ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het...

148
ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING BOTTELARE Door J. Latré – V. Derycke – B. Heremans – G. Verlinden – K. Dewitte – E. Wambacq – T. Coussens – B. Marynissen – K. Audenaert – S. Landschoot – B. De Roo - G. Haesaert Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Hogeschool Gent Lid van de Associatie Universiteit Gent

Transcript of ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het...

Page 1: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

Proefhoeve Bottelare Diepestraat 1 – 9820 Bottelare Tel. 09 363 93 00| fax 09 363 93 09

Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Schoonmeersstraat 52 – 9000 Gent

ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de

PROEFVELDWERKING BOTTELARE

Door

J. Latré – V. Derycke – B. Heremans – G. Verlinden – K. Dewitte – E. Wambacq – T. Coussens – B. Marynissen – K. Audenaert – S. Landschoot – B. De Roo - G. Haesaert

Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur

Hogeschool Gent Lid van de Associatie Universiteit Gent

Page 2: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

Proefhoeve Bottelare Diepestraat 1 – 9820 Bottelare Tel. 09 363 93 00| fax 09 363 93 09

Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Schoonmeersstraat 52 – 9000 Gent

Page 3: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

Proefhoeve Bottelare Diepestraat 1 – 9820 Bottelare Tel. 09 363 93 00| fax 09 363 93 09

Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur Schoonmeersstraat 52 – 9000 Gent

ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de

PROEFVELDWERKING BOTTELARE

Door

J. Latré – V. Derycke – B. Heremans – G. Verlinden – K. Dewitte – E. Wambacq – T. Coussens – B. Marynissen – K. Audenaert – S. Landschoot – B. De Roo - G. Haesaert

Departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur

Hogeschool Gent Lid van de Associatie Universiteit Gent

Page 4: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

i

WOORD VOORAF........................................................................................................................................ III

WEERSOMSTANDIGHEDEN GROEISEIZOEN 2008-2009.................................................................................IV

HOOFDSTUK 1: GRANEN ..................................................................................................................... 2

1. Rassenvergelijking ............................................................................................................................................ 2

1.1. Rassenvergelijking triticale (proef G08.51) ..................................................................................................... 2

1.2. Rassenvergelijking wintertarwe (proef G08.54)............................................................................................... 5

1.3. Rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid (Proef G08.61).......................... 12

1.4. Fusarium aanwezigheid in Vlaanderen .......................................................................................................... 16

2. Gewasbescherming .................................................................................................................................... 22

2.1. Onkruidbestrijding bij triticale (proef G08.56) ......................................................................................... 22

2.2. Onkruidbestrijding bij wintertarwe (proef G08.57) .................................................................................. 24

2.3. Invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl +

mesosulfuron-methyl op de bestrijding van resistente duist (proef 08.PER)......................................................... 27

2.4. Interactie triticalerassen en fungiciden (proef G08.58) .................................................................................. 29

2.5. Vergelijking van fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten bij toepassing in het aarstadium bij

wintertarwe (proef G08.60)................................................................................................................................... 34

2.6. Invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van tebuconazool (Horizon: 1 l/ha) bij bestrijding van aarfusarium

bij zomertarwe (proef G08.68).............................................................................................................................. 37

HOOFDSTUK 2: MAIS .......................................................................................................................... 40

1. Rassenvergelijking .......................................................................................................................................... 40

1.1. Rassenvergelijking vroege kuilmaïs (proef M09.03) ..................................................................................... 40

1.2. Rassenvergelijking late kuilmaïs (proef M09.04) .......................................................................................... 46

1.3. Rassenvergelijking korrelmaïs (proef M09.05).............................................................................................. 53

2. Fytotechnische proeven .................................................................................................................................. 56

2.1. Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van maïs (proef

M09.01) 1

............................................................................................................................................................... 56

2.2 Teeltcombinatie Gras-maïs nog haalbaar? (proef M09.02)............................................................................. 62

2.3 Optimalisering van het oogsttijdstip in functie van het rassentype (M09.06) ................................................ 68

3. Gewasbescherming maïs................................................................................................................................. 80

Page 5: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

ii

3.1. Chemische onkruidbestrijding maïs (M09.07) .............................................................................................. 80

3. 2. Geïntegreerde onkruidbestrijding (M09.08).................................................................................................. 85

HOOFDSTUK 3: AARDAPPELEN........................................................................................................ 88

3.1. Onderzoek naar de invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van benthiavalicarb op de bestrijding

van Phytophthora infestans bij aardappel (proef A09.04)................................................................................ 88

HOOFDSTUK 4: EIWITGEWASSEN.................................................................................................... 95

4.1 Rassenproef lupinen ............................................................................................................................. 95

4.2 Rassenproef lupinen m.b.t. ziektegevoeligheid ................................................................................. 102

4.3 Chemische onkruidbestrijding lupinen ............................................................................................. 107

4.4 Mechanische onkruidbestrijding lupinen ......................................................................................... 114

HOOFDSTUK 5: KUILVOEDERS................................................................................................................. 122

5.1. Inleiding ............................................................................................................................................... 122

5.2. BCCM-project “Karakterisering van schimmelspecies en mycotoxinen die kuilvoeders contamineren

in België”............................................................................................................................................................ 122

5.3. PWO-project “Identificatie en beheersing van schimmelontwikkeling in geconserveerde ruwvoeders”

(promotor: ing. Latré J., co-promotor: ing. Messens A.) .............................................................................. 124

5.4. Nieuwe projecten........................................................................................................................................ 125

5.5. Dienstverlening........................................................................................................................................... 125

HOOFDSTUK 6: OVERIGE PROEVEN .............................................................................................. 126

6.1. Effect van hulpstoffen op de werking van tebuconazool bij de bestrijding van Puccinia allii bij

prei. .............................................................................................................................................................. 126

6.2. Effect van hulpstoffen op de werking van dimethomorf bij de bestrijding van Bremia lactucae bij

sla (Proef PR09.01)............................................................................................................................................ 130

BIJGEWOONDE STUDIEDAGEN, SYMPOSIA, OPLEIDINGEN,…..................................................................... 133

MEDEWERKING VERLEEND AAN GEORGANISEERDE STUDIEDAGEN EN OPLEIDINGEN ALS SPREKER, INRICHTER, MODERATOR,… ..................................................................................................................................... 133

NATIONALE ONDERZOEKSPROJECTEN..................................................................................................... 134

INTERNATIONALE PROJECTEN................................................................................................................. 139

PUBLICATIES ......................................................................................................................................... 139

ANDERE PUBLICATIES ............................................................................................................................ 139

Page 6: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

iii

Woord vooraf

Hoger onderwijs vergt een continue vernieuwing wil het blijvend voorzien in dynamisch en

geactualiseerd onderwijs. De activiteiten ontwikkeld op de proefhoeve van de Hogeschool

Gent en in een ruimer kader binnen de vakgroep plantaardige productie trachten, door in te

spelen op nieuwe maatschappelijke tendensen en wetenschappelijke onderzoeksthema’s te

zorgen voor de noodzakelijke, vernieuwende input.

Binnen het onderzoek aan de proefhoeve blijven de programma’s van de landbouwcentra voor

voedergewassen en granen centraal staan. De sturing vanuit de praktijk zorgt hier voor een

grote dynamiek en snelle vernieuwing van thema’s. Onderzoek in het kader van IWT

onderzoeksprogramma’s (TETRA, Landbouw) neemt van jaar tot jaar in belang toe, samen

met onderzoeksprogramma’s gefinancierd door onderzoeks- en PWO fonds van de

Hogeschool Gent. Tevens blijven we belang hechten en een goede samenwerking met private

bedrijven.

We zijn de directie van de Hogeschool Gent dankbaar voor de materiële en financiële steun.

Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen

we steeds rekenen.

Voor de uitvoering en opvolging van de proeven kunnen we rekenen op de inzet van een

enthousiast, ervaren en ijverig team. Een absolute noodzaak om te komen tot een goede

proefveldwerking.

Geert Haesaert

Juni 2010

Page 7: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

iv

Weersomstandigheden groeiseizoen 2008-2009

Het najaar 2008 werd gekenmerkt door gunstige weersomstandigheden. De zaai van de

wintergranen verliep op de praktijkpercelen onder goede veldomstandigheden voor die tijd

van het jaar, wat een goede opkomst en standdichtheid teweegbracht. Algemeen werd het

najaar gekenmerkt door zachte weersomstandigheden met lage neerslaghoeveelheden.

Vanaf december werd een koudere periode opgetekend, gekenmerkt door

minimumtemperaturen tot -14.7°C in Bottelare, wat reeds enkele winters niet meer

voorgekomen was. Van grote vorstschade was meestal geen sprake, mede door een

sneeuwdek dat de planten beschermde.

De winterperiode van januari tot maart was koud, droog, maar zonnig. Dit in tegenstelling tot

de vorige winters die gekenmerkt waren door zachte en natte weersomstandigheden.

Maart startte droog, maar eind maart werden talrijke regenbuiten genoteerd. De temperaturen

waren eveneens laag voor die tijd van het jaar.

Met april en mei volgde een periode van droog en relatief warm weer. De maïs kon vlot

uitgezaaid worden. De toegepaste bodemherbiciden gaven een minder goede werking door de

droge bodemomstandigheden. Door het groeizame weer evolueerden de gewassen iets sneller

dan normaal. De ziektedruk in de meeste gewassen was uiterst laag. Gele roest was in de

granen in tegenstelling tot de voorbije groeiseizoenen minder aanwezig, mede doordat de

meest gevoelige rassen niet meer uitgezaaid waren. Aanvankelijk ontwikkelde er zich weinig

bladvlekkenziekte in de granen, maar door de veelvuldiger neerslag vooral in mei vergrootte

de aantasting beduidend. Eind juni werd bruine roest waargenomen door de warmere en

drogere periode.

De infectiedruk van aarfusarium was gedurende het ganse groeiseizoen laag, enerzijds door de

ongunstige omstandigheden voor infectie door de drogere periode tijdens de bloei van de

granen en de daarop volgende relatief droge periode tijdens de verdere afrijping van de

granen.

Over het algemeen werd de zomer getypeerd als zacht met normale neerslaghoeveelheden. In

juli en augustus bedroeg de gemiddelde temperatuur 18.7 °C en viel er 99.6 mm regen.

Helminthosporium in maïs werd minder waargenomen of was moeilijker te identificeren door

het soms vroegtijdig afrijpen van de maïs.

Page 8: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

v

Tot de eerste week van augustus kon de oogst van de granen relatief vlot verlopen. Er werden

topopbrengsten in de granen genoteerd te wijten aan zowel goede zaaiomstandigheden, de

overwegend lage ziektedruk en de warme periode voor ontwikkeling en afrijping van de

granen. Daarna volgde echter terug een regenrijke periode waardoor de oogstomstandigheden

moeilijker werden.

De oogst van de maïs en aardappelen kende weinig problemen door het uiterst zachte najaar.

De gemiddelde maximale temperatuur te Bottelare bedroeg in september 21.5°C.

0.0

5.0

10.0

15.0

20.0

25.0

30.0

35.0

40.0

datum

mm

-10.0

-5.0

0.0

5.0

10.0

15.0

20.0

25.0

30.0 °C

Regenval (mm)

Gemid. temperatuur (°C)

Figuur 1: Gemiddelde temperatuur en neerslag van 01.10.2008 tot en met 30.09.2009 te Bottelare

Page 9: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

1

Page 10: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

2

HOOFDSTUK 1: GRANEN

Inleiding

De resultaten van de proeven werden geanalyseerd met het statistisch programma SAS 2.0.

Aan de hand van de One-sample Kolmogorov-Smirnov test werd nagegaan of de resultaten

normaal verdeeld waren en vervolgens aan een variantie-analyse onderworpen. Resultaten die

volgens de One-sample Kolmogorov-Smirnov test niet normaal verdeeld waren, werden aan

de non-parametrische Kruskall-Wallis test onderworpen.

1. Rassenvergelijking

1.1. Rassenvergelijking triticale (proef G08.51)1

1.1.1. Proefgegevens

Elf triticalecultivars (tabel 1.1.) werden in een blokkenproefschema met 4 parallellen

vergeleken. Er werd gezaaid op 30.10.08. De zaaidichtheid bedroeg 400 korrels/m². De proef

werd aangelegd op een lemige zandbodem. Er werd één fungicidebehandeling (GS 59 -

stadium aren uit) toegepast. Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd:

• Bemesting:

• K2O: 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB)

• 1e fractie: 61 kg/ha (12.03.09)

• 2e fractie: 50 kg/ha (24.04.09)

• 3e fractie: 52 kg/ha (19.05.09)

• Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27

g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha)

(02.04.09)

• Halmverkorting: chloormequat: 750 g (25.04.09)

• Fungicide: epoxyconazool + fenpropimorf + pyraclostrobin: 64.35 g + 321.45 g + 171.45

g/ha (Diamant: 1.5 l/ha) (27.05.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 04.08.09. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde gewasmonsters.

1.1.2. Resultaten (tabel 1.1.)

Agrano, Benetto, Joyce, Pizarro, Ragtac, Tribeca en Trigold fungeerden als standaardrassen.

Het gemiddelde van deze rassen (9326 kg/ha) werd dan ook als referentieopbrengst genomen

bij de verwerking van de resultaten. De gemiddelde korrelopbrengst van alle rassen bedroeg

9266 kg/ha.

1 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG)

Page 11: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

3

Tussen de rassen werden significante verschillen tussen de opbrengstresultaten opgetekend.

Tribeca (107.3 %) en Borodine (106.5 %) behaalden de significant grootste

korrelopbrengsten. Ook Benetto (103.4 %), Ragtac (101.8 %) en Joyce (101.0 %) scoorden

boven het gemiddelde van de standaardrassen.

De gemiddelde waarde van het hectolitergewicht was 71.0. Joyce (75.4), Agrano (73.1) en

Talentro (73.0) behaalden de hoogste hectolitergewichten. Algemeen scoorden alle rassen

goed, wat kan verklaard worden door de lage ziektedruk en de bijzonder goede

weersomstandigheden tijdens de korrelvulling en -rijping.

Meeldauw (Blumeria graminis syn. Erysiphe graminis) wordt steeds meer en meer

aangetroffen bij triticale. De ziekte kan vroeg aanwezig zijn in het gewas en ernstige schade

veroorzaken. Een gerichte fungicidenbehandeling is dan zeker aan te raden. De tolerantie van

het huidige rassenassortiment voor meeldauw is echter relatief goed. De aantasting bleef dit

groeiseizoen onder controle bij alle rassen.

Bladseptoria (Mycosphaerella graminicola anamorf Septoria tritici) was eveneens aanwezig,

maar de aantasting werd door de fungicidebehandeling onder controle gehouden. In tabel 1.1.

zijn de resultaten voor bruine roest opgenomen. Vooral op het einde van het groeiseizoen

vertoonden enkele rassen aantasting van bruine roest. Op basis van de waarnemingen te

Bottelare bleken vooral Talentro en Trigold iets vatbaarder voor bruine roest.

Legering kwam dit jaar niet voor. Een adequate inzet van halmverkorters blijft echter zeker

verantwoord. Chloormequat, ethefon, trinexapac-ethyl en ethefon + mepiquatchloride zijn de

erkende werkzame stoffen in triticale. Op basis van de waarnemingen uit vorige

groeiseizoenen zijn de legergevoeligste rassen uit het huidige rassenassortiment aangeduid in

tabel 1.1. Om het hoge opbrengstpotentieel van deze rassen veilig te stellen moet een stevige

verkorting en een aangepaste N-bemesting gerealiseerd worden. Vooral met de eerste en

tweede N-gift dient omzichtig omgesprongen te worden.

Page 12: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

4

De voorbije vier groeiseizoenen werd geen aantasting van Geomyza tripuncta vastgesteld. In

2008-2009 werd voor de rassen opgenomen in de rassenproef eveneens geen aantasting

opgemerkt. Tijdens het groeiseizoen 2007-2008 werd echter wel Geomyza tripunctata

vastgesteld bij bepaalde genotypes die werden bestudeerd in een rime screening van

genotypes. Waakzaamheid blijft dus geboden gezien de mogelijk grote impact op de

opbrengst in geval van voorkomen.

Tabel 1.1..: Resultaten

1 rassenproef triticale (G08.51)

Tuckey

test P0.053

Agrano* 8715 93.4 cd 73.1 1.0 2.8 1.0 ++

Benetto* 9648 103.4 abc 71.2 1.0 3.1 2.5 +(+)

Joyce* 9416 101.0 abcd 75.4 1.0 2.5 2.3 ++(+)

Pizarro* 8943 95.9 cd 69.3 1.0 2.3 1.0 /

Ragtac* 9491 101.8 abcd 70.1 1.0 3.3 1.0 ++(+)

Tribeca* 10007 107.3 a 69.7 1.0 2.6 1.8 /

Trigold* 9065 97.2 bcd 67.8 1.0 3.8 3.3 ++(+)

Talentro 8703 93.3 d 73.0 1.0 3.9 3.9 ++(+)

Cultivo 9018 96.7 bcd 72.3 1.0 2.3 1.0 ++(+)

Granval 8992 96.4 cd 69.7 1.0 2.3 1.0 +(+)

Borodine 9933 106.5 ab 69.6 1.0 3.3 1.0 /

RasOpbrengst

kg/ha rel. t.a.v. ²

Hectoliter-

gewichtLegering

5Bruine roest

4Witziekte

4Septoria

4

1 VC opbrengst (%): 4.13 %

²

relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst standaardrassen (*) = 9326 kg/ha

³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens

Tukey’s Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast

+ hoe meer kruisjes, hoe beter de weerstand tegen legering

Page 13: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

5

1.2. Rassenvergelijking wintertarwe (proef G08.54)2

1.2.1. Proefgegevens

Zesendertig wintertarwecultivars (tabel 1.2.) werden in een blokkenproefschema met 4

parallellen vergeleken. Er werd gezaaid op 30.10.08. De proef werd aangelegd op een lemige

zandbodem, met aardappelen als voorvrucht. De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis

van het Epipre-adviessysteem waarbij een afweging gemaakt wordt tussen de

opbrengstverliezen door de ziektedruk en de behandelingskost. Vanaf de derde week van april

werd de ziektedruk wekelijks opgevolgd op de rassen Impression, Istabraq, Oakley, Sahara,

Tuareg en Waldorf. Op basis van deze waarnemingsgegevens werd een gemiddelde

ziektedruk berekend via het Epipre-model. Er werd één fungicidenbehandeling geadviseerd:

prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g + 150 g/ha (Fandango: 1.5 l/ha) in het stadium G59

(aar uit – 03.06.09).

In de proef werd naast voedertarwe ook kwaliteitstarwe opgenomen. Er was geen speciale

behandeling voor de kwaliteitstarwe.

Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd:

• Zaaidichtheid: 400 korrels/m²

• Bemesting:

• K2O: 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 71 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 42 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 80 kg/ha (28.05.09)

• Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27

g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha)

(02.04.09)

• Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g + 1.6 g/ha (Meteor: 2 l/ha) (25.04.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 29.07.09. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

2 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG)

Page 14: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

6

1.2.2. Resultaten (tabel 1.2.)

1.2.2.1. Opbrengst

De rassen Carenius, Celebration, Homeros, Impression, Istabraq, Julius, Sahara, Tabasco,

Tuareg en Waldorf fungeerden conform het LCG-protocol als standaardrassen. Gemiddeld

brachten deze rassen 9486 kg/ha op. De gemiddelde opbrengst van alle rassen opgenomen in

de proef bedroeg 9242 kg/ha.

Tabasco (109.3 %) behaalde de significant hoogste opbrengst, gevolgd door Carenius (105.6

%), Invicta (105.1 %) en Contender (104.9 %).

Het gemiddeld hectolitergewicht van de rassen bedroeg 79.4 waarbij Discus (83.4 – baktarwe

A) en Solution (75.9 - voedertarwe) respectievelijk de hoogste en laagste waarde behaalden.

1.2.2.2. Ziekten

Witziekte (Blumeria graminis synoniem Erysiphe graminis) werd slechts in zeer geringe mate

in het begin van het voorjaar waargenomen. Enkel Istabraq, en in mindere mate Contender,

Impression, Louisart en Potenzial, vertoonden in het begin van het groeiseizoen symptomen

van witziekte.

De ziekte bladseptoria (Mycosphaerella graminicola anamorf Septoria tritici) was reeds vanaf

begin mei aanwezig in het gewas, vooral doordat het vroege voorjaar gekenmerkt werd door

regelmatige neerslag. De drogere weersomstandigheden die daarop volgden remden de

bladvlekkenziekte af en er werd door het Epipre waarschuwingssysteem dan ook geen vroege

fungicidebehandeling geadviseerd. In de onbehandelde percelen bleken vooral de rassen

Julius, Lincoln en Invicta het minst gevoelig voor bladseptoria.

Vanaf half april werd gele roest (Puccinia striiformis) waargenomen bij Discus en Waldorf,

maar in zeer geringe mate. De overige rassen vertoonden geen aantasting.

Bruine roest (Puccinia recutica) was vanaf juni aanwezig in bepaalde rassen. Vooral

Winnetou, Selekt, Impression en Discus vertoonden een hoge ziektedruk.

In tabel 1.2. zijn de resultaten van ziektebeoordeling van de onbehandelde rassen opgenomen.

Page 15: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

7

Tabel 1.2. Resultaten1 rassenvergelijking wintertarwe (proef G08.54)

Ras Opbrengst Tuckey hectoliter- Septoria4/5

gele roest4/5

witziekte4/5

bruine

roest4/5

kg/ha rel. tav. ²

test

P0.053 gewicht

Carenius* 10018 105.6 ab 78.6 3.38 1.00 1.00 1.00

Celebration* 9727 102.5 bcd 79.4 4.25 1.00 1.00 1.00

Contender 9950 104.9 ab 77.5 4.00 1.00 1.75 1.00

Homeros* 9337 98.4 cdefghi 79.5 3.63 1.00 1.00 1.00

Impression* 8838 93.2 ijkl 80.2 3.50 1.00 1.50 1.50

Istabraq* 9242 97.4 defghij 78.2 4.63 1.00 2.50 1.00

Julius* 9533 100.5 bcdefg 82.3 2.88 1.00 1.00 1.00

Sahara* 9134 96.3 fghijk 79.5 3.50 1.00 1.00 1.00

Tabasco* 10366 109.3 a 79.0 3.63 1.00 1.00 1.00

Tuareg* 9732 102.6 bcd 79.7 3.88 1.00 1.00 1.00

Waldorf* 8933 94.2 hijkl 78.6 3.25 1.25 1.00 1.00

Oakley 9867 104.0 abc 76.8 4.00 1.00 1.00 1.00

Fortis 9696 102.2 bcde 79.2 4.25 1.00 1.00 1.00

Altigo 9403 99.1 cdefgh 78.2 4.25 1.00 1.00 1.00

Limes 8618 90.9 klmn 80.2 3.13 1.00 1.00 1.00

Winnetou 9379 98.9 cdefghi 78.3 4.25 1.00 1.00 2.00

Rollex 9285 97.9 defghi 80.5 3.75 1.00 1.00 1.00

Mulan 9284 97.9 defghi 80.7 4.00 1.00 1.00 1.00

Premio 8925 94.1 hijkl 80.0 4.63 1.00 1.38 1.00

Lincoln 9020 95.1 ghijk 81.9 2.88 1.00 1.00 1.00

Selekt 9093 95.9 fghijk 80.6 4.00 1.00 1.00 1.75

Esket 8187 86.3 mn 82.7 3.88 1.00 1.00 1.00

Q Plus 8419 88.8 lmn 79.2 3.50 1.00 1.13 1.00

Manager 9599 101.2 bcdef 80.6 4.38 1.00 1.00 1.00

Louisart 9081 95.7 fghijk 78.8 3.88 1.00 1.50 1.00

Katart 9157 96.5 efghijk 79.1 4.75 1.00 1.00 1.00

Potenzial 8613 90.8 klmn 81.4 4.13 1.00 1.50 1.00

Alves 8901 93.8 hijk 80.7 3.25 1.00 1.00 1.00

Akteur 9506 100.2 bcdefg 78.9 3.25 1.00 1.25 1.00

Discus 9743 102.7 bcd 83.4 3.25 1.50 1.00 1.25

Sophytra 8668 91.4 klm 80.8 3.75 1.00 1.50 1.00

Ararat 9693 102.2 bcde 79.3 4.00 1.00 1.00 1.00

Goncourt 9214 97.1 defghij 77.5 4.63 1.00 1.00 1.00

Invicta 9974 105.1 ab 78.0 2.38 1.00 1.00 1.00

Lexus 9145 96.4 fghijk 76.7 3.13 1.00 1.13 1.00

Mercato 9053 95.4 fghijk 76.5 4.63 1.00 1.00 1.00

Retro 8715 91.9 jkl 80.1 3.00 1.00 1.00 1.00

Solution 8149 85.9 n 75.9 3.63 1.00 1.00 1.00

1 VC opbrengst (%): 3.48 %

² relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst standaardrassen (*) = 9486 kg/ha

³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tukey’s

Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast 5 onbehandeld: geen fungicidebehandeling

Page 16: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

8

De aantasting door Fusarium werd bepaald op 12 rassen door 100 aren per object te

beoordelen (figuur 3). De aren worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5

klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse

4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast) (zie figuur 2.).

Klasse 1 Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4 Klasse 5

0% 25% 50% 75% 100% Figuur 2: De klassenindeling voor Fusarium aantasting

DON-gehaltes werden bepaald op 4 parallellen op de stalen van 12 rassen met een direct

competitieve “enzyme – linked immunosorbent assay” (ELISA – test, Veratox® 5/5 voor

deoxynivalenol, Biognost) ), teneinde een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van

Fusarium en het DON – gehalte.

De ziektedruk in Vlaanderen was in 2008-2009 vrij laag, toch werd in Bottelare meer

Fusarium waargenomen dan op de andere locaties. Dit is waarschijnlijk te wijten aan een

hagelbui tijdens de bloei die de Fusarium infectie bevorderd. Slechts 2 rassen hadden aren

met een score in klasse 4 en geen enkel aar was meer dan 75 % aangetast (klasse 5). Het ras

Homeros wordt als het gevoeligste ras gerankt. Sahara en Waldorf waren net zoals in 2007-

2008 het meest resistent.

Er werd bij de 12 rassen DON gedetecteerd in de verschillende stalen. De gemiddelde DON

waarde voor alle stalen in Bottelare bedroeg 0.107 ppm. Geen enkel ras overschreed de norm

(deoxynivalenol (DON): recht op weigering indien gehalte DON > 1250 ppb voor baktarwe

(EG verordening nr. 856/2005). In Bottelare werden geen statistische verschillen voor DON

waarde tussen de rassen genoteerd.

Figuren 3 en 4 tonen dat er geen correlatie is tussen DON-gehalte en ziekteaantasting. Zo

scoort het ras Homeros als een zeer gevoelig ras voor Fusarium, maar vertoonde het zeker niet

het hoogste DON niveau.

Page 17: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

9

Figuur 3: Aantasting van 12 wintertarwerassen door Fusarium in rassenproef wintertarwe (proef G08.54). De ziekte werd

gescoord via een ordinaal klassesysteem: klasse 1: gezond; klasse 2: < 25% bedekt met Fusarium symptomen;

klasse 3: 25-50%; klasse 4: 50-75%;klasse 5:>75%.

Figuur 4.: DON-gehalte 12 wintertarwerassen in rassenproef wintertarwe (proef G08.54)

Page 18: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

10

1.2.2.3. Technologische eigenschappen (tabel 1.3.)

Omdat deze proef heel wat nieuwe variëteiten bevat, werd een selectie gemaakt van

variëteiten die verder getest werden op hun technologische waarde.

