in toenemende mate de regie over in het aanbrengen van onderlinge samenhang. Het eerste studiejaar van de opleiding is aanbodgericht, terwijl het tweede jaar grotendeels vraaggestuurd is. De student krijgt een werkbare structuur aangereikt om ook in de eigen leertrajecten de samenhang tussen leerdoelen, competenties en eindkwalificaties te waarborgen. Door middel van de genoemde schematische overzichten, de inzichtelijke koppeling van competenties aan inhouden en formats voor studenten, heeft de opleiding de leerdoelen zo geoperationaliseerd dat zij ook meet- en toetsbaar zijn. Dit acht het auditteam een sterk punt en, in vergelijking met het programma waarmee de opleiding in 2006 startte, een belangrijke verbetering. III Eindkwalificaties en programma Inhoud De competentiematrix van elk domein vormt het hart van het studieprogramma dat de docent per semester opstelt. Per kerndomein ontstaat zo een compleet beeld met aandachtsgebieden, subdomeinen en onderwerpen. Alle werkopdrachten die de studenten tijdens hun studie krijgen aangereikt zijn gekoppeld aan een selectie van deze competenties. Gaande de opleiding worden aldus alle competenties in algemene zin door de opdrachten en colleges afgedekt. Dit overzicht komt regelmatig ter sprake tijdens het masterteam overleg en wordt (mede op basis daarvan) jaarlijks geactualiseerd. Kortom, de opleiding heeft een werkend mechanisme voor periodieke aanpassing van de inhoud van het programma. Daarmee wil het auditteam ook zeggen, dat het opleidingsprogramma een grote dynamiek kent. Iets wat voor een masteropleiding toch een belangrijk kenmerk moet zijn.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 18

Opbouw In de opbouw van de semesters is vastgelegd dat het eerste jaar een fundament legt, op grond waarvan de student een specialisatiekeuze kan maken. In het eerste jaar worden alle competenties bereikt op initieel masterniveau. Inhoud en werkvormen van de opleiding zijn zodanig, dat het realiseren van de leerdoelen voor studenten in dit eerste studiejaar haalbaar is. Op een enkel onderdeel na, lukt het alle studenten het eerste jaar af te sluiten met het totaal aan te behalen studiepunten (30 ec’s). Dit is tevens een voorwaarde om aan het specialisatietraject te kunnen beginnen. In het tweede jaar kiest de student een specialisatie leidend tot een verdieping van zijn kwalificaties op een deelgebied. In het domein onderzoek bijvoorbeeld, maken alle studenten zich voldoende kwalificaties eigen om een (inter)nationaal onderzoeksartikel op zijn kwaliteit te kunnen beoordelen. Ook is de student na het eerste jaar in staat om een globale opzet voor een klein onderzoek te maken. IV Conclusie Het auditteam waardeert het positief, dat de opleiding haar programma niet heeft ‘dichtgetimmerd’. De opleiding streeft er immers naar, dat de studenten zich (kunnen) ontwikkelen tot eigen persoonlijkheden en zij creëert daartoe een open en onderzoeksgerichte ambiance die een groot beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid en discipline van de student. Dit impliceert, dat het ook aan de student is zijn/haar leerdoelen en keuzen te formuleren en vervolgens samen met de docenten een op die leerdoelen gericht programma (onderzoek, projecten e.d.) uit te stippelen. Het auditteam vindt dat een sterk punt, passend bij een masteropleiding waar studenten gericht en geconcentreerd zoeken naar hun eigen profiel als professional. Uit de beschrijving van het programma blijkt, dat de inhoud, de respectieve leerdoelen en de werkvormen van het programma telkens expliciet gekoppeld zijn aan de eindkwalificaties. Wat dat betreft is het huidige programma in belangrijke mate concreter en specifieker dan het programma waarmee de opleiding in 2006 startte. Uit de studentevaluaties komt een zelfde positief beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten (en alumni) werd bevestigd. Facet 2.3. Samenhang programma Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend.

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Verticale samenhang De samenhang per domein is vastgelegd in de opbouw (verkenning, fundamenten, verdieping) van de semesters. Hier komen opdrachten en leerdoelen terug in een opklimmende reeks van complexiteit en reikwijdte. Deze samenhang blijkt ook uit de door de student op te leveren beroepsproducten en beroepsopdrachten. Deze worden gedurende de opleiding complexer en meer omvattend. In het domein kunsteducatie bijvoorbeeld ontwikkelen de opdrachten zich van ‘organiseer een cultuurdebat’ (semester 1 verkenning) via ‘ontwerp een interdisciplinaire werkvorm gekoppeld aan een historisch gegeven’ (semester 2 fundamenten) naar ‘ontwikkel een innovatief methodeconcept’ (semester 3 verdieping). In een specialisatie kan een kunsteducatief ontwerp tot projectplan niveau worden uitgewerkt (semester 4). In de specialisatie- en afstudeerfase is het -en naar het oordeel is dat in een masteropleiding terecht- aan de student om samenhang tussen inhoud, werkvormen competenties aan te brengen. Studenten schrijven hiertoe een individueel studieplan, waarin wordt toegewerkt naar een overkoepelende vraagstelling binnen een van de vier domeinen.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 19

II Horizontale samenhang Een rode draad in de opleiding is de interdisciplinaire benadering van kunsteducatie. Alleen al de keuze voor een groepssamenstelling van studenten met verschillende vakmatige achtergronden is hiervan een uitwerking. De studenten leren met name in de masterkring de disciplinaire verschillen en overeenkomsten operationeel te maken door het hanteren van voor ieder begrijpelijk jargon, het zoeken naar gemene delers in de beroepspraktijk en het benoemen van parallelle processen in de kunsteducatie, ongeacht de disciplinaire achtergrond. De interdisciplinaire rode draad kent naast de op communicatie en samenwerking gerichte werkwijze in de masterkring ook een inhoudelijke component. In het domeinen artistieke verdieping, kunsteducatie en onderzoek ligt een accent op interdisciplinariteit als vakinhoud. In deze domeinen spelen vragenstellingen als ‘hoe verloopt een interdisciplinair maakproces?’. ‘aan welke eisen moet een interdisciplinaire lesmethode voldoen’ en ‘in hoeverre blijkt uit onderzoek dat interdisciplinaire samenwerking tot zinvolle kunsteducatie te leiden?’ een centrale rol. De cursus cultuurgeschiedenis legt op dit punt een fundament waaruit alle vier de domeinen putten. In het domein kunst en management wordt bijvoorbeeld het ontstaan van kunst- en cultuurbeleid in het cultuurhistorisch perspectief geplaatst, terwijl in de colleges kunsteducatie wordt gewerkt aan een innovatieve, interdisciplinaire methodiek, waarbij de inhoud een cultuurhistorisch onderwerp of gegeven is. III Bachelor - master Het programma van de masteropleiding kent ook een samenhang met het programma van de bacheloropleidingen Docent Kunstvak. Met name het driejarig gemeenschappelijk interfacultair programma van de bacheloropleidingen van ArtEZ richt zich op dezelfde beroepstaken als de masteropleiding, maar dan ingezet op bachelorniveau: het uitvoeren van lessen op grond van bestaand materiaal, terwijl het in de masteropleiding gaat om lesgeven op grond van zelf ontworpen en ontwikkeld materiaal. Voorts is binnen de docentenopleidingen van ArtEZ sinds studiejaar 2009 -2010 ook een keuzemodule ontwikkeld voor het vierde jaar van de bacheloropleiding, die specifieker aanstuurt op een inhoudelijke aansluiting en doorstroom naar de masteropleiding. Deze module, gericht op het didactisering van het cultuurhistorische vak Kunst Algemeen, kan gezien worden als een opmaat voor de masteropleiding. IV Borging samenhang De opleidingscoördinator bewaakt de samenhang. De opleiding is dermate klein dat er makkelijk en veel onderling overleg is, zowel met docenten als met studenten. De masterkring speelt ook een rol in het inzichtelijk maken en vooral in het bewustmaken van de samenhang bij de studenten, doordat hier gereflecteerd wordt op de persoonlijke competenties in relatie tot de opleidingcompetenties. V Conclusie De samenhang (horizontaal en verticaal) tussen de verschillende opleidingscomponenten binnen de domeinen en tussen de successieve semesters is zichtbaar in de programma-opbouw en -inhoud. Overigens wordt die samenhang voor een groot deel ook bepaald door het individuele studieplan van de student, de collectieve studieplannen en door telkens de aanbodgestuurde programmaonderdelen (deels) af te stemmen op de behoefte van de student. Aldus biedt de opleiding voldoende voorwaarden om de student in staat te stellen zèlf samenhang te zoeken en te bewerkstellingen – het is per slot een masteropleiding.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 20

Facet 2.4. Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat

programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen.

