Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

154

description

2010 is een belangrijk jaar voor sociaal-cultureel organisaties omwille van de opmaak van een provinciaal beleidsplan. Dit plan is een ‘annex’ aan het Vlaamse beleidsplan van de organisatie.Organisaties kunnen extra subsidie verkrijgen, als ze de ‘provinciale meerwaarde’ beschrijven. Vooral met dit laatste worstelen sommige organisaties. Om hierbijondersteuning te bieden heeft het platform sociaalcultureel werk een omgevingsanalyse uitgewerkt - een verzameling van gegevens over onze provincie.Wat is er nu zo typisch aan Vlaams-Brabant?Waarin verschilt onze provincie van de rest van Vlaanderen?En hoe kan mijn organisatie daarop inspelen?Je breekt je misschien het hoofd bij het opmaken van jouw beleidsplan?Op ons jaarlijks 3D-forum kom je alles te weten over de gegevens die je in deze provinciale omgevingsanalyse kan vinden :vb. “In 2025 zal in enkele Vlaams-Brabantse gemeenten één inwoner op drie ouder zijn dan 60 jaar. Om welke gemeente gaat het?” / “De Vlaams-Brabander besteedt nauwelijks geld aan socio-culturele activiteiten. Enig idee hoeveel procent van zijn budget dat zou zijn?” / “De prijs voor een bouwgrond of een huis swingt de pan uit. Waar is wonen in Vlaams-Brabant nog betaalbaar?” ... en nog veel meer interessante feiten!

Transcript of Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Page 1: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk
Page 2: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Colofon

2

Page 3: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

3

Opdrachtgever: Provinciaal Platform voor Sociaal Cultureel Werk van Vlaams-Brabant

Samenstelling en tekst: Wim Erkelbout (Vormingplus Oost-Brabant)

Leesgroep: Jos Vetsuypens (Rode Kruis Vlaanderen, Vlaams-Brabant)Niek Goossens (Provincie Vlaams-Brabant – Dienst Cultuur)Jo Rombouts (Provincie Vlaams-Brabant – Dienst Cultuur)Werner Godfroid (Arch’Educ – Vormingplus Halle-Vilvoorde)

Taalnazicht: Liesbeth Provoost (Vormingplus Oost-Brabant)

Sturing:De stuurgroep van het Provinciaal Platform voor Sociaal Cultureel Werk

Oplage: 150 exemplaren

Foto: Stoeterij Diepensteyn, PALM Breweries Steenhuffel

Uitgave: september 2009

Digitaal: www.wie-is-wie.be

Met dank aan de Provincie Vlaams-Brabant

Page 4: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4

Page 5: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

1

2 Situering

2.1 Navigeerbare inhoudstafelKlik op de titel om dadelijk naar het gewenste hoofdstuk te gaan.

1 Situering................................................................................................41.1 Navigeerbare inhoudstafel.................................................................................41.2 Wat is een omgevingsanalyse? Waarom een omgevingsanalyse?...............81.3 Voor wie?.............................................................................................................91.4 Hoe gebruiken?...................................................................................................91.5 10 kenmerken van de gegevens......................................................................10

1.5.1 Flexibel/Polyvalent..................................................................................................101.5.2 Niet-gespecialiseerde gegevens met provinciale (regionale) relevantie.................101.5.3 Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens..................................................................101.5.4 Een statisch beeld van de hedendaagse indicatoren..............................................101.5.5 Een dynamisch beeld van te verwachten toekomstindicatoren..............................111.5.6 Feiten en cijfers.......................................................................................................111.5.7 Aanvulbaar met specifieke gegevens (inhoud, doelgroep, werkvorm)....................111.5.8 Interpretatie van de gegevens op basis van algemene vaststellingen....................111.5.9 Aanvulbaar met specifieke interpretaties................................................................111.5.10 ‘knip en plak’-baar...................................................................................................11

2 Vlaams-Brabant in vogelperspectief................................................122.1 Technische fiche Vlaams-Brabant..................................................................122.2 Gemeenten in Vlaams-Brabant alfabetisch per arrondissement..................132.3 Te gebruiken kaartmateriaal............................................................................14

3 De omgevingsanalyse kwantitatief...................................................153.1 Demografische indicatoren..............................................................................16

3.1.1 Bevolking.................................................................................................................163.1.1.1 Aantal inwoners....................................................................................................163.1.1.2 Aantal inwoners naar geslacht..............................................................................163.1.1.3 Bevolking naar leeftijdscategorieën......................................................................183.1.1.4 Gemiddelde leeftijd van de bevolking..................................................................193.1.1.5 Levensverwachting bij de geboorte......................................................................20

3.1.2 Huishoudens en gezinnen.......................................................................................213.1.2.1 Gemiddelde grootte van de huishoudens..............................................................21

3.1.3 Aantal alleenstaanden.............................................................................................223.1.4 Vreemdelingen........................................................................................................23

3.1.4.1 Aantal niet-belgen.................................................................................................233.1.4.2 Samenstelling van de buitenlandse bevolking......................................................243.1.4.3 SIF-vreemdelingen................................................................................................243.1.4.4 Verschil tussen ‘niet-belgen’ en ‘mensen van vreemde origine’..........................25

3.1.5 Loop van de bevolking............................................................................................263.1.5.1 Evolutie en prognose van de bevolking................................................................263.1.5.2 Vergrijzing in de toekomst....................................................................................283.1.5.3 Immigratie, emigratie en migratiesaldo................................................................29

3.1.6 Samenvatting: demografische indicatoren..............................................................313.1.7 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: demografische indicatoren...............................................................................................................................32

5

Page 6: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

3.2 Socio-economische indicatoren......................................................................333.2.1 Economische grootindicatoren................................................................................333.2.2 Economische kenmerken van het arrondissement Leuven....................................333.2.3 Economische kenmerken van het arrondissement Halle-Vilvoorde........................343.2.4 Ondernemen...........................................................................................................353.2.5 Inkomen...................................................................................................................363.2.6 Scholingsgraad........................................................................................................373.2.7 Leefloners................................................................................................................383.2.8 Inkomensgarantie voor ouderen..............................................................................393.2.9 Werkende bevolking................................................................................................39

3.2.9.1 Activiteitsgraad.....................................................................................................393.2.9.2 Werkzaamheidsgraad............................................................................................40

3.2.10 Werkloosheid...........................................................................................................413.2.10.1 Werkloosheidsgraad..........................................................................................413.2.10.2 Knelpuntberoepen.............................................................................................453.2.10.3 Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden....................................463.2.10.4 Profiel van de niet-werkende werkzoekenden..................................................47

3.2.11 Samenvatting: socio-economische indicatoren.......................................................493.2.12 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: socio-economische indicatoren...............................................................................................................................50

3.3 Welzijns- en gezondheidsindicatoren.............................................................513.3.1 Gezondheidsevolutie...............................................................................................513.3.2 Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen.................................................................513.3.3 Sociale huisvesting..................................................................................................533.3.4 Comfort van de woningen.......................................................................................543.3.5 Onderwijs................................................................................................................55

3.3.5.1 Schoolbevolking....................................................................................................553.3.5.2 Hoger onderwijs en universiteiten........................................................................563.3.5.3 Volwassenenonderwijs..........................................................................................57

3.3.6 Personen met een handicap...................................................................................583.3.7 Kansarmoede..........................................................................................................613.3.8 Samenvatting: welzijns- en gezondheidsindicatoren..............................................633.3.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: welzijns- en gezondheidsindicatoren..........................................................................................................64

3.4 Sociaal-culturele indicatoren...........................................................................653.4.1 Tijdsbesteding.........................................................................................................653.4.2 Budgetbesteding.....................................................................................................673.4.3 Buurttevredenheid...................................................................................................683.4.4 Multiculturele samenleving......................................................................................69

3.4.4.1 Houding ten opzichte van etnische minderheden..................................................693.4.4.2 Etnisch culturele minderheden in Vlaams-Brabant...............................................69

3.4.5 Taal.........................................................................................................................703.4.6 Het verenigingsleven...............................................................................................72

3.4.6.1 Participatie aan het verenigingsleven....................................................................723.4.6.2 Aantal verenigingen..............................................................................................723.4.6.3 Gemeentelijke initiatieven....................................................................................75

3.4.7 Cultuurparticipatie...................................................................................................763.4.8 Vertrouwen in de overheid en instellingen..............................................................773.4.9 Toerisme en recreatie.............................................................................................78

3.4.9.1 De Groene Gordel.................................................................................................783.4.9.2 Hageland...............................................................................................................793.4.9.3 Leuven...................................................................................................................80

3.4.10 Samenvatting: sociaal-culturele indicatoren............................................................82

6

Page 7: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

3.4.11 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: sociaal-culturele indicatoren...............................................................................................................................83

3.5 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving...................................................843.5.1 Milieu.......................................................................................................................84

3.5.1.1 Energieverbruik door huishoudens.......................................................................843.5.1.2 Groei afvalberg in relatie tot het BBP...................................................................853.5.1.3 Evolutie huishoudelijk afval.................................................................................853.5.1.4 Kwaliteit van het oppervlaktewater......................................................................86

3.5.2 Natuur......................................................................................................................873.5.2.1 Reservaten.............................................................................................................873.5.2.2 Bossen...................................................................................................................883.5.2.3 Biodiversiteit van planten en dieren......................................................................90

3.5.3 Ruimtegebruik.........................................................................................................913.5.3.1 Bestemmingszones volgens het gewestplan..........................................................913.5.3.2 Ruimtegebruik voor wonen...................................................................................91

3.5.4 Woningprijzen..........................................................................................................943.5.5 Woonstabiliteit.........................................................................................................943.5.6 Mobiliteit..................................................................................................................96

3.5.6.1 Waar werkt de Vlaams-Brabander?......................................................................963.5.6.2 Autoverkeer...........................................................................................................983.5.6.3 Fietsverkeer...........................................................................................................993.5.6.4 Openbaar vervoer................................................................................................100

3.5.7 Het ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant........................................................1013.5.8 Samenvatting: ontwikkelingen tussen mens en omgeving....................................1043.5.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: ontwikkeling tussen mens en omgeving................................................................................................................105

4 De omgevingsanalyse kwalitatief...................................................1064.1 Theses voor de toekomst...............................................................................106

4.1.1 Demografische ontwikkelingen..............................................................................1064.1.1.1 These 1: Het aandeel Europeanen in de wereldbevolking wordt kleiner............1064.1.1.2 These 2: Van uitstel naar afstel van kinderen.....................................................1074.1.1.3 These 3: Europa vergrijst. Vlaanderen vervoegt de club....................................1074.1.1.4 These 4: Toenemende migratiedruk van arme naar rijke landen........................1074.1.1.5 These 5: Geringe impact migratiestromen van en naar Wallonië en Brussel.....1074.1.1.6 These 6: Steeds meer alleenstaanden..................................................................108

4.1.2 Macro-economische ontwikkelingen.....................................................................1084.1.2.1 These 7: Naast de internationale verwevenheid is de lokale markt nog belangrijk voor de Vlaamse economie.................................................................................................1084.1.2.2 These 8: Vlaanderen drijft mee op de golven van de internationale conjunctuurbewegingen......................................................................................................1084.1.2.3 These 9: De Vlaamse economie mag niet op haar lauweren blijven rusten........1084.1.2.4 These 10: ICT is van belang voor Vlaamse economie........................................108

4.1.3 Sociaal-culturele ontwikkelingen...........................................................................1094.1.3.1 These 11: Vlaanderen wordt in toenemende mate een multiculturele samenleving.

1094.1.3.2 These 12: Genderverschillen: feiten en houdingen wijzen nog op verschillen...1094.1.3.3 These 13: Arbeid blijft belangrijk in de levensloop............................................1094.1.3.4 These 14: De dualisering van het verenigingsleven verzwakt haar integratieve functie. 1094.1.3.5 These 15: Het vertrouwen in de overheid blijft laag...........................................110

4.1.4 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving...........................................................110

7

Page 8: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1.4.1 These 16: De Vlaming is doorgaans tevreden over de leefkwaliteit van zijn omgeving.............................................................................................................................1104.1.4.2 These 17: De feiten en de perceptie van veiligheid niet dezelfde.......................1104.1.4.3 These 18: Hinder heeft vele vormen en vele oorzaken.......................................1104.1.4.4 These 19: Milieu en gezondheid: naar een positieve balans...............................1114.1.4.5 These 20: De globale druk op (open) ruimte vanuit de menselijke activiteiten neemt toe.............................................................................................................................1114.1.4.6 These 21: De druk op de ruimte vanuit het wonen.............................................1114.1.4.7 These 22: De druk op de ruimte vanuit de economische activiteiten.................1114.1.4.8 These 23: De druk op de ruimte vanuit de landbouw.........................................1124.1.4.9 These 24: De sterke toename van de mobiliteit brengt de bereikbaarheid in Vlaanderen in het gedrang..................................................................................................1124.1.4.10 These 25: De biodiversiteit gaat onder invloed van de mens in een zeer snel tempo achteruit....................................................................................................................112

4.1.5 Technologische innovatie......................................................................................1134.1.5.1 These 26: Verdere digitalisering en convergentie van de media zorgt voor toenemende schaalvergroting in de mediasector en dat vormt een mogelijke bedreiging voor pluralisme, diversiteit en democratie..........................................................................1134.1.5.2 These 27: Biotechnologie opent vele mogelijkheden waarvan voor- en nadelen nog moeten worden afgewogen..........................................................................................1134.1.5.3 These 28: Wetenschappelijk onderzoek wordt een grootschalige en internationale aangelegenheid....................................................................................................................113

4.2 Sociologische trends......................................................................................1134.2.1 Sociologische trends bij volwassenen in Vlaanderen...........................................1134.2.2 Jongerentrends in Europa.....................................................................................115

4.3 Nabeschouwing van de auteur:........................................................................116

8

Page 9: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

2.2 Wat is een omgevingsanalyse? Waarom een omgevingsanalyse?

Voortdurend veranderenOrganisaties van het sociaal-cultureel werk zijn bij uitstek dynamische, veranderlijke organisaties. Hun voorkomen, inhouden en grootte kunnen sterk verschillen. Maar, ook éénzelfde organisatie ondergaat doorheen de tijd veel veranderingen. Deze plant men soms bewust, men beslist intern. Het zijn gevolgen van beleidskeuzes: men wil meer leden, zich inhoudelijk verscherpen, meer ontmoeting, minder zware bestuursengagementen, het ledenbestand verjongen, …

Externe oorzakenMaar evengoed zijn er factoren die van buitenaf komen en die de organisatie bewust of onbewust veranderen. Veranderingen waar men geen vat op heeft. Goede veranderingen zijn meegenomen, maar minder goede kunnen zorgen voor neergang en frustraties. Men probeert dan de oorzaken voor deze veranderingen te bestrijden met interne beslissingen. Of men past zich willens nillens aan, of erger nog, men gaat ten onder. Beter is het om deze factoren tijdig te zien, effecten ervan in te schatten en mogelijke negatieve gevolgen te voorkomen.

Strategisch plannenLange tijd maakten de sociaal culturele organisaties nauwelijks strategische plannen. Vooral op het lokale niveau, waar de inzet van vrijwilligers hoog is, bepaalden tradities en succeservaringen de plannen voor de toekomst. Deze plannen bestreken meestal maar een half jaar of een jaar. Door de steeds sneller veranderende maatschappij probeerden de laatste decennia vele organisaties werk te maken van een strategische planning. Ook omdat de subsidiërende overheden hen daar toe aanzetten.De overheid stimuleert de organisaties om op elk niveau verder te kijken dan de eigen tradities en interne veranderingen. Wie subsidies wil, moet een gestructureerd beleidsplan indienen. In dit beleidsplan verwacht men verschillende hoofdstukken. Eén hoofdstuk dwingt de organisatie tot een interne en externe bevraging: een eigen doorlichting.

Wat gebeurt er rondom de organisatieEén van de belangrijke onderdelen in een beleidsplan is de omgevingsanalyse. Voor de organisatie de bakens voor de toekomst uitzet, kijkt ze om zich heen. Zich hierbij de juiste vragen stellen is van cruciaal belang: hoe evolueert de demografie, de economische toestand, vrijetijdspatronen, mobiliteit, … Ook de nabije omgeving is van belang. Denk hierbij aan andere organisaties op het terrein, andere vrijetijdsmogelijkheden, het ondersteunende provinciale beleid, …

Nu en in de toekomstEen geslaagde omgevingsanalyse start met een actuele stand van zaken van de omgevingsfactoren. Een betere omgevingsanalyse kijkt ook in de toekomst en geeft trends en toekomstperspectieven weer. Ze levert een organisatie gegevens voor een SWOT-analyse, ze vormt de basis voor goed doordachte doelstellingen. De omgevingsanalyse is dus een eerste stap naar een geslaagd beleidsplan.

9

Page 10: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

2.3 Voor wie?

Deze omgevingsanalyse werd ontwikkeld op vraag van het Provinciaal Platform voor het Sociaal Cultureel Werk van Vlaams-Brabant. Het platform stelde twee dingen vast die leidden tot dit werkstuk.1) er bestaat veel onderzoek over cultuur en vrije tijd, maar men mist specifieke onderzoeksgegevens voor het sociaal-cultureel werk, en zeker op niveau van de provincie. 2) de vorige omgevingsanalyses die organisaties ontwikkelden voor hun beleidsplannen verschilden niet erg veel van elkaar. Er werd dus veel werk dubbel gedaan.

Dit instrument moet bruikbaar zijn voor alle sociaal culturele organisaties die actief zijn in Vlaams-Brabant. Meer concreet voor die organisaties die beleidsplannen opmaken voor de provincie (en eventueel ook voor de Vlaamse Gemeenschap) en dus een specifieke omgevingsanalyse op provinciale schaal kunnen opnemen indien ze gesubsidieerd willen worden.

2.4 Hoe gebruiken?Deze omgevingsanalyse probeert een algemeen beeld te geven van de huidige situatie in Vlaams-Brabant.Wie een omgevingsanalyse gaat opmaken voor de eigen organisatie kan hier naar eigen believen gegevens uit gebruiken. Afhankelijk van de aard van de organisatie (vereniging, beweging, gespecialiseerde instelling, volkshogeschool), van doelgroepen (vrouwen, allochtonen, senioren, …), de prioritaire thema’s (mobiliteit, natuur en milieu, kunst en cultuur, …) kunnen bepaalde gegevens aan belang winnen, terwijl andere gegevens overbodig worden. Het is aan de organisaties om in te schatten welke gegevens interessant zijn om over te nemen of verder uit te diepen.

De Vlaamse omgevingsanalyseWillen organisaties erkend (en dus ook gesubsidieerd) worden op Vlaams niveau dan zullen ze een beleidsplan moeten opmaken volgens de regels die de Vlaamse overheid oplegt. De organisaties moeten hiervoor een pak gegevens verzamelen en verwerken. Deze gegevensverzameling veronderstelt een inventarisatie van globale trends binnen de maatschappelijke context die een invloed uitoefenen op de organisatie. SoCiuS geeft in de vorm van een gratis publicatie een inhoudelijke voorzet voor de omgevingsanalyse ter voorbereiding van de planningsperiode 2011-2015. Hierdoor kan een groot deel van het opzoekwerk door de organisaties vermeden worden.

Download hier de 'Voorzet omgevingsanalyse 2011-2015' van Socius (pdf-document)

De analyse op Vlaams niveau vertrekt van globale trends en bekijkt wat de betekenis hiervan is voor Vlaanderen in vergelijking met grotere gebiedsomschrijvingen zoals België of Europa. Ze zal dus niets vertellen over het effect van trends op een provinciaal of gemeentelijk niveau. Thematisch bestaat er dus wel een overlapping met deze analyse, alleen is de geografische invalshoek anders.

10

Page 11: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

2.5 10 kenmerken van de gegevens

Eén van de belangrijkste beweegredenen tot deze omgevingsanalyse is tijdsbesparing door een gezamenlijke aanpak. We trachten hiermee te voorkomen dat op alle secretariaten van de organisaties gelijktijdig dezelfde onderzoeksinspanningen gebeuren. Dit veronderstelt dan wel dat de organisaties zich uiteindelijk kunnen vinden in de inhoud die wordt aangeleverd. Het komt er op neer om te vertrekken van betrouwbare bronnen en gegevens. De volgende 10 criteria gelden voor deze omgevingsanalyse:

2.5.1 Flexibel/PolyvalentOmwille van de grote diversiteit van organisaties die met deze tekst aan de slag gaan, is het niet aangewezen om een tekst aan te leveren die te nemen of te laten is.De tekst dient flexibel te zijn. Afhankelijk van de organisatie (soort, groot/klein, met/zonder middenkader, verhouding vrijwilligers/beroepskrachten, inhoudelijke specialisaties, doelgroepgerichtheid, …) is het mogelijk bepaalde tekstdelen op te nemen, weg te laten, andere prioriteiten te bepalen, tekstdelen dieper uit te werken, tekstdelen te interpreteren, … We hebben dus een tekst die als geheel te gebruiken is maar die niet uiteenvalt als men die in stukken snijdt.

2.5.2 Niet-gespecialiseerde gegevens met provinciale (regionale) relevantieEen omgevingsanalyse is per definitie een oefening die over de muren van de organisaties doet kijken. Je kunt je afvragen in welke richting je dan het best kijkt, en hoe ver. Elke organisatie zal haar voorkeur hebben om de focus te richten. Het is onmogelijk om rekening te houden met al die voorkeuren. Wat we doen is een 360°-blik aanreiken. Hierbij focussen we op algemene indicatoren die de meeste organisaties aanbelangen. We denken aan demografische, sociale, economische, sociaal-culturele indicatoren en indicatoren die inzoomen op welzijn, gezondheid en leefmilieu.Hoe ver kijken we dan? De provinciale relevantie is de norm. Waar relevant wordt ingezoomd op een kleinere schaal zoals bv de twee arrondissementen tot op gemeentelijk niveau. Het is ook relevant om de provinciale gegevens te vergelijken met andere provincies, of met gemiddelden van Vlaanderen of België. Grotere vergelijkingen zijn voor een omgevingsanalyse op Vlaams niveau.

2.5.3 Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens In de analyse is plaats voor kwantitatieve gegevens (exact, met cijfers, uit andere onderzoeksresultaten, eerder statisch) als voor kwalitatieve benaderingen (eerder dynamisch, verkennend, uit trends, van bevoorrechte getuigen, …) Deze tweedeling verklaart de keuze voor de twee grote hoofdstukken van deze analyse.

2.5.4 Een statisch beeld van de hedendaagse indicatorenHet beschrijvende gedeelte brengt andere onderzoeken samen. Het vertrekt van een academische benadering waarbij gebruik gemaakt wordt van cijferanalyses. Deze gegevens zijn zo actueel mogelijk en vormen een panoramische foto. Ze vormt de basis van interpretaties of voorzichtige toekomstevoluties.

11

Page 12: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

2.5.5 Een dynamisch beeld van te verwachten toekomstindicatorenNaast de foto zet de omgevingsanalyse ook voorzichtige lijnen uit voor de toekomst. Geen wilde voorspellingen of rechtlijnig doortrekken van huidige grafiekresultaten, maar eerder evoluties door betrouwbare gegevens die iets vertellen. Dat de bevolking in Vlaanderen vergrijst is bijvoorbeeld geen gok, het is een actueel feit. Deze dynamische benadering zal vooral ruimte krijgen in het kwalitatieve deel van de analyse.

2.5.6 Feiten en cijfers Om gegevens flexibel aan te bieden nemen we naakte cijfertabellen en grafieken op. Het verhoogt de betrouwbaarheid en laat de verdere lezers, auteurs en eindredacteurs toe na te gaan of hun wijzigingen en bewerkingen de waarheid geen geweld aan doen.

2.5.7 Aanvulbaar met specifieke gegevens (inhoud, doelgroep, werkvorm)Het is mogelijk voor organisaties om verdere cijferverwerking uit te voeren. Het beschrijven van de gegevens op basis van de typische focus van de organisatie is mogelijk door invoegbaarheid van tekst overal mogelijk te maken. Ook de bronvermeldingen met hyperlinks zijn waar mogelijk ingebouwd.

2.5.8 Interpretatie van de gegevens op basis van algemene vaststellingenNaast de naakte cijfers is ook toelichting bij de cijfers opgenomen. Het interpreteren van de cijfers beperken we tot de voornaamste waarneembare vaststellingen. Het afleiden van oorzaken en gevolgen uit de cijfers nemen we niet op.

2.5.9 Aanvulbaar met specifieke interpretatiesAfhankelijk van de organisatiefocus kan de analyse verfijnd worden op organisatieniveau. We denken hierbij aan het interpreteren, het aanwijzen van oorzaken en gevolgen. Deze gegevens zijn vooral belangrijk voor de opmaak van een SWOT-analyse en nadien voor strategische keuzes.

2.5.10 ‘knip en plak’-baarDe uiteindelijke tekst is ook elektronisch beschikbaar. Om de multifunctionaliteit van de tekst te garanderen is de tekst integraal (zonder bescherming) dupliceerbaar en downloadbaar. Dit maakt knip-en-plakwerk door verdere redacteurs mogelijk. Om dit toe te laten is de tekst ook in MS-Word beschikbaar.

12

Page 14: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

3.2 Gemeenten in Vlaams-Brabant alfabetisch per arrondissement

Arrondissement Halle-Vilvoorde Arrondissement Leuven

2. Affligem3. Asse4. Beersel8. Bever13. Dilbeek14. Drogenbos15. Galmaarden18. Gooik19. Grimbergen21. Halle (stad)23. Herne25. Hoeilaart28. Kampenhout29. Kapelle-op-den-Bos33. Kraainem

35. Lennik37. Liedekerke38. Linkebeek40. Londerzeel42. Machelen43. Meise44. Merchtem45. Opwijk47. Overijse48. Pepingen49. Roosdaal52. Sint-Genesius-Rode53. Sint-Pieters-Leeuw54. Steenokkerzeel55. Ternat60. Vilvoorde (stad)61. Wemmel62. Wezembeek-Oppem63. Zaventem

1. Aarschot (stad)5. Begijnendijk6. Bekkevoort7. Bertem9. Bierbeek10. Boortmeerbeek11. Boutersem12. Diest (stad)16. Geetbets17. Glabbeek20. Haacht22. Herent24. Hoegaarden26. Holsbeek27. Huldenberg30. Keerbergen31. Kortenaken32. Kortenberg34. Landen (stad)36. Leuven (stad)39. Linter41. Lubbeek46. Oud-Heverlee50. Rotselaar51. Scherpenheuvel-Zichem (stad)56. Tervuren57. Tielt-Winge58. Tienen (stad)59. Tremelo65. Zoutleeuw (stad)

14

Page 15: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

64. Zemst

3.3 Te gebruiken kaartmateriaal

Om de omgevingsanalyse verder op te bouwen naar de wensen van de organisatie bieden we hier enkele hyperlinks naar blanco kaarten aan.

Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten (PDF)Kaart Vlaams-Brabant met arrondissementen en fusiegemeenten (PDF)Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten (zonder tekst) (PDF)Kaart Vlaams-Brabant met fusiegemeenten en deelgemeenten (PDF)Kaarten van België: provincies, arrondissementen, gemeenten (GIF, TIFF)

15

Page 16: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4 De omgevingsanalyse kwantitatief

Deze omgevingsanalyse maakt een tweedeling: het kwantitatieve en het kwalitatieve deel.Het kwantitatieve deel vertrekt van bijeengebrachte gegevens van andere onderzoeken met zo exact mogelijke vaststellingen aan de hand van cijfers. Het zijn statische vaststellingen die op zichzelf staan en pas interessant worden als we ze vergelijken. Er volgen vergelijkingen in de tijd (evolutie) en geografisch (met andere provincies, met gemiddelden voor een grotere gebiedsomschrijving). Indien mogelijk vermeldt dit werk steeds de getallen uit de metingen en zet ze om in percentages om vergelijkingen mogelijk te maken. Dit deel is opgedeeld in 5 grote indicatorengroepen:

- Demografische indicatoren

- Socio-economische indicatoren

- Indicatoren rond welzijn en gezondheid

- Sociaal-culturele indicatoren

- Ontwikkelingen tussen mens en omgeving

16

Page 17: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1 Demografische indicatoren

4.1.1 Bevolking

4.1.1.1 Aantal inwoners

Aantal inwoners in 10 jaar 1997 2002 % 2007 %Vlaams Gewest 5.898.824 5.972.781 +1,24% 6.117.440 +2,36%

Provincie Antwerpen 1.635.640 1.652.450 +1,02% 1.700.570 +2,83%Provincie Limburg 779.969 798.583 +2,33% 820.272 +2,64%

Provincie Oost-Vlaanderen 1.354.737 1.366.652 +0,87% 1.398.253 +2,26%Provincie West-Vlaanderen 1.123.786 1.132.275 +0,75% 1.145.878 +1,19%

Provincie Vlaams-Brabant 1.004.692 1.022.821 +1,77% 1.052.467 +2,82%Arr. Halle Vilvoorde 552.505 563.370 +1,93% 580.407 +2,94%

Arr. Leuven 452.187 459.451 +1,58% 472.060 +2,67%Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Het inwonersaantal stijgt sneller in Vlaams-BrabantBovenstaande tabel vergelijkt het inwonersaantal in 1997, 2002 en 2007. In alle provincies neemt de bevolking gestaag toe. In 2002 is de bevolking in Vlaanderen met 1,24% toegenomen. In Vlaams-Brabant is de stijging van het inwonersaantal beduidend hoger (1,77%). Hetzelfde kunnen we vaststellen in een vergelijking over 10 jaar. Het Vlaamse gemiddelde stijgt met 2,36%. Het aantal Vlaams-Brabantse inwoners stijgt zelfs met 2,82%.Wanneer we de cijfers uitsplitsen per arrondissement merken we dat het inwonersaantal in zowel Halle-Vilvoorde als Leuven sneller toenemen dan het Vlaams Gewest. In Halle-Vilvoorde stijgt het inwonersaantal het sterkst met 2,94% over tien jaar. Dit is zelfs hoger dan de provincie Antwerpen, inclusief de stad Antwerpen. Het cijfer voor Halle-Vilvoorde is dus erg opmerkelijk omdat het geen grote stad bevat. Het effect van Brussel als aantrekkingspool speelt overduidelijk.