De tarwerassen werden onderworpen aan de klassieke controles zoals het hectolitergewicht,

eiwitgehalte, valgetal van Hagberg en sedimentatiewaarde volgens Zeleny. Deze resultaten

zijn weergegeven in tabel XX. Het hectolitergewicht werd bepaald met behulp van het Dickey

John apparaat, het eiwitgehalte werd bepaald volgens de Kjeldahlmethode (N x 5,7), voor het

valgetal van Hagberg werd gewerkt volgens de ICC-methode 107, de Zelenywaarde werd

bekomen volgens de ICC-methode nr 116 en 118.

Tabel 1.3.: De tarwevariëteiten met hun technologische karakteristieken (proef G08.54)

Ras Kwaliteitstype1 HLG Zeleny Valgetal

eiwit (%)

op DS

gluten-

index (%) Z/E

maal-

rendement

(%)

Carenius baktarwe B2 80,7 34 356 11,92 85 2,85 68,48

Celebration baktarwe 81,6 43 332 11,80 90 3,64 72,61

Impression baktarwe 82,1 67 254 13,49 100 4,97 74,94

Julius baktarwe A 84,4 68 329 11,95 88 5,65 74,98

Fortis baktarwe 79,2 63 369 16,45 90 3,8 74,87

Altigo baktarwe B2 80,6 49 177 13,59 97 3,57 76,8

Rollex baktarwe B1 82,6 40 114 13,11 70 3,01 73,29

Premio baktarwe BPS 81,2 63 352 12,90 96 4,84 73,37

Lincoln baktarwe 83,6 38 349 13,72 72 2,77 75,62

Selekt baktarwe BPS 82,4 70 163 13,22 99 5,29 74,38

Esket baktarwe BPS 74,2 56 264 14,57 71 3,84 73,21

Q Plus baktarwe 74,9 71 159 14,27 77 4,97 70,81

Manager baktarwe 82,7 66 228 12,80 88 5,12 73,39

Louisart baktarwe A 80,8 70 334 14,38 96 4,87 73,62

Potenzial baktarwe A 77,4 72 289 13,94 94 5,13 70,26

Alves baktarwe 82,2 44 302 13,56 92 3,24 75,13

Goncourt baktarwe B1 78,6 56 122 12,98 94 4,31 72,42

Mercato baktarwe B1 76,9 58 238 13,01 100 4,42 73,33

Retro baktarwe 75,8 46 330 14,01 94 3,3 71,93

Solution baktarwe 78,6 60 170 13,93 92 4,3 71,28

1 Gebaseerd op informatie van de mandatarissen

Page 19: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

11

De ontvangstnormen voor baktarwe door de producenten geleverd aan de handelaar-ontvanger

(bron: Synagra) omvatten onder andere:

- vochtgehalte: - 14 tot 14.5 % (neutrale zone): noch afhouding, noch vergoeding

- meer dan 17.0 %: declassering naar voedertarwe

- hectolitergewicht: - 76 tot 77 kg (neutrale zone): noch afhouding, noch vergoeding

- minder dan 73 kg: declassering naar voedertarwe

- valgetal van Hagberg: - minder dan 220 sec: declassering naar voedertarwe

- Zeleny-index: - minder dan 35 mm: declassering naar voedertarwe

- verhouding Zeleny/eiwit - ≥ 3

In tabel 1.3. wordt voor de meeste tarwes een hoog hectolitergewicht vermeld. Ook het

eiwitgehalte en de Zelenywaarden zijn zeer goed te noemen en variëren van 34 tot 72. De

eiwitgehalten van deze tarwes zijn zeer hoog (tot 16,45 % voor Fortis). Gezien de gunstige

oogstomstandigheden kunnen hoge waarden voor het valgetal verwacht worden. Er zijn echter

enkele rassen die laag scoren: Altigo, Q-plus, Rollex, Selekt, Groncourt en Solution (valgetal

is kleiner dan 220). De rassen Altigo, Selekt en Rollex gaven in het oogstjaar 2008 eveneens

lage waarden voor het valgetal.

Na conditioneren werden de tarwes vermalen op een Bühlermaalautomaat. Het

bloemrendement varieert van 68 tot meer dan 76 %. De hoogste rendementen worden behaald

door de variëteiten Impression, Julius, Altigo, Alves, Lincoln en Fortis. Met behulp van een

Glutomatic werden gluten uitgewassen en de glutenindex bepaald. De glutenindex is een

waarde die wordt teruggevonden in tabellen betreffende tarweclassificatie. De glutenindex

bepaalt hoeveel gluten worden weerhouden door een zeef, tijdens centrifugeren van de natte

gluten. Een hoge waarde wijst op gluten van zeer goede kwaliteit, die niet afbrokkelen. De

tarwes in tabel 1.3. geven sterk uiteenlopende waarden voor glutenindex: van 70 tot 100. De

hoogste waarden voor glutenindex komen over het algemeen overeen met de hogere

eiwitgehalten en de hogere Zelenywaarden. Dit geldt voor Impression, Louisart, Potential en

Selekt.

Page 20: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

12

1.3. Rassenvergelijking wintertarwe ten aanzien van Fusariumgevoeligheid

(proef G08.61)

1.3.1. Proefgegevens

Bij granen veroorzaken Fusarium schimmels stengelrot en voetziekten, doch het grootste

probleem treedt op bij aaraantasting. Naast de derving van opbrengst en kwaliteit worden door

de meeste Fusarium schimmels mycotoxinen afgezet. Bij tarwe wordt in hoofdzaak

deoxynivalenol (DON) gevormd. Tarwe is vooral tijdens de bloei gevoelig voor Fusarium

schimmels. Veelvuldige regenval, hoge relatieve vochtigheid en hevige dauw in de periode

van de bloei tot zacht deegrijp begunstigen de infectie. Er bestaan aanzienlijke verschillen

tussen de rassen qua gevoeligheid voor Fusarium aantasting. Deze komen echter pas goed tot

uiting wanneer de infectieomstandigheden optimaal zijn. Een rassenclassificatie in functie van

Fusarium gevoeligheid is echter niet eenvoudig te bekomen, gezien de verschillen in

bloeitijdstip t.o.v. het vrijkomen van sporen. Het vereist artificiële infectie gezien natuurlijke

infectie zelden voldoende regelmatig over het veld aanwezig is en om met de verschillen in

bloeidatum tussen de rassen weg te werken.

Ten einde een objectieve beoordeling van de Fusarium gevoeligheid van dertig

wintertarwerassen (tabel 1.4.) te bekomen, werden de rassen in een blokkenproef met 4

parallellen uitgezaaid. Er werd gezaaid op 13.12.08. Elk ras kreeg 2 boordpercelen met de

voor aarfusarium gevoelige variëteit Lexus. Op 13.06.09 in GS 69-70 na de bloei werd

behandeld met trifloxystrobin: 46.875 g/ha (Twist: 0.375 l/ha). Dit behandelingstijdstip en

fungicide werden gekozen omdat ze geen interactie met fusarium opleveren. Op 09.06.09 zijn

de percelen met Lexus geïnfecteerd met een sporenoplossing bestaande uit Fusarium

avenaceum, Fusarium graminearum, Fusarium culmorum, Fusarium poae en Microdochium

nivale (concentratie: 1.6 x 105 sporen/ml).

Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd:

• Voorvrucht: korrelmaïs

• Zaaidichtheid: 400 korrels/m²

• Bemesting:

• K2O: 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 87 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 59 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 72 kg/ha (02.06.09)

• Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27

g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha)

(02.04.09)

• Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g + 1.6 g/ha (Meteor: 2 l/ha) (25.04.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 04.08.09. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

De aantasting door Fusarium werd bepaald door 100 aren per object te beoordelen. De aren

worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting,

klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100

Page 21: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

13

% aangetast) (zie figuur 2.). Vervolgens werd de ziekte – index berekend volgens de volgende

formule:

Ziekte – index ZI = ((n1 x 0) + (n2 x 1) + (n3 x 2) + (n4 x 3) + (n5 x 4))/ 4 x N

Waarbij n = aantal aren in een bepaalde klasse en N = totaal aantal aren

Het DON – gehalte bepaald met een direct competitieve “enzyme – linked immunosorbent

assay” (ELISA – test, Veratox® 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde een verband te

vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON – gehalte.

1.3.2 Resultaten (tabel 1.4., figuur 4, figuur 5 )

De ziektedruk was gedurende het groeiseizoen zeer laag. Door de droge groeiomstandigheden

voor en rond de bloei werd een lage visuele aantasting voor aarfusarium waargenomen en kon

de ziekte ook moeilijk uitbreiden. Dit vertaalde zich in een gemiddelde ziekte-index van

0.0355 (tabel 1.4., figuur 4). Er werden tussen de rassen geen significante verschillen

waargenomen noch voor het aantal aren behorende tot de 5 verschillende klassen, noch voor

de ziekteindex.

Toch kan opgemerkt worden dat de rassen Sahara, Carenius en Celebration net als vorig

groeiseizoen de laagste ziekte-index scoorden. Er waren dus minder aangetaste aren dan bij de

overige rassen.

Er werden geen significante verschillen genoteerd voor de korrelopbrengst tussen de rassen

opgenomen in de proef.

Door de droge weersomstandigheden had de inoculatie met Fusarium sp. weinig effect en

breidde de infectie zich moeilijk uit. Dit vertaalde zich in lage DON-gehaltes tussen 0.0857

ppm en 0.3436 ppm (figuur 6).

Het DON-gehalte lag het hoogst bij Oakley (0.3436 ppm). Louisart volgde met 0.2972 ppm.

Oakley behaalde in het groeiseizoen 2007-2008 het hoogste DON-gehalte van alle opgenomen

rassen (2.836 ppm), terwijl Louisart toen eerder gemiddeld scoorde (0.882 ppm).

Er werd een zwakke correlatie gevonden tussen ziekte-index en DON-gehalte (r = 0.24),

evenals tussen ziekte-index en korrelopbrengst (r = 0.33).

Page 22: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

14

Tabel 1.4.: Resultaten ziektebestrijding wintertarwe t.a.v. Fusarium spp. (proef G08.61) hectoliter-

Ras klasse 1² klasse 2² klasse 3² klasse 4² klasse 5² ZI ³ DON gewicht kg/ha rel. tav. 4

Carenius 94.0 5.5 0.3 0.3 0.0 0.0169 0.1096 de1

74.1 4469 91.8

Celebration 89.5 9.3 1.3 0.0 0.0 0.0294 0.2019 abcde 72.4 3065 62.9

Contender 90.0 9.0 1.0 0.0 0.0 0.0275 0.1450 bcde 73.1 4587 94.2

Homeros 84.8 12.8 1.3 1.3 0.0 0.0475 0.2181 abcde 76.6 5842 120.0

Impression 85.5 12.5 1.5 0.5 0.0 0.0425 0.0857 e 78.2 5097 104.7

Istabraq 86.5 11.8 1.5 0.3 0.0 0.0388 0.1007 de 76.1 5062 103.9

Julius 86.8 12.0 1.0 0.3 0.0 0.0369 0.2887 abc 79.7 5104 104.8

Oakley 88.8 8.8 1.3 0.8 0.5 0.0388 0.3436 a 73.5 5293 108.7

Sahara 96.0 3.5 0.5 0.0 0.0 0.0113 0.1394 bcde 76.4 6039 124.0

Tabasco 83.5 16.3 0.0 0.3 0.0 0.0425 0.1334 bcde 74.7 5421 111.3

Esket 94.5 5.5 0.0 0.0 0.0 0.0138 0.1043 de 81.1 4815 98.9

Fortis 90.3 8.0 1.8 0.0 0.0 0.0288 0.1992 abcde 76.6 5636 115.7

Katart 83.3 15.8 0.8 0.3 0.0 0.0450 0.1920 abcde 74.3 4826 99.1

Limes 86.0 12.0 1.3 0.8 0.0 0.0419 0.1431 bcde 78.4 5331 109.5

Lincoln 92.0 6.5 1.0 0.5 0.0 0.0250 0.2023 abcde 78.3 5449 111.9

Louisart 84.0 14.5 1.0 0.5 0.0 0.0450 0.2972 ab 74.9 4589 94.2

Manager 86.5 11.8 1.3 0.5 0.0 0.0394 0.1542 bcde 76.7 4105 84.3

Mulan 78.8 19.3 1.8 0.3 0.0 0.0588 0.1383 bcde 77.8 4897 100.6

Potenzial 76.3 21.0 1.3 1.5 0.0 0.0700 0.1427 bcde 80.2 5808 119.3

Premio 89.5 7.5 2.3 0.8 0.0 0.0356 0.1545 bcde 76.2 4285 88.0

Tuareg 81.8 16.3 1.8 0.3 0.0 0.0513 0.2812 abc 76.9 5285 108.5

Waldorf 86.0 12.5 1.3 0.3 0.0 0.0394 0.2676 abcd 75.6 4726 97.0

Altigo 88.8 9.5 1.8 0.0 0.0 0.0325 0.1262 cde 77.1 5275 108.3

Alves 88.0 8.3 2.0 1.8 0.0 0.0438 0.1685 bcde 78.3 4535 93.1

Discus 89.8 9.5 0.8 0.0 0.0 0.0275 0.1499 bcde 80.1 4369 89.7

Q Plus 88.8 9.5 1.3 0.3 0.3 0.0344 0.2518 abcde 75.6 4023 82.6

Rollex 93.5 5.0 0.5 1.0 0.0 0.0225 0.2074 abcde 76.8 5511 113.2

Selekt 91.0 8.3 0.8 0.0 0.0 0.0244 0.2341 abcde 77.5 4223 86.7

Sophytra 88.3 11.0 0.5 0.3 0.0 0.0319 0.1523 bcde 77.5 3627 74.5

Winnetou 92.3 6.8 1.0 0.0 0.0 0.0219 0.1460 bcde 74.5 4793 98.4

Fras NS NS NS NS NS NS * *** NS

Opbrengst

1 Gemiddelden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens

Duncan test 2 klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse

5: 100 % aangetast

³ Ziekte – index ZI = ((aantal aren klasse 1 x 0) + (aantal aren klasse 2 x 1) + (aantal aren klasse 3 x 2) + (aantal

aren klasse 4 x 3) + (aantal aren klasse 5 x 4))/4 x 100 4 relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst = 4870 kg/ha

Page 23: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

15

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Caren

ius

Celebra

tion

Contender

Homero

s

Impr

essio

n

Istab

raq

Juliu

s

Oak

ley

Sahar

a

Taba

scoEs

ket

Fort

is

Katart

Limes

Linco

ln

Louisa

rt

Man

ager

Mula

n

Potenzia

l

Prem

io

Tuar

eg

Wal

dorf

Altigo

Alves

Discus

Q P

lus

Rollex

Sele

kt

Sophyt

ra

Win

netou

class 1 class 2 class 3 class 4 class 5

Figuur 5: Ziekte-index tarwerassen na inoculatie (proef G08.61)

klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse

5: 100 % aangetast

0.0

0.1

0.1

0.2

0.2

0.3

0.3

0.4

0.4

Careniu

s

Celebra

tion

Contender

Homer

os

Impre

ssio

n

Istab

raqJu

lius

Oakl

ey

Sahar

a

Tabasc

o

Eske

t

Fort

is

Katart

Limes

Linco

ln

Louisa

rt

Man

ager

Mula

n

Potenzia

l

Prem

io

Tuare

g

Wal

dorf

Altigo

Alves

Discus

Q P

lus

Rollex

Sele

kt

Sophyt

ra

Win

netou

mg/

kg

DO

N

DON

Figuur 6: Resultaten DON-gehalte tarwerassen na inoculatie (proef G08.61)

Page 24: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

16

1.4. Fusarium aanwezigheid in Vlaanderen

Om inzicht te krijgen in de samenstelling en complexiteit van de Fusarium populatie in

Vlaanderen (9 locaties) en Wallonië (5 locaties) werden op elke locatie de symptomen en

deoxynivalenol niveaus in kaart gebracht van enkele commerciële tarwerassen. Eveneens

werden voor elke locatie in Vlaanderen de aanwezige Fusarium species op het veld bepaald,

dit gebeurde enerzijds aan het begin van het groeiseizoen (in november 2008). In november

werden grassen langsheen de zijden van de tarwepercelen bemonsterd, oogstresten (tarwe en

maïs, omdat dit mogelijke waardplanten zijn waarop Fusarium species kunnen overleven),

ook werd de Fusarium populatie in de bodem bepaald, hiervoor werden twee bodemstalen per

object genomen. Het bemonsteringplan wordt afgebeeld in figuur 7.

Figuur 7. Bemonsteringsplan van onkruiden, gewasresten en bodem. De blauwe cirkels tonen de bodemstalen per

object. De onkruiden en gewasresten werden bemonsterd langsheen de zijden van elk perceel.

Eind juni, begin juli werd de Fusarium populatie op de tarwearen bepaald en vervolgens werd

nagegaan als er een verband was tussen de populatie aanwezig in november op grassen,

oogstresten en bodemstalen en de populatie gevonden in juli op de tarwearen.

• Symptomen

Symptomen werden geëvalueerd via een ordinaal klassesysteem. Klasse 1: gezond; klasse 2:

1-25% van de aar aangetast; klasse 3: 26-50% van de aar aangetast; klasse 4: 51-75% van de

aar aangetast; klasse 5: 76-100% aangetast. Zoals uit figuur 8 blijkt was de ziektedruk vrij

laag in alle locaties. Verrebroek, Zuienkerke en Zwevegem vertoonden de laagste ziektedruk

terwijl de ziektedruk merkelijk hoger was in Bottelare en Enghien. In nagenoeg alle locaties

was de ranking van de verschillende rassen gelijklopend. Hierbij werd het duidelijk dat het ras

Homeros zeer gevoelig was. Al de andere rassen zaten min of meer op hetzelfde

infectieniveau. Sahara en Waldorf waren over alle locaties heen het meest resistent.

B

A D

C

Frans raaigras

Wilde Haver

Straatgras

Ruwbeemdgras

Italiaans Raaigras

Witbol

Kropaar

Engels Raaigras

Kweekgras

Grote Windhalm

B

A D

C

Frans raaigras

Wilde Haver

Straatgras

Ruwbeemdgras

Italiaans Raaigras

Witbol

Kropaar

Engels Raaigras

Kweekgras

Grote Windhalm

Page 25: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

17

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sco

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Bottelare

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ho

me

ros

Ju

liu

s

Wa

ldo

rf

Ciney

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Sa

ha

ra

Ta

ba

sco

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Enghien

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ho

me

ros

Ju

liu

s

Wa

ldo

rf

Gembloux

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ho

me

ros

Ju

liu

s

Wa

ldo

rf

Havelange

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ho

me

ros

Ju

liu

s

Wa

ldo

rf

Hologne sur Geer

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Koksijde

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Linter

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Poperinge

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Tongeren

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Verrebroek

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

ZuienkerkeA

an

tal

are

n

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Zwalm

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Ca

ren

ius

Ce

leb

reti

on

Co

nte

nd

or

Ho

me

ros

Imp

res

sio

n

Ista

bra

q

Ju

liu

s

Oa

kle

y

Sa

ha

ra

Ta

ba

sc

o

Tu

are

g

Wa

ldo

rf

Zwevegem

Aa

nta

l a

ren

02

06

01

00

Figuur 8: Aantasting van 12 wintertarwerassen door Fusarium in rassenproeven wintertarwe in Vlaanderen en

Wallonië. De ziekte werd gescoord via een ordinaal klassesysteem: klasse 1: gezond; 2: < 25% bedekt met

Fusarium symptomen; klasse 3: 25-50%; klasse 4: 50-75%;klasse 5:>75%.

Page 26: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

18

• Deoxynivalenol (DON) gehaltes

De gemiddelde DON gehaltes werden bepaald in 12 rassen op de verschillende lokaties. Tabel

1.5. toont dat de correlatie tussen DON en neerslag in mei en juni zeer laag is. Dit heeft

waarschijnlijk te maken met het feit er dit jaar zeer weinig DON werd waargenomen en dat

enkel de neerslag in een korte periode rond de bloei een belangrijke invloed heeft op het DON

gehalte. De correlatie tussen ziekte en neerslag in mei is hoger dan de correlatie tussen DON

en neerslag in mei. DON productie is immers een complex proces dat volgt op ziekte als er

Fusarium species aanwezig zijn die DON kunnen produceren. De correlatie tussen DON en

ziekte bedroeg 0,181 wat er op wijst dat door een visuele beoordeling het DON gehalte niet

kan voorspeld worden bij een lage aantastingsgraad.

Tabel 1.5.: Pearson correlatie studie tussen DON niveau, ziekte en regenval in juni.

2008 DON Ziekte Regen

in mei

dagen regen

in mei

Regen in

juni

Dagen regen in

juni

DON 1 0.181 0.050 0.185 0.077 -0.050

Ziekte 1 0.424 0.505 0.013 -0.086

De DON niveaus waren vergelijkbaar over alle locaties in geen enkele locatie werd de

Europese norm overschreden (EG verordening nr. 856/2005).

Tabel 1.6.: DON niveaus in 12 verschillende wintertarwerassen op 8 lokaties. De concentraties worden

uitgedrukt in mg/kg versgewicht.

Bottelare Koksijde Linter Poperinge Tongeren Verrebroek Zuienkerke Zwevegem

Carenius 0.117a 0.067a 0.131ab 0.214c 0.015a 0.150a 0.225abc 0.127a

Celebretion 0.106a 0.202b 0.188b 0.232c 0.140ab 0.147ab 0.289abc 0.207b

Contender 0.132a 0.134ab 0.182b 0.136abc 0.019ab 0.224ab 0.361abc 0.136ab

Homeros 0.090a 0.112ab 0.104a 0.169bc 0.054a 0.116a 0.350bc 0.184ab

Impression 0.141a 0.109a 0.132b 0.186bc 0.031ab 0.118a 0.127ab 0.118a

Istabraq 0.093a 0.136a 0.122b 0.132abc 0.022ab 0.151ab 0.110a 0.164ab

Julius 0.096a 0.102a 0.170ab 0.126abc 0.081ab 0.105a 0.147abc 0.185b

Oakley 0.102a 0.114ab 0.150b 0.252c 0.574b 0.248ab 0.578c 0.180ab

Sahara 0.111a 0.142b 0.217b 0.077a 0.048ab 0.131ab 0.136a 0.125a

Tabasco 0.102a 0.151b 0.177ab 0.088ab 0.022ab 0.173ab 0.312abc 0.149ab

Tuareg 0.114a 0.110a 0.197ab 0.083ab 0.421ab 0.141ab 0.192abc 0.120a

Waldorf 0.082a 0.123ab 0.128b 0.101abc 0.08ab 0.321b 0.310abc 0.175a

a,b,c: Verschillende letters wijzen op significante verschillen in DON niveaus tussen de rassen van één lokatie na

verwerking via een niet-parametrische Kruskall-Wallis en Mann-Whitney test.

• Populatiesamenstelling van Fusarium in Vlaanderen

Bij het in kaart brengen van de Fusariumaantasting in Vlaanderen is niet enkel de graad van

aantasting en de DON contaminatie belangrijk maar ook de populatiesamenstelling. De

belangrijkste vertegenwoordigers van aarfusariumpathogenen zijn F. graminearum, F.

avenaceum, F. culmorum, F. poae en Microdochium nivale (vroeger: F. nivale). Vermelde

soorten hebben een verschillende gevoeligheid voor de strobilurine en triazool fungiciden. Zo

zijn vertegenwoordigers van de Fusarium species ongevoelig voor de meeste strobilurine

fungiciden terwijl M. nivale slechts matig bestreden wordt door triazolen. Inzicht in de

populatiesamenstelling geeft belangrijke informatie met betrekking tot bestrijdingstrategieën.

Page 27: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

19

Daarenboven vertonen de verschillende Fusarium soorten een ander mycotoxine producerend

patroon en produceert Microdochium geen mycotoxinen.

Om een beter inzicht te krijgen in de populatiecomplexiteit en –samenstelling werden de

aanwezige Fusarium species aan het begin van het groeiseizoen (november) en aan het einde

(juli) in kaart gebracht via een species-specifieke PCR (polymerase chain reaction) techniek.

Dit is een detectiemethode op basis van het DNA van de verschillende pathogenen. Hiertoe

werden op elke locatie de grassen, oogstresten en bodemstalen bemonsterd en opgezuiverd. In

juli werden per wintertarweras en per parallel 2 aren uitgeplaat. Van deze Fusarium stalen

werd DNA bereid en werd een PCR reactie uitgevoerd. Alle Fusarium isolaten werden

eveneens bewaard in de collectie.

In tabel 1.7. wordt het procentueel aandeel van de verschillende Fusarium spp. en M. nivale in

de grassen oogstresen en tarwearen voorgesteld. Uit figuur 9 en tabel 1.7 blijkt duidelijk dat

de Fusarium populatie tussen onkruiden, gewasresten, bodemstalen en deze teruggevonden op

de tarwearen in juli gemiddeld zeer sterk verschilt. Op de onkruiden werden voornamelijk F.

graminearum en M. nivale teruggevonden. Op de gewasresten waren F. culmorum en F.

graminearum de belangrijkste species. Dit was te verwachten. Er werden immers enkel

gewasresten van risicogewassen, voornamelijk maïs, bemonsterd. Van maïs is geweten dat het

een belangrijke waardplant is van F. graminearum.

In de bodem werd vrijwel uitsluitend F. culmorum teruggevonden. Van deze schimmelsoort is

geweten dat ze voetziekten en wortelrot bij tarwe en maïs kan veroorzaken. In de tarwearen

bemonsterd in juli 2009 was F. graminearum het belangrijkste species. Wanneer de

samenstelling van het primaire inoculum op onkruidgrassen, gewasresten en in de bodem

wordt vergeleken met de populatie van de tarwearen op het einde van het groeiseizoen, is er

op alle locaties (behalve in Zwalm) een duidelijke toename van het aandeel F. poae in juli

t.o.v. het primaire inoculum van november 2008. Grassen en oogstresten vormen dus hoogst

waarschijnlijk niet de bron van het F. poae inoculum. Op de locaties Poperinge en Zwevegem

is er een duidelijk verband tussen de populatie in de tarwearen in juli en deze in november

(primair inoculum). Voor de andere locaties is er een verschuiving in de populatie

waarneembaar. Om de bijdrage van het primaire inoculum tot de finale populatie beter te

kunnen inschatten zal dezelfde proefopzet de volgende jaren herhaald worden.

Page 28: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

20

Tabel 1.7. Procentuele samenstelling het primaire inoculum in grassen en oogstresten november 2008 en de

finale Fusarium populatie in de tarwearen in juli 2009. NA betekend dat er op deze locaties geen restplanten

bemonsterd werden.

F. avenaceum F. culmorum F. graminearum M. nivale F. poae

Gras Rest Tarwe Gras Rest Tarwe Gras Rest Tarwe Gras Rest Tarwe Gras Rest Tarwe

Bottelare 0.00 18.18 3.33 84.62 27.27 20.00 15.38 18.18 36.67 0.00 0.00 0.00 0.00 36.36 40.00

koksijde 0.00 0.00 0.00 22.22 100.00 0.00 0.00 0.00 36.36 77.78 0.00 36.36 0.00 0.00 27.27

Linter 32.14 NA 6.67 3.57 NA 13.33 7.14 NA 40.00 57.14 NA 26.67 0.00 NA 13.13

Poperinge 20.00 0.00 17.65 6.67 40.00 0.00 53.33 60.00 58.82 20.00 0.00 11.76 0.00 0.00 11.76

Tongeren 29.17 NA 3.85 16.67 NA 7.69 0.00 NA 46.14 54.17 NA 7.69 0.00 NA 34.61

Verrebroek 14.29 NA 4.35 35.71 NA 13.04 35.71 NA 26.09 7.14 NA 17.39 7.14 NA 39.13

Zwalm 16.67 0.00 14.28 5.56 0.00 28.57 11.11 33.33 42.85 38.89 66.67 0.00 27.78 0.00 14.29

Zwevegem 22.73 16.67 19.35 0.00 22.22 9.68 54.55 50.00 41.94 18.18 5.56 3.23 4.55 5.56 25.81

Figuur 9: Procentuele samenstelling van het primaire inoculum in grassen, oogstresten en bodemstalen in

november 2008 en de finale Fusarium populatie in tarwe in juli 2009.