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Compacte roostering De maandag is ‘opleidingsdag’: 8 à 10 contacturen. Omdat de studenten de masteropleiding combineren met een, vaak drukke, eigen werkkring in de kunsteducatie, wordt de keuze voor een compacte studie- / contactdag over het algemeen hoog gewaardeerd. Het vergt wel en en in het eerste stadium een ruime mate van zelfstudie en discipline, wil de student aan de verplichting voldoen 30 ec’s te verwerven in het 1e jaar om naar het 2e jaar te mogen doorstromen. Maar men mag dat van masterstudenten verwachten. En dat doet de opleiding dan ook. Overigens blijkt uit de gegevens m.b.t. de informatie- en selectiebijeenkomsten, dat studenten reeds bij aanvang een reëel beeld wordt geschetst van de studielast. Compacte roostering impliceert ook, dat ‘alles’ op de maandag moet gebeuren, zowel de colleges en de individuele gesprekken, als de collectieve interdisciplinaire samenwerking en de toetsing. Hierdoor ontstaat soms een piekbelasting, ook voor docenten. II Studiebelemmerende factoren In de jaarlijkse studentenquête en tijdens de wekelijkse (!) masterkring bijeenkomst vindt per programmaonderdeel evaluatie plaats van de vastgestelde studielast. Wanneer er op onderdelen overbelasting ontstaat, zoekt de opleidingsoördinator in overleg met de betreffende docent naar een oplossing. Tijdens de individuele coachingsgesprekken kunnen studiebelemmerende factoren worden besproken, op basis waarvan remediërende afspraken gemaakt worden met de student en/of de betrokken docent(en). Voor veel studenten speelt ook de combinatie van de studie met de werkkring een rol in de piekbelasting. De opleiding stelt zich flexibel op als het gaat om inleverdata; soms benut een student een vakantieperiode om achterstalligheden bij te werken. Het is evenwel een voorwaarde alle 30 ec’s van het eerst jaar behaald te hebben, alvorens te starten met de specialisatiefase. III Conclusie De studielast is weliswaar hoog, maar voldoende over het totale programma gespreid. Er zijn -dat is een min of meer ‘natuurlijk’ gegeven- piekperioden. Voorzover deze de studievoortgang zouden belemmeren, heeft de opleiding daar tijdig zicht op en neemt zij samen met de student passende (remediërende) maatregelen. Dit geldt overigens ook voor andere factoren (studie – werk - gezin) die de studievoortgang zouden kunnen hinderen. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten (en alumni) werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 21

Facet 2.5. Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de

instromende studenten: bachelor kwalificatie en eventueel (inhoudelijke) selectie. Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Selectieprocedure en eisen De gehele selectieprocedure is helder omschreven in de notitie “Instroomeisen”. Jaarlijks vinden drie voorlichting- en wervingsbijeenkomsten plaats, steeds georganiseerd door de opleidingscoördinator en de studiecoach. De bijeenkomst bestaat uit een informatief gedeelte met een presentatie over de opleiding en een selectiegedeelte, bestaande uit een groepsopdracht, een vragenlijst en een individueel gesprek. Kandidaten wordt vooraf gevraagd een recent CV en een korte motivatie voor de opleidingskeuze toe te sturen. Tijdens de bijeenkomst vindt een kennismaking, groepsopdracht en individueel gesprek plaats, op grond van een ingevulde vragenlijst en de CV. De kandidaat wordt getoetst ten aanzien van: niveau van (interdisciplinair) denken en communiceren studeerbaarheid (persoonlijke omstandigheden en veronderstelde studievaardigheid) attitude en motivatie ten aanzien van samenwerken

Deze onderdelen worden getoetst door respectievelijk groepsopdracht en groepsgesprek individueel gesprek n.a.v. vragenlijst individueel gesprek a.h.v. CV en motivatiebrief.

De drie punten waarop geselecteerd wordt zijn: aanwezigheid bachelordiploma docent kunstvak aantoonbare motivatie voor interdisciplinair werken evenwichtige samenstelling van de groep.

Ten aanzien van het laatste criterium is gebleken dat studenten met een beeldende achtergrond veruit in de meerderheid zijn in de aanmeldingen. De opleiding streeft evenwel naar een evenwichtige verdeling van disciplinaire achtergrond van de studenten. Het is de afgelopen jaren steeds gelukt om het aantal studenten beeldend niet meer dan 50% van het groepsaantal te laten zijn. In sommige gevallen is om die reden gewerkt met een wachtlijst voor studenten beeldend. Alleen wanneer er nog aanmeldingen kwamen met een andere disciplinaire achtergrond, konden er weer studenten beeldend bij. Dit heeft in geen gevallen geleid tot afwijzing van een kandidaat. Sinds studiejaar 2009 -2010 is een uitzondering op deze toelatingseisen ingesteld, in overleg met het CvB en het hoofd van het Expertisecentrum Kunsteducatie. Deze uitzondering houdt in, dat ook studenten zonder een bachelordiploma Docent Kunstvak kunnen worden toegelaten, mits zij beschikken over: (i) afdoende compensatie op gebied van onderwijservaring in de kunsteducatie (ii) afgeronde hbo/ universitaire vooropleiding en (iii) relevante leervraagstelling. II Heterogene instroom De beginfase van het opleidingsprogramma is zodanig opgezet, dat rekening wordt gehouden met de heterogene instroom. De heterogeniteit van de groep is groot. Verschillen in werkervaring, disciplinaire achtergrond en binnen- en buitenschoolse gerichtheid maken de groep zeer divers van samenstelling. Om in te spelen op deze diversiteit neemt het docententeam het thema van het eerste semester ‘verkenningen’ als inhoudelijk uitgangspunt. Niet alleen de verschillende aandachtsgebieden per domein worden inhoudelijk verkend, maar ook de verschillende posities die de studenten innemen ten aanzien van deze inhoud wordt in kaart gebracht, gedeeld en tot voordeel gemaakt door inzet van werkvormen waarbij uitwisseling centraal staat.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 22

III Deficiënties Behalve de studeerbaarheid is ook het theoretisch startniveau een belangrijk aandachtspunt gebleken. Aangezien bachelorafgestudeerden in bezit zijn van de brede bevoegdheid voor het gehele werkveld, inclusief het complexe bovenbouw vak CKV2/ Kunst Algemeen, mag een behoorlijke theoretische kennis op gebied van cultuurgeschiedenis als aanwezig verondersteld worden. Er wordt inmiddels gewerkt met een zogeheten “zomerliteratuurlijst”, waarmee studenten met een geringe theoretische achtergrond de periode voorafgaand aan de studie kunnen benutten om bij te lezen. IV Doorlopende leerlijn bachelor - master Om de instroom van eigen bachelor-afgestudeerden te bevorderen is in het vierde jaar van de docentopleidingen een keuzemodule ontwikkeld gericht op de didactiek van ‘Kunst Algemeen’. Hierdoor is er sprake van een doorlopende leerlijn bachelor-master: het interfacultaire programma in de eerste drie studiejaren van de bachelor leidt via de keuzemodule tot een aansluiting bij de inhoud en het niveau van de masteropleiding. V Conclusie De opleiding neemt voldoende maatregelen (bijvoorbeeld: voorlichting, ‘verkenning’ bij de aanvang van het 1e jaar, professionele selectie, “zomerliteratuurlijst”) om de aansluiting op de bachelorniveau te realiseren. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. Facet 2.6. Duur De opleiding voldoet aan de formele eis (ten minste 60 ec’s) m.b.t. de omvang van

het curriculum van een hbo masteropleiding. Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observatie. I Duur Uit de beschrijving van alle onderdelen uit het curriculum blijkt, dat de omvang van de opleiding correspondeert met 60 ec’s. II Conclusie De opleiding voldoet aan de formele eis m.b.t. de omvang van het curriculum van een hbo masteropleiding.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 23

Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Van aanbodgericht naar vraaggestuurd Het eerste jaar van de opleiding is ingericht als basisjaar met een programma-aanbod waarin het fundament wordt gelegd voor een succesvol, vraaggestuurd zelfstudieproces in het tweede jaar. De opleiding ontwikkelt zich dus van aanbodgericht naar vraaggestuurd. Hiermee sluit de opleiding met haar didactisch concept aan bij actuele onderwijskundige inzichten. In de programmastructuur en het jaarrooster krijgt dit didactisch concept ook een ‘dagelijkse’ uitwerking: de opleiding begint met een gerichtheid op de student, en eindigt met een gerichtheid op het werkveld waarin de student als master uitstroomt. Dit vindt zijn didactische uitwerking in het individueel studieplan (ISP) en het collectief studieplan (CSP). Het jaarrooster begint met hoor-, werk- en gastcolleges en gaat geleidelijk over in een op individuele afspraken en facultatieve colleges gebaseerd ‘leeg’ rooster, waarin de student zijn eigen programma vormgeeft. Deze aanpak past overigens bij een masteropleiding. II Werkvormen Doordat studenten al werkzaam zijn in de praktijk, krijgt het theoretisch deel meer aandacht dan praktijkprojecten. De opleiding is gericht op theoretische scholing in het perspectief van en ten behoeve van de verdere ontwikkeling van de beroepsuitoefening. De werkvormen en opdrachten zijn zodanig uitdagend dat studenten de master-competenties kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door kennisgerichte hoorcolleges, verdiepende werkcolleges, individueel onderwijs, presentaties, projectopdrachten, adviseringstraject, praktijkopdrachten en onderzoek. III Elektronische leeromgeving – ELO De opleiding zet op diverse manieren ICT in, als hulpbron in het onderwijs en als elektronische leeromgeving (ELO). De ELO speelt een cruciale rol in informatievoorziening, maar ook als onderwijskundig hulpmiddel door het digitaal studentportfolio te gebruiken als instrument voor reflectie, beoordeling en ordening van het leerproces. De opleiding maakt actief gebruik van de door ICT beschikbaar gestelde elektronische leeromgeving ‘Sharepoint’. IV Conclusie Het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van competenties op masterniveau. Het didactisch concept sluit daarop aan door een sterke domeingeoriënteerde theoretische scholing. De centrale plaats die de interactie tussen opleiding en werkveld in het programma inneemt, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht. Sterk punt in dit verband vindt het auditteam de ‘masterkring’, het collectieve studieplan en de interdisciplinaire eindpresentatie. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 24

Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Bewaking toetskwaliteit Voor alle toetsvormen (zie § II) geldt, dat de bij beoordeling te hanteren criteria zijn gebaseerd op een combinatie van de competentiematrix, de doelstelling van de opdracht en het beoogde masterniveau zoals omschreven in de Dublin descriptoren. De gedragsindicatoren uit de competentiematrix leiden tot concrete criteria, dan wel eisen waaraan moet worden voldaan. Deze staan omschreven in de studiegids of in tijdens de colleges uitgereikt aanvullend lesmateriaal, dat is terug te vinden op de elektronische leeromgeving. De opsteller van deze criteria is in alle gevallen de docent die de betreffende opdracht formuleert in het kader van het domein of onderwerp. Gebruik in de opleiding is, dat de opsteller van deze criteria tevens de beoordelaar is van de betreffende opdracht of toets. Bij de beoordeling van grote praktische opdrachten waarbij de resultaten een persoonlijk karakter hebben wordt, indien mogelijk, gebruikgemaakt van twee beoordelaars. Deze beoordelaars geven onafhankelijk van elkaar hun oordeel. Na de beoordeling van de laatste kandidaat vergelijken de beoordelaars hun beoordelingen en komen zij tot een gemeenschappelijk eindoordeel. Indien zij niet tot overeenstemming komen worden hun scores gemiddeld. Bij het vaststellen van de toetsen criteria en de beoordelingsnorm treedt de docent in collegiaal overleg tijdens het docenten teamoverleg, ten einde onderlinge afstemming over criteria te laten plaats vinden. Al dus is een hecht stelsel van toetsen, criteria en beoordelingsvormen ontstaan, dat regelmatig ter sprake komt tijdens het teamoverleg. Tijdens het specialisatietraject wordt de student door twee docenten begeleid, te weten de eerste en tweede begeleider. De eerste begeleider bespreekt en bewaakt het proces, en kent overeenkomstig de beoordelingsformats de studiepunten toe. De tweede begeleider is vooral inhoudelijk begeleider. Deze docent ondersteunt met name de inhoudelijke ontwikkeling en voortgang van de specialisatie. De tweede begeleider onderhoudt tijdens het docenten teamoverleg (en zo vaak als daarbuiten noodzakelijk is) contact met de eerste begeleider over de voortgang. De eerste begeleider kent alleen studiepunten toe, indien de tweede begeleider hiermee akkoord gaat. Het is aan de eerste begeleider dit te checken en te communiceren, conform de procedure en middels de beoordelingformats. De student zoekt naast de eerste en tweede begeleider vanuit het docententeam ook een externe begeleider. Deze professional fungeert met name als klankbord voor de student, en beoordeelt niet als zodanig het eindproduct. Zijn of haar input wordt door de student verwerkt in het procesverslag. De eerste en tweede begeleiders beoordelen op grond van deze verslaglegging de kwaliteit van de verwerking van deze input door de student. De student beschrijft de interactie met de extern begeleider in het procesverslag, en reflecteert zelf op de wijze waarop de feedback van de externe begeleider verwerkt wordt in de specialisatie-producten. De kwaliteit van deze reflectie wordt gaande het specialisatietraject beoordeeld door de eerste begeleider. II Programma van toetsing en afsluiting Inleiding Omdat de opleiding grote nadruk legt op samenwerking, werkcolleges en competentiegericht onderwijs, wordt veel gewerkt met praktische opdrachten die zo veel mogelijke aansluiten bij de beroepspraktijk. Veel aandacht wordt besteed aan de inhoudelijke en technische uitdrukkingsvaardigheid. In het tweede jaar staat de voorbereiding op en de uitvoering van het eigen studietraject ‘specialisatie’ centraal.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 25

De criteria en procedures rond het afstuderen kennen een individueel gedeelte (portfolio) en een collectief gedeelte (afstudeerpresentatie). Beide zijn helder beschreven in de Studiegids. Ook via diverse formats, opgenomen in de studiegids, is het beoordelen inzichtelijk gemaakt. Voor grotere beoordelingen zoals projecten, afstudeerwerken opdrachten, en presentaties zijn de beoordelingskaders eveneens gespecificeerd op en wel op een wijze die, naar het oordeel van het auditteam, recht doet aan het niveau dat van studenten mag worden verwacht. Dankzij de transparante en inzichtelijke beoordelingsprocedure vastgelegd in heldere formats, wordt de kwaliteit van de toetsen en de beoordelaars tijdens de specialisatietrajecten gewaarborgd. De resultaten worden door de betreffende docent teruggekoppeld aan de student. Hiermee waarborgt de opleiding de leereffectiviteit van beoordelen en toetsen naar studenten. Zie hieronder een totaal overzicht. Overzicht Domein Verkenningen Fundamenten Specialisatie Evaluatie /

afstuderen Kunst interdisciplinair

Introductie colleges werkweekend

Gastcolleges colleges theorievorming practicum interdisciplinair werken

Individueel traject Interdisciplinaire samenwerking werkveldopdracht

Individueel traject (ISP) Collectief traject (CSP) afstudeerpresentatie

Toetsvormen D - SP - SP D - SP - MT - W SP - W - EP D - SP MT - P Kunst educatie Zelfstudie basisboek

cultuurgeschiedenis gastcolleges en colleges (interdisciplinaire) didactiek en methodiek

Hoorcolleges + literatuurstudies werkcolleges theorievorming methodiek + visievorming

Verplichte werkopdracht Individueel traject Interdisciplinaire samenwerking werkveldopdracht

Individueel traject (ISP) Collectief traject (CSP) afstudeerpresentatie

Toetsvormen D - SP - P D - T1/ T2 - SP - P P - SP - W - EP D - SP – MT - P- MP Kunst en management

Werkcolleges masterkring gastcolleges

Colleges Workshops trainingen

Individueel traject Interdisciplinaire samenwerking werkveldopdracht

Individueel traject (ISP) Collectief traject (CSP) Afstudeer presentatie

Toetsvormen D - SP - W D - SP - P - W - T P - SP - W - EP D - SP - MT - P Kunst en onderzoek

Colleges gastcolleges literatuurstudie

Werkcolleges Individueel traject Interdisciplinaire samenwerking werkveldopdracht

Individueel traject (ISP) Collectief traject (CSP) afstudeerpresentatie

Toetsvormen D - SP - W D - SP - P - W P - SP - W - EP D - SP - MT - P D Deelname

P Presentatie SP Schriftelijk verslag in portfolio MT Mondeling toelichting T Tentamen W Werkopdracht EP Eindproduct of -productie