4.1.1.2 Aantal inwoners naar geslacht

Inwoner

1997 2002 2007Man % Vrouw % Man % Vrouw % Man % Vrouw %

Vlaams Gewest

2.910.715

49,34%

2.988.109

50,66% 2.945.066

49,31% 3.027.715

50,69% 3.017.063

49,32% 3.100.377

50,68%

Vlaams-Brabant

493.10949,08

% 511.583 50,92% 501.076 48,99% 521.745 51,01% 515.388 48,97% 537.079 51,03%

Arr. Halle Vilvoorde

269.802 48,83%

282.703 51,17% 274.368 48,70% 289.002 51,30% 282.445 48,66% 297.962 51,34%

Arr. Leuven

223.307 49,38%

228.880 50,62% 226.708 49,34% 232.743 50,66% 232.943 49,35% 239.117 50,65%

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Meer vrouwen in arrondissement Halle-VilvoordeDe tabel geeft de verhouding tussen mannen en vrouwen weer in de provincie en vergelijkt ze met het gemiddelde voor Vlaanderen en dit voor 1997, 2002 en 2007.In Vlaanderen wonen ongeveer 0,7% meer vrouwen dan mannen. Deze verhouding wijzigt nauwelijks doorheen de laatste 10 jaren.

17

Page 18: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

In Vlaams-Brabant is deze verhouding nog meer uitgesproken. Op 100 inwoners zijn er 51 vrouwen voor 49 mannen. Doorheen de laatste 10 jaren neemt deze verhouding in het voordeel van de vrouwen nog lichtjes toe: van 50,92% in 1997 tot 51,03% in 2007. Deze vaststelling wijkt licht af van het Vlaams gemiddelde.

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Nog meer afwijkend zijn de aantallen voor het arrondissement Halle-Vilvoorde. Terwijl de man-vrouwverhouding in het arrondissement Leuven het Vlaams gemiddelde nagenoeg perfect volgt, merken we een meer uitgesproken vrouwelijke bevolking in Halle-Vilvoorde. Deze ‘vervrouwelijking’ is in de laatste 10 jaar nog licht toegenomen en strandt in 2007 op 51,34%. Terwijl het Vlaams gemiddelde gedurende de laatste 5 jaar eerder stabiel lijkt stijgt het vrouwenaandeel nog lichtjes door in Halle-Vilvoorde. De mannelijke bevolking volgt uiteraard de omgekeerde richting.

Evolutie aandeel vrouwen in de bevolking

50,20%

50,40%

50,60%

50,80%

51,00%

51,20%

51,40%

1997 2002 2007

Arr. Halle-Vilvoorde Arr. Leuven Vlaanderen

18

Page 19: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1.1.3 Bevolking naar leeftijdscategorieën

Leeftijdin 2007

ArrondissementHalle-Vilvoorde

ArrondissementLeuven

Vlaams-Brabant

Vlaams Gewest

Inw. aandeel +/- Inw. aandeel +/- aandeel aandeel

0 – 4 jaar 31.749 5,47% + 25.170 5,33% + 5,41% 5,22%

5 – 9 jaar 34.214 5,89% + 24.759 5,24% - 5,60% 5,32%

10 – 14 jaar 35.919 6,19% + 26.062 5,52% - 5,89% 5,71%

15 – 19 jaar 35.991 6,20% + 26.023 5,51% - 5,89% 5,89%

20 – 24 jaar 32.259 5,56% - 26.948 5,71% - 5,63% 5,86%

25 – 29 jaar 31.289 5,39% - 31.089 6,59% + 5,93% 6,25%

30 – 34 jaar 34.017 5,86% - 30.767 6,52% + 6,16% 6,22%

35 – 39 jaar 41.667 7,18% = 34.471 7,30% + 7,23% 7,18%

40 – 44 jaar 47.036 8,10% + 38.148 8,08% + 8,09% 7,94%

45 – 49 jaar 46.445 8,00% + 36.742 7,78% + 7,90% 7,70%

50 – 54 jaar 41.128 7,09% + 33.667 7,13% + 7,11% 7,01%

55 – 59 jaar 36.882 6,35% - 30.208 6,40% + 6,37% 6,37%

60 – 64 jaar 31.427 5,41% - 25.511 5,40% - 5,41% 5,52%

65 – 69 jaar 26.315 4,53% - 21.269 4,51% - 4,52% 4,77%

70 – 74 jaar 26.177 4,51% - 20.809 4,41% - 4,46% 4,60%

75 – 79 jaar 22.452 3,87% - 18.440 3,91% + 3,89% 3,90%

80 – 84 jaar 15.580 2,68% - 13.233 2,80% + 2,74% 2,73%

85 – 89 jaar 6.792 1,17% - 6.022 1,28% + 1,22% 1,23%

90 – 94 jaar 2.430 0,42% - 2.156 0,46% = 0,44% 0,46%

95+ jaar 638 0,11% - 566 0,12% = 0,11% 0,12%TOTAAL 580.407 100% 472.060 100% 100% 100%

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Meer kinderen en volwassenen tussen 35 en 55 jaarDeze tabel geeft de onderlinge verhoudingen weer van de leeftijdsgroepen (per 5 jaar) in 2007. De +/- kolom bij de arrondissementen vergelijkt de percentages met Vlaanderen.- Vlaanderen: een vergrijzende samenleving

Wanneer we de cijfers bekijken van het Vlaamse Gewest (laatste kolom) herkennen we de bevolkingspiramide van een vergrijzende bevolking. De hoogste percentages vinden we in de leeftijdsgroepen tussen 40 en 50 jaar (babyboomgeneratie). De jongere generaties zijn kleiner in aantal. Het aandeel nieuwgeborenen (tussen 0 en 4 jaar) is het kleinst. Aan de hand van het verschil in percentages tussen de eerste twee leeftijdsgroepen lijkt het dieptepunt stilaan bereikt. - Vlaams-Brabant: meer uitgesproken babyboomeffect

Het aandeel kinderen (tot 15 jaar) is in Vlaams-Brabant beduidend hoger dan het Vlaams gemiddelde. De groep van 20 tot 35 jaar is kleiner, terwijl het aandeel van de oudere volwassenen weer groter is dan in de Vlaamse verhouding. Vanaf de leeftijd van 60 jaar is de groep weer minder sterk vertegenwoordigd in Vlaams-Brabant. Het aandeel oudere senioren is sterk vergelijkbaar met Vlaanderen.

19

Page 20: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Algemeen genomen kunnen we stellen dat de babyboomgeneratie in Vlaams-Brabant nog groter is dan het Vlaams gemiddelde. Dit vertaalt zich ook in het groter aandeel kinderen en jongeren die daar het gevolg van zijn.

- Arr. Halle-Vilvoorde: Nog meer babyboomers en (dus ook) kinderenOpvallend hier is de grotere groep tussen 40 en 55 jarigen. Zij zijn op hun beurt verantwoordelijk voor het grotere aandeel kinderen en tieners. Wel opvallend hier is het kleiner aandeel senioren. Dit heeft te maken met de immigratiegolf van nieuwe gezinnen in deze regio, waarvan de grootouders wonen in andere provincies, gewesten of landen.

- Arr. Leuven: Golfbeweging van sterke groep seniorenDit arrondissement kent een relatief grotere groep senioren. In de +/- kolom merk je de golfbeweging van deze generatie met haar nakomelingen. Ze hernieuwt zich in een tijdspanne van 20 à 30 jaar. Deze golfbeweging zorgt vandaag voor een grotere groep pasgeborenen dan het Vlaams gemiddelde.

4.1.1.4 Gemiddelde leeftijd van de bevolking

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Vlaanderen vergrijst snelDe vergrijzing wordt niet alleen veroorzaakt door een dalende nataliteit, maar ook door een hogere sterfteleeftijd. De stijgende lijn van België in bovenstaande figuur wordt in de hand gewerkt door de lijn van het Vlaamse Gewest. Waar Vlaanderen in 1981 nog het gewest was met de jongste gemiddelde leeftijd, is het in 2007 het oudste. Het Brussels gewest vertoont een compleet omgekeerde curve maar weegt in aantallen niet zwaar genoeg om de federale lijn om te buigen. De trend dat de stijgende lijn sinds 2001 minder sterk stijgt moet gerelativeerd worden aangezien de laatste periode slechts 6 jaar beslaat in tegenstelling tot 10 jaar tussen de andere referentiepunten.

Gemiddelde leeftijd bevolking gewesten in België

34

35

36

37

38

39

40

41

42

1981 1991 2001 2007

België

BrusselsHoofdstedelijkGewestVlaams Gewest

Waals Gewest

20

Page 21: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Gemiddelde leeftijd van de bevolking 1981-2007Administratieve eenheden

1981 1991 2001 2007Totaal Totaal Evolutie Totaal Evolutie Totaal Evolutie

België 36,9 38,3 +1,4 39,8 +1,5 40,1 +0.3

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

39,4 39,4 +0 39,0 -0,4 37,7 -1,3

Vlaams Gewest 36,3 38,3 +2 40,2 +1,9 40,8 +0,6

Waals Gewest 37,2 38,2 +1 39,4 +1,2 39,6 +0,2

Antwerpen 36,8 38,5 +1,7 40,2 +1,7 40,6 +0,4

Vlaams-Brabant 36,8 38,7 +1,9 40,2 +1,5 40,5 +0,3West-Vlaanderen 36,7 38,6 +1,9 40,8 +2,2 41,9 +1,1

Oost-Vlaanderen 37,1 38,8 +1,7 40,4 +1,6 40,8 +0,4

Limburg 32,7 35,7 +3 38,8 +3,1 40,1 +1,3

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Vlaams-Brabant vergrijst, maar iets minder snelDeze tabel toont dat de gemiddelde leeftijd van de Vlaams-Brabantse inwoner in 2007 40,5 jaar bedroeg. Dit is ouder dan het gemiddelde voor België en zeker in vergelijking met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat uitgesproken het jongste leeftijdgemiddelde kent. In vergelijking met Vlaanderen (40,8 jaar) scoort Vlaams-Brabant iets jonger. Limburg is het jongst (40,1 jaar), West-Vlaanderen het oudst (41,9 jaar)Waar de gemiddelde leeftijd in Vlaams-Brabant in 1981 (36,8) nog een half jaar hoger uitkwam dan het Vlaamse gemiddelde (36,3) vertoont de provincie in 2007 een jonger profiel dan Vlaanderen. We kunnen dus stellen dat Vlaams-Brabant iets minder snel vergrijst dan Vlaanderen, en dat heeft allicht te maken met de stijgende curve van het aandeel kinderen in de bevolkingspiramide.

4.1.1.5 Levensverwachting bij de geboorte

Gemiddelde leeftijdsverwachting bij de geboorte 1997-2006

Driejaarlijkse cijfersMannen en vrouwen

1997/1999 2000/2002 2001/2003 2002/2004 2003/2005 2004/2006

België 78,02 78,52 78,69 78,98 79,28 79,64

Brussels Hoofdstedelijk Gewest 78,04 78,51 78,57 78,85 79,17 79,50

Waals Gewest 76,72 77,16 77,29 77,58 77,83 78,18

Vlaams Gewest 78,76 79,28 79,49 79,79 80,10 80,46

Antwerpen 78,77 79,29 79,59 79,83 80,12 80,40

Vlaams-Brabant 79,13 79,74 79,90 80,21 80,46 80,94West-Vlaanderen 78,88 79,38 79,54 79,86 80,21 80,61

Oost-Vlaanderen 78,24 78,79 79,05 79,35 79,65 79,91

Limburg 78,93 79,25 79,39 79,72 80,09 80,63

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Vlaams-Brabant hoogste levensverwachting van BelgiëEen factor met invloed op de vergrijzing is de levensverwachting. Deze tabel laat zien dat Belgen die in 1997 geboren werden gemiddeld 78 jaar zullen worden. In 2006 is die levensverwachting gestegen tot 79,6 jaar. Factoren die een rol spelen zijn:

- Minder kindersterfte- Gezondere levensstijl (minder roken, meer bewegen, …)- Betere geneeskunde- Gezondere voeding

21

Page 22: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- Gezonder leefmilieu - Veiliger verkeer (risicopunten, snelheid, gordel, valhelm)

Naast het gunstige Vlaamse gemiddelde scoort Vlaams-Brabant nog beter met een gemiddelde levensverwachting van net geen 81 jaar. Daarmee is Vlaams-Brabant de absolute koploper voor het land.

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Deze figuur toont de stijgende lijnen van de levensverwachting sinds 1997. De verhoudingen tussen de gewesten blijven gelijk, net als de koppositie van Vlaams-Brabant.

4.1.2 Huishoudens en gezinnenWe bekijken we ook hoe individuen samenwonen in huishoudens en gezinnen.

4.1.2.1 Gemiddelde grootte van de huishoudens

Gemiddelde grootte van de huishoudens 1997-2007Ar. Halle-Vilvoorde Ar. Leuven Vlaams-Brabant Vlaams Gewest

huish inwoners groot huish inwoners groot huish inwoners groot huish inwoners groot1997 214.231 552.505 2,58 184.466 452.187 2,45 398.697 1.004.692 2,52 2.333.799 5.898.824 2,532002 223.701 563.370 2,52 189.425 459.451 2,43 413.126 1.022.821 2,48 2.434.346 5.972.781 2,452007 233.624 580.407 2,48 198.272 472.060 2,38 431.896 1.052.467 2,44 2.550.088 6.117.440 2,4

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Steeds kleinere huishoudensDeze tabel vertelt ons dat Vlaams-Brabant in 2007 431.896 huishoudens telde. Als we het aantal inwoners delen door het aantal huishoudens kennen we meteen de gemiddelde grootte van een huishouden: dit is voor Vlaams-Brabant 2,44 personen. Het aantal huishoudens steeg voortdurend gedurende de laatste 10 jaar. Het steeg in verhouding ook sneller dan het aantal inwoners waardoor de gemiddelde grootte van een huishouden steeds kleiner wordt. We leven dus steeds met minder mensen onder één dak. Deze ‘gezinsverdunning’ is het gevolg van een stijging van de één- en tweepersoonshuishoudens. Huishoudens met 3 en meer personen kennen een afname. De evolutie naar meer en kleinere huishoudens is het gevolg van het later huwen of samenwonen, de toename van het aantal echtscheidingen en de verhoging van de levensverwachting.

Gemiddelde levensverwachting

76777879808182

97/99

00/

02

01/

03

02/

04

03/

05

04/

06Mannen en vrouwen

België

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Waals Gewest

Vlaams Gewest

Vlaams-Brabant

22

Page 23: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Meer kleinere huishoudens in het arrondissement LeuvenBovenstaande figuur toont duidelijk de trend van de kleinere huishoudens over 10 jaar.Sinds de eeuwwisseling scoort Vlaams-Brabant gemiddeld iets hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Nog opvallend is het verschil tussen de 2 arrondissementen. De gemiddelde grootte van een huishouden in Halle-Vilvoorde is hoger dan in het arr. Leuven. Het bevestigt het beeld van de relatief ‘nieuwere/jongere’ bevolking in Halle-Vilvoorde. Arr. Leuven heeft een grotere groep senioren, die doorgaans per twee of alleen wonen.

4.1.3 Aantal alleenstaanden

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

Meer vrouwen alleenstaandIn Vlaams-Brabant was in 1997 12% van de bevolking alleenstaand. Hun aandeel steeg de laatste 10 jaar met bijna 2%. Er zijn al altijd meer alleenstaande vrouwen dan mannen geweest. Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen en die weduwen maken het verschil.

Gemiddelde grootte van de huishoudens 1997-2007

2,35

2,4

2,45

2,5

2,55

2,6

1997 2002 2007

Ar. Halle-VilvoordeAr. LeuvenVlaams-BrabantVlaams Gewest

Evolutie alleenstaanden in Vlaams-Brabant per geslacht

0,00%

2,00%

4,00%

6,00%

8,00%

10,00%

12,00%

14,00%

1997 2002 2007

Alleenstaande mannen Alleenstaande vrouwen Alleenstaanden

23

Page 24: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek, Bevolkingsstatistieken

2% meer alleenstaanden in arr. LeuvenDeze figuur bevestigt het grotere aandeel senioren in arr. Leuven. Terwijl Halle-Vilvoorde minder alleenstaanden heeft dan het Vlaams gemiddelde, blijft arr. Leuven boven dat gemiddelde, al verkleint de afstand met de Vlaamse curve. Het is treffend dat er in Halle-Vilvoorde in 2007 procentueel minder alleenstaanden zijn dan in arr. Leuven in 1997.

4.1.4 Vreemdelingen

4.1.4.1 Aantal niet-belgen

Meer en sneller stijgend aantal niet-belgenEen rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (voorheen administratie Planning en Statistiek – APS), Statistisch Profiel van de provincie Vlaams-Brabant, geeft aan dat in 2005 6,1% van de bevolking van Vlaams-Brabant als buitenlander geregistreerd was. Hiermee bekleedt Vlaams-Brabant de middenpositie van de vijf Vlaamse provincies, waarbij Antwerpen (6,5%) en vooral Limburg (8,1%) méér buitenlandse inwoners tellen, en Oost- en West-Vlaanderen minder (respectievelijk 2,7% en 2,0%).

Toch ligt het aandeel niet-belgen in Vlaams-Brabant 1,1 procent hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Ook zijn er haast één procent méér buitenlanders in vergelijking met 1994. Vlaams-Brabant huisvest nu 21,2 % van het totale aantal niet-belgen in Vlaanderen, terwijl het bevolkingsaandeel binnen het Vlaams Gewest slechts 17,2% bedraagt. Opvallend is dat het aantal niet-belgen in Vlaams-Brabant op elf jaar met 22,3% groeide, terwijl in het Vlaamse Gewest in zijn geheel de stijging slechts 5,7% bedroeg. Enkel in West-Vlaanderen stijgt het aantal niet-belgen nog sneller, maar in het totaal zijn daar slechts 2% niet-belgen.

Evolutie alleenstaanden in Vlaams-Brabant per arrondissement

0,00%

2,00%

4,00%

6,00%

8,00%

10,00%

12,00%

14,00%

1997 2002 2007

Arr.Halle-Vilvoorde Arr. Leuven Vlaanderen

24

Page 25: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1.4.2 Samenstelling van de buitenlandse bevolking

Samenstelling buitenlandse bevolking Vlaams Gewest – Vlaams-Brabant

Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering

Drievierden van de Vlaams-Brabantse vreemdelingen zijn EuropeanenVolgens het rapport van de Studiedienst van de Vlaamse Regering komt zo goed als drievierde (74,9%) van de niet-Belgische populatie in Vlaams-Brabant uit Europa. Dat is 6 procent boven het Vlaamse gemiddelde (68%). In een provincie gelegen rond Brussel, hoofdstad van Vlaanderen, België en de Europese Unie en vestigingsplaats van tal van internationale instellingen en bedrijven verbaast dit niet. Sinds 1997 nam het aandeel Europeanen binnen het totale aantal vreemdelingen nog met 1,9 procent toe. In heel het Vlaams Gewest bedroeg de stijging van het aandeel Europese buitenlanders zelfs 10 procent. De belangrijkste groepen in Vlaams-Brabant zijn Nederlanders (14,3%), Italianen (10,1%), Britten (9,8%), Fransen (8,7%), Duitsers (7,7%) en Spanjaarden (6,9%).VS-burgers en Canadezen maken samen 4% van de niet-belgen uit. Het aandeel inwoners met de Marokkaanse nationaliteit (4,8%) en vooral de Turkse nationaliteit (1,5%) ligt vér onder het Vlaamse gemiddelde. Net als in heel Vlaanderen daalt het aantal Turken en Marokkanen tengevolge van de verwerving van de Belgische nationaliteit. In de periode 1994-2004 verwierven in Vlaams-Brabant 16.473 mensen de Belgische nationaliteit (150.791 in Vlaanderen).

Meer niet-belgen in Halle-VilvoordeHet zal opnieuw niet verbazen dat vooral de Vlaamse Rand rond Brussel en de regio tussen Leuven en Brussel een grotere buitenlandse bevolking heeft. Het arrondissement Leuven telt 4,7% buitenlanders, terwijl Halle-Vilvoorde er 7,2% telt.

4.1.4.3 SIF-vreemdelingen

SIF staat voor Sociaal Impuls Fonds. Om dit fonds werkbaar te maken definieerden beleidsmakers de SIF–vreemdeling. Het begrip SIF-vreemdeling is vandaag een veel gebruikte norm om een onderscheid te maken tussen vreemdelingen uit de rijkere

Vlaams Gewest: 4,9% niet-belgen

Nederlanders; 30,7

Italianen; 8,1

Fransen; 6,1

Britten; 4,2

Duitsers; 4

Spanjaarden en Portugezen; 5,5

Rest Europa; 10,3

VS en Canada; 1,7

Rest Amerika; 1,4

Turken en Marokkanen;

16,2

Azië (-Turkije); 6,8

Afrika (-Marokko); 4,8

25

Vlaams-Brabant: 6,1% niet-belgen

Nederlanders; 14,3

Italianen; 10,1

Fransen; 8,7

Britten; 9,8

Duitsers; 7,7Spanjaarden en Portugezen;

10,3

Rest Europa; 14,2

VS en Canada; 4

Rest Amerika; 1,7

Turken en Marokkanen;

6,3

Azië (-Turkije); 7,2

Afrika (-Marokko); 5,5

Page 26: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

westerse landen en vreemdelingen die omwille van hun origine meer kans maken op sociale achterstelling. “SIF-vreemdelingen zijn migranten met een permanente woonplaats in het Vlaamse Gewest die afkomstig zijn uit landen waarvan het BNP per capita minder bedraagt dan € 3.718,00 anno 1996 of personen van Italiaanse, Spaanse of Griekse nationaliteit. “

SIF-vreemdelingen in Vlaams-Brabant t.o.v. totaal aantal inwoners

Bron: Provincie Vlaams-Brabant

SIF-vreemdelingen vooral in Vlaamse rand rond Brussel en in stad Leuven Bovenstaande kaart geeft het percentage SIF-vreemdelingen ten opzichte van het aantal inwoners weer. De grootste aandelen SIF-vreemdelingen zijn te vinden in de rand rond Brussel, in Leuven en Diest.Opvallend is dat bovenstaande kaart sterke gelijkenissen vertoont met de verstedelijkingsgraad van de provincie. Ook opvallend is de grotere concentratie SIF-vreemdelingen in het gebied tussen Leuven en Brussel.

4.1.4.4 Verschil tussen ‘niet-belgen’ en ‘mensen van vreemde origine’

Het aandeel niet-belgen is gebaseerd op de nationaliteit van de inwoners. Het aandeel niet-belgen wijkt sinds de eeuwwisseling steeds sterker af van het aandeel ‘mensen van vreemde origine’, voornamelijk omwille van de vele naturalisaties via de snel-belgwet.

26

Page 27: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Toe- of afname van het aandeel Turken en Marokkanen in Vlaams-Brabant in %

Bron: Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel

Illustratief is bovenstaande kaart die weergeeft waar het aandeel mensen met de Turkse en Marokkaanse nationaliteit is toegenomen (groen) en afgenomen (rood).Het gaat dus niet over het aandeel mensen van Turkse of Marokkaanse oorsprong, wat ongetwijfeld hoger ligt. De mogelijkheid tot naturalisatie moet bij het bestuderen van de gegevens in het achterhoofd worden gehouden, vooral in het kader van de wet van 1991 die vanaf 1992 de Belgische nationaliteit toekent aan de derde generatie allochtonen. Het totale aantal Marokkanen (dus met Marokkaanse nationaliteit) in België is bijvoorbeeld tussen 1991 en 1999 verminderd van 142.000 naar 125.000. Ook de wet van 2000 speelt een belangrijke rol. Die wet versoepelde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit aanzienlijk. De kaart laat dus zien waar er nieuwe Turkse en Marokkaanse migranten bijkwamen (groen) en waar door naturalisaties velen Belg werden (rood).

4.1.5 Loop van de bevolking

4.1.5.1 Evolutie en prognose van de bevolking

4.1.5.1.1 Grijze drukDe grijze druk is het aandeel ouderen (60+) t.o.v. de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-59 jaar). Dit geeft weer hoe sterk de niet meer actieve bevolking 'weegt' op de bevolking op actieve leeftijd.

27

Page 28: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Grijze druk in Vlaams-Brabant

Bron: Provincie Vlaams-Brabant

Vooral grijze druk in het oosten van de provincieIn verschillende gemeenten in het oosten van de provincie heeft de vergrijzing zich reeds sterk ingezet: Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem, Bekkevoort, Kortenaken en Tienen. Ook in de westrand rond Brussel zijn er enkele gemeenten met een hoge grijze druk, voornamelijk Drogenbos, Dilbeek en Wemmel, en verder Grimbergen en Herne. In de regio rond Leuven is de druk op de actieve bevolking nog beperkt.

4.1.5.1.2 Groene drukDe groene druk bekijkt het aandeel jongeren (0-19 jaar) in verhouding tot de bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-59 jaar). De groene druk is de mate waarin de nog niet actieve bevolking 'weegt' op de bevolking op beroepsactieve leeftijd.

Groene druk in Vlaams-Brabant

Bron: Provincie Vlaams-Brabant

Erg hoge ‘groene druk’ in Halle-VilvoordeDe kaart met de groene druk is grotendeels een spiegelkaart met die van de grijze druk: waar de aandelen ouderen hoog zijn, zijn de aandelen jongeren laag. Dit geldt vooral voor het oosten van de provincie. Wemmel, Dilbeek, Drogenbos en Herne daarentegen

28

Page 29: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

hebben zowel veel ouderen als veel jongeren onder de bevolking. De groep op actieve leeftijd is er relatief beperkt. Algemeen heeft het arrondissement Halle-Vilvoorde een erg hoge groene druk (44,0%) vergeleken met Vlaanderen (40,5%), terwijl het arrondissement Leuven onder het gemiddelde voor Vlaanderen blijft (38,8%). In de hiervoor genoemde gemeenten zijn er zowel veel ouderen als jongeren. In de zuidrand rond Brussel is er eveneens een hoge druk op de actieven, maar dan vooral vanuit de jongere bevolking. In deze gemeenten en in Vilvoorde en Machelen vinden we een erg hoge groene druk. Gemeenten zoals Leuven, Tielt-Winge, Affligem, Zemst en Meise hebben een grote groep actieven en relatief weinig ouderen en jongeren. Ook op dit gebied is er een groot verschil tussen de cijfers van de twee arrondissementen.

4.1.5.2 Vergrijzing in de toekomst

Onderstaande kaart geeft een beeld van de vergrijzing in de toekomst. Indien de huidige trends zich de volgende jaren doorzetten krijgen we de getoonde verwachte vergrijzing voor 2025.

Verwacht aantal 60-plussers in 2025 in Vlaams-Brabant

Bron: Provincie Vlaams-Brabant

In 2025 is in het oosten van de provincie 1 op 3 ouder dan 60 jaarTussen 2000 en 2005 was er ongeveer in elke gemeente reeds een lichte stijging waar te nemen van de groep 60-plussers. Toch blijft het aandeel op de bevolking in 2005 in de meeste gemeenten nog onder de 25%. Tegen 2010 wordt bijna in elke gemeente een toename verwacht. De grootste sprong mogen we daarna pas verwachten. Tegen 2025 zal het aandeel 60-plussers in de meeste gemeentenover de 30% van de bevolking gaan. Het dient eigenlijk niet herhaald te worden: het opvangen van de gevolgen van deze vergrijzing is een grote uitdaging voor de komende jaren.De gemeenten in het oosten en het noordoosten van de provincie zullen het meest met de problematiek te maken hebben. In de rand rond Brussel zijn de verwachte aandelen 60-plussers eerder laag, ook in de noordwestrand, waar de percentages op dit ogenblik toch tamelijk hoog liggen. Vilvoorde, Machelen, Zaventem, Boutersem en vooral Leuven zullen met de huidige trends in 2025 nog een relatief jonge bevolking hebben, al is er ook in deze gemeenten een sterke toename ten opzichte van vandaag.

29

Page 30: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Nog meer info over vergrijzing:http://www.vlaamsbrabant.be/binaries/dossier_ouderenvlaamsbrabant_tcm5-7062.pdf

4.1.5.3 Immigratie, emigratie en migratiesaldo

Aantal personen in Vlaams-Brabant die immigreren, emigreren en het migratiesaldo per gebied

Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), bewerkt door APS

Nieuwe Vlaams-Brabanders zijn vooral Brusselaars en buitenlandersBovenstaande figuur geeft het geografische verloop weer van migraties in en uit Vlaams-Brabant, cumulatief voor een periode van 5 jaar. We stellen veruit de grootste migratiebewegingen vast met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de periode van 1997 tot 2003 verliest de provincie ongeveer 50.000 inwoners aan Brussel maar verwelkomt iets meer dan 80.000 inwoners uit de hoofdstad. Dit geeft een positief saldo van meer dan 29.000. Opvallend is ook de grote uitwisseling met het buitenland, zeker voor een provincie zonder staatsgrens. Ook met het buitenland houdt Vlaams-Brabant een positief saldo over van meer dan 10.600 inwoners. Het grootste negatieve saldo noteren we in de uitwisseling met het Waalse Gewest. Meer dan 27.000 Vlaams-Brabanders weken uit over de taalgrens, terwijl er 17.000 walen zich in Vlaams-Brabant kwamen vestigen. De uitwisseling met de andere Vlaamse provincies is quasi in balans qua migratiesaldo.

