agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een...

55
agora Is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding - Informant Verschijnt 4 keer per jaar (maart, juni, september en december) Jaargang 30, nummer 1, maart 2014 vzw Jongerenbegeleiding - Informant Stapelplein 32 9000 Gent 0490/44.65.27 www.jo-in.be Verantwoordelijke uitgever Geert Ginneberge Bauwerwaan 44 • 9930 Zomergem

Transcript of agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een...

Page 1: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agoraIs een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding - Informant

Verschijnt 4 keer per jaar (maart, juni, september en december)Jaargang 30, nummer 1, maart 2014

vzw Jongerenbegeleiding - Informant

Stapelplein 329000 Gent0490/44.65.27www.jo-in.be

Verantwoordelijke uitgever Geert GinnebergeBauwerwaan 44 • 9930 Zomergem

Page 2: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 20142

Colofon

Agora is een tijdschrift van vzw Jongerenbegeleiding-Informant en verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september en december).

Redactie: • Annelies Mincke: vzw Jongerenbegeleiding-Informant• Dries Verdonck: West-Vlaamse Pleeggezinnendienst• Frances Van Belle: CAW regio Gent-Eeklo• Kurt Declercq: Steunpunt Expertisenetwerken vzw• Lies Vandemaele: Brugfunctie Oost- en West-Vlaan-

deren Geestelijke Gezondheidszorg en Justitie• Marijke Magherman: VSPW Kortrijk• Marjan Detavernier: Centrum voor Jongeren- en

Gezinsbegeleiding• Mieke Lampaert: vzw De patio - ‘t Groot Hersberge• Vanessa Hoste: vzw De Patio - OOOC ‘t Laar

Eindredactie: Annelies Mincke

Vormgeving: Alfa Print Solutions

Abonnement:Een jaarabonnement kost €25. Leden van vzw Jongerenbegeleiding-Informant ontvangen Agora gratis. Geïnteresseerden kunnen zich abonneren door contact op te nemen met onderstaand redactieadres.

Redactieadres: AgoraVZW Jongerenbegeleiding-InformantStapelplein 329000 Gent

0490/44 65 27 (Annelies Mincke)[email protected]

Artikels: Agora is steeds op zoek naar interessante artikels rond actuele thema’s binnen de praktijk van de jeugdhulp. Geïnteresseerde auteurs kunnen steeds contact opne-men met het redactieadres. De auteursinstructies vindt u op onze website www.jo-in.be (Jongerenbegeleiding- Tijdschrift Agora). Artikels die voor publicatie worden doorgestuurd naar de redactie, worden na bespreking op de redactieraad gepubliceerd in één van de komen-de nummers.

De inhoud van de bijdragen weerspiegelt niet nood-zakelijk het standpunt van vzw Jongerenbegeleiding-Informant of van de redactieraad en blijft onder de verantwoordelijkheid van de auteur/organisatie. D/1989/0543/199

Inhoud

Thema: Sociaal-emotionele ontwikkelingVroegere gehechtheidsrelaties als sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkelingGreet GeenenWerken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorg. De basisbehoeften van Al Pesso.Ingrid Cafmeyer

Thema: Media TrainDe Media Train raasde door de Bijzondere Jeugdzorg.Jo Van HeckeJeugdzorg online; een roze regenwolk? De wissel zoekt zijn weg in het web. Sieg Pauwels‘Tinternet’. Een zoektocht naar methodische kansen binnen de begeleiding.Geert Van Driessen

Thema: Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS)De wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS-wet). Een korte introductie.Diederik Cops & Stefaan PleysierDe ontkrachting van bemiddeling en ge-meenschapsdienst binnen de GAS.Heidi VanhesteJongeren en GAS. Een vraag naar duidelijkheid.Lander Piccart

Andere artikelsIk maakte voor mijn pleegbroer een plaatsje in mijn leven…Studenten KATHO IPSOCAmbities hebben voor onze gasten? Is het gepermitteerd?Sébastien VernieuweOverzicht projecten samenwerking kinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp.

JeugdbelevenissenLiefde

HersenspinselHans Paredis

BoekbesprekingDe Spiegel. Krachtig coachen vanuit gestalt- en oplossingsgericht denken met aandacht voor zelfreflectie (Chris Van Dam)Trees De Groot

SponsorsAankondigingenInformant

4

11

18

21

26

30

34

35

37

40

43

48

49

50

525355

Page 3: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3

Voorzet

Beste lezer,

Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de eerste van ons feestjaar. Jawel, Agora heeft dit jaar 30 kaarsjes op haar verjaardagstaart staan en dat mag gevierd worden! Eind 2014 zal het themanummer volledig in het teken staan van Agora doorheen de voorbije 30 jaar. Ook op onze jaarlijkse studiedag eind 2014 klinken we op deze verjaardag en bedanken we alle redactieraadsleden, alle auteurs en iedereen die in de afgelopen 30 jaar iets voor Agora betekende. Wij kijken er alvast naar uit.

Nu over naar de inhoud van deze Agora. Net zoals het inspirerende lenteweer, schotelen wij u ook deze keer enkele actuele en begeesterende artikels en thema’s uit de jeugdhulp voor.

In het verlengde van het decembernummer in 2013, waarin we het thema ‘Sociaal-emotionele ontwikkeling’ onder de loep namen, maken we plaats voor nog twee artikels die dit thema belichten. Greet Geenen gaat in op vroegere gehechtheidsrelaties als sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling. Ingrid Cafmeyer neemt een insteek vanuit de basisbehoeften van Al Pesso.

De Media Train raasde in de voorbije twee jaar doorheen het landschap van de Bijzondere Jeugdzorg. We laten Jo Van Hecke, projectmedewerker Media Train, terugblikken op het doorlopen proces. Sieg Pauwels van De Wissel en Geert Van Driessen van Ter Loke zorgen voor een praktijkgerichte insteek.

GAS is een letterwoord dat iedereen ondertussen kent. Van waar komt de GAS-wet eigenlijk en hoe kijken enkele be-trokkenen hiernaar? Diederik Cops & Stefaan Pleysier geven ons een introductie in de GAS-wet. Vervolgens krijgen we een opiniestuk te lezen vanuit de HCA-diensten en de Ambrassade.

Verderop worden in dit nummer nog enkele interessante thema’s aangesneden met als starter het thema ‘eigen kin-deren in een pleeggezin’. Vervolgens laat Sébastien Vernieuwe zijn kritische geest de vrije loop en reflecteert hij op de ambities die we hebben voor jongeren in onze maatschappij. Tot slot zetten we de samenwerkingsprojecten tussen de kinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulpvoorzieningen op een rijtje.

Naar goede gewoonte vindt u ook in deze Agora een jeugdbelevenis en een interessant hersenspinsel. Als uitsmijter voorziet Trees De Groot ons van een boekbespreking van ‘De Spiegel’.

Wederom een goed gevulde Agora dus, met leesvoer voor enkele uren op een gezellig terrasje in de prille lentezon.

Ik wens u alvast veel leesplezier toe!Geert GinnebergeVoorzitter vzw Jongerenbegeleiding-Informant

Page 4: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 20144

Vroege gehechtheidsrelaties

De sociaal-emotionele ontwikkeling start bij de geboorte. De sociale en emotionele vaardigheden die een kind zich in die eerste periode eigen maakt, blijven gans zijn leven doorwerken. Er bestaan diverse theorieën over hoe een kind sociaal-emotioneel ontwikkelt en ook over hoe een volwassene beïnvloed wordt door de sociale en emotionele gebeurtenissen in zijn vroegste levensjaren. De gehechtheidstheorie levert in dit verband een bij-zondere bijdrage. De vorming van gehechtheidsrelaties wordt immers beschouwd als de organiserende kracht achter de sociale en emotionele ontwikkeling van het jonge kind. De mate waarin een kind een gehechtheidsfi-guur al dan niet als veilige basis kan aanwenden, heeft gevolgen voor zijn sociale en emotionele capaciteiten in een toenemend aantal contexten. In deze bijdrage staan we stil bij deze vroege gehechtheidsrelaties als sleutel tot de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling.

GEHEcHTHEID TuSSEn kInD EnVERzoRGInGSfIGuuR

De term gehechtheid verwijst naar de affectieve band die zich geleidelijk ontwikkelt tussen een kind en zijn verzorgingsfiguur. Elk kind wordt geboren met een in-herente motivatie om zich aan een verzorgingsfiguur te hechten. De mens is daar vanuit zijn evolutie als soort mee uitgerust. Door zich te hechten, verhoogt een kind zijn overlevingskansen: al-leen redt een baby het niet. Gehechtheidsrelaties over-stijgen echter dit primair evolutionaire doel van over-leven. Naarmate gehecht-heidsrelaties ontwikkelen, nemen ze ook complexere functies op. Het jonge kind leert de gehechtheidsfiguur in toenemende mate ge-bruiken als veilige basis van waaruit het de wereld kan verkennen wanneer het zich veilig voelt enerzijds, en als toevluchtshaven bij stress anderzijds. De gehechtheids-relatie legt de basis voor affectregulatie1. Het jonge kind kan zichzelf nog niet reguleren. Het is de gehechtheids-figuur die voor het kind allerlei sensaties en emoties ver-teert en waar nodig vertaalt (Geenen & Corveleyn, 2010; Geenen & Detavernier, 2011). Dankzij de nabijheid van een regulerende verzorgingsfiguur ontwikkelt het kind stilaan zelf de vaardigheid om zijn affecten te reguleren. Individuele verschillen in de kwaliteit van deze vroege gehechtheidsrelaties (infra) beïnvloeden hoe het kind groeit in emotieregulatie, zelfwaardegevoel en sociale vaardigheden buiten de ouder-kindrelatie. Een gehechtheidsrelatie ontwikkelt tijdens het eerste levensjaar onder bepaalde voorwaarden. Gehechtheid ontstaat niet zomaar: ze kan maar groeien binnen een relatie met een verzorgingsfiguur. De kwaliteit van die relatie bepaalt welk type gehechtheidsrelatie een kind met de verzorgingsfiguur ontwikkelt. Een kind heeft tijd

1 Zie bijv. Schmeets & Verheugt-Pleiter, 2005.

nodig om zich te hechten en doorloopt daarbij verschil-lende fases2. Pas vanaf ca. twaalf maanden wordt het gehechtheidsgedrag van een kind naar de gehecht-heidsfiguur observeerbaar. Dit observeerbaar gehecht-heidsgedrag van het kind bouwt voort op wat men in de gehechtheidstheorie een intern werkmodel noemt: een voorstelling van hoe het kind zijn omgeving en nabije verzorgingsfiguren waarneemt. Een kind kan bijvoor-

beeld op die jonge leeftijd al het idee gevormd hebben dat moeder het komt troos-ten als het haar roept. Of een kind kan menen dat vader meestal niet reageert als het ongemak voelt en dat het in aanwezigheid van vader op zichzelf is aangewezen. Er zijn dus twee elementen van be-lang bij de gehechtheid van het kind: zijn gedrag ener-zijds en de representatie of intern werkmodel dat eraan ten grondslag ligt anderzijds.

Een kind hecht zich aan een beperkt aantal verzorgings-figuren (moeder, vader, opvang, ...). De kwaliteit van ge-hechtheid kan per verzorgingsfiguur verschillen. Zo kan eenzelfde kind onveilig gehecht zijn aan moeder en vei-lig aan vader. Gehechtheid blijft van belang doorheen het verdere le-ven. Ook een volwassene is veilig dan wel onveilig ge-hecht3. Die gehechtheidsrepresentatie kleurt zijn manier van in het leven staan en zijn omgang met anderen. Er bestaat een sterke overdracht van gehechtheid van ouder op kind. Een ouder met een veilige gehechtheids-stijl, heeft veel kans dat zijn kind zich op een veilige ma-nier aan hem/haar hecht. Hetzelfde geldt voor onveilige

2 Voor een beschrijving van de ontwikkelingsfases en randvoor-waarden, zie Geenen & Corveleyn, 2010.3 Anders dan een kind dat gehechtheidsgedrag stelt ten aanzien van een bepaald persoon (bijv. veilig gehecht aan moeder en onveilig aan vader), heeft een volwassene slechts één bepaalde gehechtheids-stijl: veilig-autonoom versus onveilig (gereserveerd, gepreoccupeerd of gedesorganiseerd). Zie Geenen & Corveleyn, 2010.

Greet Geenen | Universiteit Leuven | Leuven

Thema Sociaal-emoTioneleonTwikkeling

als sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling

Page 5: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 5

gehechtheid. Daarnaast is er een hoge continuïteit van gehechtheid doorheen het leven. Een veilig gehecht kind heeft veel kans op te groeien tot een volwassene met een veilige gehechtheidsrepresentatie. Een onveilig gehecht kind heeft veel kans als volwassene onveilig ge-hecht te blijven. Uiteraard spelen ‘life events’ en omge-vingsomstandigheden hierin een rol. Een hecht contact met een leraar of pleegouder kan een onveilig gehecht kind laten evolueren in de richting van veilige gehecht-heid, net zoals het plots verlies van gehechtheidsfiguren een veilig gehecht kind onveilig gehecht kan maken. Ondanks deze aangetoonde overdracht en continuïteit is de gehechtheidstheorie niet deterministisch. Ze stelt geenszins dat iemand die als kind onveilig gehecht is, in zijn verder leven steeds onveilig gehecht zal blijven. Om Fraiberg4 te citeren: ‘history is not destiny’, ‘je geschiede-nis is niet je lot’. In de loop van de jaren is veel onderzoek verricht naar wat men verworven veiligheid of ‘earned secure attachment’ noemt. Het gaat om veilige gehecht-heid die een volwassene verwerft ondanks eerdere zeer negatieve ervaringen met verzorgingsfiguren. Hij kan in de loop van zijn verder leven veilig gehecht raken om-wille van verrijkende contacten met leeftijdsgenoten of andere volwassenen zoals een leraar, pleeg- of adop-tieouder, sporttrainer, vriend, partner of therapeut. De hulpverlening heeft daarin ook een belangrijke taak.

InDIVIDuElE VERScHIllEn In DE kwAlITEIT VAn VRoEGE GEHEcHTHEIDSRElATIES

De ‘Strange Situation Procedure’ (Ainsworth, Blehar, Wa-ters & Wall, 1978) onderkent vier gehechtheidspatronen bij het kind: veilig, vermijdend, ambivalent en gedes-organiseerd5 gehecht. In deze laboratoriumprocedure wordt het stressniveau van het kind gemanipuleerd met als doel het gehechtheidssysteem bij het kind te active-ren en zo observeerbaar te maken. Men bekijkt vooral de wijze waarop het kind de interactie met de ouder na se-paratie herstelt. Speciale aandacht gaat uit naar de ma-nier waarop het kind de ouder gebruikt om zijn emoties te reguleren. Een kind dat veilig gehecht is aan een bepaalde verzor-gingsfiguur, zal in momenten van ongemak spontaan zijn toevlucht zoeken tot deze persoon voor troost of bescherming. Wanneer het door de ouder is gerustge-steld, zal het de omgeving verder gaan verkennen. In niet-stresserende situaties kan het kind in zijn explore-ren van de wereld bij momenten ook de nabijheid van

4 Fraiberg in Fonagy, Steele, Moran, Steele en Higitt, 1991, p. 166.5 Vermijdend, ambivalent en gedesorganiseerd gehecht zijn al-lemaal vormen van onveilige gehechtheid. De gedesorganiseerde categorie is pas later ontdekt (Main & Solomon, 1986).

de ouder even opzoeken om ontdekkingen te delen of emotioneel bij te tanken. Na dergelijke momenten van contact vervolgt het kind zijn verkenning. Een veilig gehecht kind is in staat om openlijk en authentiek zijn emoties aan de verzorgingsfiguur te tonen. Het gebruikt de ouder om het te helpen zijn emoties te reguleren. Het kind lijkt erop te vertrouwen dat de ouder zorg en bescherming biedt (cfr. intern werkmodel). Het heeft dat blijkbaar geleerd uit al de interacties die het had met de verzorgingsfiguur. Onderzoek bevestigt dat de verzorgingsfiguren van veilige gehechte kinderen over het algemeen sensitief en genegen met hen omgaan. Ze blijken contingent responsief te zijn en afgestemd op de noden en verlangens die het kind uit. In dat licht verrast de evenwichtige en open strategie waarmee een veilig gehecht kind met deze verzorgingsfiguur omgaat niet. Een vermijdend gehecht kind gedraagt zich alsof het de verzorgingsfiguur niet nodig heeft en gaat contact met hem uit de weg. Het richt zijn aandacht vooral op de omgeving en verkent op eigen houtje de wereld om hem heen. Bij scheiding van de ouder vertoont het kind geen of weinig uiterlijke stress en bij hereniging met de ouder zoekt het geen toenadering maar houdt het af-stand. Hoewel vermijdend gehechte kinderen zich ge-dragen alsof ze geen troost van de ouder nodig hebben, laat fysiologisch onderzoek juist bij deze kinderen een verhoogd niveau van ‘arousal’ zien. Het gedrag van een vermijdend gehecht kind kan begrepen worden als een poging van het kind om nabijheid tot de ouder te be-houden door zijn eigen uitingen van emotionele noden te desactiveren. Onderzoek leert immers dat ouders van vermijdende kinderen uitingen van ongemak van het kind verwerpen. Een ambivalent gehecht kind vertoont een verhoogde activatiestrategie. Het lijkt op wanhopige wijze contact te zoeken met de ouder, maar kan toch niet door deze gerustgesteld worden. Het blijft zich aan de ouder vast-klampen en schenkt weinig of geen aandacht aan de bredere omgeving. Bij scheiding van de verzorgingsfi-guur is het kind ontroostbaar. Wanneer de verzorgings-figuur zich nadien terug bij het kind voegt, kan deze het kind niet op zijn of haar gemak stellen. Het kind vertoont tegengestelde gedragingen naar de ouder toe: toenade-ring zoeken is vermengd met uitbarstingen van woede of met een grote mate aan passiviteit. Het kind blijft overstuur en zal niet tot exploratie overgaan. De ver-hoogde activatie van het kind wordt begrepen als een inspanning van de kant van het kind om de ouder res-ponsief en betrokken te houden. Onderzoek geeft aan dat ouders van ambivalent gehechte kinderen inconsis-tent verzorgingsgedrag stellen waarbij ze niet contin-gent afgestemd zijn op de signalen van het kind. Een gedesorganiseerd gehecht kind mist een coheren-

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 6: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 20146

te, georganiseerde strategie om nabijheid te zoeken tot de verzorgingsfiguur wanneer het gestresseerd is. Het laat bij momenten in nabijheid van de verzorgingsfiguur bizarre, ongecoördineerde gedragingen zien die een duidelijk doel, intentie of verklaring missen. Zo toont het bijvoorbeeld plots onvolledige, onderbroken bewegin-gen of expressies. Het kan zonder zichtbare aanleiding verstijven (‘freezing’) of vertraagd bewegen. Ook stereo-tiepe, asymmetrische houdingen, angstige of verdwaas-de gezichtsexpressies, snelle onverklaarbare wisselingen in affect of plots struikelen in nabijheid van de ouder zijn tekenen van gedesorganiseerd gedrag. Al deze momen-tane uitingen van verward gedrag getuigen van angst waarvoor het kind noch bij de verzorgingsfiguur, noch in de omgeving een oplossing vindt. Uit onderzoek blijkt dat de verzorgingsfiguren van gedesorganiseerde kinderen ofwel zelf angstig ofwel beangstigend zijn. Dit leidt bij het kind tot een onoplosbaar conflict over het al dan niet nabijheid zoeken tot de angstige/beangstigen-de gehechtheidsfiguur, met chaotische gedragingen tot gevolg. VRoEGE GEHEcHTHEIDSRElATIES En lATERE SocIAAl-EMoTIonElE VAARDIGHEDEn6

Diverse longitudinale studies bij kinderen vanaf de ge-boorte tot jongvolwassenheid (Grossmann, Grossmann & Waters, 2005; Sroufe et al., 2005) bevestigen dat de kwaliteit van de vroegste gehechtheidsrelaties gevolgen heeft voor de latere sociale en emotionele vaardigheden van het kind. Hoewel er een duidelijk verband is vast-gesteld tussen de vroegste gehechtheidsrelaties en de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling, spelen latere levensomstandigheden een rol in de stabiliteit ervan.Kinderen die in het begin van hun leven een veilige ge-hechtheidsrelatie met hun verzorgingsfiguur opbou-wen, behouden in hun verder leven niet alleen dit veilig intern werkmodel van relaties maar tonen ook de meest optimale ontwikkelingsuitkomsten. Op het vlak van late-re emotionele vaardigheden, zijn ze in vergelijking met onveilig gehechte kinderen meester in het identificeren van emoties bij anderen. Ze kunnen ook zeer goed nega-tieve en gemengde gevoelens bij de ander aflezen, wat meer vaardigheden veronderstelt dan het interpreteren van positieve emoties. Op sociaal vlak zijn ze later in hun leven in vergelijking met onveilig gehechte kinderen meer in staat om hechte relaties met leeftijdsgenoten en volwassenen aan te gaan en te onderhouden. Ze zijn sterk in het oplossen van sociale problemen, hebben minder kans op eenzaamheid en zijn meer dan onvei-lige kinderen geneigd om in dubbelzinnige situaties een

6 Voornaamste bron: Rosenblum, Dayton & Muzik, 2009, p. 93-94.

goedaardige motivatie bij leeftijdsgenoten te veronder-stellen. Ze hebben niet alleen meer zelfvertrouwen maar ook meer vertrouwen in anderen.Kinderen met een voorgeschiedenis van vermijdende gehechtheid verwachten afwijzing in relaties. Onder-zoek toont dat ze later in hun leven minder uitgerust zijn om succesvol met anderen om te gaan, vooral wan-neer ze ook blootgesteld zijn aan andere risicofactoren. Deze kinderen lopen meer kans om zelf emotioneel ge-isoleerd, vijandig en antisociaal te geraken, waarmee ze mogelijk zelf ook uitlokken dat volwassenen en leeftijds-genoten hen afwijzen. Zo is vastgesteld dat kinderen die in het begin van hun leven vermijdend gehecht waren, meer als vijandig worden ervaren en ook meer als zon-debok door leeftijdsgenoten worden bestempeld dan veilig of ambivalent gehechte kinderen. Kinderen met een ambivalent gehechte voorgeschie-denis hebben geleerd om alle aandacht op de verzor-gingsfiguur gericht te houden in een poging toch maar enige warmte te ontlokken van de verzorgingsfiguur die inconsistente zorg biedt. Deze overinvestering in de verzorgingsfiguur ten koste van exploratie heeft een keerzijde. In de vroege kindertijd blijken deze kinderen meer aarzelend in het verkennen van nieuwe situaties. Ze lopen meer kans om genegeerd te worden door leef-tijdsgenootjes, hebber vaker last van scheidingsangst, geraken sociaal meer geïsoleerd en/of vijandig. Ze be-schikken dikwijls ook over minder empathie naar andere kinderen toe dan aanvankelijk veilig gehechte kinderen. Het meest kwetsbaar blijken de kinderen die gedesor-ganiseerd gehecht raakten in het begin van hun leven. Dit patroon onstaat ten gevolge van de aanhoudende vrees en onzekerheid van het kind over hoe de ouder zal reageren. Het kind heeft immers meermaals angstige of beangstigende antwoorden van de ouder gekregen die ook hulpeloosheid, vijandigheid of misbruik kunnen in-houden. De latere vaardigheden van deze kinderen op sociaal-emotioneel vlak zijn erg pover. Studies wijzen op een massa problematische uitkomsten, zoals meer con-trolerend gedrag in de vroege kindertijd, meer vijandig en/of agressief gedrag naar leeftijdsgenoten toe, meer externaliserende en internaliserende gedragsproble-men en ontwikkelingsachterstanden waaronder lage schoolresultaten en een laag zelfwaardegevoel in ver-band met schools presteren.

DE InVloED VAn DE VERzoRGInGSfIGuuR op DE SocIAlE onTwIkkElInG VAn HET JonGE kInD

De verzorgingfiguur speelt een belangrijke rol in de ont-wikkeling van gehechtheid bij het kind en in zijn sociaal-

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 7: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 7

emotionele ontwikkeling7. In deze paragraaf staan we stil bij enkele manieren waarop een ouder de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind beïnvloedt: via zijn gedrag, via zijn verbale communicatie met het kind, via zijn gehechtheidsrepresenties en mentaliserend ver-mogen8. Daarbij gaat het niet om ‘blaming the parent’. De manier waarop een ouder met het kind omgaat, kan begrepen worden vanuit zijn voorgeschiedenis en actu-ele levensomstandigheden.

HET GEDRAG VAN DE OUDER: SENSITIEF EN EMOTIONEEL BESCHIKBAAR

Sensitiviteit (Ainsworth et al., 1978) wijst op het vermo-gen van een verzorgingsfiguur om de signalen en impli-ciete boodschappen van het gedrag van een kind op te vangen en er op een aangepaste wijze op te reageren. Het blijkt een van de determinanten in in het ontstaan van veilige gehechtheid bij een kind. Tussen een kind en zijn verzorgingsfiguur speelt meer dan sensitiviteit. Ook emotionele beschikbaarheid (Biringen, 2000) is van

7 Ook kindfactoren en ruimere contextvariabelen spelen daarin een rol. Elk kind heeft eigen biologische en genetische kenmerken en groeit op in een ruimere familiale, sociale, socio-economische en culturele context. In deze bijdrage gaan we daar niet op in.8 Voor uitvoerige toelichting en illustratie van de beschreven con-cepten, zie Geenen & Corveleyn, 2010 en Daniëls & Geenen, 2013.

belang. Een emotioneel beschikbare verzorgingsfiguur is niet alleen sensitief voor de signalen van het kind. Hij kan ook op een succesvolle manier structuur aanbieden zonder te veel in te grijpen, is op een niet-intrusieve manier met het kind bezig en treedt het kind tegemoet in een open, niet-vijandige sfeer. Ook deze elementen dragen bij aan de kwaliteit van gehechtheid en latere sociaal-emotionele vaardigheden van het kind.