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 26

III Relatie tussen onderwijs en toetsing De opleiding Master Kunsteducatie legt, zo blijkt uit de programmabeschrijving, een duidelijke relatie tussen het onderwijs enerzijds en inhoud, niveau en vorm van de toetsing anderzijds. De eindkwalificaties van de opleiding zijn vertaald naar concrete, meetbare (!) leerdoelen. Het geheel van de toetsen en beoordelingen is dekkend voor de inhoudelijke aspecten van de beoogde eindkwalificatie. Daarnaast sluit de vorm van de toets telkens aan bij de aard van de eindkwalificaties. Op basis van de informatie in de Studiegids en de gesprekken met studenten tijdens de visitatie concludeert het auditteam, dat voor studenten de relatie tussen leerdoelen en toetsing duidelijk zijn. Studenten zijn vooraf op de hoogte van de aard van de toetsing (toetsvormen), de criteria waarop ze worden beoordeeld (inhoud) en de relatie van die criteria met de achterliggende competenties en doelstellingen (niveau). Kortom: de wijze van toetsing sluit aan bij het onderwijs(doel). De opleiding heeft de planning, procedures, methoden, vereisten en criteria met betrekking tot beoordeling en toetsing expliciet beschreven. In het eerste jaar vinden deze beoordelingen plaats onder auspiciën van de betreffende docenten, die de beoordeling relateren aan de gestelde doelstellingen en eisen. De doelmatigheid van de relatie tussen toetsvorm en leerdoelen van een studieonderdeel wordt in het teamoverleg regelmatig besproken. IV Samenvatting De opleiding heeft in korte tijd een veelheid aan effectieve werkvormen en bijbehorende toetsvormen ontwikkeld. Gezien het zeer verschillende kennisniveau van de studenten bij aanvang worstelt de opleiding soms met het vaststellen van het juiste niveau op het juiste moment, met name als het gaat om het vak cultuurgeschiedenis. De opleiding werkt aan de ontwikkeling van een mechanisme om de technische kwaliteit (validiteit, betrouwbaarheid en) objectiviteit) van toetsen verder te borgen en de consistentie van de beoordelingsgrondslag te verhogen. Met name de studieonderdelen ‘specialisatie’ en ‘collectief afstuderen’ behoeven wat dit betreft nog verbetering. Acties die op dit punt al ondernomen zijn: (i) de vergelijking van eindscripties en verslagen met de landelijke jurering van scripties in de Max van der Kampprijs en (ii) de loskoppeling van de eindpresentatie en de diploma-uitreiking, waardoor meer ruimte ontstaat om de eindpresentatie nadrukkelijk en inhoudelijk te beoordelen. Ook zal de komende jaren meer aandacht worden gegeven aan de effectiviteit van peer-assessment. Tijdens de masterkring vindt dit weliswaar voortdurend plaats, maar er is meer transfer naar andere beoordelingsmomenten mogelijk en wenselijk. Ander aandachtspunt is de scholing van masterdocenten in de techniek van toetsen en beoordelen. Ten slotte zal de opleiding per competentiedomein de gedragsindicatoren verder concretiseren en de koppeling tussen competentieomschrijvingen, opdrachten en toetsen verder verfijnen. V Conclusie De huidige wijze van toetsen en beoordelen is qua inhoud, vorm en niveau voldoende, ook al vertoont de systematiek enkele zwakheden, daar waar het de validiteit betreft. De opleiding (gestart in 2006) is wat dit betreft nog volop in ontwikkeling. Het getuigt van een professioneel zelfinzicht èn van ambitie om het systeem van toetsen en beoordelen telkens onder de loep te nemen om het op een hoger plan dan ‘voldoende’ te brengen. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 27

3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een

verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Relatie met het beroepenveld Uit de CV’s van de docenten, uit het overzicht van hun publicaties en van de projecten waarin

zij participeren blijkt, dat de docenten in het beroepenveld actief en over een uitgebreid een

professioneel (internationaal) relatienetwerk beschikken en daar ook gebruik van maken:

alumni (via jaarlijkse ontmoeting van masterteam en alumni), andere vertegenwoordigers uit

het beroepenveld (onder andere via de Werkveldcommissie), collega’s van verwante

opleidingen (via het landelijk masteroverleg en via interne beleidscommissie docentopleidingen)

en vertegenwoordigers uit relevante onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen

(uitwisselingsproject met Radbouduniversiteit Nijmegen). Voorts volgen de docenten de

ontwikkelingen in de beroepspraktijk in het kader van hun activiteiten in de verschillende

segmenten binnen de kunsteducatie: Advisering gemeentelijke instellingen en scholen Lesgeven in kunstvakken Voortgezet Onderwijs Bezoek en presentaties (inter)nationale congressen en conferenties Verzorgen van trainingen en masterclasses voor docenten Schrijven van recensies, essays, onderzoeksverslagen ten behoeve van diverse dag- en

vakbladen. Publicaties en presentatie ten behoeve van ondernemende kunstenaars en kunstdocenten Actieve participatie in structurele en incidentele samenwerkingsprojecten met

(bijvoorbeeld) theatergroep Vis à Vis, Instituut Beeld en Geluid, Zwols Stadsfestival Zwart, Project Cultuurdebat, Project Mediawijsheid (i.s.m. Amsterdams Hogeschool voor de Kunsten), internationale projecten onder auspiciën van INSEA.

II Internationale oriëntatie De lector Kunsteducatie, tevens masterdocent ‘onderzoek’, heeft een wijdvertakt internationaal netwerk op gebied van kunsteducatie. Als voormalig voorzitter van de INSEA is hij bij veel internationale projecten en uitwisselingen betrokken geweest. Tijdens het laatste INSEA-congres in Japan 2009. De opleidingscoördinator is ook al langere tijd actief in internationale setting. Tijdens een vierjarig Comeniusproject (1996 – 2000) deed zij onderzoek naar het beoordelen van creatieve processen samen met middelbare scholen in Finland, Zweden en Hongarije. Inmiddels is zij ook actief tijdens INSEA-bijeenkomsten; zij verzorgde eveneens een presentatie tijdens het laatste wereldcongres in Japan. De lector en de opleidingscoördinator hebben in het najaar van 2009 een uitwisselingsproject opgestart met Carl-Peter Busch Schule in Giessen. De activiteiten in bovengenoemde internationaal netwerk wordt met name ingezet ter bevordering van de eigen professionaliteit van de docenten, maar vinden ook direct hun weerslag in de programma-uitvoering van de opleiding en in de ondersteuning van studenten bij het vinden van toegang tot het (internationale) beroepenveld. Dit gebeurt met name tijdens de colleges van de lector en de opleidingscoördinator.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 28

III Conclusie Zowel op het niveau van het management als op het niveau van de individuele docent opereert de opleiding zeer actief binnen een uitgebreid (internationaal) professioneel netwerk in de sector Kunsteducatie, waar de opleiding vervolgens in haar onderwijs aantoonbaar gebruik van maakt. De verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten. Reden dit facet als ‘goed’ te kwalificeren. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd. Facet 3.2. Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit

te verzorgen. Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Formatie Het masterteam bestaat uit 6 medewerkers. Allen, behalve de studiecoach, die later bij het team is begonnen, hebben een vast dienstverband aangesteld. De opleiding kent één stafmedewerker die de opleiding secretarieel, organisatorisch en administratief ondersteunt, hetgeen voorziet in voldoende capaciteit t.b.v. de onderwijsondersteunende processen. De werkdruk was bij aanvang van de opleiding hoog; ieder heeft eigen tijd gestoken in de ontwikkeling van de opleiding, naast de beschikbaar gestelde extra ontwikkeltijd. Inmiddels is de werkdruk genormaliseerd, zo meldden de docenten in het gesprek dat het auditteam met hen voerde tijdens de visitatie. De docent-student ratio is op dit moment is ongeveer 1 : 28 (formatie van 0,8 fte op 23 studenten). Dat is werkbaar en voldoende om het opleidingsprogramma (onderwijs, begeleiding) volledig te implementeren. Vanuit deze formatie is voldoende capaciteit ingezet ten behoeve van curriculumopbouw en -innovatie. Dit blijkt ook uit de “Jaartaakbelasting van de masterdocenten”. Wel merkt het auditteam op, dat de geringe baanomvang en de grote betrokkenheid van docenten een spanningsveld creëert, dat voortdurend om aandacht vraagt. Ook de omvang van de betrekking van coördinator (0,3 fte) is krap, gezien de inhoud van de baan en de ambitie van de opleiding. II Conclusie De opleiding Master Kunsteducatie zet weliswaar voldoende personeel in, maar zou op het niveau van coördinatie de formatie moeten uitbreiden.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 29