Page 29: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

21

Tabel 1.8. Percentage van de stalen waarin respectievelijk geen Fusarium, 1 species, 2 en 3 verschillende species

werden teruggevonden.

geen fusarium 1 species 2 species 3 species

onkruid rest tarwe onkruid rest tarwe onkruid rest tarwe onkruid rest tarwe

Bottelare 76.47 64.52 29.41 21.57 35.48 52.94 1.96 0.00 17.65 0.00 0.00 0.00

Koksijde 43.75 75.00 20.00 56.25 25.00 60.00 0.00 0.00 10.00 0.00 0.00 10.00

Linter 37.84 NA 28.57 48.65 NA 71.43 13.51 NA 0.00 0.00 NA 0.00

Poperinge 64.29 60.00 27.78 17.86 30.00 50.00 17.86 10.00 22.22 0.00 0.00 0.00

Tongeren 19.05 100.00 27.59 47.62 0.00 55.17 33.33 0.00 17.24 0.00 0.00 0.00

Verrebroek 53.57 NA 26.92 42.86 NA 57.69 3.57 NA 15.38 0.00 NA 0.00

Zwalm 57.14 0.00 9.09 28.57 100.00 54.55 7.14 0.00 36.36 7.14 0.00 0.00

Zwevegem 29.17 15.38 25.93 50.00 38.46 40.74 20.83 38.46 25.93 0.00 7.69 7.41

Tabel 1.8. toont het aantal verschillende species dat werd teruggevonden in onkruiden,

restplanten en tarwearen. Dit jaar werden in geen enkel staal 4 verschillende species

waargenomen. Wel blijkt dat er meer associaties tussen verschillende species waargenomen

werden in juli dan in november, wat wijst op een stijgend complexiteit van de populatie

tijdens het groeiseizoen. F. poae werd het meest gedetecteerd in associatie met andere species.

F. poae zou immers een secundaire pathogeen zijn , die voornamelijk reeds verzwakte aren,

geïnfecteerd door andere Fusarium species koloniseert.

Page 30: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

22

2. Gewasbescherming

2.1. Onkruidbestrijding bij triticale (proef G08.56)

2.1.1. Proefgegevens

Drie herbicidencombinaties met behandelingen voor de winter werden op een lemig zand

perceel te Melle uitgetest bij de triticalecultivar Cultivo (tabel 1.9.).

Volgende behandelingen werden vergeleken:

1. controle

Voor-opkomst (07.11.08)

2. isoxaben + prosulfocarb: 75 g + 4000 g/ha (AZ 500 + Defi: 150 g + 5 l/ha)

1-2 Bladstadium (27.11.08)

3. pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb: 800 g + 40 g + 2400 g/ha

(Celtic + Defi: 2.5 l + 3 l/ha)

3-4 bladstadium (18.02.09)

4. pendimethalin + picolinafen + isoproturon: 800 g + 40 g + 1 kg/ha

(Celtic + IPU: 2.5 l + 2 l/ha)

De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden:

• Voorvrucht: aardappelen

• Zaaidatum: 30.10.08

• Zaaidichtheid: 400 korrels/m²

• Variëteit: Cultivo

• Bemesting:

• K2O: 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 61 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 50 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 52 kg/ha (19.05.09)

• Halmverkorting: chloormequat 750 g/ha (25.04.09)

• Fungicide: epoxyconazool + fenpropimorf + pyraclostrobin: 64.35 g + 321.45 g + 171.45

g/ha (Diamant: 1.5 l/ha) (27.05.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 31.07.09. Alle korrelopbrengsten worden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

2.1.2. Resultaten (tabel 1.9.)

De onkruidflora werd gedomineerd door straatgras (Poa annua) (16 pl/m²), akkerviooltje

(Viola arvensis) (6 pl/m²), vogelmuur (Stellaria media) (4 pl/m²), melganzevoet

(Chenopodium album) (3 pl/m²), kamille (Matricaria chamomilla) (3 pl/m²), klein kruiskruid

(Senecio vulgaris) (2 pl/m²) en ereprijs (Veronica arvensis) (2 pl/m²).

Page 31: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

23

Alle behandelingen ruimden de onkruidpopulatie volledig op. Een belangrijke opmerking is

wel dat de onkruiddruk op het perceel laag was: enkel straatgras kwam in voldoende mate en

voldoende homogeen voor in de proef.

Bij geen enkele behandeling werd gewasbeïnvloeding onder vorm van remming of chlorose

opgemerkt.

De onbehandelde controle gaf een opbrengst van 8891 kg/ha. Alle opbrengstresultaten werden

uitgedrukt relatief ten opzichte van deze onbehandelde controle. Er werden geen significante

verschillen tussen de behandelingen genoteerd, toch konden enkele meeropbrengsten

genoteerd worden.

De behandeling in het 3-4 bladstadium met isoproturon in combinatie met Celtic (103.9 %) of

Malibu (101.1 %) resulteerde in een meeropbrengst ten opzicht van de onbehandelde percelen.

Tabel 1.9.: Resultaten

1 onkruidbestrijding triticale (proef G08.56).

Nr. Objectenhectoliter-

gewicht

1 Onbehandeld 8891 100.0 73.1

Voor-opkomst

2isoxaben + prosulfocarb: 75 g + 4000 g/ha

(AZ 500 + Defi: 150 g + 5 l/ha) 8831 99.3 74.1

3 isoproturon + diflufenican: 1250 g + 187.5 g/ha (IPU + Diflanil: 2.5 l + 0.375 l/ha) 8947 100.6 74.0

1-2 Bladstadium

4pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb: 800 g + 40 g + 2400 g/ha

(Celtic + Defi: 2.5 l + 3 l/ha) 8607 96.8 74.2

3-4 bladstadium

5pendimethalin + picolinafen + isoproturon: 800 g + 40 g + 1 kg/ha

(Celtic + IPU: 2.5 l + 2 l/ha) 9239 103.9 73.7

Fbehandeling NS3

Opbrengst1

kg/ha rel. tav. 2

1 VC opbrengst (%): 6.11 % 2 relatief t.a.v. controleopbrengst = 8891 kg/ha

3 NS: niet significant voor niveau p0.05 volgens Tuckey ’s Studentized Range Test

Page 32: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

24

2.2. Onkruidbestrijding bij wintertarwe (proef G08.57)

2.2.1. Proefgegevens

Op een lemige zandbodem te Bottelare werden de mogelijkheden van een aantal

herbicidencombinaties met behandelingen zowel voor als na de winter nagegaan bij de

wintertarwevariëteit Mulan.

Volgende behandelingen werden vergeleken:

1. controle

Voor-opkomst (07.11.08)

2. isoproturon + diflufenican: 1375 g + 171.6 g/ha (Javelin: 2.75 l/ha)

3. flurtamone + diflufenican + isoproturon: 200 g + 80 g + 1250 g/ha (Bacara + IPU: 0.8 l +

2.5 l/ha)

4. beflubutamide + isoproturon + diflufenican + flurtamone: 127.5 + 750 g + 60 g + 150

g/ha (Herbaflex + Bacara : 1.5 l + 0.6 l/ha)

1-2 Bladstadium (27.11.08)

5. pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb: 800 g + 40 g + 2400 g/ha (Celtic + Defi: 2.5

l + 3 l/ha)

6. flufenacet + pendimethalin: 180 g + 900 g/ha (Malibu: 3 l/ha)

7. diflufenican + flurtamone: 100 g + 250 g/ha (Bacara: 1 l/ha)

8. diflufenican + flufenacet + diflufenican + flurtamone: 60 g + 240 g + 40 g + 100 g/ha

(Liberator + Bacara: 0.6 l + 0.4 l/ha)

3-4 bladstadium (12.02.09)

9. pendimethalin + picolinafen + isoproturon: 800 g + 40 g + 1 kg/ha (Celtic + IPU: 2.5 l +

2 l/ha)

10. flufenacet + pendimethalin + isoproturon : 180 g + 900 g + 1 kg/ha (Malibu + IPU: 3 l +

2 l/ha)

Voorjaar (14.04.09)

11. iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

pendimethalin + picolinafen geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g + 800 g + 40 g +

812 g/ha (Atlantis + Celtic + Actirob B: 300 g + 2.5 l + 1 l/ha)

12. pendimethalin + picolinafen + isoproturon: 800 g + 40 g + 1 kg/ha (Celtic + IPU: 2.5 l +

2 l/ha)

13. iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g +

27 g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 300 g + 150 g + 1

l/ha)

14. fluroxypyr + florasulam + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl +

mesosulfuron-methyl + geësterde koolzaadolie: 75 g + 1.875 g + 1.8 g + 27 g + 9 g +

812 g/ha (Primstar + Atlantis + Actirob: 0.75 l + 300 g + 1 l/ha)

15. isoproturon: 1500 g/ha (IP: 2.5 l/ha)

16. pyroxsulam + cloquintoxet-mexyl + flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl: 15 g +

15 g + 6.66 g + 3.34 g/ha (Capri + Lexus XPE: 200 g + 20 g/ha)

17. beflubutamide + isoproturon + ioxynil + mecoprop-p: 170 + 1000 g + 225 g + 362.5

g/ha (Herbaflex + Mextra : 2 l + 1.25 l/ha)

18. iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl + metsulfuron-

methyl + fluroxypyr + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27 g + 4 g + 90 g + 836.3

g/ha (Atlantis + Accurate + Tomahawk + Gaon: 300 g + 20 g + 0.5 l + 1 l/ha)

Page 33: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

25

De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden:

• Voorvrucht: aardappelen

• Zaaidatum: 30.10.08

• Zaaidichtheid: 400 korrels/m²

• Bemesting:

• P2O5 en K2O: respectievelijk 30 kg/ha en 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 71 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 42 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 80 kg/ha (28.05.09)

• Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g + 1.6 g/ha (Meteor: 2 l/ha) (25.04.09)

• Fungicide:

• epoxyconazool: 125 g/ha (Opus: 1 l/ha) (27.05.09)

• prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g + 150 g/ha (Fandango: 1.5 l/ha) (03.06.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

2.2.2. Resultaten (tabel 1.10.)

De onkruidflora werd gedomineerd door muur (Stellaria media – 5 pl/m²), windhalm (Apera

spica-venti – 15 pl/m²) en akkerviooltje (Viola arvensis – 5 pl/m²). Klein kruiskruid (Senecio

vulgaris), straatgras (Poa annua), kamille (Matricaria chamomilla), melganzevoet

(Chenopodium album) en ereprijs (Veronica arvensis) waren eveneens aanwezig, maar in te

geringe mate (< 4 pl/m²) om opgenomen te worden in de resultatentabel.

De onbehandelde controle gaf een opbrengst van 8786 kg/ha. Alle opbrengstresultaten werden

uitgedrukt relatief ten opzichte van deze onbehandelde controle. Bij geen enkele behandeling

werd visuele gewasbeïnvloeding onder vorm van remming of chlorose opgemerkt.

Alle behandelingen ruimden de onkruidpopulatie volledig op. Enkel de voorjaarsbehandeling

met Atlantis + Accurate + Tomahawk + Gaon spaarde wat muur en windhalm. Een

belangrijke opmerking is wel dat de onkruiddruk op het perceel laag was.

Opvallend is eveneens dat alle voorjaarsbehandelingen een opbrengst gaven lager dan de

controle opbrengst, wat toch wijst op mogelijke onkruidconcurrentie, gewasremming of een

hogere mate van uitspoeling door de lichtere textuur van het perceel.

Page 34: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

26

Tabel 1.10. : Resultaten1 onkruidbestrijding tarwe (proef G08.57)

Nr. Objecten STEME1/2

APESV1/2

VIOAR1/2 Opbrengst

rel. tav. 2

1 controle: onbehandeld100 % =

5 pl/m²

100 % =

15 pl/m²

100 % =

5 pl/m²100.0

Voor-opkomst (07.11.08)

2 isoproturon + diflufenican g/ha (Javelin: 2.75 l/ha) 0 0 0 101.2

3 flurtamone + diflufenican + isoproturon (Bacara + IPU: 0.8 l + 2.5 l/ha) 0 0 0 109.8

4beflubutamide + isoproturon + diflufenican + flurtamone (Herbaflex +

Bacara : 1.5 l + 0.6 l/ha)0 0 0 105.8

1-2 Bladstadium (27.11.08)

5 pendimethalin + picolinafen + prosulfocarb (Celtic + Defi: 2.5 l + 3 l/ha) 0 0 0 106.6

6 flufenacet + pendimethalin (Malibu: 3 l/ha) 0 0 14 105.8

7 diflufenican + flurtamone (Bacara: 1 l/ha) 0 0 0 103.7

8diflufenican + flufenacet + diflufenican + flurtamone (Liberator + Bacara:

0.6 l + 0.4 l/ha)0 0 0 104.7

3-4 bladstadium (12.02.09)

9 pendimethalin + picolinafen + isoproturon (Celtic + IPU: 2.5 l + 2 l/ha) 0 0 0 108.1

10 flufenacet + pendimethalin + isoproturon (Malibu + IPU: 3 l + 2 l/ha) 0 0 0 103.4

Voorjaar (14.04.09)

11

iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

pendimethalin + picolinafen geësterde koolzaadolie (Atlantis + Celtic +

Actirob B: 300 g + 2.5 l + 1 l/ha)

0 0 0 98.6

12 pendimethalin + picolinafen + isoproturon (Celtic + IPU: 2.5 l + 2 l/ha) 0 0 0 97.5

13

iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie

(Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 300 g + 150 g + 1 l/ha)

0 0 0 96.2

14

fluroxypyr + florasulam + iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl

+ mesosulfuron-methyl + geësterde koolzaadolie (Primstar + Atlantis +

Actirob: 0.75 l + 300 g + 1 l/ha)

0 0 0 96.5

15 isoproturon: 1500 g/ha (IP: 2.5 l/ha) 0 0 0 94.8

16pyroxsulam + cloquintoxet-mexyl + flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-

methyl (Capri + Lexus XPE: 200 g + 20 g/ha)0 0 0 95.3

17beflubutamide + isoproturon + ioxynil + mecoprop-p (Herbaflex + Mextra :

2 l + 1.25 l/ha)0 0 0 95.2

18

iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

metsulfuron-methyl + fluroxypyr + geësterde koolzaadolie (Atlantis +

Accurate + Tomahawk + Gaon: 300 g + 20 g + 0.5 l + 1 l/ha)

10 10 0 93.6

1 STEME: Stellaria media; APESV: Apera spica-venti; VIOAR: Viola arvensis

² % t.a.v. controle

Page 35: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

27

2.3. Invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van iodosulfuron-methyl-natrium +

mefenpyr-diethyl + mesosulfuron-methyl op de bestrijding van resistente duist (proef

08.PER)

2.3.1. Doelstelling

De veldproef werd uitgevoerd om het effect van diverse hulpstoffen op de werking van

Atlantis (iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + mesosulfuron-methyl) en de

combinatie Atlantis + Lexus ten aanzien van sterk ontwikkelde duist te evalueren.

2.3.2. Materiaal en methoden

Deze veldproef werd uitgevoerd op een praktijkperceel wintertarwe in Pervijze met een

historisch hoge onkruiddruk van duist. De bespuitingen werden volgens onderstaand schema

aangelegd volgens een blokkenproef met 4 parallelen. De bespuitingen werden uitgevoerd met

een AZO luchtdrukproefveldspuit (2,5 bar) met een spuitboom van 1.5 m breed met TeeJet

XR 11003 spuitdoppen (300 l water/ha). Op het ogenblik van de bespuiting kwam de duist

reeds boven het gewas en was dus duidelijk generatief.

Tabel 1.11. Overzicht van de verschillende behandelingen.

Nr behandeling

1 onbehandelde controle

2 Atlantis 0,3 l/ha

3 Atlantis 0,5 l/ha

4 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha

5 Atlantis 0,5 l/ha + Lexus 0,03 l/ha

6 Atlantis 0,3 l/ha + Hulpstof 1 (polymeer)

7 Atlantis 0,5 l/ha + Hulpstof 1

8 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha + Hulpstof 1

9 Atlantis 0,3 l/ha + Hulpstof 2 (gealcoxyleerd alcohol + polysiloxaan + trisiloxaan)

10 Atlantis 0,5 l/ha + Hulpstof 2

11 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha + Hulpstof 2

12 Atlantis 0,3 l/ha + Hulpstof 3 (Pl. olie)

13 Atlantis 0,5 l/ha + Hulpstof 3

14 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha + Hulpstof 3

15 Atlantis 0,3 l/ha + Hulpstof 4 (Ethyl - (S) - lactate EL)

16 Atlantis 0,5 l/ha + Hulpstof 4

17 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha + Hulpstof 4

18 Atlantis 0,3 l/ha + Hulpstof 5 (HO(CH2-CH2-O)n-(CH2)11-CH3 =surfactant)

19 Atlantis 0,5 l/ha + Hulpstof 5

20 Atlantis 0,3 l/ha + Lexus 0,03 l/ha + Hulpstof 5

21 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha

22 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha + Hulpstof 1

23 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha + Hulpstof 2

24 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha + Hulpstof 3

25 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha + Hulpstof 4

26 Topik 0,42 l/ha + Actirob 1 l/ha + Hulpstof 5

Page 36: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

28

2.3.3. Resultaten (Figuur 10)

Effect van hulpstoffen op de bestrijding van resitente duist in tarwe met Atlantis

Populatie na behandeling

0

20

40

60

80

100

120

140

160

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26

behandeling

Pla

nte

n / m

²

Figuur 10: Effect van hulpstoffen op de bestrijding van resistente duist in tarwe met Atlantis – Populatie na

behandeling.

Geen enkele behandeling kon de gehele duistpopulatie bestrijden, wel was er een groot

onderling verschil tussen de behandelingen. De standaardbehandelingen van Atlantis aan

respectievelijk 300 g/ha en 500 g/ha lagen in dezelfde lijn en verminderden de duistpopulatie

met ongeveer 2/3 ten opzichte van de onbehandelde controle. De combinatie van Atlantis +

Lexus scoorde niet beter dan Atlantis terwijl de verhoogde dosis Atlantis ook niet leidde tot

een betere duist-bestrijding. De objecten met Topik tonen aan dat duist een zekere resistentie

heeft verworven tegen clodinafop-propargyl.

De hulpstof 1 op basis van een polymeer beïnvloedde de werking van Atlantis het sterkst in

positieve zin zowel bij een dosis van 300 g als bij 500 g. Opvallend is dat het effect van de

hulpstoffen beduidend beter is bij 500 g Atlantis, de aanbevolen dosis in geval van een hoge

duist populatie. Met uitzondering van hulpstof 4 verbeterden alle hulpstoffen de werking van

Atlantis bij 500 g. De combinatie Atlantis + Lexus gaf geen betere resultaten dan Atlantis

500g.

De werking van Topik werd niet spectaculair verbeterd door de toepassing van hulpstoffen.

Enkel hulpstof 1 en hulpstof 4 verminderden enigszins het aantal duistplanten ten opzichte

van Topic alleen. Dit kan er op wijzen dat de duist behoorde tot de ACC-ase (Acetyl Co-

enzym Carboxylase) mutanten als resistentie vorm en niet met een versneld metabolisme.

2.3.4. Besluit

Door de grote onkruiddruk en de reeds fel ontwikkelde duist, was geen enkele behandeling

voldoende om al de duist op te ruimen. Deze extreme omstandigheden werden echter

Page 37: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

29

‘gekozen’ om het effect van de hulpstoffen beter te kunnen inschatten. Volgende conclusies

kunnen getrokken worden:

• De duist populatie was resistent ten aanzien van ACC-ase remmer clodinafop-

propargyl. Geen enkele hulpstof had daar ook het beoogde positief effect.

• Het effect van hulpstoffen was beter bij een hogere dosis Atlantis.

• Toevoeging van Lexus aan Atlantis gaf geen betere bestrijding van duist

2.4. Interactie triticalerassen en fungiciden (proef G08.58)3

2.4.1. Proefgegevens

Bij elf triticalecultivars (tabel 1.12.) werd het effect van een ziektebestrijding met

epoxyconazool + fenpropimorf + pyraclostrobin: 64.35 g + 321.45 g + 171.45 g/ha (Diamant:

1.5 l/ha) bestudeerd. De behandeling werd uitgevoerd op 27.05.09 in het stadium alle aren 100

% uit (GS 59).

Volgende fytotechnische handelingen werden uitgevoerd:

• Voorvrucht: aardappelen

• Zaaidatum: 30.10.08

• Zaaidichtheid: 400 korrels/m²

• Bemesting:

• P2O5 en K2O: respectievelijk 30 kg/ha en 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 61 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 50 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 52 kg/ha (19.05.09)

• Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27

g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha)

(02.04.09)

• Halmverkorting: chloormequat: 750 g/ha (25.04.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 31.07.09. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

De aantasting door Fusarium werd bepaald door 100 aren per object te beoordelen. De aren

worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting,

klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100

% aangetast). Vervolgens werd de ziekte – index berekend (Tabel 13, figuur 11).

Tevens werd het DON – gehalte bepaald met een direct competitieve “enzyme – linked

immunosorbent assay” (ELISA – test, Veratox® 5/5 voor deoxynivalenol, Biognost), teneinde

een verband te vinden tussen visuele aanwezigheid van Fusarium en het DON – gehalte

(Tabel 1.13.).

3 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG)

Page 38: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

30

2.4.2. Resultaten

2.4.2.1. Bladziekten en opbrengstgegevens (tabel 1.12.)

Triticale is vatbaar voor dezelfde ziekten als tarwe, maar gemiddeld genomen is de

ziekteweerstand tegen bladvlekkenziekte (Mycosphaerella graminicola) beter.

Bladvlekkenziekte komt algemeen voor, doch de aantasting blijft bij de meeste rassen beperkt

tot de onderste bladetages. De laatste groeiseizoenen vertoonden een groot aantal rassen een

grote gevoeligheid voor meeldauw. Bruine roest was het voorbije groeiseizoen (2009) in

geringe mate en vooral naar het eind van het groeiseizoen toe aanwezig, gele roest kwam niet

voor bij de rassen opgenomen in de proef. Door de ongunstige weersomstandigheden voor

infectie, was aarfusarium slechts in geringe mate aanwezig.

Bladseptoria kwam algemeen voor bij de onbehandelde percelen, doch in geringe mate. Door

de behandeling met Diamant werd de ziekte nog meer onderdrukt.

Bruine roest was eveneens vooral naar het einde van het groeiseizoen duidelijk aanwezig bij

een aantal rassen. Vooral Tribeca, Trigold en Talentro vertoonden een grotere ziektedruk dan

de overige rassen.

Meeldauw wordt steeds meer aangetroffen bij triticale. Doch de aantasting bleef dit

groeiseizoen zeer beperkt.

De fungicidebehandeling bracht in de groeiseizoenen 2003-2004 en 2004-2005 telkens een

gemiddelde meeropbrengst teweeg van 16 %, in 2005-2006 en 2007-2008 lag dit iets lager,

namelijk respectievelijk 8 % en 5 %. In 2006-2007 werd een gemiddelde meeropbrengst van

45 % genoteerd. Dit was vooral te wijten aan een efficiënte bestrijding van een sterke bruine

roest aantasting bij de meeste rassen.

Het voorbij groeiseizoen 2008-2009 werd slechts een gemiddelde meeropbrengst van 1.4 %

gerealiseerd. Dit is vooral te wijten aan de zeer lage ziektedruk tijdens het groeiseizoen. Toch

werd bij Trigold (6.0 %) en Tribeca (3.3 %) een grotere meeropbrengst genoteerd door een

efficiënte bestrijding van bruine roest. Ook bij Borodine (4.5 %) lag de meeropbrengst koger

dan gemiddeld, insgelijks door het afnemen van de bladvlekkenziekte.

Page 39: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

31

Tabel 1.12.: Resultaten1 interactie triticalerassen en fungiciden (proef G08.58)

Ras Behandeling Opbrengst Hectoliter- Septoria4 Bruine

kg/ha ² 3 gewicht Roest

4

Agrano 7214 100 73.3 7.3 9.0

Benetto 7953 100 71.6 6.9 7.0

Cultivo 7561 100 72.2 7.8 9.0

Grandval 7582 100 70.0 7.7 9.0

Joyce 7830 100 75.5 7.5 7.3

Pizarro onbehandeld 7412 100.0 100 69.4 7.8 9.0

Ragtac 7909 100 70.1 6.8 9.0

Tribeca 8106 100 69.9 7.5 6.0

Trigold 7651 100 68.7 6.3 5.5

Borodine 7948 100 68.9 6.8 9.0

Talentro 6551 100 73.4 6.1 6.5

Agrano 7039 97.6 73.7 7.7 9.0

Benetto 8074 101.5 71.6 7.6 8.0

Cultivo 7528 99.6 72.3 7.9 9.0

Grandval 7437 98.1 71.1 8.0 9.0

Joyce 7943 101.5 76.1 8.0 8.3

Pizarro Diamant: 1.5 l 7624 101.4 102.9 69.8 8.1 9.0

Ragtac 7841 99.1 71.4 7.3 9.0

Tribeca 8368 103.3 70.2 8.0 7.5

Trigold 8107 106.0 69.4 7.6 7.0

Borodine 8309 104.5 69.8 6.9 9.0

Talentro 6631 101.2 73.3 7.0 8.0

1 VC opbrengst (%): 4.8 %

² relatieve gemiddelde opbrengst behandeld = 7718 kg/ha t.o.v. onbehandeld = 7611 kg/ha

³ relatief t.a.v. respectievelijke controleopbrengst van het ras (= onbehandeld) 4 schaal van 9-1 met 9 geen aantasting en 1 is 100 % aangetast

2.4.2.2. Aarfusarium (tabel 1.13., figuren 11 en 12)

De droge weersomstandigheden vooral tijdens de bloei waren niet bevorderlijk voor infecties

van Fusarium sp. Pas tijdens de afrijping en bij iets vochtiger weersomstandigheden eind juni

– begin juli kon de infectie zich uitbreiden en werden de symptomen van Fusarium-aantasting

duidelijk waargenomen. Er werden hoofdzakelijk ‘klasse 2’ en ‘klasse 3’ symptomen

waargenomen.

Figuur 11 illustreert de gemiddelde visuele Fusarium waarneming op de verschillende

triticalerassen. Er werden significante verschillen in aarfusarium aantasting bij de rassen

genoteerd. Cultivo, Grandval en Borodine vertoonden duidelijk meer Fusarium symptomen

dan de overige geteste rassen. Cultivo scoorde in 2009 veel slechter dan in 2008. Tribeca,

Joyce en Benetto waren het minst aangetast.

De gemiddelde ziekte-index van de geteste rassen zonder fungicidebehandeling was

significant hoger (11.2) dan de gemiddelde ziekte-index van de rassen na een

fungicidebehandeling (9.2).