DE VERBALE COMMUNICATIE VAN OUDER NAAR KIND: ‘MIND-MINDEDNESS’

Naast gedrag speelt ook de manier waarop een ouder het kind toespreekt een rol. ‘Mind-mindedness’ (Meins, 1997) verwijst naar de geneigdheid van de ouder om het kind te behandelen als een individu met een eigen ‘mind’. Een ouder die sterk is in ‘mind-mindedness’ geeft in zijn interactie met het kind vooral woorden aan de in-teresses, verlangens, wensen en overtuigingen van het kind. Bijvoorbeeld ‘jij wil die knuffel, is het niet?’, ‘ben je zo verdrietig?’. Een ouder die niet ‘mind-minded’ is, gaat vooral in op concrete gedragingen van het kind (‘hui-lebak’) of brengt zijn eigen perspectief in (‘ons mama houdt niet van zeurende kindjes’). Onderzoek toont aan dat sterke ‘mind-minded’ communicaties van de ouder tijdens het eerste levensjaar een voorspellende waarde hebben naar veilige gehechtheid van het kind op één jaar alsook naar het verwerven van het vermogen om gevoelens en gedachten bij de ander te lezen (‘theory of mind’) op vier jaar.

MENTALE REPRESENTATIES

Ook de interne werkmodellen of mentale representaties van de ouder zelf zijn van invloed. Veel onderzoek is ver-richt naar de representatie van de ouder over zijn vroege gehechtheidservaringen. Deze gehechtheidsrepresen-tatie – veilig of onveilig - kleurt de manier waarop ie-mand over zichzelf en anderen denkt en ermee omgaat. Ze kleurt dus ook de omgang met het kind. Ouders met een veilige gehechtheidsrepresentatie blijken meer dan onveilige ouders in staat om hun kind op een open en authentieke manier te benaderen. Ze kunnen zich ook afstemmen op een bredere waaier van emoties van het kind. Dit alles resulteert veelal in veilige gehechtheid en een rijkere sociaal-emotionele ontplooiing bij het kind. MENTALISEREN

Mentaliseren of reflectief functioneren (RF) (Fonagy, Ger-gely, Jurist & Target, 2002) verwijst naar het vermogen om jezelf en anderen te zien en te begrijpen in termen van mentale toestanden, dit wil zeggen gevoelens, ge-

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 8: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 20148

dachten, meningen, bedoelin-gen, behoeften en wensen. Het refereert tevens naar de capa-citeit om gedrag van jezelf en anderen te beoordelen aan de hand van mentale toestanden. Een ouder die sterk is in menta-liseren, benadert de noden en reacties van het kind met open-heid en aanvaarding, wat het kind sterkt in het gevoel dat zo-wel positieve als negatieve emo-ties verdragen en geïntegreerd kunnen worden. Deze ouder kan om met complexe gevoelens en is in staat die voor het kind te verteren en zo nodig te vertalen.Onderzoek geeft het belang aan van RF voor de ontwikkeling van het kind, vooral bij ouders met een voorgeschiedenis van depri-vatie9. RF bij de ouder vormt een buffer tegen de interge-nerationele herhaling van onveilige patronen en is een bron voor optimale aanpassing en veerkracht van het kind, vooral in een risicocontext. Dat bleek ook in onze doctoraatsstudie bij generatiearme jonge kinderen en ouders (Geenen, 2007). Mentaliseren is een belangrijke determinant in de inter-generationele overdracht van gehechtheid. Er bestaat een connectie tussen gehechtheid en RF van de ouder enerzijds en gehechtheid en de ontwikkeling van RF bij het kind anderzijds. Een veilig-autonome ouder is veelal uitgerust met een goed ontwikkeld mentaliserend ver-mogen. Hij kan herkennen wat er omgaat in zijn eigen hoofd/hart en in dat van zijn kind. Daardoor is hij in staat om ‘mind-minded’ op zijn kind te reageren en laat hij ge-dragingen na die mentaliseren ondergraven, zoals ver-waarlozing en mishandeling. Doordat het kind een ou-der heeft die adequaat zijn mentale toestanden spiegelt, zal het zich op een veilige manier aan deze ouder hech-ten. Tegelijk leert het door die ‘mind-minded’ interacties met de ouder geleidelijk mentaliseren en ontwikkelt het een eigen ‘theory of mind’. Als volwassene gaat dit kind de wereld benaderen vanuit een veilige gehechtheidsre-presentatie en met een goed ontwikkeld RF. Als het zelf ouder wordt, zal het op zijn beurt ‘mind-minded’ met zijn kind omgaan. Dit vormt de kern van de intergeneratio-nele cyclus van gehechtheid en mentaliseren. Eenzelfde patroon gaat op voor onveilige gehechtheid en beperkt

9 In het London Parent-Child Project (Fonagy, Steele, Steele, Higitt & Target, 1994) bleken alle kinderen van hoog RF moeders met voorge-schiedenis van deprivatie veilig gehecht aan hen, terwijl slechts één op zeventien kinderen van laag RF moeders veilig gehecht was.

mentaliserend vermogen10.

BESluIT

De sleutel tot een voorspoedige sociale en emotionele ontwikkeling ligt in de vroegste relatie van een kind met zijn verzorgingsfiguren. Er zijn heel wat verschillende en complexe invloeden buiten gehechtheid die de ontwik-keling van een kind beïnvloeden. Toch is gehechtheid cruciaal, zeker ook omdat het van in het vroegste begin, zelfs voor de geboorte van een kind, invloed uitoefent. ‘De gehechtheidsrelatie tussen een jong kind en zijn verzorgingsfiguur is de kern waarrond alle andere erva-ringen worden gestructureerd, wat de impact van die ervaringen ook mag zijn’11. Om de ontplooiingskansen van kinderen te vergroten, is het dan ook belangrijk om van in het begin het ontstaan van veilige gehechtheid te bevorderen. In ons boek HELPENDE HANDEN (Gee-nen & Corveleyn, 2010) beschrijven we daartoe vier in-valspoorten: een relatie aangaan, mentaliseren bevor-deren, sensitiviteit stimuleren en luisteren naar de stem van ouder en kind. Zeker in kwetsbare opvoedingssitu-aties zijn helpende handen voor ouder en kind welkom. Stresserende omstandigheden zoals armoede of ziekte zetten immers de ouder, de ouder-kindrelatie en en ook de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van het kind onder druk. De beginfase van de ontwikkeling is nog erg plas-tisch en biedt talrijke wegen tot verandering. Een grote rol is weggelegd is voor maatschappij en hulpverlening

10 Deze cyclus is een denkmodel, geen deterministische theorie. Er is veel kans dat de overdracht zo verloopt, maar er bestaan uitzonde-ringen die deze cyclus doorbreken. Zie Geenen & Corveleyn, 2010.11 Sroufe, 2005, p. 353.

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 9: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 9

om effecten van een eventueel moeilijke start als kind om te buigen en ervoor te zorgen dat risicofactoren zich in het verdere leven niet blijven cumuleren. Preventief inzetten op die vroege band tussen ouder en kind loont, zeker ook naar de verdere sociaal-emotionele ontwikke-ling van het kind toe. Dit alles vanuit het idee: ‘een schip moet maar een paar graden van koers veranderen en je komt in een andere haven’12.

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Greet Geenen is doctor in de klinische psychologie en psychotherapeut en zowel op vlak van onderzoek als hulpverlening al meer dan 10 jaar aan het werk met jonge kinderen en ouders die in kwetsbare omstan-digheden leven. Ze werkt in het preventief project De Eerste Stappen in Borgerhout en is als vrijwillig weten-schappelijk medewerker verbonden aan de K.U.Leuven. Daarnaast geeft ze vorming over gehechtheid en vroege ouder-kindrelaties in kwetsbare context. Ze schreef Hel-pende Handen: Gehechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen (LannooCampus, 2010) en Helpende Handen in de kinderopvang: Gehechtheid bij kwetsbare kinde-ren, ouders en kindbegeleiders (‘t lampeke, 2013) en is ex-bestuurslid van Waimh-Vlaanderen. [email protected]

REfEREnTIES

Ainsworth, M.D.S., Blehar, M., Waters, E., & Wall, S. (1978). Patterns of attachment: Assessment in the Strange Situa-tion and at home. Hillsdale: Erlbaum.

Biringen, Z. (2000). Emotional availability: Conceptuali-sation and research findings. American Journal of Ortho-psychiatry, 70, 104-114.

Cassidy, J., & Shaver, P.R. (red.) (2008). Handbook of at-tachment: Theory, research, and clinical applications (2e ed.). New York: Guilford.

Daniëls, K. & Geenen, G. (2013). Helpende handen in de kinderopvang: Gehechtheid bij kwetsbare kinderen, ouders en kindbegeleiders. Leuven: ’t Lampeke.

Fonagy, P., Gergely, G., Jurist, E., & Target, M. (2002). Affect regulation, mentalization and the development of the Self. New York: Other Press.

Fonagy, P., Steele, M., Moran, G., Steele, H., & Higitt, A.

12 Adriaan Van Dis in Vliegen & Van Lier, 2013, p. 178.

(1991). Measuring the ghost in the nursery: A summary of the main findings of the Anna Freud Centre - Univer-sity College London Parent-Child Study. Bulletin of the Anna Freud Centre, 14, 115-131.

Fonagy, P., Steele, M., Steele, H., Higitt, A., & Target, M. (1994). The Emmanuel Miller Memorial Lecture 1992. The theory and practice of resilience. Journal of Child Psycho-logy and Psychiatry and the Allied Disciplines, 35, 231-257.

Geenen, G. (2007). Intergenerationele overdracht van gehechtheid bij Belgische moeders en kinderen die in ex-treme armoede leven: Een meervoudige gevalsstudie. 3 vols. Proefschrift in de Psychologie, o.l.v. J. Corveleyn en K. Verschueren. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Zie:

Geenen, G. (2010). In het begin was er armoede: De kwetsbaarheid en ontwikkelingskansen van kinderen in armoede. Terzake, 2, 39-43.

Geenen, G. (2013). Een (h)echte band tussen ouder, kind en begeleider. Inzichten in gehechtheid en per-spectieven op verandering. In Samenspel met kleuren in de preventeive gezinsondersteuning. Concrete inzichten en handvaten tot het realiseren van gezinsempowerment voor kwetsbare gezinnen met een migrateigeschiedenis, publicatie van CGG/ groep LITP, 20-26.

Geenen, G. (2013). Continuïteit van zorgrelaties. Inbreng vanuit de gehechtheidstheorie. Tijdschrift voor Welzijns-werk, 37, 332, 27-42.

Geenen, G. & Corveleyn, J. (2010). Helpende handen: Ge-hechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen. Leuven: Lan-nooCampus.

Geenen, G. & Detavernier, B. (2011). Verteren en vertalen: Blijven mentaliseren in de context van kindermishande-ling. In S. Anthoni (red.), Hulpverlening bij kindermishan-deling. Over individuele weerbaarheid en maatschappe-lijke kwetsbaarheid (pp. 29-51). Antwerpen: Garant.Geenen, G, Van de Bruel, B., & Vanden Avenne, S. (2009). Belangrijke elementen voor de basishouding van een RTL vanuit een psychodynamische invalshoek en vanuit de ge-hechtheidstheroie. Intern document Kind en Gezin.

Grossmann, K.E., Grossmann, K., & Waters, E. (red.) (2005). Attachment from infancy to adulthood: The major longitu-dinal studies. New York: Guilford.

Main, M. & Solomon, J. (1986). Discovery of an insecure disoriented attachment pattern: Procedures, findings

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 10: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201410

and implications for the classification of behavior. In T.B. Brazelton & M.Q. Youngman (red.) Affective development in infancy (pp.95-124). Norwood, NJ: Ablex.

Meins, E. (1997). Security of attachment and the social de-velopment of cognition. Hove: Psychology Press.

Rosenblum, K.L., Dayton, C.J.,& Muzik, M. (2009). Infant social and emotional development: Emerging compe-tence in a relational context. In C.H. Zeanah (red.), Hand-book of infant mental health (3e ed., pp. 80-103). New York: Guilford.

Schmeets, M.G.J. & Verheugt-Pleiter, J.E. (red.) 2005. Af-fectregulatie bij kinderen. Assen: Van Gorcum.

Sroufe, L.A. (2005). Attachment and development: A prospective, longitudinal study from birth to adulthood. Attachment and Human Development, 7, 349-367.

Sroufe, L.A., Egeland, B., Carlson, E.A., & Collins, W.A. (2005). The development of the person: The Minnesota study of risk and adaptation from birth to adulthood. New York: Guilford.

Vliegen, N. & Van Lier, L. (2013). Spiegelingen: uit het noti-tieboekje van de therapeut. Leuven: Acco.

Vroege gehechtheidsrelatiesals sleutel tot sociaal-emotionele ontwikkeling Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 11: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 11

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorg

Ingrid Cafmeyer | psychotherapeut | Ronse

Aan de hand van het proces van behoeften uiten en in behoeften voorzien, ontwikkelt een kind een gevoel van vertrouwen. op die manier ‘hecht’ het zich aan de persoon die aan zijn ‘vragen’ tegemoet komt2. M.a.w. wanneer de behoeften voldoende bevredigd worden dan ontstaat de mogelijkheid voor een veilige hechting .zoals iedereen wellicht weet, verlangen mensen in hun leven naar: bevrediging (vs frustratie), plezier (vs pijn), zingeving (vs zinloosheid), en verbondenheid met zichzelf en de anderen (vs eenzaamheid). Maar om dit min of meer op een goede manier te kunnen bereiken is het belangrijk dat er een aantal basisbe-hoeften in de kindertijd op een voldoende manier vervuld worden. want ... zoals een jong boompje licht, zuur-stof, aarde en water nodig heeft om uit te groeien tot een sterke, rechte, gezonde boom, zo heeft een kind er ook nood aan dat zijn behoeften bevredigd worden om te kunnen evolueren tot een ‘redelijk’ tevreden en stevige persoon. pesso onderscheidt vijf basisbehoeften: plaats, voeding, steun, bescherming en begrenzing. Al deze basisbe-hoeften zijn zowel in de eerste levensjaren als in het verdere leven van wezenlijk belang. Mijn interesse om te werken rond basisbehoeften van kinderen is gegroeid enerzijds vanuit mijn jarenlange werkervaring in de Bijzondere Jeugdzorg - als therapeute en als supervisor - en anderzijds vanuit mijn werk als zelfstandige therapeute. In supervisie contacten kwamen gevoelens van onmacht, frustratie ... bij begeleiders3 regelmatig naar boven. Het werken met het gezin geeft begeleiders niet altijd de verwachte of verhoopte resul-taten waardoor ze beginnen twijfelen aan eigen kunde en inbreng. Daarom is het nodig dat hulpverleners en begeleiders zich blijven inzetten voor het kind en de jongere en dat zij er blijvend van overtuigd zijn dat zij kun-nen meehelpen aan het vervullen van de basisbehoeften ook los van de context van het gezin van oorsprong.

VERloop VAn HET pRocES VAn BASISBEHoEfTEn VolGEnS Al pESSo

Volgens Pesso en anderen wordt een persoon gevormd door zowel genetische kenmerken als door de contac-ten met andere mensen die hij of zij had in de baby– en kinderjaren. De kwaliteit van die contacten (met vader, moeder en eventueel belangrijke anderen) vormt de ba-sis van de psychische ontwikkeling.

In de ontwikkeling van baby tot volwas-sene verloopt de vervulling van een be-hoefte normaal gezien over drie stadia:• Men moet lijfelijk aan de behoefte

van de baby of het kind tegemoet komen, d.w.z. dat het kind het ant-woord op zijn verlangen lichamelijk moet ervaren. Het is dus belangrijk om dit lichamelijke en lijfelijke as-pect te benadrukken en te stimule-

ren bij kinderen die een tekort gehad hebben: op schoot zitten, samen in de zetel, knuffelen...

• Daarna kan de bevrediging van die behoefte verin-nerlijkt worden en krijgt deze een meer symbolisch karakter: bv.het kind weet dat mama terugkomt en moet niet meer voortdurend in de aanwezig-heid van mama zijn om zich veilig te voelen. Deze symbolische bevrediging is niet mogelijk wanneer

de letterlijke,lijfelijke bevrediging in een vroeger stadium niet heeft plaatsgevon-den. Het symbolisch karakter verwijst bv. naar het voelen en weet dat het een plaats heeft in het hart van de ouders of de opvoeders.• Wanneer deze beide stadia op een voldoende goede manier doorlopen zijn, dan heeft het kind geleerd dat zijn be-hoeften er mogen zijn. Als alles goed gaat, heeft men als volwas-sen persoon deze behoeften toegeëi-

gend en is men in staat om er zelf voor te zorgen dat men krijgt wat men nodig heeft.

Met betrekking tot voorgaande stadia is het ook belang-rijk te weten dat • In een ‘kind’ positie het antwoord op de behoefte

moet komen vanuit de buitenwereld. De verant-woordelijkheid en de zorg daarvoor ligt in de bui-tenwereld, dus bij de anderen (vader, moeder, etc).

• In een ‘volwassen’ positie de volwassene zelf ver-antwoordelijk is om zijn behoeften te bevredigen.

1 De Pesso – Psychotherapie is ontwikkeld door Al Pesso en Diana Boyden. Het is een individuele therapie die dikwijls gebruikt wordt in groepen en een werkwijze gericht op ervaring en inzicht. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waar beleving, woorden en interactie samengaan. Hun opvatting sluit aan bij de experiëntiële, cliënt-gerichte visie.2 ZAAL, S.(2009)Hechting, basisveiligheid, basisvertrouwen. Een handleiding voor begeleiders en behandelaars p.63 Om het lezen te vergemakkelijken wordt in het vervolg van de tekst enkel het woord begeleiders gebruikt ook als ik begeleidsters bedoel en hij ook als ik zij bedoel.

De basisbehoeften van Al pesso1 Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 12: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201412

• In een ‘ouderen’ positie het antwoord op de be-hoefte moet komen vanuit de buiten- wereld (kin-deren, familie, personeel van service-flats, verzor-gingstehuizen...).

DE BASISBEHoEfTEn VolGEnS Al pESSo

Bij een foetus in de baarmoeder worden alle basisbehoeften op een vanzelfsprekende manier be-vredigd. De kleine baby heeft een plek, er is voeding en contact, hij krijgt steun, bescherming en be-grenzing op elk willekeurig mo-ment van dag of nacht. Hier zijn behoeften en vervulling één. Pas na de geboorte ontstaat er ‘vraag’ en ‘aanbod’. Het kind heeft ande-ren nodig om die behoeften te vervullen en het moet leren dat dit niet altijd ogenblikkelijk en direct zal of kan gebeuren. Nie-mand groeit dus op in ‘ideale’ om-standigheden en dat is ook niet noodzakelijk. Het gaat niet om ideale, maar om voldoende voed-zame omstandigheden. In Pesso-termen spreekt men dan van ‘een voldoende vervulling van die basisbehoeften’. Wanneer er nu in die basiscon-tacten toch iets essentieels of ernstigs is misgegaan, dan zal dit ook zijn sporen nalaten in het volwassen leven. Volgens Al Pesso kunnen correctieve ervaringen zowel in het dagelijkse leven als in therapeutische sessies, he-lend inwerken op het ‘tekort’.

BEHOEFTE AAN PLAATS.

Betekenis Bij de vervulling van deze behoefte gaat het erom dat het kind de ervaring opdoet thuis te horen in een liefde-volle omgeving. Deze behoefte evolueert volgens drie stadia:

• Het kind ervaart lichamelijk dat het thuis hoort in een liefdevolle omgeving. Het nestelt zich, zit op schoot, ligt tussen mama en papa, etc.

• Wanneer het kind lichamelijk ervaren heeft dat het ‘een plaats’ heeft bij zijn ouders,dan zal het dit er-varen verinnerlijken nl. het kind weet dat het een plaats heeft in het hart van zijn ouders.

• Dit heeft tot gevolg dat men als volwassene het ge-voel heeft ergens bij te horen, zijn plaats te hebben tussen en bij de anderen en men ook zelf voor ‘zijn plek’ zal opkomen.

Kinderen laten ook in hun spel zien dat ze behoefte hebben aan plaats: ze bouwen kampen, spe-len verstoppertje, kruipen ergens in en uit. Ze experimenteren in hun spel met plaats zowel op ge-bied van veiligheid als op gebied van onveiligheid.

Deze behoefte heeft ook te ma-ken met de bevestiging van man - vrouw zijn, alsook met de erken-ning van de naam. Reeds van in de zwangerschap geeft men plaats aan de baby door een naam te zoeken, geboortekaartjes te ma-ken, een wiegje klaar te zetten .... Ook het geslacht van de baby wordt in deze periode dikwijls medegedeeld en is voor de ver-dere evolutie erg belangrijk.

Hoe correctief omgaan bij onvoldoende vervullingKinderen/jongeren die geplaatst zijn hebben het vaak moeilijk met het vinden van hun plaats: ze weten niet wie hun ouders zijn, zijn reeds vanaf hun geboorte op verschillende plaatsen opgevoed, reeds in verschillende instellingen beland. Soms worden ze gepest of weten niet wat doen...., ze verlangen wel naar eigen zaken maar slagen er niet in. Veel ondersteuning en hulp vanuit de begeleiding om hun plek terug te vinden is dan ook zeer belangrijk.Begeleiders kunnen positief werk verrichten door hen bv. te helpen hun kamer in te richten, een hobby te ont-wikkelen, hun plaats te behouden op school, in de voor-ziening… Met kleine kinderen kan men ‘plaats – spelle-tjes’ spelen zodat ze meer vertrouwen krijgen. Men kan samen met hen hun familiegeschiedenis of levensge-schiedenis overlopen zodat ze ook in die geschiedenis een plaats krijgen.

Bij het opvangen van signalen dat het kind geen plaats heeft, is het dus belangrijk om aandacht te hebben voor deze problematiek. Veel erkenning geven voor het feit dat ze onvoldoende ‘plaats’ gekregen hebben, kan dan deel van een helend proces zijn. 3.2. BEHOEFTE AAN ‘VOEDING’

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorgDe basisbehoeften van Al pesso Thema

Sociaal-emoTioneleonTwikkeling

Page 13: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 13

BetekenisDeze behoefte omvat de nood aan (a) voedsel om te kunnen overleven zowel materieel als geestelijk en (b) aanraking en streling. Deze behoefte evolueert volgens drie stadia: • Door voeding en streling geven we aan de baby di-

rect genot en op deze manier nodigen w e het kind uit in deze wereld. Deze interacties vormen voor het kind een basis van tevredenheid.

• Het kind krijgt door hetgeen het lijfelijk ervaart, een positieve ingesteldheid tegenover de wereld. Het kind weet en heeft ervaren dat er ‘voldoende’ is.

• Bij de volwassene is er een gevoel van tevredenheid.

Daarnaast ontstaat er door de streling, door de aanra-king a.h.w. een definiëring van het gehele oppervlak van het ‘ik’. Deze lichamelijke ervaring zal medebepalend zijn voor de eigen begrenzing(babymassage).In hun spel brengen kinderen deze behoefte tot uiting door bv. te willen slapen met een knuffel, door met pop-pen te spelen, een hond of een diertje te willen. Meisjes lopen dikwijls hand in hand, jongens rollebollen met me-kaar.Deze behoefte heeft ook te maken met zorg/verzorging, o.a. geestelijke en financiële zorg, zorg voor anderen…

Hoe correctiefomgaan bij onvoldoendevervulling

Niet alle kinderen krijgen vol-doende te eten of worden vol-doende liefdevol aangeraakt. Wanneer volwassenen in hun kindertijd niet voldoende voeding en/of streling gekre-gen hebben, dan leven deze mensen dikwijls met een de-pressieve ondertoon of met het gevoel nooit genoeg te hebben. Bij kinderen of jonge-ren waarbij de behoefte aan ‘voeding’ ontevreden bevre-digd werd of wordt, treffen we dikwijls volgende kenmerken aan: (i) schijncontact: het kind

voelt zich bij iedereen op zijn gemak, verloopt van de één naar de ander; (ii) het kind probeert altijd controle te houden over de situatie, (iii) regressie, (iv) weinig gevoel van verbondenheid, (v) gebrekkig vertrouwen in ande-ren, (vi) moeite met feestvieren.

Wanneer er geen prettige aanrakingen zijn en wanneer de keuze voor het kind beperkt wordt tussen pijnlijke aanrakingen of geen aanrakingen, dan kiest het kind voor de pijnlijke. Pijn voelen is bevredigender dan hele-maal niets voelen.

Wanneer er te weinig voeding en/of streling is geweest, is het belangrijk om dit gemis als begeleider te erken-nen in de dagdagelijkse werking. Dit doe je door in het contact met het kind zowel afstand als nabijheid in te bouwen. Het kind moet voelen dat je er bent wanneer het je nodig heeft. Echter, wanneer het contact té na-bij is, wordt het kind vaak bang gezien zijn voorgaande levenservaringen en zal het het contact misschien ver-breken. Dus is het belangrijk om geleidelijk aan het ver-trouwen van het kind te winnen en daarin consequent te zijn. Het is ook belangrijk dat het kind blijvend con-

trole heeft over zichzelf en de manier waarop het contact verloopt.