Facet 3.3. Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en

organisatorische realisatie van het programma. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Kwalificaties Uit de CV’s van de docenten blijkt, dat zij allen een (relevante) universitaire achtergrond hebben, naast hun docentschap in het beroepenveld werkzaam zijn en geregeld in vakbladen publiceren. Het personeel van de opleiding is ruimschoots gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Zij zijn ruim voldoende geschoold en hebben een grote didactisch ervaring, wat hen in staat stelt op masterniveau onderwijs te verzorgen. Eén docent is gepromoveerd, terwijl een tweede docent bezig is te promoveren. II Kwaliteitsbewaking Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken worden volgens het ArtEZ beleid ingepland en uitgevoerd. De afspraken worden, zo blijkt uit de verslagen, schriftelijk vastgelegd. Via jaarlijkse evaluaties wordt ook het functioneren van de docenten door studenten beoordeeld. Deze beoordeling wordt meegenomen in het functionerings- of beoordelingsgesprek. Omdat de masteropleiding relatief kort bestaat is het moeilijk om thans reeds algemene beleidsconclusies aan de functioneringsgesprekken te verbinden. Een terugkerend onderwerp is het spanningsveld tussen de omvang van de baan (die klein is, in verband met de geringe grootte van de opleiding) en de mate van betrokkenheid en inzet van de docenten. De opleidingscoördinator verwerkt deze aandachtspunten zoveel mogelijk in het opstellen van reële en niet te krappe jaartaakbelasting. Tijdens functioneringsgesprekken komt ook scholingsbehoefte ter sprake. In de meeste gevallen, zo constateert het auditteam, wordt dit gehonoreerd. III Conclusie In termen van discipline- en werkveldkennis & -ervaring en in termen van didactische bekwaamheid is de kwaliteit van het docenten ruimschoots voldoende. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 30

4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te

realiseren. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Huisvesting Alle activiteiten van de masteropleiding vinden plaats in de nieuwe vleugel van het ArtEZ Sophiagebouw in Zwolle. Op de bovenste verdieping van de nieuwbouw liggen twee riante lokalen die elke maandag zijn gereserveerd voor de ‘masterdag’. Aangezien deze lokalen voorzien zijn van een vaste opstelling met beamer, geluidsinstallatie en projectiescherm en er ook een verduistering mogelijkheid is, vormen deze ruimtes een goede en multifunctionele uitvalsbasis. Hiermee wordt aan de wensen van docenten en studenten tegemoet gekomen. Door de flexibele inrichting met inklapbare tafels en stapelbare stoelen zijn de voorzieningen voldoende om het totale palet aan werkvormen (individueel, hoor- en werkcolleges, practica, groepswerk, praktijksimulaties e.d.) te kunnen realiseren. II ICT voorzieningen Sinds januari 2006 beschikt ArtEZ over een nieuwe netwerkinfrastructuur op basis van glasvezelverbindingen. Dit glasvezelnetwerk heeft voldoende capaciteit om de opleiding in staat t stellen geluid en bewegende videobeelden over het intranet te verspreiden en centraal in digitale vorm op te slaan. Concrete toepassingen: video conferencing: met computer, webcam en software is video conferencing mogelijk

binnen ArtEZ. Aldus werkt de opleiding op afstand met internationale (gast)docenten. Zij kunnen digitaal advies of theoretisch educatief materiaal aanbieden.

narrowcasting: door intern ArtEZopnames van concerten en presentaties digitaal op te slaan en via het intranet te verspreiden wordt een groter publiek bereikt.

III Mediatheek De mediatheek, met vestigingen in Arnhem, Enschede en Zwolle, beschikt over een buitenwoon uitgebreide collectie boeken, tijdschriften, bladmuziek, videobanden, dvd's, dia's, cd's en andere beeld- en geluidsdragers op het gebied van beeldende kunst, bouwkunst, muziek, theater en dans. Ook heeft de mediatheek allerlei (ook digitale) abonnementen op vakpublicaties. Er zijn faciliteiten voor het bekijken en beluisteren van deze media. Studenten kunnen gebruik maken van alle ArtEZ mediatheken. In elke mediatheek is de catalogus van de totale collectie te raadplegen. In samenwerking met de ICTafdeling is een online catalogus tot stand gebracht via het Vubissysteem. Via het intranet hebben studenten en docenten inzage in de catalogus. Maandelijks publiceren de mediatheken een overzicht van nieuwe aanwinsten. IV Conclusie Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed. De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, ook in het perspectief van het ‘effectief en rechtstreeks gebruikmaken van externe deskundigen’ en de mediatheek is zeer wel voorzien en van hoge kwaliteit, als zelfstandige informatiebron (brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen. Uit de studentevaluaties komt een zelfde beeld naar voren. Iets wat tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten werd bevestigd.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 31

Facet 4.2. Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat

met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de

behoefte van studenten. Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Begeleiding Coaching Gelet op de reeds aanwezige competenties van de studenten die allen op bachelorniveau instromen, en gelet op het feit, dat een master opleiding opleidt tot zelfstandige en/of leidinggevende functies, legt de opleiding -en dat is naar het oordeel van het auditteam volkomen terecht- in de ‘studiebegeleiding’ het accent op het initiatief van de student. Hij/ zij plant naar eigen inzicht afspraken met de studiecoach om de individuele studievoortgang te bespreken. De studenten zien de studiecoach gemiddeld één maal per semester. De studiecoach rapporteert haar bevindingen in het masterteamoverleg. Daarnaast worden studenten op aanvraag begeleid in het eerste jaar. In de meeste gevallen vindt dit plaats tijdens de werkcolleges van de verschillende domeinen. Tijdens de masterkring worden de studenten collectief gecoacht met als doelstelling een zelfstandig functionerend effectief samenwerkingsverband te worden. In het tweede jaar vinden de masterkring bijeenkomsten grotendeels zelfstandig plaats. Het accent van de studiebegeleiding komt te liggen in het specialisatietraject. Studenten hebben een eerste begeleider, die verantwoordelijk is voor de studievoortganggesprekken en - registratie, en een tweede begeleider die vooral inhoudelijk ‘meekijkt’. Zowel de eerste als de tweede begeleider zijn masterdocenten die op verzoek van de student aan het begeleidingstraject zijn verbonden. Ook de voorbereiding van het collectieve deel van het afstuderen, de interdisciplinaire eindpresentatie, wordt (procesmatig) begeleid door de studiecoach. Hiertoe wordt vaak een gastdocent uitgenodigd, om vaardigheden als projectplanning en concepting een impuls te geven. Het voorbereidingsproces van de eindpresentatie wordt verder gevolgd en begeleid door de eindpresentatie commissie, bestaande uit enkele leden van de werkveldcommissie, de coördinator van de opleiding en de studiecoach. Wanneer de student in de problemen komt, kan hij of zij bij verschillende begeleiders terecht, mede afhankelijk van de aard van het probleem. Een overzicht: inhoudelijke studievragen: student neemt contact op met de betreffende masterdocent; procesmatige studievragen/ studeerbaarheidvragen: student maakt afspraak met

studiecoach; praktische en organisatorische vragen: student maakt afspraak met coordinator. Indien

problematiek de hele groep aangaat, wordt de studieleider erbij betrokken. II Volgsysteem De opleiding beschikt over een eenvoudig en, ook naar het oordeel van de studenten, doeltreffend studie volgsysteem, waarmee tijdig studievertraging en de mogelijke oorzaken daarvan gesignaleerd kunnen worden. Het studie volgsysteem is planmatig opgezet door middel van een fasering in het jaarrooster, gekoppeld aan het programma van toetsing en afsluiting. De implementatie van het studie volgsysteem wordt periodiek geëvalueerd door studenten in de masterkring en door middel van de afstudeerenquête.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 32