Page 40: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

32

Tabel 1.13.: Resultaten1 visuele beoordeling Fusarium-aantasting en DON gehalte van 11 triticalerassen met en

zonder fungicidebehandeling (proef G08.58)

Ras Behandeling mg/kg

klasse 1 klasse 2 klasse 3 klasse 4 klasse 5 ZI² DON

Agrano 66 33 1 0 0 9 0.187

Benetto 73 27 1 0 0 7 0.102

Cultivo 36 58 6 0 0 17 0.129

Grandval 54 45 2 0 0 12 0.156

Joyce 63 36 2 0 0 10 0.138

Pizarro onbehandeld 54 45 2 0 0 12 0.151

Ragtac 63 36 1 0 0 9 0.109

Tribeca 76 24 1 0 0 6 0.130

Trigold 52 46 2 0 0 12 0.089

Borodine 37 58 6 0 0 17 0.265

Talentro 61 36 4 0 0 11 0.179

Agrano 69 28 3 0 0 9 0.122

Benetto 69 31 1 0 0 8 0.110

Cultivo 52 44 4 0 0 13 0.080

Grandval 32 62 7 0 0 19 0.116

Joyce 74 26 1 0 0 7 0.077

Pizarro Diamant: 1.5 l 69 28 3 0 0 9 0.106

Ragtac 78 21 1 0 0 6 0.085

Tribeca 81 18 2 0 0 5 0.096

Trigold 65 34 1 0 0 9 0.087

Borodine 62 35 4 0 0 11 0.134

Talentro 71 27 3 0 0 8 0.138

Fras *** *** *** / / *** NS

Fbehandeling * ** NS / / * **

Fusarium -aantasting1

1 klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 % aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse

5: 100 % aangetast 2 Ziekte – index ZI = ((aantal aren klasse 1 x 0) + (aantal aren klasse 2 x 1) + (aantal aren klasse 3 x 2) + (aantal

aren klasse 4 x 3) + (aantal aren klasse 5 x 4))/4 x 100

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Agran

o

Benett

o

Cultivo

Grandva

l

Joyc

e

Pizarr

o

Ragta

c

Trib

eca

Trig

old

Borodin

e

Tale

ntro

class 5

class 4

class 3

class 2

class 1

% o

f e

ars

abc abccbcabcbcaabc ab abc1

1 Gemiddelden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens Tuckey

Test

Figuur 11: Evaluatie van Fusarium symptomen op 11 triticale rassen gemiddelde van de behandelingen. Aren

worden naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2: 25 %

aangetast, klasse 3: 50 % aangetast, klasse 4: 75 % aangetast en klasse 5: 100 % aangetast (proef G08.58)

Page 41: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

33

Figuur 12 geeft een overzicht van de DON gehaltes aanwezig in de verschillende triticale

rassen. De infectie was door de droge omstandigheden beperkt, dit vertaalde zich in lage

DON-gehaltes tussen 0.077 ppm en 0.265 ppm (figuur 12), met een gemiddelde van 0.127

mg/kg. Geen enkel ras overschreed de EU norm voor granen van 1.250 mg/kg.

Er werden geen significante verschillen in DON-gehalte tussen de geteste rassen gevonden.

Wanneer de rassen geen fungicidebehandeling kregen werd wel een significant hoger DON-

gehalte genoteerd. Uit figuur XX blijkt duidelijk dat alle rassen, behalve Benetto, zonder

fungicidebehandeling een duidelijk hoger DON-gehalte geven.

Er werden geen correlaties tussen DON gehalte en Fusarium symptomen gevonden.

0.00

0.04

0.08

0.12

0.16

0.20

0.24

0.28

Agran

o

Benetto

Cultivo

Grandva

l

Joyc

e

Pizarr

o

Ragta

c

Tribeca

Trigold

Borodin

e

Talentr

o

mg

/kg

DO

N

onbehandeld

behandeld

Figuur 12: DON gehalte (mg/kg) van 11 triticale rassen met en zonder fungicidebehandeling (proef G08.58)

Page 42: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

34

2.5. Vergelijking van fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten bij toepassing in

het aarstadium bij wintertarwe (proef G08.60)4

2.5.1. Proefgegevens

In deze proef werd het bestrijdingsresultaat van verschillende fungiciden of combinaties van

fungiciden ten aanzien van blad- en aarziekten vergeleken bij toepassing in het aarstadium bij

het ras Oakley.

Volgende fungicidebehandelingen werden vergeleken:

1. onbehandeld

2. dimoxystrobin + epoxyconazool + metconazool: 166.25 g + 62.5 g + 48/ha (Swing Gold +

Caramba: 1.25 l + 0.8 l/ha)

3. prothioconazool + tebuconazool + trifloxystrobin: 125 g + 125 g + 125 g/ha (Prosaro +

Twist 500 SC: 1 l + 0.25 l/ha)

4. prothioconazool + fluoxastrobin: 150 g + 150 g/ha (Fandango: 1.5 l/ha)

5. boscalid + epoxyconazool + pyraclostrobin + metconazool: 233 g + 67 g +50 g + 48 g/ha

(Venture + Comet + Caramba: 1 l + 0.2 l + 0.8 l/ha)

6. azoxystrobin + chloorthalonil + prothioconazool + tebuconazool: 160 g + 800 g + 93.75 g

+ 93.75 g/ha (Olympus + Prosaro: 2 l + 0.75 l/ha)

7. epoxyconazool + pyraclostrobin + metconazool: 75 g + 75 g + 48 g/ha (Opus + Comet +

Caramba: 0.6 l + 0.3 l + 0.8 l/ha)

8. picoxystrobine + prothioconazool + tebuconazool: 200 g + 100 g + 100 g/ha (Acanto +

Prosaro: 0.8 l + 0.8 l/ha)

Alle behandelingen werden toegepast op 12.06.09 (GS 59 – aar volledig verschenen).

De fytotechnische maatregelen die werden genomen, kunnen als volgt samengevat worden:

• Zaaidatum: 13.12.08

• Zaaidichtheid: 450 korrels/m²

• Voorvrucht: korrelmaïs

• Bemesting:

• K2O: 100 kg/ha (23.03.09)

• N (volgens N-index BDB):

1ste

fractie: 87 kg/ha (12.03.09)

2de

fractie: 59 kg/ha (24.04.09)

3de

fractie: 72 kg/ha (02.06.09)

• Herbicide: iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + mefenpyr-diethyl +

iodosulfuron-methyl-natrium + mefenpyr-diethyl + geësterde koolzaadolie: 1.8 g + 9 g + 27

g + 7.5 g + 22.5 g + 812 g/ha (Atlantis + Hussar Ultra + Actirob B: 0.3 kg + 75 ml + 1 l/ha)

(02.04.09)

• Halmverkorting: chloormequat + imazaquin: 736 g + 1.6 g/ha (Meteor: 2 l/ha) (25.04.09)

• Insecticide: deltamethrin: 5 g/ha (Decis EC 2.5: 200 ml/ha) (13.06.09)

Er werd geoogst op 05.08.09. Alle korrelopbrengsten werden omgerekend naar 15 % vocht en

het hectolitergewicht werd bepaald op ongeschoonde monsters.

4 Proef in het kader van het Landbouwcentrum Granen vzw (LCG)

Page 43: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

35

2.5.2. Resultaten (tabel 1.14.)

De ziektedruk was gedurende het groeiseizoen zeer laag. Er werd geen visuele aantasting van

meeldauw (Blumeria graminis) waargenomen. Bladseptoria (Mycosphaerella graminicola

anamorf Septoria tritici) was vanaf mei aanwezig in het gewas, maar niet in voldoende mate

om een vroege bladseptoriabestrijding uit te voeren. Gele roest (Puccinia striiformis) werd

niet vastgesteld. Pas begin juni – mede door de relatief late zaaidatum – werden de diverse

aarbehandelingen uitgevoerd. Voor bruine roest was de ziektedruk eveneens te laag om tot een

adequate beoordeling te komen. Enkel de controlepercelen vertoonden op het einde van het

groeiseizoen een lichte aantasting. Door het warme en droge voorjaar werd slechts een lage

Fusarium aantasting waargenomen en kon de ziekte ook moeilijk uitbreiden.

De onbehandelde percelen vertoonden de grootste aantasting van bladvlekkenziekte, doch was

het verschil met de behandelde percelen niet zeer uitgesproken. De controle scoorde met 3.50,

terwijl de behandelde percelen gemiddeld 2.85 scoorden. Behandeling 6 (Olympus + Prosaro),

behandeling 4 (Fandango) en behandeling 8 (Acanto + Prosaro) vertoonden de laagste

ziektedruk.

Er werden geen significante verschillen genoteerd tussen de waarden van de ziekte-index voor

de verschillende behandelingen. Toch kan duidelijk opgemerkt worden dat de controle

(slechts éénmaal behandeld) de meest aangetaste aren vertoonde, gevolgd door behandeling 1

(Swing Gold + Caramba).

Naast de ziekteaantasting werd ook het DON – gehalte bepaald met ELISA – test kits

(Veratox® DON 5/5, Biognost). Met een gemiddelde waarde over alle behandelingen heen

van 0.210 ppm blijkt duidelijk dat er door de droge omstandigheden weinig infectie van

Fusarium sp. heeft plaatsgevonden. Toch werd er voor alle behandelingen DON gedetecteerd;

significante verschillen werden echter niet genoteerd. Geen enkele behandeling overschreed

de EU norm van 1.250 mg/kg. Er kan wel opgemerkt worden dat de onbehandelde percelen de

hoogste DON waarden leverden en dat behandeling 4 resulteerde in de laagste DON waarde

0.111 ppm.

Tussen de behandelingen werden geen significante verschillen in korrelopbrengst gevonden.

Enkel de controlepercelen behaalden de significant laagste opbrengst van gemiddeld 7271

kg/ha. Door de fungicidebehandelingen werd een meeropbrengst van minimum 11.6 %

bekomen, terwijl dit voor sommige behandelingen (o.a. behandeling 3 = Prosaro + Twist,

behandeling 7 = Opus + Comet + Caramba en behandeling 8 = Acanto + Prosaro) opliep tot

meer dan 14 % extra korrelopbrengst.

Page 44: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

36

Tabel 1.14. : Resultaten ziektebestrijding wintertarwe t.a.v. blad- en aarziekten (proef G08.60)

Tuckey DON

test P0.053

ppm

1 controle 7271 100.0 B 75.3 3.5 0.292

2 Swing Gold + Caramba 8113 111.6 A 76.0 3.3 0.171

3 Prosaro + Twist 8315 114.4 A 75.8 3.1 0.280

4 Fandango 8179 112.5 A 76.1 2.6 0.111

5 Venture + Comet + Caramba 8137 111.9 A 76.8 2.8 0.233

6 Olympus + Prosaro 8211 112.9 A 75.7 2.5 0.162

7 Opus + Comet + Caramba 8320 114.4 A 76.7 3.1 0.262

8 Acanto + Prosaro 8329 114.5 A 76.8 2.6 0.170

Septoria4

kg/ha rel. t.a.v. ²Behandeling

Opbrengst Hectoliter-

gewicht

1 VC opbrengst (%): 4.4 %

² relatief t.a.v. gemiddelde opbrengst onbehandeld = 7271 kg/ha

³ gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend voor niveau p0.05 volgens

Tukey’s Studentized Range Test 4 schaal van 1-9 met 1 geen aantasting en 9 is 100 % aangetast

Page 45: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

37

2.6. Invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van tebuconazool (Horizon: 1 l/ha) bij

bestrijding van aarfusarium bij zomertarwe (proef G08.68)

2.5.1. Proefgegevens

Tijdens het groeiseizoen 2009 werd nagegaan of de inzet van hulpstoffen de werking van

tebuconazool: 250 g/ha (Horizon: 1 l/ha) tegen aarfusarium kon verbeteren (proef G08.68).

Tebuconazool is één van de weinige fungiciden met een goede werking tegen schimmels uit

de Fusarium roseum groep.

2.5.2. Materiaal en methoden

Een veldproef werd aangelegd als een blokkenproef met 4 parallellen. Als Fusarium gevoelige

zomertarwevariëteit werd Tybalt gebruikt.

Tabel 1.15.: Overzicht van de behandelingen.

object

1 Horizon 1 l/ha

2 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 1 0.1 % (ethyl hexyl lactaat)

3 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 2 0.1 % (plantaardige olie)

4 Horizon 1 l/ha + Hulsptof 1 0.1 % + Hulpstof 2 0.1 %

5 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 3 0.1 % (sticker)

6 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 4 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol)

7 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 3 0.1 % + Hulpstof 4 0.1 %

8 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 5 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol 2

9 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 6 0.1 % (organosilicoon)

10 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 5 0.1 % + Hulpstof 6 0.1 %

11 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 7 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol 3)

12 Horizon 1 l/ha + Bond 0.1 %

13 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 7 0.1 % + Bond 0.1 %

14 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 8 0.1 % (organosilicoon 2)

15 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 9 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol 4)

16 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 8 0.1 % + Hulpstof 9 0.1 %

17 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 10 0.1 % (organosilicoon 3)

18 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 11 0.1 % (melkzuurderivaat)

19 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 12 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol + polysiloxaan)

20 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 13 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol + polysiloxaan +

trisiloxaan)

21 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 14 0.17 % (spreader/sticker)

22 Horizon 1 l/ha + Hulpstof 15 0.05 % (penetrant)

23 controle

De bespuitingen werden uitgevoerd met een AZO luchtdrukproefveldspuit (2,5 bar) met een

spuitboom van 1.5 m breed met TeeJet XR 11003 spuitdoppen (300 l water/ha) en TeeJet XR

De behandelingen werden toegepast in groeistadium 59 (aren 100 % uit).

Page 46: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

38

Een artificiële infectie werd uitgevoerd op 06.07.09. Hiervoor werden de boordveldjes

geïnfecteerd met een sporenoplossing (0,5 x 105

sporen/ml) bestaande uit Fusarium

graminearum, Fusarium culmorum en Fusarium avenaceum.

De Fusarium aantasting werd bepaald door 100 aren per veldje te beoordelen. De aren worden

naargelang de aantastingsgraad onderverdeeld in 5 klassen (klasse 1: geen aantasting, klasse 2:

25 % aantasting, klasse 3: 50 % aantasting, klasse 4: 75 % aantasting en klasse 5: 100 %

aantasting. Vervolgens wordt de ziekte-index berekend met de formule:

Ziekte-index = ((n1 x 0) + (n2 x 1) + (n3 x 2) + (n4 x 3) + (n5 x 4))/4 x N

n = aantal aren in een bepaalde klasse

N = totaal aantal aren

2.5.3. Resultaten

Figuur 13. Invloed van de verschillende fungicide-hulpstoffen combinaties op de bestrijding

van aarfusarium en de contaminatie met DON.

Door de droge weersomstandigheden rond de bloei was er weinig infectie en bleef de

ziektedruk laag. De infectie graad van de controleveldjes was gemiddeld laag met een ziekte-

index van circa 4. Het effect van tebuconazool alleen t.a.v. controle was nihil. Toevoeging van

Hulpstoffen 5 & 8, Hulpstof 15 en zeker Hulpstof 12 zorgden voor een opmerkelijke daling

van de ziekte-index. In mindere mate was dit ook het geval voor de combinaties van

tebuconazool met hulpstoffen 7 & 9 en hulpstoffen combinatie 5 + 6.

Page 47: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

39

De combinaties van hulpstoffen scoorden niet echt beter dan de beste component van de

combinatie.

De DON niveaus waren laag (< 0.25 mg/kg) en er kunnen derhalve geen conclusies getrokken

worden t.a.v. deze parameter.

2.5.4. Besluit

Het aantastingsniveau van aarfusarium was laag ondanks de artificiële infectie. Hulpstoffen 12

en 15 versterken de werking van tebuconazool aanzienlijk.

Page 48: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

40

HOOFDSTUK 2: MAIS

1. Rassenvergelijking

1.1. Rassenvergelijking vroege kuilmaïs (proef M09.03)

1.1.1. Proefgegevens

In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor

Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 30 vroege kuilmaïsrassen met

elkaar vergeleken.

Ras Mandataris

1. NK Cooler Verla Seeds

2. Amball* KWS Benelux

3. PR39R86 Aveve

4. Sensation* Clovis Matton

5. PR39B56 Pioneer Hi-Bred

6. LG3227 Clovis Matton

7. Podium KWS Benelux

8. Kadenz* KWS Benelux

9. Tiberio* Verla Seeds

10. Konivens Verla Seeds

11. Monroe Advanta

12. Bravour* KWS Benelux

13. LG30218 Clovis Matton

14. Secura Limagrain Belgium

15. Amilac KWS Benelux

16. Aaravan Limagrain Belgium

17. ES Progress* Barenbrug

18. LG3247 Clovis Matton

19. Dominator* Limagrain Belgium

20. Xxentos Innoseeds bv

21. LG3220=Logo* Clovis Matton

22. P8000 Pioneer Hi-Bred

23. Ricardinio KWS Benelux

24. Amoroso* KWS Benelux

25. Canon* Aveve

* standaardrassen

Page 49: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

41

Volgende fytotechnische maatregelen werden genomen:

• Voorvrucht: korrelmaïs

• Zaaidatum: 24.04.09

• Zaaidichtheid: 111 000 zaden/ha, nadien uitgedund tot 100 000 planten/ha

• Bemesting:

o Advies BdB: 153 N, 90 P2O5, 200 K2O, 60 MgO kg/ha

o 20.04.09: 39,7 ton/ha rundermengmest: 170 kg/ha Ntotaal waarvan 91.4

Nwerkzaam, 43.7 kg/ha P2O5, 139 kg/ha K2O, 43.7 kg/haMgO

o 20.04.09: 60 kg K2O/ha (100kg/ha chloorpotas 60 K2O)

o 20.04.09: 62.4 kgN/ha (160 l/ha vloeibare N -39 N/100 l)

o 13.06.09: Bladvoeding Wuxal Maïs (5N-20P-5K) 9l/ha (= 0.58kgN, 2.32kg

P2O5, 0.58kgK2O, 0.12g B, 0.05g Cu-EDTA, 0.23g Fe-chelaat, 0.14g Mn-

EDTA + 0.09g Mo +0.05g Zn-EDTA /ha)

• Herbicide:

o Mesotrion + S-metolachloor + terbuthylazin + nicosulfuron: 75 g + 625 g +

375 g + 24 g/ha (Callisto + Gardo Gold + Samson Extra 60OD: 0.75 l + 2 l +

0.4 l/ha) (25.05.09)

1.1.2. Resultaten (tabellen 2.1 , 2.2 en figuur 2.1 en 2.2)

De maïs kende een vlotte opkomst. Als gevolg van eerder koud en regenachtig weer in

combinatie met een lage fosfaatbemesting werd tijdelijk een sterke roodverkleuring

vastgesteld bij een aantal rassen. Vooral de rassen ES Progress, Kadenz en in mindere mate

Xxentos, Ricardino , Tiberio en Amilac vertoonden dit fenomeen. Dit gegeven weerspiegelde

zich evenwel niet in een effect op de opbrengst, met uitzondering van het ras ES Progress.

Op het einde van het groeiseizoen werd bij een beperkt aantal rassen een lichte aantasting

door Helminthosporium spp. vastgesteld en dit vooral op het bovenste blad. Het ras ES

Progress vertoonde een aantasting van ca. 5% gevolgd door de rassen Tiberio, Amoroso,

Canon, Dominator, Ricardinio en Konivens die een nog lagere aantasting vertoonden. Door

het warme weer en de droogte rijpten de planten en voornamelijk de rest plant versneld af en

daarom vond de oogst vervroegd plaats op 9 september 2009. Er werd geen legering

vastgesteld en de aantasting door builenbrand was eerder verwaarloosbaar. Een aantal rassen

vertoonden toch wel een stengelrotaantasting doch gezien het hoge drogestofgehalte van de

rest plant moeten deze vaststellingen gerelativeerd worden temeer daar ze bij een aantal rassen

niet correspondeerden met een analoge aantasting in de proef late rassen. De cijfers zijn dan

ook niet weergegeven in tabel 2.1. Het drogestofgehalte van de rest plant was abnormaal

hoog in vergelijking met ander jaren. Heel vaak kwam een hoog drogestofgehalte van de rest

plant voor in combinatie met een laag drogestofgehalte van de kolf met soms nog

melkrijpe/zacht deegrijpe korrels. Vooral bij de rassen ES Progress, LG 3247 en Logo werd

dit fenomeen vastgesteld. De rassen Konivens, Podium, Tiberio en PR39B56 waren het

sterkst afgerijpt, onmiddellijk gevolgd door de rassen Dominator, Sensation, Amoroso en

Ricardinio met een totaal drogestofgehalte gelijk of hoger dan 40%. Het ras LG3247

vertoonde met 34,8% het laagste drogestofgehalte.

De te snelle afrijping resulteerde dus in een situatie van noodrijpheid waardoor het

opbrengstpotentieel van tal van rassen niet ten volle kon werd gerealiseerd. De totale

drogestofopbrengst van de standaardrassen bedroeg dan ook slechts 15.6 ton DS/ha. Er waren

significante verschillen tussen de rassen onderling. Binnen de vroege rassen behaalde het ras

Bravour met 111.4% tegenover de standaardrassen de hoogste opbrengst. Een tweede groep

van rassen met Aaravan, Sensation, Monroe en PR39R86 haalden een opbrengst tussen 105 en

Page 50: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

42

106.4% t.a.v. de standaardrassen. De rassen Logo, ES Progress en Canon haalden het laagste

opbrengstniveau met respectievelijk 94.2 , 93.8 en 95% t.a.v. de standaardrassen.

Inzake kolfopbrengst scoorde het ras Bravour het hoogst met 116.2% t.a.v. de

standaardrassen. De rassen Sensation, Dominator, Xxentos, Podium en Aaravan, behaalden

kolfobrengsten van 110.8 tot 106.3% t.a.v. de standaardrassen. Het kolfaandeel op de totale

drogestof was laag in vergelijking met andere jaren. Heel wat rassen combineerden een hoge

totale opbrengst met een hoge kolfopbrengst. Vooral de rassen Bravour, Sensation,

Dominator, Podium, LG 30218 en Aaravan vallen hier op (figuur 2.1).

In tabel 2.2 worden de voederwaardegegevens weergegeven in combinatie met de

opbrengstgegevens. De verteerbaarheidscijfers slaan op de gemiddelde cijfers van het

volledig LCV-netwerk gezien het beperkt aantal monsters per proef.

Het is evenwel opvallend dat een aantal rassen (Sensation, LG 3227, Aaravan, LG30218, LG

3247 en Monroe) een hoge verteerbaarheid combineren met een hoog opbrengstcijfer. Een

aantal rassen (P8000, Xxentos, Logo, Konivens) combineren dan weer een matige tot lager

opbrengstniveau met een hoge verteerbaarheid en VEM-waarde. Op deze wijze verandert de

rangorde tussen de rassen inzake energieopbrengst (kVEM/ha).

Aaravan

Amball Amilac

Amoroso

Bravour

Canon

Dominator

ES Progress

Kadenz

Konivens

LOGO

LG 30218

LG 3227 LG 3247 Monroe

NK Cooler P8000

Podium

PR39B56

Ricardinio

Secura

Sensation

Tiberio

Xxentos

80

85

90

95

100

105

110

115

120

92.0 94.0 96.0 98.0 100.0 102.0 104.0 106.0 108.0 110.0 112.0 114.0

drogestofopbrengst kolf relatief (%)

totale drogestofopbrengst relatief (%) Figuur 2.1 : Verband tussen totale opbrengst en kolfopbrengst (proef M09.03)

Page 51: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

43

Tabel 2.1: Opbrengstgegevens rassenproef vroege kuilmaïs(proef M09.03)

100=

7246 kg-

DS rest

/ha

100=

8342 kg-

DS kolf

/ha

100=

15588 kg-

DS totaal

/ha

Amball 53,7 30,9 0,3 99250 96,5 38725 7311 8050 15361 39,7 52,5 100,9 96,5 98,5 ab

Aaravan 50,1 28,8 1,8 97667 97,7 43933 7559 8869 16427 37,4 54,0 104,3 106,3 105,4 ab

LG3227 51,5 28,2 99500 98,6 43513 7592 8539 16131 37,1 53,0 104,8 102,4 103,5 ab

Amilac 54,1 28,7 98250 99,7 40163 7269 8024 15293 38,0 52,6 100,3 96,2 98,1 ab

Amoroso 53,6 31,7 0,3 100000 97,7 38750 7410 8213 15623 40,4 52,6 102,3 98,5 100,2 ab

Bravour 55,4 29,1 98500 101,6 44013 7669 9694 17362 39,6 55,8 105,8 116,2 111,4 ab

Canon 51,1 31,0 98000 100,5 38200 7334 7475 14809 38,7 50,4 101,2 89,6 95,0 b

Dominator 56,1 30,2 0,3 99750 96,5 38413 6682 9178 15860 41,3 58,1 92,2 110,0 101,7 ab

ES Progress 49,9 29,9 0,6 96500 98,0 39288 7423 7197 14620 37,2 49,3 102,4 86,3 93,8 b

Kadenz 50,8 31,4 97500 102,2 37538 6634 8342 14976 39,9 55,7 91,6 100,0 96,1 b

Konivens 58,7 33,3 1,5 99000 101,2 35300 7115 8090 15205 43,3 53,1 98,2 97,0 97,5 b

LG30218 54,2 29,2 97500 100,5 41188 7223 8813 16036 39,0 55,0 99,7 105,7 102,9 ab

Logo 49,7 27,5 101333 99,0 41183 7121 7555 14676 35,7 51,5 98,3 90,6 94,2 b

LG3247 49,9 25,5 0,3 98000 98,8 45013 7092 8592 15684 34,8 55,0 97,9 103,0 100,6 ab

NK Cooler 54,1 28,1 99250 97,5 41975 7422 8365 15788 37,7 53,0 102,4 100,3 101,3 ab

P8000 52,7 29,7 97250 98,5 39013 6833 8439 15272 39,1 55,3 94,3 101,2 98,0 ab

Podium 54,7 32,4 0,8 97250 98,5 37775 6886 8999 15885 42,1 56,7 95,0 107,9 101,9 ab

Ricardinio 52,7 32,3 98750 99,0 39025 7620 8100 15719 40,3 51,5 105,2 97,1 100,8 ab

Secura 51,4 29,0 99500 100,0 41625 7207 8615 15822 38,0 54,6 99,5 103,3 101,5 ab

Sensation 55,2 31,0 100500 99,0 40488 7338 9244 16582 41,0 55,7 101,3 110,8 106,4 ab

Tiberio 55,0 33,8 98500 99,6 36700 7398 8110 15508 42,3 52,3 102,1 97,2 99,5 ab

Monroe 53,0 30,8 100250 99,0 41650 7820 8613 16433 39,5 52,4 107,9 103,3 105,4 ab

PR39B56 56,1 33,8 99750 100,3 36280 7061 8576 15637 43,2 54,8 97,4 102,8 100,3 ab

Xxentos 50,1 29,6 97500 100,1 38900 6198 9005 15203 39,1 59,3 85,5 108,0 97,5 b

PR39R86 52,7 27,5 99000 99,5 44850 7886 8484 16370 36,5 51,9 108,8 101,7 105,0 ab

Gemiddelde 53,1 30,1 7246 8342 15588 53,8

VC% 9,1 6,2 6,6 3,9

Fber *** *** * ***

planten /ha kolven /100

planten

totale

opbrengst

ver kg vers

/ha

DS

opbrengst

rest kg

DS/ha

kg DS-opbrengst/ha rel t.o.v.

getuigenrassen=100

Tukey's

Honest

S ignificant

Difference

DS

opbrengst

kolf kg

DS/ha

DS

opbrengst

totaal kg

DS/ha

%DS totale

plant berekend

kolf aandeel

op DS %

% builenbrandVariëteit % DS Kolf

+ schutblad

% DS rest

plant

Page 52: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

44

Aaravan

Amball

Amilac

Amoroso

Bravour

Canon

Dominator

ES Progress

Kadenz

Konivens LOGO

LG 30218

LG 3227

LG 3247 Monroe

NK Cooler

P8000

Podium

PR39B56

Ricardinio

Secura

Sensation

Tiberio

Xxentos

96

98

100

102

104

106

108

92.0 94.0 96.0 98.0 100.0 102.0 104.0 106.0 108.0 110.0 112.0 114.0

verteerbaarheid/kg DS relatief (%)

totale drogestofobrengst relatief (%)

Figuur 2.2 : Relatie tussen de relatieve DS-opbrengst totale plant en relatieve verteerbaarheid

vroege kuilmaïsrassen (proef M09.03)

Page 53: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

45

Tabel 2.2 : Resultaten verteerbaarheid, VEM-waarde en KVEM-opbrengst/ha vroege

kuilmaïsrassen gerelateerd aan de opbrengst (proef M09.03)

Ras Mandataris

totale

drogesto

f-

opbreng

st rel.1

%

DS

tota

al

Kolfaa

n-deel

%2

Verteer-

baarheid

rel3

VEM-

waard

e4

kVEM-

opbr./ha5

Aaravan

Limagrain

Belgium 105.4 37.4 54.0 104.9 106 111.8

Amball KWS 98.5 39.7 52.5 99.5 98.2 96.8

Amilac KWS 98.1 38.0 52.6 98.2 95.9 94.1

Amoroso KWS 100.2 40.4 52.6 99.4 99.5 99.8

Bravour Barenbrug 111.4 39.6 55.8 100 100.5 112.0

Canon

Maisadour

Belgium 95.0 38.7 50.4 100.6 101.7 96.7

Dominat

or

Limagrain

Belgium 101.7 41.3 58.1 98.9 99.7 101.5

ES

Progress Barenbrug 93.8 37.2 49.3 96.6 94.8 89.0

Kadenz Aveve 96.1 39.9 55.7 99 99.5 95.6

Koniven

s Verla Seeds 97.5 43.3 53.1 102 99.8 97.4

LOGO Clovis Matton 94.2 35.7 51.5 102.3 102.3 96.4

LG

30218 Clovis Matton 102.9 39.0 55.0 103.3 103.9 106.9

LG 3227 Clovis Matton 103.5 37.1 53.0 105.5 107 110.8

LG 3247 Clovis Matton 100.6 34.8 55.0 102.6 101.6 102.3

Monroe

Limagrain

Belgium 105.4 39.5 52.4 102.4 102.3 107.9

NK

Cooler Verla Seeds 101.3 37.7 53.0 100.2 99.1 100.4

P8000 Pioneer 98.0 39.1 55.3 107.4 108.9 106.7

Podium Aveve 101.9 42.1 56.7 98.1 96.3 98.2

PR39B5

6 Pioneer 100.3 43.2 54.8 100.2 98 98.4

Ricardini

o KWS 100.8 40.3 51.5 99.2 97.7 98.6

Secura

Limagrain

Belgium 101.5 38.0 54.6 98.4 97.5 99.0

Sensatio

n Clovis Matton 106.4 41.0 55.7 105.5 107.3 114.2

Tiberio Verla Seeds 99.5 42.3 52.3 98.2 96.6 96.2

Xxentos Innoseeds 97.5 39.1 59.3 105.6 106.6 104.0

100%=gemiddelde kgDS

totaal standaardrassen 15588

gemiddeld DS% totale plant 39.4

gemiddeld kolfaandeel op de totale

drogestofopbrengst in % 58.7

100% = gemiddelde verteerbaarheid standaardrassen 70.3

100%= gemiddelde VEM-waarde standaardrassen 856

100%= gemiddelde kVEM-opbrengst /ha standaardrassen 13328

Page 54: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

46

1 aantal proeven waarin het ras in 2009 voorkwam

2 relatieve waarden t.a.v. gemiddelde van de rassen Amball, Tiberio, Sensation, LOGO,

Kadenz, ES Progress, Dominator, Canon, Bravour, Amoroso (100 % = 15588kgDS/ha)3

aandeel van de drogestofopbrengst van de kolf op de totale drogestofopbrengst in % 4 verteerbaarheid van de organische stof in % relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen

=100%=70.3% 5 VEM-waarde relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=856 VEM

6 kVEM opbrengst/ha relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=13328

kVEM/ha

1.2. Rassenvergelijking late kuilmaïs (proef M09.04)

1.2.1. Proefgegevens

In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor

Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 23 late kuilmaïsrassen met

elkaar vergeleken.

