Afscheid van autisme en ADHD

1
NR 1 MAART 2014 49 Wat mij betreft is de vraag of hulpver- lening aan brusjes wel thuishoort in de zorg en niet veeleer past binnen preventie, nu ook beantwoord. Een goede zorg aan het bijzondere kind kan niet los staan van een goede zorg voor de andere gezinsleden. Aandacht voor de brus hoort daar zeker bij. Auteur Anjet geeft naast informatie ook tips aan ouders en brusjes over wat te doen in bepaalde lastige situ- aties. Wat haar boek compleet maakt is het overzicht van films, boeken en andere bronnen waarin brusjes de hoofdrol hebben. Het boek heeft een kleurrijke vormge- ving, die het een aantrekkelijke uitstra- ling geeft. Een must have voor alle mensen die ook zo’n speciale brus hebben, of die met speciale kinderen en hun familie werken! anneke eenhoorn, klinisch psycholoog/ psychotherapeut AFSCHEID VAN AUTISME EN ADHD Pieter Duker (2013) Uitgeverij Notitia, Bilthoven ISBN 978 90 820 7320 1 127 bladzijden Prijs: € 17,95 “Het lijstje van de DSM voor ADHD is een rommelig, willekeurig en on- doordacht geheel.” En: “We kunnen zonder meer van de diagnoses ADHD en autisme afscheid nemen.” Twee pit- tige citaten uit Afscheid van autisme en ADHD van emeritus hoogleraar Pieter Duker. Na het boekje van Laura Batstra over ADHD (Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen) wederom een publicatie die ingaat tegen het stellen van psychia- trische diagnoses bij kinderen, een trend waar de laatste jaren steeds meer waarde aan gehecht wordt. Duker pleit ervoor om anders naar mensen te kijken. Hoe verschillen zij in hun prikkelverwerking? De een voelt zich prettiger wanneer er veel prikkels op hem afkomen, terwijl de ander juist gebaat is bij weinig prik- kels. Iedereen neemt daarmee zijn of haar plaats in op de normaalverde- ling van prikkelverwerking. Kinderen met de diagnose autisme staan aan de ene kant van de normaalverdeling: zij zijn snel overprikkeld en vermijden zoveel mogelijk prikkels in hun streven naar een optimaal prikkelniveau. Kinderen met de diagnose ADHD staan aan de andere kant: zij zijn veeleer ‘onderprikkeld’ en zoeken in hun streven naar een optimaal niveau juist meer prikkels. Het is een aantrekkelijk uitgangspunt, want daarmee worden deze kinderen uit de hoek van de psychiatrische stoornissen gehaald. ADHD’ers en autisten zijn normaal, maar zitten met hun gedrag aan de uiteinden van de normaalverdeling. Deze switch is om allerlei redenen gewenst. Ten eerste toont Duker overtuigend aan dat er nogal wat rammelt aan de DSM-sy- stematiek op basis waarvan kinderen psychiatrisch worden gediagnosti- ceerd. Beoordelingscriteria sluiten el- kaar bijvoorbeeld niet uit en zijn soms te vaag geformuleerd om een correcte beoordeling te kunnen geven. Ten tweede stelt Duker dat de diagnosti- cus onvermijdelijk beoordelings- en denkfouten maakt. Als voorbeelden noemt hij de inkaderingsfout en de bevestigingsfout. Een inkaderingsfout maakt een diagnosticus wanneer hij informatie die op zich irrelevant is (bijvoorbeeld het beroep van vader), toch als veelzeggend meeneemt. Een bevestigingsfout wil zeggen dat een bevestiging van eerste beoordelings- criteria voor een diagnose, de kans vergroot dat de andere criteria de- zelfde kant opgaan. Ten derde is de diagnosticus afhankelijk van de (niet altijd betrouwbare) informatie die hij krijgt aangereikt door ouders en be- roepsopvoeders, zoals leerkrachten. Weg met de diagnoses dus en vanaf nu gedrag van kinderen plaatsen op de ‘prikkelbehoefteschaal’. Maar voordat we ‘ander’ gedrag van kinderen ook echt gaan bezien als een variant op ‘normaal’ gedrag, zijn er nog wel wat obstakels. Die zijn minder groot, verwacht ik, wanneer het gaat om gedrag dat nu als ADHD wordt gediagnosticeerd. Mensen zijn in meerdere of mindere mate druk, maar druk gedrag blijft vrij herken- baar: het is ‘normaal’ maar dan heviger. Lastiger kan het volgens mij worden wanneer het gaat om gedrag dat nu autistisch wordt genoemd. Dit gedrag kan immers kwalitatief zo afwijkend zijn, dat het moeilijk is om het te zien als variant van normaal gedrag. Denken in termen van stoor- nissen en moeilijke kinderen is er nu eenmaal stevig ingebakken. Duker heeft een heel leuk en infor- matief boekje geschreven, dat ook goed leesbaar is voor mensen die niet beroepsmatig met deze materie te maken hebben. Als bonus geeft hij bovendien zijn visie op een onder- werp als de betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek naar medicatiegebruik. In het laatste hoofd- stuk vraagt Duker de lezer om zichzelf in te schalen op een continuüm met de ankerpunten ‘extreem prikkelver- mijdend’, ‘prikkelvermijdend’, ‘gaat goed om met prikkels’, ‘prikkelzoe- kend’ en ‘extreem prikkelzoekend’. Dat is een klein minpuntje. Op basis van zijn eigen betoog zou hij het woordje ‘goed’ niet moeten gebrui- ken, want daar spreekt zo’n diskwali- ficatie uit van de andere ankerpunten. jan Bijstra, ontwikkelingspsycholoog/ onderzoeker