30

Page 31: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Natuurlijke aangroei en migratiesaldo Vlaams-Brabant en Vlaams Gewest

Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), bewerkt door APS

Vlaams-Brabant blijft steeds nieuwe inwoners aantrekken en verstedelijkt verderBovenstaande grafiek geeft enerzijds het migratiesaldo weer sinds 1990 en anderzijds de natuurlijke aangroei van de bevolking. Beide curves worden vergeleken met de curve van het Vlaamse Gewest.Het Vlaams-Brabantse migratiesaldo blijft nu al meer dan 15 jaar voortdurend positief. De migratie is ook steeds sterker dan die van het Vlaamse Gewest. Vlaams-Brabant beschikt over een grote aantrekkingskracht als vestigingsplaats. De provincie was en is een van de grootste groeipolen in het groeiende Vlaanderen, en lijkt dit ook in de toekomst te zullen blijven. Deze groei wordt nog versterkt door een terug stijgende (sinds 2004) natuurlijke aangroei van de bestaande bevolking.Grootste oorzaak voor deze expansieve bevolkingsaangroei is ongetwijfeld de nabijheid van Brussel. De economische en politieke aantrekkingskracht van de Europese hoofdstad heeft verstrekkende gevolgen voor de demografie van Vlaams-Brabant en voor Halle-Vilvoorde in het bijzonder. Deze regio vangt enerzijds de stadsvlucht op en biedt anderzijds de open ruimte voor nieuwe ontwikkelingen binnen het bereik van het volgebouwde Brussel.

31

Page 32: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1.6 Samenvatting: demografische indicatoren

Vlaams-Brabant verstedelijkt en vergrijst

Het aantal Vlaams-Brabanders blijft toenemen, sneller dan het aantal inwoners van andere provincies. In 2007 waren we met 1.052.467. In de laatste 10 jaar zijn er 50.000 inwoners bijgekomen. Als je weet een Vlaams-Brabantse gemeente gemiddeld 16.192 inwoners telt, kwamen er voldoende inwoners bij om 3 nieuwe gemeenten te bevolken.Deze stijging is vooral het gevolg van een positief migratiesaldo, vooral uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en uit het buitenland (vooral uit de Europese Unie). Spelen ook een rol: * provinciaal het hoogste levensverwachtingscijfer van België * sinds 2004 een stijgende natuurlijke aangroei

De Vlaams-Brabantse bevolkingspiramide vertoont enkele typische kenmerken in vergelijking met Vlaanderen: * een meer uitgesproken babyboomeffect (meer mensen tussen 40jaar en 60jaar)* meer geboorten* meer jongeren in de regio Halle-Vilvoorde* meer vrouwen in de regio Halle-Vilvoorde* meer senioren in de regio Leuven

Net zoals heel Vlaanderen vergrijst ook Vlaams-Brabant, maar iets minder uitgesproken door het stijgende aandeel kinderen. Onze provincie telt steeds kleinere huishoudens. Dit is het gevolg van meer echtscheidingen, later huwen of samenwonen, maar vooral door een verhoging van de sterfteleeftijd. Het aantal alleenstaanden neemt dus voortdurend toe tot 12% van de bevolking. Dit fenomeen is sterk uitgesproken in de regio ten oosten van Leuven.

Het aandeel niet-belgen in Vlaams-Brabant groeide de laatste elf jaar fenomenaal met 22,3%. Momenteel heeft 6,1% een buitenlandse identiteitskaart. Drie kwart daarvan zijn Europeanen. Door de naturalisatiegolf en snel-belg-wet ligt het aantal mensen van buitenlandse origine nog een stuk hoger. De ligging als een sikkel rond Brussel zorgt voor een betekenisvol verschil tussen het aantal niet-belgen in de regio Halle-Vilvoorde (7,2%) en regio Leuven (4,7%). Gekeken naar de mogelijke sociale achterstelling van deze niet-belgen (SIF) vinden we deze groep vooral in de verstedelijkte gebieden: rand rond Brussel, Leuven stad en in mindere mate in Diest.

De bevolkingsprognose voor de toekomst is duidelijk. De bevolkingsaangroei zal aanhouden wat een verdere verstedelijking in de hand werkt. De immigratiecurve klimt. De groene druk (een hoger aandeel jongeren) ligt concentrisch rondom de hoofdstad Brussel, en camoufleert er vergrijzing. Maar de vergrijzing is onomkeerbaar en zal vooral in het oosten (gebied Aarschot-Diest-Tienen) enorm voelbaar worden. In 2025 zal daar één op drie inwoners ouder dan 60 jaar zijn.

32

Page 33: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.1.7 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: demografische indicatoren

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij het onthalen van nieuwkomers (autochtonen en/of allochtonen) in de gemeenten.

- Onze communicatie- en wervingskanalen zijn ook op maat van nieuwkomers in de gemeenten.

- Onze organisatie ziet kansen in het betrekken van Vlaams-Brabantse inwoners van buitenlandse origine.

- Onze organisatie heeft een opdracht in het behouden of het versterken van het sociaal weefsel in gebieden die steeds meer verstedelijken.

- Onze organisatie is strategisch voorbereid op een bevolkingssamenstelling met een sterk groeiend contingent ouderen.

- Onze organisatie heeft een aanbod aangepast aan de gewijzigde gezinssamenstellingen en het toenemend aantal alleenstaanden.

33

Page 34: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2 Socio-economische indicatoren

4.2.1 Economische grootindicatoren

Het aandeel van Vlaams-Brabant in de Vlaamse economie

Bron: studiedienst van de Vlaamse RegeringDefinitie: Het bruto binnenlands product (BBP) is de marktwaarde van alle goederen en diensten die er op één jaar tijd worden geproduceerd. Het BBP is een veel gebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of regio.

Vlaams-Brabant is productief met een hoog beschikbaar inkomenVlaams-Brabant is algemeen genomen een sterkhouder voor de Vlaamse economische cijfers. De provincie realiseert 17,7% van het Vlaamse Bruto Binnenlands Product (BBP) en dit met 17,12% van de bevolking. De arbeidsproductiviteit per werknemer ligt hoger dan het Vlaams gemiddelde en dit leidt tot een gemiddeld hoger beschikbaar inkomen per inwoner. De loonkost ligt er een klein beetje hoger. Het enige negatieve cijfer in vergelijking met het Vlaamse Gewest is de investeringsratio die 2,5% lager ligt, maar dat is eigen aan een regio met een dominerende dienstensector.

4.2.2 Economische kenmerken van het arrondissement Leuven

Troeven van arrondissement Leuven- Een eerste voorname troef is de gunstige centrale geo-economische ligging van de

regio, midden de grootste afzetmarkt met de grootste koopkracht van Europa. De goede verbindingen en de ligging in de onmiddellijke nabijheid van enerzijds Brussel als Europese en internationale hoofdstad en van anderzijds de luchthavenregio als 'mainport' en economische groeipool bieden extra opportuniteiten.

- Een tweede troef zijn de kennis econo mie en de zorgsector , twee belangrijk economische sectoren waarin Leuven internationale faam geniet. De Leuvense universiteit, de hogescholen, UZ Gasthuisberg en tal van andere kennisintensieve bedrijven maken dat de Leuvense regio een waaier van mogelijkheden creëert om innovatief te gaan ondernemen. Het hoge opleidingsniveau van de inwoners vormt een extra voordeel.

34

Page 35: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Economische zwakten en bedreigingen voor arrondissement Leuven- RESOC Leuven wijst op een aantal zwakke punten en bedreigingen die rechtstreeks

verband houden met de troeven. Vooral het westelijk deel wordt gekenmerkt door een toenemende verstedelijkingsdruk, een dichte bebouwing en een gebrek aan ruimte, een dichtslibben van het wegennet met onmiskenbare zware economische verliezen als gevolgen, een stijgende druk op het leefmilieu en de leefbaarheid.

- Daarnaast kan de aanwezigheid van de dienstengerichte economie met arbeidsplaatsen voor hogergeschoolden leiden tot een verder doorgedreven dualisering op de arbeidsmarkt en tot sociale uitsluiting.

- Het arrondissement Leuven is geen homogeen geheel. Er is een werkelijk verschil tussen de tewerkstelling, de werkgelegenheid, de economische ontwikkeling en de inkomensvorming van het stadsgewest Leuven en van de deelgebieden Aarschot-Diest (het Demernetwerk), de regio Tienen (de Landelijke Kamer Oost), de Dijlevallei en de gemeenten ten westen van Leuven.

Bron en meer info: www.ersvvlaamsbrabant.be

4.2.3 Economische kenmerken van het arrondissement Halle-Vilvoorde

Troeven van arrondissement Halle-Vilvoorde- De regio Halle-Vilvoorde is op geografisch en socio-economisch vlak nauw

vervlochten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Halle-Vilvoorde ligt als een sikkel rond Brussel en op economisch vlak bestaat er een wederzijdse afhankelijkheid tussen de luchthaven van Zaventem enerzijds en de aanwezigheid van EU-instellingen, internationale organisaties en bedrijven anderzijds. Rondom de luchthaven heeft zich een logistieke cluster gevormd en een groot aantal dienstverlenende bedrijven (IT, media, finance).

- Door een gebrek aan ruimte in de hoofdstad vestigen vele bedrijven zich in de periferie en langs de Ring. Halle-Vilvoorde kent dan ook een belangrijk aantal bedrijvenzones met een hoge bezettingscapaciteit en is één van de grootste kantorenmarkten van België. Hoewel de regio zelf een belangrijke tewerkstellingspool is (ongeveer 240.000 arbeidsplaatsen) en vele internationale ondernemingen huisvest, trekken dagelijks duizenden pendelaars uit Halle-Vilvoorde naar Brussel.

Economische zwakten en bedreigingen voor arrondissement Halle-Vilvoorde- Halle-Vilvoorde kent een hoge mate van heterogeniteit, met open ruimten (de

Druivenstreek, Pajottenland, de Brabantse Kouters) afgewisseld met sterk verstedelijkte gebieden (de luchthavenregio, de randgemeenten rond Brussel, de Zuidelijke Zennevallei). De regionale balans tussen leefkwaliteit, tewerkstelling en economie is voortdurend dansen op een slappe koord. De geluidsnormenproblematiek die al jaren aansleept rondom de luchthaven, is daar een concreet voorbeeld van, maar ook de autowegen zijn het infarct nabij.

- Bovendien lijdt de regio onder een gebrek aan ruimte: het is voortdurend een moeilijke keuze tussen ruimte om te ondernemen, ruimte om te wonen of open ruimte. Zonder langetermijnoplossingen die op een breed draagvlak kunnen rekenen en een flankerend beleid dreigen dergelijke problemen de toekomstige ontwikkeling van de regio te hypothekeren.

- Halle-Vilvoorde heeft zich relatief snel kunnen omvormen van een sterke industriële economie naar een diensteneconomie. De sluiting van Renault-Vilvoorde en Sabena (en hun toeleveringsbedrijven), en het verdwijnen van industriële tewerkstelling uit de

35

Page 36: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Zuidelijke Zennevallei werden gecompenseerd door de komst van dienstverlenende bedrijven. Toch bestaat er een grote 'mismatch' tussen vraag naar arbeid en het aanbod ervan. De lange lijst van knelpuntberoepen die ook in de rest van Vlaanderen geldt, wordt in de regio nog aangevuld met luchtvaartgerelateerde beroepen. Openstaande vacatures in Halle-Vilvoorde worden door een gebrek aan interregionale mobiliteit (die meerdere oorzaken kent) slechts mondjesmaat ingevuld met werkzoekenden uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het niet of onvoldoende kennen van het Nederlands is daarbij een cruciale factor.

Bron en meer info: www.ersvvlaamsbrabant.be

4.2.4 Ondernemen

Actieve, verdwenen en opgerichte ondernemingen in Vlaams-BrabantActieve Ondernemingen 2001 2006 Stijging

Ar.Halle-Vilvoorde 36.413 38.140 4,7%Ar.Leuven 28.951 30.558 5,6%

Provincie Vlaams-Brabant 65.364 68.698 5,1%Vlaams Gewest 414.852 432.290 4,2%

Verdwenen Ondernemingen 2001 2006 DalingAr.Halle-Vilvoorde 2.615 2.328 11,0 %

Ar.Leuven 2.148 1.964 8,6 %Provincie Vlaams-Brabant 4.763 4.292 9,9 %

Vlaams Gewest 29.522 27.083 8,3 %

Opgerichte Ondernemingen 2001 2006 StijgingAr.Halle-Vilvoorde 2.328 2.948 26,6%

Ar.Leuven 1.964 2.690 37,0%Provincie Vlaams-Brabant 4.292 5.638 31,4%

Vlaams Gewest 27.083 35.758 32,0%Bron: lokale statistiek, studiedienst van de Vlaamse regering

Vlaams-Brabant positief ondernemend, maar wat na 2008?Bovenstaande tabel laat zien dat Vlaams-Brabant in 2006 68.698 actieve ondernemingen telt. In vijf jaar tijd is dat aantal gestegen met 5,1%. Beide arrondissementen stijgen sterker dan het Vlaams gemiddelde. In het arrondissement Leuven is de stijging het meest uitgesproken (5,6%)Het aantal faillissementen of delocaties uit zich in het aantal verdwenen ondernemingen. In 2006 waren er 9,9% minder falingen in Vlaams-Brabant dan in 2001. Dat is een nog betere score dan het Vlaams gemiddelde (-8,3%). Het meest economisch stabiele arrondissement is Halle-Vilvoorde met een daling van 11% van het aantal falingen in vergelijking met 2001.Dit positieve verhaal is ook te zien bij het aantal opgerichte ondernemingen in 2006. In 2006 waren er 31,4% meer starters dan in 2001 in Vlaams-Brabant. De stijging is echter minder groot dan het Vlaams gemiddelde (32%). Er is echter een groot arrondissementeel verschil waarbij Leuven het nog een heel pak beter doet (37%) dan het Vlaams gemiddelde. Halle-Vilvoorde stijgt dan weer wat lager dan het Vlaams gemiddelde.De hamvraag echter is welke impact de economische evolutie vanaf 2008 heeft. De financiële en economische crisis kan een zeer grote impact hebben op de algehele

36

Page 37: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

economische groei en dus ook op deze cijfers. Er zijn momenteel nog geen cijfers voor 2009, maar het is nu al duidelijk dat de positieve trend een betekenisvolle breuk vertoont.

4.2.5 Inkomen

Gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner in Vlaams-Brabant aanslagjaar 2005

Bron: FOD Economie

Vlaams-Brabanders beste verdieners van VlaanderenVlaams-Brabant heeft liefst twaalf gemeenten in de top twintig van de gemeenten met het hoogste gemiddeld fiscaal inkomen per inwoner. Dit is het meest van alle provincies.In de gemeente Keerbergen wonen de meest rijke mensen met een gemiddeld jaarinkomen van 18.984 euro. Alleen Sint-Martens-Latem (O-Vl) doet beter.Ter illustratie de Vlaams-Brabantse gemeenten uit de top 20:

- Keerbergen- Dilbeek - Lubbeek- Oud-Heverlee, - Herent- Meise- Steenokkerzeel- Grimbergen- Kortenberg- Boortmeerbeek- Bierbeek - Zemst

Opvallend is de woonplaats van de mensen met een hoger inkomen in de residentiële gemeenten rond de steden Brussel en Leuven. Alleen de kleine en erg verstedelijkte gemeente Drogenbos vormt hierop een uitzondering. Niet zichtbaar op de kaart is het grote contrast met de situatie in het Brusselse Gewest, waar het gemiddelde inkomen in vele gemeenten tot de laagste van het hele land behoren.

37

Page 38: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

In het oosten, en dan vooral in het landelijke gebied grenzend aan Limburg, ligt het gemiddelde inkomen iets lager. Een trend die ook voelbaar blijft over de provinciegrens.

4.2.6 Scholingsgraad

Hoog- en laaggeschoolden in het Vlaams Gewest en Vlaams-Brabant per generatie

Bron: SEE2001, bewerkt door APS

Vlaams-Brabant hoog geschooldBovenstaande grafiek toont het verschil in scholingsgraad voor hoog- en laaggeschoolden tussen Vlaams-Brabant en het Vlaamse Gewest.Bij de jongere bevolking (25-34 jaar) is in Vlaams-Brabant meer dan de helft hooggeschoold. Dit is maar liefst 10% hoger dan het Vlaams gemiddelde. In dezelfde leeftijdscategorie zijn er in Vlaams-Brabant 3,2% minder laaggeschoolden. Bij de mensen boven de pensioenleeftijd (65-74 jaar) is een identieke vaststelling te maken. In Vlaams-Brabant zijn er meer hooggeschoolden en minder laaggeschoolden in vergelijking met het Vlaams gemiddelde.

38

Page 39: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2.7 Leefloners

Aantal uitkeringsgerechtigde leefloners in Vlaams-Brabant

Bron: lokale statistiek, studiedienst van de Vlaamse regering

Aantal uitkeringsgerechtigde leefloners vrij stabielOndanks de hogere inkomens en de voortdurende economische groei in de regio blijkt het aantal leefloners in de provincie Vlaams-Brabant te stijgen. We moeten hier wel rekening houden met het stijgend aantal inwoners wat deze stijging mee verklaart.We merken ook een verschil in aantal leefloners tussen de arrondissementen. In de laatste zes jaren tijd is het aantal leefloners in Halle-Vilvoorde voortdurend gestegen, terwijl het arrondissement Leuven er in slaagde om het aantal leefloners gelijk te houden, ondanks een gevoelige stijging van het aantal inwoners.

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

2002 2003 2004 2005 2006 2007

Vlaams-Brabant Ar.Halle-Vilvoorde Ar.Leuven

39

Page 40: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2.8 Inkomensgarantie voor ouderen

Aantal IGO-trekkers en uitgekeerd berdag per provincie voor per geslacht

Bron: Rijksdienst voor pensioenen – gegevens van 2007

Aantal IGO-ouderen laagst in Vlaams-BrabantBovenstaande tabel geeft het aantal ouderen weer die genieten van een aanvullende overheidstoelage die hun inkomen waarborgt: de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). Zoals overal in Vlaanderen genieten in Vlaams-Brabant ongeveer dubbel zoveel vrouwen dan mannen van dergelijke toelage, en dit om historisch verklaarbare redenen (vroegere huisvrouwen zonder of met minder pensioenopbouw). Diepergravende cijfers leren ons dat het aantal IGO-trekkers in Vlaams-Brabant, in vergelijking met het aantal inwoners, lager ligt dan in andere provincies. Het aandeel IGO-trekkers van het arrondissement Leuven ligt procentueel gevoelig hoger dan in Halle-Vilvoorde. Dit bevestigt de demografische vaststelling van het groter contingent ouderen in het arrondissement Leuven, vooral in het oosten.

4.2.9 Werkende bevolking

4.2.9.1 Activiteitsgraad

De ‘activiteitsgraad’ is de mate waarin de bevolking op actieve leeftijd zich aanbiedt op de arbeidsmarkt, m.a.w. een job heeft of zoekt.

40

Page 41: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Verschil tussen aantal werkende mannen en vrouwen het kleinst in Vlaams-Brabant De ‘activiteitsgraad’ is de mate waarin de bevolking op actieve leeftijd zich aanbiedt op de arbeidsmarkt, m.a.w. een job heeft of zoekt.De activiteitsgraad 2007 voor Vlaams-Brabant is net iets hoger dan 70%. Dit is vrij gemiddeld op Vlaamse schaal, maar erg hoog in vergelijking met het Brussels Gewest. De groep mannen vertoont traditioneel een hogere activiteitsgraad, meer dan 3 op 4. Het verschil in activiteitsgraad tussen mannen en vrouwen is het kleinst in Vlaams-Brabant, minder dan 10%. Vooral qua actieve vrouwen scoort Vlaams-Brabant het hoogst van Vlaanderen en bij uitbreiding van heel België.

4.2.9.2 Werkzaamheidsgraad

De ‘werkzaamheidsgraad’ is het percentage werkenden in de bevolking ten opzichte van de totale bevolking.

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Vlaams-Brabanders 18% meer werkzaam dan BrusselaarsDe vaststellingen voor de werkzaamheidsgraad zijn gelijklopend aan die van de activiteitsgraad. In 2007 zijn 67 op 100 Vlaams-Brabanders aan het werk. Een gemiddelde score in vergelijking met Vlaanderen, een hoge score met België of met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het aantal werkende vrouwen is het hoogst in Vlaams-

Activiteitsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007

50,0

55,0

60,0

65,0

70,0

75,0

80,0

Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen

Vlaams-Brabant

West-Vlaanderen

Brussels H.Gewest

ActiviteitsgraadMannenVrouwen

Werkzaamheidsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007

40,0

45,0

50,0

55,0

60,0

65,0

70,0

75,0

Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen

Vlaams-Brabant

West-Vlaanderen

Brussels H.Gewest

Werkzaamheidsgraad

Mannen

Vrouwen

41

Page 42: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Brabant. Het verschil met de buur Brussel is erg frappant. In Vlaams-Brabant zijn 18% meer mannen en bijna 19% meer vrouwen aan het werk in een betaalde job dan in het Brussels Gewest!

4.2.10 WerkloosheidEen erg belangrijke en veel gebruikte economische en tegelijk ook sociale indicator is de werkloosheid van de bevolking. Ze geldt als één van de belangrijkste meetinstrumenten voor de economische gezondheid van een regio. We gaan dan ook dieper in op deze cijfers met uitgesplitste tabellen en dynamische vergelijkingen.

4.2.10.1 Werkloosheidsgraad

De ‘werkloosheidsgraad’ is het percentage niet-werkende werkzoekenden ten opzichte van de beroepsbevolking

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Vlaams-Brabant in 2007 provincie met erg lage werkloosheidsgraad Bovenstaande grafiek toont het jaargemiddelde voor 2007, waarbij de Vlaamse provincies en het Brussels Gewest onderling worden vergeleken. In Vlaams-Brabant zat gemiddeld doorheen het jaar 1 op 20 mensen uit de beroepsbevolking zonder werk. In het nabije Brusselse Gewest is dat meer dan 1 op 5. Vooral het Vlaams-Brabantse werkloosheidscijfer bij vrouwen is erg laag, typerend voor een regio met een gezonde diensteneconomie en een bevolking met een eerder hoge scholingsgraad (en talenkennis).

Werkloosheidsgraad 15 tot 64 jarigen per provincie in 2007

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen

Vlaams-Brabant

West-Vlaanderen

Brussels H.Gewest

Werkloosheidsgraad

Mannen

Vrouwen

42

Page 43: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Hogere werkloosheidgraad bij jongere mannen en oudere vrouwenDe lage Vlaams-Brabantse werkloosheidsgraad voor 2007 is alles behalve gelijk gespreid per leeftijdsgroep of per geslacht. Een aantal trends zijn opvallend, al zijn ze ook vastgesteld in andere Vlaamse provincies. De grafiek laat de instroom schoolverlaters op de arbeidsmarkt zien bij de eerste drie stavengroepen. Opvallend daarbij is de grotere werkloosheidsgraad bij mannen. Het feit dat vrouwen vandaag langer studeren dan mannen speelt hier gedeeltelijk mee. In de leeftijdsgroep 20-24 jarigen (wanneer ook hoogopgeleiden afstuderen) is er geen verschil meer tussen vrouwen en mannen. Vanaf dat punt nemen de vrouwen de bovenhand, al is het verschil met de mannen beduidend kleiner dan in de andere Vlaamse provincies.De werkloosheidsgraad van de beroepsactieve leeftijdsgroepen tussen 25 tot 50 jaar zit voor Vlaams-Brabant bijna volledig onder de 5% drempel. Deze scores zijn enorm laag en bijna volledig toe te schrijven aan natuurlijke jobmigratie binnen dezelfde arbeidsmarkt. Een score van ongeveer 3% wordt algemeen beschouwd als het laagst haalbare. Deze lage cijfers zijn ook oorzaak nummer één voor het ontstaan van knelpuntberoepen. Ten slotte vallen de iets hogere werkloosheidsgraad op voor de vrouwen tussen 50 en 60 jaar. Het gaat hier om een generatie die het nog normaal en haalbaar vond om een gezin te runnen met één kostwinner. Na 60 jaar vertonen de cijfers een enorme val naar minder dan 2,5%. Dit is perfect te verklaren door het feit dat deze mensen op brugpensioen of op regulier pensioen zijn.

Werkloosheidsgraad Vlaams-Brabant per leeftijdscategorie en per geslacht 2007

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

15-17

18-19

20-24

25-29

30-34

35-39

40-44

45-49

50-54

55-59

60-64

Werkloosheidsgraad

Mannen

Vrouwen

43

Page 44: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Hoeveel en hoe lang stijgt de werkloosheidsgraad vanaf 2008?Wanneer we de werkloosheidsgraad dynamisch in de tijd bekijken vallen de zeer lage cijfers voor 2007 op. Tot 2005 was er nog een lichte stijging, maar vooral 2006-2007 was een erg gunstige periode. De bewegingen in de arbeidsconjunctuur hebben blijkbaar weinig invloed op het verschil tussen werkloosheid bij mannen en vrouwen.Te goed nieuws kan ook slecht nieuws zijn. De Vlaams-Brabantse arbeidsmarkt nadert in 2007 het kritische punt van slechts 5% werkloosheidsgraad, waarbij vacatures in bepaalde beroepssectoren niet meer ingevuld raken. Dit kan dan weer andere gevolgen hebben zoals bijvoorbeeld:

- Minder aantrekkelijk als vestigingsplek voor nieuwe ondernemingen- Meer arbeidsmigratie, meer en verder pendelgedrag, meer woon-werkverkeer in

combinatie met een reeds verzadigd wegennet - Nog meer migratie naar de provincie wat verdere verstedelijking versnelt

De hamvraag bij de werkloosheidsgraad is de evolutie na 2008. Welke impact heeft de economische crisis op deze cijfers? Hieronder de meest recente werkloosheidscijfers van de per arrondissement.Werkloosheidsevolutie per arrondissement 1e kwartaal 2009 tov 1e kwartaal 2008

Bron: VDAB Leuven

Evolutie Werkloosheidsgraad in Vlaams-Brabant 2003-2007 per geslacht

4,0

4,5

5,0

5,5

6,0

6,5

7,0

7,5

2003 2004 2005 2006 2007

WerkloosheidsgraadMannenVrouwen

44

Page 45: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Economische crisis slaat minder hard toe in Vlaams-BrabantBovenstaande kaart met de arrondissementen van Vlaanderen vergelijkt de werkloosheid net voor de crisis (1e kwartaal van 2008) met een jaar later (1e kwartaal 2009). De werkloosheid nam overal stevig toe. In de donkergroene arrondissementen blijft de stijging relatief beperkt. De crisis veroorzaakt beduidend meer werkloosheid in Limburg en West-Vlaanderen. Vlaams-Brabant is duidelijk minder gevoelig voor de schommelingen in de werkloosheid als gevolg van de conjunctuurdaling. De oorzaak hiervoor is het feit dat in Vlaams-Brabant veel minder mensen werken in de secundaire sector (industrie en bouw), waar de meeste ontslagen vallen. De meeste Vlaams-Brabanders werken in de tertiaire (diensten) en quartaire (zorg, onderwijs, openbare dienstverlening) sector.

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

Steden en gemeenten met hoog werkaanbod hebben hogere werkloosheidsgraad Bovenstaande kaart toont de verscheidenheid in werkloosheidsgraad per gemeente. Enkele opvallende vaststellingen:

- We merken een hogere werkloosheidsgraad in de rand rond Brussel. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt op deze kaart niet mee in beeld maar zou zeer donkerrood gekleurd zijn met een werkloosheidsgraad van 22%.

- Stedelijkheid brengt blijkbaar een grotere werkloosheidsgraad mee (Leuven, Vilvoorde, Tienen, en in mindere mate Halle, Diest en Aarschot). Eigenaardig genoeg hebben deze stedelijke kernen net de grootste joblocaties. Denk maar aan de gemeenten gelegen aan de Brusselse ring met veel bedrijventerreinen en de luchthavenregio.

- In het oosten van de provincie zien we ook een hogere werkloosheidsgraad. Daar vertoont de kaart een duidelijke gelijkenis met de kaart over vergrijzing.

- Enkele randgemeenten worden gekenmerkt door een duale sociale mix in de samenstelling van de bevolking (zowel hoogopgeleiden met een hoog inkomen als kansarmen en mensen met een laag inkomen). We noemen Dilbeek, Grimbergen en Sint-Genesius-Rode als uitschieters. Ze hebben een erg hoog gemiddeld inkomen per inwoner maar ook een relatief hoge werkloosheidsgraad.

- Een ander uitgesproken effect is de hogere werkloosheidsgraad in de gemeenten met taalfaciliteiten. Drogenbos heeft de hoogste werkloosheidsgraad van Vlaams-

45

Page 46: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Brabant (meer dan 9%). Ook Kraainem, Wezembeek-Oppem, Linkebeek en Wemmel scoren in de top 8 van hoogste scores.

