AMC magazine maart 2011
-
Upload
academic-medical-center -
Category
Documents
-
view
226 -
download
9
description
Transcript of AMC magazine maart 2011
De ziekte van Lyme
geen vaccin zonder teek
De zwangere als embryo
Speeksel heelt
Slimme schaatsers beschermen hun polsen
maar t 2011 | nummer 3
i n h o u d
4Vroeggeboortes
De zwangere aLS embryo
6Wetenschapskalender
7Bloedstolling
SpeekSeL heeLt
8De ziekte van Lyme
geen vaccin zonDer teek
12Embryologie
het hart in De SteigerS
15Orthopedie
SLimme Scha atSerS beSchermen
hun poLSen
16Klinische genetica
aLS pappa niet matcht
18
Aids in Afrikaheineken tapt
uit anDer va atje
20Cardiovasculaire imagingrekenen met pLa atjeS
22Gebroken Rijmin LutteLe SeconDen geen zorgen
24EndocarditisgoeD tanDen poetSen
26De ziekte van CrohnDe Darm per pixeL
28AMC CollectieDertig bij Dertig centimeter beSpiegeLing
30De StellingformuLe 1 iS groen
31Berichten
Foto omslag: De tekensoort Ixodes scapularis, die de ziekte van Lyme kan overdragen. David Scharf/Science Faction/Corbis
amc magazineamc magazine
AMC MAgAzine maart 20114
Berber Rouwé
Elk jaar komen bijna dertien miljoen baby’s te vroeg
ter wereld. Toch weet niemand waarom dat gebeurt.
Gynaecologen, cardiologen en moleculair biologen
proberen die oorzaak op een ongebruikelijke manier
te achterhalen, met behulp van een onlangs verkregen
ZonMw-TOP-subsidie van 675.000 euro.
op zoek naar de dominosteen
v r o e g g e b o o r t e s
Veel te vroeg en totaal onverwacht. Zo bevalt bijna een op de tien vrouwen in Nederland. De zwangerschap lijkt normaal te verlopen tot uit het niets de vliezen breken of de weeën beginnen, lang voor de baby er klaar voor is. ‘Waarschijnlijk wordt de vroeggeboorte al dagen of weken vóór de weeën in gang gezet’, zegt Carrie Ris-Stalpers, onderzoeker bij Moleculaire Verlos-kunde. ‘Maar hoe dat werkt, is onbekend.’ Vroeg geborenen hebben grote kans op een boel ellende, zoals onrijpe hersenen en longen, en een nog niet voltooide afweer of spijsvertering. Joris van der Post, hoofd van de afdeling Verloskunde: ‘Vanaf 24 weken zwangerschap behandelen we de pasgeborene actief. Zo’n baby brengt gemiddeld zeventig dagen op de intensive care door. Het kindje heeft ongeveer vijftig procent kans om te overlijden of een handicap te ont-wikkelen en bijvoorbeeld spastisch te worden. Dat geeft enorme stress bij kind en ouders en levert veel kosten op voor de maatschappij.’Met elke week zwangerschap neemt de kans op ern-stige problemen af. Met 30 weken zwangerschap is die kans nog maar een paar procent. Van der Post: ‘Zulke kinderen krijgen wel vaak mildere problemen met bij-voorbeeld gedrag, leren, horen en zien. Ze komen rela-tief vaak in het bijzonder onderwijs terecht. Al zijn er net zo goed kinderen die universitaire studies afronden,
hoor. Laatst vertelde een co-assistent me dat hij hier in ons eigen ziekenhuis geboren was met 30 weken – ik bleek er zelf nog bij te zijn geweest.’Wereldwijd wordt 9,6 procent van alle baby’s te vroeg geboren. In Nederland komen per jaar 14.000 kinde-ren ter wereld na minder dan 37 weken zwangerschap, waarvan 2800 zelfs vóór de 32 weken. Een klein deel van die vroeggeboorten wordt – noodgedwongen – kunstmatig opgewekt, maar de meeste komen spontaan op gang. Van der Post: ‘We geven twee dagen lang weeënremmers om de bevalling uit te stellen, maar die werken vaak tijdelijk. In de tussentijd geven we medicij-nen om de longrijping van het kind te versnellen.’
A AnGEBOREn hARTAfwijkinG
De oorzaak van vroeggeboorten is onbekend. ‘We kennen alleen de risicofactoren’, zegt Van der Post.
‘Vrouwen die roken, hebben meer kans op een vroeg-geboorte, net als vrouwen die zwanger zijn van een tweeling of die een bepaalde infectie hebben. Zoals listeria, bekend van de Franse kaasjes. Ook bijvoorbeeld de etnische afkomst van de moeder, de lengte van de baarmoeder en aangeboren afwijkingen bij het kind spelen mee.’ Het op gang komen van een baring is een complex samenspel tussen kind, moeder en placenta, vertelt Van der Post. Centraal staat de omslag in de balans van twee hormonen: zodra die balans verschuift, begint de baarmoeder samen te trekken. Daaraan gaan allerlei biochemische veranderingen vooraf. Ris-Stalpers: ‘Maar hoe dát precies werkt, weten we niet – ook niet bij normale bevallingen. Wij willen achterhalen welke dominosteen de keten van veranderingen in gang zet. Probleem is dat vrouwen die spontaan te vroeg beval-len, pas naar het ziekenhuis komen als ze al weeën hebben, of op zijn minst gebroken vliezen. Dan zijn alle processen die nodig zijn om het kind eruit te krijgen, al flink aangejaagd. Als de storm van alle kanten komt, is het onmogelijk om te herleiden wat de vroege bevalling oorspronkelijk in gang zette.’ Daar hebben Van der Post en Ris-Stalpers iets op verzonnen, samen met cardioloog Barbara Mulder en een team van gynaecologen, moleculair biologen
AMC MAgAzine maart 2011 5
Foto: tom Stewart/CorbiS
en cardiologen uit het AMC, het UMC Groningen en het UMC Utrecht. Ze onderzoeken vrouwen met een aangeboren hartafwijking. Die staan namelijk al vanaf het begin van hun zwangerschap onder controle bij de gynaecoloog én hebben een fikse kans op een vroegge-boorte. Ris-Stalpers: ‘Gemiddeld bevalt zestien procent te vroeg. Bij sommige hartafwijkingen stijgt dat percen-tage zelfs tot dertig procent.’Dit jaar werd een nationaal onderzoek afgerond dat de zwangerschap van vrouwen met een aangeboren hart-afwijking in kaart bracht, de in Groningen opgezette ZAHARA II-studie. Van der Post: ‘Meestal verloopt zo’n zwangerschap, met de nodige extra begeleiding, naar tevredenheid. Maar de moeders hebben wel meer kans op bijvoorbeeld hartritmestoornissen of hoge bloeddruk.’ Dat kan echter niet verklaren waarom deze vrouwen vaker te vroeg bevallen. Ris-Stalpers: ‘Opval-lend is bijvoorbeeld dat vrouwen die als kind geopereerd zijn aan hun hart en in het dagelijks leven geen last meer hebben van hun hartaandoening, tóch meer kans hebben op een vroeggeboorte.’Dat geeft te denken. Zijn er bij schijnbaar gezonde vrouwen die spontaan te vroeg bevallen, misschien óók hartafwijkingen te vinden? Afwijkingen die zo klein zijn dat ze eerder onopgemerkt bleven? De weten-schappers onderzoeken vanaf deze zomer 150 gezonde, spontaan te vroeg bevallen vrouwen. Mochten ze anatomische afwijkingen aan het hart vinden, dan is de volgende vraag: heeft het zin om het hart van zwangere vrouwen standaard te controleren?
SPiERcEllEn
Verder wordt de infrastructuur van de ZAHARA II-studie gebruikt om 150 zwangere vrouwen met een aangeboren hartaandoening uitgebreider te onderzoe-ken. Ris-Stalpers: ‘We maken onder andere echo’s rond de 11 tot 14 weken zwangerschap en tussen de 20 en 24 weken, om bijvoorbeeld de bloedstroom tussen placenta en kind te meten. We willen weten of die echo’s kunnen voorspellen hoeveel kans een specifieke zwangere heeft op een vroeggeboorte.’ Maar daarmee is de oorzaak van de vroeggeboortes nog niet gevonden. De onderzoekers denken dat er toen de zwangere zelf een embryo was, iets veranderd is in haar genetische make-up. Dat kan een mutatie zijn in het DNA van de zwangere-als-embryo. Van der Post: ‘Spier-cellen in de baarmoeder lijken sterk op de spiercellen van het hart: ze trekken allebei op een gecoördineerde manier kort en krachtig samen. Ook moleculair lijken ze op elkaar. Wellicht dat er een DNA-mutatie bestaat die zowel de aanleg van het hart in de war stuurt, als de aanleg van de baarmoeder.’ Een tweede mogelijk-heid is een indirecte vorm van genetische afwijkingen:
epigenetische afwijkingen. Dat zijn blijvende veran-deringen die niet ontstaan in de genetische codering van het DNA, maar in de ruimtelijke structuur ervan. Zulke ruimtelijke veranderingen zetten bepaalde genen aan en andere uit. Ris-Stalpers: ‘We denken dat een verstoorde hartaanleg bij het embryo zou kunnen leiden tot licht zuurstoftekort in andere, in ontwikke-ling zijnde organen van het embryo – bijvoorbeeld de baarmoeder. Dat zuurstoftekort zou kunnen leiden tot epigenetische afwijkingen in die baarmoeder, wat weer de verhoogde kans op vroeggeboorte geeft.’Deze twee theorieën zullen eerst worden onderzocht bij genetisch gemanipuleerde muizen. ‘Samen met de afdeling Anatomie, Embryologie en Fysiologie bekijken we van een hele rits genen, eiwitten en andere stoffen hoe actief ze in de verschillende stadia van de muizen-zwangerschap zijn’, legt Ris-Stalpers uit. ‘Daar komen onherroepelijk patronen uit naar voren. Die proberen we dan weer terug te vinden bij stukjes baarmoeder en placenta die we afnemen bij vroeg bevallen moe-ders met of zonder een aangeboren hartafwijking.’ De onderzoekers hopen dat dit uiteindelijk zal leiden tot de heilige graal: dé dominosteen die de oorzaak is van vroeggeboortes. Ris-Stalpers: ‘En dan willen we natuur-lijk kijken of we kunnen voorkomen dat die domino-steen omvalt.’
AMC MAgAzine maart 20116
mw. V. de Bos, 030 6055881, www.darmdialogen.nl en
[email protected]. Aanmeldingen voor de voorstellingen
3 afScheiDSreDeProf. dr. Nico J. Leschot, hoogleraar Klinische Genetica
en hoofd van de afdeling Klinische Genetica, houdt zijn
afscheidsrede getiteld ‘Aan de wieg van de klinische ge-
netica’. Hij kreeg in 1990 als eerste in Nederland de be-
voegdheid om arts-assistenten op te leiden tot klinisch
geneticus. Tijdens zijn afscheidsrede gaat Leschot in op
de genetische diagnostiek en hoe er geworsteld wordt
met de zogenoemde niet-gezochte afwijkingen. Daar-
naast schetst hij een aantal situaties uit de patiënten-
zorg die veel indruk op hem hebben gemaakt.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 15.00 uur
Inlichtingen: mw. M. Stam, 020 566 5111,
3miniSympoSium‘Teach the AIOS symposium’ is een jaarlijks terug-
kerende bijeenkomst van de landelijke vereniging
voor medisch specialisten in opleiding, de LVAG.
Dit jaar bestaat de vereniging 50 jaar en ze vieren dit
door in elk umc een mini-symposium te organiseren.
Onderwerpen die aan bod komen, zijn onder meer het
profijtbeginsel, afschaffing van de numerus fixus en de
politieke actualiteit.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 18.00 – 22.00 uur
Inlichtingen: www.lvag.nl
4promotieKarlijn Vollebregt: ‘Hemodynamics and maternal
characteristics prior to hypertensive disorders of
pregnancy’. Promotor is prof. dr. J.A.M. van der Post,
hoogleraar Verloskunde, in het bijzonder de hyperten-
sieve zwangerschapsaandoeningen. Co-promotores
zijn dr. K. Boer en dr. H. Wolf.
Preëclampsie treedt op tijdens de zwangerschap en
kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder
als kind. De symptomen zijn hoge bloeddruk en
eiwitverlies in de urine. Al vroeg in de zwangerschap
zijn er verschillen tussen vrouwen die later preëclamp-
sie krijgen en vrouwen met een ongecompliceerde
zwangerschap. Een verhoogde Mean Arterial Pressure
(MAP) is het meest geassocieerd met het krijgen
van de aandoening, maar de MAP is in de dagelijkse
praktijk niet geschikt als test, omdat het voorspellend
vermogen ervan onvoldoende is. Vrouwen met veel
stress krijgen net zo vaak preëclampsie als vrouwen
zonder stress. Ook lichaamsbeweging heeft geen
invloed op het voorkomen daarvan.
Tijd: 12.00 uur
4promotiePiet Hinoul: ‘The introduction of innovative techni-
ques in urogynaecology’. Promotor is prof. dr. M.P.M.
Burger, hoogleraar Verloskunde/Gynaecologie in
het bijzonder de Gynaecologie. Co-promotor is dr. J.
Roovers.
Hinoul keek naar zes innovaties in de urogynaecologie
en constateert dat deze goed uitpakten voor patiënten
die kampen met urine-incontinentie en/of bekkenbo-
demverzakking. Anderzijds stelt hij dat niet iedere
innovatie tot verbetering heeft geleid en dat nieuwe
technieken ook nieuwe vormen van ziektelast met zich
meebrengen. Desondanks is de algemene trend dat de
behandeling van bekkenbodemproblemen verbetert.
Hinoul benadrukt dat elke innovatie kritisch dient te
worden bekeken tot meerdere centra goede resultaten
melden.
Tijd: 14.00 uur
8naSchoLing jeugDgezonDheiDSzorg. Dr. B. Straver, kindercardioloog in het Emma Kinder-
ziekenhuis AMC, belicht ‘Symptomen en kliniek aan-
geboren hartafwijkingen: wat zijn alarmsymptomen?
Ook wordt aandacht besteed aan ‘Afwijkend hartritme
bij kinderen: ritmestoornis of variatie normaal’.
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 19.30 – 22.00 uur
Inlichtingen: de Congresorganisatie van het AMC,
020 566 8585, [email protected]
8promotieChristopher Duncombe: ‘Outcomes of antiretrovi-
ral therapy in Thai adults’. Promotores zijn prof. dr.
J.M.A. Lange, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in
het bijzonder virale infecties en prof. dr. D. Cooper,
University of New South Wales, Sydney, Australië.
Duncombe deed een groot aantal studies naar de
effectiviteit van hiv-remmers bij seropositieve mannen
en vrouwen in Thailand. Hij ging na of er anti-virus
therapieën zijn die uniek zijn voor Thailand, waar het
gemiddeld lichaamsgewicht lager is dan in Westerse
landen. Zo kon de dosering worden verlaagd voor
patiënten die minder wegen dan zestig kilo. De
bijwerkingen werden minder en de effectiviteit bleef
voldoende.