Transcript of Afscheid van autisme en ADHD

Page 1: Afscheid van autisme en ADHD

NR 1maaRt2014

49

Wat mij betreft is de vraag of hulpver-lening aan brusjes wel thuishoort in de zorg en niet veeleer past binnen preventie, nu ook beantwoord. Een goede zorg aan het bijzondere kind kan niet los staan van een goede zorg voor de andere gezinsleden. Aandacht voor de brus hoort daar zeker bij.Auteur Anjet geeft naast informatie ook tips aan ouders en brusjes over wat te doen in bepaalde lastige situ-aties. Wat haar boek compleet maakt is het overzicht van films, boeken en andere bronnen waarin brusjes de hoofdrol hebben. Het boek heeft een kleurrijke vormge-ving, die het een aantrekkelijke uitstra-ling geeft. Een must have voor alle mensen die ook zo’n speciale brus hebben, of die met speciale kinderen en hun familie werken!

anneke eenhoorn, klinisch psycholoog/psychotherapeut

aFSCHeid Van auTiSme en adHdPieter Duker (2013)Uitgeverij Notitia, BilthovenISBN 978 90 820 7320 1127 bladzijdenPrijs: € 17,95

“Het lijstje van de DSM voor ADHD is een rommelig, willekeurig en on-doordacht geheel.” En: “We kunnen zonder meer van de diagnoses ADHD en autisme afscheid nemen.” Twee pit-tige citaten uit Afscheid van autisme en ADHD van emeritus hoogleraar Pieter Duker. Na het boekje van Laura Batstra over ADHD (Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen) wederom een publicatie die ingaat tegen het stellen van psychia-trische diagnoses bij kinderen, een trend waar de laatste jaren steeds meer waarde aan gehecht wordt. Duker pleit ervoor om anders naar mensen te kijken. Hoe verschillen zij in hun prikkelverwerking? De een voelt zich prettiger wanneer er veel prikkels op hem afkomen, terwijl de ander juist gebaat is bij weinig prik-

kels. Iedereen neemt daarmee zijn of haar plaats in op de normaalverde-ling van prikkelverwerking. Kinderen met de diagnose autisme staan aan de ene kant van de normaalverdeling: zij zijn snel overprikkeld en vermijden zoveel mogelijk prikkels in hun streven naar een optimaal prikkelniveau. Kinderen met de diagnose ADHD staan aan de andere kant: zij zijn veeleer ‘onderprikkeld’ en zoeken in hun streven naar een optimaal niveau juist meer prikkels.Het is een aantrekkelijk uitgangspunt, want daarmee worden deze kinderen uit de hoek van de psychiatrische stoornissen gehaald. ADHD’ers en autisten zijn normaal, maar zitten met hun gedrag aan de uiteinden van de normaalverdeling. Deze switch is om allerlei redenen gewenst. Ten eerste toont Duker overtuigend aan dat er nogal wat rammelt aan de DSM-sy-stematiek op basis waarvan kinderen psychiatrisch worden gediagnosti-ceerd. Beoordelingscriteria sluiten el-kaar bijvoorbeeld niet uit en zijn soms te vaag geformuleerd om een correcte beoordeling te kunnen geven. Ten tweede stelt Duker dat de diagnosti-cus onvermijdelijk beoordelings- en denkfouten maakt. Als voorbeelden noemt hij de inkaderingsfout en de bevestigingsfout. Een inkaderingsfout maakt een diagnosticus wanneer hij informatie die op zich irrelevant is (bijvoorbeeld het beroep van vader), toch als veelzeggend meeneemt. Een

bevestigingsfout wil zeggen dat een bevestiging van eerste beoordelings-criteria voor een diagnose, de kans vergroot dat de andere criteria de-zelfde kant opgaan. Ten derde is de diagnosticus afhankelijk van de (niet altijd betrouwbare) informatie die hij krijgt aangereikt door ouders en be-roepsopvoeders, zoals leerkrachten.Weg met de diagnoses dus en vanaf nu gedrag van kinderen plaatsen op de ‘prikkelbehoefteschaal’. Maar voordat we ‘ander’ gedrag van kinderen ook echt gaan bezien als een variant op ‘normaal’ gedrag, zijn er nog wel wat obstakels. Die zijn minder groot, verwacht ik, wanneer het gaat om gedrag dat nu als ADHD wordt gediagnosticeerd. Mensen zijn in meerdere of mindere mate druk, maar druk gedrag blijft vrij herken-baar: het is ‘normaal’ maar dan heviger. Lastiger kan het volgens mij worden wanneer het gaat om gedrag dat nu autistisch wordt genoemd. Dit gedrag kan immers kwalitatief zo afwijkend zijn, dat het moeilijk is om het te zien als variant van normaal gedrag. Denken in termen van stoor-nissen en moeilijke kinderen is er nu eenmaal stevig ingebakken.Duker heeft een heel leuk en infor-matief boekje geschreven, dat ook goed leesbaar is voor mensen die niet beroepsmatig met deze materie te maken hebben. Als bonus geeft hij bovendien zijn visie op een onder-werp als de betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek naar medicatiegebruik. In het laatste hoofd-stuk vraagt Duker de lezer om zichzelf in te schalen op een continuüm met de ankerpunten ‘extreem prikkelver-mijdend’, ‘prikkelvermijdend’, ‘gaat goed om met prikkels’, ‘prikkelzoe-kend’ en ‘extreem prikkelzoekend’. Dat is een klein minpuntje. Op basis van zijn eigen betoog zou hij het woordje ‘goed’ niet moeten gebrui-ken, want daar spreekt zo’n diskwali-ficatie uit van de andere ankerpunten.

jan Bijstra, ontwikkelingspsycholoog/onderzoeker