- De witgekleurde gemeenten zijn typische residentiële woongemeenten met een landelijk karakter. Er is bijna geen werkloosheid meer. De inwoners pendelen veelal naar de stedelijke kernen waar knelpuntberoepen niet meer ingevuld raken.

4.2.10.2 Knelpuntberoepen

Knelpuntvacatures 2007 - Vlaams-Brabant Verkorte lijst

x = meer dan 100 ontvangen vacatures voor het Normaal Economisch Circuit zonder Interim en volgens regio van bedrijfsvestiging

BeroepKnelpunt Halle-

VilvoordeKnelpunt

leuven

Ingenieur (algemene code) x x

Ziekenhuisverpleegkundige x x

Gekwalificeerd verzorgende   x

Leraar 1ste graad sec. onderwijs x  

Leraar 2de graad sec. onderwijs –ASO-KSO-TSO x  

Leraar 3de graad sec. onderwijs –ASO-KSO-TSO x  

Leerkracht basisonderwijs x  

Technicus elektromechanica x  

Technicus elektronica x  

Technicus (algemene code)   x

Begeleider buitenschoolse kinderopvang   x

Projectleider - informatica   x

Analist - informatica x  

Toepassingsprogrammeur - informatica x x

Support - informatica x  

Medewerker callcenter x x

Commercieel bediende x  

Bediende planning en logistiek x  

Vertegenwoordiger x  

Merchandiser x  

Demonstrateur x  

Filiaalhouder of handelszaakbeheerder x x

Autobusbestuurder x x

Bestuurder van trekker met oplegger x  

Insteller-bediener autom./cnc gestuurde mach.   x

Onderhoudsmecanicien en hersteller machines x  

Metselaar   x

Magazijnier x x

Heftruckbestuurder x  

Bewaker – bedrijfsportier x  

Kelner   x

Klassieke (professionele) schoonmaker x x

Particuliere schoonmaker x xBron: VDAB – 2007

Knelpuntberoepen verschillend voor arr. Leuven en arr. Halle-VilvoordeHierboven een lijst van de belangrijkste typische knelpuntberoepen in Vlaams-Brabant. De lijst is langer voor arr. Halle-Vilvoorde.

46

Page 47: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Arr. Leuven kampt grosso modo met een gebrek aan personeel voor de gezondheidssector, voor technische en ondersteunende functies (voor laagopgeleiden) en voor ICT. Halle-Vilvoorde vindt onvoldoende personeel voor onderwijs, ICT en voor vele functies in de klassieke diensten- en logistieke sectoren.

4.2.10.3 Evolutie van het aantal niet-werkende werkzoekenden

Een niet-werkende werkzoekende (NWWZ) is een persoon die werkloos is maar die wel kan en wil werken. Hij onderscheidt zich van:

- ‘werkende werkzoekenden’ die niet werkloos zijn maar toch zoeken naar een betere job

- ‘arbeidsgehandicapten’ die niet (meer) kunnen werken, en dus ook niet zoekenDe NWWZ zijn voor studiewerk een belangrijke groep. Hun profiel vertelt ons veel over de situatie op de arbeidsmarkt.

Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. VDAB (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)

Krapte op de werklozenmarktBovenstaande grafiek vergelijkt het aantal niet-werkende werkzoekenden met het aantal openstaande vacatures bij VDAB. Anders gezegd: hoeveel werkwilligen zijn er per vacature. Ze toont de voortschrijdende inkrimping van het potentieel aan werkkrachten voor openstaande betrekkingen. De curve van Vlaams-Brabant zakt erg rechtlijnig naar een niveau van net geen 5 NWWZ per vacature. Alleen in West-Vlaanderen zijn er nog minder. Ook hier dient aangestipt dat de situatie vanaf eind 2008 sterk zal wijzigen.

Aantal NWWZ per openstaande VDAB-vacature 2003-2007 per provincie

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

14,0

16,0

2003 2004 2005 2006 2007

Vlaams-Brabant

Antwerpen

Limburg

Oost-Vlaanderen

West-Vlaanderen

47

Page 48: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2.10.4 Profiel van de niet-werkende werkzoekenden

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

In 2007 zijn in Vlaams-Brabant ongeveer 1.150 meer vrouwelijke niet-werkende werkzoekenden. Deze vaststelling volgt de tendens van de werkloosheidsgraad.

Bron: Steunpunt WES (Werk en Sociale Economie) iov de Vlaamse Regering

De actieve jobzoekers zijn vooral schoolverlaters. Een andere erg opvallende trend is de grote groep werkloze vijftigers. Zijn ze met meer? Of blijven ze gewoon langer in de statistieken staan? Daarvoor is het goed om zicht te krijgen op de uitstroom van NWWZ naar de arbeidsmarkt. Hoe lang blijft men werkzoekend? Wat is de invloed van scholingsgraad?

Aantal NWWZ in Vlaams-Brabant 2007 per geslacht

11200

11400

11600

11800

12000

12200

12400

12600

12800

13000

13200

Mannen Vrouwen

NWWZ Vlaams-Brabant 2007 per leeftijdsgroep

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

4500

15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64

48

Page 49: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Duurtijd van de werkloosheid bij NWWZ volgens leeftijdsgroep

Bron: VDAB

Hoe ouder de werkzoekende, hoe langer hij/zij werkzoekend blijft.VDAB stelde in de laatste 5 jaren vast dat -25 jarige Vlaams-Brabanders makkelijker werk vinden dan hun oudere collega’s. Na één maand is een vierde van de werkzoekende jongeren terug aan het werk. Na één jaar is dat al twee op drie. Hoe ouder de werkloze, hoe langer hij/zij werkzoekend blijft. 63% van de werkzoekenden van meer dan 45 jaar heeft na één jaar werkloosheid nog geen nieuw werk.

Duurtijd van de werkloosheid bij NWWZ volgens opleidingsniveau

Bron: VDAB

Een hoger opleidingsniveau is een voordelig criterium bij de zoektocht naar werk, maar minder groot dan een jonge leeftijdBovenstaande tabel laat de invloed zien van het opleidingsniveau van de NWWZ op de duurtijd van de werkloosheid. Een hoger opgeleide NWWZ vindt sneller terug werk. Opmerkelijk is dat bij de duurtijd van de werkloosheid de leeftijd een prominentere rol speelt dan het opleidingsniveau.

49

Page 50: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2.11 Samenvatting: socio-economische indicatoren

Vlaams-Brabant sterkhouder van Vlaamse welvaart dankzij en ondanks het nabije Brussel

Vlaams-Brabant scoort op de socio-economisch indicatoren over het algemeen als de sterkste provincie in een sterk Vlaanderen. Het dankt deze benijdenswaardige positie vooral door haar gunstige centrale geo-economische ligging.

- Halle-Vilvoorde is economisch vervlochten met Brussel met wederzijdse afhankelijkheid. Het profiteert van de sterk uitgebouwde logistieke infrastructuur rondom de economische aantrekkingspool Brussel en combineert deze troef met een aantrekkelijke groep goed opgeleide werknemers.

- Leuven wordt gekenmerkt door een sterke kenniseconomie en uitgebreide zorgsector. De positieve economische cijfers zijn een opsteker voor de regio die vroeger minder sterk stond. Alleen in de vergrijzende en landelijke zone in het Oosten volgen de cijfers minder de trend.

De provincie geldt als ondernemend en innoverend, ook in vergelijking met andere Vlaamse provincies. Ze beschikt over het grootste gemiddelde beschikbaar inkomen per inwoner, al merken we betekenisvolle lokale verschillen.De Vlaams-Brabanders hebben een hoge scholingsgraad, zowel bij jonge als oudere werknemers.

Door de economische rijkdom van de Vlaams-Brabantse inwoners kent onze provincie een eerder klein aantal bijsturende sociale maatregelen door de lokale OCMW’s.

Opvallend voor Vlaams-Brabant is het groot aantal werkende vrouwen. Het verschil in werkzaamheidsgraad tussen mannen en vrouwen(10%) is er het kleinst van heel Vlaanderen.

Een ander kenmerk is het zeer lage werkloosheidscijfer dat leidt naar werknemerskrapte en een lange lijst knelpuntberoepen.

Het contrast met buur Brussel is zeer groot. Brussel exporteert haar lusten maar stilaan ook haar lasten. Vlaams-Brabanders pendelen massaal om hun inkomsten in Brussel te vergaren, terwijl vele Brusselaars werkloos blijven. Meertaligheid en opleidingsniveau van werknemers blijken cruciale factoren. In de randgemeenten rond Brussel worden stilaan de typisch stedelijke eigenschappen voelbaar: hogere werkloosheid, meer leefloners, dichtslibbend wegennet.

50

Page 51: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.2.12 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: socio-economische indicatoren

- Onze organisatie houdt rekening met het tijdsbestek van gezinnen met tweeverdieners

- Onze organisatie houdt rekening met het hoog aantal werkende vrouwen

- Onze organisatie heeft in en om Brussel een rol te spelen bij het scheppen van randvoorwaarden of het verhogen van competenties om kansen op de arbeidsmarkt te verhogen

- Onze organisatie moet zich in functie van toegankelijkheid, onthaal voor nieuwe leden en een veranderend sociaal weefsel anders opstellen in de verstedelijkte gebieden rondom Brussel

- Onze organisatie kan uit haar werking in Brussel conclusies trekken voor de toekomstige werking in de rand

51

Page 52: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.3 Welzijns- en gezondheidsindicatoren

4.3.1 Gezondheidsevolutie

Vlaams-Brabander evolueert ongezonder dan gemiddelde VlamingVolgens een studie van de Vlaamse Regering (2006) gaat het de minder goede kant uit met de gezondheid van de Vlaams-Brabanders. Het aantal rokers, overmatige drinkers, mensen met overgewicht en mensen met een depressie evolueert ongunstiger in Vlaams-Brabant in vergelijking met heel Vlaanderen. Dit wil bijvoorbeeld niet zeggen dat in Vlaams-Brabant procentueel meer rokers zijn. Wel dat er in Vlaams-Brabant er een minder sterke daling in het aantal rokers wordt vastgesteld.Deze vaststellingen zijn erg opmerkelijk. Bovenstaand ongezond gedrag of ongezonde lichamelijke toestanden worden eerder gerelateerd met kansarmoede, lagere scholingsgraad, lagere inkomens. Deze eigenschappen zijn net atypisch voor Vlaams-Brabant. Zit Vlaams-Brabant op een keerpunt? Is deze evolutie toe te schrijven aan de hoge immigratiecijfers?

4.3.2 Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen

Gezondheids- en welzijnsvoorzieningen ten opzichte van aantal inwoners in Vlaams-Brabant

Bron: studiedienst van de Vlaamse Regering

52

Page 53: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Halle-Vilvoorde achterop in welzijnsvoorzieningenBovenstaande tabel geeft een overzicht van het aantal gezondheids- en welzijnsvoorzienigen in Vlaams-Brabant in vergelijking met het Vlaamse Gewest. De getallen zijn per duizend inwoners. Enkel voor wat betreft huisartsen, specialisten en plaatsen in de kinderopvang doet Vlaams-Brabant het beter dan het Vlaamse gemiddelde. Treffend is het lage aantal ziekenhuisbedden per 1000 inwoners, ondanks de aanwezigheid van ziekenhuisgigant Gasthuisberg in Leuven. Halle-Vilvoorde blijft voor ziekenhuizen gericht op Brussel. Het aantal opvangplaatsen voor bijzondere Jeugd en ook voor volwassenen is erg laag.

Als we de cijfers in detail bekijken is het vooral arrondissement Halle-Vilvoorde dat een inhaalbeweging verdient. Illustratief is onderstaande tabel waar opvalt hoe laag het aantal voorzieningen voor buitenschoolse kinderopvang is, zeker gezien het hoge cijfer werkende vrouwen.

Kinderopvang, buitenschoolse opvang en werkende vrouwen per provincie

Bronnen: Kind en Gezin (kinderopvang en buitenschoolse opvang) Steunpunt WAV, NIS en FOD Economie (werkende vrouwen)

Deze lage score voor Halle-Vilvoorde gaat ook op voor het aantal voorzieningen en inzet van personeel voor bijzondere jeugdzorg, gezinszorg, ouderenzorg, personen met een handicap. Een rapport van de dienst welzijn en gezondheid van Vlaams-Brabant geeft als belangrijkste oorzaken aan:

- historisch gegroeid door de nabijheid van Brussel- het gebrek aan centrumsteden met een stadsgewest zoals bijvoorbeeld Leuven - de hoge grond- en woningprijzen.

53

Page 54: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.3.3 Sociale huisvesting

Bron: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)

Vlaams-Brabant heeft kleinste contingent sociale huurwoningenDe markt van sociale woningen verschilt sterk per provincie. Het aandeel van Vlaams-Brabant is het laagst in Vlaanderen. Dat is ook zo in vergelijking met het aantal inwoners. Studies tonen evenwel aan dat ook de vraag naar sociale huurwoningen in Vlaams-Brabant het laagst is. Zoals in elke provincie stijgt het aantal verhuurde sociale woningen licht doorheen de jaren.

Een even belangrijk cijfer is de gemiddelde lengte van de wachttijd die zit tussen de aanvraag en de toekenning voor een sociale woning.

Bron: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)

Wachttijd voor sociale huurwoning groeit forsIn 2007 bedroeg de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in Vlaams-Brabant meer dan 800 dagen. Dat is meer dan 2 jaar. Vlaams-Brabant doet het net beter dan Antwerpen maar een stuk slechter dan Oost-Vlaanderen (760 dagen).

Verhuurde sociale woningen van VMSW 2002-2007

05.000

10.000

15.00020.00025.00030.000

35.00040.00045.000

2002 2003 2004 2005 2006 2007

Antwerpen

Limburg

Oost-Vlaanderen

Vlaams Brabant

West-Vlaanderen

Gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in dagen 2003-2007

500

600

700

800

900

1.000

1.100

2003 2004 2005 2006 2007

Antwerpen

Limburg

Oost-Vlaanderen

Vlaams-Brabant

West-Vlaanderen

54

Page 55: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Spreiding sociale huurwoningen van VMSW in Vlaams-Brabant per gemeente

Bron: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)

Spreiding sociale woningen verwant met verstedelijking.Bovenstaande kaart toont de spreiding van het aantal sociale huurwoningen in de provincie. De grootte van de taartdiagrammen geeft een idee van het werkelijke aantal. De kleur van de gemeente toont de verhouding van het aantal sociale huurwoningen ten opzichte van het aantal huishoudens. Deze kaart vertoont nogal wat gelijkenissen met de kaart over de bevolkingsdichtheid. De verstedelijkingsgraad staat blijkbaar in relatie tot de nood aan sociaal wonen.Opmerkelijk zijn:

- de uitzonderingen Diest en Landen in het oosten met een groot aantal sociale woningen

- de stad Leuven met een zeer groot aanbod sociale huurappartementen- het groot aantal sociale huurwoningen in het oude industriebekken langs het

kanaal Antwerpen – Brussel – Charleroi (Vilvoorde, Sint-Pieters-Leeuw, Halle)

4.3.4 Comfort van de woningenErg veel parameters meten een sociaal verantwoord basiscomfort van woningen. De meeste gebreken worden vastgesteld bij verwarming, sanitair en de toegang tot de nutsvoorzieningenDe kaarten met de provinciale spreiding van woningen met gebreken lijken erg sterk op elkaar. Ter illustratie nemen we de kaart op van het aantal vooroorlogse woningen. Het zijn deze woningen die meestal gebreken vertonen bij een sociaal verantwoord basiscomfort.

55

Page 56: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Percentage woningen gebouwd voor 1945 in Vlaams-Brabant

Bron: Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel

Nieuwbouw en renovatie vernieuwt Vlaams-Brabants woningenbestandWanneer we de kaart in detail bekijken, blijkt dat verhoudingsgewijs minder vooroorlogse woningen voorkomen in het Hageland en ten noorden en westen van Brussel. Een deel van de oude woningen op het platteland is dus waarschijnlijk afgebroken, maar zoals blijkt uit de andere woningvariabelen is er ook veel renovatie gebeurd. In de meer randstedelijke gebieden kleurt de kaart groen omwille van veel nieuwbouw en renovatie, die het percentage oude woningen doet dalen. Opvallend is het groot aandeel oude woningen rond de taalgrens (Bever, Herne, Pepingen, Halle en Landen) en het klein aandeel oude woningen in de streek grenzend aan de provincie Antwerpen, waar na de oorlog erg veel gronden verkaveld werden.

4.3.5 Onderwijs

4.3.5.1 Schoolbevolking

Schoolbevolking basis en secundair per onderwijsniveau per arrondissement – schooljaar 2007-2008

Bron: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap

Vlaams-Brabant heeft veel pendelende scholieren

56

Page 57: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bovenstaande tabel geeft het aantal ingeschreven leerlingen in het basis- en secundair onderwijs die school lopen in Vlaams-Brabant. Voor het schooljaar 2007-2008 waren dat 162.066 kinderen en jongeren. Rekening houdend met het aantal inwoners van minder dan 18 jaar ligt dit getal eerder laag. Ter staving werden bovenstaand ook de cijfers van de provincie Antwerpen opgenomen. Antwerpen heeft in vergelijking met Vlaams-Brabant een bevolkingscijfer in een verhouding van 5 op 3. Qua plek waar kinderen en jongeren school lopen ligt deze verhouding op bijna 2 op 1. Antwerpen is dan ook een provincie die veel schoolkinderen aantrekt uit naburige provincies. Vlaams-Brabant heeft een aanzienlijk deel dat school loopt over de provinciegrens. Het fenomeen is sterker aanwezig voor het secundair onderwijs.De schoolbevolking van het Nederlandstalige onderwijsnet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt 38.859. In dit getal zitten traditioneel ook veel scholieren die in Vlaams-Brabant wonen. Het hoge pendelgedrag heeft te maken met het geografisch organiseren van secundair onderwijs in de centrumsteden. Vooral scholieren en studenten uit Halle-Vilvoorde gaan naar school buiten de eigen regio.

4.3.5.2 Hoger onderwijs en universiteiten

Universiteiten in Vlaanderen en aantal inschrijvingen per geslacht (2007-2008)

Bron: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap

Vlaams-Brabant heeft met KUL universitair zwaargewicht in huisBovenstaande grafiek toont de verhouding van inschrijvingen voor het academiejaar 2007-2008 tussen de universiteiten in Vlaanderen. Gezien de grote mobiliteit van studenten zegt de grafiek weinig over de studentenpopulatie van Vlaams-Brabantse origine. Hetzelfde geldt voor de hogescholen in onze provincie. Belangrijk is het feit dat de grootste universiteit van Vlaanderen huist in Leuven. Jaarlijks strijken een kleine 32.000 studenten in Leuven neer. Naast de universiteitsstudenten zijn dat de studenten van hogescholen zoals KHL en Groep T. Ze hebben samen een enorme impact op de stad Leuven en haar omgeving. Ze beïnvloeden het eigen gezicht en imago

57

Page 58: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

van de stad. Ze wegen op het huisvestings- en mobiliteitsvraagstuk, hebben een impact op de lokale economie en cultuur. Ook de opleidingen zelf zorgen voor veel activiteiten, projecten en acties waarbij de stad als proeftuin wordt gebruikt. Economisch heeft de aanwezigheid van de universiteit een moeilijk in te schatten impact. Denk bijvoorbeeld aan labo’s, spin-offbedrijven en ziekenhuizen. Deze initiatieven zorgen voor extra tewerkstelling en indirect voor het feit dat vele studenten na hun studies zich settelen in (de buurt van) Leuven.

4.3.5.3 Volwassenenonderwijs

Een nieuwere vorm van onderwijs met een grote welzijnsimpact is het volwassenenonderwijs. Deze voorzieningen leren laag- of eenzijdig geschoolde volwassenen vaardigheden aan die hun zelfstandig functioneren versterken. Dit onderwijs wordt opgedeeld in 3 aaneensluitende niveaus:

– Basiseducatie (BE)– Secundair volwassenenonderwijs (SVWO)– Hoger beroepsonderwijs (HBO)

Het meest elementaire niveau is basiseducatie. Er bestaan in Vlaanderen 13 centra voor Basiseducatie. Hun kerntaak is onder meer om laaggeletterdheid en laaggecijferdheid in Vlaanderen terug te dringen.

Evolutie aantal cursisten in de Centra voor Basiseducatie in Vlaanderen

Bron: www.basiseducatie.be

Aantal cursisten Volwassenenonderwijs blijft toenemenSinds 1990 registreerden de centra voor Basiseducatie in Vlaanderen meer dan 250.000 cursusinschrijvingen. In 2006 schreven bijna 32 000 cursisten zich in. Nog recentere informatie van het schooljaar 2007-2008: 38.219 cursisten (nog niet in bovenstaande grafiek).In Vlaanderen zijn 117 centra erkend als Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO). Zij waren in het schooljaar 2007-2008 samen goed voor 270.820 inschrijvingen in het secundair volwassenenonderwijs (SVWO) en 22.757 inschrijvingen in het hoger beroepsonderwijs (HBO).

58

Page 59: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Basiseducatiespreiding van de deelnemersuren in de verschillende leerdomeinen

Bron: Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap

Grote rol voor basiseducatie in integratie anderstaligenBovenstaande taart toont de inhoudelijke verhouding van het leermotief van de cursisten. Binnen de kerntaken van het aanbod valt het grote aandeel voor anderstaligen op. Meer dan 70% van de deelnemersuren (23% alfabetisering en 48% Nederlands tweede taal) heeft hier betrekking op. Het is duidelijk dat deze centra een belangrijke rol spelen in het integratieproces van nieuwkomers en buitenlanders, ook in onze provincie waar het aantal nieuwkomers sneller stijgt dan in de rest van Vlaanderen.

4.3.6 Personen met een handicap

Personen met een handicap in Vlaams-Brabant per leeftijdsgroepjongeren

( < 20 jaar)actieven

(20-60 jaar)ouderen

(60+)totaal

aantal aantal aantal aantal % op de bevolking

Prov. Vlaams-Brabant 3.708 12.593 2.978 19.279 1,9Arr. Halle-Vilvoorde 1.520 4.725 1.238 7.483 1,3Arr. Leuven 2.188 7.868 1.740 11.796 2,5

Bron: Steunpunt sociale planning provincie Vlaams-Brabant

Personen met een handicap in Vlaams-Brabant per gemeente

59

Page 60: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Steunpunt sociale planning provincie Vlaams-Brabant

Meer mensen met een handicap en meer instellingen in arrondissement LeuvenIn Vlaams-Brabant staat bijna 2% van de bevolking geregistreerd als persoon met een handicap. Er zijn beduidend meer personen met een handicap in het arrondissement Leuven. Rekening houdend met het aantal inwoners kan je stellen dat de verhouding tussen het aantal personen met een handicap ten opzichte van de totale bevolking in arr. Leuven (2,5%) bijna dubbel zo hoog is als in arr. Halle-Vilvoorde (1,3%).Bovenstaande kaart laat het onevenwicht in de provincie duidelijk zien. Twee mechanismen spelen hier een rol als verklaring voor dit fenomeen.

a) Het aantal zorginstellingen ligt historisch hoger in en om Leuven met belangrijke instellingen in Bierbeek, Tienen, Landen en Aarschot. Veel mensen met een handicap verblijven permanent in deze instellingen. Anderen gezinnen komen in de buurt van dergelijke instellingen wonen.

b) Door de grotere inwijking om economische redenen in Halle-Vilvoorde daalt statistisch het aandeel personen met een handicap. Het is zelfs opvallend dat gemeenten met de grootste verstedelijkingsdruk (kijk naar de 6 faciliteitgemeenten) het laagst scoren.

Aanbod naar zorgvorm in Vlaams-Brabant en Brussel (in aantal plaatsen per 100 000 inwoners)

60

Page 61: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Vlaams Gebruikersoverleg voor personen met een handicap, VGHP

Minder aanbod in zorgvormen voor personen met een handicap in Halle-VilvoordeUit de de figuur leiden we af dat, in relatie tot het bevolkingsaantal,Vlaams-Brabant voor diverse zorgvormen minder aanbod heeft dan de VlaamseGemeenschap.Voor sommige zorgvormen zoals semi-internaten (SI), nursingtehuizen en dagcentra (DC) is het verschil aanzienlijk. Ook voor open behandelcentra (OBC), internaten, semi-internaten nietschoolgaanden en bezigheidstehuizen is er een iets lager aanbod.Voor de thuisbegeleiding is er eveneens een lager aanbod.Voor tehuizen voor werkenden, zelfstandig wonen en kortverblijf zit Vlaams-Brabantop een vergelijkbaar niveau in vergelijking met de Vlaamse Gemeenschap. Alleen voor begeleid wonen is er (iets) meer aanbod dan in de Vlaamse Gemeenschap.

Vraag naar zorg ook lager dan in VlaanderenEr werden in Vlaanderen 1040 zorgvragen geregistreerd door 1023 personen. Gemiddeld voor de Vlaamse Gemeenschap zijn er 122,3 vragen/100 000 inwoners. Vlaams-Brabant (en Brussel) komt uit op 77,6 of ongeveer slechts twee derde van het gemiddelde voor de Vlaamse Gemeenschap.Het arrondissement Leuven zit ongeveer op niveau van de andere provincies dochHalle-Vilvoorde en Brussel zitten daar duidelijk onder. Voor Halle-Vilvoordekomt de lagere zorgvraag ook t.a.v. andere voorzieningen voor bijvoorbeeld hetaantal personen met een handicap.In Vlaams-Brabant zijn duidelijk minder vragen dan in de Vlaamse Gemeenschap voor thuisbegeleiding, bezigheid in tehuizen voor niet-werkenden (TNW) en dagcentra. Ook voor internaten, semi-internaten begeleid wonen en beschermd wonen zijn er iets minder vragen.

4.3.7 Kansarmoede

Achtergestelde buurten in Vlaams-Brabant en Brussel

61

Page 62: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel

Relatief weinig achtergestelde buurten in Vlaams-BrabantDeze gedetailleerde kaart komt uit de atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel. Ze kleurt de buurten waar achterstelling merkbaar is. Voor het inkleuren hielden de onderzoekers rekening met vier indicatoren die op buurtniveau wijzen op een ernstig risico voor achterstelling. De kleur bepaalt de indicator of de combinatie van indicatoren:

1. 46% of meer alleenstaanden2. 42,75% of meer arbeiders3. 10,5% of meer woningen zonder klein comfort4. 3,5% of meer Turken en Marrokanen

Vlaams-Brabant heeft al bij al weinig achtergestelde buurten in vergelijking met andere provincies en zeker in vergelijking met Brussel. Volgende vaststellingen vallen nog op.* Vrijwel nergens in de provincie worden combinatie van risico-indicatoren vastgesteld. Uitzonderingen zijn enkele oude stadsbuurten van Vilvoorde en rond het kanaal in Halle.* Buurten met verhoogde concentratie woningen zonder klein comfort (lichtblauw) worden nog gemeten in enkele gemeenten van het Pajottenland en in oude buurten van Zemst, Kortenaken, Glabbeek en Holsbeek.* Buurten met veel arbeiders (oranje) vinden we terug in Scherpenheuvel-Zichem, Diest (Deurne), Kortenaken (Waanrode), Geetbets en in het centrum van Tienen.* Enkele buurten in de stad Leuven huisvesten hoge concentraties alleenstaanden (geel).

62

Page 63: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: APS Vlaanderen (2007), cijfers Kind & Gezin

Vlaams-Brabantse baby’s minder kans om geboren te worden in kansarmoede Ook bovenstaande grafiek laat een relatief gunstig cijfer zien voor Vlaams-Brabant wat betreft kansarmoede. Gezinnen worden beoordeeld op hun kansarmoede bij de geboorte van een kind volgens normen van Kind & Gezin. Deze gezinnen worden procentueel vergeleken met andere gezinnen waar een kind wordt geboren. De curve voor het Vlaams Gewest stijgt doorheen de jaren van 4% naar 6,5%. Deze stijging wordt sterk beïnvloed door de enorme stijging in de provincie Antwerpen tussen 1998 en 2002 naar waarden rond 9%. In diezelfde periode daalde het percentage voor Vlaams-Brabant naar 2%. Vanaf 2002 kent ook Vlaams-Brabant een stijging om in 2006 uit te komen rond 3,5%. Opvallend is wel dat tussen 2004 en 2006 de Vlaams-Brabantse curve sterker stijgt dan de andere curven.

Evolutie kansarme gezinnen bij de geboorte van kind in procent van het totaal aantal gezinnen met een geboorte

0123456789

10

1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006

Antwerpen

Vlaams-Brabant

West-Vlaanderen

Oost-Vlaanderen

Limburg

Vlaanderen

63

Page 64: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.3.8 Samenvatting: welzijns- en gezondheidsindicatoren

Vlaams-Brabant vooral beperkt in voorzieningen

Niettegenstaande de relatief hoge levensstandaard en opleidingsniveau van de Vlaams-Brabanders evolueert de gezondheid van de Vlaams-Brabanders atypisch in vergelijking met Vlaanderen. Het gaat sneller de slechtere kant op bij roken, overmatig drinken, overgewicht en depressies.

Qua gezondheids- en welzijnsvoorzieningen scoort de provincie voor het grootste deel opvallend lager dan andere Vlaamse provincies. Oorzaken zijn de historische gerichtheid op de stad Brussel van de regio Halle-Vilvoorde. Zeker in combinatie met hoge grondprijzen die moeten betaald worden voor nieuwe voorzieningen door eerder kleine gemeenten.