Tijd: 10.00 uur
9promotieTran Ngoc Buu: ‘Tuberculosis epidemiology in Viet-
nam: The Role of HIV, drug resistance and genotype’.
Promotor is prof. dr. M.W. Borgdorff, hoogleraar
Internationale Gezondheidszorg, in het bijzonder
tuberculose.
1promotieEgbert Mik: ‘Measuring microvascular and mitochon-
drial oxygen tension. Novel techniques for studying
tissue oxygenation’. Promotor is prof. dr. ir. C. Ince,
hoogleraar Klinische Fysiologie. Co-promotor is dr.
C.J. Zuurbier.
Zuurstof is onmisbaar bij de energiestofwisseling
in de mitochondria (de energiefabrieken van onze
cellen). Technieken die inzicht kunnen geven in zuur-
stoftransport en -metabolisme zijn van belang voor de
opvang van traumapatiënten. Mik beschrijft manieren
om zuurstof te meten op basis van optische eigen-
schappen van organische verbindingen in het lichaam,
de porfyrines. Hij was betrokken bij de ontwikkeling
van een techniek voor het nagaan van mitochondriale
zuurstofspanning in levende cellen, weefsels en orga-
nen. Die aanpak leent zich op termijn waarschijnlijk
ook voor toepassing in de kliniek.
Tijd: 12.00 uur
1promotie Tanja Johannes: ‘Experimental strategies in the treat-
ment of acute renal failure in sepsis’. Promotor is prof.
dr. ir. C. Ince, hoogleraar Klinische Fysiologie.
Bij bloedvergiftiging (sepsis) kunnen nieren acuut
falen. Waarschijnlijk omdat ze dan te weinig zuurstof
krijgen. Johannes ging na of de nierfunctie behouden
blijft als hypoxie (tekort aan zuurstof) en het haperen
van de circulatie in de nieren worden voorkomen.
In een rattenmodel waarbij nierfalen in gang werd
gezet, herstelde de nierfunctie zich weer. Hoewel de
gemiddelde zuurstofvoorziening in het nierweefsel
slechts weinig was gedaald, ontstonden tijdens het
experiment plaatselijk gebieden met een tekort. De
promovenda toont aan dat er een verband is tussen
het verminderde zuurstofgehalte in het weefsel en de
nierfunctie. Meer onderzoek is nodig om het bewijs te
leveren van een causale relatie.
Tijd: 14.00 uur
2 en 3toneeLvoorSteLLingIn het kader van de internationale darmkankermaand
heeft de Maag Lever Darm Stichting een toneelvoor-
stelling ontwikkeld in samenwerking met artsen- en
patiëntenorganisaties: ‘De Darmdialogen’. Het is een
humoristisch drama over de darmen vol lach, zang
en dans. Doel daarvan is om het openlijk praten over
darmklachten gemakkelijker te maken en te stimuleren
dat mensen met klachten tijdig naar de dokter gaan.
Haye van der Heyden heeft de voorstelling geschreven
en geregisseerd. Dr. Evelien Dekker, maag-, darm- en le-
verarts in het AMC, houdt vooraf een korte voordracht.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: try-out 2 maart 13.30 – 14.30 uur; première 3
maart 20.00 – 21.30 uur
Inlichtingen: Maag Lever Darm Stichting,
w e t en S c h a p Sk a L enDer m a a r t
Zie verder pagina 11
AMC MAgAzine maart 2011 7
irene van Elzakker
Foto: Sergio Pitamitz/robert Harding
world imagery/CorbiS
De bevolking van Papoea Nieuw Guinea gelooft al eeuwenlang dat een wond sneller en beter heelt als je een hond eraan laat likken. En ook de Fransen weten het, getuige de uitdrukking langue de chien, langue de médecin: een hondentong is een dokterstong. Mense-lijk speeksel kent eveneens helende eigenschappen. Rienk Nieuwland, hoofd van het laboratorium voor Experimentele Klinische Chemie, en René Berckmans, onderzoeker bij hetzelfde lab, bogen zich over dit ver-schijnsel. Hun bevindingen verschenen onlangs in het wetenschappelijke tijdschrift Blood, en deden stollings-experts versteld staan.Het tweetal doet al jaren onderzoek naar blaasjes die afgegeven worden door cellen. ‘Welke lichaamsvloeistof je ook neemt – bloed, moedermelk, urine – alles zit vol celblaasjes’, vertelt Nieuwland. De laatste jaren wordt steeds duidelijker welke functies ze vervullen. Zo wis-selen blaasjes informatie uit tussen cellen, beschermen ze cellen tegen het ophopen van afval en gevaarlijke stoffen, en bevorderen ze de stolling.Nieuwland: ‘We hebben altijd alleen naar het stollings-proces in het bloed gekeken. Maar een belangrijke stof die nodig is om het proces te starten, weefselfactor, bevindt zich daarbuiten. Pas als je je bezeert, komt het bloed in contact met weefselfactor. Er ontstaat een stol-sel dat de wond afdicht.’ Waarom steek je dan je verwonde vinger in de mond?, vroeg Berckmans zich af. Er is al literatuur uit de jaren
dertig van de vorige eeuw waaruit blijkt dat bloed snel-ler gaat stollen zodra het in contact komt met speeksel. Berckmans toonde aan hoe dat komt: ons speeksel bevat weefselfactor dat op de celblaasjes zit. ‘Als je in de centrifuge de blaasjes scheidt van de speekselvloei-stof, en je brengt de vloeistof vervolgens in contact met bloed, dan gebeurt er helemaal niets. Het is dus duidelijk dat de celblaasjes ervoor zorgen dat het speek-sel de stolling stimuleert. Voeg je ze toe aan bloed, dan versnelt het proces enorm.’Dat bleek ook uit een proef waarbij wondbloed van een openhartoperatie in contact werd gebracht met speek-sel of alleen met de celblaasjes daaruit. Hoe goed het werkt, zagen de AMC’ers toen ze de werking van het speeksel met een slangengif vergeleken. Beide vloeistof-fen deden het bloed net zo snel stollen. ‘Een extreem potent mechanisme’, stelt Berckmans.En bijzonder nuttig, legt Nieuwland uit. In de mond bevinden zich namelijk veel bacteriën. Als je daar een wondje krijgt, moet je lichaam dat zo snel mogelijk repareren, anders komen al die microben in het bloed. Daarom denken de onderzoekers dat de grote hoe-veelheden celblaasjes en weefselfactor die je in ver-schillende lichaamsvloeistoffen vindt, een aanvullend beschermingsmechanisme vormen. Nieuwland: ‘Wie weet zit er toch een kern van waarheid in al die volks-verhalen over de wondherstellende eigenschappen van speeksel en urine.’
wonden likken zo gek nog nietwaarom steken we onze bebloede
vinger in de mond als we ons snijden?
En waarom likken dieren hun
wonden? AMc-onderzoekers denken
een antwoord op beide vragen te
hebben gevonden: omdat speeksel
de bloedstolling razendsnel op gang
brengt, en daarmee de genezing van de
wond bevordert.
b l o e d s t o l l i n g
AMC MAgAzine maart 20118
Pieter lomans bacterie, die vanwege zijn kurkentrekkervorm ook wel spirocheet wordt genoemd. Hoe de ziekte van Lyme werd veroorzaakt, was toen nog niet zo lang bekend. In 1977 had reumatoloog Allen Steere ontdekt dat opval-lend veel kinderen in het Amerikaanse dorpje Old Lyme reuma-achtige klachten hadden en dat die klachten samenhingen met een tekenbeet. Pas in 1981 beschreef de Zwitserse entomoloog Willy Burgdorfer dat de ziekte wordt veroorzaakt door een spirocheet, die door een tekenbeet wordt overgebracht. Sindsdien draagt die spirocheet zijn naam.‘Hoe meer ik over het onderwerp las, hoe groter mijn fascinatie werd’, vertelt Schuijt. ‘Nog tijdens mijn middelbare-schooltijd besloot ik dat ik daar later zelf ook onderzoek naar wilde gaan doen.’ Dat voornemen is geslaagd. Later dit jaar promoveert de AMC’er op de ziekte van Lyme. Voor zijn promotieonderzoek verbleef hij de afgelopen jaren geruime tijd in Yale University, dat vanaf de ontdekking van de ziekte een grote rol heeft gespeeld bij het bestuderen van Lyme. Geen wonder, want Old Lyme – het kleine dorpje waar het allemaal begon – ligt vlakbij. Of Schuijt daar ook is geweest? ‘Natuurlijk!’, klinkt het.
Schatgraven in speeksel
d e z i e k t e v A n l y M e
Het is bijzonder indrukwekkend om een teek, stevig uitvergroot, aan het werk te zien. Zijn steeksnuit, die uit twee forse zaagbladen bestaat, snijdt soepeltjes door de mensenhuid. Met diezelfde getande zaagbladen zet hij zich vervolgens vast. Sommige teken vinden dat niet genoeg. Ze produceren ook nog een soort cement waar-mee ze de koppeling verder verankeren. Wie ooit een teek heeft verwijderd, weet hoe moeilijk dat gaat.Ook Tim Schuijt van het Centrum voor Experimentele en Moleculaire Geneeskunde heeft daar ervaring mee. Als kind speelde hij vaak in de bossen van de Soes-terduinen, waar hij bij het plukken van bessen regel-matig door teken werd gebeten. ‘In groep zes van de basisschool kreeg ik ineens last van artritis, ontstoken knieën’, zegt hij. ‘Omdat de huisarts de oorzaak niet kende, volgde symptoombestrijding. Dat leek succes-vol, totdat de verschijnselen weer terugkwamen op de middelbare school. Na bezoek aan een specialist werd de oorzaak duidelijk. Ik had de ziekte van Lyme. Door een van de tekenbeten was ik besmet geraakt met de bacterie Borrelia burgdorferi.’Schuijt wilde meer over deze ziekte weten en begon zich te verdiepen in het (samen)leven van de teek en de
De ziekte van lyme wordt veroorzaakt door teken die zijn
geïnfecteerd met de Borrelia-bacterie. het wordt steeds
duidelijker dat de teek geen passief doorgeefluik is, maar
juist een actieve rol speelt bij die infectie. Uit onderzoek
van Tim Schuijt blijkt dat we daarmee terdege rekening
moeten houden bij de ontwikkeling van een vaccin.
AMC MAgAzine maart 2011 9
De afgelopen maanden publiceerde Schuijt artikelen in PLoS One en Trends in Parasitology. Tijdens zijn speurtocht naar een mogelijk vaccin ontdekte hij dat de rol van de teek veel belangrijker is dan tot dusver wordt aangenomen. ‘Meestal wordt er over de teek gesproken als een neutrale naald, als een vrachtwagen die tijdens een bloedmaaltijd de Borrelia-bacterie oppikt en het beestje bij een volgende bloedmaaltijd weer uitspuugt. Maar het is inmiddels duidelijk dat er sprake is van een uitgekiende samenwerking, een twee-eenheid. Want de teek helpt de bacterie actief bij het binnendringen en het zich vestigen in de gastheer. Daarom is het belang-rijk – óók voor de ontwikkeling van een vaccin – dat we de rol van de teek bij een infectie goed in beeld krijgen.’
OnDERhUiDS SlAGvElD
De levensloop van een teek omvat drie fases: van larf via nimf naar de volwassen teek. Voor elke tussenfase heeft de teek een bloedmaaltijd nodig. Schuijt: ‘Meestal halen de larfjes en nimfjes die bij kleine dieren, zoals muizen, konijnen en vogels; de normale gastheren voor de Borrelia-bacterie. Een tekenlarf komt zonder Borrelia-besmetting uit het ei, maar kan bij zijn eerste bloedmaaltijd om nimf te worden geïnfecteerd raken. In Nederland is dat bij ongeveer dertig procent van de nimfen gebeurd. Juist die enkele millimeters grote nimfen veroorzaken vaak Lyme bij de mens.’Om de verwevenheid van teek en Borrelia te begrijpen, is meer inzicht in het teekgedrag van belang. Want wat doet een teek eigenlijk wanneer hij zich met zijn steeksnuit door de huid heeft geboord en zich heeft ‘ingemetseld’? Schuijt: ‘Dan moet er in korte tijd van alles gebeuren. Het gebied in de huid is een war zone en de “inbraak” van de teek activeert bij de mens onmid-dellijk allerlei afweerprocessen. De teek moet die pro-cessen heel kundig ombuigen of lam leggen. Hij moet ook voorkomen dat het gaat jeuken. Want jeuk wekt krabben in de hand, waardoor de kans op ontdekking en verwijdering enorm stijgt.’
SPUiTEn En SlikkEn
Het duurt ongeveer een week voordat de teek voldoende bloed naar binnen heeft gezogen en weer loslaat. Dat hele proces vereist speciale vaardigheden. Schuijt: ‘De teek steekt zijn snuit niet rechtstreeks in een ader, zoals de mug bijvoorbeeld doet, maar in de huidlagen. Daar
legt hij een soort vijvertje met bloed aan, een bloed-poel, door een beetje weefsel kapot te knippen en op te lossen. En misschien wel het meest belangrijke: onge-veer om het kwartier zuigt de teek wat bloed op, dat hij daarna weer terugspuugt. Zeven dagen lang. Dus moet de teek er ook voor zorgen dat het bloed niet stolt. Want bij stolling is spuiten en slikken niet meer mogelijk en dat betekent voor de teek einde oefening.’Al die werkzaamheden voert de teek uit via eiwitten die hij via zijn speeksel in steeds andere samenstellingen naar binnen spuit. Eiwitten waarmee hij meteen in het begin de bloedpoel aanlegt, eiwitten die de afweer moduleren, eiwitten die de bloedstolling misleiden. Schuijt: ‘Daar profiteert de teek zelf natuurlijk van, maar óók de Borrelia-bacterie die Lyme veroorzaakt. Want Borrelia kan makkelijker binnendringen en zich vestigen wanneer de teek de afweer misleidt.’Maar de teek doet meer. Daarvoor moeten we ook even naar het gedrag van de Borrelia-bacterie kijken. Schuijt: ‘Als de teek zich vasthecht, hangen de Borrelia-bacteriën nog in zijn darm. Stromen daar de eerste bloedslokjes binnen, dan gaat bij Borrelia de wekker af. Tijd voor actie! De bacterie ontmantelt onmiddellijk het eiwithaakje (OspA) waarmee hij aan de darm vastzit en maakt een ander eiwit (OspC) dat ervoor zorgt dat hij na ongeveer een dag in de speekselklier van de teek arriveert. Tot die tijd is de kans op een Borrelia-infectie dus nog erg klein.’