BEHOEFTE AAN STEUN

3.3.1. Betekenis Deze behoefte heeft te maken met het verlangen vastgehou-den en gedragen te worden. Ze verloopt volgens volgende stadia:

• Voor een baby is het be-langrijk om letterlijk gedragen te worden. Door gedragen te worden krijgt de baby steun onder zijn billetjes en ook steun op zijn rugje. Ook op schoot zitten geeft steun.• Dit lijfelijk gedragen worden heeft tot gevolg dat het kind een gevoel krijgt van ‘bodem’. Het kind krijgt het gevoel van stevig in zijn schoenen te staan.• Wanneer een baby/kind voldoende steun erva-ren heeft, evolueert dit bij een

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorgDe basisbehoeften van Al pesso Thema

Sociaal-emoTioneleonTwikkeling

Page 14: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201414

volwassene naar een gevoel van innerlijke zeker-heid en zelfvertrouwen.

De mate aan en de vorm van nodige steun verandert zo-als bij elke andere behoefte naargelang de leeftijd. Zo kan de steun evolueren van gedragen worden naar aan de hand lopen. Later kan er ondersteuning zijn bij het maken van huiswerk, financiële steun in de vorm van zakgeld, morele steun… Ook bij het verwerken van ver-lies en bij rouw is er steun van een volwassene nodig.

Vele spelletjes die verband houden met de zwaarte-kracht komen hier aan bod zoals springen, schomme-len, trampoline …Ook paardje rijden op de rug van… of zwemmen op de buik of rug van…op de schouders zitten van…rondstappen met hun kleine voetjes op de voeten van… zijn favoriete spelletjes.

Hoe correctief omgaan bij onvoldoendevervullingToch krijgen niet alle kinderen de steun die ze nodig heb-ben. Wanneer een kind niet voldoende gedragen wordt of wanneer het te snel op eigen voeten moet staan, dan krijgt het te weinig houvast. Het kind moet dan a.h.w. zijn eigen vader of moeder zijn en moet zich bijgevolg

aan zichzelf vasthouden.

In grote gezinnen, in instellingen… wordt ‘zelfstandig-heid’ dikwijls gezien als een prijzenswaardige eigen-schap. In die gevallen merkt of ziet men de onderlig-gende behoefte aan steun vaak niet meer. Het kind ontwikkelt dan een ‘schijnzelfstandigheid’.

Vanuit de idee dat jongeren die in een instelling verblij-ven zeer snel op eigen benen zullen moeten staan en dit met soms met weinig of geen omkadering van familie, gaat men ervan uit dat ze snel moeten leren zelfstandig te worden. Toch is het belangrijk hen voldoende te on-dersteunen bij alle stappen die moeten gezet worden. Op het gebied van steun moeten ze dikwijls een inhaal-beweging doen omdat ze deze weinig of niet ervaren hebben vb. hoe kun je hen ondersteunen in hun school-werk, in het nemen van beslissingen, in de contacten met hun gezin, in het omgaan met zakgeld...

BEHOEFTE AAN BESCHERMING

BetekenisBescherming heeft te maken met het vermijden van ge-vaar van buiten. Bescherming is als een schild waarach-ter het kind veilig is en niet gekwetst kan worden. Deze

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorgDe basisbehoeften van Al pesso Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Page 15: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 15

behoefte verloopt volgens volgende stadia:

• In de eerste plaats de pure lichamelijke bescher-ming tegen warmte, koude, overdreven prikkels, etc.

• Wanneer het kind deze bescherming lijfelijk ervaren heeft, dan ervaart het kind veiligheid zelfs wanneer de ouders niet aanwezig zijn.

• Bij een volwassene heeft dit tot gevolg dat men ook weet dat het belangrijk is zichzelf te beschermen te-gen gevaar van buitenaf.

Je beschermt een baby tegen teveel koude, warmte, geluid,… De ouder of verzorger vormt dan letterlijk een schild tussen het kind en de buitenwereld. Dit schild houdt het kwetsbare en zachte binnen en houdt het kwetsende en harde buiten. Ook wanneer een baby bang of onrustig is, geef je het bescherming door het te wiegen, zachtjes te zingen…Bij onweer bv. zoeken kinderen bescherming in bed bij papa en mama en te-genwoordig kunnen ouders ook ’s nachts in de kliniek verblijven bij opname van hun kind.

Hoe correctief omgaan bij onvoldoende vervullingHet is een algemeen gegeven dat kinderen in een home ’s avonds regelmatig uit hun bedje komen, ze zijn alleen, voelen zich bang.. Bij seksueel misbruik is de bescher-ming van het kind ver te zoeken. Wanneer dit misbruik door personen waarvan kan verondersteld worden dat juist zij voor de bescherming van het kind moeten in-staan, kan dit leiden tot totale ontreddering. Veel voor-komende klachten zijn: het gevoel van bezoedeld te zijn, verlies van zelf – controle, verwarring van de eigen identiteit, hevige angst, paniekaanvallen, eetstoornis-sen, agressie-uitbarstingen die gericht zijn ofwel naar de ander ofwel naar zichzelf. Ook hier is het belangrijk het kind erkenning te geven voor wat het meegemaakt heeft, respect te hebben voor al zijn gevoelens en het vertrouwen proberen te herstellen.

BEHOEFTE AAN BEGRENZING

BetekenisDe behoefte aan begrenzing verwijst naar het verkrijgen van controle over eigen impulsen die soms als onhan-teerbaar beleefd worden. Deze behoefte verloopt vol-gens volgende stadia:

• Nood aan het lichamelijk voelen van grenzen. Bv. als het kind over straat wil lopen, als het kind een warme kachel wil aanraken .. dan gaan we het kind tegenhouden en fysiek begrenzen. Als een kind zich driftig op de grond gooit, dan moet het kunnen er-

varen dat een volwassene dit aankan en zijn agres-sieve gevoelens kan hanteren.

• Daardoor leert het kind een onderscheid te maken tussen zichzelf en de ander en leert het niet bang te zijn van eigen driften en emoties want deze zijn hanteerbaar. Hierdoor wordt het eigen waarde–ge-voel sterker.

• Als volwassene heb je dan de ervaring opgedaan dat agressie niet leidt tot destructie, verdriet niet bodemloos is en dat seksuele gevoelens niet on-weerstaanbaar of bandeloos zijn.

De spelletjes die hier gespeeld worden, hebben te ma-ken met krachtmeting, met het zich meten aan elkaar. Sport en gezelschapsspelen zijn hier een goed voor-beeld van: waar sta ik t.o.v. de ander en waar staat de ander t.o.v. mij. Er is wedijver en de grenzen worden ver-legd. Bij verlies is er dikwijls ontgoocheling, ook dikwijls woede of agressie. Het accepteren van beperkingen ver-loopt niet altijd gemakkelijk.

Hoe correctief omgaan bij onvoldoende vervullingMen kan teveel of te weinig begrenzen. Begrenst men te-veel dan voelt het kind/jongere zich geremd, men leert niet omgaan met zijn energie. Begrenst men te weinig dan krijgt het kind/jongere het gevoel dat het almachtig is en alles aankan.

Grenzen stellen is moeilijk: stel ik mijn grenzen te strak of geef ik er te weinig? Een hulpmiddel bij het stellen van grenzen is jezelf iedere keer te bevragen of je grenzen stelt in functie van de ontwikkeling van het kind / jon-gere of in functie van eigen motieven.Bij het onnodig verbieden verzeil je heel dikwijls in een machtsstrijd met het kind of de jongere. Zich niet aan de regels houden, fysieke en verbale agressie … Elke bege-leider zal dit reeds ervaren hebben. De eigen integriteit wordt aangetast en dit kan dan ook sporen nalaten.Het is belangrijk om regelmatig de afspraken en regels te herbekijken. Soms zijn bepaalde afspraken niet meer vanzelfsprekend. Tijd nemen om met de jongeren af-spraken en regels te overlopen en uit te leggen is meest-al geen overbodige luxe.

Specifiek bij agressie (een veel voorkomende vorm van grensoverschrijdend gedrag) is het belangrijk om naast het begrenzen ervan ook te gaan kijken op welke manier het kind of jongere met agressie in contact is gekomen.

BESluIT

Het is belangrijk dat je als hulpverlener een relatie aan-gaat met de jongere die gesteund is op een correctieve

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorgDe basisbehoeften van Al pesso Thema

Sociaal-emoTioneleonTwikkeling

Page 16: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201416

ervaring en dat je zeker niet in een herhaling van ‘het oude gekwetste patroon’ terugvalt. Hierbij een aantal aandachtspunten:

• Herstellen van het vertrouwen, door contact te ma-ken.

• Respect hebben voor alle gevoelens.• Vooral bij misbruik, mishandeling… was er veel

controleverlies. Bijgevolg is het nu belangrijk om de jongere te helpen terug controle te krijgen over zichzelf. Dit kun je doen door vragen te stellen: wat hij wil/niet wil, hoe hij het ziet, veel uitleg geven over de stappen die je zou willen ondernemen… Het is heel belangrijk erop te letten geen ‘macht’ te gebruiken, zelfs al denk je dat het voor de ‘goede zaak’ is.

• Tonen dat je ziet dat hij verdrietig / boos / angstig… is, daardoor geef je de steun die hij daarvoor gemist heeft.

• Hen beschermen door veiligheid te bieden. En je kunt het veilig maken door bv. heel duidelijke in-formatie te geven: wanneer gaat een gesprek door, hoelang duurt het, wie is er aanwezig, waarover zal het gesprek gaan...

• Hen hun eigen grenzen en die van anderen leren hanteren door hen bv. te helpen zoeken naar de ele-menten die agressiviteit uitlokken, door met hen sa-men te zoeken naar alternatieve manieren om met hun agressieve gevoelens om te gaan...

Het opstellen van een genogram, het bestuderen van het levensverhaal en het uittekenen van een levenslijn, kan zeer helpend zijn bij het zoeken naar de tekortko-mingen van het kind of de jongere. Op die manier kan men soms ‘preventief’ zien welke problemen er zich in de loop van de plaatsing kunnen stellen en kan men het kind of de jongere helpen om een halt toe te roepen aan de negatieve herhaling. Daardoor kunnen er correctieve ervaringen ontstaan en op die manier ook een nieuw toekomstperspectief.

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Ingrid CafmeyerMuziekbosstraat 199600 Ronse0473/[email protected]. in de criminologie en lic. in de fam. en seks. weten-schappen.Opleidingen: client centered therapie, gezins- en relatie-

therapie, Pesso - therapie.Werkzaam als zelfstandige psychotherapeute in Ronse, freelance medewerker bij Informant en VCOK, supervi-sor van pedagische teams.

REfEREnTIES

Adriaenssens, P.,(1995). Opvoeden is een groeiproces. Tielt: Lannoo.

Adriaenssens, Smeyers, Ivens, Vanbeckevoort. (1998). In vertrouwen genomen. Tielt: Lannoo.

Adriaenssens, P.,(2010). Laat ze niet schieten. Geef de grens een plaats in het leven van jongeren. Tielt: Lannoo.

Broos, Van Dun,(1997). Hou me (niet) vast: hulpverlening en hechtingsstoornis. Leuven: Garant.

Clara, R. Met medewerking van Adriaenssens, Egger-mont, Lampo, Lenaerts, Marneffe, Michiels. (1990) Kin-dermishandeling en –verwaarlozing in Vlaanderen. Leu-ven: Acco.

Cluckers, G.,(1986) Steungevende kinderpsychotherapie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Juffer, F.,(1997). Adoptiekinderen. Opvoeding en gehecht-heid in het gezin. Amsterdam: Boom.

De Lange, G.,(1991) Hechtingsstoornissen: orthopedago-gische behandelingsstraegieën. Van Gorcum.

Kohnstamm, R.,(1980) Kleine ontwikkelingspsychologie. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Minuchin, S.,(1973) Gezinstherapie, analyse van de gezins-structuren en gezinsstructuur- therapie.

Michielsen,M., Van Mulligem, W., Hermkens, L., (red.) (1998) Leren over leven in loyaliteit. Over contextuele hulp-verlening. Leuven: Acco.

Noelinga – Van Staa, Eeland, Hulpverlening aan seksueel misbruikte kinderen en hun familie. 1989.van Hekken,S.M.J., Melse, J., (red.) (1988) Ernstig verwaar-loosd. Hulpverlening aan kinderen en hun ouders naar de ideeën van Ivan Boszormeny – Nagy. Onderwaater, A., (1986) De onverbrekelijke band tussen ouders en kinderen. Over de denkbeelden van I. Nagy en H. Stierlin. Lisse: Swets & Zeitlinger.

De basisbehoeften van Al pesso Thema Sociaal-emoTionele

onTwikkeling

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorg

Page 17: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 17

Smis, W.,(1974) Het verwaarloosde kind. Leuven: Univer-sitaire pers.

Smis, W., (1980) Gewoon en ongewoon. Deventer: Van Loghum Slaterus.

Smis, W., (1997) Tussen één en allen. Residentiële behande-ling van het moeilijk opvoedbare kind. Leuven: Garant.

Van Attekum, M., (1997) Aan den lijve: lichaamsgerichte psychotherapie volgens Pesso. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Van Haver, W. , Pesso, A.,(1990) Het gekwetste zelf. Pesso-psychotherapie als terugweg naar zichzelf. Leuven: Acco.

Van Haver, W., (1994) Notities bij training hulpverlening bij seksueel misbruik. 1994.

Van Heusden, A., Van de Eerenbeemt, E. M., Balans in be-weging. Haarlem: De Toorts.

Zaal, S.(2009)Hechting, basisveiligheid, basisvertrouwen. Een handleiding voor begeleiders enbehandelaars.

Werken met kinderen en jongeren in de bijzondere jeugdzorgDe basisbehoeften van Al pesso Thema

Sociaal-emoTioneleonTwikkeling

Page 18: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201418

De Media Train raasde door de Bijzondere JeugdzorgJo Van Hecke | Tonuso vzw | Brussel

Het nieuwe jaar is al even van start, een uitstekend moment om terug te blikken op het project Media Train. Een project dat tot stand kwam op vraag van de jeugdzorg zelf. niet een formele vraag, meer een vraag die ontstaan is door de vele mails, telefoons en gesprekken die we binnen Tonuso kregen over hoe het nu moest met al dat mediageweld in onze sector.

MEDIA TRAIn?

Tonuso coördineerde het project en deed hierbij gedurende twee jaar be-roep op de expertise van de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLIM), de Tho-mas More Hogeschool

Kempen, het Steunpunt Jeugdhulp en Jongeren-begeleiding-Informant. 24 maanden werden we gefi-nancierd door het kabinet van Minister Ingrid Lieten, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding. In de beginfase van het project wisten we dat de mediakennis niet danig groot was. Noch bij de begeleiders en noch bij de jongeren, wat heel dikwijls verkeerd geïnterpreteerd wordt door de vingervlugheid waarmee jongeren deze media con-sumeren.

Het overkoepelende doel was het sensibiliseren en vor-men van begeleiders in organisaties binnen de bijzon-dere jeugdzorg rond mediawijsheid. Begeleiders zelf leren om kritisch en bewust om te gaan met het gebruik van media en deze kennis en vaardigheden door te ge-ven aan de vele kinderen, jongeren en ouders binnen de begeleiding. Om deze vaardigheden en attitudes te meten, werd er binnen het project door de Thomas More Hogeschool een meetinstrument ontwikkeld. Bij de start van het opleidingstraject werd een nulmeting gedaan, na zes maanden werd via een tweede meting nagegaan of er sprake was van verandering of evolutie.

De gebruikte vormingspakketten werden op USB-stick aangeboden. Hierop was tal van literatuur en concrete werkmethoden terug te vinden. Daarnaast werd met alle betrokken teams ook een volledig veiligheidsplan opgemaakt. Dit allemaal in een traject van 6 maanden per organisatie. Opvolging, coaching en vragen konden steeds gesteld worden via het online platform www.e-hulpvlaanderen.be.

DE VoRMInG

De totale Media Train vor-ming werd aangeboden in twee dagen. Twee dagen met telkens zes maanden er tussenin, waardoor organisaties de tijd hadden om de geziene leerstof en een aantal ta-

ken te verwerken. De coaching online via e-hulpvlaan-deren.be maakte gebruik van een online werkgroep. Binnen deze werkgroep konden mensen in een online discussieforum vragen stellen en elkaars vragen beant-woorden. Iedereen moet van iedereen leren. Het had weinig nut om een vraag van een organisatie individu-

eel op te lossen via mail. Eén op één communicatie is voor dergelijke trajecten out. Veel op veel is in de online ken-nisdeling het motto. Online netwerking is hier een ideaal

middel voor. In totaal hebben meer dan 500 begelei-ders, staf en enkele directieleden over heel Vlaanderen de vormingen gevolgd.

Tonuso en KHLIM verzorgden de opleidingen, dit binnen de organisaties zelf. Het was voor ons interessant om te ervaren hoe ICT een plaats krijgt in de verschillende or-ganisaties.

Bij de start van de eerste vormingsdag kregen we al met een eerste vaak voorkomend probleem te maken, nl. het online krijgen van de lescomputers. Geen netwerk, geen router geïnstalleerd, wel WIFI maar niemand kende het paswoord nog, ... Dit is geen vinger naar de organisaties, maar een vaststelling dat ICT en netwerking binnen de sector binnengeslopen is als een noodzaak en dat er weinig kennis en materiaal aanwezig is om hier op een goede manier mee te kunnen omgaan. Binnen de orga-nisaties hoor je dikwijls het argument dat ICT heel wat financiële middelen en investeringen vraagt.

Geen ICT - geen praktijk, geen praktijk- geen kennis, ... En zo blijft het geen evidentie om meer ICT in het welzijns-werk binnen te loodsen. ICT wordt ook niet rechtstreeks als een win-situatie aanzien door begeleiders en staf. Aan de ene kant moeten begeleiders er mee werken, aan de andere kant werkt ICT niet zoals ze het zouden willen. Veel voorkomende feedback gaat over de gebre-ken aan de computer: de computer zit vast, hij is te traag,

ik krijg geen verbinding, ik verlies tijd, er komt niets uit de printer en ik ben hier al een half uur mee bezig, etc. Dit maakt dat ICT geen favo-

riete bezigheid is van mensen die effectief cliënten be-geleiden. Sinds de laatste jaren komt er ook het ‘sociale mediageweld’ bij. Slechts enkelingen binnen een orga-

Geen IcT - geen praktijk, geen praktijk- geen kennis, ... En zo blijft het geen evidentie om meer

IcT in het welzijnswerk binnen te loodsen.

IcT en netwerking zijn binnen de sector bin-nengeslopen is als een noodzaak, waardoor er weinig kennis en materiaal aanwezig is om hier

op een goede manier mee om te gaan.

Thema media Train

Page 19: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 19

De Media Train raasde door de Bijzondere Jeugdzorg

nisatie kennen hier iets van. De rest staat er bij en kijkt er zelfs niet naar.

Nu, Media Train zocht naar deze enkelingen binnen de verschillende organisaties. Het zijn deze mensen die uit-eindelijk de verandering binnen de organisaties zullen behartigen. In elk team zit er minstens één iemand die geen vrees heeft en al kennis heeft opgebouwd om me-diawijsheid en ICT vaardig-heden door te geven aan de collega’s en uiteindelijk naar de kinderen, jongeren en hun ouders in begelei-ding. Vorming was dus no-dig, dit op een leuke erva-rende manier. Media Train heeft dit zo goed mogelijk proberen in te vullen. Er werd op voorhand gevraagd om de vorming te volgen op pc of laptop met internet ver-binding. Dit om zelf te gaan ervaren waar er kansen en gevaren zitten, om zelf te leren hoe kritisch en bewust om te gaan met deze media. Zelf zoeken op het net, in-stellingen gaan aanpassen zodat privacy in orde is, film-pjes gebruiken in vormingen voor kinderen en jongeren, allemaal tools die we aanreikten gedurende de vormin-gen. Elke deelnemende organisatie aan Media Train werd voorzien van een cursus. Deze cursus alsook het inhoudelijk materiaal op de USB stick waren ontwikkeld specifiek voor de jeugdzorg. De stick werd ook voorzien van literatuur, presentaties en filmpjes van andere partners. Binnen het Train the Trainer traject binnen Mediatrain, gingen organisaties vervolgens zelf aan de slag met dit materiaal om aan hun eigen medewerkers vorming te geven. Deze medewerkers integreren hun opgedane er-varingen op hun beurt in de begeleiding van kinderen, jongeren en hun ouders. Op die manier creëren we een breed draagvlak overheen Vlaanderen.

De organisaties kre-gen ook de opdracht om een grondige risi-coanalyse te maken van alle mediage-bruik in de organi-saties. Hoe is het ge-steld met de privacy van profielen? Wie is er verantwoordelijk bij problemen? Hoe

weet je dat je acties veilig genoeg zijn? Is er vorming voorzien voor begeleiders en voor cliënten? Een viertal bladzijden met dergelijke vragen doen organisaties stil staan bij hun mediabeleid. Per team binnen een organi-satie worden deze vragen kritisch overlopen. Op elke vraag dient een score aangebracht te worden. Rood staat voor ‘helemaal geen afspraken’, oranje staat voor ‘een minimale afspraak maar niet iedereen kent

deze’ en groen staat voor ‘goed uitgewerkte afspra-ken die iedereen kent, waar ook iedereen achter staat en die vooral ook nageleefd worden’. Wanneer na zes maanden de risicoanalyses van de organisaties voor-namelijk groen scoren, dan

hebben we heel wat positief werk verricht.

De veiligheidsplanner/risicoanalyse fungeerde als een zelfevaluatieprogramma. Vele vragen scoorden rood of oranje. Dit is dikwijls te verklaren door de trage groei van ICT-middelen en methoden in de organisaties. Twee begeleiderscomputers gaan naar de leefgroep. De be-geleiders krijger er drie bij. Het management en de staf een laptop. Er komt een server bij voor gegevensdeling, en nog een extra pc voor de administratie, en zo ver-

der. Meer en meer materiaal wordt er bij geplugd zonder steeds opnieuw af te vragen of dit allemaal wel veilig is. Kinderen en jongeren willen internet. Draadjes worden doorgetrokken en op die manier komen ze op het net-

werk van de organisatie. Is er beveiliging? Dat weet de begeleider op dienst niet. Door deze veiligheidsplanner komen dergelijke hiaten aan de oppervlakte. Niet enkel de hardware, maar ook de vorming voor begeleiders. Is die er recent nog geweest? Vorming voor jongeren en ouders idem? Is er een paswoordbeleid, of gebruiken we allemaal hetzelfde zoals straatnaam + huisnr, of OOST en WEST als paswoord voor het verzenden van cliënt-gegevens via beveiligde MSword documenten1. Dit zijn

1 Vanuit de redactieraad Agora en in overleg met de auteur was er sprake van enkele kritische vragen omtrent de vermelde passwoorden en of het wel veilig is om deze bij wijze van voorbeeld op te nemen in dit artikel. In overleg met de auteur hebben we beslist deze passwoorden te laten staan. Dit vanuit het belang om binnen elke organisatie bewust na te denken over het passwoordbeleid, dit in functie van de bescherming van de privacy van elke cliënt. Via deze weg doen we dan ook de oproep naar de organisaties die dergelijke passwoorden gebruiken, deze dringend te wijzigen.

In elk team zit er minstens één iemand die geen vrees heeft en al kennis heeft opgebouwd om mediawijsheid en IcT vaardigheden door te

geven aan de collega’s en uiteindelijk naar de kin-deren, jongeren en hun ouders in begeleiding.

Themamedia Train

Page 20: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201420

allemaal praktijken die niet kunnen, maar stelselmatig zijn binnengeslopen binnen de sector. De meer dan 50 organisaties die meegedaan hebben aan Media Train zijn hier met hun neus op de feiten geduwd. Hopelijk heeft het ook iets in gang gezet naar de toekomst toe. Mediawijsheid moet een prioriteit zijn in onze sector. We zijn dit verschuldigd aan onze cliënten.

Aan het einde van het project kreeg de Thomas More Hogeschool de cijfers van het meetinstrument. Ver-rassend resultaat, kunnen we stellen. Elke begeleider die het instrument online invulde bij de start, werd na 6 maanden en dus na afloop van de vorming gevraagd om het instrument nogmaals in te vullen. We zagen dat het doorgeven van kennis en vaardigheden naar cliën-ten quasi nul was bij de start van het project, maar dat begeleiders hun eigen kennis toch redelijk hoog in-schatten. Eens men de vorming gevolgd had, beseften begeleiders echter dat ze op het gebied van kennis en vaardigheden in mediawijsheid nog in hun kinderschoe-nen stonden. De kennis die ze hadden opgedaan, gaven begeleiders nu wel door aan de kinderen en jongeren!

AfRonDInG En ToEkoMST

Op 18 oktober 2013 was er een afsluitende studiedag waarop de resultaten van het project werden bekend gemaakt. Hierop gaven we de boodschap mee dat me-

De Media Train raasde door de Bijzondere Jeugdzorg

diawijsheid en het belang ervan niet stopt met het einde van dit project. Mediatrain is een belangrijke stimulans geweest inzake bewustwording van verschillende or-ganisaties rond mediawijsheid. Een 50-tal organisaties

binnen bijzondere jeugdzorg hebben de vorming gevolgd. Er zijn in Vlaanderen nog zo’n 150 inrichtende machten. Dit betekent dus werk aan de

winkel om in de jeugdzorg verder te gaan met dergelijke projecten.