Gezien de lagere vraag naar sociale huisvesting is het logisch dat Vlaams-Brabant een eerder klein contingent aan dergelijke woningen heeft. De lange wachttijd voor het betrekken van een sociale woning wijst toch op een tekort aan sociale woningen. Ook opmerkelijk is de spreiding van sociaal wonen binnen de provincie. Hoe hoger de bevolkingsdichtheid, hoe groter het aanbod in sociale huisvesting.

Door veel nieuwbouw en renovatie op de particuliere woningmarkt is het aantal woningen zonder voldoende basiscomfort eerder beperkt. Voornamelijk rond de taalgrens worden nog verhoogde concentraties gemeten.

De Vlaams-Brabanders pendelen voor hun onderwijs meer dan gemiddeld naar Brussel of naar andere provincies. Enige maar sterke uitzondering vormt de stad Leuven die (onder meer met de universiteit) over een uitgebreid onderwijsaanbod beschikt. De vele (verblijvende) studenten hebben een duidelijke impact op de stad en haar functies. Naast het dagonderwijs merken we een verhoogde deelname aan tweedekansonderwijs, waar vele nieuwkomers volop gebruik van maken.

In Vlaams-Brabant heeft 2% van de bevolking een handicap. Arr. Leuven heeft duidelijk meer mensen met een beperking dan arr. Halle-Vilvoorde, omwille van de aanwezigheid van een hoger aantal specifieke instellingen. De grotere economische immigratie in Halle-Vilvoorde zorgt voor een lager gemiddelde van het aantal mensen met een handicap. Net zoals voor het aantal gezondheids- en welzijnsvoorzieningen kampt Vlaams-Brabant ook met een lager aantal zorgvormen voor mensen met een beperking in vergelijking met Vlaanderen.

Kansarmoede komt relatief weinig voor in Vlaams-Brabant. In vergelijking met andere provincies heeft de provincie de beste cijfers, al merken we de laatste jaren toch een lichte achteruitgang. Het aantal achtergestelde buurten is beperkt tot enkele oude dorpskernen en stadswijken en gebieden met een industriële geschiedenis.

64

Page 65: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.3.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: welzijns- en gezondheidsindicatoren

- Onze organisatie voert een goed afgestemd kansengroepenbeleid

- Onze aandacht en inzet voor kansengroepen in Vlaams-Brabant staat in een juiste verhouding met de rest van onze werking

- Onze organisatie, ons programma en onze werking is voldoende toegankelijk voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking of mensen met een beperkt inkomen

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij de gezondheid of het sensibiliseren van haar leden/inwoners

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij het voorkomen van uitsluiting of armoede, het verbeteren van huisvesting en onderwijskansen van de leden/inwoners

- Onze organisatie heeft een rol te spelen ten opzichte van de beleidsvoering naar welzijns- en gezondheidsvoorzieningen.

65

Page 66: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4 Sociaal-culturele indicatoren

4.4.1 Tijdsbesteding

Het omgaan met de beschikbare tijd wordt algemeen aangenomen als cultureel gebonden. In een onderzoek van 2005 werd gepeild naar de tijdsbesteding in België en vergeleken met een gelijkaardige bevraging in 1999. Alhoewel er geen specifieke onderzoeksresultaten zijn voor Vlaams-Brabant is het toch relevant om enkele gegevens voor Vlaanderen te bekijken in het licht van enkele typisch Vlaams-Brabantse vaststellingen: veel werkende vrouwen, verdere verstedelijking, en vergrijzing. Eerst bekijken we de gemiddelde tijdsbesteding van een Vlaming gedurende een modale week. Daarna zoomen we in op het verschil tussen de tijdsbesteding van iemand uit een landelijke en iemand uit een stedelijke omgeving. In een derde vergelijking geven we de verschillen aan per leeftijdscategorie.

Bron: Glorieux, I. & J. Minnen (2008) Website 'Belgisch tijdsbudgetonderzoek' (www.time-use.be), Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel & Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Brussel.

Iets meer tijd voor sociale contacten en vrije tijdBovenstaande grafiek vergelijkt het tijdsbestedingspatroon van de Vlamingen tussen 1999 en 2005. Opvallend hierbij is de lichte daling in tijd voor betaald werk, huishoudelijk werk en persoonlijke verzorging. Deze daling wordt gecompenseerd door meer tijd voor vrije tijd, sociale contacten en verplaatsingen.Ook treffend is de hoeveelheid vrije tijd. Deze is namelijk groter dan de tijd voor betaald werk of voor huishoudelijk werk. Anderzijds valt het klein tijdsbestek op voor kinderzorg en opvoeding.

Tijdsbesteding 7 dagen Vlaanderen

0

5001000

1500

2000

25003000

3500

4000

Bet

aald

wer

k

Huisho

udeli

jk

werk Kind

erzo

rg

en -o

pvoe

ding

Perso

onlijk

e

verz

orgin

gSlap

en

en ru

sten

Opleidi

ng Social

e

cont

acte

n

Vrije tij

dVer

plaat

singe

n

1999

2005

minu

ten

66

Page 67: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Glorieux, I. & J. Minnen (2008) Website 'Belgisch tijdsbudgetonderzoek' (www.time-use.be), Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel & Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Brussel.

Minder vrije tijd in een stedelijke omgevingDe tijdsbestedingcijfers van 2005 vergelijken huishoudens in een sterk geürbaniseerde omgeving met huishoudens in een landelijke omgeving. Voor de duidelijkheid van de grafiek wordt de tijd voor slapen en rusten hier uit de grafiek gehouden. Mensen in een landelijke omgeving besteden meer tijd aan betaald en huishoudelijk werk en houden nog meer tijd over als vrije tijd. Stedelingen hebben meer tijd nodig voor verplaatsingen, en spenderen meer tijd aan sociale contacten, kinderzorg en persoonlijke verzorging. Ze houden minder vrije tijd over. Gezien de evolutie naar een steeds sterkere urbanisatie in Vlaams-Brabant schuiven we dit als toekomstig tijdsbestedingspatroon naar voor.

Bron: Glorieux, I. & J. Minnen (2008) Website 'Belgisch tijdsbudgetonderzoek' (www.time-use.be), Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel & Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Brussel.

Minder vrije tijd tussen 25 en 54 jaar

Tijdsbesteding Vlaanderen 7 dagenvergelijking stedelijk en landelijk

0200400600800

100012001400160018002000

min

uten

Sterk geürbaniseerd

Landelijk

Bet

aald

w

erk

Huisho

udeli

jk

werk

Kinder

zorg

en -o

pvoe

ding

Perso

onlijk

e

verz

orgin

g

Opleidi

ng

Social

e

cont

acte

n

Vrije tij

d

Verpla

atsin

gen

Tijdsbesteding Vlaanderen 7 dagen vergelijking per leeftijdsgroep

0500

10001500200025003000

min

uten

18 tot 24 jaar

25 tot 39 jaar

40 tot 54 jaar

55 tot 64 jaar

65 tot 75 jaar

76 tot 99 jaar

Bet

aald

w

erk

Huisho

udeli

jk

werk

Kinder

zorg

en -o

pvoe

ding

Perso

onlijk

e

verz

orgin

g

Opleidi

ng

Social

e

cont

acte

n

Vrije tij

d

Verpla

atsin

gen

67

Page 68: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bovenstaande grafiek toont het verschil in tijdsbesteding van de verschillende leeftijdsgroepen in 2005. De meest beroepsactieve groep zijn de generaties van 25 tot 54 jaar. Zij werken meer en beschikken over het minst aantal minuten vrije tijd. Hun tijd voor sociale contacten is ook iets kleiner. Na de leeftijd van 55 jaar stijgt het aandeel vrije tijd spectaculair. Nog opmerkelijk:

- Hoe ouder, hoe meer tijd men besteed aan huishoudelijk werk- Hoe ouder, hoe meer tijd men besteed aan persoonlijke verzorging- Hoe jonger, hoe meer tijd men besteed aan verplaatsingen

De vraag die hier niet opgelost raakt is of deze tijdsbestedingspatronen typerend zijn voor de leeftijd die je hebt, of voor de generatie waartoe je behoort. Bijvoorbeeld: zullen de hedendaagse jongeren ook op latere leeftijd behoorlijk meer tijd spenderen aan het maken van verplaatsingen?

Meer info over het tijdsbestedingsonderzoek: http://www.time-use.be/tostat/statbel/

4.4.2 Budgetbesteding

Gemiddelde uitgaven per huishouden enper jaar in Euro– Vlaams GewestCode Benaming Bedrag %

0 TOTALE CONSUMPTIE 32.672,45 100,0%1 VOEDING, DRANKEN, TABAK 5.184,71 15,9%2 KLEDING, SCHOEISEL 1.588,02 4,9%3 WOONADRES OF TWEEDE WONING 8.011,32 24,5%4 MEUBELEN, HUISHOUDTOESTELLEN 1.957,86 6,0%5 GEZONDHEID 1.645,14 5,0%6 VERVOER EN COMMUNICATIE 5.040,39 15,4%

7 CULTUUR, ONTSPANNING, ONDERWIJS 2.655,68 8,1%71 TOESTELLEN EN ACCESSOIRES 1.059,11 3,2%72 CULTURELE- EN SPORTDIENSTEN 910,80 2,8%

7201 Kijk- en luistergeld, betaaltelevisie 152,22 0,5%7202 Inkomgeld en andere uitgaven voor sport 170,22 0,5%7203 Musea, schouwspelen en soortgelijke 224,64 0,7%7204 Spelen, weddenschappen, jacht-, visvergunningen 131,91 0,4%7205 Andere diensten voor ontspanning 47,07 0,1%7206 Zakgeld 184,74 0,6%

73BOEKEN, KRANTEN EN TIJDSCHRIFTEN,

PAPIER 433,24 1,3%74 ONDERWIJS 252,52 0,8%

8 ANDERE GOEDEREN EN DIENSTEN 6.589,33 20,2%81 LICHAAMSVERZORGING 645,82 2,0%82 PERSOONLIJKE ARTIKELEN 162,02 0,5%83 UITGAVEN IN DE HORECASECTOR 1.960,34 6,0%84 TOERISTISCHE REIZEN 1.142,03 3,5%85 FINANCIËLE DIENSTEN, VERZEKERINGEN 1.692,75 5,2%86 ANDERE DIENSTEN 638,20 2,0%

Bron: Statbel – FOD Economie, KMO, middenstand en energie

Evenveel geld naar communicatie en vervoer dan naar voedingBovenstaande tabel is een deel van een grootschalig onderzoek naar budgetbesteding uit 2006. De tabel geeft aan hoe een gemiddeld Vlaams jaarbudget wordt gespendeerd, in verschillende rubrieken. De rubriek 7 (cultuur, ontspanning, onderwijs) wordt in detail weergegeven. Op haar beurt werd dan de rubriek 72 (Culturele en sportdiensten) nog

68

Page 69: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

meer in detail weergegeven. Er zijn geen cijfers voor Vlaams-Brabant. Toch zijn de cijfers van het Vlaamse Gewest voldoende relevant voor opname.

Enkele opvallende vaststellingen:- ‘Wonen’ hapt tegenwoordig een vierde (24,5%) uit het huishoudelijk jaarbudget.- Een gemiddeld Vlaams huishouden spendeert tegenwoordig bijna evenveel geld

aan vervoer en communicatie (15,4%) dan aan voeding en drank (15,9%).- Uitgaven voor deelname aan culturele activiteiten bedraagt nog geen 1% van het

jaarlijks budget.- Hetzelfde geldt voor onderwijs en vorming (0,8%)- Bijna 10% van het budget wordt besteed aan horeca (6%) en reizen (3,5%)- Meer dan 5% van de uitgaven gaat naar verzekeringen en financiële diensten.

4.4.3 Buurttevredenheid

Tevredenheid over buurt (%zeer tevreden en normaal tevreden)

Bron: SEE2001, bewerkt door APS

Vlaams-Brabanders minder tevreden over infrastructuur en voorzieningen in hun buurtBovenstaande tabel geeft een overzicht van de tevredenheid van burgers over hun buurt. De tabel vergelijkt deze tevredenheid van Vlaams-Brabanders met het Vlaamse gemiddelde. Het onderzoek is afgenomen in 2001, het zijn echter de meest recente cijfers die over dit onderwerp beschikbaar zijn. De onderzoekers peilden naar buurttevredenheid in drie categorieën: infrastructuur, voorzieningen en milieukwaliteit. De scores zijn omgezet in procenten waarbij 100 staat voor een totale tevredenheid. De scores ‘zeer tevreden’ en ‘normaal tevreden’ werden opgenomen in dit percentage.Vlaams-Brabant scoort eerder slecht op buurttevredenheid. Voor alle onderdelen van ‘infrastructuur’ en ‘voorzieningen’ zijn de inwoners minder tevreden dan de gemiddelde

69

Page 70: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Vlaming. In de categorie ‘milieukwaliteit’ scoort Vlaams-Brabant gemiddeld qua luchtkwaliteit, slechter qua rust maar beter qua groene ruimten, netheid, uitzicht gebouwen.Zeker qua ‘infrastructuur’ en ‘voorzieningen’ kan Vlaams-Brabant stappen vooruit zetten, al is de provinciale overheid hiervoor veelal afhankelijk van de goodwill van de gemeenten.

4.4.4 Multiculturele samenleving

4.4.4.1 Houding ten opzichte van etnische minderheden

Uit internationale onderzoeken (cfr. Eurobarometer, European Social Survey, ...) blijkt dat de negatieve houding van de Vlamingen tegenover etnische minderheden één van de hoogste is van alle Europese landen. We nemen hieronder een conclusie op van onderzoek door ISPO (KUL) dat peilt naar oorzaken van een negatieve houding.

In de loop van de jaren negentig daalde het aantal Vlamingen met een negatieve houding beduidend om in 1999 een voorlopig laagtepunt te kennen. De 9/11 gebeurtenissen in 2001 vormen een keerpunt en het aantal Vlamingen met een negatieve houding tegenover etnische minderheden neemt terug een vlucht de hoogte in bij de Vlaamse kiezers in 2003, om tegen de verkiezingen van 2007 terug op het niveau van 1991 te belanden.

Studies maken duidelijk dat deze negatieve houding gevoed wordt door wat we Islamfobie noemen. Dit is een mengelmoes van negatieve stereotiepe veralgemeningen tegen islam en moslims. Islamfobie is niet hetzelfde als het gevoel van bedreiging door etnische minderheden. Het kent wel dezelfde structurele oorzaken in de jaren ’90 en de eerste helft van het eerste decennium van de jaren 2000. Lage opleiding, oudere leeftijdsgroepen, gebrek aan kerkelijke of levensbeschouwelijke betrokkenheid, gebrek aan participatie aan verenigingsleven en een beperkte wereldkennis vormen de structurele oorzaken van islamfobie.

De negatieve houding tegenover etnische minderheden kan nu minder verklaard worden door de opleiding en de levensbeschouwelijke – kerkelijke betrokkenheid van de Vlaamse kiezers. Iets minder dan twee decennia na de eerste metingen van het gevoel van bedreiging door etnische minderheden lijkt het erop dat met het verdwijnen van de vooroorlogse generatie ook de hen kenmerkende scheidslijnen (opleiding en kerkelijkheid) als verklaringsgrond verdwijnen.

Bron: Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO) - K.U.Leuven

4.4.4.2 Etnisch culturele minderheden in Vlaams-Brabant

Het Vlaams-Brabantse PRIC (Provinciaal integratiecentrum) noteerde in haar ‘omgevingsanalyse meerjarenplan 2003-2008’ een aantal typisch Vlaams-Brabantse bevindingen over de toestand van etnisch culturele minderheden. Hieronder volgt een samenvatting van hun vaststellingen.

70

Page 71: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- Het aantal vluchtelingen in de rand rond Brussel neemt toe. De hoogste scores SIF-vreemdelingen zien we in de regio’s Zaventem en Zuidwest Brabant. Al is dit in de regio Zaventem ook grotendeels te wijten aan de aanwezigheid van Europese ambtenaren en diplomaten uit de hele wereld.

- Er is een verschuiving van maatschappelijke aandacht voor de problematiek van traditionele migranten naar de problematiek van asielzoekers en mensen zonder papieren.

- Er zijn specifieke behoeften van allochtone jongeren, vrouwen en mannen (gender) die niet beantwoord worden door de reguliere diensten (bijv. gedwongen huwelijken).

- Allochtone verenigingen, waarvan slechts een beperkt aantal gefedereerd is, hebben nood aan ondersteuning. Ze willen zich meer en meer bezighouden met sociaal geëngageerde thema’s en willen contacten met autochtone verenigingen.

- Kinderen van etnisch-culturele minderheden hebben achterstand in het onderwijs. Doorstroom naar kansrijke studierichtingen en hoger onderwijs is heel problematisch. Het niet (voldoende) kennen van de taal is de grootste oorzaak van achterstand van allochtone leerlingen. Er is een grote behoefte aan begeleiding van leerlingen buiten de school (onder meer huistaakbegeleiding). De drempel voor ouders naar de school blijft hoog.

- Gebrek aan tewerkstellingskansen blijft de voornaamste factor van achterstelling voor allochtonen en vluchtelingen. Dit uit zich in een hoge werkloosheidsgraad en een hoog percentage steuntrekkers. Allochtonen zijn ondervertegenwoordigd in opleidings- en tewerkstellingsprogramma’s. Onvoldoende tewerkstellingskansen worden zowel veroorzaakt door onvoldoende scholing als door discriminatie op de arbeidsmarkt.

- De particuliere huurwoningmarkt (in de steden) heeft te kampen met ernstige gebreken op het vlak van kwaliteit, betaalbaarheid, woonzekerheid en is vatbaar voor discriminatie. Asielzoekers en mensen zonder papieren zijn vaak het slachtoffer. Vooral in de steden wonen allochtonen in achtergestelde buurten. Allochtonen zijn vaak te weinig op de hoogte van kortingsystemen zoals renovatiepremies, fiscale voordelen, … Vooral in de rand rond Brussel zijn de huurprijzen heel hoog. Daar waar sociaal wonen nog min of meer betaalbaar is, zijn in sommige sociale woonwijken samenlevingsproblemen.

Bron: Provinciaal Integratiecentrum (PRIC)

4.4.5 Taal

65% van de inwoners in de Vlaamse Rand rond Brussel is NederlandstaligEr bestaan geen officiële talentellingen in België. Toch zijn sommige onderzoekers in staat hierover uitspraken te doen.

Uit het lezersonderzoek voor Randkrant en de Gemeenschapskranten (huis-aan-huisbladen van vzw De Rand) blijkt dat 65 procent van de inwoners uit de negentien gemeenten in de Vlaamse Rand Nederlandstalig is.

71

Page 72: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Nog enkele opvallende cijfers uit het lezersonderzoek, gehouden in de 19 gemeenten rondom het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :- 29 % heeft het Frans als moedertaal- 81% zegt zich vlot uit te drukken in het Nederlands- Gemiddeld wonen mensen 27 jaar in hun gemeente (Nederlandstaligen 31 jaar,

Franstaligen 18 jaar)- 40 % is lid van een plaatselijke vereniging- 48 % vindt dat er steeds minder Nederlands wordt gesproken in zijn gemeente- 30 % van de Franstaligen spreekt alleen Frans in zijn gemeente - 41 % van de Nederlandstaligen voelt zich steeds minder thuis in de Rand- In de zes faciliteitengemeenten heeft 61 % van de bevolking Frans als

moedertaalBron: De Standaard (31/03/2009)

Aantal niet-Nederlandstalige leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs 2008 - Vlaams-Brabant

Bron: De Standaard 01/2009

1 op 7 Vlaams-Brabantse leerlingen spreekt thuis geen NederlandsVan alle leerlingen in het Vlaamse basisonderwijs spreekt 13 procent thuis een vreemde taal. In het Brusselse onderwijs van het Nederlandstalige net is dat maar liefst 2 op 3 leerlingen. Ook in Vlaams-Brabant zet deze trend zich verder door. 1 op 7 leerlingen in het Nederlandstalig basisonderwijs in Vlaams-Brabant is anderstalig. In Halle-Vilvoorde spreekt zelfs 1 op 4 leerlingen uit het basisonderwijs thuis geen Nederlands.In Halle-Vilvoorde is (na de faciliteitsgemeenten die onvoldoende meewerkten aan dit onderzoek) Machelen koploper met 42 procent anderstalige leerlingen. Daarna volgen Zaventem (38%), Sint-Pieters-Leeuw (37%), Vilvoorde (35%), Hoeilaart (35%), Overijse (31%), Herne (29%), Beersel (26%), Bever (24%), Asse (24%), Grimbergen (21%) en Halle (19%).

72

Page 73: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.6 Het verenigingsleven

4.4.6.1 Participatie aan het verenigingsleven

Actief lidmaatschap in het verenigingsleven in %: Vlaamse gemeenschap

Aantal lidmaatschappen vrij stabielBovenstaande tabel geeft aan welk aandeel van de Vlaamse bevolking lid is van een vereniging (sociaal cultureel, sport, jeugdwerk, amateuristische kunstbeoefening, …) De cijfers zijn afkomstig van drie verschillende metingen (ISPO, APS en TOR). Deze metingen zijn niet identiek afgenomen en de tabel is dan ook louter indicatief. De cijfers geven wel aan dat het aantal lidmaatschappen bij verenigingen steeg sinds 1991 en de laatste jaren vrij stabiel blijft (schommelend rond de 50%). Mannen zijn meer lid van verenigingen dan vrouwen.

Participatie aan het verenigingsleven naar opleidingsniveau in %

Opleidingsniveau sterk bepalend voor participatie aan het verenigingslevenDe APS-survey uit 2003 peilde onder meer naar de verwantschap tussen lidmaatschap van een vereniging en het opleidingsniveau. Het is overduidelijk dat mensen met een hoger opleidingsniveau meer betrokken zijn bij het verenigingleven. De verschillen tussen de groep met het laagste en het hoogste opleidingsniveau verschillen heel sterk. 70% van de mensen met een universitair diploma zijn lid van een vereniging. De groep zonder diploma of met een diploma lager onderwijs blijft steken op 32%.

4.4.6.2 Aantal verenigingen

Aantal verenigingen per 1000 inwoners

Bron: studiedienst van de Vlaamse Regering

73

Page 74: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Minder sociaal culturele verenigingen en sportclubs in Vlaams-BrabantVlaams-Brabant telt minder sociaal-culturele verenigingen per 1000 inwoners dan het gemiddelde voor het Vlaamse Gewest. Deze vaststelling is erg opvallend omdat Vlaams-Brabant net de provincie is met het hoogst aantal hoogopgeleide mensen. Ook het aantal sportclubs per 1000 inwoners blijft onder het gemiddelde steken. Het aantal jeugdwerkorganisaties per 1000 inwoners is wel iets hoger dan het Vlaams gemiddelde.

Aantal sociaal-culturele verenigingen per 1000 inwoners van 2003 tot 2006

Bron: Vrind 2008

Aantal sociaal-culturele verenigingen per 1000 inwoners stijgt in Vlaams-BrabantOndanks de Vlaams-Brabantse score onder het Vlaams gemiddelde voor wat betreft het aantal sociaal-culturele verenigingen merken we in bovenstaande grafiek wel een stijging. Hier wordt een vergelijking gemaakt tussen het aantal verenigingen gedurende 4 jaren (2003 tot 2006). Samen met Limburg stijgt het aantal lichtjes in Vlaams-Brabant tot boven 1,8%. In de andere provincies en in Brussel merken we een eerder dalende trend.

Aantal jeugdwerkorganisaties (zonder overheid) per 1000 kinderen en jongeren

Bron: Vlaamse Gemeenschap: Cijferboek jeugdwerk 2005-2007

Aandeel jeugdwerk in Vlaams-Brabant beter dan Vlaams gemiddeldeBovenstaande grafiek toont per provincie het aantal jeugdwerkorganisaties per 1000 kinderen en jongeren. Alle jeugdwerkinitiatieven die worden opgezet door de overheden (bvb gemeentelijk speelplein, grabbelpas, …) zijn hierin niet meegeteld. Anders dan bij de volwassenen scoort Vlaams-Brabant hier wel hoger dan het Vlaams gemiddelde.

74

Page 75: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Opvallend is de lage score voor Oost-Vlaanderen, terwijl de andere provincies zich ongeveer identiek verhouden ten opzichte van de score voor de sociaal-culturele verenigingen.

Sociaal-culturele verenigingen tov het bevolkingsaandeel

Sociaal-culturele migrantenverenigingen tov het bevolkingsaandeel

Bron: FOV, uit ‘Boekstaven 2008’

Erg weinig migrantenverenigingen in Vlaams-BrabantBovenstaande grafieken geven een beeld van de provinciale spreiding van de sociaal-culturele verenigingen (bovenaan) en de migrantenverenigingen (onderaan).Er is een groot verschil tussen de spreiding van de beide soorten verenigingen. Vlaams-Brabant telt slechts 4% van de afdelingen van migrantenverenigingen, tegenover 16% van de afdelingen van alle verenigingen samen. Enkel West-Vlaanderen scoort nog lager. De migrantenverenigingen zijn dan weer verhoudingsgewijs sterker (14%) vertegenwoordigd in Brussel dan de andere verenigingen (4%). Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Vlaams-Brabant bijvoorbeeld goed voor 17% van de Vlamingen en slechts 4% van het aantal afdelingen van migrantenverenigingen.Om te weten of die 4% een laag cijfer is moeten we het afwegen tegen het aandeel migranten in de Vlaams-Brabantse populatie. 6,1% van de Vlaams-Brabanders zijn migranten. Zij vertegenwoordigen 21,2% van het totale aantal buitenlanders in Vlaanderen. Het aantal migrantenverenigingen ligt dus veel lager dan het Vlaams gemiddelde.

75

Page 76: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Landelijk gespecialiseerde vormingsinstellingen: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie

Bron: FOV, uit ‘Boekstaven 2008’

Vlaams-Brabant heeft groot aanbod niet-formele educatie door landelijk gespecialiseerde instellingenNaast de verenigingen en bewegingen zorgen de landelijk gespecialiseerde vormingsinstellingen samen met de volkshogescholen voor een groot aanbod niet-formele educatie. Bovenstaande grafiek weegt het aanbod van de landelijk gespecialiseerde instellingen in Vlaams-Brabant af tegen de andere provincies.De spreiding van het aantal uren educatie is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. De provincie Vlaams-Brabant (19%) telt, in verhouding tot haar aandeel in de bevolking van het Vlaamse Gewest (17%), het meeste vormingsuren. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormingsuren plaats. Brussel vertegenwoordigt 5% van het totale vormingsaanbod.

4.4.6.3 Gemeentelijke initiatieven

Enkele gemeentelijke ondersteunende initiatieven

Bron: studiedienst van de Vlaamse Regering

Vlaams-Brabantse gemeenten minder open voor betrokkenheid bij verenigingsbeleidBovenstaande tabel somt enkele mogelijkheden op die gemeenten kunnen nemen om de bevolking bij het verenigingsbeleid te betrekken. In 60% van de gemeenten van Vlaams-Brabant worden burgers betrokken bij het lokaal cultuurbeleid. Dit is 5% lager dan het Vlaams gemiddelde. De provincie Vlaams-Brabant scoort pas echt ondermaats in het aantal gemeenten met een sportdienst (28%). Het Vlaams gemiddelde scoort bijna dubbel zo hoog (52%). In 1 op 10 Vlaams-Brabantse gemeenten functioneert geen jeugdraad. Ook dit is beduidend meer dan het Vlaams gemiddelde.

76

Page 77: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.7 Cultuurparticipatie

Bron: studiedienst van de Vlaamse Regering

Vlaams-Brabant vertoont zwakke punten in cultuurparticipatieBovenstaande tabel laat zien dat er in Vlaams-Brabant 226 bibliotheekgebruikers per 1000 inwoners zijn. Dat is behoorlijk lager dan het Vlaams gemiddelde (278). Ook qua leerlingen muziek, woord, dans en beeldende kunst zijn er in Vlaams-Brabant minder participanten dan gemiddeld in Vlaanderen.

Cultuurparticipatie naar opleidingsniveau in Vlaanderen

Bron: Vrind 2008

Vlaams-Brabant scoort atypisch in cultuurparticipatieBovenstaande grafiek laat zien dat er duidelijk verband is tussen cultuurparticipatie en opleidingsniveau in Vlaanderen. Deze vaststelling is gelijklopend met de deelname aan het verenigingsleven. Het is dus erg opvallend dat er in Vlaams-Brabant een lagere graad van cultuurparticipatie wordt gemeten, terwijl Vlaams-Brabant net de bevolking heeft met een gemiddeld hoger opleidingsniveau.

77

Page 78: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.8 Vertrouwen in de overheid en instellingen

% veel of zeer veel vertrouwen

aps 96

aps 97

aps 98

aps 99

aps 00

aps 02 Legende

Politie & rijkswacht   29,6 27,7 35,4 43,6 46,9 50% - +Onderwijs 70,9 70,4 62,3 73,6 72 77,7 40% - 50%

Vlaamse Administratie 28,5 27,2 25,7 24,3 29,3 35 30% - 40%

Gemeentelijke administratie 42,1 39 36,5 36,4 43,2 44,8 20% - 30%

Gerecht 19,2 11,9 11,9 15,1 20,1 22,4 10% - 20%Vlaamse pers 22,2 27,1 21,1 18,5 15,4 17,5 0% - 20%

Vlaamse regering 17,5 16 19,4 19,7 24 25,7Vlaamse pol partijen 10 9,6 13,4 11,7 15,2 14,5

Kerk 24,4 18,8 20,1 17,9 24,5 22,2Patroons of werkgevers 28,1 27,2 34,1 30,1 38,7 35,6

Vlaams parlement 17,8 16,6 18,6 18,8 24,7 23,7Vakbonden 22,8 19,6 23,3 22,7 27,3 28,9

Koning   42 42,7 43,3 51,1 39,6Belgisch parlement   13,7 15,1 17,7 24,5 23

Europese Commissie   14,8 16,6 16,2 16,9 20,3

Belgische regering   11,4 13,9 16,6 25 22,2Waalse Politieke

partijen   3,1 4,3 5,7 6,3 6,9Leger         28,4 29,5

Bron: Van de Walle S., Kampen J., Bouckaert G. & Maddens, B. "Burgergericht Besturen: Kwaliteit en Vertrouwen in de Overheid" (Juni 2003)

Vertrouwen in Belgische politiek daalt, niet-politieke instellingen behouden vertrouwenEr zijn geen specifieke cijfers te vinden over het vertrouwen dat burgers stellen in de provinciale overheid. Er zijn ook geen cijfers te vinden die het vertrouwen in instellingen en overheden opsplitst per provincie. We vonden wel resultaten van een onderzoek van het European Social Survey (ESS). De krant De Morgen vatte het als volgt samen.

