Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

8
@meestergijs SirPalsrok adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Transcript of Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Page 1: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

@meestergijs SirPalsrok

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Page 2: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Zet onderstaande rijen woorden in de juiste volgorde om goede zinnen te maken. 1. in – her – Stacey – boyfriend – met – Boston.

2. play – always – on- we – tennis – Thursdays.

3. eating – the – in – at the moment - he – is – pub.

Page 3: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Zet onderstaande rijen woorden in de juiste volgorde om goede zinnen te maken. 1. in – her – Stacey – boyfriend – met – Boston.

2. play – always – on- we – tennis – Thursdays.

3. eating – the – in – at the moment - he – is – pub. 1. Stacey met her boyfriend in Boston.

2. We always play tennis on Thursdays.

3. He is eating in the pub at the moment.

Page 4: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Adverbials of time staan voor een moment in tijd (verleden, nu of toekomst). Stel de vraag Wanneer? en je vindt deze in de zin. Adverbials of place staan voor en plaats/locatie. Stel de vraag Waar? en je vindt deze in de zin.

Stacey met her boyfriend in Boston.

We always play tennis on Thursdays.

He is eating in the pub at the moment.

Page 5: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

De adverbials of time en de adverbials of place staan.. - Achteraan in de zin (1). - Soms vooraan om te benadrukken (2). - Gebruik je beide in de zin, dan staat place voor time (P.V.T.) (3). We have lived in the city since the summer of 2007. (1) I lost my dog last year. (1) He saw me drive by at the cinema. (1) < Do you do your homework on Fridays? > Fridays I play tennis. On Sundays I always do my homework. (2)

We have lived in the city since the summer of 2007. (3) She texted me when I was working at Donny’s last night. (3)

Page 6: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Exercise 1: Zet de woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. 1. live – we – Manchester – in.

2. on – Tuesdays – and - works – she – Fridays.

3. my - did – I – morning – this – homework.

4. in – discovered – Columbus – America – 1492

5. Castillon - the English – in - the French – defeated – in – 1453.

6. we – that little bakery - ? – in front of - shall – meet – the City Centre – in

Page 7: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

Exercise 1: Zet de woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. live – we – Manchester – in. 1. We live in Manchester. on – Tuesdays – and - works – she – Fridays. 2. She works on Tuesdays and Fridays/Fridays and Tuesdays. my - did – I – morning – this – homework. 3. I did my homework this morning. / This morning I did my homework. in – discovered – Columbus – America – 1492 4. Columbus discovered America in 1492. Castillon - the English – in - the French – defeated – in – 1453. 5. The French defeated the English in Castillon in 1453. we – that little bakery - ? – in front of - shall – meet – the city centre – in 6. Shall we meet in the City Centre in front of that little bakery?

Page 8: Adverbials of time and place - bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats

@meestergijs SirPalsrok

adverbials of time and place bijwoordelijke bepalingen van tijd en plaats