TEEkiMMUniTEiT
Vervolgens vindt in die speekselklier een interessante verkleedpartij plaats. Een van de speekseleiwitten van de teek (Salp15) bindt namelijk aan Borrelia. Daardoor wordt Borrelia ‘onzichtbaar’ voor de menselijke afweer-radar en kan de vermomde bacterie vrijwel ongemerkt de bloedpoel worden ingespoten. ‘Het maakt opnieuw duidelijk dat we voor de ontwikkeling van een vaccin niet alleen naar de eiwitten van Borrelia moeten kijken, maar óók naar het uitgebreide eiwitarsenaal van de teek’, stelt Schuijt.Dat is precies het onderzoek waarmee hij zich de afgelopen jaren heeft beziggehouden. Een interessant vertrekpunt daarvoor is de teekimmuniteit, die bij sommige dieren ontstaat na een of meer tekenbeten. Schuijt: ‘Het is een heel agressieve en snelle afweer-reactie tegen speekseleiwitten van de teek, waardoor
deze teek heeft zichzelf volgezogen
met bloed en is daardoor helemaal
opgezwollen.
Foto: anP/SCienCe PHoto library
AMC MAgAzine maart 201110
opzuivert, krijg je een mooi overzicht van een aantal speekseleiwitten die een belangrijke rol kunnen spelen bij de teekimmuniteit. Eiwitten die aanknopingspunten vormen voor een toekomstig vaccin.’Schuijt publiceerde het resultaat in PLoS One en is alweer bezig om de functie van enkele van de gevon-den teekeiwitten verder in kaart te brengen. Dat is niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van een vaccin; de speurtocht kan nog veel meer opleveren. ‘De teek is eigenlijk een miniatuur medicijnkast, want de speekseleiwitten waarmee hij bijvoorbeeld de afweer en de bloedstolling naar zijn hand zet, zijn ook voor de immunologie en hematologie van belang. Mogelijk brengen ze nieuwe aspecten aan het licht. Misschien zijn sommige eiwitten zelf als medicijnen te gebruiken. Er valt op dit gebied nog zoveel te ontdekken. Het is echt een beetje schatgraven in speeksel.’
de teek razendsnel wordt uitgeschakeld en hij ook geen bloedpoel kan maken of Borrelia kan overdragen. De vraag is dan, welke antistoffen voor die immuniteit verantwoordelijk zijn. En tegen welke speekseleiwitten die antilichamen gericht zijn.’Om daarop een antwoord te formuleren, isoleerde Schuijt serum van konijnen die al teekimmuniteit hadden ontwikkeld. Daarin zitten ook de antilichamen die de resistentie veroorzaken. Daarnaast isoleerde hij de speekselklieren van teken en analyseerde hij welke eiwitten daar actief zijn. De erfelijke codes van al die eiwitten stopte hij in afzonderlijke gistcellen. Zo cre-eerde Schuijt miljoenen gistcellen met een speekselei-wit van de teek aan de buitenkant. Schuijt: ‘Daar giet je dan het serum met antistoffen over uit. Die antistoffen blijven uitsluitend hangen aan de speekseleiwitten waartegen ze gericht zijn. Als je dat allemaal netjes
de borrelia burgdorferi.
Foto: anP/SCienCe PHoto library
AMC MAgAzine maart 2011 11
w e t en S c h a p Sk a L enDer m a a r t
14naSchoLingDe Netherlands School of Public & Occupational
Health (NSPOH) organiseert samen met het Coronel
Instituut een ‘Topclass Occupational Health’ getiteld
‘Klinische arbeidsgeneeskunde bij kankerpatiënten’.
Het is een nascholing voor bedrijfsartsen en verzeke-
ringsartsen.
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 16.00 – 20.30 uur
Inlichtingen: NSPOH, opleidingssecretariaat,
020 409 7000, [email protected], www.nspoh.nl
14naSchoLingEerste landelijke bijscholing Intensive Care Kinder-
verpleegkunde. Onderwerpen die onder meer aan
bod komen zijn: (Onder)voeding, Thuisbeademing en
Leverfalen.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 10.00 – 15.30 uur
Inlichtingen: secretariaat Intensive Care Kinderen,
020 566 5769
17 tentoonSteLLingTer nagedachtenis aan Pim Brummelkamp, de oprich-
ter van de AMC-kunstcollectie, is de tentoonstelling
‘Eindelijk de vrijheid tegemoet’ ingericht in de naar
hem vernoemde AMC-galerie. De opening wordt ver-
richt door prof. dr. Marcel Levi, voorzitter van de Raad
van Bestuur van het AMC. Vanaf 18 maart tot 17 mei is
de tentoonstelling voor iedereen toegankelijk.
Plaats: AMC, Brummelkamp Galerie (D0)
Tijd: 17.00 uur
Inlichtingen: afdeling Kunstzaken AMC, 020 566 3332,
17SympoSiumTiende symposium over ‘Trends in medical techno-
logy’. Onderwerp is ‘Cardiovascular imaging’. In vier
sessies worden verschillende aspecten van cardiovas-
culaire beeldvorming gepresenteerd.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 8.30 – 17.00 uur
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie,
mw. M. Beunk-Timmers, 020 566 8585,
www.trendsinmt.nl
18 SympoSiumTer gelegenheid van het afscheid van prof. dr. Peter
Speelman, hoogleraar Algemene Inwendige Genees-
kunde in het bijzonder bacteriële infecties, wordt
een afscheidssymposium georganiseerd. Hij is sinds
1993 hoofd van de afdeling Infectieziekten, Tropische
Geneeskunde & Aids en sinds 2001 opleider Interne
Geneeskunde. ‘s Ochtends behandelen verschillende
sprekers onderwerpen die Speelman na aan het hart
liggen zoals ‘de ziekte van Lyme’, ‘Outbreaks’ en ‘Ma-
laria’. ‘s Middags is er een informeel gedeelte en geeft
Speelman een afscheidscollege onder de titel: ‘Interne
geneeskunde en infectieziekten, het is mooi geweest!’
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.30 - 17.00 uur
Inlichtingen: mw. J.A. Tuijp, 020 566 4380,
19open DagTijdens de Landelijke Open Dag van de Zorg is er een
informatiemarkt over werken in het AMC, over de op-
leiding tot verpleegkundige (MBO en HBO) en over de
bij- en nascholingsmogelijkheden. Daarnaast worden er
rondleidingen georganiseerd naar diverse afdelingen.
Plaats: AMC
Tijd: 11.00 – 15.00 uur
Inlichtingen: www.amc.nl/opendag
23 SympoSiumAfscheidssymposium van prof. dr. Hugo Heymans,
hoogleraar Kindergeneeskunde. Verschillende spre-
kers, onder wie de locoburgemeester van Amsterdam,
dr. L.F. Asscher, voeren het woord.
In zijn afscheidsrede ‘Een klinische blik op de toe-
komst’ schetst Heymans hoe de kindergeneeskunde
er 35 jaar geleden uit zag. Wat waren de mogelijk-
heden en onmogelijkheden. Wat heeft de ongeloof-
lijke vooruitgang in pathofysiologisch inzicht en in
diagnostische- en therapeutische mogelijkheden ons
opgeleverd en wat zijn de individuele en meer collec-
tief maatschappelijke consequenties? Heymans licht
deze ontwikkelingen toe aan de hand van patiënten en
docenten uit het verleden en extrapoleert de ontwik-
kelingen naar de toekomst. Wat zal de rol van de kin-
dergeneeskunde daarin zijn? Hoe zijn we bezig daarop
te anticiperen? Kunnen we met een snel vergrijzende
patiëntenpopulatie iets leren van de kindergeneeskun-
de en kunnen we een ziekenhuis vorm geven waarin
de verschillende levensfasen van onze patiënten ook
een rol kunnen spelen?
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 9.00 – 12.30 uur
Aanvang afscheidscollege in de Lutherse Kerk: 14.00 uur
Inlichtingen: mw. L. Osterop of mw. C. van Burik,
020 566 7987, [email protected]
23or atieDirect na het afscheidscollege van prof. dr. Hugo
Heymans spreekt zijn opvolger prof. dr. Hans van
Goudoever, hoogleraar Kindergeneeskunde, zijn oratie
uit getiteld ‘Tijd om te kiezen’.
De academische kindergeneeskunde bevindt zich
Dit proefschrift vat een aantal onderzoeken samen die
recente trends in de epidemiologie van tuberculose
(tbc) in Vietnam trachten te verklaren. Ondanks goede
bestrijding neemt het aantal patiënten in dat land niet
af, er is een stijging onder jongvolwassenen. Dat is
voor een deel te verklaren door de opkomende hiv-
epidemie, toont de promovendus aan. Daarnaast lijkt
er een rol weggelegd voor het Beijing genotype, het
belangrijkste subtype van de tuberkelbacil Mycobacte-
rium tuberculosis in Zuidoost-Azië en de voormalige
Sovjet-Unie. Dit Beijing genotype komt vaker voor
onder jonge patiënten. De promovendus laat zien dat
patiënten met tbc door het Beijing genotype minder
goed reageren op de standaard tbc-behandeling die
wereldwijd wordt gegeven. Ook lijkt resistentie tegen
streptomycine, een van de oudere tbc-middelen,
invloed te hebben op de mate waarin het Beijing geno-
type wordt verspreid.
Tijd: 14.00 uur
10SympoSiumDerde symposium van de werkgroep Landelijke
Neonatale follow up. Dr. P. Ancel geeft een gastpre-
sentatie over de folllow-up resultaten van de Franse
EPIPAGE studie. Ook zijn er presentaties over follow-
up onderzoek na vroeggeboorte en risicobevallingen
in Nederland.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 10.00 – 16.30 uur
Inlichtingen: secretariaat EKZ events,
mw. S.E. Wolking, 020 566 4054, [email protected]
10voorLichtingSbijeenkomStIn september begint de tweejarige opleiding tot
klinisch epidemioloog voor (para)medici, verpleeg-
kundigen en verloskundigen Evidence Based Practice
MSc/Drs. De andere voorlichtingsdata zijn: 20 april en
26 mei 2011.
Plaats: AMC
Tijd: 16.00 – 18.00 uur
Inlichtingen: Onderwijsbureau, 020 566 6944,
www.amc.nl/masterebp
11SympoSium (voLgeboekt)‘Het begint in de baarmoeder’. Symposium ter gele-
genheid van het afscheid van gynaecoloog dr. Kees
Boer. Gerenommeerde wetenschappers van verschil-
lende pluimage geven een voordracht, waaronder
neurobioloog Dick Swaab en bioloog Midas Dekkers.
Om 16.30 uur spreekt Kees Boer zijn afscheidsrede
‘Een verslavende omgeving’ uit.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: mw. T.W. Nanninga of
mw. Van de Broek-Belderok, 020 566 3754,
www.moeder-om-kind.nl, [email protected] Zie verder pagina 20
AMC MAgAzine maart 201112
Ar thur van Zuylen
Twee boezems, twee kamers en een reeks ingenieuze
kleppen – ziedaar de basale opbouw van ons hart. vrijwel
iedereen kent dit bouwplan, maar hoe het precies ontstaat
is nog steeds onduidelijk. Onderzoekers van de afdeling
Anatomie, Embryologie & fysiologie hebben deze puzzel
als eersten ter wereld opgelost bij menselijke embryo’s,
zo schrijven ze deze maand in circulation.
een kloppende puzzel
e M b r y o l o g i e
Wereldwijd was er de laatste tijd veel te doen om The Daily, de begin februari gelanceerde internetkrant van mediamagnaat Rupert Murdoch. Een tabloid voor de tabletcomputer van Apple, met grappige gimmicks zoals interactieve grafieken en bewegend beeld. De eerste kritieken waren niet mals: de krant zag er prach-tig uit, maar bleek inhoudelijk nogal dun. Misschien kunnen de makers van The Daily nog iets leren van de wetenschappelijke wereld, waar inhoud en verpakking wél hand-in-hand lijken te gaan.Ze zouden deze maand eens moeten kijken naar een bijzondere publicatie in het vakblad Circulation, geschreven door Aleksander Sizarov onder leiding van hoogleraar Antoon Moorman en collega’s van de AMC-afdeling Anatomie, Embryologie & Fysiologie. Hun artikel over de vorming van het menselijke hart verwijst naar een geavanceerd PDF-document met driedimen-sionale modellen van embryonale harten*. Als lezer kun je daarin naar believen in- en uitzoomen, het beeld roteren en kantelen, of virtueel laagje voor laagje van het hart afpellen, zo laat Moorman zien op zijn compu-ter. Op het beeldscherm ziet dat er indrukwekkend uit, zeker als je bedenkt dat het hart waar je naar kijkt in werkelijkheid amper een paar millimeter meet.De hoogleraar Anatomie en Embryologie is zichtbaar trots op de beelden. ‘We zijn de eersten die de embry-onale vorming van het hart op deze manier zichtbaar hebben gemaakt’, vertelt Moorman. ‘En let wel: het gaat hier om menselijke harten, terwijl al onze molecu-laire kennis tot nu toe vooral berustte op onderzoek in muizen- en kippenharten. Deze publicatie beschouw
ik dan ook als een doorbraak. Deels vanwege al die mooie plaatjes met moleculaire kleuringen, maar vooral omdat het een belangrijk bewijs vormt voor een model dat wij in het AMC hebben ontwikkeld voor het ontstaan van het hart.’
STRijD
Dit op proefdieronderzoek gebaseerde AMC-model veroorzaakt al bijna tien jaar een wetenschappelijke strijd tussen embryologen. Cruciale vraag in dit dispuut blijft hoe de vorming van het hart precies verloopt. Al langer is bekend dat dit bij menselijke embryo’s gebeurt tussen de derde en de zevende week van de zwanger-schap. Wat begint als een eenvoudig buisje dat een peristaltische pompbeweging maakt, groeit binnen een maand uit tot een complex hart met vier afzonderlijke compartimenten, beweegbare kleppen en allerlei aan- en afvoerende vaten.‘Heel lang dachten onderzoekers dat het hart simpel-weg wordt gevormd door kronkeling en segmentering van die buis – in leerboeken staat dat nog steeds zo beschreven. Helaas wringt dit segment-model, want het verklaart de ingewikkelde anatomie van het orgaan niet goed’, doceert Moorman. ‘Het embryonale hartbuisje wordt uiteindelijk nauwelijks meer dan de linkerhart-kamer, de rest moet er nog aan worden toegevoegd. Via dierexperimenten hebben wij een logischer proces bedacht voor de vorming van de kamers en boezems: het ballooning-model. Volgens dit model ontstaan de kamers en boezems als uitstulpingen van de wand van de embryonale hartbuis; er worden een soort ballonnen gevormd, waarna het hart uiteindelijk zijn definitieve vorm krijgt. In de loop der jaren hebben we steeds meer bewijzen gevonden voor dit proces. Mijn collega-hoogleraar Vincent Christoffels heeft op onze afdeling de verschillende transcriptiefactoren achterhaald, eiwit-ten die in de muizenembryo’s gericht genen aan- en uitzetten. Op die manier sturen de factoren het proces en zorgen ze ervoor dat de boezems, kamers en kleppen van het hart op het juiste moment – én op de juiste plek – worden gevormd.’