Het materiaal is gratis ter beschikking op www.e-hulp-vlaanderen.be en de expertise van de vijf partners van Media Train is niet verloren. Blijf gerust vragen stellen. Mediawijsheid moet blijvend in vormingspakketten zit-ten en moet een vast item zijn binnen het huidige VTO beleid.

Niet twijfelen dus, maar ga er vandaag nog mee aan de slag. Dit in het belang van al onze cliënten!

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Jo Van HeckeProjectcoördinator e-TonusoMedia [email protected]

Mediawijsheid moet een prioriteit zijn in onze sector. we zijn dit verschuldigd aan onze cliënten.

Thema media Train

Page 21: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 21

Jeugdzorg online; een roze regenwolk?De wissel zoekt zijn weg in het webSieg Pauwels | De Wissel | Leuven

De wissel is een cAno1 voorziening en past binnen de integrale jeugdzorg. In De wissel huizen een aantal afdelingen en projecten. ons aanbod is gecreëerd om op pad te gaan met gezinnen en jongeren. Meer specifiek met gezinnen en jongeren waarover de maatschappij zich ernstige zorgen maakt, vaak met lange hulpverleningstrajecten. ze dreigen tussen de mazen van het sociaal vangnet te vallen.

Binnen De wissel zijn er twee leefgroepen voor adolescente meisjes en een kleinschalig centrum waar dagbesteding wordt aangeboden. op deze plaat-sen leven adolescenten samen, die op weg zijn naar volwassenheid. Internet is een deel van dit samenleven. Het roept een heleboel vragen op: wat doen we

met computers en smartphones? wat bieden we de jongeren aan? wat kunnen de jongeren zelf ondernemen? wat met wi-fi in de leefgroep? wie zorgt voor de hardware? zitten we al in the cloud? Ben je als begeleider bevriend op facebook met de jongeren die je in begeleiding hebt? …

we hebben het traject Mediatrain gevolgd en hebben van hieruit bewuste keuzes gemaakt, dit artikel geeft een niet exhaustief overzicht.

wAAR zIJn DE JonGEREn (MEE BEzIG)?

Het is een gegeven dat jongeren online gaan of online zijn. We kunnen gerust praten en discussiëren over zin en onzin, noodzaak en verslaving, kansen en valkuilen. Er valt veel over te zeggen. Er zijn vele meningen. Maar de online wereld is een feit, en jongeren begeven zich hierin en zijn alom aanwezig. Het is er, ze zijn er, ze vor-men het.

Sinds enkele jaren is het in-ternet een plaats geworden die we mee vorm geven en die ons mee vorm geeft. Het is niet langer een bibliotheek, waar we info zoeken. We ma-ken en worden gemaakt. Er zijn vele interactieve web-sites en apps, die de gebruiker de kans geven om deze wereld mee vorm te geven. Het is een plek dat hierdoor ook van de gebruiker wordt. Als gebruiker geraak je ver-bonden en verbondenheid zorgt er dan weer voor dat het belang heeft, dat het belangrijk is.

De online wereld geeft ook vorm aan ons. Het is voor vele jongeren een bepalende factor in de vorming van het wereldbeeld, het mensbeeld, de normen. Enkele zaken die een betekenis kunnen krijgen vanuit het le-ven in verbinding met het web zijn: relaties, graag zien, kennis, verwachtingen betreffende communicatie, iets betekenen, creëren, enz. De geschiedenis leert ons dat er hier op zich niks nieuws onder de zon is. Er zijn altijd

wel externe factoren geweest die bepalend waren in de vorming van jonge mensen, en deze factoren verande-ren steeds. Iedere verandering brengt mogelijkheden en zorgen met zich mee. Zo waren de oude Grieken vast zeer bezorgd bij het ontstaan van het schrift: kin-deren gaan dommer worden omdat ze minder moeten onthouden. Gaan we nog wel spreken met elkaar als we schrijven? Stel dat mijn kind alleen nog maar wil schrij-ven of nog erger … lezen?

Het internet is er en we moe-ten ons verhouden tegen-over deze feitelijkheid. We beseffen dat ons verhouden ten aanzien van een feno-meen zoals het internet een ‘relatief’ gegeven is. Geen enkele positie is ‘correct of

waar’. Net daarom willen we binnen onze werking be-wuste keuzes maken op basis van argumenten, die er voor ons toe doen. Nadien spreken we een engagement uit om de keuzes waar te maken.

1 CANO als letterwoord staat voor Centrum voor Actieve Netwerk - en Omgevingsondersteuning. Meer info op http://www.canovlaan-deren.be/

Sociale media hebben een belangrijke plaats in de ‘sociale leefwereld’. Het is een nieuw me-dium, dat je een andere weg biedt om sociaal

te zijn. Jongeren creëren hierdoor een netwerk, bouwen relaties uit en verbinden zich.

Themamedia Train

Page 22: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201422

Dit artikel geeft een overzicht van argumenten, keuzes en engagementen die we nemen of willen nemen. Het eerste stuk gaat over de theoretische argumenten. Hoe gaan we om met dit fenomeen en welke principes stu-ren ons in ons denken? Het tweede deel gaat over een aantal concrete vertalingen van deze keuzes. Hoe om-gaan met internet, computers, Wi-Fi, smartphones en sociale netwerksites?

HoE GAAn wE oM MET HET InTERnET: nIkS nIEuwS onDER DE zon.

We gaan ervan uit dat onze visie op het online gebeuren bij de jongeren niet op andere principes gestoeld moet worden dan onze algemene uitgangspunten. We willen contextgericht, krachtgericht en samenwerkingsgericht werken. We focussen ons met andere woorden op de omgeving, de sterke kanten en we doen dit bovenal liefst samen.

CONTExTGERICHT WERKENWe willen de jongeren niet loskoppelen van de plaatsen en mensen uit hun leefwereld. Het liefst gaan we in de context aan de slag met de mensen en de betekenissen die daar leven. Internet, omgang met internet en de be-tekenis ervan is een deel van de leefwereld. Dit geldt zo-wel voor de ouders als de jongeren. We kunnen het ons niet veroorloven, hier niet mee bezig te zijn. We kloppen aan bij de virtuele huizen en relaties, net zoals we dat doen bij de gewone huizen en relaties. Een noodzake-lijk gevolg is dat het internet, de sociale media, de chat-rooms, … een rechtmatige plaats krijgen in het omgaan met de jongere en het spreken met de ouders.

KRACHTGERICHTWe vermijden een eenzijdige aandacht voor problemen en richten ons vooral op de sterke punten die aanwezig

zijn. Wij geloven sterk in de mogelijkheden die mensen hebben. Er is steeds hoop op verandering, op verbe-tering, op vooruitgang. Ook in de online wereld zijn er krachten aanwezig. Het is soms een valkuil om al onze zorgen hieromtrent op een hoop te gooien. Deze berg wordt dan zo groot dat er geen beweging meer mogelijk is. We kiezen er bewust voor om de mogelijkheden en het positieve niet te sluiten door een eventuele berg van zorgen en maatregelen. We werken eerder ontsluitend.

IN SAMEN-WERKINGWe gaan een klein stukje mee op pad met de jongeren. We zijn samen onderweg. We zijn als tochtgenoten geen neutrale gesprekspartner in deze thematiek. We vinden het onze rol om over internet, sociale media, … te spre-ken vanuit eigen betekenissen, vanuit onze ervaringen, vanuit ervaringen van andere jongeren, vanuit theoreti-sche achtergronden en vanuit zorgen die er zijn.

We willen niet zeggen wat ze moeten doen en wat niet, niet met het vingertje zwaaien. We vinden wel dat ze het recht hebben om hun beeld te toetsen, in vraag te stellen, te laten evolueren. We willen de verwondering en het stellen van de vraag als basis hanteren. Dit kan het beeld, de betekenis van de jongere verduidelijken en aan een intern onderzoek blootstellen. Het geeft de kans om hierin te groeien. Dit is het recht van iedere tie-ner. Als de keuze van de jongere zich in het samenleven manifesteert op een manier dat dit geen recht doet aan zichzelf en of de andere bewoners, dan moeten we hier mee aan de slag gaan. Het samenleven heeft voldoende wegen om dit aan de kaak te stellen, in vraag te stellen, in beweging te brengen als dat nodig is.

concRETE VERTAlInG VAn DE uITGAnGS-punTEn

INTERNET IN DE LEEFGROEP

De leefgroep heeft twee computers die vrij toeganke-lijk zijn. Daarnaast is er nog een computer die ‘gereser-veerd’ is voor huiswerk, werk zoeken, studio’s zoeken, … De computers van de leefgroep staan op een doorloop ruimte, maar niet in de leefgroep zelf. De locatie houdt het midden tussen een plaats waar er sociale controle is en een plaats waar privacy is. Het omgaan met deze computers is vast gelegd in regels en afspraken.

Regels worden door het leefgroepteam vastgelegd, af-spraken door jongeren en begeleiders samen. Beide zijn even bindend. De regels hebben betrekking op de peri-ode wanneer de computers kunnen gebruikt worden, nl. na de schooluren en tot aan het slapengaan. De afspra-

Jeugdzorg online; een roze regenwolk?De wissel zoekt zijn weg in het web Thema

media Train

Page 23: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 23

ken gaan over de manier van gebruiken, verdeling van gebruik, computerlokaal onderhoud, … Er zijn afspra-ken zoveel als nodig, maar zo weinig mogelijk.

Het gebruik maken van afspraken om het computerge-bruik te regelen, heeft het grote voordeel dat er vaak op de bewonersvergadering gesproken wordt over com-puters, het gebruik en de omgang. Gesprekken en af-spraken die gaan over de dingen die er toe doen in het samenleven. Wie zit er altijd op de computer? Kan ieder-een op de computer? Waarom eist iemand vaak de com-puter op? Waar ben je mee bezig op de computer? Wat blijft er liggen aan de computers? Het geeft gelegenhe-den om als samenwonende het gesprek aan te gaan, iets te bevragen, iets terug te koppelen en als het nodig is, afspraken te maken. Internetgebruik wordt via deze weg een sociaal gebeuren dat betekenis en regulatie krijgt vanuit het samenleven.

We willen met deze computers graag naar een ‘power-user’-systeem gaan met alle schijnbaar computer-eigen aspecten ‘in the cloud’. Graag willen we de computers zo instellen dat de jongeren de mogelijkheid hebben om zelf actief op het internet te gaan, apps of programma’s te downloaden zonder dat we dit steeds aan de it-speci-alist moeten vragen. Het kan de mogelijkheid genereren dat jongeren een weg zoeken in dit landschap en expe-rimenteren. We willen dit koppelen aan een systeem dat op regelmatige basis (2 wekelijks) de ganse computer herinstalleert en leeg maakt. Dit laatste zorgt ervoor dat het systeem zichzelf opkuist.

Er wordt in het nieuwe systeem niets langer dan twee weken bijgehouden op de harde schijf. De jongeren heb-ben dus geen opslagruimte op de computer zelf, er is geen bureaublad waar ze al-les op kunnen bijhouden.. We creëren samen met de jonge-ren een in-the-cloud-pakket, op maat van wat de jongere reeds heeft. Dit betekent dat we online toepassingen en opslagruimte creëren, zodat ze alles kunnen bijhouden zonder afhankelijk te zijn van die ene computer. Het zijn toepassingen en opslagruim-tes waar ze aan kunnen van op alle toestellen die online kunnen gaan: computer, laptop, smartphone, google-glass, … Het beperkte pakket bestaat uit een mailadres, opslagruimte voor documenten, opslagruimte voor fo-to’s en een online bureaublad.

We geven de jongeren de mogelijkheid om ‘mee’ te zijn.

Ze kunnen mobiel alles beheren en wat ze opbouwen is niet onderhevig aan eventuele onstabiele levensom-standigheden. Daarnaast geeft het ons de mogelijkheid om dingen te delen met jongeren die zinvol kunnen zijn voor de jongeren. Zo kan er bijvoorbeeld via symbaloo.com een overzicht aan interessante websites gedeeld worden met jongeren die zelfstandig willen gaan wo-nen. SMARTPHONES, LAPTOPS EN WI-FI

De jongeren hebben vaak een smartphone of een lap-top. Ze kunnen deze zelf beheren. We hebben daaren-boven gekozen om draadloos internet aan te bieden. We willen de werkelijkheid niet buiten houden. Er zijn im-mers maar weinig plekken meer waar je niet op Wi-Fi kan gaan. Omgaan met deze werkelijkheid is een leerproces en is waardevol. We sluiten de werkelijkheid niet uit, we proberen ze te ont-sluiten.

We zijn er ons zeer bewust van dat het toelaten van een medium evenveel aan-gename als zorgwekkende gevolgen kan hebben in het samenleven en of voor het individu. Dit heeft met het medium op zich niets te ma-ken, wel met het gebruik er-van.

We willen een beperkt ‘beperkend’ kader gebruiken. Een beperkend kader dat aansluit bij ons bestaand kader be-treffende gebruik van media. Draadloos internet wordt aangeboden op tijdstippen dat andere media kunnen gebruikt worden, nl. internet op pc, tv en telefoon.

De steeds veranderende inhoud, betekenis, mogelijkhe-den en de zorgen die zich opdringen, willen we samen vastpakken. Hier ontsluiten en creëren we plaatsen waar de verschillende betekenissen geëxpliciteerd kunnen

Het gebruik maken van afspraken om het computergebruik te regelen, heeft het grote

voordeel dat er vaak op de bewonersvergadering gesproken wordt over computers, het gebruik en de omgang. Internetgebruik wordt via deze weg een sociaal gebeuren dat betekenis en regulatie

krijgt vanuit het samenleven.

Jeugdzorg online; een roze regenwolk?De wissel zoekt zijn weg in het web Thema

media Train

Page 24: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201424

worden. Er ontstaat plaats en tijd waar we samen kun-nen spreken en afspreken.

Soms zal het gebruik van laptops en smartphones een probleem vormen, zoals bijvoorbeeld ‘onveilig’ internet gebruik op de kamer. Dit is een plaats waar niet direct sociale controle is. We gaan ervan uit dat het meeste ge-drag dat zich op de kamers afspeelt en het daglicht niet mag zien toch een betekenis krijgt in een groep. Er wordt over gesproken, de zorgen worden geuit, het vertaalt zich in afwezigheid of ‘anders’ gedrag, niet binnen mogen op de kamer, afwezigheid op dagactiviteiten, .... Deze sig-nalen zijn belangrijk voor bewoners en medebewoners. Het zijn signalen waar we iets mee kunnen, iets mee moeten. Het heeft een effect op het samenleven en het dwingt ons om dit op te pakken. We hebben een aantal zinvolle goedwerkende instrumenten die het ons moge-lijk maken dit op te pakken, nl. leefgroepvergaderingen, afspraken, pluimenschrift, het klachtenschrift, kleuren-gordels, posten.

TRAJECTEN OMTRENT MEDIAWIJSHEID VOOR BEGELEIDERS EN JONGEREN

Als opstart zijn we begonnen met twee trajecten die grotendeels tegelijkertijd verliepen: een traject Media Train voor een deel van de begeleidende ploeg en een traject mediawijsheid voor de groep jongeren en bege-leiders van de leefgroep. Ik geef een klein woordje uitleg

over beide trajecten.

Er is een werkgroep die het ganse beleid omtrent me-dia en internetgebruik heeft uitgewerkt. Deze werkgroep volgde integraal het traject van Media Train. Een project

van Tonuso vzw in samenwerking met de Katholieke Hogeschool Limburg, Thomas More Kempen (K-Point) en vzw Jongerenbegeleiding-Informant. Het traject biedt een leren omgaan met nieuwe media, online toe-passingen en andere apps, een nieuwe nood en tegelijk een nieuwe opdracht voor de hulpverlener.

Bijna gelijktijdig hebben we samen met vzw link-in-de-kabel een traject gelopen met de jongeren en de bege-leiders van de leefgroep. Een half jaar lang hebben we om de zes weken een ‘sessie’ georganiseerd. Deelname was vrijblijvend. Er kwamen verschillende thema’s aan bod die op een zeer boeiende manier werden gebracht, waardoor de jongeren gemotiveerd waren om aan te sluiten. Enkele voorbeelden van thema’s die de revue zijn gepasseerd betreffen tablets, smartphones, boei-ende apps, digitale voetafdruk, wifi, …

SOCIALE MEDIA

Sociale media hebben een belangrijke plaats in de ‘so-ciale leefwereld’. Het is een nieuw medium, dat je een andere weg biedt om sociaal te zijn. Jongeren creëren hierdoor een netwerk, bouwen relaties uit en verbinden zich. Het zijn niet de relaties zoals die gedefinieerd wer-den in tijden zonder sociale media, maar daarom niet per definitie minderwaardig. Het is een andere vorm van relatie. Tieners moeten kunnen zoeken, experimenteren, botsen, vallen, opstaan, groeien en genieten in deze re-laties en de zinvolheid hiervan ondervinden. Tieners hebben ook het recht om dit zoeken te doen in relatie met volwassenen rondom hen. Er is met andere woorden gesprek en bevraging nodig tussen tieners on-derling, en tussen tieners en volwassenen. Gesprek dat hen de kans geeft zich te plaatsen, keuzes te maken, te veranderen van idee of versterkt te geraken in een over-tuiging.

Jeugdzorg online; een roze regenwolk?De wissel zoekt zijn weg in het web Thema

media Train

Iedere verandering brengt mogelijkheden en zorgen met zich mee. zo waren de oude Grieken

vast zeer bezorgd bij het ontstaan van het schrift: kinderen gaan dommer worden omdat ze minder

moeten onthouden.

Page 25: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 25

De hamvraag is: wat is er nodig om een gesprek aan te gaan over sociale media? Moeten we daar aanwezig zijn? We vinden dat al de begeleiders van de Wissel moeten weten wat sociale netwerksites zijn en hoe deze functio-neren. Voor vele van de begeleiders is het reeds een deel van hun eigen leven. Voor sommige bewust niet en voor andere is er amper besef van het bestaan. Informeren over het bestaan en de vorm van deze netwerksites vin-den we een minimum. Op verschillende momenten wor-den de collega’s op de hoogte gehouden van wat er is.

Daarnaast willen we zowel als organisatie, en als bege-leiders ook deel uitmaken van deze sociale netwerksites. We hebben een pagina of een profiel voor De Wissel en de afdelingen. Binnen iedere afdeling zijn er begeleiders die een facebookprofiel hebben, waarmee ze online contact hebben met de jongeren en de gezinnen. Voor uiteenlopende redenen is hier de keuze om dit te doen met een ‘werkprofiel’ of met een persoonlijk profiel. We trekken hier geen algemene lijn. We spreken hier over als collega’s en delen de ervaringen. Dit helpt ons hierin een bewuste keuze te maken.

Door aanwezig te zijn op sociale netwerksites geraak je ook daar verbonden met de jongeren en de gezinnen. Voor sommige jongeren en ouders is dit een plaats en manier om in contact te komen met de organisatie of met de begeleiders. Ook voor jongeren die we op ande-re manieren moeilijk vast krijgen, is dit soms wel de weg. We krijgen er een taal bij om te praten en een manier om samen op pad te gaan.

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Sieg PauwelsPedagogisch coördinator De Rotonda afdeling van De Wissel

De WisselTervuursevest 1103000 Leuven016/284944

[email protected]

Jeugdzorg online; een roze regenwolk?De wissel zoekt zijn weg in het web Thema

media Train

Page 26: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201426

‘Tinternet’Een zoektocht naar methodische kansen binnen de begeleiding

Geert Van Driessen | Ter Loke | Vosselaar

pRoJEcT wEB 2.0

We nodigden Jo Van Hecke, projectcoördinator van Media Train, uit om een uiteenzetting te komen geven over het gebruik van sociale media in de jeugdhulpverle-ning. Hierdoor geïnspireerd, begon de idee voor een ei-gen project te rijpen. We vin-den het immers belangrijk om, naast een kwaliteitsvolle dagdagelijkse werking, ook tijd en ruimte vrij te maken voor nieuwe werkvormen en leerrijke ervaringen. We zijn ervan overtuigd dat dit extra energie en nieuwe impulsen geeft in het uitvoeren van onze kernopdracht.

In april 2012 beslisten we om een pro-ject op poten te zetten: WEB 2.0. Een in-terne medewerker, onder leiding van een stuurgroep, bouwde het project uit bin-nen alle afdelingen.

“Web 2.0 verwijst naar de ontwikkeling van internet tot een interactief medium, waarbij gebruikers informatie uploaden en internet niet meer uitsluitend gebruiken zo-als een televisie. … Met Web 2.0 bepalen de internetgebrui-kers mee de inhoud die op internet verschijnt en verhogen zo het interactieve karakter van het web. Iedereen kan info toevoegen. …”1

Met deze naam van het project verwijst Ter Loke naar de nieuwe (web 2.0) mogelijkheden. Doel van het project is “onderzoeken hoe we online tools bruikbaar kunnen

1 bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Web_2.0

pc’s, “slimme telefoons”, blackboard of smartschool, facebook, twitter, … lijken niet meer weg te denken uit het alledaagse. kinderen en jongeren groeien op in een sa-menleving waarin (multi)media dagelijkse kost zijn. Door de intensiteit waarmee jongeren multimedia gebruiken en sociale media inzetten om hun contacten met an-deren uit te bouwen en te onderhouden, worden ook hun gezinnen en hun bredere context meegezogen in het digitale tijdperk.

Binnen vzw Ter loke begeleiden we kinderen, jongeren en hun gezinnen met een problematische leefsituatie. wij realiseren deze opdracht via mobiele contextbege-leiding, al dan niet gekoppeld aan residentieel verblijf of dagbegeleiding. Binnen

deze verschillende begeleidingsvormen, komen ook wij voortdurend in contact met de “digitale realiteit” van onze cliënten. om op een goede manier aansluiting te blijven vinden bij de leefwereld van onze cliënten, vinden we het belangrijk om op zoek te gaan naar manieren om deze digitale realiteit te integreren in onze hulpverle-ning en begeleiding. we staan als organisatie duidelijk niet alleen in deze zoektocht. Dankzij onze deelname aan verschillende overlegorganen hoorden we over het pionierswerk in deze materie door vzw Tonuso.

maken voor onze hulpverlening en hoe we ze meer-waarde voor die hulpverlening kunnen laten bieden”.Kinderen, jongeren en hun ouders zijn steeds vaker (ac-tief ) aanwezig op sociale media en soms makkelijker

via die weg bereikbaar. Hun digitale realiteit een plek ge-ven binnen het begeleidings-traject dat we samen vorm geven, is een enorme uitda-ging. Het gaat niet enkel over ICT vaardigheden maar ook over mediabewustzijn, van

onze cliënten én van onszelf. We botsen op vragen als: Hoe kunnen we kinderen en jongeren op een veilige, verantwoorde manier leren om-

gaan met deze enorme digitale wereld? Hoe kunnen we kinderen en gezinnen weerbaar maken op het “net”? Wat zijn mogelijkheden? Maar ook: wat zijn de moeilijkheden en valkuilen? Hoe kunnen we internet en sociale me-dia betrekken in de begeleiding, als “een taal erbij”?

Vanuit deze vragen is het project WEB 2.0 ontstaan. In dit project onderzoeken we hoe we de

nieuwe (WEB 2.0) mogelijkheden bruikbaar kunnen ma-ken binnen onze hulpverlening en hoe we ze een meer-waarde voor die hulpverlening kunnen laten bieden.De doelstellingen die we met dit project willen bereiken, zijn:1. De randvoorwaarden voor gebruik van WEB 2.0

moeten duidelijk en voldaan zijn:• er is voldoende hardware• er is voldoende veiligheid • er is voldoende privacy

we legden al een hele weg af. we zijn ons er van bewust dat we, gezien de snelle ontwikkelin-gen binnen het online landschap, blijvend zullen moeten bijleren, experimenteren, bespreken, …

Thema media Train

Page 27: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 27

‘Tinternet’Een zoektocht naar methodische kansen binnen de begeleiding

2. Er is duidelijkheid over de verwachtingen van de organisatie t.a.v. haar medewerkers m.b.t. (kunnen) gebruik(en) van WEB 2.0 tools

3. Er is duidelijkheid over welke WEB 2.0 tools aanslui-ten bij de noden van de cliënt en de medewerkers

4. T.a.v. de minderjarige moet het project ons onder-steunen in het opvoeden en begeleiden van jonge-ren bij gebruik van sociale media

5. T.a.v. onze cliënten moeten de WEB 2.0 toepassin-gen zorgen voor “een taal erbij”, een bijkomende manier om in contact te komen met onze cliënten of vice versa. Dit kan zorgen voor meer laagdrempe-ligheid of toegankelijkheid.

6. Voor ons (medewerkers en organisatie) is er een “kapstok” om toekomstige (nieuwe) web 2.0 ont-wikkelingen te kunnen beoordelen i.f.v. “opbrengst” voor de werking en de begeleidingen (zinvolheid, nuttigheid)

Het project en de projectverantwoordelijke worden aan- en bijgestuurd vanuit de stuurgroep WEB 2.0. Daarnaast is er een interne werkgroep, aangestuurd door de pro-jectverantwoordelijke, met medewerkers vanuit elke af-deling van Ter Loke.

In het begin van het traject werden we ondersteund door Media Train (een project waarbij voorzieningen gratis coaching en opleiding krijgen). Het is een online platform dat mensen samenbrengt rond nieuwe media binnen de hulpverlening, en hoe jongeren te trainen in mediawijsheid om zo hun digitale competenties te ver-sterken.De werkgroep kwam in november 2012 voor een eerste keer samen i.f.v. Media Train. Gedurende een ganse dag kreeg de werkgroep, door een medewerker van Media Train, informatie over veiligheid en privacy, online hulp-verlening, mogelijkheden en valkuilen van internetge-bruik,… met een terugkomdag in september 2013. De links, bronnen, presentaties,…die we vanuit Media Train meegekregen, hielpen ons verder in ons online verhaal.