Het ESS vraagt de mensen om hun vertrouwen in de instellingen een score tussen 0 (geen) en 10 (veel) te geven. In vergelijking met 1996 is het vertrouwen zowel voor politici (gemiddeld van 4,36 naar 4,06) als voor politieke partijen (gemiddeld van 4,36 naar 4,01) significant gezakt. Dat zijn de slechtste cijfers sinds 2002, toen het ESS zijn tweejaarlijkse bevraging voor het eerst organiseerde. Bovendien scoort België in die categorieën sowieso al behoorlijk pover. Ook het Belgische parlement (gemiddeld van 5,00 naar 4,59) zit op het laagste niveau sinds 2002.

Nochtans zitten de Belgen niet met een totale vertrouwenscrisis: de niet-politieke en de supranationale instellingen krijgen immers geen klappen. Het vertrouwen in zowel het Belgische gerecht als de politie gaat er sinds 2002 tijdens elke bevraging, en ook deze keer, gestaag op vooruit. Het vertrouwen in de politie is trouwens het hoogste van allemaal (gemiddeld 6,01). Ook het Europees Parlement en de Verenigde Naties gaan er langzaam op vooruit in het onderzoek, zij het dat die evolutie niet significant is.

Bron: De Morgen 20/03/2009

78

Page 79: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.9 Toerisme en recreatie

Toerisme is een sterk groeiende economische en sociaal-culturele sector die een belangrijke bijdrage kan leveren tot de welvaart en het welzijn van de bevolking. Via de promotie van het toeristisch potentieel wordt tevens in sterke mate de beeldvorming bepaald die bezoekers en inwoners hebben van een regio of provincie.Toerisme Vlaams-Brabant heeft na een beleidsmatige doorlichting de provincie Vlaams-Brabant opgedeeld in 3 toeristisch-recreatieve regio’s. Deze opdeling sluit aan bij de mogelijkheden om de streek beter en duidelijker te promoten. Deze toeristisch-recreatieve regio’s komen geografisch niet overeen met de arrondissementen.

De 3 toeristisch-recreatieve regio’s zijn1) De Groene Gordel

met 3 subregio’sa. Brabantse Koutersb. Pajottenland en Zennevalleic. Dijleland

2) Hageland3) Leuven

Bron: Toerisme Vlaams-Brabant

In deze omgevingsanalyse beschrijven we de kenmerken van deze regio’s, bekeken door een toeristische en recreatieve bril. Daarnaast bekijken we per regio de toeristische tendensen met hun potentiële groeikansen.

Meer over het toerismebeleid in Vlaams-Brabant vind je hier:http://mediatheek.vlaamsbrabant.be/mediatheek/showpub.do?command=display&id=964

4.4.9.1 De Groene Gordel

Kenmerken - De Groene Gordel is een toeristische regio rondom Brussel met drie subregio's die elk

hun eigenheid hebben: Dijleland, Brabantse Kouters en Pajottenland-Zennevallei.

79

Page 80: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- De bekendheid bij het grote publiek is vooral gerelateerd aan het Gordel-evenement.- Vanaf 2005 werd gestart met een unieke profilering rond 'parken en tuinen'.- De nabijheid van Brussel is een toeristische troef die maar met mate wordt

uitgespeeld.- Het mobiliteitsprobleem blijft een reële en mentale hinderpaal om de regio te

bezoeken.

Tendensen en kansen- Wandelen kent een stabiele tot licht stijgende tendens. De realisatie van de twee

wandelgebieden/netwerken aangeduid door Toerisme Vlaanderen kunnen deze tendens versterken.

- Het succes van fietslussen neemt af. De realisatie van het fietsknooppunten-netwerk kan het recreatief fietsen sterk doen toenemen.

- Groenrecreatie is in de Groene Gordel een succes en dat lijkt de laatste jaren toe te nemen. Ook tuintoerisme zit in de lift en biedt potentie voor de binnenlandse, de Nederlandse en de Britse markt.

- De belangrijke attractiepunten kennen een licht stijgend succes, kleinere initiatieven kunnen deze trend doorgaans niet volgen.

- Het segment wellness/gastronomie heeft een groeimarge. Het 'druif'-, 'witloof'- en 'geuze'-thema profiteren vandaag niet of nauwelijks van deze trend.

- Het aanbod voor ruiterij is eerder beperkt, er zijn groeikansen.- Voor auto- en motortoerisme bestaat binnen het provinciebestuur geen draagvlak. Er

is echter een groot aanbod zowel in gedrukte als digitale publicaties op dit gebied.- Twee thema's kunnen verder toeristisch ontwikkeld worden en bijdragen tot de

regioprofilering van de Groene Gordel: het Brabants trekpaard en Bier.- Naast het Gordel-evenement zijn er eigenlijk geen weerkerende manifestaties met een

bovenregionaal toeristisch belang.- Manifestaties verbonden aan attracties doen de bezoekersaantallen stijgen. De eerste

productcombinaties horeca/toerisme kennen een wisselend succes.

4.4.9.2 Hageland

Kenmerken - Het Hageland is een regio binnen de provincie Vlaams-Brabant met 20 gemeenten ten

oosten van Leuven.- Het is een belangrijk openruimtegebied met een aantal belangrijke en interessante

landschappen die bestaan uit een verweving van groengebieden, agrarisch gebied, erfgoedelementen maar ook verstedelijking en suburbanisatie.

- Belangrijke structurerende elementen zijn de Demer, Grote en Kleine Gete en de Winge.

- De autochtone bevolking voelt zich Hagelander. De toeristische buitenwereld kan het Hageland moeilijk plaatsen.

- De mobiliteit in het Hageland is vanuit Leuven goed georganiseerd via gewestwegen en openbaar vervoer.

- Het middengebied en Zoutleeuw zijn moeilijker bereikbaar.- Verblijfstoeristen ontdekken pas tijdens hun bezoek de landelijke meerwaarde van het

Hageland. Het is voor hen een eerder onbekende regio.

80

Page 81: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Tendensen en kansen- Wandelen is in het Hageland een sterk product. De profilering 'Hageland, wandeland' -

2006 - speelt dit uit als troef. Er is een stabiele tot stijgende belangstelling voor het wandelaanbod.

- Er is mogelijkheid voor het ontwikkelen van langeafstandswandelingen en rugzaktoerisme.

- Het fietsknooppunten-netwerk Hageland is een groot publiekssucces. Themalussen boeten fel aan belangstelling in.

- De combinatie van fietsen en horeca is een succes. Toerisme Vlaams-Brabant werkt gestructureerd een systeem van fietscafés uit. Er is niet meteen behoefte aan extra logiesmogelijkheden voor fietsers.

- Het aanbod voor ruiterij is eerder beperkt. Er zijn groeikansen. Het verdwijnen van trage wegen vormt een bedreiging.

- Andere zachte recreatievormen zoals zwemmen, kano, kajak of hengelen zijn weinig ontwikkeld en/of hebben weinig toeristische relevantie.

- Van de vijf cultuurhistorische stadjes kennen vooral Zoutleeuw, Diest, Tienen en Scherpenheuvel een grote instroom van toeristen. Diest heeft als oranjestad potentie op de Nederlandse markt.

- Het Kasteel van Horst is een belangrijke streekbepalende lokatie met nog verdere groeikansen.

- Er is een brede waaier kleiner cultuurhistorische erfgoed, maar de toegankelijkheid is vaak beperkt.

- Met uitzondering van het Suikermuseum in Tienen zijn de grotere musea onvoldoende thematisch ontwikkeld wat profilering op toeristisch vlak bemoeilijkt.

- De kleinere musea worden - vnl. bij gebrek aan middelen en personeel - onvoldoende professioneel beheerd.

- Er zijn nauwelijks bezoekgegevens bekend. Ze leiden een sluimerend bestaan en zijn niet in een groter toeristisch geheel ingepast.

- Er is geen samenwerking tussen de diverse musea.- De Demergotiek en het project Brabantse Bouwmeesters zijn eerder weggelegd voor

een nichepubliek.- De huidige stadswandelingen zijn weinig actief. Diest ontwikkelde een audiogids.- De ontsluiting van natuurgebieden en het onthaal van bezoekers kan beter. Een nieuw

natuurbezoekerscentrum in Diest en het implementeren van een natuureducatief luik in het bezoekerscentrum Horst en Hageland kunnen hierop gedeeltelijk een antwoord bieden.

- Jeugdtoerisme in het Hageland heeft groeipotentieel.- Er is vraag naar wellnesstoerisme.- De paardenprocessie in Hakendover is een toeristisch relevante manifestatie met

mogelijkheid van spinoff's.- Het fruitthema, het thema vierkantshoeven en het thema ijzerzandsteen bieden

verdere toeristische ontwikkelingskansen.

4.4.9.3 Leuven

Kenmerken - De universiteitstad Leuven beschikt over een belangrijk toeristisch potentieel dat voor

een groot stuk gebaseerd is op het aanwezige cultuurhistorische patrimonium en op diverse evenementen.

- De stad Leuven is erkend als kunststad op Vlaams niveau.

81

Page 82: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- Met ‘in en uit - Leuven’ beschikt Leuven over een belangrijk bezoekersonthaal waar informatie en diensten over toerisme, recreatie, cultuur en vrijetijdsbesteding geïntegreerd worden aangeboden.

- De stad beschikt over een aantal belangrijke recreatieve evenementen met bovenlokale uitstraling (Beleuvenissen, Marktrock, Hapje Tapje).

Tendensen en kansen

- De realisatie van de Museumsite en de toeristisch-recreatieve valorisatie van de Abdij van Park kunnen in de nabije toekomst de positie van Leuven als kunststad gevoelig versterken. Leuven kan zich op basis van deze nieuwe attracties en de promotie die gevoerd wordt, profileren als een toeristische bestemming voor korte recreatieve vakanties.

- Het bestaand patrimonium nog beter toeristisch ontsluiten door ontdekkings-circuits (de Geschiedenis van Leuven, de universiteit van Leuven, Leuven Bierstad)

- Als universiteitstad met internationale bekendheid heeft Leuven heel wat troeven binnen het zakentoerisme, meer bepaald op het vlak van middelgrote congressen met een internationaal publiek van academici en professoren. Om deze mogelijkheden ten volle te kunnen uitspelen heeft Leuven volgens ons nood aan een bijkomende middelgrote congresinfrastructuur voor maximum 500 personen die desgevallend het best zou gekoppeld worden aan bijkomende hotelinfrastructuur.

- Op het vlak van de marketing dient Leuven te werken volgens een duidelijk aantal vooraf vastgelegde prioriteiten: Vlaanderen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk vormen prioritaire markten terwijl er ook gerichte inspanningen kunnen gebeuren op de Waalse, Franse, Spaanse en Duitse markt.

82

Page 83: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.10 Samenvatting: sociaal-culturele indicatoren

Vlaams-Brabant is buurtkritisch en tolerant, heeft stabiel verenigingsprofiel maar ‘ontnederlandst’ snel

De Vlaams-Brabanders krijgen omwille van vergrijzing en loopbaanherschikking meer tijd voor vrije tijd. Vooral de jonge en de oudere generaties. Vlaamse huishoudens besteden een vierde van hun inkomen aan wonen, en trekken steeds meer budget uit voor vervoer en communicatie. Nog geen 1% van het budget gaat naar deelname aan culturele activiteiten.

Vlaams-Brabanders zijn minder tevreden over hun buurt. Infrastructuur (voet- en fietspaden, straten, openbaar vervoer) en voorzieningen (kinderopvang, winkelaanbod, sociale en schoolvoorzieningen) zijn de pijnpunten. Ze zijn wel tevreden over groene ruimte, netheid en het uitzicht van gebouwen.

De negatieve houding van de Vlamingen ten opzichte van etnische minderheden is over haar hoogtepunt heen. De oorzaken voor een negatieve houding evolueren wel. ‘Participatie aan het verenigingsleven’, ‘voldoende wereldkennis’ en ‘algemene vorming’ vergroten een positieve houding van autochtonen ten opzichte van allochtonen. ‘Scholingsgraad’ en ‘levensbeschouwelijke betrokkenheid’ hebben vandaag minder invloed op een negatieve houding. Qua maatschappelijke aandacht merken we een verschuiving van migranten naar asielzoekers.

De etnische minderheden zelf evolueren ook. Het aantal vluchtelingen neemt toe, vooral in de rand rond Brussel. Vlaams-Brabant telt een laag aantal migrantenverenigingen. Migranten kampen het meest met achterstelling qua huisvesting, onderwijsresultaten en tewerkstellingskansen. Vooral de achterstand in het onderwijs van migrantenkinderen hypothekeert hun toekomstige kansen. De doorstroming naar hogere opleidingen blijft problematisch. De grootste oorzaak hiervoor is het onvoldoende kennen van het Nederlands.

Een stijgende taaldiversiteit wordt gemeten in de rand rond Brussel en bij uitbreiding in de hele provincie. Enkele opvallende cijfers uit de rand rond Brussel. 29% spreekt thuis Frans. In de 6 faciliteitengemeenten is dat zelfs 61%. Daarvan spreekt 1 op3 alleen maar Frans. 48% van de randbewoners vindt dat er steeds minder Nederlands wordt gesproken en voelt zich steeds minder thuis. In het onderwijs is deze taaltrend nog duidelijker voelbaar. 1 op 7 Vlaams-Brabantse leerlingen spreekt thuis geen Nederlands. In de regio Halle-Vilvoorde gaat het om 1 op 4.

Het Vlaams-Brabantse verenigingsleven is stabiel. Vooral voor de jeugd is er een groot aanbod. In vergelijking met Vlaanderen zijn er minder sociaal-culturele verenigingen voor volwassenen en sportclubs, al merken we een stijgende trend. De gemeenten kampen wel met een lager aantal cultuurparticipanten in vergelijking met Vlaanderen, wat atypisch is voor een bevolking met een eerder hoge scholingsgraad.

83

Page 84: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.4.11 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: sociaal-culturele indicatoren

- Onze organisatie speelt in op een stijgend aandeel mensen met meer vrije tijd

- Onze organisatie, ons programma en onze werking is voldoende toegankelijk voor mensen van etnisch culturele minderheden

- Onze organisatie heeft een visie over sociaal-culturele migrantenverenigingen of werkingen

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij het onthaal van anderstaligen of bij het aanleren van het Nederlands

- Onze organisatie heeft een opdracht in het versterken van gemeentelijke cultuurparticipatieve initiatieven (vb.: inspraak in beleidsplanning, eigen sportdienst, autonome cultuurraad, jeugdraad, …)

- Onze organisatie stimuleert cultuurparticipatie ook buiten de verenigingsactiviteiten

84

Page 85: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving

4.5.1 Milieu

Ook de Vlaams-Brabanders consumeren alsmaar meer en luxueuzer. De levensduur van producten wordt korter en de producten die we consumeren leggen steeds grotere afstanden af. Ons consumptiepatroon legt steeds meer beslag op de milieuruimte: de uitstoot van broeikasgassen en andere vervuilende stoffen blijft toenemen, er wordt meer afval geproduceerd en er wordt in een steeds hoger tempo beroep op hulpbronnen gedaan.Er worden ook successen geboekt. Meer afval wordt gerecycleerd en de isolatie van onze woningen is verbeterd. Milieutechnologie heeft de eco-efficiëntie van voertuigen en toestellen verbeterd. De successen in eco-efficiëntie worden echter vaak tenietgedaan door de toename in omvang van consumptie.Een absolute ontkoppeling van de consumptiegroei en de milieudruk is nog niet bereikt. We pikken er bij wijze van voorbeeld een paar markante cijfers uit.

4.5.1.1 Energieverbruik door huishoudens

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij: MIRA milieurapport Vlaanderen (2007)

Energieverbruik door huishoudens stagneertDe belangrijkste motieven voor energiegebruik door huishoudens zijn:

- verwarming, koeling en ventilatie van gebouwen  - productie van warm water - gebruik van elektrische toestellen

Het aandeel van de huishoudens in het bruto binnenlands energiegebruik (BBE) bedraagt, ondanks de dalende trend, nog steeds 14,1 % van het totale energiegebruik in Vlaanderen. Het totaal energiegebruik van de huishoudens is +13,1 % gestegen ten opzicht van 1990 naar 231,2 PJ in 2006). Sinds 1997 stagneert het verbruik. Het gebruik van aardgas is met 53,3 % gestegen. Het stookoliegebruik daalde tussen 1990 en 2006 met 6,4 %. Het steenkoolgebruik daalde 58,1 % en is sinds 2000 bijna volledig vervangen door stookolie

85

Page 86: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

of aardgas. Brandstofverbruik veroorzaakt uitstoot van broeikasgassen. Toch neemt die uitstoot niet in dezelfde mate toe als het brandstofverbruik. Dat heeft deels te maken met de vervanging van stookolie door het koolstofarmere aardgas.

4.5.1.2 Groei afvalberg in relatie tot het BBP

Bron: Ovam

Afvalberg groeit, maar minder snel dan het Bruto Binnenlands Product (BBP)De groeicurve van het geproduceerde afval vertoonde over de periode 1995-2000 een opvallend gelijke tred met de groei van het BBP. Tussen 2001 en 2004 was de groei van het BBP sterker dan de productie van afval. Het betekent dat er ondanks de economische groei en de bevolkingsgroei extra afval werd voorkomen.

4.5.1.3 Evolutie huishoudelijk afval

Bron: Ovam

Afval wordt steeds beter gesorteerdOndanks de toename van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval, vertonen de mogelijkheden voor hergebruik een positieve ontwikkeling. De fractie selectief ingezameld huishoudelijk afval is sterk toegenomen ten opzichte van 1991 en bedroeg in 2004 ongeveer 71 % in tegenstelling tot de 20 % van 1991. Het merendeel van het selectief ingezamelde afval wordt hergebruikt, gerecycleerd en gecomposteerd.

86

Page 87: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.1.4 Kwaliteit van het oppervlaktewater

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (2005)

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (2005)

Waterkwaliteit in Vlaams-Brabantse rivieren beter maar nog niet goedBovenstaande kaart geeft de mate van verontreiniging weer van de rivieren per stroombekken. De toestand in Vlaams-Brabant is matig. Het Denderbekken (7) scoort vrij goed. Het blauwe (zeer goed waterkwaliteit) en groene (goede kwaliteit) deel uit de taartdiagram zijn aanvaardbaar groot. Vooral de slechte metingen van waterkwaliteit (oranje en rode taatdelen) zijn er sterk teruggedrongen. Het bekken Dijle – Zenne (8) en

87

Page 88: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

het Demerbekken (9) scoren eerder ondermaats. Het aantal oranje en rode meetpunten blijft vrij groot, zeker gezien veel van deze meetpunten zich op de bovenloop van deze rivieren bevinden. In vergelijking met begin jaren ‘90 betekent deze toestand echter een enorme verbetering. Dat vertelt ons de bovenstaande staafdiagram die de kwaliteit van het water vergelijkt in de tijd. De Vlaamse Milieumaatschappij is verheugd dat de grote investeringen in waterzuiveringsinstallaties duidelijk voelbaar is. Toch zijn de normen uit de beleidsplanning niet gehaald. De verontreiniging door huishoudens daalde naar verwachting. De grootste verbetering werd gerealiseerd door de industrie. De landbouw echter scoorde nog steeds boven de verwachte norm. Het visbestand blijft het onvoldoende goed doen, zeker in de bekkens van de Zenne en de Demer.

4.5.2 Natuur

4.5.2.1 Reservaten

Aangroei totale en gemiddelde oppervlakte natuur- en bosreservaat in Vlaanderen periode 1987-2007

Ten opzichte van de toestand eind jaren 80 is er een grote toename van natuur- en bosreservaten. Deze is goed voor een totale oppervlakte van 34.318 ha of 2,5% van Vlaanderen. Niet dat er zoveel natuur en bos is bijgekomen. Het gaat hier bijna uitsluitend om het erkennen en reserveren van bestaande gebieden. De uitbreiding van het areaal

88

Page 89: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

natuur- en bosreservaat van de laatste jaren was aanzienlijker dan in de voorbije jaren. Maar het areaal natuur- en bosreservaat in Vlaanderen (2,5%) staat nog ver af van het Europees gemiddelde (in 1996 4,8% van het landoppervlak) en de internationale streefwaarde van 10% van het landoppervlak met hoofdfunctie natuur.De gemiddelde oppervlakte van een natuur- of bosreservaat in Vlaanderen blijft lichtjes stijgen en bedraagt nu 36 ha ten opzichte van 34 ha eind 2005. Toch blijft 30% van de terreinen kleiner dan 5 ha.

Vlaams-Brabant bos- en natuurareaal versnipperd Als provincie met een eerder kleine oppervlakte en een erg hoge ruimtelijke druk scoort Vlaams-Brabant redelijk qua oppervlakte natuur- en bosreservaten. De grote reservaten binnen de boscomplexen Zoniënwoud en Meerdaalwoud trekken de gemiddelde oppervlakte stevig omhoog. Buiten deze twee reservaten is de versnippering een enorme bedreiging.

4.5.2.2 Bossen

In Vlaanderen bedraagt de totale bosoppervlakte 146.381 hectare. Dit komt overeen met een bosindex (verhouding ten opzichte van de totale landoppervlakte van het Vlaamse Gewest) van 10,8%. Hiermee is Vlaanderen één van de bosarmste streken in Europa. Binnen de Europese Unie scoren alleen Ierland (8,6 %), Nederland (10 %) en het Verenigd Koninkrijk (10,3 %) nog lager. Vlaams-Brabant scoort met een bosindex van 12% toch nog altijd beter dan het Vlaams Gemiddelde.

89

Page 90: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Provincie Vlaams-Brabant: Gebiedsgericht milieu- en natuurbeleid 2007

Vlaams-Brabant heeft aanvaardbare bosindex dankzij grote boscomplexenDe bosindex voor Vlaams-Brabant (verhouding bosopppervlakte ten opzichte van de totale landoppervlakte) ligt iets hoger dan het Vlaamse gemiddelde: 12%, tegenover 11,3%. De totale bosoppervlakte bedraagt, open plekken inbegrepen, 26.822 hectare, met een groot aandeel loofbos. 31% van het bos is openbare eigendom, 76% privé. Door de grote boscomplexen Zoniënwoud, Meerdaalwoud/Heverleebos en Hallerbos is Vlaams-Brabant in het zuiden duidelijk dichter bebost dan in het noordelijke deel waar ook de versnippering het grootst is.

4.5.2.3 Biodiversiteit van planten en dieren

90

Page 91: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: INBO natuurrapport 2007

28% van de gekende soorten wilde planten en dieren is ernstig bedreigdIn de 20ste eeuw omvatte de natuurlijke biodiversiteit in Vlaanderen ongeveer 40.000 soorten wilde planten en dieren (eencelligen niet inbegrepen). Van 9 % van die soorten is de toestand gekend, het zijn doorgaans de grotere, meer opvallende soorten. Daarvan is 42 % momenteel niet bedreigd, is 21 % zeldzaam, gaat 3 % achteruit, staat 28 % op de Rode Lijst en is 6 % uit Vlaanderen verdwenen. DeRode Lijstsoorten dreigen op termijn uit Vlaanderen te verdwijnen indien geen gerichte maatregelen worden genomen. De belangrijkste oorzaken voor deze bedreiging zijn de grote bebouwde oppervlakte, de intensivering van de landbouw en de versnippering van de leefgebieden van plant- en diersoorten. Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is de beleidsmaatregel bij uitstek om hieraan te verhelpen. Het Vlaamse ruimtelijke beleid en het natuurbeleid viseren 125.000 ha (9,2 % van de Vlaamse landoppervlakte) als Vlaams Ecologisch Netwerk, met daarnaast natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden. Momenteel is 70 % van het Vlaams Ecologisch Netwerk en slechts 0,7 % van het natuurverwevingsgebied afgebakend. Alle beschikbare gegevens wijzen erop dat gedurende de volgende decennia klimaatverandering en invasies van uitheemse soorten een ernstige bijkomende bedreiging zullen vormen voor de biodiversiteit.

4.5.3 Ruimtegebruik

4.5.3.1 Bestemmingszones volgens het gewestplan

Bestemming Vlaanderen Vlaams-Brabantvolgens HA % HA %

91

Page 92: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

gewestplan (2005)Wonen 227.332 16,9% 56.494 24,8%

Recreatie 18.396 1,4% 1.546 0,7%Natuur en reservaat 121.776 9,1% 21.641 9,5%

Overig groen 35.463 2,6% 7268 3,2%Bos 43.677 3,3% 6.400 2,8%

Landbouw 796.353 59,3% 125.163 54,9%Industrie 42.955 3,2% 4.579 2,0%

Overige bestemming 57.764 4,3% 4.951 2,2%TOTAAL 1.343.716 100,0% 228.042 100,0%

Bron: APS Vlaanderen en VLM Vlaams-Brabant

Vlaams-Brabant gebruikt meer ruimte voor wonen en natuurBovenstaande tabel vergelijkt de grootte van de bestemmingszones volgens het gewestplan. Links zie je de verhouding voor Vlaanderen en rechts die voor Vlaams-Brabant. Het mag niet verwonderen dat de ruimte voor wonen procentueel stevig groter is in Vlaams-Brabant. Eén vierde van het grondgebied staat ingekleurd als woongebied (en woonuitbreidingsgebied). Het landbouwareaal in Vlaams-Brabant (54,9%) ligt 5% lager dan het Vlaams gemiddelde (59,3%). Vlaams-Brabant reserveert wat minder ruimte dan Vlaanderen voor recreatie, bos en industrie. Er is iets meer ruimte voor natuur en groengebied.

4.5.3.2 Ruimtegebruik voor wonen

In 2006 werd 11,9 % van de totale oppervlakte van Vlaanderen gebruikt door de woonfunctie (zonder woonuitbreidingsgebied). In 1990 was dit nog 9 %. De druk op de ruimte door de woonfunctie in Vlaanderen is dus toegenomen. Elke inwoner gebruikte in 2006 265 m² om te wonen tegenover 212 m² in 1990. De gemiddelde perceelsgrootte steeg.

Evolutie van de oppervlakte ingenomen voor wonen Vlaams-Brabant (1990-2006)

92

Page 93: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij: MIRA milieurapport Vlaanderen (2007)

Druk op open ruimte neemt verder toeIn Vlaams-Brabant is de trend nog sterker aanwezig dan in Vlaanderen. Bovenstaande kaart laat de groei zien van het aandeel woongebied tussen 1990 en 2006. De oppervlakte ingenomen voor de functie ‘wonen’ nam beduidend sneller toe ten noorden van de stad Leuven (in de richting van Mechelen en Geel). Ook in het Pajottenland en in het zuiden van het Hageland is de trend merkbaar. Deze evolutie staat lijnrecht tegenover de doelstelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) en van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant (PRSP) om de aangroei van de bebouwde oppervlakte in het buitengebied niet groter te laten worden dan in het verstedelijkte gebied.

De bevolkingsdichtheid in Vlaams-Brabant per arrondissementDe bevolkingsdichtheid meet het aantal inwoners per vierkante kilometer. Hoe groter de bevolkingsdichtheid, hoe stedelijker het landschap.

Oppervlakte in km² Bevolking Dichtheid inw/km²Arrondissement Halle-Vilvoorde 896,85 580.407 647,2

Arrondissement Leuven 1206,28 472.060 391,3

Vlaams-Brabant 2103,13 1.052.367 500,4

TOP 3 Meest verstedelijkt Dichtheid inw/km²Kraainem 2.259,5

Wezembeek-Oppem 1.978,9Drogenbos 1.936,5

TOP 3 Minst verstedelijkt Dichtheid inw/km²Bever 103,5

93

Page 94: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Pepingen 118,1Herne 145,3

Bron: Provincie Vlaams-Brabant

Arr. Halle-Vilvoorde bijna twee maal dichter bevolkt dan arr. LeuvenDe bevolkingsdichtheid is erg verschillend in beide arrondissementen. In Halle-Vilvoorde wonen gemiddeld 647 inwoners per vierkante kilometer. Dit is bijna dubbel zo veel als gemiddeld in arrondissement Leuven waar 391 mensen per vierkante kilometer wonen. Maar ook binnen de arrondissementen zijn er grote verschillen in woondensiteit merkbaar. De top 3 van gemeenten met de hoogste bevolkingsdichtheid liggen allemaal in de rand rond Brussel. Kraainem bijvoorbeeld heeft met 2.260 inwoners/km² een echte stedelijke aanblik. Ter illustratie: verschillende kleine gemeenten in de rand rond Brussel hebben een hogere bevolkingsdichtheid dan de stad Leuven. In contrast staat de gemeente Bever met 103 inwoners/km². Een klein dorp met een erg landelijk karakter. Onderstaande kaart geeft een beeld van het verschil in woondensiteit in de provincie. Het effect van Brussel is onmiskenbaar. Verder valt op dat de gemeenten in het noorden van de provincie (demervallei, noord-westbrabant) dichter bevolkt zijn dan de landelijke gebieden in het zuiden (Pajottenland, Brabants Haspengouw, Hageland)

De bevolkingsdichtheid in Vlaams-Brabant per gemeente

4.5.4 Woningprijzen

Prijzen voor grote en middelgrote woningen (2004)

94

Page 95: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: STADIM, bewerking door APS

Vlaams-Brabantse woningen erg duurDe gemiddelde prijs voor een kleine of middelgrote woning in Vlaams-Brabant ligt met 127.127 Euro een heel stuk hoger dan het prijsgemiddelde voor Vlaanderen (109.898 Euro). Anders gezegd: voor een identieke woning betaal je in Vlaams-Brabant bijna 20.000 Euro meer. Deze hogere prijs betaal je in bijna de gehele provincie. Enkel in het oosten van de provincie zijn de woningprijzen nog vergelijkbaar met de rest van Vlaanderen. Zelfs het landelijke Pajottenland ontsnapt niet aan de hoge aankoopprijzen, met uitzondering van de gemeente Liedekerke.