MOnnikEnwERk
Maar hoe zit dat nu bij de mens? Op die hamvraag moesten Moorman en zijn collega’s tot voor kort het antwoord schuldig blijven, doordat ze geen onderzoek konden doen aan menselijke embryo’s. Dat veranderde twee jaar geleden met de komst van arts-onderzoeker
AMC MAgAzine maart 2011 13
Coupe van een menselijk embryo
op de 20e dag van zijn ontwikkeling.
de rode kleur laat zien dat het hele
embryo deelt, terwijl de hartbuis
(blauw) niet deelt.
Foto: alekSander Sizarov
Aleksander Sizarov uit Estland, die sindsdien in het AMC werkt aan een proefschrift over de embryogenese van het humane hart. Dankzij samenwerking met de Universiteit van Tartu (Estland) en de Shanxi Medical University (China) kreeg het AMC de beschikking over een unieke verzameling van ruim 110 zeer prille embryo’s.‘Ik heb het hart geanalyseerd bij tientallen van die embryo’s, allemaal in een verschillend stadium van hun ontwikkeling’, vertelt Sizarov. ‘Dat was monnikenwerk: het gaat om minuscule structuren, waarvan ik een groot aantal coupes heb gemaakt. Daarin heb ik vervol-gens de verschillende transcriptiefactoren aangekleurd. Op die manier kon ik in beeld brengen welke factoren op welk moment actief zijn, en dus zichtbaar maken waar in de hartbuis de groei en ontwikkeling plaats-vindt. Vervolgens heb ik van alle coupes onder een microscoop opnamen gemaakt, waarna de beelden van de verschillende ontwikkelingsstadia door een compu-
ter aan elkaar zijn geknoopt. Dat leverde de driedimen-sionale afbeeldingen op van het embryonale hart, die centraal staan in onze Circulation-publicatie.’Volgens Sizarov geven de bijzondere beelden een nieuw inzicht in het ontstaan van het menselijke hart. ‘Als je naar de embryonale hartplaatjes kijkt, zie je dat de groei van het orgaan volledig plaatsvindt vanuit de randen. Wanneer we een embryo kleuren voor een celdelings-marker dan licht het hele embryo op, behalve het hart. Dat blijft een soort zwart gat op de plaatjes. Volgens onze experimenten wordt het hart groter door toevoe-ging van cellen van buitenaf.’
fAScinEREnD
‘Misschien bevinden de stamcellen voor het hart zich dus buiten het orgaan’, filosofeert Moorman. ‘We weten nog niet of dat alleen in het embryonale stadium zo is, of ook bij volwassenen. Het zou fascinerend zijn om dat te achterhalen, maar zulke basale vragen zijn helaas niet gemakkelijk in te passen in een klinisch onder-zoeksproject.’Volgens de hoogleraar zou de studie van Sizarov wel eens gevolgen kunnen hebben voor het onderzoek naar stamcellen. ‘Waarom zou je nog met veel geweld en geld naar stamcellen in het volwassen hart gaan speu-ren, zoals veel researchers nu doen? Die cardiale voorlo-percellen zijn er in ieder geval nooit geweest tijdens de ontwikkeling. Studies naar stamcellen om het hart te repareren, moeten zich volgens mij dan ook richten op de vraag hoe je ze zo ver kunt krijgen om een specifieke cel van het hart te worden, bijvoorbeeld van een boezem of kamer. Want geen enkele patiënt zit te wachten op pacemakercellen in zijn hartkamer, waardoor dodelijke ritmestoornissen kunnen ontstaan. Maar als we niet eens weten hoe een embryo de verschillende soorten hartspiercellen maakt, waar zijn stamcelonderzoekers dan mee bezig?’Wat Moorman betreft, moeten de lessen van het embryo gebruikt worden om aan de benodigde hart-spiercellen te komen die een beschadigd hart kunnen repareren. Niet toevallig is dat ook de doelstelling van het HeartRepair-consortium, een onlangs beëindigd Europees onderzoeksprogramma dat de AMC-hoogle-raar de afgelopen jaren coördineerde.
*Om de driedimensionale plaatjes te zien, ga naar:
www.hartfaalcentrum.nl (kies voor ‘downloads’ en kijk onder ‘3D-pdf’)
AMC MAgAzine maart 201114
25SympoSium‘One day on techniques of liver resection’, georgani-
seerd door de European Postgraduate Gastro-surgical
School (EPGS).
Plaats: AMC, collegezaal 2
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: EPGS, mw. J. Goedkoop, 020 566 3926,
[email protected] of www.epgs.nl
25promotieAnnemiek Doeksen: ‘Colorectal surgery. Optimization
of functional results and management of compli-
cations’. Promotor is prof. dr. J.J.B. van Lanschot,
hoogleraar Heelkunde (Erasmus Medisch Centrum
Rotterdam). Co-promotores zijn dr. W.F. van Tets (Sint
Lucas Andreas Ziekenhuis) en dr. P.J. Tanis.
Darmkanker is na borst- en longkanker de meest
voorkomende vorm van kanker, en komt in toene-
mende mate voor in Nederland. Daarnaast stijgt het
aantal goedaardige darmaandoeningen waarvoor
veel patiënten een operatie moeten ondergaan. De
chirurg heeft een leidende rol in de behandeling van
kwaadaardige en goedaardige darmtumoren. Deel I
van het proefschrift handelt over het uitvoeren van de
technische procedure met het beste resultaat, zodat
patiënten na de behandeling van de ziekte een betere
kwaliteit van leven hebben. Deel II gaat over de vroege
herkenning en behandeling van complicaties, zodat de
postoperatieve morbiditeit en sterfte verlaagd kunnen
worden. Omdat de chirurg het directe resultaat ziet
van zijn handelen op ziekte, kan hij een inschatting
maken van de voor- en nadelen. De rol van de chirurg
betreft daarom bij uitstek het kritisch beoordelen van
bestaande behandelingen en protocollen (deel III).
Tijd: 10.00 uur
26maStercL aSSDe afdeling Anesthesiologie organiseert in samenwer-
king met de Nederlandse Vereniging van Anesthesieme-
dewerkers (NVAM) een masterclass ‘Traumaopvang’.
Diverse sprekers houden een voordracht, waaronder de
Britse traumachirurg prof. dr. K. Brohi.
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 9.30 – 17.00 uur
Inlichtingen: afdeling Anesthesiologie, dhr. Van Loo,
26aLumniDagAlumnibijeenkomst onder het motto ‘AMC Magazine
Live’ met lezingen van topsprekers over spectaculaire
ontwikkelingen van nu en morgen. Onderwerpen: ver-
nieuwend onderwijs (prof. dr. R.J.G. Peters), nieuwe
patiëntenzorg (prof. dr. B.J.M. Mulder) en nieuwe
wetenschap (prof. dr. S. Repping).
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 10.30 – 15.30 uur
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, mw. S. Beeke,
020 566 8585, [email protected]
26naSchoLingAMC Capita Selecta Duikgeneeskunde: ‘Cardiologie
en Duiken’. Voor artsen die duikkeuringen verrichten
en in duiken geïnteresseerde artsen.
Plaats: AMC, G4-123
Tijd: 9.30 – 16.15 uur
Inlichtingen: [email protected] of
www.duikgeneeskunde.nl en www.duikresearch.org
30promotieStefaan van der Borght: ‘Making HIV programmes
work. The Heineken workplace programme to prevent
and treat HIV infection 2001-2010’. Promotores zijn
prof. dr. T.F. Rinke de Wit, hoogleraar Implementatie
van duurzame gezondheidszorg in ontwikkelingslan-
den en prof. dr. J.M.A. Lange, hoogleraar Inwendige
Geneeskunde in het bijzonder virale infecties. Co-
promotor is dr. M.F. Schim van der Loeff.
Tijd: 14.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
31SympoSium en LezingJaarlijks door de afdeling Keel-, Neus-, Oorheelkunde
georganiseerd symposium over actuele onderwer-
pen. Sprekers zijn o.a.: dr. P. Mirck, KNO-arts AMC,
over ‘Zeer late complicaties na radiotherapie in het
hoofd-halsgebied’ en dr. C. Renckens, voorzitter van
de Vereniging tegen Kwakzalverij, over ‘Kwakzalverij
in de KNO’.
Traditiegetrouw wordt het symposium afgesloten met
het uitspreken van de Jongkees Lecture 2011 door prof.
dr. Thomas Linder (Luzerner Kantonsspital Luzern,
Zwitserland).
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 14.00 – 17.00 uur
(Aanvang Jongkees Lecture: 16.15 uur)
Inlichtingen: mw. M.B. van Huiden, 020 566 8586,
meer dan ooit tevoren in een overgangsfase. Concen-
tratie van kindergeneeskundige zorg biedt veel moge-
lijkheden om onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg
op een hoger niveau te brengen. Partners in dit proces
zijn ouder- en patiëntverenigingen, de overheid,
andere umc’s en zorgverzekeraars. Dat is nieuw en
vraagt om een andere manier van denken en werken.
Niet nieuw in de samenleving is de aandacht voor
kinderen. Meer dan ooit zijn we ons bewust van de
gevolgen van ons handelen in het vroege leven op de
kwaliteit van het leven later. Het gevolg van ons me-
disch handelen is dat steeds meer kinderen in leven
blijven, maar helaas soms met ernstige gevolgen van
hun ziekte. Zorg voor de zwaksten van onze samenle-
ving laat de kracht van diezelfde samenleving zien.
Ook kunnen we groeien in de samenwerking met de
jeudgezondheidszorg. Indien we gezamenlijk de stem
van het kind vertolken, zal ons geluid veel sterker wor-
den gehoord, met duidelijke voordelen voor het kind
zowel vanuit de preventieve als de curatieve sector.
Tijd: 15.30 uur Lutherse Kerk
24 or atieTer gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar
Klinische Epidemiologie, in het bijzonder de evidence-
based medicine, houdt prof. dr. R.J.P.M. Scholten zijn
oratie getiteld ‘Hoe sterk is het eenzame bewijs’.
Evidence-based medicine (EBM) is het zorgvuldig,
expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige
beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor
individuele patiënten. Met evidence bedoelen we
resultaten afkomstig van wetenschappelijk onderzoek.
Die kunnen gezien worden als bewijsmateriaal ter
ondersteuning van een beslissing over bijvoorbeeld
het toepassen van een medische behandeling of het
uitvoeren van een diagnostische test. Een beetje
bewijs is echter doorgaans niet genoeg en genoeg
bewijs blijkt al te vaak nog steeds maar een beetje te
zijn. In zijn rede gaat Scholten uitgebreid in op deze
grilligheden van het wetenschappelijke bewijs.
Tijd: 16.00 uur
24 en 25curSuS8th International course in advanced sinus surgery
techniques. Speciale gast is prof. dr. Heinz Stamm-
berger. Hij is hoofd van het Department of General
ENT – Head en Neck surgery University ENT Hospital,
University Medical School Graz te Oostenrijk.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 8.30 – 18.00 uur
Inlichtingen: mw. M.B. van Huiden, 020 566 8586,
w e t en S c h a p Sk a L enDer m a a r t
alle promoties van de faculteit geneeskunde van de Universiteit van amsterdam vinden plaats in de AgnietenkapelOudezijds Voorburgwal 231Amsterdam.
bij grote belangstelling in de aula van de universiteitLutherse KerkSingel 411Amsterdam. oraties vinden ook plaats in deze aula.
Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws:
amC-wetenschapsvoorlichters edith gerritsma, andrea Hijmans en
marc van den broek, 020 566 29 29. Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: de congresorganisatie van het amC, secretariaat 020 566 85 85.
AMC MAgAzine maart 2011 15
Simon knepper
Het was echt koud, begin 2009. Met een gemiddelde temperatuur van min 2,8 graden beleefde Nederland zijn koudste januariweken sinds twaalf jaar. Tot genot van de schaatsliefhebbers, die de vele inderhaast uit de grond gestampte toertochten in drommen uitschaat-sten. Als ze niet voortijdig tegen het ijs waren gesmakt tenminste. Want niet alleen de koek-en-zopie-tenten moesten alle zeilen bijzetten, ook de spoedeisende-hulpposten van de ziekenhuizen kwamen handen tekort.Bij het AMC, het Slotervaartziekenhuis en het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, drie samenwerkende Amster-damse ziekenhuizen, meldden zich tussen 3 en 12 januari vijfeneenhalf maal zoveel mensen met pols-breuken als het jaar daarvoor in diezelfde periode. Dat blijkt uit onderzoek van Arno van Lieshout en Christi-aan van Manen. ‘De naam polsbreuk dekt de lading niet helemaal’, zegt hoofdonderzoeker Van Lieshout. ’Het gaat om een breuk aan het uiteinde van het spaakbeen. Vallende schaatsers steken instinctief hun armen uit en komen met hun hele of gedeeltelijke gewicht op de platte hand terecht. Door overstrekking van de pols kan het spaakbeen het dan begeven.’ Ten tijde van zijn onderzoek werkte Van Lieshout, inmiddels orthopedisch chirurg, als arts-assistent Orthopedie in het AMC. Samen met AMC-collega Van Manen nam hij direct na de negendaagse ijsperiode de logboeken door van de drie spoedeisende-hulpposten. In totaal zagen die 97 schaatsers met een spaakbeen-fractuur. Zeven patiënten werden via kinderchirur-gische afdelingen verder geholpen. Van de overige negentig konden de wederwaardigheden vrij nauwkeu-rig in kaart worden gebracht.Anders dan verwacht waren maar vijftien slachtof-
fers blijven haken in een scheur, dan wel gestruikeld over enigerlei oneffenheid. Tachtig schaatsers bleken achterover gevallen en van alle vallers waren er 65 onderuit gegaan bij stilstand of zeer lage snelheid. ‘Dat suggereert balansproblemen’, constateert Van Lieshout met gevoel voor understatement. Geen wonder ook: 68 procent van de slachtoffers had tenminste tien jaar niet geschaatst en 6 procent helemaal nooit eerder. Velen omschreven hun schaatstechniek zelf als ‘gebrekkig’ of ronduit ‘slecht’. Onder de negentig volwassen slachtoffers waren 66 vrouwen en 24 mannen. Voor de mannen, in bijna alle leeftijdsklassen ruim vertegenwoordigd, gold een gemiddelde leeftijd van 48 jaar. Een opmerkelijk verschil met de vrouwen, van wie bijna tachtig procent vijftigplusser was. ‘Kwestie van relatief broze botten’, verklaart de orthopeed. ‘Na de menopauze treedt bij vrouwen versnelde ontkalking op, waardoor het botweefsel een stuk kwetsbaarder wordt. Dan hoeft er maar weinig te gebeuren voor een breuk.’ Met enige verbazing stelden de onderzoekers vast dat geen van de slachtoffers aan preventieve polsbescher-ming had gedacht. Van Lieshout: ‘Elke goede buiten-sportwinkel kan je voor een paar tientjes helpen aan polsbraces, beschermers met aan de binnenzijde een metalen of kunststof versteviging. We weten dat die bij skeelers enorm veel fracturen voorkomen, volgens som-mige onderzoeken meer dan 85 procent.’ Naar schaatsers mag je die resultaten niet zomaar doortrekken, erkent hij onmiddellijk. Evengoed kunnen zeker de meest kwetsbare groepen er hun voordeel mee doen. Van Lieshout: ‘In de groep van postmenopauzale vrouwen moet een breukdaling van dertig tot veertig procent haalbaar zijn. Als ik zelf in die categorie viel, zou ik het bij de volgende toertocht wel weten.’
o r t h o p e d i e
Foto: anP
achterover op natuurijsnatuurijs! Tijdens de vorstperiode van januari 2009 werden
de schaatsen massaal aangetrokken. Die ijspret had zijn
keerzijde: honderden, zo niet duizenden schaatsenthousiasten
belandden met een spaakbeen fractuur op spoedeisende
hulpposten. Simpele polsbeschermers hadden veel narigheid
en een fiks bedrag aan zorgkosten kunnen voorkomen.