III Digitaal portfolio Het digitaal student portfolio fungeert weliswaar in de eerste plaats als centraal bereikbare opbergplaats voor alle studieonderdelen, zoals uitwerkingen van colleges, opdrachten en reflectieverslagen van de student, maar het is ook een begeleidingsinstrument voor de docent die begeleiding en feedback geeft via portfolio door het commentaar op het portfolio te uploaden. Het CV, ISP en later ook het CSP en andere documenten zijn voor elke docent bereikbaar waardoor dit ook functioneert als ‘ijkpunt’ in de begeleiding. IV Informatievoorziening De informatievoorzieing heeft de opleiding voortreffelijk geregld. Mede dankzij ArtEZ ntranet waarop alle geledingen van ArtEZ informatie kunnen plaatsen, zoals reglementen, gegevens van ondersteunende diensten en de ArtEZ agenda. De opleiding verspreidt informatie naar studenten via voorlichtingsbrochures, studiegids met les- en vakomschrijvingen, website en Elektronische Leeromgeving (ELO). Met name dit laatste medium is een veelgebruikte, en voortreffelijk functionerende schakel in de communicatie. Niet alleen de coördinator, studiecoach en masterdocenten maken veelvuldig gebruik van de ELO om te communiceren met studenten, ook de studenten zelf gebruiken ELO voor bijvoorbeeld: afspraken, mededelingen, portfolio, procesverslaglegging, discussie. V Conclusie De studiebegeleiding en de informatievoorziening zijn goed georganiseerd en worden effectief uitgevoerd via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Deze doelstellingen houden niet alleen verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering maar ook en vooral met het ontwikkelen van professionele competenties in lijn met de doelstelling van opleiding en van student. Gelet op de geringe omvang van de opleiding en gelet op de horizontale relatie tussen docent en student, is enerzijds het onderlinge contact laagdrempelig en hecht en worden anderzijds eventuele begeleidingvragen en/of behoeften onmiddellijk expliciet gemaakt.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 33

5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare

streefdoelen. Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Algemeen De opleiding Master Kunsteducatie besteedt, getuige de hoeveelheid documenten, veel aandacht aan beleid en evaluaties en wordt daarbij adequaat ondersteund door ArtEZ, in casu de Afdeling ‘Onderwijs en Kwaliteit’. De tool ter ondersteuning van dit het ArtEZ kwaliteitszorgsysteem is DigOport. Het voordeel van deze tool is dat een opleidingsteam continu informatie kan opslaan over de onderwijsvernieuwingen en dat men gebruik kan maken van multimedia als bewijsmateriaal. Dit laatste past goed bij kunstopleidingen. Het auditteam merkt op, dat het DigOport-systeem bij het opstellen van de voorliggende rapportage geschikt is gebleken: in de teksten wordt verwezen naar documenten waar vervolgens ‘op geklikt’ kan worden. II Feedback instrumenten In nauwe samenwerking met de Afdeling ‘Onderwijs en Kwaliteit’ geeft de masteropleiding haar eigen kwaliteitszorg vorm en inhoud door regelmatig te evalueren, enquêteren en analyseren van de uitkomsten. Deze uitkomsten worden in besproken in het docententeam, met studenten, alumni en leden van het werkveld. Deze gesprekken leiden tot bijstellen van het programma en beleid. Het gaat hier dan om (naast ArtEZ-brede tevredenheidsonderzoeken) formele opleidingsspecifieke feedbackinstrumenten zoals: management reviews (jaarlijks),curriculum enquêtes (jaarlijks), afstudeer enquêtes (jaarlijks), exit-interviews, evaluatief overleg met de opleidingscommissie (tweemaal per jaar) en evaluatief overleg met de Werkveldcommissie (driemaal per jaar). Bij deze formele evaluaties hanteert de opleiding, zo blijkt uit bijvoorbeeld de Management Review 2009 en de verslagen van genoemde evaluatieve overlegsituaties, een doelgericht streefniveau. Daarnaast mag niet onvermeld blijven, dat de opleiding effectief gebruik maakt van informele feedbackmechanismen (gesprekken, masterkring e.d.); dat kan zij ook, gelet op haar geringe omvang en de daarmee samenhangende frequente interactie tussen management, docenten en studenten. III Conclusie Het gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is inzichtelijk gedocumenteerd. De implementatie van

het systeem vindt binnen de opleiding controleerbaar plaats via zowel ArtEZ-brede als

opleidingsspecifieke (zie ad 5.2) procedures. Iets wat in de periodieke managementrapportages

zichtbaar wordt. Het in 2004 geïntroduceerde DigOport-systeem betekent een substantiële

ondersteuning bij de implementatie van de pdca-cyclus binnen de opleiding.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 34

Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare

verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Maatregelen tot verbetering In de Management Review van de opleiding Master Kunsteducatie staat een groot aantal verbetermaatregelen en andere vervolgacties vermeld, als uitkomst van de onder facet 5.1. vermelde evaluaties. Ter illustratie volgen hier de belangrijkste, in de planning (2010) van de opleiding opgenomen verbetermaatregelen: Betere afstemming bereiken over het beoogde bachelor- en masterniveau van de ArtEZ

docentenopleiding. Versterking interne cohesie van het curriculum. Nadere specificatie van het toetssysteem. Nader preciseren van het niveau ‘master’. Herijking studielast. Optimalisering digitaal studentportfolio. Verhoging effectiviteit van de (collectieve) eindpresentaties. Streefcijfers onderwijsrendement bepalen.

II Procedure uitvoering verbetermaatregelen De opleiding implementeert verbetermaatregelen volgens een vaste procedure. Indien in een (in)formele evaluatie een punt van kritiek door studenten wordt geformuleerd, bespreekt de opleidingscoördinator dit in het eerst volgend teamoverleg. Na gezamenlijke analyse van het kritiekpunt discussieert het docententeam over een oplossingsrichting of verbetermogelijkheid. De studiecoach koppelt dit terug naar de studenten. Op de kortst haalbare en wenselijke termijn wordt het verbeterpunt ook daadwerkelijk in de praktijk ingevoerd. De opleiding heeft vooralsnog voldoende middelen (tijd, menskracht, budget) beschikbaar om implementatie van verbetermaatregelen mogelijk te maken. De meeste onderdelen van de opleiding zijn nog jong en niet uitontwikkeld. Bijstellen is hierdoor een natuurlijk onderdeel van de werkzaamheden van het team. In de aanvangsjaren is extra ontwikkeltijd vrijgemaakt. Indien nodig kan extra ruimte worden vrijgemaakt om nieuwe projecten of verbeterde werkvormen te ontwikkelen. Op dit moment vindt deze ontwikkeling plaats binnen de reguliere aanstelling van de docenten, coördinator en studiecoach. III Conclusie Het auditteam heeft met opzet de belangrijkste verbeterplannen in dit rapport opgenomen. Twee zaken blijken daaruit: (i) De opleiding heeft zicht op de ‘zwakke’ punten in haar performance, (ii) de evaluaties leiden zichtbaar tot een groot aantal verbeteracties. Reden om dit facet als ‘goed’ te kwalificeren. Echter, de doelstellingen van die verbeteracties zijn niet in alle gevallen gedefinieerd op een wijze die hen meetbaar maakt. Dit laatste is voor het auditteam reden zich te beperken tot een kwalificatie ‘voldoende’. Voor het overige is het auditteam zeer te spreken over het functioneren van het interne kwaliteitszorgsysteem.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 35

Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het

afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Partijen, betrokken bij interne kwaliteitszorg De opleiding betrekt medewerkers, studenten, alumni en werkveld bij de evaluaties van het onderwijsprogramma en de uitvoering ervan in verschillende overlegvormen. De betrokken partijen worden geïnformeerd over de resultaten van de evaluaties en over de wijze waarop de opleiding de resultaten van de opleiding gebruikt in de verder ontwikkeling/verbetering van de opleiding tijdens deze overleggen. In het docententeam vormen de evaluaties aanleiding tot inhoudelijk gesprek en het opstellen van verbeterpunten. Deze worden opgenomen en besproken in de reguliere verslaglegging van het docententeam overleg. Deze worden via de studiecoach overgebracht aan het studentenoverleg in de masterkring. De werkveldcommissieleden krijgen inzage in de evaluatie en verbeteractie tijdens het werkveldcommissie overleg. Ook hier zijn de evaluatie verslagen aanleiding voor een inhoudelijk uitwisseling, waarvan de resultaten weer worden meegenomen naar het docententeam overleg. Via de werkveldcommissie wordt het beroepenveld betrokken bij de programma evaluatie. Jaarlijks worden de evaluatie uitkomsten met deze commissie besproken. Via de inbreng van de studenten en alumni worden de behoeften van het beroepenveld in de ontwikkeling van de opleiding betrokken. Alle studenten zijn immers werkzaam in een segment van het beroepenveld, en velen van hen komen met een concreet vraagstuk uit hun beroepspraktijk de opleiding binnen. Externe beoordelaars spelen een rol bij de evaluatie van afstudeerproducten, zoals scripties en de collectieve afstudeerpresentatie. Met de name de bewaking van het Masterniveau is hierbij een belangrijk aandachtspunt. II Conclusie De opleiding Master Kunsteducatie betrekt alle (direct) belanghebbenden binnen en buiten de opleiding actief en systematisch (zie onder facet 5.1) bij haar evaluaties. Wel merkt het auditteam op, dat de formele consultatie van studenten beter gestructureerd zou moeten worden zodat de studenten meer zicht hebben op wat er met hun kritiek gebeurt. Iets wat de opleiding overigens onderschrijft.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 36