Ras Mandataris

1. Sumaris Barenbrug

2. LG3234 Clovis Matton

3. Kompass Barenbrug

4. PR39F58* Pioneer Hi-Bred

5. PR39T13* Pioneer Hi-Bred

6. Torres Aveve

7. PR39A98* Pioneer Hi-Bred

8. Boutic Innoseeds

9. Subito* Philip Seeds

10. PR39R86* Pioneer Hi-Bred

11. ES Turbo Barenbrug

12. PR39R86 Aveve

13. Ronaldinio* KWS Benelux

14. Zidane* KWS Benelux

15. ES Cornbelt Barenbrug

16. P8100 Pioneer Hi-Bred

17. ES Charles* Barenbrug

18. ES Newmilk Clovis Matton

19. PR39W45 Verla Seeds

* standaardrassen

Page 55: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

47

Volgende fytotechnische maatregelen werden genomen

• Voorvrucht: korrelmaïs

• Zaaidatum: 24.04.09

• Zaaidichtheid: 111 000 zaden/ha, nadien uitgedund tot 100 000 planten/ha

• Bemesting:

o Advies BDB: 153 N, 90 P2O5, 200 K2O, 60 MgO kg/ha

o 20.04.09: 39,7 ton/ha rundermengmest: 170 kg/ha Ntotaal waarvan 91.4

Nwerkzaam, 43.7 kg/ha P2O5, 139 kg/ha K2O, 43.7 kg/ha MgO

o 22.04.09: 60 kg K2O/ha (100kg/ha chloorpotas 60 K2O)

o 22.04.09: 62.5 kgN/ha (160 l/ha vloeibare N -39 N/100 l)

o 13.06.09: Bladvoeding Wuxal Maïs (5N-20P-5K) 9l/ha (= 0.58kgN, 2.32kg

P2O5, 0.58kgK2O, 0.12g B, 0.05g Cu-EDTA, 0.23g Fe-chelaat, 0.14g Mn-

EDTA + 0.09g Mo +0.05g Zn-EDTA /ha)

• Herbicide:

o Mesotrion + S-metolachloor + terbuthylazin + nicosulfuron: 75 g + 625 g +

375 g + 24 g/ha (Callisto + Gardo Gold + Samson Extra 60OD: 0.75 l + 2 l +

0.4 l/ha) (25.05.09)

1.2.2. Resultaten (tabellen 2.3 , 2.4 en figuur 2.3 en 2.4)

De maïs kende een vlotte opkomst. Als gevolg van eerder koud en regenachtig weer in

combinatie met een lage fosfaatbemesting werd tijdelijk een sterke roodverkleuring

vastgesteld bij een aantal rassen. Vooral de rassen ES Newmilk en Boutic gevolgd door het

ras Ronaldinio vertoonden dit fenomeen. Dit gegeven weerspiegelde zich eveneens in een

lager opbrengstniveau van de betrokken rassen. Op het einde van het groeiseizoen werd bij

een beperkt aantal rassen een lichte aantasting door Helminthosporium spp. vastgesteld en dit

vooral op het bovenste blad. Dit fenomeen was evenwel niet consistent over alle parallellen,

enkel bij het ras Zidane was dit wel het geval. Door het warme weer en de droogte rijpten de

planten en voornamelijk de rest plant versneld af en daarom vond de oogst vervroegd plaats

op 16 september 2009. Er werd geen legering vastgesteld en de aantasting door builenbrand

was eerder verwaarloosbaar met uitzondering van het ras ES Newmilk (4.3% builenbrand).

Het percentage stengelrot was eveneens vrij laag met uizondering van het ras PR39T83

(6.9%). Het drogestofgehalte van de rest plant was abnormaal hoog in vergelijking met

ander jaren. Vaak kwam een hoog drogestofgehalte van de rest plant voor in combinatie met

een laag drogestofgehalte van de kolf met soms nog melkrijpe/zacht deegrijpe korrels. De

rassen P8100, PR39T83 en Zidane waren het sterkst afgerijpt, onmiddellijk gevolgd door de

rassen PR39A98, PR39R86, LG3234, PR39T13 en PR39W45 met een totaal

drogestofgehalte gelijk of hoger dan 40%. De rassen ES Newmilk (33.3%) en ES Charles

(33.8%) vertoonden het laagste drogestofgehalte.

De te snelle afrijping resulteerde dus in een situatie van noodrijpheid waardoor het

opbrengstpotentieel van tal van rassen niet ten volle kon werd gerealiseerd. De totale

drogestofopbrengst van de standaardrassen bedroeg dan ook slechts 16.1 ton DS/ha. Er waren

significante verschillen tussen de rassen onderling. Binnen de late rassen behaalde het ras

PR39T13 met 110.0% tegenover de standaardrassen de hoogste opbrengst. De rassen

LG3234, P8100, Torres gevolgd door ES Kompass, PR39A98 en PR39R86 haalden een

opbrengst tussen 108.8 en 101.5% t.a.v. de standaardrassen. De rassen Zidane ,Boutic en ES

Page 56: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

48

Charles haalden het laagste opbrengstniveau met respectievelijk 92.6 , 93.4 en 94.7% t.a.v. de

standaardrassen.

Inzake kolfopbrengst haalden de rassen LG3234, P8100 en Torres de hoogste opbrengst met

respectievelijk 121.1, 117.3 116.9% t.a.v. de standaardrassen. Het kolfaandeel op de totale

drogestof was bij een aantal rassen vrij laag in vergelijking met andere jaren. Vooral de

rassen ES Charles, Subito en Sumaris lieten zich opmerken op dat vlak. Heel wat rassen

combineerden een hoge totale opbrengst met een hoge kolfopbrengst. Vooral de rassen

PR39T13, Torres, P8100, LG3234, ES Kompass en PR39A98 vallen hier op (figuur 2.1).

In tabel 2.4 worden de voederwaardegegevens weergegeven in combinatie met de

opbrengstgegevens. De verteerbaarheidscijfers slaan op de gemiddelde cijfers van het

volledig LCV-netwerk gezien het beperkt aantal monsters per proef.

De rassen PR39R86 en LG3234 weten een hoge verteerbaarheid te combineren met een hoog

opbrengstcijfer (figuur 2.4). Een aantal rassen (ES Turbo, PR39F58 en PR39W45)

combineren dan weer een gemiddeld tot lager opbrengstniveau met een hoge verteerbaarheid

en VEM-waarde. Op deze wijze verandert de rangorde tussen de rassen inzake

energieopbrengst (kVEM/ha).

Charles

PR39A98PR39R86

RonaldinioSubito

Boutic

ES Cornbelt

ES Turbo

ES Kompass

LG3234

ES Newmilk

P8100

PR39F58

PR39T13

PR39T83PR39W45

Sumaris

Torres

Zidane

90

95

100

105

110

115

80.0 85.0 90.0 95.0 100.0 105.0 110.0 115.0 120.0 125.0 130.0

drogestofopbrengst kolf relatief (%)

totale drogestofopbrengst relatief (%)

Figuur 2.3 : Verband tussen totale opbrengst en kolfopbrengst (proef M09.04)

Page 57: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

49

Tabel 2.3: Opbrengstgegevens rassenproef late kuilmaïs (proef M09.04)

100=

7431 kg-

DS/ha

100=

8667kg-

DS/ha

100=

16098 kg-

DS/ha

ES Charles 51,3 25,9 1,0 2,1 97000 94,9 45050 7973 7266 15239 33,8 47,4 107,3 83,8 94,7

PR39A98 56,5 30,0 1,3 97750 100,0 40688 7325 9244 16569 40,6 55,8 98,6 106,7 102,9

PR39R86 58,0 29,4 0,8 4,3 99000 98,0 40575 7354 8981 16335 40,3 55,0 99,0 103,6 101,5

Ronaldinio 56,3 28,3 0,3 0,8 98250 100,0 39925 6617 9282 15899 39,9 58,4 89,0 107,1 98,8

Subito 50,0 26,6 0,3 0,3 96500 100,0 46325 8072 7991 16063 34,7 49,8 108,6 92,2 99,8

Boutic 51,4 25,6 1,5 0,8 98750 96,7 43150 7142 7897 15039 34,8 52,5 96,1 91,1 93,4

ES Cornbelt 51,0 26,9 2,8 3,5 97000 99,4 43150 7415 7889 15304 35,5 51,5 99,8 91,0 95,1

ES Turbo 56,4 26,7 2,1 97000 99,8 42188 7035 8940 15975 37,9 56,0 94,7 103,2 99,2

ESKompass 53,6 26,4 94000 99,7 46850 7967 8885 16852 36,0 52,7 107,2 102,5 104,7

LG3234 57,4 27,9 0,7 97333 101,0 43450 7021 10491 17512 40,3 59,9 94,5 121,1 108,8

ES Newmilk 49,0 25,2 4,3 3,0 97750 100,2 45763 7631 7609 15240 33,3 49,8 102,7 87,8 94,7

P8100 58,8 29,3 1,3 2,0 99000 100,8 42113 7257 10163 17420 41,4 58,4 97,7 117,3 108,2

PR39F58 53,9 26,0 1,4 99333 97,3 43183 7100 8477 15578 36,1 54,4 95,6 97,8 96,8

PR39T13 57,3 30,8 0,3 2,4 98000 98,7 43317 8347 9363 17711 40,8 53,1 112,3 108,0 110,0

PR39T83 58,3 30,1 6,9 97000 102,1 37867 6711 8829 15540 41,4 56,6 90,3 101,9 96,5

PR39W45 57,1 28,8 0,5 2,3 98500 98,0 38500 6341 9376 15717 40,9 59,7 85,3 108,2 97,6

Sumaris 49,6 28,6 1,3 99667 97,0 44033 8016 7856 15872 36,2 49,5 107,9 90,7 98,6

Torres 54,4 28,3 1,0 98500 101,3 44350 7298 10135 17433 39,3 58,1 98,2 116,9 108,3

Zidane 57,0 30,1 0,8 0,5 98000 103,8 35975 6249 8665 14914 41,5 58,1 84,1 100,0 92,6

Gemiddelde 54,6 27,9 2,1 97807 99,4 7431 8667 16098 55,5

VC% 9,3 9,5 8,8 3,1

Fber *** *** NS ***

% builenbrand %stengelrotVariëteit % DS Kolf

+ schutblad

% DS rest

plant

planten /ha kolven /100

planten

totale

opbrengst

ver kg vers

/ha

DS

opbrengst

rest kg

DS/ha

kg DS-opbrengst/ha rel t.o.v.

getuigenrassen=100

DS

opbrengst

kolf kg

DS/ha

DS

opbrengst

totaal kg

DS/ha

%DS totale

plant berekend

kolf aandeel

op DS %

Page 58: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

50

Boutic

ES Charles

ES Cornbelt

ES Kompass

ES Newmilk

ES Turbo

LG3234

P8100PR39A98

PR39F58

PR39R86

PR39T13

PR39T83

PR39W45

Ronaldinio

Subito

Sumaris

Torres

Zidane

94

96

98

100

102

104

106

90.0 92.0 94.0 96.0 98.0 100.0 102.0 104.0 106.0 108.0 110.0 112.0

verteerbaarheid/kg DS relatief (%)

totale drogestofobrengst relatief (%)

Figuur 2.4: Relatie relatieve DS-opbrengst totale plant en relatieve verteerbaarheid late

kuilmaïsrassen (proef M09.04)

Page 59: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

51

Tabel 2.4 : Resultaten verteerbaarheid, VEM-waarde en KVEM-opbrengst/ha gerelateerd aan

de opbrengst late kuilmaïsrassen (proef M09.04)

Ras Mandataris

totale

drogestof

-

opbrengs

t rel.1

%

DS

totaa

l

Kolfaa

n-deel

%2

Verteer

-

baarhei

d rel3

VEM-

waarde4

kVEM-

opbr./ha5

Boutic Innoseeds 93.4 34.8 52.5 105.2 106 99.0

Charles

Barenbru

g 94.7 33.8 47.8 98.9 98.2 93.0

ES

Cornbelt

Barenbru

g 95.1 35.5 51.5 98.9 95.9 91.2

Kompass

Barenbru

g 104.7 36.0 52.7 99.4 99.5 104.2

Newmilk Jorion 94.7 33.3 49.8 102.9 100.5 95.1

ES Turbo

Barenbru

g 99.2 37.9 56.0 105 101.7 100.9

LG3234

Clovis

Matton 108.8 40.3 59.9 102.2 99.7 108.5

P8100 Pioneer 108.2 41.4 58.4 99.4 94.8 102.6

PR39A98 Pioneer 102.9 40.6 55.8 99.5 99.5 102.4

PR39F58 Pioneer 96.8 36.1 54.4 104 99.8 96.6

PR39R86 Aveve 101.5 40.3 55.0 102 102.3 103.8

PR39T13 Pioneer 110.0 40.8 53.1 99.1 103.9 114.3

PR39T83 Pioneer 96.5 41.4 56.6 100.7 107 103.3

PR39W45

Verla

Seeds 97.6 40.9 59.7 102.4 101.6 99.2

Ronaldinio KWS 98.8 39.9 58.4 95 102.3 101.0

Subito

Philip-

Seeds 99.8 34.7 49.8 99.9 99.1 98.9

Sumaris

Barenbru

g 98.6 36.2 49.5 95.9 108.9 107.4

Torres Aveve 108.3 39.3 58.1 100.2 96.3 104.3

Zidane Aveve 92.6 41.5 58.1 101.5 98 90.8

100%=gem. kgDS totaal

standaardrassen 16098

gemiddeld DS% totale plant 38.1

gemiddeld kolfaandeel op de totale

drogestofopbrengst in % 54.6

100% = gemiddelde verteerbaarheid standaardrassen 69.3

100%= gemiddelde VEM-waarde standaardrassen 858

100%= gemiddelde kVEM-opbrengst /ha standaardrassen 13804

1 Totale drogestofopbrengst relatief t.o.v. gemiddelde van de rassen ES Charles, PR39A98,

PR39R86, Ronaldinio, Subito, PR39F58, PR39T13, Zidane (100 % = 16098 kg DS/ha)=

standaardrassen (vet en cursief gedrukt) 4 analyses/monsters bepaald voor 2 parallellen te Koksijde en Geel,

Page 60: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

52

5 verteerbaarheid van de organische stof in % relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen

=100%=69.5% 6 VEM-waarde relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=857.8 VEM

7 kVEM opbrengst/ha relatief t.o.v. gemiddelde van de standaardrassen =100%=13804

kVEM/ha

Page 61: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

53

1.3. Rassenvergelijking korrelmaïs (proef M09.05)

1.3.1. Proefgegevens

In het kader van het rassenonderzoek uitgevoerd door het Landbouwcentrum voor

Voedergewassen werden te Bottelare op een zandleembodem 32 rassen uitgezaaid:

Ras Mandataris

1. Abogan Limagrain Belgium

2. Ajaxx Philip Seeds NV

3. Amati Verla Seeds

4. Amball KWS Benelux

5. Amilac KWS Benelux

6. Amoroso KWS Benelux

7. Anjou256 Aveve

8. Bravour KWS Benelux

9. DKC2960 Aveve

10. Dominator Limagrain Belgium

11. ES Palazzo Barenbrug

12. ES Turbo Barenbrug

13. Expert Advanta

14. Irixx Innoseeds bv

15. Konivens Verla Seeds

16. Lafortuna KWS Benelux

17. LG 3220 Clovis Matton

18. LG 3247 Clovis Matton

19. Lorado Limagrain Belgium

20. Marco Limagrain Belgium

21. MAS13L Aveve

22. P8000 Pioneer Hi-Bred

23. Patrick Limagrain Belgium

24. Podium KWS Benelux

25. PR39K13 Pioneer Hi-Bred

26. PR39N39 Pioneer Hi-Bred

27. PR39T13 Pioneer Hi-Bred

28. Ricardinio KWS Benelux

29. Ronaldinio KWS Benelux

30. Sensation Clovis Matton

31. Sphinxx Philip Seeds NV

32. Tiberio Verla Seeds

*standaardrassen

Volgende teelttechnische maatregelen werden genomen:

• Voorvrucht: witloofwortelen

• Zaaidatum: 27.04.09

• Zaaidichtheid: 111 000 zaden/ha, nadien uitgedund op 90 000 planten/ha

• Bemesting:

Page 62: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

54

o 25.04.09:154 kg/ha N, 44 kg/ha P2O5, 198 kg/ha K2O, 33 kg/ha MgO (1100

kg/ha 14-4-18-3)

• Herbicide:

o flufenacet + terbuthylazin + sulcotrion + nicosulfuron: 450 g + 750 g + 225 g +

24 g/ha (Aspect T + Mikado + Samson Extra 60OD: 2.25 l + 0.75 l + 0.4 l/ha)

(22.05.09)

o clopyralid: 150g/ha (Matrigon: 1.5l/ha met rugspuit + beschermkap) (12.06.09)

1.3.2. Resultaten (tabel 2.5)

De maïs kende een vlotte opkomst en een sterke groei ondanks de koude

weersomstandigheden in de maand mei.

Er werd geoogst op oktober 1 oktober 2009. Er werd nagenoeg geen legering vastgesteld en

de aantasting door builenbrand was nagenoeg verwaarloosbaar met uitzondering van het ras

Konivens (4.2%). Enkele rassen vertoonden evenwel een duidelijke stengelrotaantasting.

Vooral de rassen P8000 (45.4%), Expert (30.4%) en Dominator (24.1%) waren het sterkst

aangetast. De rassen Abogan, Konivens PR39T13, Ricardinio en Tiberio vertoonden een

aantastingsniveau tussen 18.5 en 15.4%.

Het gemiddelde vochtgehalte van de korrel bedroeg 27,2% op het moment van oogsten. De

rassen Lorado (21,2%) en PR39N39 (23,1% vocht) waren het verst afgerijpt. De rassen

DKC2960 ( 31,8%), PR39T13 (30,3%), ES Turbo (29,6%) en Ronaldinio (30,0%) waren het

minst rijp bij de oogst. Vanuit het standpunt van een korrelmaïsteler is dit een minder

gunstig gegeven voor deze rassen. De gemiddelde korrelopbrengst bedroeg 11193kg/ha

(korrel 15% vocht). Tussen de rassen werden significante verschillen vastgesteld. Vooral de

rassen Sphinxx, Patrick en Ronaldinio haalden een opbrengstniveau van respectievelijk 108.3,

106.3 en 106.2% t.a.v. de standaardrassen. Een grote groep rassen haalden een

opbrengstniveau dat gelijklopend was met dat van het gemiddelde van de standaardrassen. De

rassen PR39T13, Anjou256 en P8000 haalden dan weer een duidelijk lagere opbrengst (-8,3%

tot -16,6% t.a.v. de standaardrassen).

Page 63: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

55

Tabel 2.5: Opbrengstgegevens rassenproef korrelmaïs (proef M09.05) variëteit Mandataris % DS

naakte kolf

% korrel op

naakte kolf

droog

%

builenbrand

%

stengelrot

planten /ha kolven / 100

planten

DS

opbrengst

naakte kolf

/ha

opbrengst

korrel 15%

vocht /ha

% spil op

naakte kolf

droog

% vocht in

de korrel

naakte kolf

100=10927 kg DS

korrel 15% vocht

100=11193 kg DS

Tukey's

Honest

Significant

Difference

Abogan

Limagrain

Belgium bvba 70,6 87,8 0,4 18,5 89333 98,5 10289 10627 12,2 25,1 94,2 94,9 bac

Ajaxx Philip-Seeds NV 66,5 89,5 0,4 8,0 88000 97,8 10349 10897 10,5 27,8 94,7 97,4 bac

Amati Verla Seeds 67,7 85,9 12,6 89667 102,2 11363 11491 14,1 28,3 104,0 102,7 ba

Amball KWS 65,3 86,5 0,4 2,2 88667 99,7 11435 11635 13,5 28,5 104,7 104,0 ba

Amilac KWS 67,4 85,8 1,9 6,4 89333 111,3 11049 11148 14,2 27,8 101,1 99,6 bac

Amoroso KWS 67,0 85,2 1,2 9,1 87667 103,4 11644 11676 14,8 27,6 106,6 104,3 ba

Anjou256

AVEVE N.V./SA-

zaaizaden 68,4 86,6 8,9 89333 102,2 9755 9937 13,4 26,1 89,3 88,8 bc

Bravour

Barenbrug –

Belgium 64,5 85,9 0,4 6,7 89000 103,4 11360 11483 14,1 28,2 104,0 102,6 ba

DKC2960

AVEVE N.V./SA-

zaaizaden 63,0 90,4 0,8 8,6 84667 102,0 10922 11612 9,6 31,8 100,0 103,7 ba

Dominator

Limagrain

Belgium bvba 69,1 84,6 24,1 88000 98,5 11037 10991 15,4 26,7 101,0 98,2 bac

ES Palazzo

Barenbrug –

Belgium 67,4 87,6 4,2 9,5 88667 99,8 10974 11314 12,4 25,4 100,4 101,1 ba

ES Turbo

Barenbrug –

Belgium 65,8 87,8 0,4 6,5 88333 100,4 10567 10922 12,2 29,6 96,7 97,6 bac

Expert

Limagrain

Belgium bvba 68,3 85,8 0,4 30,4 88000 100,8 10788 10890 14,2 26,9 98,7 97,3 bac

Irixx Innoseeds bv 69,9 90,7 0,4 11,4 87667 101,5 9811 10465 9,3 26,3 89,8 93,5 bac

Konivens Verla Seeds 67,8 85,5 4,2 15,4 88667 136,1 10540 10602 14,5 28,1 96,5 94,7 bac

Lafortuna KWS bac

Logo

Limagrain

Belgium bvba 66,9 88,6 0,8 10,2 90333 100,7 10706 11156 11,4 28,1 98,0 99,7 bac

LG3247

Limagrain

Belgium bvba 64,2 87,5 6,3 90333 100,4 11059 11385 12,5 28,5 101,2 101,7 ba

Lorado

Limagrain

Belgium bvba 74,1 85,6 10,6 87667 101,6 11244 11329 14,4 21,2 102,9 101,2 ba

Marco

Limagrain

Belgium bvba 72,3 86,8 0,8 10,1 89333 133,1 10765 10990 13,2 24,7 98,5 98,2 bac

MAS13L

Maisadour

Semences 70,0 88,0 0,8 18,3 90000 100,0 10471 10845 12,0 23,6 95,8 96,9 bac

P8000 Pioneer 68,3 88,0 0,8 45,4 84000 100,7 9027 9338 12,0 28,3 82,6 83,4 c

Patrick

Limagrain

Belgium bvba 69,0 85,4 1,6 1,2 82667 110,5 11851 11902 14,6 26,3 108,5 106,3 a

Podium

AVEVE N.V./SA-

zaaizaden 64,5 84,9 0,4 3,0 89000 103,4 11137 11122 15,1 26,4 101,9 99,4 bac

PR39K13 Pioneer bac

PR39N39 Pioneer 71,3 86,9 0,8 6,9 87333 101,1 10867 11106 13,1 23,1 99,5 99,2 bac

PR39T13 Pioneer 65,9 87,3 0,8 16,7 89667 99,3 9993 10259 12,7 30,3 91,5 91,7 bac

Ricardinio KWS 68,4 86,1 18,9 91667 100,3 11153 11301 13,9 26,7 102,1 101,0 ba

Ronaldinio KWS 63,8 86,2 0,7 1,1 89667 100,0 11715 11886 13,8 30,0 107,2 106,2 a

Sensation B. S. C. Agro nv 67,1 87,2 4,1 89667 100,4 10852 11132 12,8 28,4 99,3 99,5 bac

Sphinxx Philip-Seeds NV 67,7 89,4 2,2 91333 97,8 11534 12127 10,6 29,2 105,6 108,3 a

Tiberio Verla Seeds 66,5 86,3 15,7 88000 100,4 11217 11395 13,7 27,7 102,7 101,8 ba

Gemiddelde 88522,2 103,6 10927 11193 13,0 27,2

VC% 5,2

Fber. ***

Page 64: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

56

2. Fytotechnische proeven

2.1. Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving en

kostprijs van maïs (proef M09.01) 1

2.1.1. Doelstelling

Erosie vermindert op middellange termijn op significante wijze de bodemvruchtbaarheid.