Vanuit Media Train kregen we een ‘instrument’ aange-reikt nl. de veiligheidsplanner. De veiligheidsplanner helpt ons als medewerkers stilstaan bij het belang van online veiligheid binnen onze werkomgeving, niet al-leen binnen de begeleiding van onze cliënten maar ook ten aanzien van onze eigen online identiteit. Aan de hand van deze veiligheidsplanner maakten we per afdeling een analyse over de sterktes en zwaktes in het online werken, dit op vlak van uiteenlopende items zoals afspraken en regels maken over online veiligheid

en privacy, waar kan men terecht rond online issues, wat met gebruik van toestellen, eigen mediagebruik,...Vanuit die analyse maakten we per afdeling een aantal afspraken over wat kan/mag online, bij wie kan je te-recht met vragen, waar worden online-issues genoteerd en besproken, wat als men zich niet aan de afspraken houdt,… We kunnen gerust stellen dat onze alertheid rond online werken verhoogd is.

Gaandeweg verkenden we met de werkgroep de won-dere wereld van de online tools. We zochten een aantal antwoorden op verschillende uiteenlopende vragen vanuit de afdelingen, we kregen vorming rond Face-book, en hebben vooral zelf geëxperimenteerd met een groot aantal online tools.

AAn DE SlAG In DE pRAkTIJk

In mei 2013 organiseerden we voor alle medewerkers van BJB Ter Loke een “doe-moment”. Bij het uitwerken van dit “doe-moment” kregen we ondersteuning van

Link in de Kabel (http://www.linkindekabel.be/) We gaven onze collega’s van Ter Loke informatie rond vei-ligheid en privacy op het net én we lieten ze kennismaken

met een aantal online tools. Voor de meeste medewer-kers was het een eerste, onwennige maar aangename kennismaking met die andere hulpverleningscultuur. Termen als “mediabewustzijn, Facebook, privacyinstel-lingen, cyberpesten, mijndoelenstellen,…” zijn ons niet langer onbekend.

‘Tinternet’ zal ons blijvend uitdagen in onze zoektocht naar methodische kansen binnen de

begeleiding.

Themamedia Train

Page 28: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201428

‘Tinternet’Een zoektocht naar methodische kansen binnen de begeleiding

Vanuit de evaluatie van dit vormingsmoment nemen we mee dat het voor de meeste medewerkers een positieve ervaring geweest is.

Tijdens de vakantieperiode kreeg elke afdeling de op-dracht om de aangeleerde tools uit te proberen binnen de begeleiding. Hierbij hadden we niet de verwachting dat iedereen deze tools ging gebruiken, wel dat iedereen op de hoogte was van deze ‘andere taal’, naast zoveel an-dere middelen. Nadat iedereen aan de slag gegaan was, deden we een bevraging onder de medewerkers naar hun ervaringen. Uit deze bevraging bleek dat “de taal erbij” als ‘verras-send en nieuw’ ervaren werd, een aangename manier van werken die wel enige aanpassing vraagt. Enkele tools geven cliënten de nodige tijd en houvast om ver-der na te denken. Het wordt door hen ook vaak als drem-pelverlagend ervaren. In het werken met jongeren komt vooral naar voor dat de jongeren het leuk vinden om op een digitale manier aan de slag te gaan binnen hun begeleiding. Het sluit (meer) aan bij hun leefwereld en interesses.

Enkele voorbeelden vanuit de praktijk:• ‘mijndoelenstellen’ wordt bij jongeren en ouders ge-

bruikt om samen de voorbereiding voor het evolu-tieverslag te maken.

• Bij jongeren in Contextbegeleiding i.f.v. Autonoom Wonen wordt Facebook gebruikt om afspraken te maken. Vroeger kon je mailen, smsen, bellen,…zon-der snel reactie te krijgen. Via Facebook kunnen af-spraken heel snel gemaakt worden.

• Er zijn experimenten binnen een afdeling met een algemeen account, bedoeld om bijvoorbeeld data van vergaderingen op te zetten, gezamenlijke kook-momenten, afspraken, enz. Dit is nog volop in op-bouw.

• Binnen mobiele contextbegeleiding hebben we op het einde van een begeleiding samen met de ou-ders een Symbaloo gemaakt met voor hen interes-sante, relevante websites. Zo kunnen zij in de toe-komst zelf informatie opzoeken.

• Via hetgeen begeleiders zien op het Facebook pro-fiel van de jongeren, gaan ze het gesprek aan over veilig internet, wat zet je wel/niet online,…

• Binnen mobiele contextbegeleiding hebben we Facebook gebruikt om een jongere (15j) te contac-teren waar we lange tijd geen contact mee konden maken. Er werd niet gereageerd op smsjes en/of te-lefoon. Via deze weg zijn we er opnieuw in geslaagd om face-to-face contacten op te bouwen.

• Binnen mobiele contextbegeleiding zijn we samen met een jongere (13jaar) aan de laptop gaan zitten

en hebben we gewerkt rond “mediawijsheid”• Vanuit de ouderwerking binnen de dagcentra heb-

ben we een info-avond voorzien voor de ouders rond veiligheid en privacy op het internet. Met een aantal praktische oefeningen (zoals bijvoorbeeld Google search), was het voor de ouders een aange-name avond.

• Diplomamaker, een simpele, handige, gemakkelijke tool, wordt heel vaak gebruikt binnen verblijf om op het einde van het schooljaar om iets af te geven aan de juf/meester, om talenten van jongeren in de verf te zetten, om elkaar binnen de context complimen-ten te geven,…

Enkele nadelen die we tegenkomen bij het gebruik van online tools: bij contextbegeleidingen ben je afhanke-lijk van PC en internet, het contact lijkt minder “echt”,… Daarnaast merken we dat het voor veel medewerkers nog geen automatisme is om ook aan de “online” mid-delen te denken binnen hun begeleidingen. De uitdaging waar we voor staan is om de interessante tools, weetjes en vaardigheden ook daadwerkelijk als volwaardige middelen te beschouwen én deze ook te gebruiken.

wAT BREnGT DE ToEkoMST?

In Ter Loke zijn we gebeten door de online mogelijkhe-den.

Vanuit het beleid worden een aantal zaken aangestuurd zoals een nota rond veiligheid en privacy en een nota rond gebruik van e-mailadressen en sociale media in het algemeen. Bij de uitwerking en het tot stand komen van deze nota’s wordt de werkgroep actief betrokken.

Naast de aansturing van het project en de werkgroep heeft de projectverantwoordelijke studiedagen ge-volgd om nog meer input te krijgen. Ondertussen is zij

Thema media Train

Page 29: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 29

‘Tinternet’Een zoektocht naar methodische kansen binnen de begeleiding

een opleiding ‘mediacoach’ (georganiseerd door LINC ism Bibnet, LOCUS, LINC, Jeugdwerknet en de KHLeu-ven) gestart.Daarnaast zijn we vanuit BJB Ter Loke actief betrokken bij de uitwerking van een Vlaams Actieplan Onlinehulp door de Artevelde Hogeschool in opdracht van minister Jo Vandeurzen. We namen deel aan de inputsessie en de online bevraging hieromtrent. In maart 2014 nemen we ook deel aan de feedbacksessies.

Meer dan een jaar geleden zijn we al zoekend en on-zeker begonnen aan onze reis binnen het online land-schap. We legden al een hele weg af. We zijn ons er van bewust dat we, gezien de snelle ontwikkelingen binnen het online landschap, blijvend zullen moeten bijleren, experimenteren, bespreken, … Kortom: “Tinternet” zal ons blijvend uitdagen in onze zoektocht naar methodische kansen binnen de begelei-ding.

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Geert Van Driessen, projectverantwoordelijke, 014/470210, [email protected]: Bachelor in de orthopedagogie. Meer dan 20jaar ervaring binnen BJB. Werkt als contextbegeleider binnen de thuisbegeleidingsdienst “De Stap” (Heilanders 11, 2350 Vosselaar)

Jeroen Stuyck, beleidsmedewerker, 014/470391, [email protected]: maatschappelijk werker en is werkzaam voor de 9 afdelingen van BJB ter Loke

VZW Ter Loke, Heilanders 11, 2350 Vosselaar, www.ter-loke.be

Themamedia Train

Page 30: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201430

De wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS wet)

Diederik Cops & Stefaan Pleysier | Leuvens Instituut voor Criminologie | Leuven

EEn koRTE cHRonoloGIE

DE WET VAN 1999

De GAS-wetgeving vormde eind jaren negentig het re-sultaat van een zoekproces van de toenmalige federale regering naar een instrument om ‘overlast’ op een snelle en efficiënte wijze aan te pakken. De ontdekking van overlast kan in essentie worden teruggevoerd naar de bevindingen van de eerste federale Veiligheidsmonitor in 1997, waaruit bleek dat burgers heel wat overlastfeno-menen rapporteerden die bovendien bleken samen te hangen met de beleving van onveiligheid (Devroe, 2007; 2012; Hebberecht, 2008). De Memorie van Toelichting bij die eerste GAS-wet verwijst hier expliciet naar door te stellen dat “de bezorgdheid van de bevolking zich in zeer belangrijke mate kristalliseerde rond feiten van kleine cri-minaliteit of feiten die zelfs geen misdrijven zijn, maar niet-temin als bijzonder hinderlijk ervaren worden”1. Deze be-vindingen uit de Veiligheidsmonitor brachten het thema ‘overlast’ vanuit het niets bovenaan de Belgische politie-ke agenda. Een beleidsmatig antwoord, in de vorm van een wetgevend initiatief kon met andere woorden niet uitblijven. De combinatie van de gevoelde noodzaak tot een snel optreden tegen deze vormen van publieke over-last met de ervaren ‘straffeloosheid’ van dergelijk gedrag omwille van de werklast en hoge seponeringsgraad door de parketten, ligt in essentie aan de oorsprong van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties.

1 Memorie van Toelichting bij wetsontwerp tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, 1999: 13).

In zekere zin is deze idee niet geheel nieuw of vreemd. Belgische burgemeesters zijn reeds decennia lang be-voegd voor de handhaving van de openbare rust, orde en veiligheid op het grondgebied van hun gemeente. Vanuit deze bevoegdheid kon een burgemeester via het politiereglement tegen allerhande vormen van hinder-lijk gedrag politiestraffen voorzien, al waren zij voor de effectieve bestraffing ervan afhankelijk van de vervol-ging door het Openbaar Ministerie en bestraffing door de politierechtbank.De algemene doelstelling van de wet van 13 mei 1999 op de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 10/06/1999), dient daarom te worden gekaderd “binnen de wens ook in het domein van overlast en criminali-teit een bestuurlijke afhandeling te voorzien” (Devroe, 2012:285). Door deze wet wordt het bevoegdheidsdo-mein van de burgemeester uitgebreid van ‘openbare orde’ naar ‘openbare overlast’, en ontstaat een gemeen-telijk handhavingsrecht voor de bestrijding van overlast. Deze wet is wel vernieuwend te noemen in de zin dat het lokale overheden voor het eerst de mogelijkheid geeft vormen van publieke overlast – die ze autonoom kunnen bepalen in het lokale politiereglement – zelf ad-ministratief af te handelen en te sanctioneren, zonder afhankelijk te zijn van parket en rechtbank. Welk gedrag of welke feiten als overlast konden omschreven worden, werd overigens niet verduidelijkt in de (opeenvolgende) GAS-wetten.2 Duidelijk was wel dat deze wet niet de in-

2 In een Ministeriële Omzendbrief (OOP30bis) is een (aanzet tot) definitie van overlast geformuleerd: “openbare overlast heeft betrek-king op, voornamelijk individuele, materiële gedragingen die het

InTRoDucTIE

Stellen dat de recent ingevoerde en vernieuwde GAS-wet de gemoederen (heeft) verhit, is wellicht een under-statement. In de afgelopen twee jaar gaat er bijna geen week voorbij zonder dat GAS opduikt in de media. De twee bijdragen die verderop in dit tijdschrift aan bod komen getuigen hier eveneens van. Met name de verla-ging van de leeftijdsgrens van (de eerdere) zestien jaar naar veertien jaar heeft een sterke emotionele discussie op gang gebracht tussen de pleitbezorgers van de nieuwe GAS-wet en deze verlaging aan de ene kant – veelal lokale beleidsmakers en politici – en de tegenstanders, een amalgaam van academici, jeugdwerkers en vele in-stanties en organisaties uit het maatschappelijke middenveld aan de andere kant. GAS fungeert voor sommigen als ‘wondermiddel’ in de strijd tegen overlast, terwijl anderen het veeleer als een ‘gevaar voor de democratie’ beschouwen (cops & put, 2013). De gemeentelijke administratieve sancties maken, ondanks hun ondertussen vijftienjarig bestaan (cf. infra), met name de laatste tijd sterke emoties los. Het systeem komt niet alleen meer aan bod in media en publieke opinie, de toepassing ervan door Vlaamse steden en gemeenten is in de afgelopen jaren ook exponentieel gegroeid. In deze bijdrage is het de bedoeling een beknopt overzicht te bieden van het wetgevend kader van de huidige GAS-wet. we vertrekken hierbij ten eerste vanuit de noodzaak die meer dan vijftien jaar geleden werd aange-voeld en heeft geleid tot een systeem van administratieve sancties in het kader van de aanpak van lokale over-lastproblemen. Een goed begrip van de oorsprong en bestaansredenen van de GAS-wet kan bijdragen tot een meer onderbouwde discussie. Vervolgens beschrijven we (in vogelvlucht) de evolutie die de gemeentelijke ad-ministratieve sancties in deze voorbije periode doorlopen heeft om bij de actuele wet, zoals die in het voorjaar van 2013 werd gestemd, uit te komen.

Thema gaSEen korte introductie

Page 31: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 31

tentie heeft (gehad) om de morele openbare orde door de burgemeester te laten bestraffen (Devroe, 2012: 291); enkel inbreuken tegen de materiële openbare orde zijn bijgevolg het doel van deze wet. Concreet heeft deze wet de mogelijkheid gecreëerd dat de inbreuken op het politiereglement worden vastgesteld door politie-ambtenaren. Deze vaststelling wordt overgemaakt aan de ‘sanctionerende ambtenaar’, een door de gemeente aangewezen ambtenaar die de in de wet voorziene sancties – een geldboete, het sluiten van een instelling en schorsing of intrekking van een vergunning – effec-tief kan opleggen. Tegen de sanctie kan men in beroep gaan bij de politierechtbank.

Ondanks het vernieuwende karakter van dit wetgevend dispositief en de op het eerste zicht sterke uitbreiding van de bevoegdheden van de burgemeester, bleef deze wet grotendeels dode letter. Slechts zeer weinig steden en gemeenten gingen effectief over tot de implementa-tie van de mogelijkheden die het wetgevend kader hen bood. De belangrijkste reden hiervoor was de in de prak-tijk zeer beperkte manoeuvreerruimte voor lokale over-heden: een administratieve bestraffing kon enkel indien ‘geen andere wet, decreet of ordonnantie daarin reeds had voorzien’, het principiële cumulverbod. De bestraf-fing van heel wat gedragingen die de primaire doelca-tegorie van deze wet vormden, werd echter reeds elders wettelijk geregeld, waardoor een administratieve sancti-onering niet mogelijk was. Daarnaast bleek de vaststel-lingsbevoegdheid, die exclusief toekwam aan de politie, te beperkt in de praktijk; de roep om ook andere actoren de mogelijkheid te geven vaststellingen van overlast te doen klonk daarom steeds luider.

DE REPARATIEWETTEN VAN 2004 EN 2005

Omwille van de beperkte populariteit van het GAS-in-strument en de overlap met hogere wetgeving, zijn op korte tijd enkele zogenaamde reparatiewetten inge-voerd, die in belangrijke mate tegemoet kwamen aan de beperkingen. Twee reparatiewetten werden gestemd in 2004 (resp. 07/05/2004 en 17/06/2004). Een eerste ver-nieuwing betrof de invoering van twee uitzonderingen op het cumulverbod. Zo werden enkele overtredingen (o.a. nachtlawaai, graffiti, opzettelijke beschadiging) in het strafwetboek gedepenaliseerd; indien gemeenten niet wilden dat deze feiten straffeloos bleven, dienden ze deze via het politiereglement (administratief ) strafbaar te stellen. Ook ontstond de categorie van de ‘gemengde

harmonieuze verloop van de menselijke activiteiten kunnen verstoren en de levenskwaliteit van de inwoners van een gemeente, een wijk, een straat, kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt”.

inbreuken’, gedragingen die formeel in de strafwet zijn opgenomen, maar waarvoor de wetgever eveneens in de mogelijkheid voorziet dat lokale overheden deze feiten met een administratieve sanctie kunnen beboe-ten. In dit geval krijgt de strafrechtelijke vervolging pri-oriteit: de Procureur des Konings heeft twee maanden de tijd om tot vervolging over te gaan en indien dit niet gebeurt wordt de lokale sanctionerende ambtenaar van rechtswege bevoegd om een administratieve sanctie op te leggen. Een tweede vernieuwing was de verla-ging van de leeftijdsgrens voor de toepassing van GAS naar 16 jaar. Een derde innovatie is de invoering van de bemiddeling. Deze procedure heeft als bedoeling een verzoeningspoging te organiseren, voorafgaand aan de effectieve geldboete. Dit element is echter zeer beperkt uitgewerkt in de wetgevende documenten, waardoor er een grote vaagheid blijft bestaan omtrent de wer-kelijke doelstelling ervan. Voor minderjarigen werd dit bovendien een verplicht element: zij konden (en kun-nen) geen geldboete opgelegd krijgen, zonder de mo-gelijkheid op een bemiddeling te hebben gehad. Een laatste vernieuwing was de uitbreiding van de vaststel-lende bevoegdheid: ook speciaal hiertoe aangeduide gemeentelijke ambtenaren-vaststellers kregen met deze wet de bevoegdheid inbreuken op het politiereglement vast te stellen. In 2005 (29/07/2005) volgde dan nog een bijkomende reparatiewet, waarin de vermelde gedepe-naliseerde feiten opnieuw in het strafwetboek werden opgenomen en op de lijst van gemengde inbreuken zijn geplaatst.

Het is pas na deze reparatiewetten dat de implementatie van het GAS-instrument pas echt van de grond is geko-men, zoals ook reeds uit de inleiding bleek. Sinds 2005 heeft de toepassing van de GAS-wetgeving op lokaal vlak een sterke vlucht vooruit genomen en zijn steeds meer lokale overheden overgegaan tot het gebruik van het GAS-instrument om inbreuken op het lokale politie-reglement te beteugelen. Waar in 2005 nog maar 28% van alle Vlaamse gemeenten GAS gebruikten, steeg dit snel tot 62% in 2007 en 79% in 2011. Eind 2013 heeft uiteindelijk 84% van alle gemeenten in Vlaanderen van de mogelijkheid gebruik gemaakt om lokale overlast-problemen met een administratieve sanctie te bestraf-fen (VVSG, 2013).

De laatste jaren kwamen steeds meer stemmen op om nieuwe aanpassingen aan deze wet door te voeren. De hoogte van de geldboetes, die sinds 1999 niet was aan-gepast, werd in vraag gesteld, met een pleidooi voor de verhoging van het maximumbedrag. Daarnaast waren doorheen de tijd verschillende praktijken ontstaan (zo-als het aanstellen van een intergemeentelijke of provin-

De wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS wet)Thema gaS

Page 32: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201432

ciale sanctionerend ambtenaar of het opleggen van een gemeenschapsdienst als alternatief voor een geldboe-te), die echter een wettelijke basis ontbeerden waardoor de geldigheid van de opgelegde boetes in het gedrang bleek te komen. Tot slot vroegen enkele burgemees-ters, vooral van de grote steden, een leeftijdsverlaging naar veertien jaar (en zelfs tot twaalf jaar). In het zoge-naamde ‘Vlinderakkoord’, het federale regeerakkoord van december 2011, werd dan ook een aanpassing aan de GAS-wetgeving voorzien. Meer specifiek werd een verhoging van de boetes, de invoering van de gemeen-schapsdienst en de verlaging van de leeftijd van 16 jaar naar 14 jaar aangekondigd.

DE HuIDIGE GAS-wET

Uiteindelijk werd de vernieuwde en verzelfstandigde GAS-wet op 30 mei 2013 door de plenaire federale Ka-mer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd. Sinds kort – 1 januari 2014 – is deze wet ook effectief in wer-king getreden en kunnen lokale overheden de voor-ziene aanpassingen ook in de praktijk doorvoeren. Op diverse vlakken betekent deze nieuwe wet een sterke verandering in vergelijking met het oorspronkelijke in-strument. Een eerste uitbreiding is de verlaging van de leeftijdsgrens vanaf wanneer een administratieve sanc-tie kan worden opgelegd: vanaf 1 januari is deze grens verlaagd van 16 jaar naar 14 jaar (art. 14).

Ten tweede zijn er enkele belangrijke aanpassingen gebeurd aan het bestaande sanctiearsenaal. Zo is de maximale hoogte van de boetes verhoogd van respec-tievelijk 125€ (voor minderjarigen) en 250€ (voor meer-derjarigen) naar 175€ en 350€. Ook zijn enkele ‘alter-natieve’ maatregelen voorzien: een geldboete kan nu ‘voorkomen’ worden indien de overtreder wenst deel te nemen aan een bemiddelingstraject met het herstel van de schade als doel, of een gemeenschapsdienst uitvoert van maximaal 30 uur (15 uur voor minderjarigen). Voor minderjarigen is het aanbod tot bemiddeling overigens een verplichting; het precieze doel hiervan staat echter, in tegenstelling tot voor meerderjarigen, niet expliciet in de wet omschreven. Het is via dit onduidelijke instru-ment van de verplichte bemiddeling dat lokale over-heden een breed scala aan ‘hulpverlening’ loslaten op minderjarige overlastplegers, waarbij de dreiging van de geldboete als stok achter de deur fungeert (Pleysier, 2013). Specifiek voor minderjarigen is binnen de nieuwe wet nog de procedure van ‘ouderlijke betrokkenheid’ voorzien. Dit maakt het mogelijk voor de sanctionerend ambtenaar, wanneer hij/zij tevreden is over de educa-tieve maatregelen die door de ouders van de overtreder worden voorgesteld, te beslissen geen verdere admi-

nistratieve sanctie op te leggen. Hoewel de achterlig-gende bedoeling van dit artikel - responsabilisering van de ouders – principieel positief lijkt, roept deze proce-dure heel wat fundamentele vragen op. Zo verduide-lijkt de wet niet wat precies onder ‘gepaste educatieve maatregelen’ dient verstaan te worden; de beoordeling hiervan in handen leggen van de sanctionerend ambte-naar maakt van deze persoon bovendien een soort ‘su-perman/vrouw’, die bovenop het normale takenpakket nu ook nog een pedagogisch geschoolde beoordelaar van opvoedingscapaciteiten wordt. Deze maatregelen lijken te suggereren dat GAS niet louter een adminis-tratieve afhandeling van overlast en kleine criminaliteit toelaat, maar ook een administratief-bestuurlijk alter-natief vormt voor ‘problematische opvoedingssituaties’. De subjectieve inschatting (‘tevredenheid’) van een niet daartoe opgeleide ambtenaar zet verder de deur open voor persoonsgebonden beoordelingen. Ten derde is ook de lijst van de zogenaamde ‘gemengde inbreuken’ via deze nieuwe wet (sterk) uitgebreid, voor-namelijk met overtredingen op de wegcode. Meer be-paald de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren kunnen vanaf nu ook met een administratieve sanctie door de gemeenten zelf worden bestraft.

Tot slot zijn nog diverse procedurele zaken in deze nieu-we wet formeel geregeld. Op verschillende plaatsen in Vlaanderen bestond reeds de praktijk om een sanctio-nerend ambtenaar op bovenlokaal niveau aan te stellen; met de nieuwe GAS-wet wordt voor deze praktijk ook een wettelijke basis gecreëerd. Daarnaast wordt ook de formele betrokkenheid van ouders en een advocaat tij-dens de procedure voor minderjarigen geëxpliciteerd. Bovendien worden gemeenten die de toepassing van GAS voor minderjarigen invoeren (of reeds ingevoerd hebben) verplicht een advies van de jeugdraad in te win-nen en hebben zij een informatieplicht ten aanzien van minderjarigen en hun ouders over de in de gemeente strafbaar gestelde inbreuken. Een laatste belangrijke in-novatie is de oprichting van een nationaal register met GAS-sancties. Dit maakt het mogelijk om op termijn een (beter) zicht op de GAS-praktijk te ontwikkelen.

In de marge van de nieuwe GAS-wet wordt tegelijker-tijd een nieuw en wat bijzonder artikel ingevoerd in de Nieuwe Gemeentewet, dat het zogenaamde ‘plaatsver-bod’ als reactie op openbare overlast regelt. Burgemees-ters hadden in het verleden reeds de mogelijkheid om, vanuit hun bevoegdheid rond openbare ordehandha-ving, preventief een samenscholingsverbod op te leg-gen. De opname van dit artikel in de Gemeentewet, laat burgemeesters vanaf nu ook toe repressief, dus nadat

Thema gaSDe wet op de gemeentelijke administratieve sancties - GAS wet

Page 33: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 33

bepaalde overlastgevende gedragingen werden vastge-steld, een plaatsverbod aan de dader of daders van dit gedrag op te leggen voor een periode van één maand, maximaal twee keer te verlengen. De enige beperking is dat dit plaatsverbod niet het gehele grondgebied van de gemeente kan beslaan. Dit plaatsverbod is geen ad-ministratieve sanctie en maakt geen deel uit van de GAS-wet. Deze maatregel roept enkele fundamentele vragen op die raken aan de rechtswaarborgen (zoals betrokken-heid van de ouders en aanwezigheid van een advocaat, de beroepsmogelijkheden...) die dan weer wel voorzien zijn in de GAS-wet. Evenmin is duidelijk of en hoe de bur-gemeester deze nieuwe bevoegdheid ook tegenover 14 tot 18-jarigen kan laten gelden?