6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde

eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Borging niveau ‘master’ De opleiding zet de volgende instrumenten in om het master eindniveau zeker te stellen: Hoge drempel tot afstudeerfase

o student moet ten minste 45 ec’s hebben verworven vooraleer hij tot de afstudeerfase wordt toegelaten;

o afstudeervoorstel moet door de examencommissie zijn goedgekeurd. Professionele (interne) proces coaching tijdens de afstudeerfase. Professionele externe inhoudelijke begeleiding tijdens de afstudeerfase. Heldere (hoge) eisen waaraan de individuele en collectieve afstudeerproducten moeten

voldoen. Betrokkenheid van het werkveld bij de beoordeling van afstudeerwerkstukken.

II Oordeel van het werkveld Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: de opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij van het werkveld (inclusief alumni) verkrijgt. Aldus maakt de opleiding gebruik van de belangrijkste bron om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (werkveldcommissie, overige experts, alumni) het gerealiseerde niveau als voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die de praktijk stelt aan de competenties van een zelfstandig / leidinggevend beroepsbeoefenaar. III Oordeel auditteam Het auditteam heeft 19 afstudeerwerkstukken beoordeeld. Zijn oordeel is, dat de werkstukken in professionaliteit en qua onderzoek aantoonbaar uitstijgen boven het bachelorniveau. De door het auditteam beoordeelde afstudeerwerkstukken weerspiegelen (i) een gedegen theoretische kennis, (ii) een gedegen onderzoeksmethodologische scholing en (iii) een goed inzicht in ontwikkelingen en problemen binnen het domein Kunsteducatie, ook blijkend uit het scala aan onderzoeksthema’s waarvoor de studenten hebben gekozen. IV Conclusie De opleiding borgt het masterniveau van de afgestudeerden op zorgvuldige wijze. Het niveau van de afgestudeerden wordt door het werkveld inderdaad als masterniveau gekwalificeerd. Dat betekent dat de opleiding er in is geslaagd haar opleiding zodanig in te richten dat zij de doelstellingen (eindkwalificaties) realiseert. Eigen onderzoek van het auditteam (zie onder III) bevestigt dat beeld.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 37

Facet 6.2. Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met

relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. I Gerealiseerd onderwijsrendement Cohort Instroom Afgestudeerd

binnen 2 jaar Voortijdig gestopt

Percentage geslaagden

2006-2007 14 5 9 36 % 2007-2008 18 14 2 77% 2008-2009 12 9

naar verwachting 3 75%

2009-2010 16 nog niet bekend 2 nog niet bekend

Met uitzondering van het 1e cohort dat, bij de start van de opleiding instroomde, is het onderwijsrendement, naar het oordeel van het auditteam acceptabel. Voorzover daar in dit vroege stadium van het bestaan van de opleiding überhaupt iets zinvols over kan worden gezegd. Bovendien, de opleiding is zo klein, dat elke uitvaller al een groot effect heeft op het gerealiseerde rendementspercentage. Mede om die reden hanteert de opleiding thans nog geen streefcijfers. Zij is dat overigens wel van plan, zo blijkt uit de verbeteracties (zie facet 5.2). II Conclusie Het gerealiseerd rendement is gemeten over een zodanig korte periode, dat het als kwaliteitsindicator nog niet functioneel is. Overigens beschouwt het auditteam het gerealiseerd onderwijsrendement wel als acceptabel.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 38

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 39

6. OORDEELSCHEMA

Opleiding Master Kunsteducatie deeltijd

Onderwerp / Facet Oordeel 1. Doelstellingen opleiding V2 1.1. Domeinspecifieke eisen G 1.2. Niveau bachelor G 1.3. Oriëntatie hbo G

2. Programma V 2.1. Eisen hbo G 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma G 2.3. Samenhang programma V 2.4. Studielast V 2.5. Instroom V 2.6. Duur V 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud G 2.8. Beoordeling en toetsing V

3. Inzet van personeel V2

3.1. Eisen hbo G 3.2. Kwantiteit personeel V 3.3. Kwaliteit personeel G

4. Voorzieningen V2

4.1. Materiële voorzieningen G 4.2. Studiebegeleiding G

5. Interne kwaliteitszorg V 5.1. Evaluatie resultaten V 5.2. Maatregelen tot verbetering V 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld V

6. Resultaten V2

6.1. Gerealiseerd niveau G 6.2. Onderwijsrendement V

Samenvattend oordeel V

2 Extra aantekening: goed.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 40

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 41

BIJLAGE I VISITATIEPROGRAMMA 15 FEBRUARI 2010 – ZWOLLE HBO OPLEIDING MASTER KUNSTEDUCATIE ARTEZ

Tijd Activiteit / Gesprekspartners Auditoren Onderwerpen 08.30 – 09.30 Auditteam Voorbespreking 09.30 – 10.30 Directie / Coördinator

Diederik Schönau Janeke Wienk

Auditteam: Voorzitter - Hans Stoltenborg Deskundigen - Janpieter Boudens - Peggy Brandon - Geerle van der Wijk - Ad Kuijper (student) Secretaris - Robert Stapert

Kennismaking Definitieve vaststelling programma ------------------------------------------ Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie Personeel Kwaliteitszorg Resultaten / rendementen Relatie beroepenveld / Alumni Internationalisering Expertisecentrum / Lectoraat - relatie tot opleiding - onderzoek

10.30 – 11.00 Auditteam Interne terugkoppeling / verificatie: - individuele studieplannen - scripties

11.00 – 12.30 Docenten / Lector Ton Lamers (management) Diederik Schönau (onderzoek) Yvonne Drissen (studiecoach) Ruth van Exel (artistieke verd.) Janeke Wienk (kunsteducatie)

Auditteam Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma (binnen- en buitenschools) Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent / opdrachten Onderzoek Internationale oriëntatie Instroom / Studiebegeleiding Afstuderen / Alumnibeleid

12.30 – 13.30 Auditteam Interne terugkoppeling / verificatie

13.30 – 14.00

Rondleiding Janeke Wienk

Auditteam Verificatie voorzieningen

14.15 – 15.15 Studenten Karin Visscher (1e jr.) Carmen Petter (1e jr.) Eduard Molhoek (2e jr.) Simone Gijber (2e jr.) Alumni Wilma Hekkert Tineke Ubbels

Auditteam Intake / Informatievoorziening Kwaliteit docenten Onderzoek Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. buitenschools) Studeerbaarheid / Studielast Materiële voorzieningen Invloed op opleidingsprogramma Kwaliteit en relevantie opleiding

15.15 – 16.15 Auditteam Interne terugkoppeling / verificatie/ vaststellen pending issues