AMC MAgAzine maart 201116
Rob Buiter
Twee tot drie procent van de nederlandse kinderen heeft
een andere biologische vader dan de man die denkt of zegt
de vader te zijn. in de praktijk van de klinisch geneticus
kan dat soms vervelende of zelfs gevaarlijke dilemma’s
veroorzaken, waarschuwen cora Aalfs en Merel van
Maarle in een artikel in het nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde.
van de slager of de melkboer?
k l i n i s C h e g e n e t i C A
So, she said, have I got a little story for you. What you thought was your daddy … De populaire Amerikaanse rockband Pearl Jam wist er in hun hit Alive wel raad mee. Net als Kid Creole and the Coconuts overigens - Oh, Annie, I’m not your daddy - of Karel Glastra van Loon, schrijver van het boek ‘De Passievrucht’. Alle-maal wisten ze het zogenoemde discrepante vaderschap tot hogere kunst te verheffen. Voor klinisch genetici is er evenwel weinig ‘hogers’ aan een kind dat ineens een andere vader blijkt te hebben dan altijd gedacht. Sterker nog: het kan lastige dilemma’s veroorzaken in de spreekkamer of zelfs onnodige medische risico’s met zich meebrengen. Dat schrijven AMC’ers Cora Aalfs en Merel van Maarle, beiden klinisch geneticus, in een recent stuk in het NTvG (2010:154).Ook de borreltafel buigt zich overigens met enige regel-maat over dat discrepant vaderschap, al wordt het daar waarschijnlijk niet zo genoemd. Niet minder dan tien procent van de kinderen zou het product zijn van een vreemdgang, zo heet het dan. ‘Dat getal is niet zozeer een broodje aap’, zegt Van Maarle, ‘als wel een stevige overschatting van de werkelijkheid. Die veel genoemde tien procent komt bijvoorbeeld uit een Londense studie waar bovengemiddeld veel achterstandswijken in de populatie bleken te zitten, met veel eenoudergezinnen. Als wij de betrouwbare studies, bijvoorbeeld uit donor-onderzoek, op een rijtje zetten, dan komen we tot een op de veertig kinderen.’Twee tot drie procent bastaarden is nog steeds niet weinig. Toch struikelen de klinisch genetici er bepaald niet over in hun praktijk. ‘In het meeste onderzoek dat wij doen, komt zoiets natuurlijk ook helemaal niet aan de orde’, verduidelijkt Van Maarle. ‘Wij gaan bijvoor-
beeld na van welke ouder iemand het borstkankergen BRCA1 heeft gekregen. Als de vader dat gen niet blijkt te hebben, is dat natuurlijk niet meteen een reden om aan het vaderschap te twijfelen.’
vREEMDE lABUiTSlAG
In de acht jaar dat Van Maarle bij de afdeling Klini-sche Genetica werkt, is ze zelf nog maar één keer een aantoonbaar geval van discrepant vaderschap tegen-gekomen. ‘Het ging om een Pakistaanse vrouw die thalassemie in de familie had, een chronische vorm van bloedarmoede. Haar man bleek na onderzoek geen drager, en omdat het een recessieve aandoening is, kon ik het paar vertellen dat er voor een eventueel kind geen verhoogd risico was. Toen hun eerste kind later toch thalassemie bleek te hebben stonden ze natuurlijk weer op de stoep. Hoe kon dat nou ?! Bovendien was de vrouw opnieuw zwanger, dus met name de man maakte zich grote zorgen over de gezondheid van zijn onge-boren tweede kind. Toen ik later de kans kreeg om de vrouw even alleen te spreken, bracht ik de mogelijkheid van discrepant vaderschap ter sprake. De vrouw erkende dat dit waarschijnlijk het geval was en ze schrok heel erg toen ze hoorde dat dit bij nader genetisch onderzoek waarschijnlijk aan het licht zou komen. Ze vreesde letterlijk voor haar leven. Omdat ze zeker wist dat het tweede kind wel van haar man was, hebben we besloten geen verder onderzoek te doen. Medisch gesproken was daar immers geen noodzaak meer toe.’Collega Cora Aalfs ziet jaarlijks wel een keer of vijf aantoonbaar discrepant vaderschap voorbij komen. ‘Soms gaat het om een vreemde labuitslag, zoals bij die Pakistaanse mevrouw. In eerste instantie twijfelen we
AMC MAgAzine maart 2011 17
Foto: Xander remkeSdan aan onszelf. Hebben we geen buizen verwisseld in het lab, of andere rare procedurefouten gemaakt? Als genetici realiseren we ons natuurlijk vrij snel dat discrepant vaderschap een mogelijke verklaring is. We proberen dat dan in alle discretie, meestal met een moeder, te bespreken. Maar dat doen we alleen als daar een medische noodzaak toe is, bijvoorbeeld vanwege een invasief onderzoek. In ons artikel schrijven we over een man die vermoedt dat hij niet de vader is van zijn twee zoons. Hij wilde geen belastend onderzoek naar hartritmestoornissen ondergaan dat zou uitwij-zen of hij leed aan het Brugadasyndroom. Want als hij dat potentieel levensbedreigende, erfelijke syndroom zou blijken te hebben, dan zouden zijn zoons wellicht onnodig hetzelfde onderzoek moeten ondergaan. Tenzij hij openheid van zaken zou geven natuurlijk, maar dat wilde hij per se niet. Uiteindelijk bleek hij geen Bru-gada te hebben en hoefde hij zijn zoons dus ook op geen enkele manier te belasten.’
nUTTiG OnDERZOEk OnThOUDEn
Met het artikel in het NTvG willen Aalfs en Van Maarle onder andere duidelijk maken welke risico’s er verbon-den kunnen zijn aan discrepant vaderschap. Zo kan er onnodig, vervelend onderzoek worden gedaan met medische risico’s, en kunnen er onterecht hoge kosten worden gemaakt voor aanvullend onderzoek. Omge-keerd zou een echte biologische vader en zijn familie nuttig onderzoek worden onthouden, wanneer bijvoor-beeld duidelijk wordt dat een buitenechtelijk kind een erfelijke aandoening heeft. ‘Dat speelt in het derde voor-beeld uit ons artikel’, zegt Aalfs. ‘Dat betreft een vrouw met een erfelijke vorm van darmkanker. Zij weet dat ze een buitenechtelijk kind is en het liefst zou je willen dat zij haar biologische vader en zijn familie inlicht, om hen mogelijk leed te besparen. Maar uiteindelijk kunnen we haar daar natuurlijk niet toe dwingen.’De auteurs willen andere artsen ook een goede raad meegeven: wees je bewust van de mogelijkheid van discrepant vaderschap wanneer een patiënt zich ineens niet meer meldt nadat de mogelijkheid van genetisch onderzoek ter sprake is gebracht. ‘Iemand die zo’n geheim al zijn of haar hele leven met zich meedraagt, is zich over het algemeen terdege bewust van het risico dat het ‘uitkomt’ wanneer er genetisch onderzoek moet worden gedaan’, licht Aalfs toe. ‘Zo’n patiënt kan zich dan voor de zekerheid aan de zorg onttrekken.’Van Maarle voegt daar nog een waarschuwing aan toe voor de consument. ‘Denk niet te licht over genetisch onderzoek. Je kunt je tegenwoordig voor relatief weinig geld op van alles en nog wat laten testen. In de meeste gevallen kom je met een hoop irrelevante informatie te zitten waar je alleen maar onzeker van wordt. Mensen
die zo’n test laten doen, komen dan ook vaak met veel vragen bij ons aan het bureau. Bovendien kun je er dankzij de moderne DNA-techniek ook per ongeluk achter komen dat je vader je vader niet is. Dat is niet alleen informatie waar je als consument niet op zit te wachten. Ook wij als genetische counselors willen zoiets helemaal niet weten als dat niet relevant is. Het belast het privéleven van een patiënt, maar het belast ook ons praktische werk in hoge mate als wij dingen weten die we niet door mogen of kunnen vertellen.’
AMC MAgAzine maart 201118
heineken begon in 2001 als één van de eerste
multinationals met een gratis hiv-behandeling voor
werknemers en hun familieleden in Afrika. Een groot
succes, blijkt uit onderzoek van promovendus Stefaan van
der Borght. het gaat zelfs zo goed, dat de aandacht van
het Afrikaanse gezondheidsprogramma van de biergigant
begint te verschuiven naar chronische aandoeningen als
hypertensie en diabetes.
A i d s i n A f r i k A
heidswerkers, kun je die ambitie halen.’ Heineken slaagde daarin, volgens Van der Borght. ‘Vier jaar na de diagnose is 89 procent van onze seropositieve patiënten nog steeds in leven en onder behandeling. Dat zijn heel goede cijfers.’In maart promoveert hij op zijn onderzoek naar bijna tien jaar Heineken Workplace Programme (HWPP), een programma dat de bierbrouwer opzette om de gezondheid van werknemers en hun naasten te waar-borgen. De Belg Van der Borght, afkomstig van Artsen zonder Grenzen, zette dat programma op voor de Afrikaanse vestigingen van Heineken. ‘Toen we in 2001 begonnen met het aids-behandelprogramma was er nog nooit zoiets gedaan. We moesten alles zelf ontdekken: de keuze van de medicijnen, het volgen van patiënten, de behandelprotocollen, de training van de behande-laars.’ Voor het opzetten van het HWPP werkte Van der Borght daarom nauw samen met PharmAccess, de stichting die AMC-hoogleraar Joep Lange heeft opgezet om de strijd tegen aids en hiv in Afrika te ondersteu-nen. PharmAccess leverde kennis en advies, en de eerste drie jaar zelfs een programmamanager. En nog steeds is PharmAccess bij de kwaliteitsbewaking van het HWPP betrokken.
Voor alle Afrikaanse Heineken-medewerkers (en hun familie) een epidemiologisch gezondheidsprofiel berei-ken dat gelijk is aan dat van de West-Europese werkne-mers. Dat klinkt ambitieus, maar volgens Stefaan Van der Borght is het helemaal niet zo hoog gegrepen. ‘Met genoeg financiële mogelijkheden, voldoende toeganke-lijkheid van de zorg en bekwaamheid van de gezond-
jasper Enklaar
AMC MAgAzine maart 2011 19
een van de Heinekenfabrieken in
Congo (Pointe noire), waar het
bier onder de naam Primus wordt
gebrouwen.
Foto: PatriCk robert/CorbiS
De eerste contacten met Heineken waren er toen Van der Borght na de genocide in Rwanda in Goma (Demo-cratische Republiek Congo) was gedetacheerd. Later benaderde de brouwerij hem: ze zochten een medisch directeur in de Congolese hoofdstad Kinshasa. Hij maakte de stap van non-gouvernementele organisatie (NGO) naar commercieel bedrijf. ‘Wat ik daar ging doen, leek veel op wat ik bij Artsen zonder Grenzen deed. Ik hoefde alleen maar de protocollen van mijn oude werkgever te pakken, en die ben ik bij Heineken gaan neerzetten. Veel van de AzG- richtlijnen gebrui-ken we nog steeds als referentie.’
DOODvOnniS
Voor het HWPP werden in het bedrijf werknemers en hun familieleden vrijwillig getest. Degenen die sero-positief bleken, kregen een gratis behandelprogramma aangeboden. Een bepalende factor voor het welslagen van het HWPP was de beschikbaarheid van betaalbare geneesmiddelen. Dat gebeurde vanaf 2000 dankzij het Accelerating Access Initiative. In dit project werken far-maceuten en verschillende organisaties van de Verenigde Naties samen om gepatenteerde hiv-remmers tegen een aanzienlijk lagere prijs beschikbaar te stellen. ‘Dat was de aanleiding. Maar de echte reden om ermee te begin-nen, was dat er mensen dood gingen. We hadden een goed medisch programma, we bestreden malaria en longinfecties, en toch gingen onze mensen dood aan aids. Toen hebben we gezegd dat we binnen de Hei-neken-vestigingen in Afrika net zo’n epidemiologisch gezondheidsprofiel wilden krijgen als in Nederland.’ De eerste groep van Heineken-artsen ging op cursus in het AMC. ‘Voor hen was hiv een doodvonnis, daar praatten ze niet graag over. Maar hier in Amsterdam zagen ze dat die patiënten gewoon in leven bleven.’ De kennis werd op peil gehouden door middel van telecon-ferenties. Deze vorm van coaching en mentoring door ervaren clinici is nog steeds een belangrijk onderdeel van het programma. Maandelijks worden op die manier patiënten besproken, nieuwe ontwikkelingen gemeld en veranderingen rond behandelingsprotocollen gedeeld.Ook de financiële positie van Heineken speelde een belangrijke rol. ‘Heineken kan zeggen: we gaan voor het duurdere protocol. Dat geeft ons een enorme voor-sprong op publieke programma’s die vaak ervoor kiezen om zoveel mogelijk mensen te behandelen.’
DiABETES
Collega’s bij andere bedrijven vragen Van der Borght regelmatig naar een kosten-baten-analyse van het Heinekenprogramma. Er wordt verbaasd gereageerd als hij zegt dat zijn werkgever die niet maakt. Dat gebeurt niet zozeer uit nobele overwegingen, maar ook omdat aannames bij dat soort berekeningen nogal wankel zijn. Van der Borgt noemt voorbeelden van artikelen over de cost-benefit-ratio waarin de analyse positief uitvalt voor
een senior manager, nog net positief voor een manager, maar negatief voor een schoonmaker. ‘Met zo’n rede-nering om een programma te rechtvaardigen, ben je fout bezig. Wij hebben altijd gezegd: we doen het voor iedereen of we doen het voor niemand. Uitgangspunt is de affordability: kunnen we het ons met de huidige winst veroorloven om zoveel uit te geven aan aidspro-gramma’s? Het antwoord was positief. Nu, tien jaar later, weten we dat we al die mensen in leven hebben gehouden. Maar hoe onze cost-benefit-ratio is, geen idee.’ En bovendien: ‘Als je een gezondheidsprogramma aanbiedt, stimuleer je het moreel van de mensen en krijgt je bedrijf een betere reputatie. Bereken daar maar eens de waarde van.’Inmiddels heeft de zorg voor de Afrikaanse werkne-mers zich zodanig ontwikkeld, dat hun epidemiolo-gisch profiel inderdaad het profiel van hun Europese collega’s nadert. Nu liggen de uitdagingen op een ander vlak. Van der Borght en zijn medewerkers moeten zich steeds meer bezighouden met zwaarlijvigheid, hoge bloeddruk en diabetes. ‘We hebben min of meer afgerekend met de infectieziekten en acute ziekten. Nu moeten we meer gaan investeren in gezondheids-bevordering. Dat is moeilijker dan het behandelen van hiv: daar zag je direct resultaat. Maar bij de preventie van cardiovasculaire ziekten ben je zo tien, vijftien jaar verder. Toch gaan we dat doen. Dat is de volgende grens die we willen verleggen.’