BESluIT

In deze bijdrage hebben we getracht de wet op de ge-meentelijke administratieve sancties op een beknopte wijze voor te stellen. In de huidige maatschappelijke controverse rond dit instrument worden zeer fragmen-tair terechte en soms ook minder terechte argumenten in het debat gegooid. Voor velen echter is het onder-tussen niet meer zo duidelijk wat de GAS-wetgeving nu precies inhoudt. Bovendien suggereert de actuele discussie dat deze wet recent uit de lucht is komen val-len, terwijl het huidige wetgevende kader het resultaat is van een geleidelijk proces dat reeds 15 jaar geleden op gang is gekomen. We zijn daarom ingegaan op de re-denen waarom het GAS-instrument op de eerste plaats ontwikkeld is en hoe het wetgevende raamwerk tijdens deze voorbije jaren geleidelijk is aangepast en uitge-breid. We hebben ons bovendien grotendeels beperkt tot een ‘neutrale’ beschrijving van de opkomst en ont-wikkeling van de GAS-wet in de voorbije vijftien jaar; een meer diepgaande kritische evaluatie ervan is binnen de beperkte ruimte van dit artikel niet mogelijk en was bo-vendien ook niet de primaire insteek.

AuTEuRS En conTAcTGEGEVEnS

Diederik cops is als postdoctoraal onderzoeker werk-zaam op het Jeugdonderzoeksplatform (JOP). Hij is ver-bonden aan de Onderzoekslijn Jeugdcriminologie van het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) van de KU Leuven. Hij is daarnaast ook deeltijds lector aan de Sociale School Heverlee, waar hij het vak Criminologie doceert. Email: [email protected]

Stefaan pleysier is docent jeugdcriminologie en me-thoden van onderzoek aan de Faculteit Rechtsgeleerd-heid van de KU Leuven en coördineert, samen met prof.

dr. Johan Put, de Onderzoekslijn Jeugdcriminologie van het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC).Email: [email protected]

REfEREnTIES

Cops, D., Put, J. & Pleysier, S. (2012). De GAS-wetgeving als instrument voor de aanpak van overlast. Bedenkin-gen bij en suggesties voor een integraal en onderbouwd overlastbeleid. Panopticon, 33, (6), 552-563.

Cops, D. & Put, J. (2013). Editoriaal. Het G.A.S. instrument en minderjarigen. Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten, 13, (1),4-6.

Devroe, E. (2008). Overlast geregeld. De intrede van de bestuurlijke boete in de publieke ruimte. In P. Ponsaers & E. Devroe (eds.). Cahiers integrale veiligheid. Thema pu-blieke ruimte (pp. 71-112). Brussel: Politeia.

Devroe, E. (2012). A Swelling Culture of Control? De genese en toepassing van de wet op de gemeentelijke administra-tieve sancties in België. Antwerpen: Maklu.

Kinderrechtencoalitie (2011). Standpunt van de kinder-rechtencoalitie inzake gemeentelijke administratieve sanc-ties voor minderjarigen. Goedgekeurd door de algemene vergadering op 3 februari 2011.

Memorie van Toelichting bij wetsontwerp tot invoering van de gemeentelijke administratieve sancties, Belgi-sche Kamer van Volksvertegenwoordigers, gewone zit-ting 1998-1999, 3 maart 1999, 2031/1-98/99.

Omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van de wetten van 13 mei 1999 tot invoering van gemeen-telijke administratieve sancties, van 7 mei 2004 tot wijzi-ging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugd-bescherming en de nieuwe gemeentewet en van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet.

Pleysier, S. (2013). GAS als ‘sluitstuk’, GAS als ‘hefboom’. Bespreking van Devroe, E. (2012). A Swelling Culture of Control? De genese en toepassing van de wet op de ge-meentelijke administratieve sancties in België. Antwer-pen: Maklu. Cahiers Politiestudies, 4 (29), 339-344.

Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (2013). http://www.vvsg.be/veiligheid/bestuurlijke%20hand-having/gas/pages/welkomgas.aspx (geraadpleegd op 10 februari 2014).

Thema gaSDe wet op de gemeentelijke administratieve sancties- GAS wet

Page 34: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201434

Thema gaSDe ontkrachting van bemiddeling en gemeenschapsdienst

Heidi Vanheste | HCA-diensten | Vlaanderen & Brussel

De zon schijnt, de vogeltjes fluiten, het lentegevoel is in het land. Met deze positieve noot willen we deel uit-maken van een samenleving waarin we ons niet moe-ten laten leiden door angst voor repressie omwille van potentiële “overlast”. Als diensten die herstelgerichte en constructieve afhandelingsvormen (herstelbemidde-ling, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en leerproject) aanbieden in Vlaanderen en Brussel aan minderjarige delictplegers, hun slachtoffers en de con-text, delen we de onderlinge bezorgdheid omtrent de evoluties op het GAS-terrein. Er wordt gegoocheld met begrippen als bemiddeling en gemeenschapsdienst, waarbij de democratische waarden én de mensenrech-ten aan de galg worden gehangen.

Als HCA-diensten vinden we het belangrijk dat de kracht en essentie van bemiddeling kan behouden blijven: een vrijwillig communicatieproces tussen dader en slachtoffer(s), begeleid door een neutrale bemiddelaar waarbij er samen met de betrokken partijen bekeken wordt hoe het delict kan hersteld worden in de meest brede zin. We betreuren dat binnen GAS dossiers deze methodiek wordt verengt tot een zuivere schaderege-ling waarbij er van vrijwilligheid en neutraliteit geen sprake meer is. De vrijwilligheid en de neutraliteit komt in het gedrang door een gebrek aan gelijkwaardigheid tussen de betrokken partijen. Dit omdat enerzijds de gemeentelijke overheid sanctioneert en anderzijds als bemiddelaar optreedt. Deze verenging zet bemiddeling niet in het juiste daglicht.

Gemeenschapsdienst vormt net zoals bemiddeling een andere belangrijke pijler van de werking van de HCA-diensten. Via een symbolisch herstel aan de maatschap-pij werkt de jongere gedurende een aantal uur in zijn vrije tijd binnen een dienst van openbaar nut. Doorheen een pedagogisch proces worden inzichten en werkat-titudes gestimuleerd én aangeleerd. Hierbij vormt de samenwerking met de werkplaatsen en de begeleiding door professionals vanuit onze diensten een cruciale meerwaarde. Door deze werkwijze een plaats te geven binnen de GAS-wetgeving maken we ons zorgen om-trent het teniet doen van de kracht van de gemeen-schapsdienst. Temeer daar gemeenschapsdienst enkel een sanctionerende connotatie krijgt en het net zo be-langrijk pedagogisch traject met de jongere aan kracht inboet.

Door de GAS wetgeving worden alle burgers getroffen waarbij mogelijks de maatschappelijk kwetsbaren nog meer de negatieve gevolgen zullen ervaren. Als HCA-diensten vinden we het belangrijk dat jongeren kunnen opgroeien in een samenleving waar ze het recht hebben

om jong te zijn. Jongeren moeten uit de ban kunnen springen en dit zonder angst.

Binnen een democratische rechtsstaat is het noodza-kelijk dat de volgende principes hoog in het vaandel worden gedragen: scheiding der machten, recht op bijstand, rechtszekerheid, respect voor het vermoeden van onschuld, rechtsgelijkheid. Het is de rol van een on-afhankelijke rechter om ons als burgers onpartijdig op onze verantwoordelijkheden aan te spreken. Het is niet de bevoegdheid van een sanctionerend ambtenaar om dit te doen. We betreuren dat deze fundamenten met de voeten getreden worden en dat het toch allemaal niet zo belangrijk blijkt te zijn. Waarvoor hebben we al die jaren geijverd?

Wij zijn dan ook geen voorstander om te bemiddelen of gemeenschapsdienst te begeleiden in het kader van de GAS-wetgeving omdat onze fundamenten teniet wor-den gedaan. Dit ondanks de druk die we soms voelen. We kiezen er wel voor om een open, constructieve dia-loog aan te gaan met onze samenwerkende partners.Als diensten moeten we ook onze verantwoordelijkheid dragen door kritisch een aantal ontwikkelingen in vraag te stellen. Op deze manier komen we op voor onze jon-geren en trekken we aan de alarmbel. We doen dit niet alleen, ook héél wat andere middenveldorganisaties la-ten ten gepaste tijden van zich horen. We blijven hopen dat politici, gemeentebesturen, beleidsmakers, … zullen inzien dat de GAS-wetgeving geen goede zaak is.We blijven vechten voor onze doelgroep, de democrati-sche rechtsstaat en de mensenrechten.

AuTEuRS En conTAcTGEGEVEnS

Heidi Vanheste: directie HCA Oost-VlaanderenDok Noord 4, hal 25, 9000 Gent0499/52.93.55www.hca-ovl.beGeschreven in naam van alle verantwoordelijken van de HCA diensten.

binnen de GAS

Page 35: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 35

Thema gaSJongeren en GAS

Lander Piccart | Vlaamse Jeugdraad | Brussel

Op 3 april 2013 adviseerde de Vlaamse Jeugd-raad de federale regering inzake de Gemeen-telijke Administratieve Sancties. Wat volgde was een ongezien protest van onze organisa-tie en 212 anderen die maar al te graag dui-delijk maakten dat deze wet veel te ingrijpend was om zonder discussie doorgevoerd te worden. We protesteerden toen tegen de willekeur, de leeftijdsver-laging, de mogelijke scheiding der machten en enkele tientallen andere redenen. We protesteerden voor het recht op jong zijn, en dat doen we nog steeds.

Gevraagd naar wat we als belangrijkste element naar voor schuiven, moeten we antwoorden: de evaluatie van de huidige wetgeving. Niet alleen bestaat er geen on-derzoek naar de doeltreffendheid van het GAS-systeem in ons land, ook de toetsing aan hogere rechtsregels is (onvolledig) gebeurd. De Kinderrechtencoalitie (lid van de Vlaamse Jeugdraad) laat op dit moment deze nieuwe GAS-wet toetsen aan het Verdrag van de Rechten van het Kind. Omdat we vinden dat zo’n vergaande uitbrei-ding van de leeftijd, die toetsing verdient. Deze regering koos ervoor om dat niet te doen, het is aan organisaties als de onze om dat wel te verwachten. De Liga voor Men-senrechten doet trouwens net hetzelfde voor mensen-rechten. Een uitspraak wordt spijtig genoeg niet voor de verkiezingen verwacht.

We focussen onze bijdrage verder graag op de plaats van minderjarigen in dit systeem. De nieuwe ronde verbeteringen van bevoegd Minister Milquet voorziet in een leeftijdsverlaging tot 14 jaar. En alleen daardoor, besluiten we dat GAS-sancties wel degelijk gericht zijn op jongeren. Niet alleen jongeren waarvoor we “een stok achter de deur”1 moeten hebben, maar ook jongeren die hoegenaamd niet als crimineel kunnen omschreven worden. Jongeren die manifestaties organiseren, han-gen en skaten in de openbare ruimte, flyers uitdelen voor hun tentoonstelling of feestjes plannen. Ook zij krijgen plots te maken met boetes die hun gedrag als crimineel bestempelen. Het voorspelde net-widening ef-fect is een feit. Zaken die we nooit dachten te moeten bestraffen, worden bestraft, louter omdat het kan.

Is dat überhaupt in België mogelijk, om minderjarigen hier in dit systeem te betrekken? Het antwoord vinden we in het veranderde kindbeeld die we in onze samen-leving zien. Omdat we er tot voor kort van overtuigd waren dat een kind kan falen, dat een jongere een ‘onaf’ persoon is, bedachten onze politieke vertegenwoordi-

1 Het stok achter de deur principe werd dikwijls aangehaald door politici Patrick Janssens en Daniel Termont, die voorstaander waren van een uitbreiding naar 12 jaar.

gers het jeugdbeschermingsrecht. Het uit-gangspunt dat een kind geen misdrijven kan plegen (enkel een als misdrijf omschreven feit), nemen we graag als voorbeeld. Binnen de GAS-wetgeving wordt aan dit principe voorbij gegaan. Jongeren plegen dezelfde

inbreuken als volwassenen, en krijgen dezelfde sanctie omdat ze eenzelfde misdrijf pleegden. De jongere krijgt de mogelijkheid niet ‘to mature out’, en kattekwaad wordt plots een maatschappelijk probleem. Zo wordt er voorbijgegaan aan iets wat al jaren in ons rechtssysteem ingebakken zit. Kinderen zijn geen volwassenen, en die-nen dus op een andere manier behandeld te worden.

Krijgen jongeren nu niet meer rechtsgaranties binnen de GAS-wetgeving dan voorheen? Je hebt de ouderlijke betrokkenheid, de gratis advocaat, de verplichte bemid-deling en de beroepsprocedure bij de jeugdrechtbank. Nee, spijtig genoeg zijn de meeste van deze rechtswaar-borgen in de praktijk niet datgene wat ze beogen. De ouderlijke betrokkenheid, vertrekt vanuit het oogpunt van de ouders. Het wil ouders preventief inschakelen om hun kinderen te straffen. Dit zegt hoegenaamd niets over de plaats van jongerenrechten in dit verhaal. De bemiddeling is vandaag verder niets meer dan het aan-bieden van een alternatieve werkstraf. Zo’n alternatieve sanctie kan leerrijk zijn en voor beleidsmakers een pak interessanter dan een boete, maar het blijft een sanctie en geen bemiddeling. Een bemiddeling vraagt tijd en vrijwilligheid2, en dat biedt het huidige GAS-systeem niet. Van echt bemiddelen tussen partijen kan men ook niet spreken als enkel slachtoffer (dikwijls gemeente of stad) kan beslissen of een bemiddeling geslaagd is.

Het aanbieden van een gratis advocaat en de mogelijk-heid om in beroep te gaan bij een jeugdrechtbank3, zijn nodig, maar ongekend. De vraag is of een overheid deze communicatie afstemt op minderjarigen, die –gecon-fronteerd met een sanctie- wel net iets meer duidelijk-heid verdienen. Nieuwe wetten vragen een duidelijke omkadering, zeker wanneer het jongeren betreft. We wijzen daarom steden en gemeenten maar al te graag op hun communicatie- en informatieplicht. Niet alleen slagen ze er op dit moment niet in jongeren te informe-ren over wat overlast is, en wat niet4. Ze communiceren de procedure van een GAS-sanctie en de bijhorende rechten niet helder naar jongeren, wat de positie van

2 Zie: “Een reus op lemen voeten: GAS voor minderjarigen”. ROM (M.) et al.3 Blijft wel de vraag of de maatregelen die een jeugdrechtbank ter beschikking heeft niet veel te zwaar zijn voor een GAS-overtreding4 De vraag blijft of zoiets wel kan. Is overlast geen subjectief gebeu-ren gedefinieerd door elk individu?

Een vraag naar duidelijkheid.

Page 36: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201436

minderjarigen ondermijnt. De Raad van Europa formu-leerde richtlijnen5 over kindvriendelijke rechtssystemen binnen hun lidstaten. We lezen: “Kinderen moeten geïn-formeerd worden over hun rechten, hebben gratis toegang tot een advocaat, mogen hun mening uiten en verdienen een duidelijke uitleg over welke beslissingen er over hen worden genomen…”. De Vlaamse Jeugdraad vraagt dan ook dat deze richtlijnen ook worden toegepast in het GAS-systeem, omdat het net hetzelfde wil doen als an-dere rechtssystemen: overtredingen bestraffen.

Dan komen we meteen bij het andere heikele punt van heel het GAS-systeem. Indien een wetgever het mogelijk maakt om jongeren te laten bestraffen door een lokale overheid - al dan niet terecht - verwachten jongeren wel dezelfde garantie die ze in het ‘normale’ rechtssysteem ook krijgen. Een onafhankelijke rechter die jongeren op maat benadert. Die wettelijk geregelde straffen of bege-leidingen kan opleggen. Die ingrijpt wanneer het over criminele feiten gaat en die de onduidelijkheid uit ‘het plegen van overlast’ haalt. Een rechtbank die onder con-trole en toezicht staat, waarin jurisprudentie bestaat en waar professionele jongerenwerkers en hulpverleners klaar staan om de jongere en de rechtbank bij te staan. Daarom blijven we vragen; indien de overtredingen van criminele aard zijn, is het beter om het bestaande jeugd-rechtssysteem te gebruiken en dit te versterken. Indien overlast plegen crimineel wordt (diefstal, vandalisme, grafschennis, illegale graffiti, slagen en verwondingen, strijden in Syrië, bvb) geven we dan niet best de rechter de kans om deze jongere op het rechte pad te krijgen, in plaats van steden en gemeenten? In de hele discussie voor GAS klinkt de schreeuw naar duidelijkheid nog het hardst. Jongeren weten heus wel wat strafbaar is en niet. En indien ze die feiten plegen, is een duidelijke straf een geoorloofd en aanvaardbaar gevolg. Maar die duidelijk-heid hebben jongeren binnen het GAS-systeem niet. Het is de wetgever die er nu een soepje van maakt.

Een klein lichtpuntje in de nieuwe wetgeving is de ver-plichte adviesvraag aan lokale jeugdraden. Vanaf januari 2014 is het verplicht voor lokale besturen om jongeren te betrekken bij de opmaak van de GAS-wetgeving. En dit altijd wanneer een gemeente beslist om GAS-boetes voor minderjarigen in te zetten6. Ongeacht of ze dit voor 2014 ook al deden. Spijtig genoeg blijven de meeste ge-meenten doof voor deze verplichting. Het is wachten tot de eerste minderjarige een ongeldige sanctie krijgt, om-dat er geen adviesvraag aan de lokale jeugdraad werd voorgelegd.

5 COUNCIL OF EUROPE, (2010) Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on child friendly justice. https://wcd.coe.int6 Art 4 § 5 van de GAS-wet

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Lander PiccartVoorzitter Vlaamse [email protected] 251000 Brussel

REfEREnTIES

COUNCIL OF EUROPE, (2010), Guidelines of the Commit-tee of Ministers of the Council of Europe on child friendly justice. Te raadplegen op: https://wcd.coe.int

JANSSENS, P. (2012), Geen stok, maar stok achter de deur. Opinie De Morgen, 24-01-2012, te raadplegen op: http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1384298/2012/01/24/Geen-stok-maar-een-stok-achter-de-deur.dhtml

VLAAMSE JEUGDRAAD (2012), Advies Gemeentelijke Administratieve Sancties (1) van 4 april 2012, te raadple-gen op: http://vlaamsejeugdraad.be/sites/default/files/advies/1204_advies_gemeentelijke_administratieve_sancties.pdf

VLAAMSE JEUGDRAAD (2013), Advies Gemeentelijke Administratieve Sancties (2) van 3 april 2013, te raad-plegen op: http://vlaamsejeugdraad.be/sites/default/files/advies/1303_advies_op_het_wetsontwerp_betref-fende_de_gemeentelijke_administratieve_sancties.pdf

ROM (M.), VANOBBERGEN (B.), COENE (E.) en VAN CEULE-BROECK (N.), Een reus op lemen voeten: GAS voor min-derjarigen in Jeugdwerk en Sociale uitsluiting, COUSSEE (F.) en BRADT (L.), 2012, Acco, 61-72

SCHRAM (F.) en LIEVENS (J.), 2013 Gemeentelijke admi-nistratieve sancties, een antwoord op overlast?, 2013, VandenBroele, 218 p.

Jongeren en GAS

Page 37: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 37

Ik maakte voor mijn pleegbroer een plaatsje in mijn leven…Jolien Roose, Lien Devlaminck, Eline Deweerdt, Sarina Popelier, Hannelore Ryckeboer, Kjenta Saelens, Kim De Jae-gere, Debbie Debakker en Melany Vauthier | KATHO IPSOC | Kortrijk

Eigen kinderen van pleegouders komen vaak te weinig aan bod binnen het proces van de pleegplaatsing. Toch zijn ze enorm belangrijk voor het slagen van de periode van de pleegplaatsing. Daarom werden er verschil-lende methodieken ontwikkeld om de eigen kinderen meer te betrekken tijdens dit proces.

wIE zIJn wE En wAT IS onS DoEl

Wij zijn negen laatstejaarsstudenten bachelor in de Or-thopedagogie van Katho Kortrijk. Om onze opleiding af te sluiten, kregen wij de opdracht om een afstudeer-project uit te werken. Deze opdracht kregen wij uit het werkveld, meer bepaald vanuit Opvang vzw te Heule. Dit is een pleegzorgdienst die een bijdrage wil leveren aan het welzijn van kinderen en jongeren in probleem-situaties. Men begeleidt de tijdelijke opname van kinde-ren en jongeren in een pleeggezin. Opvang vzw gaf aan dat eigen kinderen van pleegouders vaak een doelgroep zijn, waarnaar meer (systematische) aandacht zou mo-gen gaan binnen de pleegzorg. Daarom kregen wij de opdracht om een onderzoek te voeren naar de beleving van eigen kinderen binnen een pleeggezin. Het was ons doel om de beleving van deze groep na te gaan en zo methodieken te ontwikkelen om deze kinderen meer te betrekken tijdens het pleegproces.

Om deze beleving na te gaan, organiseerden we een ac-tiviteitennamiddag voor zowel pleegkinderen als eigen kinderen. Via tal van spelletjes en gesprekken, peilden we naar hun gevoelens en beleving. Daarnaast wilden we de eigen kinderen via deze weg bedanken voor hun dagelijkse inzet en hulp binnen het gezin.

METHoDIEkEn

We deden vooreerst een uitgebreide literatuurstudie om na te gaan welke informatie er al bestond rond de bele-ving van de eigen kinderen binnen een pleeggezin. Uit deze literatuurstudie bleek dat kinderen vaak te weinig op de hoogte zijn van wat pleegzorg precies is. Toch is het belangrijk dat deze kinderen een correct beeld krij-gen van het hele gebeuren rond pleegzorg. De kinderen hebben een eigen voorstelling en vaak is deze niet cor-rect. Er is ook veel verwarring tussen pleegzorg en adop-tie. En het komt wel eens voor dat het moeilijk is voor de kinderen om op vragen van bijvoorbeeld leeftijdsge-nootjes over het pleegkind te antwoorden.

De kinderen hebben een vraag naar informatie over wat pleegzorg nu precies is, de voor- en nadelen van pleeg-zorg, de situatie en geschiedenis van het pleegkind, over wat jeugdrecht is en welke instanties er bij betrokken zijn, welke maatregelen de jeugdrechter allemaal kan nemen, over de Dienst Pleegzorg en de pleegzorgbege-leider.

Het geven van informatie is heel belangrijk omdat dit voor een gevoel van veiligheid kan zorgen. De voorbe-reidende fase is daarom heel belangrijk, deze bepaalt immers het verloop van de periode van de pleegplaat-sing.

We merkten ook enkele zaken die beter kunnen in de voorbereiding van eigen kinderen. Zo is het bijvoor-beeld belangrijk om rekening te houden met de leeftijd van de eigen kinderen en de pleegkinderen. Het is bijna noodzakelijk om een leeftijdsverschil te hanteren, zodat er minder problemen omtrent de positie van het kind ontstaan in het gezin. De pleegouders krijgen een info-avond over pleegzorg. Hierin wordt duidelijk hoe pleeg-zorg te werk gaat. Misschien is het wel een idee om een info-avond te organiseren voor de eigen kinderen bin-nen het gezin. Ook zijn eigen kinderen vaak niet aanwe-zig tijdens de gesprekken met de pleegzorgdienst. Het kan interessant zijn om deze kinderen te betrekken in deze gesprekken zodat ook zij op de hoogte zijn van wat er allemaal te gebeuren staat.

Verder hebben we via internationale literatuur ook een blik geworpen op het buitenland. In Engeland is er het Integrated Services Programme (ISP) die verschillende activiteiten voor eigen kinderen van pleeggezinnen voorziet. Dit biedt de kinderen op een speelse manier de kans om meer te weten te komen over pleegzorg en om samen te komen met andere eigen kinderen uit pleeggezinnen. In oktober wordt er ook extra aandacht besteed aan eigen kinderen van pleeggezinnen. Zo kun-

Page 38: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201438

Ik maakte voor mijn pleegbroer een plaatsje in mijn leven…Jolien Roose, Lien Devlaminck, Eline Deweerdt, Sarina Popelier, Hannelore Ryckeboer, Kjenta Saelens, Kim De Jaegere, Debbie Debakker en Melany Vauthier | KATHO IPSOC | Kortrijk

nen ouders hun kinderen via ‘Kids who foster’ nomine-ren voor een certificaat.In Nederland zijn er KIP-groepen (eigen Kinderen In Pleeggezinnen). Deze groepen organiseren KIP-dagen waar er allerlei activiteiten georganiseerd worden en de eigen kinderen zo de kans krijgen om andere eigen kin-deren van pleeggezinnen te ontmoeten.Ook in Schotland is er een leuk initiatief gevonden, nl. de ‘Fosterline’ deze geeft info en advies over verschillende thema’s.