16.15 – 16.45 Directie / Coördinator Auditteam Pending issues

16.45 – 17.15 Auditteam Vaststellen voorlopig oordeel 17.15 – 17.45

Directie / Coördinator

Auditteam

Terugkoppeling voorlopig oordeel

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 42

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 43

BIJLAGE II CURRICULA VITAE & ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN Drs. Hans Stoltenborg Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-HBO en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Drs. Geerle van der Wijk Van der Wijk heeft jarenlange ervaring in het voortgezet onderwijs en in het hbo, als docent, decaan, stagebegeleider, afstudeerbegeleider en lid van de examencommissie. Hij is voorts vanaf 1985 werkzaam bij Teleac (Schooltelevisie), sinds 1990 als projectleider / eindredacteur van o.a. kunsteducatieve programma’s en cross-mediale projecten op het gebied van cultuur, maatschappij en geschiedenis. Daarnaast is hij bestuurslid Stichting Poppodium Burgerweeshuis Deventer, bestuurslid Stichting 50 jaar Nederpop Live, lid van de werkgroep Canon van de Nederlandse Kindertelevisie, lid van de International Association for the Study of Populair Music, lid van het Mediawijsheid Expertisecentrum en (tot 2009) jurylid Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) ‘Verkiezing Docent van het Jaar’. Drs. Janpieter Boudens Boudens heeft jarenlange ervaring in het voorgezet onderwijs als conrector (Meander College, 1976-1998) en als directeur (Meander College, 1998-2003). Kunstvakonderwijs is een van de speerpunten van het Meander College. Boudens is voorts actief tot 2008 als bestuurslid van een groot aantal stichtingen in de kunst(educatie)sector, bijvoorbeeld: Stichting Papenstraattheater, Stichting Midzomerfestival, Stichting de Stad als Theater, Stichting Culturele Activiteiten Meander, Stichting De Vuurvogel, Stichting ISIS Theaterproducties. Thans is hij ‘ambassadeur’ van de Cultuurwerkplaats R10 (Zwolle). De laatste jaren is Boudens vooral bezig geweest met regie (kameropera, revue, toneel) en het schrijven van scripts ( Historisch Centrum Overijssel, Zwols Symfonie Orkest) voor multi-disciplinaire projecten. Drs. Peggy Glynel Brandon Brandon is sinds 2005 directeur van het expertisecentrum cultuureducatie Mocca, (Match Onderwijs Cultuur Amsterdam) en uit dien hoofde verantwoordelijk voor het ontwikkelingen en inzetten van instrumenten en activiteiten om in Amsterdam cultuureducatie in alle disciplines zo breed mogelijk in te zetten. Mocca heeft de opdracht alle Amsterdamse scholen en culturele instellingen te stimuleren cultuureducatiebeleid te formuleren en te implementeren en om inzicht te bieden in het voor scholen relevante culturele aanbod in Amsterdam. Van 1999 tot 2006 was Brandon museumdirecteur (SieboldHuis, Leiden), verantwoordelijk voor de totale ontwikkeling en conceptvorming van het SieboldHuis, voor de renovatie en nieuwe permanente tentoonstellingen, fondsenwerving, educatieve en algemene publieksprogramma’s; communicatie met de verschillende partners en belanghebbenden w.o. de gemeente, ministeries, andere musea, Instituut Collectie Nederland (ICN) en de Japanse overheid.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 44

Van 1996 tot 1999 as Brandon verbonden aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde (Leiden), verantwoordelijk voor fondsenwerving, communicatie, marketing en publieksrelaties. Overige functies: Lid stadsdeelraad Amsterdam Oud-West 2001 -2006, actief in de commissies cultuur en onderwijs en bouwen en wonen. Lid bestuur filmtheater Rialto te Amsterdam. Lid Raad van Toezicht Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. Lid Bestuur De Levante, Amsterdam. Lid Bestuur Young, Black & Gifted. Oprichter St. Culture2Connect. Adviseur regeling cultuureducatie Mondriaanstichting (2008-2009). Adviseur regeling cultuureducatie Cultuurparticipatiefonds (2009). Adviseur regeling KulturA Mondriaanstichting. Adviseur voor verschillende culturele activiteiten en instellingen zoals het Surinaams museum, en organisaties voor multiculturele samenwerking. Ad Kuijper Student (2e jaar) Master Kunsteducatie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Sinds 2003 werkzaam op basis van cultureel ondernemerschap als projectleider kunsteducatie (Kunsthuis) bij Stichting XL de Ateliers , Broedplaats voor de Kunsten en erkend Leerbedrijf Artiest te Dronten. Sinds 2005 lid Gemeentelijke Kunst Advies Commissie Nunspeet. Van 2001 tot 2008 artistiek directeur Vrije Akademie voor de Beeldende Kunsten Nunspeet. En mede oprichter en secretaris Stichting Prax te Dronten, Stichting voor interdisciplinaire projecten voor basis- en voortgezet onderwijs. Drs. Robert Stapert Stapert was tot 1981 was hij als docent (Nederlands) werkzaam in Suriname. Nadien is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (Lerarenopleidingen, fusie-operatie, Informatica Stimuleringsplan), Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij werkzaam in het kader van accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Daarnaast is hij intensief betrokken bij de beoordeling van EVC aanbieders. Ten slotte was hij tot voor kort werkzaam als interim coördinator “Interne kwaliteitszorg” bij twee hogescholen die buiten de accreditatieonderzoeken van Hobéon Certificering vallen.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 45

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 46

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 47

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 48

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 49

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 50

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 51

BIJLAGE III WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE, BESLISREGELS 1. Werkwijze 1.1. Bij de beoordeling van de opleiding Master Kunsteducatie is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding Kunsteducatie geldt het volgende: de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals die landelijk zijn overeengekomen tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader in zijn beoordeling betrokken. 2. Beoordelingsprocedure De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 2.1. Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding Master Kunsteducatie, aangeleverde schriftelijke informatie. Kerndocumenten Management Review Opleiding Master Kunsteducatie, ArtEZ -2009

Onderliggende documentatie Zie Bijlage IV.

Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. 2.2. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit drie externe onafhankelijke deskundigen, een student van een verwante masteropleiding alsmede een voorzitter en een secretaris, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (opleidingsmanagement, coördinatie, docenten, studenten, alumni en staf) heeft getoetst (i) of de opleiding de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen heeft geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 52

Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. 3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste

‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.

B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.

C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.

Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam:

uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd;

primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat

als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat

onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;3

een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord;

een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.

3 Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (Programma) acht facetten. Eén ervan betreft

de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde ‘criterium’ (ten minste 60 ec’s) is evenwel geen criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een hbo masteropleiding a priori moet voldoen, wil zij in aanmerking komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit personeel’ Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ of ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie Master Kunsteducatie – ArtEZ, april 2010 ⏐ 53

BIJLAGE IV GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN 1. Management Review Masteropleiding Kunsteducatie (2009) 2. Studiegids 2009-2010 3. OER Master Kunsteducatie 2009 4. Opleiding- en Competentieprofiel KVDO 2004 5. Aanvraag Toets Nieuwe Opleiding 2004 / Besluit NVAO 2005 6. Voorlichting Master Kunsteducatie / Intakeformulier 7. Instroomeisen Master Kunsteducatie 8. Jaarrooster Master Kunsteducatie 9. Honours Programma 10. Literatuurlijst 11. Overzicht Samenhang Lesprogramma 2009-2010 12. Nascholingsprogramma Cursus ‘Theater Nieuwe media en Dans’ en ‘Cultuurgeschiedenis’ 13. ELO bij ArtEZ / ELO Master Kunsteducatie 14. Beleidsnotitie Toetsbeleid Masteropleiding Kunsteducatie 15. Overzicht Masterteam en CV’s 16. Overzicht leden kenniskring en CV’s 17. Overzicht gastdocentschappen 18. Overzicht Publicaties en Presentaties / Lezingenreeks Media Thinking 19. Verslagen functioneringsgesprekken 20. Overzicht Mediatheek Expertisecentrum Kunsteducatie 21. Overzicht Nieuwe Aanschaffen voor Expertisecentrum / Mediatheek 22. Kwaliteit bij ArtEZ – Consistente aandacht voor onderwijs 23. Afdelingsportfolio Onderwijs en Kwaliteit 24. Evaluatiekalender 25. Verbeteragenda 2010 26. Eerstejaars- en afstudeerenquête; Landelijke studenten enquête Master Kunsteducatie 27. Verslaglegging masterkring 28. Resultaten STO 2009 (onderzoek tevredenheid studenten) 29. Rapport Werkbeleving 30. Jaartaakbelasting van masterdocenten 31. Overzicht Afstudeerscripties en specialisatieverslagen 32. 5 Digitale studentportfolio’s 33. 19 Afstudeerwerkstukken 34. Juryrapport Max van der Kamp Scriptieprijs 35. Beleidnotitie Lectoraat / Beleidsnotitie Kenniskring DS / Beleidsnotitie Expertisecentrum

Kunsteducatie / Notitie Onderzoeksbeleid Lectoraat 36. Overzicht Onderzoeksverslagen in het kader van het Lectoraat 37. Onderzoeksverslagen van twee studenten die participeren in het lectoraat 38. Onderzoek naar Danseducatie in Duitsland en Nederland 39. ArtEZ Strategisch Beleidsplan 2006-2009 40. Notulen Werkveldcommissie 41. Verslagen gesprekken met alumni 42. Notulen landelijk masteroverleg 43. Analyse Resultaten Master Kunsteducatie 44. Rapportage Boeien en Binden ArtEZ (relatiebeheer) 45. Notulen Groen Gras 46. Informatie dAcapo 47. Proceedings Congres Osaka 2008