4.5.5 Woonstabiliteit

De woonstabiliteit geeft het bevolkingsaandeel weer dat meer dan 1 jaar in dezelfde woning woont. Een hoge verhuismobiliteit zorgt voor een kwetsbare buurt. Mensen die er toch niet lang wonen, investeren ook niet in de buurt, en kunnen zelf ook niet genieten van een constante schoolsituatie, een vaste huisarts, enz. De woonstabiliteit blijkt in Vlaanderen licht te zijn toegenomen, van 91% naar 93% van de bevolking woonde meer dan 1 jaar in zijn huidige woning. Enerzijds benadert de stabiliteit op het platteland vaak waarden van 100%, terwijl in de grote steden de stabiliteit in sommige buurten kan zakken tot beneden de 60%. Nieuwbouwwijken kunnen een invloed uitoefenen op deze gegevens. Als ze gebouwd werden in het jaar van de meting, wonen er dus kunstmatig meer nieuwe inwoners. Dit geeft een tijdelijke verkeerd beeld van de werkelijke woonstabiliteit.

Woonstabiliteit in Vlaams-Brabant

95

Page 96: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel: Christian Kesteloot, met medewerking van Sarah Meys

Vlaams-Brabander verhuist niet snelDe woonstabiliteit in Vlaams-Brabant volgt de Vlaamse trend. Op het platteland is er duidelijk een grotere woonstabiliteit dan in de steden. Op bovenstaande kaart zien duidelijk het contrast met het Brusselse gewest waar de woonstabiliteit bijna overal onder de 90% ligt. Dat wil zeggen dat per jaar 1 op de 10 huishoudens in de buurt verhuist. De oude stadskernen hebben duidelijk een lagere woonstabiliteit. Op de kaart zien we de stad Leuven roder gekleurd. Dit betekent dat stedelijke kernen een minder hoge woonstabiliteit hebben. Herkenbaar zijn ook de kanaalzone in Vilvoorde en ten zuiden van Brussel in de richting van Halle. De oude kernen van Tienen, Aarschot en Diest zijn ook rood gekleurd. Ter info: de rode vlek ten westen van de stad Leuven slaat op een grote nieuwe verkaveling in Leefdaal. Deze woningen zijn allemaal betrokken door nieuwe gezinnen in het jaar van de meting.

96

Page 97: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.6 Mobiliteit

4.5.6.1 Waar werkt de Vlaams-Brabander?

Bron: SEE2001, bewerkt door APS

Eén Vlaams-Brabantse werknemer op drie pendelt dagelijks naar BrusselBovenstaande diagram geeft een percentueel overzicht waar de werknemers uit Vlaams-Brabant werken. Slechts 55,8% werkt in de eigen provincie. 6,6% trekt dagelijks naar de provincie Antwerpen. Limburg, Wallonië en Oost-Vlaanderen, waarmee we toch een aanzienlijk stuk grens delen, scoren rond de 2%. Maar de werknemersmagneet voor Vlaams-Brabant is ontegensprekelijk het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bijna één op drie pendelt naar de hoofdstad. Dit zorgt voor een grote mobiliteitsstroom van mensen op werkdagen, en verklaart voor een groot stuk ook de files op de wegen van, naar en rond Brussel.

Wonen en werken in de eigen provincie (in %)

Bron: SEE2001, bewerkt door APS

97

Page 98: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Slechts één op twee Vlaams-Brabantse werknemers werkt in eigen provincieBovenstaande grafiek bevestigt het beeld van het hoge pendelgedrag van de Vlaams-Brabantse werknemer. 55,8% van de werknemers werkt in de eigen provincie. In andere provincies ligt dat percentage gevoelig hoger. De centrumligging van de provincie, maar vooral de ligging rondom Brussel is de belangrijkste oorzaak voor dit lagere percentage.

De afstand van het woon-werkverkeer en het gebruikte vervoermiddel (in%)

Bron: SEE2001, bewerkt door APS

Meer dan 4 op 5 Vlaams-Brabanders gaan werken met de auto In de linker grafiek vergelijken we de afstand tussen woon- en werkplaats van de Vlaamse werknemer met die van de Vlaams-Brabander. In Vlaanderen werkt bijna 50% (blauw + paars) op minder dan 10 kilometer van huis. In Vlaams-Brabant is dat nog geen 40%. De Vlaams-Brabander moet dus gemiddeld meer afstand afleggen van en naar het werk. Dit laat zich voelen in de resultaten van de grafiek rechts. Hier wordt het gebruikte vervoermiddel vergeleken. Gemiddeld in Vlaanderen gaat 16% te voet of met de fiets naar het werk. In Vlaams-Brabant is dat maar 10%. De Vlaams-Brabander neemt dan ook meer de auto (81,1%) of het openbaar vervoer (17%). In Vlaanderen neemt 75% de auto en 11% het openbaar vervoer voor de verplaatsing naar het werk.

98

Page 99: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.6.2 Autoverkeer

Bron: TML: analyse van mobiliteit Belgische autosnelwegen - Verkeersindices 2002 – 2005

Snelwegen in Vlaams-Brabant slibben 2 maal per werkdag hopeloos dichtBovenstaande kaart geeft een overzicht van het snelwegennet in Vlaanderen en hun frequentie van files. De metingen zijn verricht tussen 2002 en 2005. Sindsdien is de situatie er niet op verbeterd. Op de gele vakjes staat meer dan 100 dagen per jaar minstens 1 file. Op de oranje en rode vakjes staan tot 200 dagen per jaar files. De zwarte vakjes zijn goed voor meer dan 200 filedagen per jaar. Dat betekent dat er elke werkdag wel files te melden zijn. De situatie op de Vlaams-Brabantse snelwegen is ronduit zorgwekkend. Het contrast met de andere provincies kan nauwelijks groter (de situatie op de ring rond Antwerpen werd niet gemeten). Vooral de E40 (Affligem-Groot-Bijgaarden en Sterrebeek-Bertem) en de gehele noorderring (R0) zijn tijdens de spits compleet verzadigd. Maar ook trajecten op de E314 (Aarschot- Bertem) en op de E19 (Hofstade-Machelen) en de E411 (Overijse-Jezus-Eik) zijn tijdens de ochtendspits bijna filezeker. Deze uitzichtloze situatie heeft een stevige impact op de mobiliteit van de Vlaams-Brabantse werknemers en de bedrijven. Het economisch verlies en de impact op het leefmilieu is enorm.

Nog enkele opvallende feiten becijferd door de studiedienst van de Vlaamse regering in 2005:

- Vlaams-Brabant telt het hoogste aantal personenwagens per inwoner - Vlaams-Brabant telt het hoogste aantal voertuigkilometer per inwoner- Vlaams-Brabant heeft het dichtste snelwegennet - Vlaams-Brabant heeft de hoogste bezettingsgraad op de snelwegen

99

Page 100: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.6.3 Fietsverkeer

Woon-werkverkeer per fiets

Bron: Vlaamse Overheid – afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid

Erg weinig fietsende werknemers in rand rond BrusselBovenstaande kaart geeft het percentage werknemers weer die gebruik maken van de fiets voor hun woon-werkverkeer. De kaart bevestigt dat Vlaams-Brabanders minder met de fiets gaan werken dan de gemiddelde Vlaming. Erg opvallend is het feit dat de rand rond Brussel nog minder fietsende werknemers telt dan de rest van de provincie. Je zou kunnen stellen dat deze werknemers op fietsafstand van de hoofdstad wonen en dus toch makkelijk voor de fiets kunnen kiezen. Maar ze kiezen om diverse redenen toch voor andere vervoermiddelen. Mogelijke oorzaken zijn:

- Het pendelgedrag naar Brussel in deze gemeenten is nog hoger dan in andere gemeenten (waar mensen meer in de eigen gemeente werken)

- Het openbaar vervoernet is rondom Brussel beter uitgebouwd en gericht op Brussel

- Het drukke verkeer maakt het fietsen in en rondom Brussel onveiliger en ongezonder

- De fietsinfrastructuur is in en rondom Brussel minder uitgebouwdEr zijn slechts 3 gemeenten waar het aantal fietsende werknemers hoger ligt dan het Vlaamse gemiddelde: Kapelle-op-den-Bos, Haacht en Leuven.

Woon-schoolverkeer per fiets

100

Page 101: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Bron: Vlaamse Overheid – afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid

Aantal fietsende scholieren enkel op Vlaams niveau in en om LeuvenBovenstaande kaart geeft het percentage scholieren en studenten weer dat gebruik maakt van de fiets voor hun woon-schoolverkeer. Vlaams-Brabant heeft overduidelijk het minst aantal fietsende scholieren. Enkel in Leuven en de gemeenten er rond is de kaart vergelijkbaar met de rest van Vlaanderen. Erg opvallend zijn de lage aantallen voor de gemeenten in de rand rond Brussel, voor het Pajottenland en het Hageland. De afstand tussen de woning en de school is cruciaal om al dan niet te kiezen voor de fiets. Zeker voor de gemeenten in het Pajottenland en het Hageland is deze afstand betekenisvol omdat er geen scholen zijn voor secundair en hoger onderwijs. In de rand rond Brussel is er wel dergelijk aanbod maar daar spelen andere factoren een rol:

- Het openbaar vervoernet rondom Brussel is beter uitgebouwd - Het drukke verkeer maakt het fietsen rondom Brussel onveiliger en ongezonder- De fietsinfrastructuur is rondom Brussel minder uitgebouwd

4.5.6.4 Openbaar vervoer

Evolutie reizigers De Lijn 2006-2007 per provincie

DE LIJN # reizigers '07 # reizigers '06 Verschil Groei

Antwerpen 184,8 miljoen 178,4 miljoen + 6,4 miljoen + 3,6 %

Limburg 46,2 miljoen 45,0 miljoen + 1,3 miljoen + 2,8 %

Oost-Vlaanderen 99,8 miljoen 95,5 miljoen + 4,3 miljoen + 4,5 %

Vlaams-Brabant 87,4 miljoen 80,5 miljoen + 6,9 miljoen + 8,5 %

West-Vlaanderen 65,0 miljoen 63,5 miljoen + 1,6 miljoen + 2,5 %

Totaal 483,2 miljoen 462,8 miljoen + 20,4 miljoen + 4,4 %

Bron: De Lijn

101

Page 102: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Steeds meer Vlaams-Brabanders op De LijnIn 2007 telde De Lijn 483,2 miljoen reizigersritten. Dat is een stijging met 20,4 miljoen tegenover 2006. Op zeven jaar tijd is het aantal reizigersritten van De Lijn meer dan verdubbeld. In 2000 noteerde De Lijn 240 miljoen reizigersritten.De grootste groei noteerde de vervoermaatschappij voor het derde jaar op rij in Vlaams-Brabant, waar bijna 7 miljoen meer reizigers op de bus stapten. De uitbreiding van het aanbod naar het tewerkstellingsgebied rond de luchthaven van Zaventem is een belangrijke reden voor de groei. In 2007 vervoerden de lijnen van en naar het gebied rond de luchthaven 3,5 miljoen reizigers. 2,3 miljoen daarvan waren nieuwe reizigers.

Evolutie reizigers NMBS tot 2006

Bron: NMBS

Steeds meer mensen de trein opBovenstaande grafiek toont het aantal gereden kilometers per trein door personen. De gegevens worden per jaar vergeleken. Onderaan zien we de staaf voor reizigers in het Vlaams Gewest. Daarboven voor de reizigers uit Brussel en Wallonië. Opvallend is de onophoudelijke stijging van het aantal gereden kilometers (en dus ook passagiers) vanaf 1998. Vanaf 2004 is de stijging zelfs sterker. Er worden geen gegevens per provincie bijgehouden omdat het spoorverkeer voor een groot deel interprovinciaal verloopt. Het stijgende aantal Belgen, de hogere treinfrequentie en de trein als alternatief voor het stroeve autoverkeer worden opgegeven als voornaamste redenen voor de stijging.

4.5.7 Het ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant

Het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant schept een kader voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Het RSVB werd goedgekeurd in 2004, en is dus momenteel van kracht. Een dergelijk structuurplan bevat geen kaart, zoals een gewestplan maar doet enkel uitspraken over wenselijke toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Enkele voorbeelden:

- Hoeveel woningen moeten er nog gebouwd worden en waar? - Moeten er nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld worden, waar moeten deze

gelegen zijn en hoe groot zouden ze moeten zijn? - Welke ruimte moet er vrijgehouden worden voor natuur en landbouw?

Op al dit soort vragen poogt het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant een antwoord te bieden. Het is een beleidsdocument waarin u kunt terugvinden hoe we in de toekomst de

102

Page 103: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

provinciale ruimte willen organiseren. Het plan dient momenteel als toetsingskader voor alle ruimtelijke ingrepen.

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant beantwoordt aan het subsidiariteitprincipe. Dit wil onder meer zeggen dat het plan niet in tegenspraak mag zijn met uitspraken in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het RSVB dient op haar beurt als uitgangspunt voor de gemeentelijke structuurplannen. Het RSVB doet enkel uitspraken over ruimtelijke ontwikkelingen op regionale schaal. Een voorbeeld:

a) het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bepaalt dat er in Vlaanderen een toename van 38.000 ha natuur- en reservaatgebied moet gerealiseerd worden.

b) Het provinciaal structuurplan bekijkt wat haar verantwoordelijkheid hierin is en duidt enkele regio’s binnen de provincie aan waar een dergelijke uitbreiding logisch gerealiseerd wordt.

c) De gemeenten uit de aangeduide regio’s nemen de provinciale eis over in hun Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. Ze zullen in detail de gewenste uitbreiding op hun grondgebied plannen in ruimte en tijd.

De hoofdlijnen van het RSVB

Bovenstaande kaart vat het RSVB samen in grote lijnen. De provincie onderscheidt vier deelruimten.

- Verdicht netwerk: de meest centraal gelegen en zeer gediversifieerde regio met een heel grote dynamiek en druk op de open ruimte.

- Demernetwerk: de noordoostelijke hoek van de provincie. Deze deelruimte vormt de schakel met de provincies Limburg en Antwerpen en de overgang tussen Kempen en Hageland. Het gebied kent enerzijds een grote verstedelijkingsdruk en bezit anderzijds een kwalitatief hoogstaande open ruimte.

103

Page 104: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- Landelijke Kamer Oost: de zuidoostelijke hoek van de provincie met het Hageland en Haspengouw. Dit gebied wordt voornamelijk gekenmerkt door zijn landschappelijke kwaliteiten met grote natuurgehelen en landbouwgebieden.

- Landelijke Kamer West: de zuidwestelijke hoek van de provincie met onder meer het Pajottenland. Ook dit gebied is nog zeer landelijk maar komt stilaan onder een dreigende verstedelijkingsdruk.

De ruimtelijke afwegingen van het RSVB gebeuren aan de hand van 5 kernprincipes:- de herwaardering van het fysisch systeem (bodem, reliëf, waterlopen)- een centrumprovincie met Brussel (afstemming en samenwerking)- een provincie met diverse stedelijke kernen (hun rol herwaarderen)- de Vlaamse ruit biedt een duidelijke structuur (hogere densiteit bebouwing)- mobiliteit als sturend gegeven (ontwikkeling ruimtelijk mobiliteitsbeleid)

Meer informatie over het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant via http://mediatheek.vlaamsbrabant.be/mediatheek/showpub.do?command=display&id=901

104

Page 105: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.8 Samenvatting: ontwikkelingen tussen mens en omgeving

Vlaams-Brabantse woningbehoefte drukt steeds meer op de open ruimte, en bemoeilijkt een vlotte mobiliteit

De Vlaams-Brabander consumeert nog steeds meer, maar doet dat stilaan ook milieubewuster. Hij sorteert het afval voortreffelijk en begint energiebesparende maatregelen te nemen. Ook de overheden nemen hun verantwoordelijkheid en bakenen het overgebleven groen af als natuur- en bosreservaat. Buiten de 2 grote boscomplexen Zoniënwoud en Meerdaalwoud zijn bos en natuur erg versnipperd. Deze versnippering is bedreigend voor de diversiteit van het aantal soorten fauna en flora. Het visbestand in rivieren doet het (nog) niet veel beter, ondanks forse inspanningen in waterzuivering die hebben geleid tot de verbetering van de kwaliteit van de oppervlaktewateren.

Vlaams-Brabant kent een forse druk op de open ruimte. Oorzaak hiervoor is vooral de steeds stijgende behoefte aan ruimte voor wonen. Met 500 inwoners per km² is Vlaams-Brabant de dichtst bevolkte provincie in Vlaanderen. In de rand rond Brussel stijgt de bevolkingsdichtheid overal tot meer dan 750 inwoners/km² tot pieken boven de 1500. De enorm hoge vastgoedprijzen in bijna de hele provincie blijven wijzen op een enorme druk om nog meer open ruimte aan te snijden voor woningbouw.

Slechts een goede helft van de Vlaams-Brabantse werknemers werkt in de eigen provincie. Een derde pendelt dagelijks naar Brussel. Dit brengt in de ochtend en de avond een enorme verkeersstroom met zich mee. Op alle snelwegen staan iedere werkdag files. Het openbaar vervoer breidt haar dienstverlening met succes uit en ziet haar reizigersaantallen toenemen. Alleen de fiets lijkt als alternatief niet aan te slaan. Vooral in de rand rond Brussel wordt de fiets beduidend minder gebruikt dan elders in Vlaanderen, zowel door volwassenen als door scholieren.

De ruimtelijke structuurplanning is het beleidsinstrument bij uitstek om ruimtelijke afwegingen te maken voor functies zoals wonen, werken, landbouw, recreatie, handel, verkeer, natuur. De opmaak van zowel het provinciale als de gemeentelijke structuurplannen was een werk van lange adem. Het provinciale plan schuift belangrijke principes naar voor om onze schaarse ruimte leefbaar te houden voor alle Vlaams-Brabantse inwoners. Op het terrein is nog niet veel te merken, maar op de tekentafels wordt de impact van de structuurplanning wel degelijk gevoeld.

105

Page 106: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

4.5.9 Enkele stellingen voor een verwerking in de eigen organisatie: ontwikkeling tussen mens en omgeving

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij de vorming van de bevolking tot een milieubewuster gedrag.

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij de bescherming van groene ruimte of van bedreigde soorten flora en fauna.

- Onze organisatie dient haar werking anders te organiseren in gebieden met een steeds stijgende bevolkingsdichtheid.

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij de garantie van het recht op (betaalbaar) wonen.

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij de bewustmaking of de aanmoediging van alternatieve vormen van mobiliteit.

- Onze organisatie heeft een rol te spelen bij het opkomen voor een leefbaar en duurzaam leefmilieu.

- De werking en het aanbod van onze organisatie is aangepast aan de minder vlotte mobiliteit op sommige drukke uren en plaatsen.

106

Page 107: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5 De omgevingsanalyse kwalitatief

Naast de kwantitatieve analyse is er in een omgevingsanalyse ook een kwalitatieve analyse. Ze is niet zozeer opgebouwd vanuit getallen, onderzoeksresultaten en vaststellingen vanuit het verleden en het heden, maar eerder vanuit trends en verwachtingen voor de toekomst. De gegevens voor deze kwalitatieve analyse zijn dan ook veel minder exact, minder wetenschappelijke vaststelbaar. Ze borduren verder op de kennis uit verleden en heden maar ze blikken verder vooruit. Het zijn als het ware toekomstverkenningen. Ze worden hier uitgedrukt in ‘theses’, wat wijst op een ‘voorspelling’ met een ‘waarschijnlijk’ karakter. Toekomstverkenningen hebben niet de ambitie om de ene ware toekomst te voorspellen. Ze observeren en geven mogelijke interpretaties aan verschillende relevante signalen. Men beschrijft het beeld van mogelijke toekomstbeelden op basis van een logisch verhaal en samenhangend geheel van mogelijke hypothesen over de ontwikkeling van deelaspecten in de verschillende contexten (externe omgeving). Toekomstverkenningen bieden ruimte voor beleidskeuzen door de richtingen te benoemen waarin de toekomst kan evolueren. Het is een tuin om te bewerken. Toekomstverkenningen leveren geen concrete actieplannen die moeten gevolgd worden om “het” einddoel te bereiken.

Deze kwalitatieve omgevingsanalyse is grotendeels gebaseerd op de omgevingsanalyse voor Vlaanderen. Een provinciale omschrijving is erg klein. Vele specialisten en ervaringsdeskundigen vinden het moeilijk om specifieke uitspraken te doen over toekomstige evoluties op deze beperkte schaal. De verleiding is groot om huidige trends gewoon door te trekken. Evoluties worden immers zeer sterk beïnvloed door factoren die zich op grotere (externe) schaal voordoen: op Vlaams of federaal niveau, op Europese of zelfs wereldschaal. Vlaams-Brabant is nog moeilijker te voorspellen door de permanente invloeden uit Brussel. We kiezen er dan ook voor om de theses voor Vlaanderen te gebruiken. We kunnen hierbij de Vlaams-Brabantse gegevens uit de kwantitatieve analyse tegen het licht houden van deze voorspellingen voor Vlaanderen.

Meer info over de omgevingsanalyse voor Vlaanderen viahttp://docs.vlaanderen.be/channels/hoofdmenu/vlaamseoverheid/Omgevingsanalyse2004.pdf

5.1 Theses voor de toekomst

5.1.1 Demografische ontwikkelingen

5.1.1.1 These 1: Het aandeel Europeanen in de wereldbevolking wordt kleiner.

De wereldbevolking is snel aangegroeid: tussen 1960 en 2001 verdubbelde het tot 6,2 miljard bewoners. Het aandeel van de ontwikkelde landen zakte van 30% in 1960 tot 19% in 2001. De bevolkingsaangroei in het Zuiden zet zich door vooral in de armste landen. De bevolking in het Vlaamse Gewest zal stagneren rond 6,1 miljoen inwoners.

107

Page 108: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.1.1.2 These 2: Van uitstel naar afstel van kinderen.

Het geboortecijfer in Vlaanderen is sinds 1960 gehalveerd (10% in 2000). De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, bedraagt in Vlaanderen 27,5 jaar terwijl dit in 1992 nog 26,4 jaar bedroeg. Het uitstellen van zwangerschap na de leeftijd van 30 jaar voorspelt weinig goeds voor de vruchtbaarheidscijfers.Wereldwijd is er een daling van het geboortecijfer. Opmerkelijk is dat naar verwachting de vruchtbaarheid in Europa na een dieptepunt tegen 2050 opnieuw zal stijgen van 1,5 naar 1,8 kinderen per vrouwen. Het blijft hoe dan ook onder het vervangingsniveau.

5.1.1.3 These 3: Europa vergrijst. Vlaanderen vervoegt de club.

Binnen België is het Vlaamse Gewest koploper inzake het aandeel zestigplussers. Het aantal jongeren (-20 jaar) ligt er lager dan in Wallonië en Brussel. In alle gewesten neemt de ontgroening toe, vooral in de periode tot 2020 en met de hoogstewaarden in Vlaanderen.Vooral tussen 2005 en 2030 wordt een sterke vergrijzing van de bevolking verwacht.Vlaanderen blijft binnen België het hoogste aandeel behouden. Het aandeel hoogbejaarden (+80 jaar) zal tussen 2010 en 2025 in het Vlaamse Gewest blijven stijgen terwijl het in de overige gewesten stabiliseert. Dit zal heel wat lasten inzake gezondheidszorg, pensioenlast genereren voor Vlaanderen.

5.1.1.4 These 4: Toenemende migratiedruk van arme naar rijke landen.

De natuurlijke aangroei van de bevolking in de EU-15 is de laatste 4 decennia sterkteruggelopen en stagneert nu op 1‰ . De migratie in de EU-15 nam in de negentiger jaren toe en schommelt nu rond 2,2‰ . Zonder deze instroom zou de bevolking in een aantal lidstaten krimpen. Na de val van de Berlijnse Muur (1989) trad een markante ontvolking op in de Baltische landen en in de Oost-Europese landen. In de Balkan en Centraal Europa stagneert de bevolking. Thans verblijven 850.000 buitenlanders uit de 10 kandidaat-lidstaten in de EU, wat enkel 0,2% van de bevolking uitmaakt. Zij verblijven vooral in de "buurlanden" Duitsland ofOostenrijk. Het aandeel vreemdelingen en asielzoekers in Vlaanderen stagneert op en rond 5%, wat aanzienlijker lager is dan in Wallonië en in Brussel. De buitenlanders zijn in het Vlaamse Gewest vooral afkomstig van binnen de Europese Unie;1 op 10 vreemdelingen laat zich jaarlijksnaturaliseren in het Vlaamse Gewest.Voor de toekomst verwacht men geen massale instroom vanuit Centraal- en Oost-Europa; zeker niet in België. Indien Brussel haar functies behoudt m.b.t. de Europese Commissie, kan een toename van 10.000 ambtenaren worden verwacht.Het Midden-Oosten blijft in de toekomst een demografisch hogedrukgebied omwille van de aanhoudende snelle bevolkingsaangroei (Jordanië, Syrië). Het aanhoudend tekort aan drinkwater en aan bestaansmiddelen kan een verhuisbeweging op gang trekken.

5.1.1.5 These 5: Geringe impact migratiestromen van en naar Wallonië en Brussel.

De natuurlijke aangroei in het Vlaamse Gewest loopt reeds geruime tijd terug maar blijft niettemin positief. Ook het migratiesaldo met Brussel en Wallonië is lichtjes positief maar is thans minder groot dan de netto immigratie vanuit het buitenland.De instroom van ongeveer 4000 personen vanuit Brussel heeft slechts een beperkt impact op de bevolkingsgroei van Vlaanderen (+0,7‰ in 2001).

108

Page 109: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.1.1.6 These 6: Steeds meer alleenstaanden.

De vergrijzing laat verwachten dat het aantal alleenstaanden tussen 2002 en 2030 zal stijgen met 37.000 mannen en 103.000 vrouwen, vooral zestigplussers. Daarbovenop moet nog het effect van snellere partnerontbindingen verrekend worden, met een stuk stijging van alleenstaande mannen als gevolg.

5.1.2 Macro-economische ontwikkelingen

5.1.2.1 These 7: Naast de internationale verwevenheid is de lokale markt nog belangrijk voor de Vlaamse economie.

De internationale relaties zijn de voorbije decennia belangrijker geworden voor onze economie. De buitenlandse handel groeit en steeds meer internationale bedrijven investeren in Vlaanderen. De bedrijven moeten zich daardoor concurrentiëler opstellen en worden productiever. Dit neemt niet weg dat een belangrijk deel van onze economie gericht blijft op de interne markt. Bijna twee derde van de werknemers werkt niet rechtstreeks voor de externe markt. Naar verwachting zal enkel in de bouw en de dienstensector een groei van werkgelegenheid optreden. De bezoldigde tewerkstelling in exportgerichte sectoren zal dalen.

5.1.2.2 These 8: Vlaanderen drijft mee op de golven van de internationale conjunctuurbewegingen.

In het verleden vonden ook op- en neergaande conjunctuurfasen plaats in de drie grote muntblokken, de laatste tijd veelal zelfs synchroon. We bevinden ons nu in eenconjunctuurzwakte, te zien aan de dalende investeringen. De depressies zijn recent echter minder scherp dan in de dertiger jaren en vroeger. Het ondersteunend beleid heeft ook in Vlaanderen een positieve impact.Vlaanderen heeft geen vooruitlopend conjunctuurprofiel, Wallonië wel. Dit betekent dat wanneer het minder goed gaat in de VS, Europa of Japan, het bijna gelijktijdig hier in dezelfde richting evolueert. Een grotere volatiliteit van de conjunctuur is niet uitgesloten in de toekomst. Dit is van belang voor Vlaanderen daar grotere schommelingen het beslissingsproces bemoeilijken (denk maar aan investeringen, maar ook aan grotere schommelingen op de arbeidsmarkt). De inkomsten van de Vlaamse overheid zullen tenslotte eveneens de invloed van conjunctuurschommelingen ondergaan.