Van der Borght, inmiddels director health affairs van Heineken International, hoopt dat andere bedrijven iets van de aanpak van het HWPP kunnen overnemen. De dag na zijn promotie staat een intern symposium bij Heineken gepland over dit onderwerp. ‘We hebben een goede oplossing, een goed programma, maar het gaat slechts om weinig mensen. Dat is mijn frustratie. Ik heb voor Artsen zonder Grenzen in Darfur, Sudan, gezeten. Daar ging het om de zorg voor meer dan een miljoen mensen, nu gaat het om dertigduizend werk-nemers. Ook dat is goed, maar misschien ben ik iets ambitieuzer. Dat is mijn NGO-bloed dat zich blijft roeren.’
Foto: JooSt van den broek
AMC MAgAzine maart 201120
irene van Elzakker
Steeds geavanceerdere apparatuur en meer gedetailleerde
beelden geven hart- en vaatspecialisten een bijzonder
inkijkje in hun patiënten. Maar kun je daarmee ook vragen
beantwoorden als: hoe groot is de kans op een infarct of
welke maat hartklep heb ik nodig voor deze persoon? Dat
kan, met de juiste software die de beelden analyseert.
vier AMc-projecten op het gebied van cardiovasculaire
beeldvorming en analyse kregen hiervoor samen ruim 2,5
miljoen euro subsidie van de Stichting voor Technische
wetenschappen (STw).
van beeld naar getal
C A r d i o v A s C u l A i r e i M A g i n g
Interventiecardioloog Jan Baan wacht op het juiste moment. Zonet heeft hij via de lies van zijn patiënt een catheterballon tot in de aorta geschoven. Op het moment dat haar lekkende aortaklep zich opent, moet Baan de catheter erdoorheen schuiven. Daarvoor heeft hij een fractie van een seconde de tijd. Na een paar pogingen lukt het, waarna de ballon wordt opgeblazen en de klep opzij duwt. Volgende stap is de plaatsing van een nieuwe klep, die het versleten exemplaar gaat ver-vangen, zodat de patiënt weer door het leven kan zonder klachten als kortademigheid en pijn op de borst. Een speciale catheter met daarin een opgevouwen kunstklep wordt tot op de plek van de opzij geduwde klep geleid. Voorzichtig trekt Baan de catheter terug. De nieuwe aortaklep schuift naar buiten en ontvouwt zich. Nu is het afwachten of het hart weer in zijn gewone ritme vervalt en of de kunstklep werkt en op de juiste plek zit. Dat is allemaal goed: ingreep geslaagd. De percutane aortaklepvervanging (via de lies) wordt sinds 2007 toegepast in het AMC, dat samen met nog vier centra in Nederland deze procedure mag uitvoeren. Het is een ingreep voor patiënten die door een ernstige vernauwing of slijtage aan de hartklep een lage levens-verwachting hebben. Vanwege hun gezondheid of een kwetsbare kransslagader lopen zij bovendien een te groot risico op complicaties tijdens een openhartope-ratie, de gebruikelijke procedure om aan een nieuwe hartklep te komen. Omdat de borstkas niet geopend hoeft te worden en er doorgaans slechts plaatselijke verdoving nodig is, hebben ze aanzienlijk minder tijd nodig om te herstellen. In totaal zijn er in het AMC zo’n 160 aortakleppen vervangen – waarvan de meeste via de lies – en daar komen er wekelijks enkele bij.
BEElDAnAlySE BlijfT AchTER
Tijdens de ingreep zijn interventiecardiologen vol-ledig afhankelijk van beeldvormende apparatuur. Er worden voortdurend röntgenopnamen gemaakt met een röntgenbuis die langs het plafond over de borstkas van de patiënt heen beweegt. Dat levert regelmatig korte filmpjes op van de aortaklep en de precieze positie van de catheter, inclusief de bewegingen veroorzaakt door het kloppende hart. De aorta van de patiënt die op de operatietafel ligt, vertoont witte plekken op de röntgen-beelden. Het zijn verkalkingen waar Baan liever niet met de catheters tegenaan stoot, want dan kunnen ze loskomen en bloedvaten gaan verstoppen. In het ergste geval zijn dat de vaten naar het brein; de patiënt kan dan een herseninfarct krijgen.
AMC MAgAzine maart 2011 21
driedimensionaal beeld van een
Ct-scan van het hart. met behulp
van segmentatie-technieken wordt
alleen de structuur waarin de arts
geïnteresseerd is duidelijk weerge-
geven, in dit geval het eerste deel
van de aorta. andere structuren
worden transparant (bijvoorbeeld
de longen) of semitransparant
afgebeeld (zoals de ribben).
Foto: Henk marqUering
De beelden waar de interventiecardioloog op af moet gaan, zijn tweedimensionaal. Daardoor is de precieze lokatie van de verkalkingen niet helemaal duidelijk. Ook is het moeilijk om exact te bepalen welke maat hartklep er gebruikt moet worden. Daarom is het PAPAVER-project gestart, een van de initiatieven die eind vorig jaar STW-geld kregen. PAPAVER staat voor Progression in image Analysis for Percutaneous Aortic ValvE Replacement.‘De techniek gaat snel, maar de beeldanalyse blijft daarbij achter’, constateren Aart Nederveen (afdeling Radiologie) en Henk Marquering (afdelingen Bio-medical Engineering & Physics en Radiologie), die drie van de vier gehonoreerde STW-projecten leiden. Betere beeldinformatie zou de risico’s van de percutane aortaklepvervanging kunnen verminderen. Verkalkin-gen kunnen bijvoorbeeld niet alleen krans- of andere bloedvaten verstoppen, maar ook zodanig in de weg zitten dat een klep niet goed aansluit tegen de vaatwand en gaat lekken. Ook kan het plaatsen van een verkeerde maat kunstklep ertoe leiden dat deze niet goed op zijn plaats blijft of een kransslagader blokkeert. Daarnaast kunnen er geleidingsproblemen in het hart ontstaan, waardoor de patiënt permanent een pacemaker nodig heeft. Samen met de cardiologen en cardiothoracaalchirurgen van het AMC, met de TU Eindhoven en vier indu-striële partners gaan Marquering en Baan een nieuw analyse-middel ontwikkelen waarmee je bij een patiënt uitrekent hoe groot de kunstklep moet zijn. Daarnaast willen zij methoden bedenken die, met de gemaakte beelden als leidraad, voorspellen of een patiënt vol-doende baat zal hebben bij de ingreep. Tot slot wordt gewerkt aan middelen waarmee de arts kan bepalen hoeveel verkalkingen er in de bloedvaten zijn en waar afgebroken stukjes terecht zullen komen.
hARTfAnTOOM
Net als bij PAPAVER draaien ook de drie andere projec-ten om beeldanalyse (zie kader). Nederveen: ‘Het komt er in al die studies op neer dat we uit de complexe beel-den getallen willen halen waar artsen wat mee kunnen. Uiteraard moeten we die cijfers valideren, want je moet wel weten of je metingen kloppen. Daarvoor bouwen we opstellingen, bijvoorbeeld een hartfantoom, die de situatie in het lichaam nabootsen. Naar mijn smaak gebeurt dit soort onderzoek nog veel te weinig. Enigs-zins wel te begrijpen, want zoiets is tijdrovend en duur. Maar de STW-subsidie maakt het nu mogelijk.’Op basis van de beelden kun je ook nagaan welke behandeling het meest optimaal is voor een patiënt.
Het is zelfs mogelijk om individuele risico’s te bereke-nen, voegt Marquering toe. ‘Nu zie je dat de waarden die daaruit komen, afhangen van de persoon die de beeldanalyse doet. Dat willen we veranderen. De com-puter kan daarbij helpen.’ Dat geldt ook voor het inzich-telijk maken van MRI- of CT-scans, die tegenwoordig mooie 3D-plaatjes met veel details kunnen opleveren. ‘De overgang van plat naar driedimensionaal beeld is voor veel artsen moeilijk omdat ze tweedimensionaal gewend zijn’, vertelt Marquering. ‘Daarom probeer ik met beeldbewerking achteraf zodanige 3D-beelden te genereren dat je de structuren afzonderlijk kunt zien. Tegelijkertijd blijft het duidelijk waar ze precies zitten ten opzichte van andere structuren.’‘Met dergelijke initiatieven krijgt de cardiovasculaire beeldvorming meer gestalte’, vervolgt Marquering. ‘Wat medische beeldvorming betreft, doet Nederland het wereldwijd heel goed. Dat komt door bedrijven als Philips. Daarom is de samenwerking met de industrie ook zo belangrijk bij deze projecten.’
Tijdens het congres ‘Trends in Cardiovasculaire Imaging’ op 17
maart in het AMC, zullen onder andere presentaties worden ge-
houden over de vier projecten. Zie ook de wetenschapskalender.
De andere projecten waarbij het AMC betrokken is, zijn:
Automated carotid plaque analysis. Beroertes ontstaan vaak door
het loslaten van een atherosclerotische plaque (verkalking) in de
halsslagader. Op basis van MRI-scans willen de onderzoekers een
nauwkeurige inschatting maken van de grootte van de plaque,
waar op de vaatwand hij precies zit en hoe groot het risico is dat
deze los komt.
Image based wall shear stress measurement. Bestudeerd worden
patronen in bloedstromen om te kunnen bepalen hoe groot de
kracht is die het bloed uitoefent op de vaatwand. MRI kan al
3D-beelden maken daarvan, maar nu moet nog een methode
ontwikkeld worden hoe je aan de hand van de beelden de kracht
kunt berekenen.
AIRSPACE: Advanced Imaging for Risk stratification of Stroke
Patients using Ct Examinations. Aan de hand van CT-beelden
moet snel besloten worden welke behandeling het best is voor
een patiënt met een beroerte. Hiervoor wordt analyse-software
gemaakt en gevalideerd. Bij dit project is het AMC geen hoofdaan-
vrager, maar het UMCU.
Voor iedere studie wordt samengewerkt met clinici van verschil-
lende UMC’s en met het bedrijfsleven.
AMC MAgAzine maart 201122
Ziekenhuizen zijn bij uitstek broed-
plaatsen van emoties. Dichters gelden
als meesters van de gecomprimeerde
emotie. voegen ze naast schoonheid
ook iets toe aan ons weten? Een serie
verkenningstochten langs de grenzen
van emoties, poëzie en zorg onder
het aan lucebert ontleende adagium:
‘Een goed woord vindt steeds een
goede plaats.’
g e b r o k e n r i j M
Niets aan de hand. Het is een normale dag, het zon-netje schijnt en de stad gonst van bedrijvigheid. Dan slaat op deze wrijvingsloze dag uit het niets het noodlot toe, meedogenloos en onafwendbaar. Geen vluchtweg denkbaar:
Plotselingals een schot valt de stilte.Een zwerm projectielentrekt over, geruisloosontploffend. Askleurig lichtdaalt neer, dringt dodelijkde huizen binnen. Niemandprobeert te vluchten: geen kansop ontsnapping -
Schetst Hanny Michaelis in ‘De rots van Gibraltar’ een allesverzengende oorlog of zelfs het einde der tijden? De mensen staan machteloos en overgeleverd, het angstzweet kleeft hun aan. Gelukkig biedt Michaelis in de daaropvolgende witregel de lezer even een adem-pauze. Dan volgt een verrassend ontwaken:
Bezweet wakker gewordenhoor ik dichtbij het koeren van een duif. De zon schijntop de gonzende stad. Het iseen gewone dag.
Het was maar een droom. Een angstaanjagende droom, dat wel, en de opluchting is er wel degelijk: kortdurend én verkwikkend. Verlicht kan men even diep doorade-men en het leven gaat, op deze o zo gewone en zonnige dag, verder zijn alledaagse gangetje, alsof er niets is gebeurd. Ademhalen, we doen het al te achteloos. Deze vanzelf-sprekendheid van in- en uitademen is niet iedereen gegeven. Zo zijn er mensen die langdurig moeten strijden voor opluchting in de meest letterlijke zin. Astmapatiënten voeren bij elke aanval een gevecht om lucht. De beleving van zo’n aanval is op een eenvoudige manier bij benadering te imiteren. Knijp de neus dicht en adem drie minuten lang door een rietje. Wie dat doet, ervaart wat Raymond Queneau beschrijft in de roman ‘De droomheld’: ‘… het moment na het bewust worden van het moeilijke ademen, geteisterd door een samentrekking van de longen, de longspieren, de long-zenuwen, de longbuizen, de longvaten. (…) Het is niet een stikken dat je bij de keel grijpt alsof genoemde hals met twee stevige vuisten beetgehouden werd, nee het is een stikken dat opstijgt uit de duisternis van het mid-
het ventiel van opluchting
AMC MAgAzine maart 2011 23
frans Meulenberg
denrif, zich verspreidt vanaf de lies, en verder… is het ook een stikken van verdriet, een mentaal ineenstorten, een bewustzijnscrisis.’ Bij een aanval is de concen-tratie volledig gericht op het heroveren van lucht – al het andere is ondergeschikt aan die bijna-verdrinking in het luchtledige. De opluchting die men vervolgens ondergaat, is groots en vol allure, als overlevende van ‘een fysiologische afgrond, een anatomische nachtmer-rie, een metafysische paniek’. De opluchting is hier, naast verkwikkend, vooral louterend. Wat resteert, is de nimmer wijkende vrees voor een nieuwe aanval. Angst, verdriet en opluchting spelen eindeloos haasje-over. Niet zonder reden gebruikte Shakespeare in sonnet xxxiv als rijmpaar de woorden ‘grief’ en ‘relief’. John Keats deed hem dit na in ‘Fill for me a brimming bowl’ waarbij de opluchting nagenoeg samenvalt met een ‘plezierig verdriet’:
I should have felt a sweet relief,I should have felt ‘the joy of grief.’
In de zorg is opluchting een regelmatig terugkerend fenomeen. Op het horen van een gunstige uitslag, reageert een patiënt opgelucht, in stilte of uitbundig. Maar opluchting kan ook opdoemen als een ongunstige diagnose een einde maakt aan een periode van kwel-lende onzekerheid, over niet te duiden symptomen bijvoorbeeld. De last van het weten weegt dan minder zwaar dan het woelen van alle twijfel.