Doordat we merkten dat er toch nog enkele zaken ver-beterd konden worden bij ons in Vlaanderen, besloten we een methodiek te ontwikkelen waarmee we de kin-deren meer inzicht laten krijgen in het pleegzorgproces. Het was belangrijk dat de methodiek niet veel tijd in be-slag neemt en gemakkelijk te hanteren is door ouders of begeleiders. Op deze manier willen we ervoor zorgen dat het niet te langdradig wordt en dat de methodiek bijvoorbeeld ook tijdens een huisbezoek kan gebruikt worden.

Rond het thema ‘wat is pleegzorg’ ontwikkelden we twee methodieken. Voor de allerkleinsten hebben we gezorgd voor een DVD. Dit is een korte tekenfilm over Anna, die naar een pleeggezin moet. Hierin komen veel zaken aan bod, zoals het delen van speelgoed, de eerste kennismaking, het missen van de ouders,… Het filmpje werd gemaakt door Rubicon jeugdzorg. Dit is een jeugd-zorgaanbieder in Noord en Midden Limburg te Neder-land. We zorgden voor enkele Dvd’s zodat deze kunnen uitgeleend worden door Opvang vzw.

Voor de kinderen vanaf zes jaar ontwikkelden we een dominospel. Hier moeten de termen met de juiste uit-leg verbonden worden. Op deze manier krijgt het kind

informatie over de verschillende aspecten van pleeg-zorg, zoals ‘Wat is een pleeggezin?’, ‘Wat is GOP (Gezins-ondersteunende Pleegzorg)?’, ‘Wat is netwerkpleegzorg en bestandspleegzorg?’, ‘Wat doet de jeugdrechter? De kaartjes werden met velcro bevestigd aan de houten dominoblokjes zodat de termen die niet van toepassing zijn bij een gezin eruit kunnen gehaald worden en ver-vangen kunnen worden door andere termen. Wanneer de Integrale Jeugdhulp zijn ingang vindt, zullen ook termen moeten veranderd of vervangen worden, dit is dankzij de velcro makkelijk aan te passen. Er kan natuur-lijk ook gecontroleerd worden of de uitleg en de term wel echt bij elkaar horen. Hiervoor hebben we aan de ommezijde van de kaartjes gekleurde bolletjes gekleefd. Wanneer deze gekleurde bolletjes bij beide kaartjes het-zelfde zijn, is de combinatie correct.

Aanvullend stelden we nog een literatuurlijst samen met boeken over pleegzorg. Deze lijst is opgedeeld in drie leeftijdscategorieën, namelijk kleuters, lagere schoolkin-deren en jongeren. Dit zijn boeken, aangepast aan de leeftijd, over pleegzorg. Daarnaast hebben we ook nog de aanvullende categorie ‘brochures’.

Als tweede thema hebben we rond ‘delen’ gewerkt. Uit de literatuurstudie blijkt dat de eigen kinderen vaak moeite hebben om de aandacht van hun ouders te de-len met de pleegkinderen. Op basis van dit inzicht ont-wikkelden we een spel om het thema ‘delen van ouders’ bespreekbaar te maken. Dit spel kreeg de naam ‘Pleeg-express’. Het spelbord is in drie delen onderverdeeld: een deel over het verleden, het heden en de toekomst. Tijdens het spel worden allerlei vragen gesteld, aan zo-wel de pleegouders als hun eigen kinderen, over deze drie fasen. Beiden komen ook leuke weetjes te weten die aansluiten bij het thema ‘delen’.

Page 39: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 39

Als laatste komt het thema ‘afscheid’ aan bod. Na enkele weken, maanden, jaren… moet er afscheid genomen worden van het pleegkind. Veel eigen kinderen ervaren dit als moeilijk.

We creëerden een doe-map die tal van leuke activiteiten en verhaaltjes aanbiedt. Zo kunnen de kinderen allerlei foto’s in kadertjes kleven, een troostboom maken... Ze kunnen zelfs stripverhaaltjes rond pleegzorg lezen. Zo-wel ouders als begeleiders kunnen het kind tijdens deze activiteiten ondersteunen en hulp bieden.

EEn VERGETEn GRoEp

De rol van de eigen kinderen en hun inzet tijdens de pleegplaatsing mag zeker niet onderschat worden. Er wordt immers veel flexibiliteit van hen verwacht. Wij hopen met deze methodieken, rond ‘wat is pleegzorg’, ‘delen van ouders’ en ‘afscheid’, de eigen kinderen meer onder de aandacht te brengen, aangezien deze groep vaak vergeten wordt.

AuTEuRS En conTAcTGEGEVEnS De Jaegere Kim, Debakker Debbie, Devlaminck Lien, De-weerdt Eline, Popelier Sarina, Roose Jolien, Ryckeboer Hannelore, Saelens Kjenta & Vauthier Melany. Laatste-jaarsstudenten bachelor in de Orthopedagogie. Vier-straete Heidi, begeleidende docente. Katho Ipsoc Kor-trijk. [email protected] In opdracht van opvang VZW. Izegemsestraat 412. 8501 Heule. Tel. 056.22 52 85.

Ik maakte voor mijn pleegbroer een plaatsje in mijn leven…

Page 40: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201440

Ambities hebben voor onze gasten ? Is het gepermitteerd ?Sébastien Vernieuwe | vzw De Patio -Dagcentrum De Schoor | Brugge

We mogen: ‘de lat niet te hoog leggen’, niet verwarren met: ‘de lat weghalen’.

Ik denk dat mijn collega’s het ondertussen al beu ge-hoord moeten zijn: “Ons belangrijkste instrument als be-geleider, is de mens in de begeleider”.Het werken aan je vaardigheden en competenties als begeleider is ook bouwen aan jezelf als mens en omge-keerd, is de groei die je als mens meemaakt niet los te koppelen van je ontwikkelingen als hulpverlener.

Ik heb altijd een zwak gehad voor de filosofie van Le-vinas, waarbij het ‘ik’, de Ander en de tussenmenseli jke relatie een grote rol spelen in onze exis-tentiële zingeving. Naast de stelling dat

de zorg voor de Ander essentieel is, maakt de Ander ver-antwoordelijkheid geven een intrinsiek deel uit van die zorg. Het was één van mijn ‘aha-erlebnissen’, nauw aansluitend bij het lezen van het werk van Martin Seligman. Selig-man, die tegenwoordig door het leven gaat als één van de goeroes van de positieve psychologie (ik raad jullie zijn Ted-talk aan), raakte mij oorspronkelijk vooral toen ik zijn theorie van de ‘aangeleerde hulpeloosheid’ las. Het

parallelle tussen de twee zit hem juist in het evenwicht dat moet gevonden worden tussen de, te vaak, paradoxale hulpverleningshan-delingen: zorg ge-ven en verantwoor-delijkheid geven.

Deze ‘cirque du soleil’-achtige koorddans-act heb ik al-tijd moeilijk gevonden en ik was dan ook dankbaar toen ik het oplossingsgerichte werken ontdekte. De filosofie achter het oplossingsgerichte bood mij namelijk een zeer degelijk touw om op te balanceren, een missing-link element tussen zorg geven en verantwoordelijkheid geven, namelijk: vertrouwen.

Nu moeten we dat natuurlijk niet overroepen, een touw blijft maar een touw, en hoe degelijk ook, zonder goede aanknooppunten ben je er niet veel mee. Ik heb ook al geleerd dat een degelijk touw sterk kan wankelen en

soms te strak of juist te slap gespannen kan zijn.Bij mij wordt de mens in de begeleider de laatste tijd meer en meer geconfronteerd met dit gegeven en het is een boeiende zoektocht om te zien hoe begeleider en mens van elkaar kunnen leren.

De mens in de begeleider heeft namelijk twee zonen, waarvan de oudste de prachtige leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt…. Inderdaad, zo ongeveer de leeftijd waar-op sommige van de jongeren in het dagcentrum bij ons beginnen. Het is grappig om te zien hoe de schoolcur-sussen van sommige gasten in het centrum krek hetzelf-de zijn als de cursussen die mij een uur later op wachten als ik thuiskom en zoonlief nog wat help bij zijn huis-werk. Vaker dan tevoren, kijk ik naar onze begeleiding en vraag ik mij af wat ik van een dagcentrum zou verwach-ten mocht ons gezin of mijn zoon er ooit behoefte aan hebben. Dit lijkt een vreemde gedachte. Maar ik zweer met de hand op het hart dat ik diezelfde hand niet in het vuur durf steken dat dit nooit kan gebeuren.

Ik heb voldoende hardwerkende, welwillende, zorgende ouders gezien die bij ons terecht komen met hun kind en hun vragen. Ik heb teveel pijn, verdriet, ontgooche-ling, liefde, bezorgdheid, wanhoop, inspanningen, angst, kwaadheid en dikke vette pech bij hen gezien, om er de mijne soms niet in te herkennen.

En het is die gedachte die mij ook bracht naar de titel van dit stuk. Mijn oudste zoon, die qua gedrag tot op heden trouwens een crème van een gast is, heeft helaas enkele van mijn eigenschappen op zijn leeftijd geërfd. De afwe-zige dromerige blik, de honderden krabbels op de map-pen, van elk papiertje en paperclip geknutselde man-netjes en constructies maken, in zo veel geïnteresseerd maar bij weinig de aandacht kunnen houden, aan veel beginnen en weinig afmaken, sloddervos in ’t kwadraat. Het is even ontroerend en geruststellend om te zien, als dat het mij ongerust en bezorgd maakt. Dat dit effect had op mijn schoolresultaten hoeft geen uitleg, dat dit

Page 41: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 41

deren allemaal in de Latijnse willen steken. Dat het de ouders zijn die hun kinderen dwingen hun eigen niet-vervulde dromen waar te maken, dat ouders de beper-kingen van hun kinderen niet kunnen aanvaarden, “mijn kind schoon kind”. Het focust mijns inziens teveel op een wij-zij denken waar ik zoveel liever een “samen voor onze kinderen”- retoriek zou willen horen. Uiteindelijk willen de meeste ouders gewoon hun taak

als ouder optimaal uitvoeren. Voor de overgrote meerder-heid betekent dit: je kind zo goed mogelijk voorbereiden op het leven dat hem of haar te wachten staat. Zoals zo-veel ouders, zoveel genera-

ties voor ons, dromen we er zelfs stilletjes van dat onze kinderen het beter zullen hebben dan wij. Dit is een fun-damentele droom en drijfveer waarop de mensheid en waarschijnlijk ook voor een stuk onze evolutie teert. Dat de soort het overleeft, dat de volgende generatie het be-ter zal hebben dan de vorige. Momenteel heerst echter de algemene malaise dat het al een ganse verwezen-lijking zal zijn wanneer onze kinderen het niet slechter zullen hebben dan ons, dat we onszelf en de volgende generatie zelfs moeten voorbereiden dat het allemaal veel minder en veel moeilijker zal zijn.

Kan je je als ouder permitteren om je schouders daar-voor op te halen. Enerzijds het doemdenken en ander-zijds het misschien naïef maar wel instinctief “recht” om te geloven dat ons nageslacht het beter zal hebben. Je probeert een evenwicht te vinden tussen de extreme stereotypen van de Aziatische tigermoms die hun kin-deren “preppen” om in alles de beste te zijn en de Wes-terse drukbezette ouder die geen tijd heeft om met zijn kinderen bezig te zijn en ze uit schuldgevoel materieel verwent en zonder ruggengraat, met nul frustratietole-rantie de wereld instuurt.

Ik kijk dan naar mijn parcours en zie hoe die jaren dat ik het moeilijk had om mij te concen-treren op school, dat ik er vierkant mijn botten

zoals zoveel ouders, zoveel generaties voor ons, dromen we er van dat onze kinderen het beter zullen hebben dan wij. Dit is een funda-

mentele droom en drijfveer waarop de mensheid en waarschijnlijk ook voor een stuk onze

evolutie teert.

effect heeft op zijn schoolresultaten evenmin. Daar waar het echter voor mij met veel excuses en ontwijkingsma-noeuvres lukte om met een minimum aan inspanning telkens erdoor te zijn, zie ik hem met een maximum aan inspanningen een stuk lager scoren dan mijn vroegere zeer bescheiden resultaten.

En dan begint het touw te wankelen. Hoe ver gaat mijn zorg, waar begint zijn ver-antwoordelijkheid, en wat maakt het onderscheid tus-sen vertrouwen en geloof. Wat betekent dit voor zijn verdere schoolloopbaan?

Ik koester voor hem de droom die ik zelf mocht verwe-zenlijken: je boterham verdienen door een vak uit te oe-fenen dat je voldoening geeft. Heb ik wel het recht om een droom voor hem te koesteren? Dwing ik hem niet in een keurslijf, door hem als waarde mee te geven dat we geprivilegieerd zijn in een maatschappij te leven waar je je potentieel kan ontwikkelen en dat het zelfs je plicht is om dat te doen? Maar ik wil natuurlijk vooral dat hij ge-lukkig is, dat hij plezier kan maken, buiten spelen met vrienden als het mooi weer is. Ik wil niet dat elk gesprek gaat over school, studeren, leren plannen, hoe we hem kunnen helpen zich beter te concentreren. En wat dan met mijn angst dat hij in de komende jaren door die mindere concentratie in het watervalsysteem zal belan-den, steeds in een meer afgebakende richting die ach-teraf minder keuzes overlaat?

Ik vind het trouwens vaak kwetsend hoe vanuit onder-wijsmiddens de ouders wordt verweten dat ze hun kin-

Geloven in jongeren is een keuze. En wanneer je als begeleider aan een begeleiding start, kan je die keuze maken. Het kost niets, het levert soms

niet direct iets op, maar op lange termijn plukken onze gasten er de vruchten van.

Ambities hebben voor onze gasten ? Is het gepermitteerd ?

Page 42: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201442

aan veegde uiteindelijk toch beklijven. Hoe het moeizaam volhouden om, uiteindelijk in mijn geval, een secundair ASO diploma te halen, zo rendeerde. Had je mij in het zesde middelbaar verteld dat ik ooit orthopedagogie en psychotherapie zou studeren, ik had je gek verklaard, ik had enkele/vele vage dromen (journalist, regisseur,…), maar voor de rest: ‘not a clue’. Het is pas enkele jaren later, toen ik ergens een klik had gemaakt, dat ik klaar was om te doen waar ik mij goed bij voelde, dat alle zaken op een plaats vielen. Mijn secun-dair diploma liet het mij toe om alsnog te gaan studeren. En hoe heb ik de brede opleiding die ik in de moderne talen mocht genieten, ge-koesterd. Hoe dankbaar ben ik, dat er toch enkele mensen waren die op dat ogenblik, ondanks al mijn kuren, in mij geloofd hebben.

Hoeveel is het mij gepermit-teerd om als vader te geloven in mijn zoon? Hoeveel is het mij gepermitteerd om te zorgen voor mijn zoon en wanneer gaat die zorg over naar het tigermom-cliché? Is loslaten je kind verantwoordelijkheid geven of aan zijn lot overlaten? Is het feitelijk opgeven om in hem te gelo-ven of juist wel in hem geloven?

Het ‘ik’ kan ik niet los zien van de Ander. Mijn eigen ver-haal kan ik niet los zien van het verhaal van mijn zoon. En hoe moeilijk dit ook is, ik heb daar vrede mee, niets men-selijks is mij vreemd. Mijn eigen pijn stelt mij in staat om de pijn van de Ander te kennen en vanuit die kennis kan ik zorgen voor die Ander. Althans volgens Levinas toch.Als het mijn privilege is om vanuit mijn eigen ervaring te geloven in mijn zoon, wat zou ik dan verwachten van

een dagcentrum en de hulpverleners die mijn zoon zou-den helpen. Misschien wel nog dit, geloven in mijn kind. Want ergens voelt het zo aan dat alle zorg voor, en alle vertrouwen in een kind, gepaard gaan met het geloof in het potentieel van een kind.Het is dan ook met een goed gevoel dat ik terugkijk op het vertrek in dit voorbije jaar van twee jongeren die ik individueel begeleidde. Ze hebben beiden een plaats in mijn hart veroverd, ze hebben mij beiden trots gemaakt. Die ene meid door haar volwassenheid en verstandige conversatie, door ondanks een aanzienlijke fysieke be-perking er toch in te slagen verder te doen in een oplei-ding waar die beperking niet vanzelfsprekend is. De an-dere door zijn oeverloos groot hart en goed humeur, zijn

ongelooflijk artistiek talent en vooral de inspanningen die hij doet om op school ver-der te kunnen blijven in een kunstrichting. Sommige van deze zaken waren niet van-zelfsprekend de eerste keer dat ik hen ontmoette. En toch

koos ik om in hen te geloven. Misschien wel uit loyaliteit van de ene ouder naar de andere ouder. Uit respect voor de inspanningen, de ongerustheid, de liefde, de dromen en ja, de ambities van hun ouders. Wat me vooral trof was, hoeveel werk het soms was, om hen in zichzelf te doen geloven.Hun ouders stelde ik ook steeds gerust, dat het voor mij gemakkelijk was. Ik zat in een zetel, de luxueuze posi-

tie om in iemand te mogen geloven en toch voldoende afstand om los te laten, iets wat als ouder vaak moeilijker is, maar o zo begrijpelijk.Zonder de spirituele toer op te gaan. Geloven is wel een

keuze. En wanneer je als begeleider aan een begeleiding start, kan je die keuze maken. Het kost niets, het levert soms niet direct iets op, maar op lange termijn plukken onze gasten er de vruchten van. Althans dat geloof ik.Mogen we ambities hebben voor onze gasten? Is het ge-permitteerd? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat het geen kwaad kan om in hen te geloven. Al was het maar omdat, dat hen kan helpen, ooit hun eigen ambities waar te maken.

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Sébastien VernieuweDagcentrum De Schoor - Brugge (vzw De Patio)Thepco vzw (Therapie en pedagogische counseling)[email protected]

Hoeveel is het mij gepermitteerd om als vader te geloven in mijn zoon? Hoeveel is het mij geper-

mitteerd om te zorgen voor mijn zoon en wan-neer gaat die zorg over naar het

tigermom-cliché?

Is loslaten je kind verantwoordelijkheid geven of aan zijn lot overlaten? Is het feitelijk opgeven

om in hem te geloven of juist wel in hemgeloven?

Ambities hebben voor onze gasten ? Is het gepermitteerd ?

Page 43: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 43

Overzicht projecten samenwerkingkinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp

Eind 2013 stelde het Agentschap Jongerenwelzijn middelen ter beschikking om de samenwerking tussen de kin-der- en jeugdpsychiatrie en andere jeugdhulpvoorzieningen verder vorm te geven. In deze agora een overzicht van de projecten, alsook hun inhoud. In een latere agora maken we graag meer ruimte voor een uitgebreider artikel.

1. foREnSIScH zoRGTRAJEcT (ooST- En wEST-VlAAnDEREn)

ONTSTAANIn 2007 richtte de FOD Volksgezondheid een 80-tal The-rapeutische Projecten (TP) op met als doel het voorberei-den van de Geestelijke Gezondheidszorg op het werken in zorgnetwerken en zorgcircuits (cf. artikel 107). Het Fo-rensisch Zorgtraject was één van de TP’s voor minderjari-gen en richtte zich op het Hof van Beroep Gent (Oost- en West-Vlaanderen). Het Forensisch Zorgtraject kreeg een plaats in de beleidsstructuur van de nieuw opgerichte IBE’s in Oost- en West-Vlaanderen (De Patio, Yidam en De Branding) gezien de doelgroep (justitiële jongeren) gro-tendeels gelijklopend is. Waar de meeste TP’s opgehe-ven werden in april 2012 mocht het TP Forensisch Zorg-traject verder werken tot eind 2013, maar dan stopte de overheidsfinanciering ook voor dit project definitief. Vanuit het geloof in de meerwaarde van deze werkvorm voor justitiële jongeren met een psychiatrische proble-matiek werd een projectaanvraag ingediend via de op-roep van het Agentschap Jongerenwelzijn. De werkings-principes van het TP bleven behouden. TP wordt nu het ‘Casusoverleg Forensisch Zorgtraject’ genoemd. In 2014 wordt dit project samen met Crossover (Oost-Vlaande-ren) en het Zorgtraject Crisispreventie (West-Vlaande-ren) gefinancierd door Agentschap Jongerenwelzijn. Om het plaatje rond te krijgen, wordt voor overleg waarbij dat van toepassing is ook beroep gedaan op de RIZIV-fi-nanciering van het Overleg Psychiatrische Patiënt (OPP).

DOELGROEPJongeren tussen 12 en 18 jaar met een (vermoeden van een) psychiatrische problematiek die onder toezicht staan van de jeugdrechter. Enige voorwaarde voor in-clusie is dat het zorgtraject van de jongere bedreigd is en er verwacht wordt dat intersectorale samenwerking nieuwe perspectieven biedt.

DOEL• Organisatie van intersectoraal casusoverleg om het

zorgtraject van de minderjarige uit te stippelen en verder op te volgen.

• Opmaak en opvolging van een begeleidingsplan dat tegemoet komt aan de ondersteuningsnood van de minderjarige cliënt.

WERKVORMCasusoverleg met relevante hulpverleners vanuit diver-se sectoren van de jeugdhulpverlening. Samen met de

aanmelder wordt bekeken welke partners best betrok-ken worden bij het overleg. Het aantal overlegmomen-ten wordt bepaald in samenspraak met alle betrokke-nen.

WERKGEBIEDOost- en West-Vlaanderen

AANMELDENAanmelden bij de overlegcoördinator Cedric Kemseke (0473/27 44 61 of [email protected])

MEER INFORMATIE BIJ …Website Brugfunctie – sociale kaart (Forensisch Zorgtra-ject) – overlegcoördinator Cedric Kemseke

2. zoRGTRAJEcT cRISISpREVEnTIE (wEST-VlAAnDEREn)

ONTSTAANHet Zorgtraject Crisispreventie kent zijn oorsprong in de positieve ervaringen van het Casusoverleg Forensisch Zorgtraject. Bij de oproep van het Agentschap Jongeren-welzijn in september 2013 om casusgebonden samen-werking tussen verschillende sectoren te organiseren, werd vanuit West-Vlaanderen een aanvraag ingediend met niet enkel een aanbod voor de justitiële jongeren, maar voor alle kinderen en jongeren van wie het zorgtra-ject bedreigd en in crisis is. Als ondersteuning voor het indienen van dit project werd een West-Vlaamse stuur-groep opgericht met vertegenwoordigers van de 3 K-diensten, de 4 CGG’s, het Agentschap Jongerenwelzijn, de CANO-voorzieningen, de VAPH-internaten met GES-werking en medewerkers vanuit Integrale Jeugdhulp. Het Zorgtraject Crisispreventie ging van start op 6 janu-ari 2014, kreeg reeds heel wat aanmeldingen, maar kan zeker ook iets betekenen voor een aantal (nog) niet-aan-gemelde jongeren…

DOELGROEPKinderen en jongeren t.e.m. 18 jaar met een (vermoeden van een) psychiatrische problematiek, bij wie het zorg-traject vastloopt of dreigt vast te lopen. Concreet kan dit gaan over kinderen en jongeren die zich in een crisissitu-atie bevinden of die in crisis dreigen te gaan, en waarvan ingeschat wordt dat het zorgtraject zal vastlopen zonder extra ondersteuning. Het is geen vereiste dat deze jon-geren onder toezicht van de Jeugdrechtbank staan.

Page 44: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201444

DOELUitbouwen van een gedeeld zorgtraject om een herha-ling van de huidige crisis of toekomstige crisissen op langere termijn te vermijden. Dit proberen we te verwezenlijken door:• Afstemmen van de hulpverlening rondom een kind/

jongere• Uitstippelen van een traject op lange termijn in

overleg met het kind/jongere en zijn context• Versterken van de reeds aanwezige krachtbronnen• Uitwisselen van expertise

WERKVORMCasusoverleg met relevante hulpverleners vanuit diver-se sectoren van de jeugdhulpverlening. Samen met de aanmelder wordt bekeken welke partners best betrok-ken worden bij het overleg. Het aantal overlegmomen-ten wordt bepaald in samenspraak met alle betrokke-nen.

WERKGEBIEDWest-Vlaanderen

AANMELDENAanmelden kan bij twee overlegcoördinatoren: • David Blomme (0490/421 400) – Noord-West-Vlaan-

deren • Barbara Nolf (0475/ 871 221) – Zuid-West-Vlaande-

ren

MEER INFORMATIE BIJ …Voor meer info kan men terecht op de website www.brugfunctie.be, maar ook de projectmedewerkers kun-nen gecontacteerd worden bij verdere vragen.

3. cRoSSoVER (ooST-VlAAnDEREn)

ONTSTAANCrossover is een verbreding en uitdieping van de sa-menwerkingsovereenkomst ‘Jeugdpsychiater @ Huis’ (Belo Mussche) die organisch groeide tussen de Jonge-rencluster van PCGS (campus Sleidinge) en de voorzie-ningen BJB, en bij uitbreiding GBJ De Zande. Naast de aanwezigheid van de jeugdpsychiater wordt voortaan ook de therapeutische en netwerkende expertise (Eve-lien Dobbelaere) ingeschoven in de context waar de jon-gere verblijft.

DOELWe hanteren een nieuw paradigma in het medisch-psy-chiatrisch denken en handelen, waarbij de ervaring en kennis van onze jongeren en de context als vertrekpunt

gezien wordt en evenwaardig geïncludeerd wordt in het zoeken naar een begrijpen en een begeleiden. Het doel is altijd vanuit een meervoudige partijdigheid verbin-ding te maken tussen de expertises aan tafel en hypo-theses uit te spreken en af te toetsen. Op basis van het puzzelend spreken / visualiseren wordt een plan opge-maakt. Dit plan bevat een voorstel van een zorgpad ten aanzien van de psychische, therapeutische en sociaal emotionele noden, de jeugdpsychiatrische kwetsbaar-heid en handvatten te geven. Finaal beogen we de ver-taling te maken tussen de sectoren BJB, VAPH en GGZ.