5.1.2.3 These 9: De Vlaamse economie mag niet op haar lauweren blijven rusten.

Vlaanderen is een welvarende regio. Het BBP per capita is er relatief hoog. Doch een aantal specifieke groeiregio’s in Europa weet Vlaanderen bij te benen. Onze traditioneel hoge arbeidsproductiviteit is geen verworvenheid meer. In het verleden werd de Vlaamse welvaart immers in belangrijke mate gerealiseerd door een grote kapitaalinzet per werknemer. Dit werd mede ingegeven door arbeidsbesparende motieven omwille van onze hoge loonkost en zorgde ook voor een relatief grotere arbeidsuitstoot in de industrie dan in andere landen. Dit proces kan niet blijven doorgaan. Schaal- en kapitaalintensieve sectoren zijn goed vertegenwoordigd in het Vlaamse Gewest. Nijverheidstakken met een hoge kennisinhoud komen relatief minder aan bod in Vlaanderen.

5.1.2.4 These 10: ICT is van belang voor Vlaamse economie.

Het aandeel van tewerkstelling in ICT stijgt sneller dan de algemene trend inzake werkgelegenheid maar het aandeel ligt in Vlaanderen nog onder het EU-gemiddelde. Het

109

Page 110: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

aanvankelijke overoptimisme maakt plaats voor een realistische inschatting van de mogelijkheden die deze technologieën te bieden hebben. Deze zijn vandaag niet altijd even gemakkelijk te voorspellen. Na een periode van sanering en het bijstellen van de verwachtingen omtrent de toekomstmogelijkheden, zal ICT verder opgang blijven maken niet alleen in bedrijven uit de sector zelf die de concurrentie kunnen aangaan, maar ook in de zogenaamde ‘oude’ economieën, waar dikwijls een grotere kapitaalsbasis voorhanden is (gereserveerde winsten) die de geleidelijke incorporatie van deze technologieën in hun productieproces mogelijk maken.

5.1.3 Sociaal-culturele ontwikkelingen

5.1.3.1 These 11: Vlaanderen wordt in toenemende mate een multiculturele samenleving.

Ook al wijzen statistieken op zich niet op een toename, de aanwezigheid van personen van een vreemde origine neemt toe en concentreert zich sterk in de grootsteden en vaak dan nog in bepaalde buurten. Er zijn meerdere categorieën van allochtonen: niet-Belgen, genaturaliseerde Belgen en nieuwkomers. De achterstandsproblematiek lost zich niet van zelf op. Cijfers tonen aan dat niet-Belgen meer schoolse achterstand hebben dan Belgen. Ze zijn ook meer dan evenredig vertegenwoordigd in de groep van werkzoekenden. Jongere allochtonen hebben een relatief kleinere achterstand met de oudere allochtonen, maar er blijft een verschil met de autochtonen.

5.1.3.2 These 12: Genderverschillen: feiten en houdingen wijzen nog op verschillen.

De positie van de vrouwen is op vele vlakken reeds gelijk of zelfs beter dan de mannen. In een aantal domeinen zoals studiekeuze en de houding en gedragingen t.o.v. het werken bij gezinsuitbreiding, blijven de verschillen bestaan. Er wordt verwacht dat de verhouding M/V in de beroepsbevolking 50/50 wordt en dat de vrouwelijke activiteitsgraad blijft stijgen dankzij een verhoogde participatie, al zij het via deeltijds werk. Hun studiekeuze ligt goed in de markt bij een sterker wordende zorgeconomie. Mannen en vrouwen blijven verschillen in het belang dat ze hechten aan gezin en arbeid. Deze verschillen in levensstijlkeuze zullen impact blijven hebben op arbeidsmarktparticipatie.

5.1.3.3 These 13: Arbeid blijft belangrijk in de levensloop.

In Vlaanderen is er in de jaren 90 geen sprake van een afname van de centraliteit van de arbeid en hebben de overige levensdomeinen zoals gezin en vrije tijd niet aan belang gewonnen. Verder is er ook geen sprake van een afname van de centraliteit van arbeid bij de leeftijdsgroep 25-44 jaar. Wel zijn er lichte aanwijzingen dat in 1999 meer 55-64-jarigen het werk als (helemaal) niet belangrijk beschouwen. De intrede op de arbeidsmarkt gebeurt op steeds latere leeftijd. De uittrede gebeurt ook steeds vroeger. Er is dan ook sprake van een samengedrukte loopbaan. Een ontsnapping uit die samengedrukte loopbaan is bij vrouwen het deeltijds werk. Ook bij mannen zit het deeltijds werk in de lift, weliswaar schoorvoetend. Opvallend is eveneens de toename van uitgroeibanen bij de oudere werknemers. Deze samengedrukte loopbaan lijkt evenwel haaks te staan op de uitdagingen waarmee onze welvaartstaat geconfronteerd wordt.

5.1.3.4 These 14: De dualisering van het verenigingsleven verzwakt haar integratieve functie.

Een overdreven optimisme aangaande de evolutie van het verenigingsleven is niet op zijn plaats. Ondanks een zekere toename in de afgelopen jaren lijken de neerwaartse

110

Page 111: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

tendensen op termijn sterker dan deze die een verdere toename bewerkstelligen. Er treden eveneens interne verschuivingen op van de klassieke sociale bewegingen naar nieuwe pluralistische verenigingen, die een meer homogene samenstelling kennen en vooral hogergeschoolden aantrekken. Er ontstaan zo leefstijlenclaves. Nu lijkt op het eerste gezicht het belang van de ontzuiling voor de integratieve functie van het verenigingsleven vrij klein. De praktijk van het verenigen blijkt veel belangrijker dan de ideologische component. Een verdere verschuiving in de ingeslagen richting is niet helemaal zonder gevolgen. Er blijkt wel degelijk een bescheiden effect van het levensbeschouwelijke te zijn. We moeten ook in gedachte houden dat de klassieke bewegingen een positief maatschappijbeeld hadden en een sociaal project behartigden. Doordat het verenigingsleven bepaalde groepen minder en minder gaat bereiken, dreigt zonder maatregelen ter bevordering van de participatie van lagergeschoolden, de integratieve functie van het verenigingsleven verder af te brokkelen.

5.1.3.5 These 15: Het vertrouwen in de overheid blijft laag.

De overheid heeft het steeds moeilijker om vat te krijgen op de werkelijkheid en om parameters te vinden waarop ze haar beleid kan ijken. Desondanks kan de overheid, omdat het de enige instantie is waarvan verwacht wordt dat ze verantwoordelijkheid opneemt voor het geheel en niet een bepaald deelbelang nastreeft, zich hier niet bij neerleggen. Vooral bij ouderen en lageropgeleiden wordt een afnemend vertrouwen vastgesteld. Het is fout om wantrouwen enkel toe te schrijven aan concrete gebeurtenissen (bvb. Dutroux-affaire), algemene structurele verklaringen blijken belangrijker te zijn in de verklaring van het wantrouwen. Recente analyses lijken te wijzen in de richting van een zeker herstel van het vertrouwen. Het vertrouwen blijft echter laag, en hierdoor een aandachtspunt voor het beleid.

5.1.4 Ontwikkelingen tussen mens en omgeving

5.1.4.1 These 16: De Vlaming is doorgaans tevreden over de leefkwaliteit van zijn omgeving.

Slechts 10% van de Vlamingen is niet tevreden over de leefkwaliteit in zijn buurt. Over het algemeen kan gesteld worden dat ‘rust’ en ‘groen in de buurt’ veruit de belangrijkste determinanten blijken te zijn voor het positief ervaren van de leefkwaliteit, onafhankelijk van waar men woont. Het verkeer (met in afnemend belang: de drukte, de onveiligheid, de snelheid, het lawaai) blijkt de belangrijkste determinant te zijn voor het negatief ervaren van de leefkwaliteit, onafhankelijk van waar men woont.

5.1.4.2 These 17: De feiten en de perceptie van veiligheid niet dezelfde.

Globaal gezien daalt de criminaliteitsgraad in Vlaanderen. De criminaliteitsgraad blijftanderhalve keer hoger in gemeenten in stedelijke gebieden dan in gemeenten in het buitengebied (respectievelijk 6,8% tot 3,9%). Tweederde van de bevolking zegt zich nooit of zelden onveilig te voelen. Dit aandeel daalt vooral in de regionale steden en sterk morfologisch verstedelijkte gebieden. Personen die zich vaak onveilig voelen, komen in stijgende mate voor in kleine steden en morfologisch matig verstedelijkte gebieden.

5.1.4.3 These 18: Hinder heeft vele vormen en vele oorzaken.

Hinder kent vele vormen: geur, lawaai, licht. Het verkeer is in de meeste gevallen debelangrijkste bron. Centrumgemeenten van grootstedelijke gebieden ondervinden het meest de hinder. Ook het type van woning blijkt een invloed te hebben op de beleving van hinder. Appartementen geven het meest kans tot klachten.

111

Page 112: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.1.4.4 These 19: Milieu en gezondheid: naar een positieve balans.

Het gezondheidsverlies in Vlaanderen kan gedeeltelijk worden toegeschreven aanmilieufactoren. Verschillende gezondheidsbedreigende stoffen worden dagelijks verspreid in het milieu en hebben via bodem, lucht, water en voeding een impact op de menselijke gezondheid. Er is een dalende trend bij een aantal emissies. Deze dalende trend is in de meeste gevallen onvoldoende om de internationale doelstellingen (2010) te halen. Voor een aantal stoffen stelt men nog steeds een stijging van de emissies vast. Om te komen tot een oplossing is het cruciaal te weten welke de belangrijkste emissiebronnen zijn. Industrie is een bekend voorbeeld, maar ook de bevolking en het verkeer zijn belangrijke bronnen. Voor de CO-emissie ligt de uitdaging vooral bij industrie en verkeer. Bij de verspreiding van dioxines is het duidelijk de bevolking die zich zal moeten inspannen. Bij zware metalen neemt de industrie het grootste gedeelte voor zijn rekening. Voor de ozon- en de fijn-stof-problematiek blijkt het verkeer de belangrijkste emissiebron te zijn. Indien men de effecten van de groeiende economie wil neutraliseren zullen er zeker nog extra inspanningen door de verschillende sectoren moeten worden geleverd.

5.1.4.5 These 20: De globale druk op (open) ruimte vanuit de menselijke activiteiten neemt toe.

De onbebouwde ruimte krimpt de voorbije periode van 1985 tot 2001 gemiddeld met –0,4% per jaar. Binnen de onbebouwde ruimte neemt vooral akkerland en grasland af in omvang. Relatief treedt er een verschuiving op naar meer ‘versteende’ ruimten. De bebouwde ruimte neemt toe.

5.1.4.6 These 21: De druk op de ruimte vanuit het wonen.

De bebouwde oppervlakte bestemd voor de woonfunctie blijft toenemen. Dit zou kunnen verklaard worden door de gezinsverdunning en stijging van het aantal (kleine) huishoudens. Er blijft een voorkeur voor alleenstaande huizen en hoeven, ook al neemt de aankoop van appartementsgebouwen toe. Er is nog altijd een voorkeur voor het wonen in het buitengebied. Naast de leefkwaliteiten die hiermee geassocieerd worden, speelt ook de bouwgrondprijs nog een rol. Volgens de plannen van ruimtelijke ordening is er ook nog voor een tijdje een reserve aan woonuitbreidingsgebieden in het buitengebied.

5.1.4.7 These 22: De druk op de ruimte vanuit de economische activiteiten.

De oppervlakte die wordt ingenomen door economische activiteiten stijgt almaar, vooral in de economische knooppunten (stedelijke gebieden en gemeentenmet een hoog economisch belang). Vormen van suburbanisatie van bedrijvigheiduit de stedelijke gebieden blijven aanhouden, onder meer door een tekort aanindustriegronden voor bedrijven die grote oppervlaktes vragen, een hoge grondprijs of een onaangepast subsidiebeleid. Ondanks deze zorgwekkende tendens, profileren stedelijke gebieden zich meer en meer op sectoren met bijzondere dynamiek, zoals de kantoorontwikkeling en grootschalige detailhandel, bedrijfsactiviteiten die omwille van de locatiefactoren goed gedijen in steden. Deze evolutie houdt belangrijke potenties in voor hernieuwd gebruik van vervuilde sites en oude bedrijfsgebouwen in steden. Bedrijven die zeer grote oppervlaktes behoeven, zullen meer en meer locaties vinden in specifieke economische knooppunten. De effecten van ontwikkeling van ICT zijn vandaag moeilijk inschatbaar. Omwille van de locatie-eisen van kantoorontwikkeling zullen kennisintensieve bedrijven wellicht voornamelijk

112

Page 113: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

blijven opteren voor stedelijke locaties. De bestemming van de 6.964 ha bedrijventerrein, voorzien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, loopt zoals gepland en zal sturend werken bij de aantrekking van nieuwe bedrijvigheid in Vlaanderen.

5.1.4.8 These 23: De druk op de ruimte vanuit de landbouw.

Over de oppervlakte aan landbouwgrond bestaan meerdere bronnen, ieder met een andere finaliteit. Globaal gezien vermindert de oppervlakte die gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden. Het mestdecreet zou de vraag naar landbouwgrond weer doen toenemen wat in elk geval reeds een druk zet op de grondprijzen. Vlaanderen is met zijn 10,8% beboste oppervlakte een van de bosarmste gebieden in Europa.

5.1.4.9 These 24: De sterke toename van de mobiliteit brengt de bereikbaarheid in Vlaanderen in het gedrang.

De verkeerscongestie is in Vlaanderen een kritische factor voor de export en distributie. Vooral de bereikbaarheid via de weg is problematisch, mede door de concentratie in tijd en ruimte. De economische groei en internationalisering ervan, het ruimtelijk vestigingspatroon en demografische factoren doen de vraag naar verkeer en transport toenemen. Deze vraag is niet evenwichtig verspreid over de verschillende vervoerswijzen. De auto heeft de voorbije decennia zowel in het personenvervoer als het goederentransport zijn marktaandeel verhoogd. De gevolgen voor de verkeersveiligheid en de leefbaarheid van de woonkernen zijn gekend: Vlaanderen telt relatief veel dode verkeersslachtoffers en ruim 1/3 van de bewoners klaagt over verkeershinder. In een trendscenario zet de groei van het personenvervoer en het goederentransport zich verder door: de afgelegde kilometers met personenwagens in de avondspits op de hoofdwegen zal tegen 2010 groeien met 40%, de afgelegde kilometers met vrachtwagens met 33%. Dit zal vooral rond de economische knooppunten leiden tot nog meer verliesuren. Een aantal factoren kan deze ontwikkeling helpen ombuigen. In het personenvervoer kijken we uit naar de effecten van de ontgroening en de vergrijzing, van telewerk, flexibele werktijden, carpooling, minder autosolisme, meer gebruik van fiets, uitbouw van openbaar vervoer en internationaal vervoer, verhoging van wegcapaciteit, consequentere ruimtelijke ordening.In het goederenverkeer kunnen demografische ontwikkelingen, ICT, clustervorming van bedrijven, uitbouw van intermodaal vervoer, fiscale maatregelen, hogere wegcapaciteit, hogere beladingsgraad, betere spreiding in de tijd een invloed hebben. De uitkomst van deze factoren is moeilijk vooruit te berekenen.

5.1.4.10 These 25: De biodiversiteit gaat onder invloed van de mens in een zeer snel tempo achteruit.

De voorbije 150 jaar heeft de mens 47 procent van het aardoppervlak direct beïnvloed of veranderd met als gevolg dat de afname aan biodiversiteit onder invloed van de mens in een zeer snel tempo toeneemt. Indien een toenemende mondiale economische groei, zoals in het verleden, gepaard gaat met een versnelde vernietiging van natuurlijke habitat, dan is een onvoorspelbaar groot deel van de biodiversiteit op aarde bedreigd. Voor Vlaanderen zijn er van de 35.000 soorten wilde planten en dieren reeds 7% uitgestorven (319 soorten), terwijl 20% van de soorten met uitsterven bedreigd is.

113

Page 114: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.1.5 Technologische innovatie

5.1.5.1 These 26: Verdere digitalisering en convergentie van de media zorgt voor toenemende schaalvergroting in de mediasector en dat vormt een mogelijke bedreiging voor pluralisme, diversiteit en democratie.

Digitalisering noodzaakt de mediasectoren om zich voortdurend aan te passen. Om mee te zijn in deze race naar vernieuwing zoekt men partners in aanverwante sectoren en op geografisch ruimere schaal. Zo ontstaan multimediabedrijven die op mondiaal vlak opereren. Ook binnen Vlaanderen zijn er bewegingen van schaalvergroting. Dit leidt tot concentratie van bedrijven in enkele grote machtsblokken. Een oligopolische mediamarkt biedt voor- en nadelen. De aandacht van de overheid moet gevestigd worden op de gevolgen hiervan voor de democratie en waarden en voor de sociale rol van de media. Een digitale kloof in het gebruik van nieuwe technologie (bvb. pc en internet) mag niet leiden tot een sociale kloof.

5.1.5.2 These 27: Biotechnologie opent vele mogelijkheden waarvan voor- en nadelen nog moeten worden afgewogen.

Medische biotechnologie draagt in zich de belofte voor een langer leven in goedegezondheid, maar is niet vrij van delicate ethische afwegingen.

5.1.5.3 These 28: Wetenschappelijk onderzoek wordt een grootschalige en internationale aangelegenheid.

Op Europees vlak worden inspanningen gedaan om één grote Europese onderzoeksruimte te creëren (ERA). Aansluiten bij grote Europese onderzoeksprojecten is zeer belangrijk voor het research en innovatief vermogen van Vlaanderen. De middelen die Vlaanderen investeert in onderzoek stijgen, vooral dan voor O&O binnen ondernemingen. Vlaanderen zit goed maar de Europese streefnorm van 3% van het BBP is nog niet bereikt (2,2% in 2000). De steeds hogere eisen m.b.t. publiceren, databeheer en andere aspecten van het onderzoeken noodzaken tot samenwerking, zelfs over de eigen discipline heen en op Europees niveau.

5.2 Sociologische trendsOmdat het Sociaal Cultureel Werk bij uitstek mensenwerk is staken we ons licht ook op bij trendwatchers die de evolutie en de actualiteit van het menselijk handelen volgen. We hebben de trends opgedeeld in enerzijds sociologische trends bij volwassenen en anderzijds bekijken we ook huidige trends bij jongeren. Zij zijn de volwassenen van de komende generatie. Dergelijke trends hebben hoe dan ook een reële impact op de werking van organisaties. Ze kunnen een invloed uitoefenen in de bestuurskamer (aard van de bestuursleden, vrijwilligers, …) maar ook op de werking met de doelgroep (leden).

5.2.1 Sociologische trends bij volwassenen in Vlaanderen

- Uniek zijnDe wereld wordt meer en meer eenheidsworst, dus wil men uitsteken boven de grijze massa.

114

Page 115: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

- OnthaastingMensen staan onder toenemende stress en willen meer leren genieten.

- TijdsdrukDe tijd is een belangrijke factor geworden, mensen staan onder toenemende tijdsdruk

- VerhardingEen gevoel van onveiligheid zorgt voor verharding bij de mensen en muren tussen mensen.

- DiversiteitDe wereld is heel klein geworden, de diversiteit aan culturen en opinies groeit.

- VerhalenIn een wereld die steeds gruwelijker wordt, willen mensen mooie verhalen om zich aan vast te houden.

- VervrouwelijkingDe maatschappij wordt vrouwelijker, vrouwelijke eigenschappen als intuïtie en dialoog winnen terrein.

- VergrijzingHet ouder worden van de bevolking.

- EcologieGroen denken en leven, denken aan het milieu.

- DuurzaamheidDo-it-yourself-activisme (vrijwilligerswerk, lidmaatschap van organisaties met een ideaal) en maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals fair trade, fair wear kledingmerken, biologische en ecologische productie, biobrandstof en alternatieve energie.

- Co-CreatieMensen werken mee aan het uitbouwen van producten en diensten: het is niet langer koper en verkoper, maar iedereen samen rond een idee.

- ParticipatieMensen zijn niet langer meer de domme kopers van dingen, hun opinie over producten en diensten telt mee.

- DigitaliseringSteeds meer gaat online, virtueel, ….

- CreativiteitIn een wereld die steeds sneller gaat, moeten mensen snel op de bal kunnen spelen en creatief omgaan met de dingen. Het creatief denken wordt steeds meer gestimuleerd.

- Informatie overkillMen wordt overspoeld door informatie, keuzes maken is niet makkelijk.

- Cocooning/ ‘Insperience’Een combinatie van inspiratie en experience. Mensen zoeken belevenis binnen veilige persoonlijke kaders: geborgenheid, samenhorigheid en gemeenschappelijkheid. Dit uit zicht bijvoorbeeld in het gezellig maken van het huis met aaibare materialen, lekkere geuren en een thuisbioscoop.

- Sociale netwerkenMensen ontmoeten elkaar in netwerken op het internet zoals LinkedIn, Facebook, Twitter…

115

Page 116: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.2.2 Jongerentrends in Europa

Hieronder volgt een opsomming van de opvallendste Europese jongerentrends uit het European Youth Trend Report '09. Trends die de identiteit, omgeving, spenderingsgedrag, levensstijl, mobiliteit, vrije tijd, communicatie en persoonlijke voorkeuren van Europese jongeren in kaart brengen. Voor deze studie bevroeg Trendwolves via een online enquête in 6 verschillende talen meer dan 25.000 jongeren. In Kopenhagen, Parijs, London, Istanbul, Berlijn, Barcelona, Antwerpen en Amsterdam liet Trendwolves zich door jongeren door de stad gidsen tot in het hart van de jongerencultuur.

- 'Lifestreaming' Interactie met elkaar en het laten zien van je leven op sociale netwerken en andere communicatieplatformen.

- 'Personal branding' (jongeren als merk) Jongeren willen graag gezien worden en overal nemen ze foto's of laten ze zich fotograferen voor hun profielpagina, om te laten zien dat ze een cool leven hebben en om bevestiging te krijgen.

- '(De)friending'Jongeren beginnen kwaliteit van vrienden belangrijker te vinden dan kwantiteit. Vrienden als status is boeiend, dus het begint met zo veel mogelijk vrienden. Maar daarna denken ze "cut the crap" en vliegen de valse vrienden uit hun netwerk.

- 'Entertailors'Internet is het geprefereerde medium van de jogneren (67%), ver boven tv (22%). Jongeren controleren zelf hun mediagebruik.

- 'Turkish Delight'Turkije is een land met veel contrasten en geen enkel land in Europa heeft zoveel jongeren. Turkse jongeren zijn ambitieus, zeer sociaal en weerspiegelen perfect de ‘glocalisatie'-trend.

- 'Hop, skip, jump'Veel jongeren hebben de drang om bij te leren. Ze gaan zelf zaken exploreren. Hun bevindingen delen ze met de mensen rondom hen. Jongeren blijven langer thuis wonen ('Hotel Mama') of kruipen bij elkaar à la Friends.

- 'Agents of change'Jongeren hebben controle over hun mediagebruik, over de boodschappen die ze toegestuurd krijgen, over de manier waarop ze willen leven, enzovoort maar ook op de gezinsaankopen.

116

Page 117: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

5.3 Nabeschouwing van de auteur:

Dankzij de Provincie Vlaams-Brabant heb ik gedurende een heel jaar deeltijds aan deze opdracht kunnen werken. Het was een moeilijke maar boeiende opdracht. Over het muurtje kijken van het SCW leek me vooraf erg verrijkend. En het SCW bleek vele muurtjes te hebben. De stuurgroep van het Provinciaal Platform was erg betrokken bij de tussentijdse bijsturende vergaderingen, wat mijn mening sterkte in het feit dat deze informatie niet alleen interessant is, maar ook ogen opent. En bruikbaar is voor mensen die het beleid van onze organisaties moet gaan uitstippelen. Vele uitkomsten van de gegevens had ik vooraf verwacht, ze bleken voorspelbaar. Een aantal andere gegevens waren nieuw of zelfs verrassend. Wat me bijblijft is vooral het snelle ritme van de veranderingen waaraan onze provincie onderhevig is. Zeker bij het hoofdstuk over de sociaaleconomische indicatoren lukte het me niet om een actuele neerslag af te ronden. De maatschappelijke actualiteit haalde me steeds in. Ik stelde vast dat veranderingen steeds sneller gaan.

Als echte Vlaams-Brabander (ik woon er reeds 44 jaar waarvan 34 jaar in het arr. Halle-Vilvoorde en 10 jaar in het arr. Leuven), heb ik vele veranderingen zelf kunnen waarnemen: bevolkingsexpansie, verstedelijking, afkalving van de open ruimte, verkeerscongestie, dure woningmarkt, weinig werkloosheid, … Ik permitteer mij dan ook om hieronder een korte samenvatting te geven van de uitkomsten van deze analyse, bekeken door mijn eigen levensbril. Los van de dwangmatige mantra om alleen objectieve gegevens op te nemen. Bekijk het als een column.

De Vlaams-Brabantse bevolking is in expansie. We wonen met steeds meer mensen graag in de Vlaams-Brabantse dorpen met hun residentieel, groen en rustig karakter. Anderzijds is de snel- of spoorweg nooit veraf en denken we op die manier in vlugge verbinding te staan met onze werkplek. Of met onze vroegere heimat, de plek waar we –dichtbij of veraf- opgroeiden. We zoeken de geschikte combinatie van rustig wonen en professioneel kansrijk zijn. We zijn steeds minder geneigd om te blijven wonen onder de eigen kerktoren. In ruil investeren we in eigen mobiliteit en communicatie om onze sociale banden te onderhouden.

Maar we zijn niet alleen met deze redenering. Het Vlaams-Brabantse magnetisme trekt mensen aan uit de stad (stadsvluchters), maar ook uit het hinterland en uit het buitenland. Het motief om hier te komen wonen is veelal niet het Vlaams-Brabantse plaatje zelf, maar de nabijheid van Brussel. In Vlaams-Brabant kopen we rust èn nabijheid. En aangezien de vraag naar woningen groter is dan het aanbod staat hier een hoog kostenplaatje tegenover. Wie hier wil wonen moet het vooral ‘kunnen’, veeleer dan ‘willen’.

Op deze wijze trekken we vooral kapitaalkrachtige en hoogopgeleide nieuwelingen aan. Dit effect houdt voortdurend onze statistiek van hoogopgeleiden in stand. Het opent de mogelijkheden om onze provincie economisch te profileren met faciliterende diensten en innovatieve activiteiten. Het versterkt voortdurend onze concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Zeker in Brussel.

Brussel. Het woord is eruit. De invloed van Brussel is onmiskenbaar. Decennialang surft Vlaams-Brabant op de golven uit de hoofdstad. De twee hebben een lange gemene grens en geschiedenis, die steeds minder voelbaar is. Ze kennen een

117

Page 118: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

grote onderlinge afhankelijkheid van elkaar. Alle spoorlijnen en snelwegen in Vlaams-Brabant brengen ons naar Brussel. En toch hebben ze een uiterst verschillend profiel. Hun beider evoluties in deze analyse staan soms helemaal haaks op elkaar. De grootstedelijke context, met alle voor- en nadelen, van Brussel zijn erg specifiek en nergens terug te vinden in Vlaams-Brabant. Nog niet!

Brussel is vol. De stad heeft een natuurlijke neiging zich verder uit te breiden en kan maar één richting op: Vlaams-Brabant. Dit proces is reeds lang gestaag aan de gang. Dit houdt voor Vlaams-Brabant een pak kansen in die evengoed als bedreigingen kunnen gezien worden. De omarming van Brussel wordt steeds meer knellend. Vele Vlaams-Brabantse gemeenten in de rand beginnen steeds meer op Brussel te lijken. Er lijkt geen weg terug. Het monoculturele leven in de dorpskernen werd en wordt er overspoeld door een massa invloeden van mensen, culturen, verkeer, talen, economische activiteiten. Sociale verdrukking verschuift de grenzen van het kapitaal, de mobiliteit, het opleidingsniveau, de werkgelegenheid, de buurttevredenheid, het onveiligheidsgevoel dieper de provincie in. Als een krinkel in water waar je een steen in gooit. De nieuwe generatie randbewoners begrijpen met moeite wat een oorspronkelijke inwoner bezielt om hier een probleem in te zien.

Het relatief jonge Vlaams-Brabant heeft met Leuven een hoofdstad met perspectief. Ook deze stad ondergaat een voortdurende metamorfose, denk maar aan de huidige ontwikkelingen in en om het station. De stad heeft met haar universiteit en al haar randactiviteiten de economische trein niet gemist. Ze ontwikkelde een eigen profiel en groeipool en lijkt zich te willen losrukken uit de afhankelijkheid van Brussel. Het hedendaagse Leuven wil respect voor haar rijke verleden combineren met een nieuwe stedelijke look and feel. Het slaagt wonderwel in het aanpakken van probleemvelden als mobiliteit, criminaliteit, grond- en pandenbeleid.

Zowel ten westen van Brussel als ten oosten van Leuven kennen we nog landelijke gebieden. Het Pajottenland en het Hageland hebben een eigen karakteristiek profiel. Maar zelfs daar wordt de druk op de ruimte voelbaar. Gelukkig heeft de provincie een helder provinciaal ruimtelijk structuurplan met ruimtelijke opties voor de toekomst. Een plan vol afwegingen voor een ruimtelijk beleid waar plaats is voor elke vorm van menselijke activiteit naast specifieke plaatsen voor bos en natuur. Benieuwd wat we zullen lezen in de omgevingsanalyse van Vlaams-Brabant van 2020.

Wim Erkelbout

118

Page 119: Anatomie van een provincie: omgevingsanalyse Vlaams-Brabant 2009 voor het sociaal-cultureel werk

Volg de werking van het Provinciaal Platform voor Sociaal Cultureel Werk

www.wie-is-wie.be

119