Spanning is de voorganger van opluchting. Vergelijk-baar met de spanning van een topsporter voor de beslis-sende strafschop of de mogelijk winnende slagbeurt. De daaropvolgende ontlading lijkt een waar vreugde-orgasme. Alsof iemand vliegensvlug het ventiel losrukt waardoor alle spanning snel wegstroomt en de overdo-sis adrenaline nog lang naijlt. Na opluchting volgt in de regel een mengeling van blijdschap, moeheid en leegte, vaak vervat in een gesta-melde dankzegging. Aan het toeval, aan de artsen of aan een mogelijk opperwezen in een milde bui. Maar ‘dank’ is ‘een lastig woord’, aldus de Rotterdamse stads-dichter Ester Naomi Perquin, in haar dankwoord bij de toekenning van de Anna Blaman Prijs in 2010: ‘Dank. Dat klinkt toch als een bevroren biefstuk die in een badkuip valt - hoe oprecht je het ook uitspreekt. Dank is een klein woord. In dank past bijna niets. Het is een krappe broodtrommel waar je een flinke slagroomtaart in probeert te krijgen: alle feestelijkheid samengebald.’ Bovendien: wie te bedanken? Degenen die ons nabij stonden, zou je denken. De zachtmoedig filosofische
Wisława Szymborska ventileert een verrassende visie in haar gedicht ‘Dankwoord’, geschreven in het van haar bekende sprankelend sprezzatura:
Veel heb ik te dankenaan hen van wie ik niet houd.
De opluchting waarmee ik akkoord gadat ze iemand anders’ naasten zijn.
De vreugde dat niet ikde wolf ben van hun schaapjes.
(Vertaling: Gerard Rasch)
Poëzie die in haar ogenschijnlijk achteloze precisie naar adem doet happen en tot nadenken stemt. Szymborska bewijst dat dichters bij uitstek de zaakgelastigden van emoties zijn in al hun schakeringen.
Opluchting werkt ontlastend en bevrijdend. Onrust, wanhoop en zorgen vallen weg in luttele seconden. Alle zorgen? Zou het? Levi Weemoedt toont in ‘Een hele opluchting’ niet alleen aan hoe verlossend opluchting werkt, maar evenzeer hoe dit een ander probleem, in ieder geval tijdelijk, aan het zicht onttrekt:
Ik belde eens, na een wanhoopsnachtvol angst en liefdespijn,mijn beste vriend: waar of die dachtdat mijn Jeanette kon zijn.
Ach! ik had me weer eens op hol gebrachtom niks. Om mijn ziek brein.Want dáár klonk, slaperig, héél zacht,Jeanette over de lijn.
In essentie is opluchting een bewustwordingsproces, een herijking van verwachtingen en verhoudingen. De maatvoering van opluchting is veranderlijk. Het kan klein zijn, soms groot. De ene keer geniet men er in stilte van, een andere keer gebeurt dat in een extatische jubelzang. Van een pietluttige bijkomstigheid – het ontwaken uit een nare droom – tot bittere hoofdzaak, zich afspelend op het grensvlak van leven en dood. Zelfs die dood kan voor opluchting zorgen. Die maakt aan alle zorgen een eind, als een heus contrapunt: het is volbracht.
Foto’s: Corbis
AMC MAgAzine maart 201124
john Ekkelboom
Mensen met een aangeboren hartafwijking hebben een verhoogde kans op een
ontstoken hartklep (endocarditis). Dit risico is echter niet voor al deze patiënten
even groot. hoogleraar cardiologie Barbara Mulder heeft samen met collega’s
uitgezocht welke factoren de kans op endocarditis doen toenemen. voortaan
kunnen zij individuele adviezen geven ter voorkoming of bestrijding van de
infectie.
e n d o C A r d i t i s
Ongeveer veertig jaar geleden was de situatie voor veel kinderen met een aangeboren hartafwijking uitzichtloos. De meesten van hen stierven vroegtijdig. Maar dat veranderde drastisch door de komst van de hart-longmachine. Hierdoor werd het mogelijk deze patiënten te opereren. Inmiddels is dat al bij velen van hen met succes gebeurd. Onbekend is alleen wat op termijn de gevolgen zijn van die ingrepen en wat de levensverwachting is. Om dat te achterhalen, is op ini-tiatief van het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN) en de Nederlandse Hartstichting in 2001 CONCOR opgericht, een landelijke registratie en DNA-bank van patiënten met een aangeboren hartaf-wijking. CONCOR staat voor congenitale corvitia ofwel aangeboren hartgebreken.Een van de pioniers en stimulerende krachten achter CONCOR is professor Barbara Mulder, die gespecia-liseerd is in aangeboren hartafwijkingen bij volwas-senen. Zij vertelt dat er inmiddels 102 ziekenhuizen in Nederland meedoen aan CONCOR en dat van ongeveer dertienduizend mensen van achttien jaar en ouder de klinische gegevens en DNA-monsters in de database zijn opgenomen. ‘De afwijkingen variëren van bij-voorbeeld een gaatje in het boezem- of kamertussen-
schot, een omgekeerde aansluiting van de lichaam- en longslagaders en te kleine hartkleppen tot vernauwde lichaamsslagaders. Als zo’n aandoening levensbedrei-gend is, zijn de patiënten op kinderleeftijd geopereerd. Bij sommigen is het defect pas later ontdekt en is een dergelijke ingreep niet of nog niet nodig.’
RESTAfwijkinGEn
Het behandelen van een aangeboren hartafwijking brengt extra risico’s met zich mee, restafwijkingen noemt Mulder ze. Zo kunnen bloedverdunners na het inbrengen van een metalen hartklep sneller bloedin-gen geven, gaat een bioklep slechts tien tot vijftien jaar mee waarna een nieuwe operatie nodig is en geeft het sluiten van een gaatje in een tussenschot een litteken dat kan leiden tot ritmestoornissen. Een ander mogelijk risico is het ontstaan van endocarditis. Dit is een ont-steking van de hartklep die levensbedreigend kan zijn. Van de patiënten met endocarditis overlijdt zes procent. Volgens Mulder ontstaat de ontsteking vaak als gevolg van een infectie in de mond of op de huid. ‘De bacte-riën komen dan in de bloedbaan terecht en nestelen zich op plekken waar de bloedstroom afwijkend is. Een vertraagde of versnelde bloedstroom zie je vaker op de
Strafpunten voor een ontstoken hartklep
AMC MAgAzine maart 2011 25
plekken waar restafwijkingen zijn als gevolg van een in het verleden uitgevoerde operatie.’Omdat het om verschillende soorten aangeboren hartproblemen gaat en uiteenlopende typen operaties, hoeft niet iedere patiënt bang te zijn voor endocarditis. Mulder en haar Nederlandse collega’s wilden weten wie wel risico loopt en hoe groot dat is. Hiervoor maakten ze gebruik van CONCOR. Bij de start van deze studie zaten daar de gegevens in van tienduizend personen. De onderzoekers turfden het aantal patiënten dat ooit een endocarditis had gehad en keken naar voorspel-lende risicofactoren voor zo’n ontsteking. Daarover publiceerden zij in het januarinummer van de European Heart Journal, het wetenschappelijke blad van de Euro-pean Society of Cardiology.
STRAfPUnTEn
Van de tienduizend patiënten bleek 2,5 procent op volwassen leeftijd een endocarditis te hebben gehad. Mulder: ‘We hebben vervolgens de laag- en hoogrisico-patiënten eruit gehaald. Dat gaf ons inzicht in de risico-factoren. Die kunnen we gebruiken om te voorspellen hoe groot de kans is dat iemand van achttien jaar – die voor het eerst op de polikliniek voor volwassenen komt –
op latere leeftijd endocarditis krijgt.’ Mulder somt enkele van die factoren op. Een man heeft bijvoorbeeld meer kans op endocarditis dan een vrouw. Een patiënt met meerdere hartafwijkingen loopt ook extra gevaar. Het soort afwijking heeft tevens een voorspellende waarde. Een gat in het boezemtussenschot geeft geen enkel probleem, maar zit dat gat in het kamertussen-schot dan heeft iemand een verhoogd risico. En de kans op een ontsteking is zeer groot als die patiënt ook nog eens een volledig afgesloten longslagaderklep heeft. Daarnaast hebben de onderzoekers gekeken naar de voorgeschiedenis. Patiënten die in het verleden al een endocarditis en/of een hersenbloeding hebben gehad, krijgen extra ‘strafpunten’.Door alle ‘strafpunten’ die een patiënt krijgt toebe-deeld bij elkaar op te tellen, ontstaat er een individueel risicoprofiel. De vraag is alleen wat een patiënt aan die informatie heeft. Geeft zo’n profiel niet onnodige onrust? Mulder denkt juist dat het belangrijk is voor het gericht geven van adviezen. ‘Soms is endocarditis te voorkomen. Mannen lopen bijvoorbeeld meer risico doordat ze hun gebit minder goed verzorgen. Daarop kun je ze wijzen. Ook drugsverslaafden en dragers van tatoeages zou je moeten waarschuwen. Door verwon-dingen aan de huid kunnen bacteriën in de bloedbaan komen. Verder kun je risicopatiënten voorlichting geven. Waarschuwen dat ze bij koorts direct aan de bel moeten trekken om meteen bloed te laten afnemen voor een kweek. Blijft de koorts langer dan twee weken aan-houden, dan kun je direct gericht antibiotica toedienen om een eventuele endocarditis in de kiem te smoren.’
GEnETiSch OnDERZOEk
Naast het endocarditis-onderzoek lopen er nog andere studies die risicoprofielen in kaart proberen te bren-gen op basis van de CONCOR-gegevens. Een daarvan betreft de kans op hartfalen en een ander op her-operaties. Verder wordt ook het DNA van CONCOR, dat in het AMC is geïsoleerd en opgeslagen, gebruikt voor onderzoek. Zo heeft Mulder samen met het Hubrechtla-boratorium in Utrecht gekeken naar gemuteerde genen die wellicht verantwoordelijk zijn voor een afwijkende hartklep tussen kamer en boezem. Van zebravisjes met deze ziekte van Ebstein werden gemuteerde genen naast het genoom gelegd van patiënten met dezelfde hartafwijking. Eén gen kwam als mogelijke veroorzaker tevoorschijn.Verder bleek dat bij deze patiëntengroep de spier van de linkerhartkamer een lossere structuur heeft. Mulder: ‘Dankzij CONCOR krijgen we meer inzicht in de ont-wikkeling en het verloop van aangeboren hartafwijkin-gen. Het zou interessant zijn als de kindercardiologen zich ook aansluiten. Pas dan kunnen we die afwijkin-gen vanaf de wieg tot het graf nauwkeurig volgen.’
Strafpunten voor een ontstoken hartklep
AMC MAgAzine maart 201126
Marc van den Broek
Met een MRi-scan is het knap lastig om in de darmen te
kijken. Daarom zijn patiënten met de ziekte van crohn (een
chronische darmontsteking) veroordeeld tot het ondergaan
van belastende coloscopieën via de anus. het AMc en de
TU Delft kregen een subsidie van drie miljoen euro om een
methode te ontwikkelen waarmee het ziektebeloop bij deze
patiënten wel goed met de MRi kan worden gevolgd.
beter beeld van zieke darmen
d e z i e k t e v A n C r o h n
De ziekte van Crohn manifesteert zich vaak al op jonge leeftijd en gaat gepaard met een ontstoken darmwand, wat weer leidt tot chronische diarree, ernstige buikpijn, koorts en gewichtsverlies. Naar schatting lijden onge-veer 700.000 Europeanen aan de ziekte, waarvan de oorzaak onbekend is.Genezen kan niet, artsen kunnen alleen medicijnen geven of een dieet voorschrijven om de symptomen te verminderen. Het is daarom noodzakelijk deze patiënten geregeld te onderzoeken om het beloop van de ziekte te volgen. Soms speelt de ontsteking ernstig op; de maag-, darm- en leverarts moet dan intensief behandelen om de aandoening onder de duim te houden. Soms leidt de ziekte een meer slapend bestaan en kunnen medicijnen in de verpakking blijven. De behandelend arts moet dus goed op de hoogte zijn van de conditie van de darmen. Dat kan met een colos-copie waarbij een kijkbuis door de anus in de darmen wordt geschoven. Voor de patiënt is dat erg belastend, zeker als dit soort onderzoek met enige regelmaat moet worden gedaan. Er is dus behoefte aan een niet-invasieve methode en dan komen de beeldvormende technieken om de hoek kijken.De CT-scan valt buiten de boot, vanwege de belasting met ioniserende straling. Dat is niet wenselijk als de patiënt geregeld moet worden onderzocht. De MRI, waarbij het lichaam in kaart wordt gebracht met mag-netische golven, lijkt de beste papieren te hebben.
‘We zien wekelijks patiënten met de ziekte van Crohn bij wie we moeten beoordelen hoe de ziekte zich ont-wikkelt’, vertelt AMC’er Jaap Stoker, hoogleraar Radio-logie gespecialiseerd in de buikholte. Maar de darmen laten zich moeilijk vangen in een MRI. ‘De darmen zijn ingewikkeld, ze bewegen. Alles ligt dicht bij elkaar, soms over elkaar heen. En de MRI heeft ook moeite met de overgang van lucht naar weke delen. Er wordt dus technisch nogal wat gevraagd van het apparaat.’ Het gevolg is dat de beoordeling van de conditie van de darmen niet altijd eenduidig is, zegt Stoker. ‘Als je de MRI-scans van dezelfde patiënt aan tien verschillende ziekenhuizen zou voorleggen, dan zul je niet altijd dezelfde uitslag krijgen.’