Zowel wind- als watererosie komen in Vlaanderen voor: winderosie is vooral op lichte

bodems een probleem terwijl hellende terreinen aanleiding kunnen geven tot sterke

watererosie. Naast een verminderde bodemvruchtbaarheid geeft watererosie aanleiding tot

modderstromen wat zorgt voor een onveilige situatie op het wegennet en het dichtslibben van

rioolnetwerken. Na hevig onweer worden tevens woonkernen steeds meer en meer

geconfronteerd met de gevolgen van deze modderstromen. Een permanente bodembedekking

en minimale grondbewerking vormen het beste instrumentarium om erosie tegen te gaan. Dit

heeft echter gevolgen op de wijze van bemesten, inzaaimethodiek, nodige apparatuur en keuze

van de bodembedekker. Tevens kunnen fytotechnische effecten verwacht worden op :

• de onkruidpopulatie;

• de opbouw organisch materiaal en bodemstructuur;

• het bodemleven;

• de mineralisatie en bemestingsniveau;

• de opbrengst;

Minimale bodembewerking vereist specifieke grondbewerkings- en inzaaiapparatuur. Dit

brengt extra kosten met zich mee. Ook de arbeidstijd zal bij minimum tillagesystemen anders

liggen dan bij het klassieke bodembewerkingssysteem.

Om een grondiger inzicht te krijgen in deze deelaspecten werd in in het kader van het

Landbouwcentrum voor voedergewassen vzw in 2007 een vijfjarig proefproject gestart.

2.1.2. Proefopzet

In het proefopzet worden systematisch twee factoren opgenomen met telkens verschillende

deelobjecten :

Factor 1: varianten inzake bodembewerking, zaaiklaar leggen en zaaien

1. Geen groenbemester – drijfmest injecteren – klassiek ploegen (25-30 cm) en zaaiklaar

leggen.

2. Inzaai gras in najaar – drijfmest injecteren – zode doodspuiten – zode bewerking

(frezen) – bewerking met vaste tand (15-20 cm) en zaaiklaar leggen.

3. Inzaai gras in najaar – drijfmest injecteren – zode doodspuiten – zode bewerking

(frezen) – klassiek ploegen en zaaiklaar leggen.

4. Inzaai gras in najaar – drijfmest injecteren – zode doodspuiten – zode bewerking

(frezen) – bewerking met vaste tand (25-30cm) en zaaiklaar leggen.

5. Inzaai rogge in najaar – drijfmest injecteren – rogge doodspuiten –directe inzaai

(gekartelde schijf).

6. Inzaai gras in najaar – drijfmest injecteren – zode doodspuiten – directe inzaai

(gekartelde schijf).

Page 65: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

57

Factor 2: Bemesting:

advies

(N)

organisch-kg

N

Kunstmest-N kg/ha

object C%

N-index BdB werkzaam advies advies

+30%

advies-

30%

1 1.2 142 159 90 69 90 49

2 1.2 158 147 90 57 75 40

3 1.4 165 140 90 50 65 35

4 0.8 139 163 90 73 95 51

5 0.9 131 169 90 79 103 55

6 0.9 140 161 90 71 93 50

Volgende fytotechnische maatregelen werden uitgevoerd:

• Voorvrucht: maïs

• Basisbemesting: 10.04.09: 39 ton/ha rundermengmest: 167 Ntotaal waarvan 90

Nwerkzaam, 43 P2O5, 137 K2O, 43 MgO kg/ha (analyse BdB: 4.28 Ntotaal

waarvan 2.3 Nmineraal, 1.1 P2O5, 3.5 K2O, 1.1 MgO kg/ton)

• Minerale bemesting : 22.04.2009

• Bodembewerkingen : 21, 22 en 23.04.2009

• Zaaidatum: 24.04.2009

• Zaaidichtheid: 111 000 zaden/ha, nadien uitgedund waar nodig tot 100 000

planten/ha

• Cultivar: PR39A98

• Herbicide:

o glyfosaat: 1260 g/ha (Glyfall: 3.5 l/ha) (15.04.09)

o dimethenamide-P + sulcotrion + nicosulfuron + fluroxypyr : 720g + 225g

+ 18g + 90g/ha (Frontier Elite + Mikado + Samson Extra 60-OD + Starane

: 1 l + 0.75l + 0.3 l + 0.5 l/ha) (03.06.09)

Page 66: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

58

Tabel 2.6: Opbrengstgegevens proef M09.01 : Invloed van diverse bodembewerkingssystemen op de fytotechnische omgeving van maïs

% DS % DS planten kolven totale DS DS DS % DS kolf

Kolf+ rest lengte /ha /100 opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest 100= kolf 100= tot. 100=

schutblad plant (cm) planten vers rest kolf totaal plant op DS

kg vers /ha kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % kg DS/ha kg DS/ha kgDS/ha

1 1 54,1 27,1 286,5 100000 99,3 47550 8568 8655 17223 36,2 50,2 100,0 100,0 100,0

1 2 55,3 29,0 302,3 101667 99,7 49650 9258 9795 19053 38,3 51,4 108,1 113,2 110,6

1 3 54,2 27,7 276,4 102000 99,3 40733 7639 7127 14766 36,2 48,1 89,2 82,3 85,7

gem. 54,5 27,9 288,4 a 101222,0 99,4 45977,8 8488 a 8526 a 17014 a 36,9 49,9 b 99,1 a 98,5 a 98,8 a

2 1 53,7 28,1 244,7 101000 99,7 36650 6803 6659 13462 36,7 49,3 79,4 76,9 78,2

2 2 54,9 28,3 258,5 96000 100,2 36450 6726 6958 13684 37,5 50,9 78,5 80,4 79,5

2 3 54,2 27,4 246,1 103000 98,3 33567 6103 6170 12273 36,5 50,3 71,2 71,3 71,3

gem. 54,2 27,9 249,8 b 100000,0 99,4 35555,6 6544 b 6596 b 13140 bc 36,9 50,1 b 76,4 b 76,2 b 76,3 bc

3 1 54,1 26,7 272,1 103000 99,7 45400 8284 7835 16119 35,5 48,7 96,7 90,5 93,6

3 2 54,3 26,0 276,9 104333 96,8 43717 7850 7300 15150 34,7 48,1 91,6 84,3 88,0

3 3 53,5 25,4 263,6 103000 100,0 42683 7385 7299 14684 34,4 49,7 86,2 84,3 85,3

gem. 54,0 26,0 270,9 a 103444,4 98,8 43933,3 7840 a 7478 ab 15318 ab 34,8 48,8 b 91,5 a 86,4 ba 88,9 ba

4 1 53,6 27,0 274,5 104000 98,4 42117 7754 7175 14929 35,4 48,1 90,5 82,9 86,7

4 2 55,2 29,5 287,5 105000 100,3 49100 9452 9379 18831 38,4 49,8 110,3 108,4 109,3

4 3 55,1 27,6 268,4 103667 99,7 38767 7128 8562 15690 41,0 53,7 83,2 98,9 91,1

gem. 54,7 28,0 276,8 a 104222,2 99,5 43327,8 8111 a 8372 a 16483 a 38,3 50,5 b 94,7 a 96,7 a 95,7 a

5 1 52,7 28,8 225,1 99667 100,7 29600 5040 6418 11459 38,6 55,9 58,8 74,2 66,5

5 2 52,7 27,9 232,9 94333 99,7 30500 5028 6593 11621 38,1 56,8 58,7 76,2 67,5

5 3 50,9 28,1 218,0 95000 96,6 26033 4363 5345 9708 37,2 55,0 50,9 61,8 56,4

gem. 52,1 28,3 225,3 C 96333,3 99,0 28711,1 4810 c 6119 b 10929 c 38,0 55,9 a 56,1 c 70,7 b 63,5 c

6 1 52,5 27,6 231,1 99333 96,2 31117 5186 6476 11662 37,5 55,5 60,5 74,8 67,7

6 2 52,4 27,2 231,4 95667 94,5 30333 5046 6229 11276 37,0 55,1 58,9 72,0 65,5

6 3 49,3 26,9 214,3 94000 100,0 26333 4261 5246 9508 35,9 55,1 49,7 60,6 55,2

gem. 51,4 27,3 225,6 C 96333,3 96,9 29261,1 4831 c 5984 b 10815 c 36,8 55,3 a 56,4 c 69,1 b 62,8 c

gem. 1

2

3

VC(%) 5,0 12,29 15,79 12,8 7,2 5,1 12,29 15,79 12,8

Anova bodembew. *** *** *** *** NS *** *** *** ***

bemesting ** ** * ** NS NS ** * **

parallel NS NS NS NS NS NS NS NS NS

bodembew.xbemesting NS NS NS NS NS NS NS NS NS

(1) bemesting : 1= Advies, 2= Advies +30%, 3=Advies-30%

(2) bodembewerking: 1)geen groenbemester-ploegen 2)italiaans-ondiep cult ivator 3) italiaans-ploegen 4)italiaans-diep cultivator 5)rogge-directzaai 6)italiaans-directzaai

bodem

bew

erkin

g

bem

esting

kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v.

bodembew. 1 - advies

Page 67: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

59

2.1.3. Resultaten

2.1.3.1. Opkomst , standdichtheid en ontwikkeling

De opkomst was vrij behoorlijk. De factor bodembewerking-groenbemester resulteerde in een

lagere opkomst, de objecten met rechtstreekse inzaai hadden finaal een significant lagere

standdichtheid. In absolute cijfers was deze standdichtheid met 96.333 planten/ha nog

voldoende (tabel 2.6). De verschillen in onkruidontwikkeling tussen de objecten werden

gequoteerd juist voor het uitvoeren van de onkruidbestrijding. De objecten met directe inzaai

vertoonden de laagste onkruiddruk (tabel 2.7). Tussen de andere objecten waren de

verschillen eerder beperkt met uitzondering van de sterkere ontwikkeling van Italiaans

raaigras bij de objecten 2 en 3.

Tabel 2.7 : onkruidontwikkeling juist voor het uitvoeren van de onkruidbestrijding (PM09.01)

onkruiden/m²

Object CHEAL SOLNI SENVU STEME POAAN LOLM totaal dicot. monocot.

1 16.0 4.0 1.0 23.7 3.7 0.0 50.3 46.0 4.3

2 16.7 2.5 7.5 11.7 1.0 9.3 49.7 38.7 11.0

3 9.0 0.7 1.5 24.7 1.0 12.3 51.7 38.0 13.7

4 17.7 4.0 5.0 12.0 5.0 5.3 46.7 38.3 8.3

5 3.3 0.0 0.0 1.7 0.0 0.0 2.0 3.0 4.0

6 2.3 0.0 2.0 2.3 0.0 1.7 9.0 7.0 2.0

CHEAL: Chenopodium album STEME: Stelaria media

SOLNI: Solanaceae POAAN: Poa annua

SENVU: Senecio vulgaris LOLM: lolium multiflorum

Tijdens het groeiseizoen werden opvallende lengteverschillen vastgesteld (figuren 2.5 en 2.6).

Zowel de factor bodembewerking als de factor bemesting gaven aanleiding tot significante

verschillen. De objecten met rechtstreekse inzaai waren gemiddeld ca. 50cm korter dan de

objecten met ploegen. Ook de ondiepe bewerking met vaste tand (obj 2) gaf aanleiding tot

significant kortere planten versus ploegen.

0,0

50,0

100,0

150,0

200,0

250,0

1 2 3 4 5 6

len

gte

(cm

)

bodembewerking

N-advies

N-advies+30%

N-advies-30%

Figuur 2.5 : Plantlengte tijdens de groei (proef M09.01)

Page 68: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

60

0,0

50,0

100,0

150,0

200,0

250,0

300,0

350,0

1 2 3 4 5 6

len

gte

(cm

)

bodembewerking

N-advies

N-advies+30%

N-advies-30%

Figuur 2.6: Plantlengte bij de oogst (proef M09.01)

2.1.3.2 Opbrengstgegevens (Tabel 2.6, figuur 2.7)

De groeiverschillen reflecteerden zich ook duidelijk in significante verschillen in opbrengst.

Er was geen interactie tussen de factor bemesting en de factor bodembewerking-

groenbedekker. De drogestofopbrengst van de restplant van objecten 5 en 6(directe inzaai)

waren significant lager dan van de andere objecten. Object 1 (ploegen zonder groenbemester

– bemesting volgens advies) gaf de hoogste drogestofopbrengst van de rest plant, evenwel niet

significant verschillend van de objecten 3 en 4. Object 2 (ondiepe bewerking met vaste tand +

groenbedekker) gaf ook een significant lagere opbrengst t.a.v. object 1. De objecten 5 en 6

(directe inzaai) hadden een significant lagere opbrengst dan object 1. Door een hogere N-

bemesting verhoogde het opbrengstniveau van de rest plant bij deze objecten slechts

nauwelijks. Inzake de kolfopbrengst werden grotendeels analoge verschillen vastgesteld doch

in dit geval waren er geen significante verschillen tussen de objecten 2, 5 en 6.

De totale drogestofopbrengst was het hoogst bij object 1 (ploegen zonder groenbemester),

evenwel niet significant verschillend van de objecten 3 (Italiaans+ploegen), en 4 (Italiaans+

diep cultivator) maar wel significant hoger dan de objecten met directe inzaai (5 en 6) en

object 2 (Italiaans, ondiep cultivator). Tussen de objecten 2 en 3 waren er geen significante

verschillen. De objecten met directe inzaai (5 en 6) gaven duidelijk lagere opbrengsten,

evenwel onderling niet significant verschillend.

Een 30% lagere N-bemesting gaf algemeen aanleiding tot een significant lagere opbrengst.

Een 30% hogere N-bemesting gaf gemiddeld aanleiding tot een meeropbrengst van slechts

5.6% . Bij object 1 en 4 is er evenwel een grotere respons dan bij de overige objecten.

Page 69: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

61

0

5000

10000

15000

20000

25000

1 2 3 4 5 6

kg

DS

/ha

bodembewerking

N-advies

N-advies+30%

N-advies-30%

Figuur 2.7 : Totale drogestofopbrengst i.f.v. de bodembewerking/groenbemester (M09.01)

2.1.3.3. Nitraatresidu na de oogst (figuur 2.8)

Algemeen was het N-residu bij alle objecten vrij laag en duidelijk beneden de norm van 90kg

NO3-N. Er waren geen opvallende verschillen tussen de objecten. N-advies +30% gaf niet

systematisch aanleiding tot een hoger residu. De objecten 5 en 6 vertoonden wel een tendens

tot een hoger nitraatresidu in vergelijking met de andere objecten.

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

1 2 3 4 5 6

len

gte

(cm

)

bodembewerking

N-advies

N-advies+30%

N-advies-30%

Figuur 2.8 : N-residu na de oogst (M09.01)

Page 70: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

62

2.2 Teeltcombinatie Gras-maïs nog haalbaar? (proef M09.02)

Op heel wat melkveebedrijven vindt men de teeltcombinatie gras na maïs. Deze combinatie

biedt mogelijkheden voor derogatie in het kader van het mestdecreet. In het voorstel van

derogatie is voorzien dat er voor deze teeltcombinatie 250 kg N/ha uit dierlijke mest mag

toegediend worden ipv 170 kg N/ha dit binnen de totale 275kg N/ha . Voorwaarde om de

30% extra mest te mogen geven is wel dat het gras gemaaid wordt. Bij het volledig invullen

van de 250kgN met dierlijke mest is er maar een beperkte kunstmestgift mogelijk (25N).

Gras na maïs wordt relatief laat gezaaid en vroeg geoogst. Zijn de groeiomstandigheden voor

het gras minder gunstig, kan de ontwikkeling van het gras onvoldoende zijn, wil men de maïs

op tijd zaaien. Het gras onttrekt heel wat vocht tijdens de groei. In sommige gevallen kan dit

een vochttekort bij de maïs met zich meebrengen. Wil men van beide teelten een goede

productie halen, zal men zowel het gras al de maïs voldoende bemest moeten worden. De

vooropgestelde normen laten echter geen of weinig ruimte om beide teelten optimaal te gaan

bemesten. Vraag is hoe men de toegelaten hoeveelheid mest best gaat gebruiken.

Hierbij heeft men de keuze om het gras minimaal te gaan bemesten, en vroeg een beperkte

snede te maaien. De maïs krijgt in dit geval de hoofdbrok van de bemesting. Er is ook een

mogelijkheid om de hoeveelheid stikstof te verdelen over beide teelten. Zowel het gras als de

maïs krijgen een deel van de dierlijke mest en bij één van de teelten wordt er nog aangevuld

met kunstmest. Wanneer men kiest om ook dierlijke mest toe te dienen aan het gras, zal de

mestinjectie vroeg gebeuren. Ervaringen in de praktijk zijn dat injecteren in zulk gras niet

evident is. Men loopt het risico dat de grond zich ophoopt voor de injecteur en dat er onder

natte omstandigheden dikwijls te diepe sporen worden gereden. Belangrijke vraag blijft ook

hoe de nitraatrest zich situeren in het najaar.

De teeltcombinatie gras-maïs biedt misschien mogelijkheden voor het melkveebedrijf om

meer dierlijke mest op de eigen gronden doch in het licht van het nieuwe mestdecreet zijn er

toch een aantal mogelijke knelpunten. De vraag is dan ook of deze teeltcombinatie de moeite

loont vergeleken met een teelt van enkel maïs al dan niet in combinatie met een

groenbemester Het doel van dit project in het kader van het Landbouwcentrum voor

voedergewassen vzw is gedurende twee jaar een aantal bemestingsstrategieën bij de teelt

combinatie gras-maïs te bestuderen in functie van de normen in het mestdecreet en het

ingediende verzoek tot derogatie.. De problematiek van de stikstofrest krijgt ook de nodige

aandacht in het project.

2.2.1 Objecten

1. Maïs, bemesting 170 kg N/ha uit RDM + N aanvullen met kunstmest volgens advies

2. Maïs met voorteelt gras als groenbemester, bemesting 170 kg N/ha uit RDM + N

aanvullen met kunstmest volgens advies

3. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 170 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit

kunstmest als rijenbemesting, gras 80 kg N/ha uit kunstmest

4. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 250 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit

kunstmest als rijenbemesting, gras geen bemesting

5. Maïs met voorteelt gras, bemesting mais 85 kg/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit kunstmest,

gras 165 kg N/ha uit RDM

6. Maïs met voorteelt gras, bemesting maïs 125 kg N/ha uit RDM + 10 kg N/ha uit

kunstmest als rijenbemesting, gras 125 kg N/ha uit RDM

Mengmest geïnjecteerd met een zelfrijder

Page 71: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

63

Tabel 2.8 : Bemestingsschema van de proef (proef M09.02)

Object Gras

dierlijke mest kunstmest

N tot Nwerkz P2O5 K2O MgO N P2

O5

K2O MgO

1 0 0 0 0 0 0 0 0 0

2 0 0 0 0 0 0 0 0 0

3 0 0 0 0 0 80 0 0 0

4 0 0 0 0 0 0 0 0 0

5 124.02 70.2 23.4 114.4 20.8 0 0 0 0

6 162.18 91.8 30.6 149.6 27.2 0 0 0 0

Object Maïs

dierlijke mest kunstmest

N tot Nwerkz P2O5 K2O MgO N P2

O5

K2O MgO

1 166.95 94.5 31.5 154 28 80.5 20 46 42

2 166.95 94.5 31.5 154 28 74.5 20 46 42

3 166.95 94.5 31.5 154 28 20 20 46 42

4 248.04 140.4 46.8 228.8 41.6 20 20 0 28.4

5 124.02 70.2 23.4 114.4 20.8 20 20 0 28.4

6 85.86 48.6 16.2 79.2 14.4 20 20 0 28.4

Object gras+maïs

dierlijke mest kunstmest

N tot Nwerkz P2O5 K2O MgO N P2

O5

K2O MgO

1 166.95 94.5 31.5 154 28 80.5 20 46 42

2 166.95 94.5 31.5 154 28 74.5 20 46 42

3 166.95 94.5 31.5 154 28 100 20 46 42

4 248.04 140.4 46.8 228.8 41.6 20 20 0 28.4

5 248.04 140.4 46.8 228.8 41.6 20 20 0 28.4

6 248.04 140.4 46.8 228.8 41.6 20 20 0 28.4

totale bemesting

Object N tot Nwerkz P2O5 K2O MgO

1 247.45 175 51.5 200 70

2 241.45 169 51.5 200 70

3 266.95 194.5 51.5 200 70

4 268.04 160.4 66.8 228.8 70

5 268.04 160.4 66.8 228.8 70

6 268.04 160.4 66.8 228.8 70

Proef aangelegd als blokkenproef met lijnschikking

2.2.2 Fytotechnische maatregelen

• Voorvrucht: maïs

• 20.10.2009 : Inzaai Italiaans raaigras cv. Meroa 45kg/ha

• Mengmestinjectie op van de objecten 5 en 6 :respectievelijk 26m³ en 34m³

(rundermengmest analyse BDB : 4.77Ntotaal , 0.9 P2O5, 4.4 K2O, 0.8 MgO).

Page 72: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

64

• 1.04.2009 : Bemestingsadvies op basis van N-profielanalyse en standaard

bodemanalyse

o object 1 (geen gras als voorteelt): 169N , 120 P2O5, 200 K2O ,70 MgO

(C% 0.9 ; N-index 131)

o object 6 (gras als voorteelt) : 175N , 120 P2O5, 200 K2O ,70 MgO (C% 0.9,

N-index 124)

• 30.04.2009 : grasoogst objecten 3,4,5 en 6

• 06.05.2009 : Mengmestinjectie zelfrijder Vervaet met als volgende dosering :

o Object 1, 2 en 3 : 35m³

o Object 4 : 52m³

o Object 5 : 26m³

o Object 6 : 18m³

(samenstelling zie hoger)

• Minerale bemesting : 07.05.2009; volgens bovenstaand schema via :

ammoniumnitraat (27%N), kornkali (48% K2O), kieseriet (35%MgO) en

rijenbemesting met maïsmap 20-20 alle objecten (100kg/ha)

• Zaaidat08.05.2009

• Zaaidichtheid: 111 000 zaden/ha, nadien uitgedund waar nodig tot 100 000

planten/ha

• Cultivar: Tiberio

• Herbicide:

o glyfosaat: 1260 g/ha (Glyfall: 3.5 l/ha) (15.04.09)

o dimethenamide-P + sulcotrion + nicosulfuron + fluroxypyr : 720g + 225g

+ 18g + 90g/ha (Frontier Elite + Mikado + Samson Extra 60-OD + Starane

: 1 l + 0.75l + 0.3 l + 0.5 l/ha) (03.06.09)

2.2.3 Resultaten

2.2.3.1. Groei

Er werden visueel sterke groeiverschillen in grasgroei geobserveerd tussen de objecten als

gevolg van de gekozen besmestingsregimes. Ook de maïsplanten vertoonden duidelijke

groeiverschillen. In tabel 2.9 worden de resultaten van een lengtemeting op 13.07

weergegeven.

De maïsplanten van object 1 waren significant langer dan de maïs van de objecten 3,4,5 en 6.

Object 5 met de beperktste bemesting voor de maïs gaf aanleiding tot kortere planten,

significant verschillend van 1,2 en 4.

Page 73: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

65

0,0

50,0

100,0

150,0

200,0

250,0

1 2 3 4 5 6

len

gte

(cm

)

object

Figuur 2.9: Lengtemetingen op 13.07 (proef M09.02)

2.2.3.2. Opbrengstresultaten

De verschillende bemestingsregimes resulteerden in significante opbrengstverschillen bij de

grassnede. Het doseren van N via kunstmest gaf duidelijk aanleiding tot de hoogste

opbrengst. Het toepassen van een hogere mengmestgift voor het gras in object 6

resulteerde niet in significant hogere opbrengst in vergelijking met object 5. Het niet

bemesten van het gras resulteerde in een zeer lage opbrengst, in feite niet oogstbaar in

praktijkomstandigheden. Qua voederwaarde gaf object 3 een een significant hoger ruwe

celstofgehalte, een significant lagere verteringscoëfficiënt van de organische stof aan en als

gevolg hiervan een significant lagere energiewaarde aan (Tabel 2.10). De vlottere groei als

gevolg van de betere benutting van de meststoffen (vnl. N) gaf forsere, langere planten met

een hoger stengelaandeel wat op zich dit verschil kan verklaren. Verder werden nog

significante verschillen vastgesteld doch in absolute cijfers zijn deze verschillen vrij klein.

Het eiwitgehalte was algemeen vrij laag.

Tabel 2.9 : Opbrengstgegevens grasoogst (proef M09.02)

object

kg

vers/ha %DS

kg

DS/ha

3 27222a 17.0 b 4624 a*

4 3333 c 19.1 a 634 c

5 12444 b 17.9 b 2220 b

6 13888 b 17.5 b 2427 b

*gemiddelden gevolgd door een verschillende letter zijn significant verschillend (P<0.05,

Tukey)

Page 74: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

66

Tabel 2.10 : Voederwaardegegevens (proef M09.02)

Object RC Suiker Eiwit VCOS VEM VEVI DVE OEB

(%) (%) (%) (%) g/kg DS g/kg DS g/kg DS g/kg DS

3 18,2 a 6.3 9.6 86,4 b 996 c 1068 c 79 -49 a

4 15,2 b 8.6 7.8 88,8 a 1061a 1156 a 78 -67 b

5 16,4 ba 8.6 7.4 88,1 ba 1051 ba 1140 ab 76 -67 b

6 16,2 ba 8.5 7.3 88,2 ba 1030 b 1117 b 73 -68 b

VC% 4.33 10.3 10.44 0.73 0.97 1.13 3.89 9.24

Fber beh * * * * ** ** NS *

Fber par NS NS NS NS NS * NS NS

Page 75: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

67

Tabel 2.11: Opbrengstgegevens (proef M09.02)

totale DS DS DS % DS kolf

% DS % DS % planten kolven opbrengstopbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest kolf totaal

Object Kolf+ rest lengte builen- /ha /100 vers rest kolf totaal plant op DS 100= 100= 100=

schutblad plant (cm) brand plantenkg vers /hakg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % 9304 7967 17270

kg DS/ha kg DS/ha kgDS/ha

1 45.6 ab 22.4 220 a 6.1 97333 94.6 59100 9304 a 7967 a 17270 a 29.2 b 46.2 100.0 100.0 100.0

2 47.0 ab 22.8 214 ba 2.7 98000 99.3 54600 8515 ab 8101 a 16616 a 30.4 ab 48.7 91.5 101.7 96.2

3 45.1 b 22.5 190 dc 1.7 100667 98.4 48167 7435 bc 6867 ab 14302 b 29.7 b 48.1 79.9 86.2 82.8

4 47.7 ab 23.9 200 bc 4.4 99000 97.6 50617 7934 bc 8307 a 16241 a 32.1 ab 51.1 85.3 104.3 94.0

5 45.6 ab 23.4 180 d 0.7 99000 102.5 43583 6884 c 6415 b 13298 b 30.5 ab 48.2 74.0 80.5 77.0

6 45.4 ab 22.9 185 dc 4.0 101333 97.1 44533 6979 c 6403 b 13382 b 30.1 ab 47.8 75.0 80.4 77.5

gem. 46.1 23.0 198.0 3.3 99222 98.2 50100.0 7841.7 7343.3 15185.0 30.3 48.3 84.3 92.2 87.9

VC% 1.90 3.19 2.7 5.48 7.32 4.32 2.37 4.72

Fber beh * NS *** *** ** *** * NS

Fber par NS NS NS NS NS NS NS NS

kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v.

controle = 100 ²

*gemiddelden gevolgd door een verschillende letter zijn significant verschillend (P<0.05, Tukey)

Page 76: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

68

2.2.3.3 Nitraatresidu

De toegepaste bemestingsregimes in de verschillende objecten gaven geen aanleiding tot

overschreiding van de norm van 90kg nitraatrest in het profiel (0-90cm) (figuur 2.10). In

absolute cijfers waren de verschillen tussen de objecten vrij klein. Gezien deze bepaling

steunde op mengmonsters van de verschillend objecten konden geen statistische verschillen

worden afgeleid.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

1 2 3 4 5 6

0-30

30-60

60-90

Fig 2.10: Nitraatresiduen einde groeiseizoen (proef M09.02)

2.3 Optimalisering van het oogsttijdstip in functie van het rassentype (M09.06)

2.3.1. Situering

Deze proef kadert in een driejarig project van het Landbouwcentrum voor voedergewassen.