DOELGROEPJongeren en hun (gezins)context tussen 12 en 18 jaar onder toezicht van de Jeugdrechtbank, die verblijven in één van de partnervoorzieningen.

WERKVORMDe jeugdpsychiater en de therapeutische netwerkfunc-tie verplaatsen zich naar de voorziening BJB en GBJ De Zande op vraag van de voorziening. De voorziening, jon-gere en context bepalen de inhoud van de vraag. Er zijn geen exclusiecriteria. Alle betrokkenen gaan samen aan tafel zitten. Binnen de consultvoering is er telkens plaats voor het aange-meld zorgverhaal, jeugdpsychiatrische kindfactoren, therapeutische behoeften en netwerknoden. Deze de-len worden in verbinding gebracht en vertaald naar een verhaal in begrijpbare woorden. Bij alle partners rond de tafel wordt getoetst of de duiding van het aangemelde zorgverhaal klopt met de ervaring van de betrokkenen.

WERKGEBIED• Formele samenwerkende partnervoorzieningen uit

de regio Gent – Eeklo en Netwerk Oudenaarde.• GBJ De Zande (Beernem en Ruiselede).

AANMELDENDienst voor zorgvragen via algemeen nummer 09 358 04 11.

MEER INFORMATIE BIJ …• Evelien Dobbelaere, clustercoördinator Jonge-

rencluster en therapeutische netwerkfunctie: [email protected]

• Belo Mussche, jeugdpsychiater Crossover: [email protected]

Overzicht projecten samenwerkingkinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp

Page 45: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 45

4. AzAMI (VlAAMS-BRABAnT/BRuSSEl)

ONTSTAANHet AZAMI project werd ingediend vanuit de Psychiatri-sche Afdeling Kinderen, Infants en Adolescenten van het UZ Brussel (PAika) en LiNK. Het project kreeg de naam Azami, een Japanse meisjesnaam met als betekenis ‘de bloem van een distel’. Als verwijzing naar de hulpverle-ners die zich samen doorheen netelige kwesties werken om de bloem de kans te geven tot bloei te komen.

DOELHet doel van Azami is een bijdrage leveren aan de kan-sen tot succesvolle integratie in de samenleving voor jongeren met complexe hulpvragen. Samen met de be-trokken hulpverleners zoeken om terug een perspectief te bieden voor het vastgelopen hulpverleningstraject. Dit realiseren we via (1) intersectorale samenwerking en (2) toevoegen van kinderpsychiatrische expertise aan de reeds aanwezige hulpverlening.

DOELGROEPJongeren tot 18 jaar waarbij er sprake is van een com-binatie van problematieken zoals een ontwikkelingspro-blematiek, een problematische opvoedingssituatie, een mentale handicap, verblijf in de GI, niet begeleide min-derjarige, verslavingsproblematiek. Het kunnen jonge-ren zijn die thuis wonen of elders verblijven. Tijdens dit projectjaar hanteren we als enige exclusie criteria ‘geen sprake van een kinderpsychiatrische hulpvraag’.

WERKVORMEen projectgroep van LINK is een tweedelijns intervisie waarop vaste partners uit de verschillende sectoren aan-wezig zijn (VAPH, JW, GGZ, KPSY) en de hulpverleners die casussen aanmelden. De cliënt is niet aanwezig op deze bespreking, maar wordt wel op de hoogte gebracht van een aanmelding bij LiNK door debetrokken hulpverle-ner. Het resultaat van deze bespreking zijn adviezen over het verder verloop van de hulpverlening. Indien een projectgroep beslist dat er nood is aan gestructu-reerd netwerkoverleg, kan dit opgenomen worden door de medewerker van Azami. Volgende stappen worden gevolgd bij de coördinatie van het netwerk: 1) Voorstel-ling van het project Azami aan de cliënt en toelichting waarom netwerkoverleg een meerwaarde kan bieden. De cliënt wordt uitgenodigd om dit overleg bij te wo-nen; 2) uitnodigen van alle betrokken hulpverleners; 3) de verschillende perspectieven en mogelijkheden van verdere hulpverlening worden besproken; 4) streven naar een consensus die haalbaar is; 5) indien er een mo-gelijke escalatie van de moeilijkheden dreigt wordt ook

een crisis-plan opgesteld; 6) afspreken voor een opvol-gend overleg. Het outreachend aanbod betreft: 1) psychiatrische screening en diagnostiek; 2) ondersteuning bij het be-handeladvies; 3) individuele begeleiding en/of gezins-ondersteuning (OR); 4) samen zoeken en installeren van gepaste kinderpsychiatrische hulp in de regio.

WERKGEBIEDVlaams-Brabant en Brussel. Indien aangewezen kan er ook inreachend gewerkt worden in de Gemeenschaps Instellingen.

AANMELDENEen aanmelding voor Azami gebeurt door de betrokken hulpverleners. Jongeren worden aangemeld op een pro-jectgroep van LiNK. De casus wordt gepland op een vol-gende samenkomst. Voor deze bespreking wordt intern al bekeken of het een aanmelding is voor voor Azami in aanmerking kan komen. De eigenlijke bespreking/in-take is op de projectgroep.

MEER INFORMATIE BIJ

• Dr. Annik Lampo Kinder- en Jeugdpsychiater UZ Brussel [email protected]

• Mevr. Ida Flament Orthopedagoog/Systeemthe-rapeut [email protected]

• Gunter Dekinder Coördinator LiNK G u n t e r [email protected]

5. pRoJEcT InTERSEcToRAlE SAMEn-wERkInG (lIMBuRG)

ONTSTAANDe projectaanvraag werd ingediend vanuit een gemeen-schappelijk overleg georganiseerd door SPIL vzw en het Coördinatiepunt Handicap van de provincie Limburg. Psychiatrisch ziekenhuis Asster is penhouder van het ge-zamenlijk ingediend projectvoorstel. De verschillende partners waarmee er via deze overlegplatforms samen-werkingsovereenkomsten zijn afgesloten (zowel vanuit IJH als vanuit GGZ), engageren zich om het project mee uit te dragen en vorm te geven. De partners hebben de uitdrukkelijke intentie om voor de genoemde doelgroep gedragen en gedeelde naadloze zorgtrajecten uit te te-kenen.

DOEL EN DOELGROEPHet doel is om gezamenlijk met alle sectoren de krach-ten te bundelen om voor jongeren met complexe en pri-oritaire hulpvragen gedragen en gedeelde zorgtrajecten

Overzicht projecten samenwerkingkinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp

Page 46: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201446

uit te tekenen. De partners willen komen tot naadloze trajecten waarbij iedere partner zich engageert het tra-ject mee te ondersteunen opdat breuken in de hulpver-lening tot een strikt minimum beperkt worden. De zo verkregen synergie leidt hopelijk tot een versterking van de draagkracht. De doelgroep werd omschreven als jongeren met een complexe problematiek, die gekend zijn binnen ver-schillende sectoren en nood hebben aan een afgestemd intersectoraal hulpaanbod. De jongeren komen meestal uit multi-problemgezinnen, hebben een jeugdrecht-bankdossier en dreigen, na een zeer fluctuerend school-verloop, op school helemaal uit te vallen. Een bijkomend onderdeel is het project Salamander, dat een afstemming beoogt van het crisisnetwerk IJH Lim-burg en de crisis- en urgentiezorg GGZ Limburg. In beide sectoren wordt immers het belang onderstreept van een goede crisiswerking. Doel hiervan is zo maximaal moge-lijk verbindend te werken.

WERKVORMHet vasthouden en identificeerbaar maken van jongeren met complexe en prioritaire hulpvragen gebeurt op een dubbele manier. Op casusniveau wordt het concreet hulpverleningstra-ject van de jongere vastgehouden, besproken en afge-stemd door de betrokken actoren (vanuit Jongerenwel-zijn, VAPH, GGZ, CLB, onderwijs, …) regelmatig samen te brengen, bij voorkeur met de jongere en/of zijn context. Daarnaast komt maandelijks een werkgroep bijeen, be-staande uit leidinggevenden vanuit de verschillende sectoren, om stil te staan bij de in de concrete trajecten naar boven gekomen pijnpunten, belemmeringen, uit-dagingen. Het project Salamander begint dan weer met een inspi-ratiedag, een ontmoetingsmoment voor de verschillen-de hulpverleners (zowel vanuit GGZ als IJH) die bezig zijn met crisisjeugdhulp. Van daaruit wordt verder verkend wat de noden en hiaten zijn, om er gedurende de ver-dere looptijd antwoorden op te zoeken.

WERKGEBIEDLimburg

AANMELDENEen bevraging bij de partners leverde een 70-tal aanmel-dingen op. In eerste instantie werden hiervan een twin-tigtal weerhouden. Partners kunnen gedurende de hele looptijd van het project aanmelden.

MEER INFORMATIE BIJ …Cedric Leroi, coördinator: [email protected], 0475/46.90.64

6. METER + nETwERkTAfElS pluS (AnTwERpEn)

• OntstaanMETER staat voor Multidisciplinair Engagement Traject-ondersteuning En Regie (METER). De projectaanvraag werd ingediend door VZW ZNA en OPZ Geel. Hiernaast zijn heel wat andere regionale partners bij het pro-ject betrokken, nl: CGG Andante, CGG Kempen, CGG Vagga, CGG De Pont, Integrale Jeugdhulp Regio Ant-werpen, Jeugdzorg Emmaüs Regio Mechelen, Jeugd-zorg Emmaüs Regio Antwerpen, CAW Antwerpen, VZW De Touter, Jeugdzorg Ter Elst VZW, BJB Ter Loke, DBC Openluchtopvoeding, PZ St. Amadeus Zorgeenheid De Knoop, Orthopedagogisch Centrum Clara Fey, De Waai-burg VZW, Cirkant VZW, Begeleidingscentrum Dennen-hof VZW, Elegast. Alle andere voorzieningen die met de doelgroep en hun contexten werken in de regio zijn eveneens betrokken in dit project.

DOELDoel van het project is “flexibele trajecten op maat uit te werken voor jongeren met zeer complexe hulpvragen en een psychiatrische problematiek vanuit een gedeel-de visie op de zorgnood en de zorgverantwoordelijkheid over de sectoren heen.” De nadruk van dit project ligt op 1) Intersectorale samenwerking op casusniveau en 2) Netwerkvorming van voorzieningen die zich gezamen-lijk inzetten voor het doelpubliek. Om dit te bereiken wordt er een zorgtrajectcoördinator aangesteld die het zorgtraject van jongeren met complexe prioritaire hulp-vragen vastneemt en opvolgt én worden naast de ge-wone netwerktafels ook netwerktafels-plus (NWT-PLUS) geörganiseerd.

DOELGROEPOm een NWT-PLUS te organiseren zijn volgende voor-waarden van toepassing: 1)-18-jarigen met een com-plexe problematiek; 2) een (vermoeden van) een psychi-atrische problematiek; 3) disfunctioneren op meerdere domeinen (gezin, school, vrije tijd, vrienden, …); 4) een doorgedreven (externe) opvolging en aansturing nodig van het uitgestippelde zorgtraject; 6) een samenwerking van min. 2 sectoren vereist.

WERKVORM NWT-PLUSTer voorbereiding van de NWT-PLUS neemt de ZTC contact op met het kind/de jongere en zijn context en vraagt informatie op aan de aanmelder. De ZTC brengt het kind/de jongere en zijn gezin op de hoogte dat de informatie die gedeeld zal worden op de NWT tussen alle betrokken hulpverleners onder het gedeelde be-roepsgeheim valt. Tevens peilt de ZTC het engagement

Overzicht projecten samenwerkingkinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp

Page 47: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 47

en de motivatie van het kind/de jongere en de primaire context om een zorgtraject aan te gaan. De ZTC nodigt eveneens relevante experten uit de partner-organisaties van de hulpverlening uit om aan de NWT-PLUS deel te nemen. Om dit zorgtraject alle slaagkansen te geven worden er nog twee opvolgende netwerk-overleg-momenten georganiseerd, waar het zorgtraject wordt opgevolgd enindien nodig wordt bijgestuurd. Tussen de verschillende NW(T)-overlegmomeneten volgt de ZTC eveneens op of het zorgtraject wordt uitgevoerd en of alle partners die de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor dit traject opgenomen hebben de noodzakelijke acties ondernemen.

WERKGEBIEDAntwerpen

AANMELDENEen aanvraag voor zowel NWT als NWT+ gebeurt via het meldpunt van de Provincie Antwerpen (Helinde Moons:)03/2406166.

MEER INFORMATIE BIJ …Tony De Clippele: 0493/090555 of 03/2804900 ([email protected])

Overzicht projecten samenwerkingkinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdhulp

Page 48: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201448

JeugdbeleveniSSen

liefdeis een groot woord!Maarals je het mij vraagtdan is het altijd aan boord.Je moet makendat je het niet kan verliezen.Andersword het terug kiezen.liefdeis van elkaar houden.En datmoet je proberen te behouden.liefdeis een groot woord!

Dit is een gedicht van Charlotte (schuilnaam). Dit meisje heeft een tijd in Stappen doorgebracht.De kopergieterij heeft een toneelstuk gemaakt gebaseerd op haar gedichten.

Page 49: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 49

herSenSpinSelHans Paredis | vzw De Patio, De Kerseboom | Brugge

Heel recent, eind februari, startte een gezin met thuisbe-geleiding. Een alleenstaande moeder met twee zonen, met behoorlijk wat problemen. Op het startgesprek wa-ren naast het gezin, de thuisbegeleider en de consulente van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg aanwezig. De verwachtingen van het gezin en de mogelijke doelstel-lingen van de thuisbegeleiding werden op een rijtje ge-zet. Tot slot legde de consulente mooi uit dat het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg in het kader van Integrale Jeugdhulp ophoudt te bestaan en vervangen wordt door het Ondersteuningscentrum Jeugdhulp. Deze laat-ste instantie zou vanaf nu het hulpverleningstraject on-dersteunen.

Naderhand zei de moeder tegen de thuisbegeleider dat ze echt tevreden was over wat de consulente vertelde. Ze had immers niet altijd zo’n positieve ervaringen met het Comité. Ze vond dat die zich soms nodeloos onge-rust maakten over haar en haar kinderen en zich daar-door te veel moeiden. Ook vond ze dat ze telkens fel moest onderhandelen om de – volgens haar – gepaste hulp te krijgen voor haar gezin. Daarom vond ze een On-dersteuningscentrum veel beter, want ondersteuning is toch wat gezinnen nodig hebben.

Integrale Jeugdhulp is op 1 maart 2014 eindelijk van start gegaan. De meningen erover zijn zeer verdeeld. Is het een radicale verandering van de jeugdhulp die zorgt voor hulpverleningstrajecten die echt op maat van elke jongere gesneden zijn? Of is het oude wijn in nieuwe zakken waarbij alleen het bureaucratisch gehalte van aanmelden en doorverwijzen serieus verhoogd wordt? De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Maar alleszins kan het geen kwaad om – net als de moeder in thuisbegeleiding – de nieuwe structuren en organen

met een zekere positiviteit welkom te heten en een kans te geven.

De voorbereiding op de eff ectieve start van Integrale Jeugdhulp duurde meer dan 10 jaar en het hobbelige traject naar 1 maart 2014 maakte dat heel wat hulp-verleners op voorhand al een soort ‘integrale-jeugd-hulp-moeheid’ opbouwden. Ondanks de lange voor-bereidingstijd kunnen we voorzien dat de werking van Integrale Jeugdhulp nog heel wat kinderziektes zal kennen. Waarschijnlijk is dat niet te vermijden bij een vernieuwingsoperatie van een dergelijk schaalgrootte. Trouwens, toen de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg en de Bemiddelingscommissie van start gingen, duurde het ook een tijdje voor deze een vlotte werking en sa-menwerking uitbouwden.

Het is een opgave voor medewerkers en organisaties om naast het begeleidingswerk en alle andere veranderin-gen in de sector nog ruimte te maken om de groeipij-nen van een Integrale Jeugdhulp op te vangen en zelfs te helpen bijsturen. Anderzijds is het erg nodig om die energie toch op te brengen, dit om samen met alle part-ners de manier van werken in de jeugdzorg voor de ko-mende decennia vorm te geven. En als we het even niet meer zien zitten, kunnen we misschien dezelfde refl ex maken als de moeder in thuisbegeleiding: we staan er niet meer alleen voor, we hebben eindelijk een Onder-steuningscentrum Jeugdhulp!

AuTEuR En conTAcTGEGEVEnS

Hans Paredisvzw De Patioafdeling De KerseboomStijn Streuvelsstraat 488000 Brugge050/33 32 [email protected]

Page 50: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201450

De Spiegelkrachtig coachen vanuit gestalt- en oplossingsgerichtdenken met aandacht voor zelfreflectie (chris Van Dam)Trees De Groot | vzw De Patio - De Schoor | Brugge

Het doel van coachen is enerzijds het vergroten van de veerkracht van de cliënt door verder te bouwen op aan-wezige sterktes, rekening houdend met de beperkingen van de context en anderzijds het belang van zelfreflectie.Voor de definitie van coachen gebruikt auteur Chris Van Dam deze van G.M. van der Pol. Coachen is op een me-thodische en fenomenologische wijze het faciliteren van het leer- en ontwikkelingsproces van de cliënt, teneinde de cliënt te helpen in zichzelf te veranderen wat hem be-lemmert en te versterken wat hem stimuleert, om zijn doelen te bereiken.

Bij coaching is er sprake van een gelijkwaardige rela-tie tussen de coach en de coachee (cliënt). De coachee bepaalt het doel. De coach begeleidt het leerproces en blijft af van de inhoudelijke aspecten.

Terwijl het in personal coaching gaat om het vergroten van de persoonlijke effectiviteit, gaat het in team coa-ching over de collectieve patronen. Ook hier bepaalt het team een gemeenschappelijk doel en begeleidt de coach het proces. In feite werkt de coach aan het func-tioneren van het individu, het team en de organisatie.Via de methodiek van het oplossingsgericht denken ligt de focus op het positieve. De bouwstenen van een bege-leidingsproces worden gevisualiseerd door de metafoor te gebruiken van een bergwandeling met wandelaars, een rugzak en een spiegel.

Verbinding maken is de eerste stap. Onder verbinding verstaat de auteur het vinden van aansluiting, zodat je verenigd wordt. Bij voorkeur wordt een contractuele overeenkomst opgemaakt met de opdrachtgever over het doel en de begeleidingsvorm. De verschillen tussen coaching, supervisie, intervisie en counseling worden uitgelegd. De volgende stap is verbinding maken rond een positief thema. Lukt dit moeilijk, dan is het belang-rijk om een negatief thema om te buigen naar een posi-tief werkbaar thema.

Het is belangrijk voor de coach om de grenzen te bewa-

ken tussen verbinding en vrienden worden. Het gaat om de deskundigheid van de coach.

Telkens houdt de coach zich de spiegel voor om tot zelfreflectie te komen. Hij staat stil bij het belang van de eerste indruk, de kledij, het voorkomen en de ma-nier waarop hij reageert. Wanneer ben je een leider of een volger en hoe zit het met de dynamiek tussen deze twee houdingen. Een open eerlijke communicatie met de coachee of groep is een voorwaarde om mandaat te verwerven en te slagen. De coach brengt thema’s van de coachee op de voorgrond en heeft oog voor de ont-brekende thema’s en de context van de coachee of de groep. Hij verkent ook hun ondersteunende context of supported field als krachtbron.

Via de spiegeltechniek probeert de coach zicht te krij-gen op zijn functioneren, sterktes en zwaktes, deskun-digheid en troeven, valkuilen en beperkingen. Zelfzorg is hier op zijn plaats alsook het belang van een profes-sioneel ondersteunend netwerk zoals een intervisie of opleidingsgroep.

Het te bereiken doel voldoet aan de SMART+P+U princi-pes m.n. Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch, Tijdsgebonden + Positief én Uitdagend.

De taak van de coach omvat het focussen van de coa-chee of team op de doelstelling, het vergroten van hun bewustzijn, het verruimen van hun keuzemogelijkhe-den, hen motiveren om een eerste stap te zetten vol-gens het KISS-principe (Keep It Stupidly Simple) en het monitoren van de vooruitgang. De coach biedt hiertoe deskundigheid en structuur, creëert hoop door de juiste vragen te stellen, werkt zeer concreet. Qua denkkaders gebruikt hij de sterktes van het gestalt- en oplossings-gericht werken en illustreert dit met voorbeelden uit de praktijk. De ervarings- of contactcirkel wordt kort uitge-legd en geïllustreerd. De auteur haalt hierbij aan dat hij het belangrijk vindt om als coach zijn awareness (samen te vatten tot ‘gewaar zijn, gewaarworden, ervaren’) in te

boek- beSpreking

Page 51: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 51

boekbeSpreking

brengen in het coachings-proces. In tegenstelling tot onze gewone manier van probleemdenken, als een natuurlijke reflex waarin gezocht wordt naar oor-zaak, schuld en gevolg, richt het oplossingsdenken zich op de gewenste situ-atie, de positieve uitzon-deringen, wat er wel werkt, wat goed loopt, de resour-ces of krachtbronnen van de cliënt. Dit houdt een mentaliteitsverandering in.

Voor de coach heeft dit als voordeel dat hij hierdoor niet terecht komt in de rol van de expert in het vinden van oplossingen.

De tools of middelen om het coaching traject te bege-leiden moeten aansluiten bij de coachee of het team. De persoon van de coach, wat hij doet en de manier waarop hij het doet maakt het grote verschil.

Chris Van Dam rond zijn boek af met een uitgebreid hoofdstuk over de tools en de middelen om op een cre-atieve manier coaching trajecten te begeleiden. Enkele tools die worden toegelicht betreffen teamcirkelen, wer-ken met de schaalvraag tijdens een teambegeleiding, individueel schaalwandelen in groep, teamkwadrant en kwadranten van de cliënten en het model met de 3 C’s (Casus-Complimenteren-Concluderen). Zeker het lezen en verder verkennen waard!

Wanneer ik dit boek lees, lijkt dit allemaal zo vanzelfspre-kend en logisch en hierdoor juist zo weinig vanzelfspre-kend om er bewust bij stil te staan. De evidenties wor-den toegelicht en concreet geïllustreerd. Dit is de grote bijdrage van dit vlot leesbare boek, gegroeid vanuit de praktijkervaringen van de auteur. Door het lezen heen merk ik dat hij gebeten is door zijn werk en draagt hij dit ook uit. Vooral het integreren van de oplossingsgerichte methodiek in een coachingsproces spreekt me aan. Bij de term verbinden, blijf ik haperen omdat de betekenis ervan zo ruim en veelomvattend is. Het grote voordeel van dit boek is dat het zich situeert in de non-profit-sector. De voorbeelden zijn herkenbaar en daardoor praktisch bruikbaar. Af en toe maak ik de opmerking bij mezelf ‘is het zo simpel’, wanneer ik dit probeer te verta-len naar mijn werkcontext. Zonder het belang van een externe coach als procesbegeleider uit het oog te verlie-zen, zijn de tools die aangehaald worden, zeer bruikbaar in de praktijk.

REfEREnTIE BoEk:

Van Dam, C. (2013). Krachtig coachen vanuit gestalt- en oplossingsgericht denken met aandacht voor zelfreflectie. Academia Press: Gent.

De Spiegel

Page 52: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201452

SponSor

Page 53: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 53

aankondigingen

Page 54: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1 • maart 201454

aankondigingen

Page 55: agora · agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 3 Voorzet Beste lezer, Voor u ligt alweer een nieuwe editie van Agora klaar. En niet zomaar een doordeweekse editie, maar de

agora • jaargang 30 • nr.1• maart 2014 55

Alle info op www.jo-in.be of www.facebook.com/informant.vorming

informanT

pRAkTIJkGERIcHT VoRMInGSAAnBoD

Herstellend handelen in het onderwijs Kortrijk – 24 april

Intrinsieke motivatie bij medewerkers Gent – 17 en 31 maart

psychische en psychiatrische problemen bij kinde-ren en jongeren Gent – 18 maart en 1 april

conflicten (op)lossen Gent – 22 en 29 april, 13 mei en 3 juni

Van context naar actief netwerkGent -28 april, 5 en 19 mei

casusbegeleiding en supervisie in je teamGent – 6 en 20 mei, 9 september

Geweldloos verzetGent – 9, 16 en 27 mei, 13 juni en 11 september

Veranderingsmanagement Gent – 12 en 26 meiopleiding familieopstellingenGent – 22 mei en 12 juni

op stap met klein duimpjeAntwerpen – 26 mei, 10 en 19 juni

culturele diversiteit in de hulp Gent –6 en 20 juni

niet vervulde basisbehoeftenGent – 16 september en 21 oktober

Hoe hou ik het hoofd koel als administratief mede-werkerGent – 19 september en 3 oktober

circulaire vragen stellenGent – 26 september

praktijkdag kID ok kit Schilde – 14 oktober

opleiding HechtingAntwerpen – 7 en 21 oktober, 4 november

frans voor VApHGent – 17 oktober, 4 en 21 november

werken met groepen Merelbeke – 5 tot 7 november (inslaap) + terugkomdag

Basisopleiding HERGo moderatorGent – 26, 27 en 28 november + 2 terugkomdagen

Trainen van sociale vaardighedenGent – 10, 11 en 12 december + 2 maart 2015

….en nog veel meer. check onze site voor alle info