MUnTjE OPGOOiEn
Vooral de monitoring van de ziekte in een sluime-rende fase is lastig voor de radiologen, weet Stoker. ‘Als de ziekte ernstig is, doen we het best goed. Maar bij mildere gevallen kunnen wij het onderscheid met “geen ziekteactiviteit” slecht maken. Je kunt dan bijna net zo goed een muntje opgooien. We willen dus graag beter worden bij de subtielere uiting van de ziekte.’Het AMC heeft samen met de sectie Quantitative Imaging van de TU-Delft een forse Europese subsidie in de wacht gesleept om de beoordeling van Crohn-patiënten door middel van MRI te objectiveren. Coör-
AMC MAgAzine maart 2011 27
Foto: Xander remkeS
dinator van het project is universitair hoofddocent Frans Vos, deels verbonden aan de TU Delft en deels bij de radiologie-afdeling van het AMC. ‘Je kunt op de MRI een groot aantal dingen zien die met de ziekte te maken hebben, zoals een dikkere darmwand, een darmwand die er iets anders uitziet, de aankleuring van de darmwand, maar dat zijn subjectieve visuele bevindingen. Het is niet duidelijk wat zij betekenen voor de ziekte. Met het project willen we bereiken dat de beelden altijd hetzelfde worden beoordeeld. We gaan software ontwikkelen waarmee kwantitatieve metingen gedaan kunnen worden aan de darmwand, zodat je een objectieve indicator krijgt van de ziekte-intensiteit.’Voor het ontwikkelen hiervan heeft de EU drie miljoen euro subsidie beschikbaar gesteld. Het MRI-project is als eerste gekozen uit een lijst van 482 voorstellen. De deelnemende instituten (behalve het AMC en de TU Delft ook topinstituten buiten Nederland) leggen een miljoen euro bij. ‘Als het goed verloopt, liggen er over drie jaar resultaten’, voorspelt Vos.
klEURTjES
De grote vraag bij de interpretatie van de beelden is welke verschijnselen in de ontstoken darm van belang zijn bij het bepalen van de activiteit van de ziekte. ‘Over de dikte van de darmwand zijn we het eens’, zegt Stoker, ‘maar er zijn nog een aantal andere zaken, zoals
de aankleuring van de darm na toediening van een con-trastvloeistof, de doorbloeding van de darmwand of de toename van vocht in de darmwand. Daarover moeten we nog meer duidelijkheid krijgen.’Elk van de verschijnselen krijgt een wegingsfactor en de bedoeling is dat er dan op het beeld per pixel een uitspraak wordt gedaan over de ziekte. Het is niet de bedoeling dat de radioloog met een simpel getal aan de maag-, darm- en leverarts rapporteert, in de trant van ‘de ziekte scoort 60 op een schaal van 100’. De radiologen willen een preciezere omschrijving geven van de toestand van de darm. ‘Dat kan bijvoorbeeld met kleurtjes’, laat Stoker zijn gedachten de vrije loop. ‘Het deel van de darm met veel activiteit kleuren we rood, een ander deel is groen. De mogelijkheid is er, maar zo ver zijn we nog niet.’Het belang van een goede beoordeling van de staat van de darmen is groot; het geld voor het onderzoek is goed besteed, vinden Stoker en Vos. ‘De behandeling van de ziekte van Crohn is belastend voor de patiënt en duur in gebruik van medicijnen. Als je weet dat je met minder toe kunt, is dat voor iedereen goed. Wellicht moet je in een bepaalde fase van de ziekte juist intensiever behan-delen, waardoor de ziekte langer wegblijft. Dat kan dan op termijn geld besparen.’
AMC MAgAzine maart 201128
opbouw en verval
Het komt nog maar sporadisch voor dat een kunstenaar een ets maakt. Er zijn voor grafiek zoveel makkelijkere technieken beschik-baar, zoals de zeefdruk of de inkjetprint. Etsen vond zijn oorsprong in de middeleeuwen en is tot op heden een uiterst bewerkelijk proces gebleven. Het tekenen zelf is al niet makkelijk. Het ondervindt weer-stand omdat het neerkomt op krassen in een vernis- of asfaltlaag, aan-gebracht op een metalen plaat. Dan volgt een hele trits van chemische en handmatige handelingen: het zuurbad, het ininkten, het afslaan van de inktresten met de blote hand en uiteindelijk het inpersen van de inktnerven in het vochtige papier, vervolgens de proefdruk, de tweede, de derde staat enzovoort.Dat Rob Voerman kiest voor een oude methode die grote handvaar-digheid vereist, is niet vreemd. Kunstliefhebbers kennen zijn naam vooral van zijn bouwsels: geïmproviseerde huisjes en uitgewerkte, soms betoverende boomhutachtige onderkomens die het stempel eigen makelij op afstand uitdragen. Bij grote tentoonstellingen zoals vorig jaar in het Cobramuseum in Amstelveen presenteert Voer-man de onderkomens in een verbluffende variëteit. In feite zijn het sculpturen, complexe assemblages waarin je wilt wegschuilen, iets wat soms ook kan. Dan kun je erin zitten, vind je een aangetimmerd tafeltje, zelfs een min of meer functionerende bar waarin gedronken en gerookt ‘mag’ worden.Opgetrokken uit materialen als karton, splinterende planken, een halve auto, gebruikt aluminium, sloophout en gekleurd glas voeden de bouwsels onze verbeeldingskracht over soorten beschutting voor de mens. Rob Voerman schakelt opbouw en verval, inrichting en afta-keling gelijk tot een permanente cyclus. Met de blik op een vernield of gebombardeerd landschap overheerst echter niet de verslagenheid, maar de drift om te overleven - de lust om verder te gaan en te spelen met bruikbare restanten. Het spel is als een getimmerde fuga: meer-stemmig, met verrassende ritmes en onverwachte samenhang. Zelfs binnen de bescheiden afmetingen van dertig bij dertig cen-timeter weet Voerman in deze door het AMC verworven etsen zijn bespiegelingen helder over te brengen. In ‘Annex #3’ ligt de voorgrond bezaaid met planken, alsof er een orkaan raasde of een oorlog woedde. De reusachtige bol in aanbouw leunt geknakt tegen de optimistische ‘plattenbau’ van wat voormalig Oost-Berlijn zou kunnen zijn, de Rundfunk Turm steekt er ongebroken bovenuit. De kunstenaar heeft ongetwijfeld zo zijn gedachten bij de kwetsbaarheid van door over-moed gedicteerde architectuur. Hij hoopte in 2001 op een kunste-naarsverblijf in de toenmalige Twin Towers. Juist in de maand waarin ze door de fatale aanslag ineenstortten, zou over zijn aanvraag worden beslist. De bol komt ook voor in de andere ets. Buckminster Fuller was de visionaire ingenieur van deze geodesische koepel, een zelfdragende
structuur waarmee tijdelijke en permanente overkappingen kunnen worden gerealiseerd. Hij hield van gerecyclede materialen. Voer-man verbindt in het mooie overzichtsboek ‘Aftermath installations, sculptures, works on paper’ (Valiz, 2010) aan deze koepels associaties met de paddestoelwolken na atoomexperimenten bij het eiland Atol in 1946. Dat hij deze dodelijke suggestie boven op een ander archi-tectonisch icoon zet, kan niet anders dan een snoeiharde overweging betekenen van een geëngageerd kunstenaar.‘Falling water’ heet de beroemde schepping van Frank Lloyd Wright. Eind jaren dertig ontwierp de Amerikaanse architect dit modernisti-sche huis dat met zijn overstekende platforms lijkt te zweven boven de rots. Het vormt een geheel met de bestaande waterval in de bossen van Bear Run in Pennsylvanië en is een ode aan de natuurliefde van de eigenaren. Maar in onze tijd is het ook een vorm van toe-eigening die als twijfelachtig kan gelden. Voerman stelt het niet in uitgespro-ken bewoordingen. Daarvoor heeft hij teveel humor en relativerings-vermogen. Zonder zijn verwijzingen zou je door de manier waarop de stenen gestapeld zijn ook aan ruïnes van ridderburchten kunnen denken. De koepel draagt een paar accenten van groene aquarelverf. Ze geven een ietwat giftig tegenwicht aan de zwarte en grijze tonen van struiken en bomen. In ‘Annex #3’ heeft Voerman de ets met potlood aangevuld. Die ongedwongen omgang met verschillende technieken legt hij ook in zeefdrukken aan de dag, hij combineert ze met linodrukken en ook weer met aquarel. Gelukkig hoeft een beeldhouwer zich al die technieken niet zelf meester te maken. Er zijn in Nederland een aantal uitstekende werkplaatsen, vaak door kunstenaars gerund. Het Grafisch Atelier dat het meest één op één meegaat in de denkwereld van kunstenaars is Plaatsmaken in Arnhem, de stad waar Voerman woont en werkt. Arnhem is altijd een epicentrum geweest voor grafiek. Gelderland is ook de enige provincie die grafiek stimuleert met een prijs. Het hoeft niet te verbazen dat Voerman de Gelderland Grafiekprijs won in 2007. Hij heeft met regelmaat deelgenomen aan grafiektentoonstel-lingen en zijn werk is vertegenwoordigd in uiteenlopende museale collecties, waaronder het MOMA in New York. Doorgaans exposeert hij zijn grafiek samen met sculpturen, wat erop wijst dat hij de pren-ten geen bijproduct vindt, iets wat in de hedendaagse kritiek wel zo wordt ervaren.Rob Voerman (1966, opgeleid in Kampen) is een eigenzinnig mens. Hij mag dan een dichter zijn die zijn dagdromen tot onderkomens timmert, zonodig ontpopt hij zich tot rebel. Als de samenleving onder aanvoering van het huidige kabinet dedain uitstort over kunst en kunstenaars, komt zijn pen doelgericht in beroering en brengt hij collega’s tot actie. Het is mooi als een kunstenaar met een wereldvisie boven wraakzuchtige kortzichtigheid uittorent. Op zijn beurt zou het publiek goede kunstenaars demonstratiever op handen moeten dragen.
A M C C o l l e C t i e
Tineke Reijnders
AMC MAgAzine maart 2011 29
falling water
2006, ets, 30 x 30 cm
annex # 3
2006, ets, 30 x 40 cm
Rob voerman
AMC MAgAzine maart 201130
vaillant ziet het groene licht
‘In tegenstelling tot wat de meeste mensen denken is Formule 1 niet slecht voor het milieu.’ Zesde stelling van David Teguh (Erasmus MC) bij een proefschrift over late bijwerkingen van radiotherapie bij hoofd- en halskanker. Waar de leek hooguit een vage associatie heeft met stripcoureur Michel Vaillant (VROOAW!), is Formule 1 voor autosportliefhebbers wat de Mount Everest is voor bergbeklimmers en biefstuk voor minvermogenden. Niet voor niets trekken de spectaculaire Grand Prix-wedstrijden jaarlijks enkele honderdduizenden toeschouwers. Van die publieksaantallen moeten de teams het natuurlijk ook hebben, want daardoor blijven de sponsors graag naar hun binnenzak reiken voor wat geldt als ‘s werelds duurste sport. Maar je hoeft geen linkse activist te zijn om te vermoeden dat Formule 1 naast duur en spectaculair ook een aanslag op het milieu is. Toch valt er op die veronderstelling wel iets af te dingen. ‘Formule 1-auto’s zijn gebonden aan allerlei regels’, legt de promovendus uit, ‘ook uit milieuoverwegingen. De toegestane hoeveelheid brand-stof wordt steeds verder beperkt. Sinds vorig seizoen moet één volle tank per Grand Prix toereikend zijn. Daarom bedenken de grote merken aan de lopende band manie-ren om hun auto’s lichter en zuiniger te maken, en veel van die technische verbeteringen dringen ook door in de gewone autoindustrie.’ Zo ontwikkelde BMW voor de racerij het Valvetronic-systeem, een noviteit waarbij brandstof wordt bespaard dankzij het verdwijnen van de gasklep. ‘Vind je tegenwoordig in bijna alle BMW’s’, zegt Teguh. ‘En in het seizoen 2009 is KERS geïntrodu-ceerd, een systeem dat energie opslaat die bij het remmen vrijkomt. Daarmee kunnen dan weer extra paardenkrachten worden gegenereerd.’ Nog niet overtuigd? Vraag bij de volgende servicebeurt eens om lage-weerstandbanden en noteer het verschil in benzineconsumptie. Óók Formule 1. Als klap op de vuurpijl lanceerde Formule 1-topman Martin Witmarsh vorig jaar een programma om de totale CO2 -uitstoot in 2012 met 12,4 procent terug te dringen ten opzichte van 2009. Onder druk van de almachtige sponsors, werd onmiddellijk gefluisterd. Nou en? [Sk]
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
l
AMC MAgAzine maart 2011 31
coLofonAMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum.
Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren.
AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten,
gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en
Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Cen-
trum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan
studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Neder-
landse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het
terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia,
de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven.
reDactieFrank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma,
Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en
Irene van Elzakker (eindredactie).
meDewerkerSHidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom
Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter
Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De
Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen,
Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Janneke Wesseling,
Arthur van Zuylen
nfuHet AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de
acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als
algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen
van de UMC’s.
Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC,
LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum.
In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s.
reDactie-aDreSAMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660,
1100 DD Amsterdam.
+31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99
E-mail: [email protected]
abonnementenAbonnementen-administratie: zie redactie-adres.
Jaarabonnement € 22,00.
aDvertentie - expLoitatieVan Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45
ont werpGrob|enzo, www.grobenzo.nl
DrukDrukkerij Mart. Spruijt bv
c o p y r i g h t © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-orga-
nisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam.
© 2011 c/o Pictoright Amsterdam.
b e r i C h t e n
p e r S o n a L i a
Op 2 februari ontvingen twee
oud-honoursstudenten van het
AMC de Studentenprijs 2010-
2011 van de Nijbakker-Morra
Stichting, die zich inzet voor
het bevorderen van kanker-
onderzoek. M. Lauw kreeg
de onderscheiding voor haar
research naar een genmutatie
die bij een aantal hematologi-
sche maligniteiten hoort. Zij
keek onder andere hoe vaak
deze voorkomt bij patiënten
met diep veneuze trombose.
De mutatie bleek maar bij
weinigen aanwezig en bleek
uiteindelijk niet relevant in die
patiëntengroep. Lauw is nu
arts-onderzoeker bij de afdelin-
gen Hematologie en Vasculaire
Geneeskunde.
Co-assistent N. Ottenhof viel
in de prijzen vanwege haar
onderzoek bij de afdeling Pa-
thologie van de Johns Hopkins
University te Baltimore. Daar
bestudeerde zij alvleesklierkan-
ker, met name de verschillen
tussen de tumoren van patiën-
ten die lange tijd overleven en
die van patiënten die op korte
termijn sterven. Ottenhof zag
dat de Smad4-expressie iets va-
ker ongestoord is bij de langst
levenden, maar dit verklaart
nog lang niet het grote verschil
in overlevingstijd.
Prof. dr. G.G. Kenter, hoog-
leraar Gynaecologische
Oncologie, krijgt op 26 maart
de Corrie Hermann Prijs van
de Vereniging van Nederlandse
Vrouwelijke Artsen. De onder-
scheiding werd haar toegekend
vanwege haar prominente rol in
de oncologische gynaecologie,
als clinicus, als wetenschapper
en hoogleraar en als opleider.
c o r r e c t i e S
In het AMC Magazine van
januari 2011 staat vermeld dat
prof. dr. P. Klatser is benoemd
tot hoogleraar Inwendige Ge-
neeskunde. Zijn leerstoel luidt
echter: Ontwikkeling en evalu-
atie van diagnostische tests in
ontwikkelingslanden.
In de wetenschapskalender van
januari 2011 is een verkeerd
cijfer genoemd bij de promotie
van Bianca van Maldegem. Zij
promoveert op 28 januari. Haar
proefschrift getiteld ‘Short-
chain acyl-CoA dehydrogenase
deficiency’, gaat over SCADD,
een aangeboren defect in de af-
braak van korte-keten vetzuren.
De aandoening komt niet bij
1100 Nederlandse pasgebore-
nen voor, maar bij minstens 1
op de 1000.
START 10E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2011
Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen
Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp
Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog weten-
schappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC
Evidence Based Practice MSc/Drs
kleurproef.indd 1 09-10-2009 09:28:14
Beter onderwijs,betere artsen
Weten wat de studentenraad doet?www.destudentenraad.nl
20K844 sep 2010.indd 32 12-10-10 16:09