Dit project beoogt een optimalere rassenkeuze voor vooral de melkveehouder. De proef lag in

2008 voor de 2de

maal aan. De maïsteler wordt vandaag geconfronteerd met een zeer ruim

rassenassortiment waarbinnen een keuze niet evident is. Opbrengst, oogstzekerheid en

voederwaarde zijn voor de plantenveredelaars belangrijke selectiecriteria. Hierbij werden

echter verschillende strategieën gevolgd zodat een diversiteit aan rassentypes ontstonden.

Naast vroege en late rassen zijn er ook verschillende afrijpingstypes ( b.v. rijpe kolf op groene

plant de zgn. stay green types of een minder rijpe kolf op een drogere plant de zgn. dry down

types) op de markt en werd de voederwaarde verhoogd door een streven naar meer zetmeel of

naar een verbeterde celwandverteerbaarheid. Een optimaal oogsttijdstip is belangrijk voor het

beperken van kuilverliezen (te nat leidt tot perssap verlies; te droog geeft meer aërobe gisting

en een slechtere bewaarbaarheid), een goede voederwaarde (b.v. celwandverteerbaarheid en

zetmeel zijn duidelijk functie van oogsttijdstip) en een hoog opbrengstniveau. Tevens kan het

op bedrijfniveau belangrijk zijn het oogsttijdstip te kiezen in functie van het rantsoen (b.v.

meer gras in het rantsoen vraagt mogelijks meer zetmeel uit maïs). Door de verschillende

rastypes hebben de maïstelers het echter steeds moeilijker om het juiste oogsttijdstip te

bepalen (b.v. een laat ras en een stay green type zien er visueel gelijk uit toch is er een

belangrijk verschil in kolfrijpheid) en er wordt vaak te vroeg of te laat geoogst.

Page 77: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

69

Tevens zijn onvoldoende gegevens beschikbaar over de optimalisatie van het oogsttijdstip in

relatie tot het afrijpingstype zodat de voorlichting bij de advisering onvoldoende rekening kan

houden met de verschillen in rastype. Dit maakt dat bij de rantsoenopbouw geen of nauwelijks

rekening kan gehouden worden met de samenstelling van de droge stof en dus met het aandeel

van de verschillende energie aanbrengende componenten uit de maïs in relatie tot de andere

rantsoencomponenten. Meer gegevens omtrent de evolutie van de voederwaarde componenten

in relatie tot het afrijpingsprofiel zal de voorlichting toelaten beter te adviseren m.b.t. de

oogstdatum en de inpassing van kuilmaïs in het rantsoen.

2.3.2. Proefgegevens

Objecten :

1. Rassen

Gedurende 3 opéénvolgende jaren (2007-2009) worden 8 rassen van een verschillend

afijpingstype intensief opgevolgd gedurende de afrijpingsfase. Volgende rassen werden in

2008 opgenomen en uitgezaaid volgens een lijnschikking met 3 parallellen :

• 2 vroege rassen (evenwichtig afrijpend) : Banguy, Aurelia ( beide Limagrain-Advanta)

• 2 late rassen (evenwichtig afrijpend) : Franky (Scam) , Crazy (Innoseeds)

• 2 dry down types : , Justina (Pioneer Hi-Bred), Allstar

• 2 stay green types : Amilac (KWS), Lafortuna (KWS)

2. Oogsttijdstippen

Er werd geoogst op 6 verschillende tijdstippen :

Oogsttijdstip 1: 25.08.09, temperatuurssom 1331.5°C

Oogsttijdstip 2: 01.09.09, temperatuurssom 1414.1°C

Oogsttijdstip 3: 08.09.09, temperatuurssom 1490°C

Oogsttijdstip 4: 15.09.09, temperatuurssom 1557.5°C

Oogsttijdstip 5: 22.09.09, temperatuurssom 1635.3°C

Oogsttijdstip 6: 29.09.09, temperatuurssom 1693.5°C

De temperatuursom werd als volgt berekend :

- ((Tmax +Tmin)/2) – 6°C

- als de som <0°C wordt niets meegerekend

- als Tmax > 30°C wordt alleen 30°C meegerekend

Volgende fytotechnische maatregelen werden uitgevoerd :

• Voorvrucht: korrelmaïs

• Zaaidatum: 22.04.09

• Zaaidichtheid: 114000 zaden/ha, nadien uitgedund naar 105.000 planten/ha

• Bemesting:

o Advies BdB: 153 N, 90 P2O5, 200 K2O, 60 MgO kg/ha

o 20.04.09: 39,7 ton/ha rundermengmest: 170 kg/ha Ntotaal waarvan 91.4

Nwerkzaam, 43.7 kg/ha P2O5, 139 kg/ha K2O, 43.7 kg/ha MgO

o 22.04.09: 60 kg K2O /ha (chloorpotas 60: 100 kg/ha)

o 22.04.09: 62.4 kgN/ha (160 l/ha vloeibare N-39 N/100 l)

• Herbicide:

Page 78: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

70

o Mesotrion + S-metolachloor + terbuthylazin + nicosulfuron: 75 g + 625 g +

375 g + 24 g/ha (Callisto + Gardo Gold + Samson Extra 60OD: 0.75 l + 2 l +

0.4 l/ha) (25.05.09)

Naast de opbrengstgegevens werden ook gegevens verzameld in verband met het

afrijpingspatroon van de planten:

1. Foto’s van :

- totale plant met volledige lengte

- totale plant in twee stukken juist boven kolf afgebroken

- de kolf met schutblad eraan

- de naakte kolf en schutblad afzonderlijk op 1 foto

- de naakte kolf afzonderlijk.

2. Toestand van de korrel: de globale indruk na stukknijpen met duimnagel (melkrijp

(1), er komt nog vocht uit (2) , voelt nog vochtig aan (3), voelt droog aan (4),

kurkdroog (5) gevolgd door de ligging van de melklijn :

1 =35 % DS korrel: melklijn op 1/4 van korrel (vanaf top)

2 =40 % DS korrel: melklijn op 1/3 van korrel

3= 45 % DS korrel: melklijn op 1/2 van korrel

4= 50 % DS korrel: melklijn op 2/3 van korrel (weinig of geen vloeibaar

gedeelte meer)

6= 55 % DS korrel: korrel is hard en moeilijk te krassen

7= 60 % DS korrel: harde korrel; het hilum is zwart.

3.Toestand stengel en schutblad

- aantal groene bladeren

- kleur stengel (1:volledig groen tot 3:volledig afgerijpt)

- Kleur schutblad (1:volledig groen tot 3:volledig afgerijpt)

- Bij het kraken van de stengel komt nog vocht uit de stengel (=1) of voelt

vochtig aan (2) of voelt droog aan (3)

Vervolgens werden bij de oogst monsters genomen die werden gedroogd bij 65°C voor

verdere analyses via NIRS (Laboratorium Centre Provincial de l’agriculture et de la ruralité, la

Hulpe). Hierbij werden volgende parameters bepaald :

- Verteerbaarheid organische stof (VOS) in % van de organische stof (droge stof-as) :

enkel voor de totale plant. Gekalibreerd op basis van de cellulaseverteerbaarheid

(Methode De Boever)

- Verteerbaarheid in % van de droge stof: zowel van de totale plant als van de rest plant.

Gekalibreerd op basis van de cellulaseverteerbaarheid (Methode Aufrère)

- NDF (%op droge stof) : ruw vezel oplosbaar in neutraal oplosmiddel (gemakkelijk

afbreekbare vezels)

- ADF (% op droge stof) : ruw vezel oplosbaar in zuur oplosmiddel (moeilijk

afbreekbare vezels)

- ADL (% op droge stof) : ligninefractie oplosbaar in zuur oplosmiddel

- Ruwe celstof (% op droge stof)

- Ruw eiwit (% op droge stof)

- Zetmeel (% op droge stof) : enkel voor totale plant

Voor de totale plant werden telkens monsters per parallel geanalyseerd, voor de rest plant

waren het mengmonsters voor de eerste 3 oogstdata, nadien monsters per parallel.

Page 79: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

71

2.3.3. Resultaten

2.3.3.1 Opbrengstgegevens

In de figuren 2.11 tot 2.6 wordt de evolutie van de opbrengstparameters grafisch

weergegeven. In tabel 2.11 wordt de statistische analyse weergegeven van alle oogstdata.

Outlayers werden hierbij niet verwijderd.

Tabel 2.12 : Statistische analyse opbrengstparameters ( proef M09.06) op droge stof DS% DS% DS% Dsopbr. Rest Dsopbr.Kolf Dsopbr. Totaal

kolf rest plant totale plant kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha

VC% 3,75 8,56 5,71 8,28 11,37 9

Fber ras *** *** *** *** *** *

Fber oogst *** *** *** *** *** ***

Fber oogstxras ** * NS NS NS NS

Fber blokken * *** *** ** ** **

Gemiddelden per ras over alle oogsttijdstippen

Banguy 51,6 a 24,32 dce 34,6 cd 6809 b 9212 a 16020 ba

Aurelia 51,5 a 28,40 ba 37,0 b 7533 c 8640 a 16172 ba

Lukas 45,6 b 23,77 de 31,9 ef 7719 c 8269 a 15988 ba

Amilac 52,1 a 26,37 bc 35,1 cb 8070 cb 8592 a 16662 ba

Lafortuna 51,0 a 24,98 dc 33,4 ed 8110 cb 8486 a 16596 ba

Justina 52,2 a 29,76 a 39,8 a 5990 e 9239 a 15229 b

Franky 43,0 c 23,70 de 29,8 f 9701 a 6759 b 16460 ba

Crazy 43,7 cb 22,53 e 29,1 f 8507 b 8538 a 17046 a

Oogst bij temperatuurssom (°C)

1331,5 36,7 f 21,8 d 25,4 f 8425 a 6664 c 15090 c

1414,1 43,6 e 22,7 d 30,2 e 8004 ba 7867 b 15870 bc

1490 47,6 d 23,4 dc 32,4 d 7877 b 8760 a 16637 ba

1557,5 50,2 c 24,6 c 34,1 c 7845 b 9264 a 17109 a

1635,3 56,2 b 28,3 b 38,2 b 7513 bc 9272 a 16785 ba

1693,5 58,7 a 32,0 a 42,7 a 7165 c 8974 a 16139 bac

Het verloop van de bestudeerde parameters is weergegeven in de figuren 2.11 tot 2.16. Uit de

variantieanalyse blijkt dat de factoren ras en oogsttijdstip aanleiding gaven tot significante

verschillen. Enkel voor DS% kolf en DS% rest plant was er een duidelijke interactie tussen

ras en oogsttijdstip. Dit betekent dat bij de onderzochte rassen het verloop van de

verschillende parameters duidelijk verschillend was in functie van de opeenvolgende

oogsttijdstippen.

De afrijping verliep zeer snel. Dit blijkt vooral uit de evolutie van het DS% van de rest plant.

Het ras Justina kende vooral tussen de laatste twee oogstdata een sterker stijgend verloop

tegenover de andere rassen. Het ras Aurelia zat ook vanaf het derde oogstmoment op een iets

hoger niveau in vergelijking met de andere rassen. De rassen Amilac en Lafortuna kennen

aanvankelijk een vlak verloop maar vertonen ook een stijging bij de laatste oogstdata. De late

rassen Crazy en Franky maar ook Lukas eindigen op een lager niveau.

Bij het drogestofgehalte van de kolf kennen alle rassen ongeveer eenzelfde trend doch de

rassen Franky, Crazy alsook Lukas zitten op een lager niveau.

De evolutie van de opbrengst van de rest plant illustreert duidelijk het verschil in

opbrengstpotentieel tussen de rassen. Qua totale drogestofopbrengst is er sprake van een

rasafhankelijk optimaal oogstmoment. Voor de rassen Banguy, Amilac en Crazy situeert zich

dit moment bij het vierde oogstmoment. Voor de rassen Franky, Lukas en Lafortuna was dit

Page 80: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

72

het vijfde oogstmoment en bij Justina op het derde oogstmoment. Het ras Aurelia kende een

vrij constant niveau van oogsttijdstip 3 tot 5 om finaal ook af te nemen.

Gezien de snelle afrijping nam het aantal groene bladeren per plant vrij snel af na

oogstmoment 3. Afgezien van de invloed van de vroegheid van het ras was er duidelijk geen

sprake van stay green effecten bij een aantal rassen.

10,00

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

40,00

45,00

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

% D

S r

est

pla

nt

temperatuursom (°C)

Evolutie DS% rest plant

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.11 : Evolutie DS% rest plant (proef

M09.06)

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

1331,5 0 0 1635,3 0 0%

DS

ko

lf

temperatuursom (°C)

Evolutie DS% kolf

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.12 : Evolutie DS% kolf (proef

M09.06)

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

40,00

45,00

50,00

55,00

1331,5 0 0 1635,3 0 0

DS

% t

ota

le p

lan

t

temperatuursom (°C)

Evolutie DS% totale plant

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.13 : Evolutie DS% totale plant (proef M09.06)

Page 81: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

73

5000,00

6000,00

7000,00

8000,00

9000,00

10000,00

11000,00

12000,00

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

kg

DS

rest

pla

nt/

ha

temperatuursom (°C)

Opbrengst rest plant

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.14 : Evolutie opbrengst restplant (proef M09.06)

12000,00

13000,00

14000,00

15000,00

16000,00

17000,00

18000,00

19000,00

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

kg

DS

to

taal/

ha

temperatuursom (°C)

Evolutie totale DS-opbrengst

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.15 : Evolutie totale drogestofopbrengst (proef M09.06)

Page 82: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

74

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

1300 1350 1400 1450 1500 1550 1600 1650 1700

temperatuursom

aanta

l gro

ene b

ladere

n/p

lant

Banguy

Aurelia

Lukas

Amilac

Lafortuna

Justina

Franky

Crazy

Figuur 2.16 : Evolutie aantal groene bladeren/plant (proef M09.06)

2.3.3.2. Evolutie voederwaardegegevens totale plant (proef M09.06)

De voederwaardegegevens zijn grafisch weergegeven in de figuren 2.17 tot 2.24. Enkel de

gegevens voor VEM, VC% (Auf) en Zetmeel waren normaal verdeeld en werden verder

statistisch geanalyseerd (zie tabel 2.13). De factoren oogsttijdstip en ras hadden een

significante invloed op alle geanalyseerde parameters. Bij VEM en Verteerbaarheid van de

droge stof % (Auf.) was er interactie tussen oogsttijdstip en ras.

Onafhankelijk van het oogsttijdstip werden tussen de rassen significante verschillen in

verteerbaarheid (VC% Auf = DMSauf) en zetmeelgehalte vastgesteld. Gemiddeld nam de

verteerbaarheid van de totale plant langzaam toe bij latere oogstdata doch vanaf oogsttijdstip 3

zijn de verschillen niet significant meer en ook bij de verschillende rassen is het verloop

eerder vlak.

Page 83: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

75

Tabel 2.13 : Statistische analyse voederwaardegegevens (proef M09.06)

op droge stof VEM/kg DS Vert.auf1

Zetmeel(%)

VC% 2.4 3.3 11.58

Fber ras *** *** ***

Fber oogst *** *** ***

Fber oogst*ras * * NS

Fber par NS NS NS

Gemiddelden per ras over alle oogsttijdstippen

Aurelia 866 cd 67,2 b 29,5 bc

Justina 892 b 70,5 a 33,9 a

Amilac 874 cbd 65,1 cb 28,3 ecd

Lafortuna 880 cbd 66,5 b 29,2 bcd

Franky 843 e 65,8 cb 22,5 f

Crazy 859 ed 67,3 b 24,9 ef

Lukas 888 cb 63,7 cd 26 ed

Banguy 919 a 62,5 d 32,4 ba

Oogst bij temperatuurssom (°C)

1331.5 853 b 62,9 c 18,6 e

1414.1 877 a 65,8 b 24,3 d

1490 885 a 66,4 ba 28,2 c

1557.5 876 a 66,4 ba 31,0 b

1635.3 885 a 67,0 ba 33,5 ba

1693.5 890 a 68,0 a 34,4 a(1 verteerbaarheid (% op DS ) ingeschat via NIRS ,basis van callibratie Aufrère

55,00

60,00

65,00

70,00

75,00

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

vert

eerb

aarh

eid

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.17 : Evolutie verteerbaarheid totale plant (% op DS) bepaald via NIRS (callibratie

Aufrère) i.f.v. temperatuursom (proef M09.06)

Page 84: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

76

800,0

820,0

840,0

860,0

880,0

900,0

920,0

940,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

VE

M

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.18 : Evolutie VEM-waarde i.f.v. temperatuurssom (proef M09.06)

30,0

35,0

40,0

45,0

50,0

55,0

60,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

ND

F (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.19 : Evolutie NDF(%op DS) (proef

M09.06)

18,0

20,0

22,0

24,0

26,0

28,0

30,0

32,0

34,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

AD

F (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.20 : Evolutie ADF(%op DS) (proef M09.06)

2,0

2,2

2,4

2,6

2,8

3,0

3,2

3,4

3,6

3,8

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

AD

L (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.21 : Evolutie ADL (%op DS) (proef

M09.06)

17,0

19,0

21,0

23,0

25,0

27,0

29,0

1 2 3 4 5 6

Ru

we c

els

tof

(% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.22 : Evolutie ruwe celstof (%op DS) (proef

M09.06)

Page 85: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

77

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

45,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

Am

ido

n (%

o

p D

S

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.23 : Evolutie zetmeel(%op DS) (proef

M09.06)

5,0

5,5

6,0

6,5

7,0

7,5

8,0

8,5

9,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

Ru

w e

iwit

(%

op

DS

)temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.24 : Evolutie ruw eiwit (%op DS) (proef

M09.06)

2.3.3.2. Evolutie voederwaardegegevens rest plant (M09.06)

De voederwaardegegevens van de rest plant (zonder kolf) worden grafisch weergegeven in de

figuren 2.25 tot 2.30. Wanneer we de verteerbaarheid van de rest plant beschouwen valt

een dalende trend op bij de verschillende rassen. De mate waarin de daling zich doorzet is

licht verschillend tussen de rassen en zal het voorwerp uitmaken van verdere studie.

Page 86: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

78

40,00

45,00

50,00

55,00

60,00

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

vert

eerb

aarh

eid

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.25 : Evolutie verteerbaarheid (% op DS) rest plant i.f.v. temperatuursom (proef

M09.06)

55,0

57,0

59,0

61,0

63,0

65,0

67,0

69,0

71,0

73,0

75,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

ND

F (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafotuna

Lukas

Figuur 2.26 :Evolutie NDF (%) (proef M09.06)

30,0

32,0

34,0

36,0

38,0

40,0

42,0

44,0

46,0

48,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

AD

F (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.27 :Evolutie ADF (%) (proef M09.06)

3,0

3,2

3,4

3,6

3,8

4,0

4,2

4,4

4,6

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

AD

L (

% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

1

2

3

4

5

6

7

8

Figuur 2.28 :Evolutie ADL (%) (proef M09.06)

30,0

32,0

34,0

36,0

38,0

40,0

42,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

Ru

we c

els

tof

(% o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.29 :Evolutie ruwe celstof (%) (proef

Page 87: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

79

M09.06)

3,0

3,5

4,0

4,5

5,0

5,5

6,0

6,5

7,0

1331,5 1414,1 1490 1557,5 1635,3 1693,5

Ru

w e

iwit

(%

o

p D

S)

temperatuursom (°C)

Amilac

Aurelia

Banguy

Crazy

Franky

Justina

Lafortuna

Lukas

Figuur 2.30 :Evolutie ruw eiwit (%) (proef

M09.06)

Page 88: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

80

3. Gewasbescherming maïs

3.1. Chemische onkruidbestrijding maïs (M09.07)5

Een geslaagde onkruidbestrijding blijft bij de maïsteelt van essentieel belang voor het behalen

van een voldoende hoge opbrengst. Maïs is vooral in zijn jeugdfase gevoelig voor

onkruidconcurrentie. Maïs opgegroeid onder een matige onkruiddruk brengt al snel 5 tot 10

% minder op terwijl bij een hoge onkruiddruk de opbrengstreductie meer dan 25 % kan

bedragen. Tevens wordt maïs gevoeliger voor legering wanneer opgegroeid bij een hoge

onkruidbezetting. Dit leidt mogelijks tot nog meer opbrengstverlies en oogstmoeilijkheden.

Teneinde tot een adequate onkruidbestrijding te komen werden volgende objecten bestudeerd:

Voor de opkomst: 11.05.09

1. controle: manueel onkruidvrij houden

2. flufenacet + metosulam + isoxaflutol: 450 g + 18.75 g + 56.25 g/ha (Terano + Merlin:

0.75 kg + 0.075 kg/ha)

3. flufenacet + isoxaflutol + terbuthylazin + flufenacet: 340 g + 5 g + 582.75 g + 350 g/ha

(Lanox + Aspect T: 0.5 kg + 1.75 l/ha)

4. flufenacet + isoxaflutol + dimethenamide-P + terbuthylazin: 340 g + 5 g + 700 g + 625

g/ha (Lanox + Akris: 0.5 kg + 2.5 l/ha)

5. flufenacet + isoxaflutol + pendimethalin: 340 g + 5 g + 800 g/ha (Lanox + Stomp: 0.5 kg

+ 2 l/ha)

Voor de opkomst: 11.05.09 en 3-4 bladstadium: 29.05.09

6. flufenacet + metosulam + isoxaflutol: 450 g + 18.75 g/ha (Terano: 0.75 kg/ha) en

foramsulfuron + isoxadifen-ethyl + sulcotrion: 39.375 g + 39.375 g + 175 g/ha (Equip +

Mikado: 1.75 l + 0.75 l/ha)

Na de opkomst (3-4 bladstadium): 29.05.09

7. terbuthylazin + flufenacet + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl + sulcotrion: 666 g + 400 g

+ 39.375 g + 39.375 g + 175 g/ha (Aspect T + Equip + Mikado: 2 l + 1.75 l + 0.75 l/ha)

8. mesotrion + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24 g/ha

(Calaris + Dual Gold + Samson Extra 60OD: 1.25 l + 0.75 l + 0.4 l/ha)

9. mesotrione + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24 g/ha

(Calaris + Dual Gold + Accent: 1.25 l + 0.75 l + 0.032 kg/ha)

10. dimethenamide-P + topramezone + mesotrion + terbuthylazin: 807 g + 48 g + 49 g + 231

g/ha (Clio Elite + Calaris: 1.5 l + 0.7 l/ha)

11. topramezone + dimethenamide-P + terbuthylazin: 50.4 g + 700 g + 625 g/ha (Arietta +

Akris: 0.15 l + 2.5 l/ha)

12. nicosulfuron + dimethenamide-P + mesotrion + terbuthylazin: 24 g + 720 g + 70 g + 330

g/ha (Samson Extra 60OD + Frontier Elite + Calaris: 0.4 l + 1 l + 1 l/ha)

13. nicosulfuron + mesotrione + terbuthylazin + pethoxamide: 24 g + 70 g + 330 g + 720 g/ha

(Samson Extra 60OD + Calaris + Successor: 0.4 l + 1 l + 1.2 l/ha)

14. nicosulfuron + topramezone + dimethenamide-P + terbuthylazin: 24 g + 50.4 g + 700 g +

625 g/ha (Samson Extra 60OD + Arietta + Akris: 0.15 l + 2.5 l/ha)

5 Proef binnen het ADLO demonstratieproject “Herbicide reductie in maïs door

optimalisering van het onkruidmanagement”.

Page 89: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

81

15. nicosulfuron + dimethenamide-P + topramezone + bromoxynil + terbuthylazin: 24 g + 538

g + 32 g + 60 g + 90 g/ha (Samson Extra 60OD + Clio Elite + Bromoterb: 0.4 l + 1 l + 0.3

l/ha)

Na de opkomst (> 7 bladeren): 18.06.09

16. terbuthylazin + flufenacet + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl + sulcotrion: 666 g + 400 g

+ 39.375 g + 39.375 g + 175 g/ha (Aspect T + Equip + Mikado: 2 l + 1.75 l + 0.75 l/ha)

17. mesotrion + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24 g/ha

(Calaris + Dual Gold + Samson Extra 60OD: 1.25 l + 0.75 l + 0.4 l/ha)

18. mesotrion + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24 g/ha

(Calaris + Dual Gold + Accent: 1.25 l + 0.75 l + 0.032 kg/ha)

19. dimethenamide-P + topramezone + mesotrion + terbuthylazin: 807 g + 48 g + 49 g + 231

g/ha (Clio Elite + Calaris: 1.5 l + 0.7 l/ha)

20. topramezone + dimethenamide-P + terbuthylazin: 50.4 g + 700 g + 625 g/ha (Arietta +

Akris: 0.15 l + 2.5 l/ha)

Volgende fytotechnische maatregelen werden genomen:

• Voorvrucht: maïs

• Cultivar: Musixx

• Zaaidatum: 04.05.09

• Zaaidichtheid: zaden/ha, nadien uitgedund op planten/ha

• Bemesting:

o Advies BdB: 150 N, 90 P2O5, 200 K2O, 60 MgO kg/ha

o 17.04.09: 39,7 ton/ha rundermengmest: 170 kg/ha Ntotaal waarvan 91.4

Nwerkzaam, 43.7 kg/ha P2O5, 139 kg/ha K2O, 43.7 kg/ha MgO

o 30.04.09: 60 kg/ha K2O (chloorpotas 60: 100 kg/ha)

o 30.04.09: 58.5 kgN (150 l/ha vloeibare N-39 N/100 l)

3.1.2 Resultaten

De vooropkomst toedieningen scoorden in functie van de middelencombinatie matig tot goed

waarbij Lanox + Akris en Lanox + Aspect T de onkruidflora het best opruimden. Lannox +

Aspect T spaarde wel wat hanenpoot (11.6 % t.a.v. C) terwijl Lannox + Akris een weinig

zwalustong liet ontsnappen (5.3 % t.a.v. C). Lannox + Stomp en Terano + Merlin waren

eerder zwak tegen zwaluwtong (resp. 42,1 en 31.6 % t.a.v. C). Terano + Merlin liet ook wat

hanenpoot ontsnappen.

De toedieningen in vroege na-opkomst (2-4 bladstadium) gaven over alle locaties duidelijk de

betere bestrijdingsresultaten. De onkruiden zijn in dit gewasstadium nog klein en dus meer

gevoelig voor herbiciden. Een voldoende vochtige bodem zorgde in 2009 voor de nodige

residuële nawerking tegen nakiemers zodat op de meeste locaties een perfect resultaat werd

bekomen.

De combinaties in het 2-4 bladstadium ruimden nagenoeg alle onkruiden op. Enkel Arietta +

Akris spaarde wat hanenpoot (5.8 % t.a.v. C). De spuitcombinatie van Terano voor de

opkomst met Equip + Mikado gaf in 2009 heel wat minder goede resultaten. Zowel

Hanenpoot als zwaluwtong werden onvoldoende aangepakt en dit in tegenstelling tot

voorgaande jaren.

Page 90: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

82

De late bespuitingen beïnvloeden duidelijk de onkruidbestrijding negatief . De 4 in het 6-7

bladstadium bestudeerde herbicidencombinaties gaven duidelijk een veel minder goed

resultaat dan wanneer ze werden toegediend in het 3-4 bladstadium (Figuur 2.31). I

De gewasschade als gevolg van de herbicidentoepassingen bleef in 2009 beperkt. Enkel de

latere toedieningen zorgden voor enige gewasremming en chlorose. Ook het opbrengstniveau

werd niet noemenswaardig beïnvloed.

Figuur 2.31: Vergelijking van 4 herbicidencombinaties toegediend in resp. het 3-4 en 6-7

bladstadium (proef M09.07)

Page 91: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

83

Tabel 2.14: Onkruidtellingen chemische onkruidbestrijding in maïs (M09.07)

controle* 1.0 4.3 25.3 12.5 7.5 11.8 23.3 41.5 1.5 4.8 1.3 1.5 0.75 0.75 0.25 0.5 137.1

2** 1.0 5.8 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.6 0.0 31.6 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 50.0 1.6

3 1.3 11.6 0.0 2.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5

4 2.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 5.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.2

5 1.3 0.0 1.0 2.0 0.0 0.0 0.0 5.4 0.0 42.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 3.5

6 1.0 11.6 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 36.8 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 1.6

7 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

8 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

9 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

10 2.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

11 1 5.8 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.2

12 1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

13 1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0

14 1.625 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 5.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.2

15 2.3 0.0 1.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 5.3 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.4

16 1.3 40.7 0.0 0.0 146.7 34.0 31.2 10.2 0.0 31.6 0.0 0.0 0.0 66.7 0.0 0.0 22.1

17 1.5 23.3 3.0 0.0 116.7 25.5 26.9 23.5 0.0 31.6 18.8 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 22.8

18 2.0 23.3 3.0 6.0 150.0 27.7 32.3 13.9 0.0 47.4 0.0 0.0 0.0 66.7 0.0 0.0 24.1

19 1.5 17.4 0.0 0.0 66.7 4.3 4.3 19.9 0.0 10.5 0.0 0.0 0.0 33.3 0.0 0.0 11.9

20 1.5 46.5 31.7 0.0 36.7 36.2 6.5 43.4 0.0 5.3 0.0 16.7 0.0 66.7 100.0 0.0 27.5

* = onkruiden per m²

** = onkruidpopulatie in relatieve cijfers t.o.v. controle =

100

*** = Remming schaal 1-9

Page 92: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

84

Tabel 2.15 : Opbrengstgegevens chemische onkruidbestrijding in maïs (M09.07)

totale DS DS DS % DS kolf

% DS % DS % % % planten kolven opbrengst opbrengst opbrengst opbrengst totale aandeel rest kolf totaal

Object Kolf+ rest gelegerde builen- stengelrot /ha /100 vers rest kolf totaal plant op DS 100= 100= 100=

schutblad plant planten brand planten kg vers /ha kg DS/ha kg DS/ha kg DS/ha berekend % 8582 10529 19112

kg DS/ha kg DS/ha kgDS/ha

1 47.6 28.0 0.0 1.4 0.0 108250 100.0 53275 8582 10529 19112 b 36.1 55.1 100.0 100.0 100.0

2 50.3 26.7 0.0 2.5 0.0 108750 97.3 60413 9562 12159 21721 ab 36.1 55.9 111.4 115.5 113.7

3 50.3 26.9 0.0 3.0 0.0 107750 102.9 62025 10025 12369 22394 a 36.2 55.3 116.8 117.5 117.2

4 48.1 24.5 0.0 2.4 0.0 111500 94.5 63850 9684 11761 21445 ab 33.6 55.0 112.8 111.7 112.2

5 48.8 26.4 0.0 4.1 0.0 107250 100.0 63000 10126 11954 22080 a 35.1 54.1 118.0 113.5 115.5

6 49.0 24.1 0.0 3.5 0.0 107250 100.4 62988 9397 11660 21057 ab 33.5 55.4 109.5 110.7 110.2

7 48.7 23.9 0.0 4.4 0.0 108750 98.0 65575 9683 12087 21771 ab 33.3 55.5 112.8 114.8 113.9

8 49.0 25.6 0.0 2.0 0.0 110000 99.3 60950 9448 11749 21196 ab 34.9 55.6 110.1 111.6 110.9

9 48.1 23.0 0.0 2.8 0.0 111250 97.7 65563 9330 12056 21386 ab 32.6 56.4 108.7 114.5 111.9

10 47.5 22.4 0.0 2.4 0.0 111500 94.8 63400 8900 11220 20119 ab 31.8 55.8 103.7 106.6 105.3

11 49.8 26.2 0.0 2.8 0.0 108750 98.7 61238 9705 11814 21519 ab 35.4 54.9 113.1 112.2 112.6

12 49.4 26.3 0.0 3.0 0.0 105750 101.8 60238 9388 11904 21292 ab 35.6 55.9 109.4 113.1 111.4

13 50.3 26.6 0.0 3.7 0.0 112750 96.5 57938 9001 11705 20706 ab 36.1 56.5 104.9 111.2 108.3

14 50.2 26.4 0.0 2.8 0.0 109500 99.0 58925 9166 11388 20554 ab 35.7 55.5 106.8 108.2 107.5

15 49.6 24.2 0.0 2.1 0.0 110000 97.5 60313 8799 11789 20588 ab 34.2 57.3 102.5 112.0 107.7

16 49.6 27.1 0.0 2.8 0.0 108000 97.3 57338 9142 11601 20743 ab 36.3 55.9 106.5 110.2 108.5

17 49.7 25.2 0.0 2.9 0.0 111000 95.2 59275 8878 11618 20496 ab 35.0 56.9 103.4 110.3 107.2

18 49.1 23.4 0.0 2.2 0.0 111000 97.0 60475 8386 11933 20319 ab 33.8 58.7 97.7 113.3 106.3

19 48.8 25.1 0.0 1.8 0.0 108750 97.3 60700 9042 11780 20822 ab 34.5 56.6 105.4 111.9 109.0

20 48.2 24.2 0.0 2.0 0.0 112500 94.7 62075 9019 11932 20951 ab 33.8 57.0 105.1 113.3 109.6

gemiddeld 49.1 25.3 0.0 2.7 0.0 109513 98.0 60978 9263 11750 21014 34.7 56.0 107.9 111.6 110.0

VC% 8.3 4.3 5.3

Fber Object NS ** *

Fber Object blok * *** ***

kg DS-opbrengst/ha rel. t.o.v.

controle = 100 ²

Page 93: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

85

3. 2. Geïntegreerde onkruidbestrijding6 (M09.08)

3.2.1. Objecten

Bij het ras ES Makila werden volgende behandelingen vergeleken:

1. Volledig mechanische onkruidbestrijding

04.05.09: wiedeggen, voor opkomst

11.05.09: wiedeggen, voor opkomst

01.06.09: wiedeggen, 4-bladstadium

03.06.09: wiedeggen, 4- bladstadium

17.06.09: schoffelen + vingerwieden, 5-6 bladstadium

18.06.09: schoffelen + vingerwieden, 5-6 bladstadium

19.06.09: schoffelen + vingerwieden, 5-6 bladstadium

2. Chemische onkruidbestrijding

26.05.09: bespuiting na opkomst 3-4 bladstadium met

A: flufenacet + terbuthylazin + sulcotrion + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl: 400 g +666

g + 225 g + 33.75 g + 33.75 g/ha (Aspect T + Mikado + Equip: 2 l + 0.75 l + 1.75/ha)

B: mesotrion + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24

g/ha (Calaris + Dual Gold + Samson Extra OD: 1.25 l + 0.75 l + 0.4 l/ha)

C: topramezone + dimethenamide-P + terbuthylazin: 50.4 g + 700 g + 625 g/ha (Arietta +

Akris: 0.15 l + 2.5 l/ha)

D: pethoxamide + mesotrion + terbuthylazin + nicosulfuron: 1200 g + 70 g + 330 g + 30

g/ha (Successor + Calaris + Samson Extra 60OD: 2 l + 1.25 l + 0.4 l/ha)

A’-D’: idem maar aan 75 % van de dosis

3.Wiedeggen en chemische onkruidbestrijding

04.05.09: wiedeggen, voor opkomst

11.05.09: wiedeggen, voor opkomst

08.06.09: chemische onkruidbestrijding:

A: flufenacet + terbuthylazin + sulcotrion + foramsulfuron + isoxadifen-ethyl: 400 g +666

g + 225 g + 33.75 g + 33.75 g/ha (Aspect T + Mikado + Equip: 2 l + 0.75 l + 1.75/ha)

B: mesotrion + terbuthylazin + S-metholachloor + nicosulfuron: 87.5 g + 412.5 g + 24

g/ha (Calaris + Dual Gold + Samson Extra OD: 1.25 l + 0.75 l + 0.4 l/ha)

C: topramezone + dimethenamide-P + terbuthylazin: 50.4 g + 700 g + 625 g/ha (Arietta +

Akris: 0.15 l + 2.5 l/ha)

D: pethoxamide + mesotrion + terbuthylazin + nicosulfuron: 1200 g + 70 g + 330 g + 30

g/ha (Successor + Calaris + Samson Extra 60OD: 2 l + 1.25 l + 0.4 l/ha)

A’-D’: idem maar aan 75 % van de dosis

4.Wiedeggen, schoffelen en rijenbespuiting

04.05.09: wiedeggen, voor opkomst

11.05.09: wiedeggen, voor opkomst

01.06.09: wiedeggen, 4-bladstadium

03.06.09: wiedeggen, 4- bladstadium

6 Proef binnen het ADLO demonstratieproject “Herbicide reductie in maïs door

optimalisering van het onkruidmanagement”.

Page 94: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

86

08.06.09: schoffelen + rijenbespuiting, 5-6 bladstadium: dimethenamide-P + sulcotrion +

nicosulfuron: 239.76 g + 225 g + 30 g/ha (Frontier Elite + Mikado + Samson Extra 60OD:

0.333 l + 0.25 l + 0.l66 l/ha)

Er werd gezaaid op 04.05.09 aan een dichtheid van 126.000 zaden per ha. De bemesting

bestond uit:

o Advies BdB: 150 N, 90 P2O5, 200 K2O, 60 MgO kg/ha

o 17.04.09: 39,7 ton/ha rundermengmest: 170 kg/ha Ntotaal waarvan 91.4

Nwerkzaam, 43.7 kg/ha P2O5, 139 kg/ha K2O, 43.7 kg/ha MgO

o 30.04.09: 60 kg/ha K2O (chloorpotas 60: 100 kg/ha)

o 30.04.09: 58.5 kgN (150 l/ha vloeibare N-39 N/100 l)

Opmerking : na het uitvoeren van de onkruidtellingen werden de onkruiden van de

controleveldjes manueel verwijderd.

3.2.2. Resultaten

3.2.2.1 Onkruidbestrijding (Tabel 2.16)

De onkruidflora werd gedomineerd door muur (28 pl./m²) , melganzevoet (27.3 pl./m²),

perzikkruid (24.3 pl./m²) , straatgras (20.3 pl./m²) en in mindere mate door kamille (11.3 pl./

m²). Algemeen scoorden de objecten met mechanische onkruidbestrijding minder goed. Bij

volledige mechanische onkruidbestrijding werd in de rijen nog 15.6% van de aanwezige

onkruidpopulatie teruggevonden. Tussen de rijen was het resultaat behoorlijk.

De combinatie van mechanische en rijenbespuiting was perfect in de rij maar spaarde nog

21.4% van de aanwezige onkruidpopulatie. Dit kan verklaard worden doordat de

rijenbespuiting moet gebeuren in het 4-5 bladstadium om geen gewasremming te veroorzaken.

Nadien kan dan geen schoffelbewerking meer uitgevoerd worden om de herbicidenfilm

tegenaan de rij niet te verstoren. De chemische onkruidbestrijding ruimde nagenoeg alle

onkruiden op met uitzondering van een beperkte hoeveelheid kamille bij het object Calaris +

Dual Gold + Samson Extra OD aan verlaagde dosis. Afgezien daarvan gaf het reduceren van

de dosis bij alle behandelingen geen aanleiding tot een minder goed bestrijdingsresultaat.

Page 95: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

87

Tabel 2.16 : Resultaten geïntegreerde onkruidbestrijding (proef M09.08)

object ST

EM

E1

% CH

EA

L1

% MA

TC

H1

% PO

LP

E1

PO

AA

N1

% TO

TA

AL

% pla

nte

n p

er h

a

To

tale

D

S-

op

bre

ng

st2

1 in rij 3.7 13.1 7.3 26.86 0.7 5.9 4.7 19.2 1.3 6.6 17.7 15.6 79667 ab 91.7

1 tss rijen 0.0 0.0 0.0 0 0.3 2.9 0.0 0.0 0.0 0.0 0.3 0.3

4 in rij 0.7 2.4 1.3 4.9 0.3 2.9 0.0 0.0 0.0 0.0 2.3 2.1 90000 ab 103.9

4 tss rijen 2.0 7.1 14.7 53.72 0.7 5.9 1.3 5.5 5.7 27.9 24.3 21.4

2A 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 91667 ab 108.7

2A' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 96000 a 111.1

2B 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 89666 ab 99.8

2B' 0 0 0 0 0.7 5.9 0 0 0 0 1 6 91666 ab 105.7

2C 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 84667 ab 100.2

2C' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 91000 ab 104.8

2D 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 89667 ab 108.6

2D' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 - -

3A 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 75333 b 97.4

3A' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 81667 ab 106.6

3B 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 - 3

-

3B' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 - -

3C 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 - -

3C' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 75667 b 104.8

3D 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 79000 ab 106.8

3D' 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 77000 b 105.3

Controle 28pl/m² 27,3pl/m² 11,3pl/m² 24,3pl/m² 20,3pl/m² 113.5pl/m² 85311 100

Fber object ** NS1STEME: Stelaria media

CHEAL: Chenopodium album

MATCH: matricaria chamomilla

POLPE: Polygunum persicaria

POAAN: Poa annua2in % van onbehandelde controle= 100%= 14 888 kg DS

3 niet opgenomen in de verwerking door te laag aantal planten

3.2.2.2 Opbrengst (Tabel 2.16)

Bij de oogst waren er significante verschillen in het aantal geoogste planten. Voor het object

met volledig mechanische onkruidbestrijding is dit te verklaren door ondermeer de inzet van

vingerwieders. Voor de objecten met chemische onkruidbestrijding kan hiervoor geen

verklaring gegeven. Als gevolg hiervan was de variabiliteit in de opbrengstcijfers ook vrij

hoog en werden geen significante verschillen vastgesteld. Er was wel een tendens tot een

lagere opbrengst t.a.v. de controle bij de volledig mechanische onkruidbestrijding. Bij het

object met rijenbespuiting was het opbrengstresultaat vergelijkbaar met de objecten chemische

onkruidbestrijding beter. De meeste objecten met chemische onkruidbestrijding haalden

hogere opbrengstresultaten tegenover de controle.

Page 96: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

88

HOOFDSTUK 3: AARDAPPELEN

Inleiding

Tijdens het groeiseizoen 2009 werd een veldproef aangelegd met als onderzoeksthema:

onderzoek naar de invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van benthiavalicarb op de

bestrijding van Phytophthora infestans bij aardappel

3.1. Onderzoek naar de invloed van hulpstoffen op de efficiëntie van

benthiavalicarb op de bestrijding van Phytophthora infestans bij aardappel

(proef A09.04)

3.1.1. Materiaal en methoden

De proef A09.04 werd aangelegd te Moortsele op zandleem volgens een blokkenschema met 4

parallellen. De veldjes waren 3 m breed (4 rijen) en 10 m lang (+ 21 m2). De veldjes waren

gescheiden door 2 rijen van het resistente ras (Tebina). Tussen de 4 parallellen werden

infectierijen van Bintje voorzien.

De eerste behandeling werd uitgevoerd 2 weken na opkomst. De eerste 2 behandelingen met

mancozeb: 1.6 kg/ha (Dequiman 2.7 kg/ha) zijn voor de verschillende objecten hetzelfde. De

objecten worden om de 7 dagen gespoten, respectievelijk op 09/06/09 en 16/06/09.

Daarna volgden 6 behandelingen met benthiavalicarb al of niet aangevuld met een hulpstof

(behandelingsfrequentie: om de 7 dagen):

1. benthiavalicarb + mancozeb: 20 g + 1.12 kg/ha (Valbon 1.6 kg/ha)

2. benthiavalicarb: 50 g/ha

3. benthiavalicarb: 50 g/ha + Actirob B (1 l/ha)

4. benthiavalicarb: 50 g/ha + Trend 90 (300 ml/ha)

5. benthiavalicarb: 50 g/ha + ester 5 (0.1 %)

6. benthiavalicarb: 50 g/ha + Trend 90 (300 ml/ha) + ester 5 (0.1 %)

7. benthiavalicarb: 50 g/ha + organosilicoon 3 (300 ml/ha)

8. benthiavalicarb: 50 g/ha + Trend 90 (300 ml/ha) + organosilicoon 3 (300 ml/ha)

9. benthiavalicarb: 50 g/ha + alcoholethoxylaat 1 ( 0.1 %)

10. benthiavalicarb: 50 g/ha + Trend 90 (300 ml/ha) + alcoholethoxylaat 1 ( 0.1 %)

11. benthiavalicarb: 50 g/ha + organosilicoon 1 (250 ml/ha)

12. benthiavalicarb: 50 g/ha + Trend 90 (300 ml/ha) + organosilicoon 1 (250 ml/ha)

De behandelingen werden uitgevoerd op 23/06/09, 30/06/09, 07/07/09, 14/07/09, 22/07/09,

27/07/09.

Nadien volgden voor de verschillende objecten 4 behandelingen met fluazinam: 200 g/ha

(Shirlan: 0,4 l/ha): 03/08/09, 10/08/09, 19/08/09, 24/08/09 en 08/09/09.

De fungiciden werden toegediend met een spuitboom uitgerust met TeeJet XR 11003 VK

(300 l/ha) of TeeJet XR 110015 VS spleetdoppen. Het gebruikte volume water was 300 l/ha.

De rijen met het resistent aardappelras werden niet met fungiciden behandeld.

3.1.2. Fytotechnische maatregelen

• ras: Bintje - Tebina

• plantdatum: 20/04/09

Page 97: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

89

• rijenafstand: 68 cm; afstand in de rij: 40 cm

• Bemesting: volgens advies BDB: 205 kg N/ha (15.04.09), 70 kg P2O5/ha, 320 kg

K2O/ha, 107 kg MgO/ha: 19.04.09

• Onkruidbestrijding: linuron + pendimethalin + prosulfocarb: 750 g + 800 g + 3.2 kg/ha

(Linugan + Stomp + Defi: 1.5 l + 2 l + 4 l/ha) (02.04.09)

• doodspuiten: diquat 600 g/ha (Mission 3 l/ha): 31/08/09

• oogst: 14/10/09

3.1.3. Infectie

De infectiedruk was gedurende het groeiseizoen 2009 voldoende hoog zodat de infectierijen

niet kunstmatig werden geïnfecteerd.

De aantastingsgraad van het gewas wordt weergegeven als % aangetast bladoppervlak volgens

de sleutel van Cox & Large (1960) aangepast op de Blight Workshop 2005 van Estland:

0,0 % aantasting: geen aantasting, gezonde planten

0,1 % aantasting: meer dan 1 laesie per plot van 100 planten

0,2 % aantasting: tot 25 vlekken per plot van 100 planten

0,3 % aantasting: tot 50 vlekken per plot van 100 planten

0,4 % aantasting: tot 75 vlekken per plot van 100 planten

0,5 % aantasting: tot 100 vlekken per plot van 100 planten of 1 laesie per plant

0,6 % aantasting: 2 laesies per plant

0,7 % aantasting: 4 laesies per plant

0,8 % aantasting: 6 laesies per plant

0,9 % aantasting: 8 laesies per plant

1,0 % aantasting: 10 laesies per plant

5,0 % aantasting: 1 vlek per samengesteld blad of 50 laesies per plant

10,0 % aantasting: 2 vlekken per samengesteld blad of 100 laesies per plant

25,0 % aantasting: bijna alle bladeren vertonen laesies. Planten behouden hun

normale vorm. 75 % van de oppervlakte van het object ziet er groen uit ondanks

het feit dat alle planten aangetast zijn.

50 % aantasting: elke plant is geïnfecteerd en ongeveer de helft van het

bladoppervlak is door de schimmel vernietigd; een object ziet er groen met bruine

vlekken uit

75 % aantasting: ongeveer ¾ van het bladoppervlak is door de schimmel

vernietigd; object ziet er noch groen noch bruin uit. Meer gevoelige cultivars

vertonen ook erge stengelaantasting

95 % aantasting: slechts enkele bladeren zijn nog groen, maar de stengels zijn

groen

100 % aantasting: alle bladeren zijn afgestorven, de stengels zijn dood of aan het

afsterven

Waarnemingsmethodiek: de visuele waarnemingen van aantasting gebeurden door de

verschillende veldjes in hun totaliteit te beoordelen.

Page 98: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

90

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

20-

04-

09

25-

04-

09

30-

04-

09

4-

05-

09

9-

05-

09

14-

05-

09

19-

05-

09

24-

05-

09

29-

05-

09

2-

06-

09

7-

06-

09

12-

06-

09

17-

06-

09

22-

06-

09

27-

06-

09

1-

07-

09

6-

07-

09

11-

07-

09

16-

07-

09

21-

07-

09

26-

07-

09

31-

07-

09

4-

08-

09

9-

08-

09

14-

08-

09

19-

08-

09

24-

08-

09

29-

08-

09

2-

09-

09

7-

09-

09

12-

09-

09

17-

09-

09

22-

09-

09

27-

09-

09

Datum

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

Regenval (mm) Max. temperatuur (°C) Min. Temperatuur (°C)

Figuur 3.1.: Weer groeiseizoen 2009.

3.1.4. Oogst

Ongeveer 2 weken na het doodspuiten van de proefperceeltjes met 600 g/ha diquat (Reglone 3

l/ha) werden de aardappels geoogst. Per proefobject werd 2 x 10 m (2e en 3

e rij) machinaal

gerooid. De aardappels werden gewassen, gewogen, gesorteerd, gewogen per sortering en

visueel beoordeeld op Phytophthora-aantasting. Zieke knollen werden longitudinaal

doorgesneden om de aanwezigheid van droog bruin kurkweefsel onder de laesie na te gaan.

Aardappelknollen werden als ziek beschouwd als de knollen visueel duidelijke symptomen

van Phytophthora-aantasting vertoonden.

3.1.5 Resultaten en discussie

De gegevens van de waarnemingen werden geanalyseerd met het statistisch programma SAS

4.1. Resultaten die volgens de One-sample Kolmogorov-Smirnov test normaal verdeeld

waren, werden aan een variantieanalyse onderworpen. Resultaten die volgens de One-sample

Kolmogorov-Smirnov test niet normaal verdeeld waren, werden aan de non-parametrische

Kruskall-Wallis test onderworpen.

Figuur 3.1. geeft de weersomstandigheden weer gedurende de proef. Het groeiseizoen 2009

werd gekenmerkt door een warme maand mei. In mei viel 59.6 l neerslag en 14 dagen haalden

een maximale temperatuur hoger dan 20 °C. In juni bedroeg de gemiddelde temperatuur 16.5

°C en viel er 62.4 l regen. In juni hadden 10 dagen een maximale temperatuur boven 25 °C.

Juli had een gemiddelde temperatuur van 18.5 °C en een totale regenval van 73.6 l. Augustus

was een warme en droge maand met een gemiddelde temperatuur van 19 °C en slechts 26 l

regen. In augustus hadden 17 dagen een maximale temperatuur hoger dan 25 °C. Het

groeiseizoen werd gekenmerkt door gunstige weersomstandigheden voor de ontwikkeling van

Phytophthora infestans in juni en juli. In augustus nam de ziektedruk sterk af. Door de

droogte in september (slechts 27 l regen) kon pas in oktober na regen geoogst worden.

Page 99: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

91

Ziektewaarneming

De resultaten van de Phytophthora-aantasting zijn weergegeven in figuur 3.2. en tabel 3.1. Pas

naar het einde van het groeiseizoen toe konden verschillen tussen de hulpstoffen

waargenomen worden. Begin augustus nam de bladaantasting voor benthiavalicarb tegenover

Valbon (benthiavalicarb + mancozeb) sterk toe: voor benthiavalicarb werd een aantasting van

39 % waargenomen. Trend 90 en Trend 90 gecombineerd met alcoholethoxylaat 1 konden de

aantasting gedurende een week vertragen tot een aantasting van respectievelijk 28 en 29 %.

Trend 90 alleen gaf een wat betere loofbescherming dan in combinatie met alcoholethoxylaat

1. De geteste adjuvants en adjuvants-combinaties konden de efficiëntie van benthiavalicarb

niet op het niveau van Valbon (benthiavalicarb + mancozeb) brengen.

0,00

0,10

0,20

0,30

0,40

0,50

0,60

0,70

0,80

0,90

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Behandeling

Aa

nta

stin

g d

oo

r P

hyto

ph

tho

ra i

nfe

sta

ns

(%

)

17/06/2009

23/06/2009

30/06/2009

07/07/2009

14/07/2009

22/07/2009

27/07/2009

0,00

10,00

20,00

30,00

40,00

50,00

60,00

70,00

80,00

90,00

100,00

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Behandeling

Aa

nta

stin

g d

oo

r P

hyt

op

hth

ora

in

fest

an

s (%

)

04/08/2009

10/08/2009

18/08/2009

26/08/2009

Figuur 3.2. Invloed van de geteste adjuvants op de efficiëntie van benthiavalicarb voor de

bestrijding van Phytophthora infestans bij Bintje (groeiseizoen 2009).

Tabel 3.1. Invloed van de geteste adjuvants op de efficiëntie van benthiavalicarb voor de

bestrijding van Phytophthora infestans bij Bintje (groeiseizoen 2009).

.

Page 100: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

92

Opbrengst

Geen significante verschillen in opbrengst per struik werden waargenomen voor de

verschillende geteste behandelingen (tabel 3.2.). Voor Valbon (benthiavalicarb + mancozeb)

bedroeg de gemiddelde opbrengst per struik 1.56 kg en voor benthiavalicarb 1.44 kg/struik.

De gemiddelde opbrengst per struik voor de objecten waarbij een hulpstof werd toegevoegd

aan benthiavalicarb bedroeg 1.46 kg per struik en schommelde tussen 1.33 en 1.55 kg/struik.

Geen significante verschillen in totale opbrengst, opbrengst groter dan 35 mm en opbrengst

kleiner dan 35 mm werden waargenomen voor de verschillende geteste behandelingen (figuur

3.3., tabel 3.2.). De gemiddelde totale opbrengst van de verschillende benthiavalicarb -

behandelingen bedroeg 22.23 ton/ha en schommelde tussen 20.89 en 23.38 ton/ha. De

opbrengst van het object behandeld met Valbon (benthiavalicarb + mancozeb) bedroeg 24.65

ton/ha. Van de geteste hulpstoffen had organosilicoon 1 de hoogste opbrengst: 23.38 ton/ha.

De laagste opbrengst was voor Trend 90: 20.90 ton/ha.

Behandeling Ziektewaarnemingen Spuitdata 17/06/2009 23/06/2009 30/06/2009 07/07/2009 14/07/2009 22/07/2009 27/07/2009 04/08/2009 10/08/2009 18/08/2009 26/08/2009

Valbon = controlebehandeling 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,15 0,13 0,15 1,60 18,85 18/06/2009 benthiavalicarb 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,08 0,13 39,38 48,13 91,25 98,13 23/06/2009 benthiavalicarb + Actirob 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,20 0,10 48,13 55,63 91,25 98,13 30/06/2009 benthiavalicarb + Trend 90 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,13 0,13 29,25 36,75 86,25 96,25 07/07/2009 benthiavalicarb + ester 5 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,15 34,38 46,88 87,50 97,50 14/07/2009 benthiavalicarb + Trend 90 + ester 5 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,05 40,63 56,88 92,50 98,75 22/07/2009 benthiavalicarb + organosilicoon 3 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,15 0,10 34,38 48,75 91,25 98,13 27/07/2009 benthiavalicarb + Trend + organosilicoon 3 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,13 0,23 37,50 50,00 78,75 98,13 04/08/2009 benthiavalicarb + alcoholethoxylaat 1 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,85 0,10 33,13 46,88 91,25 96,88 11/08/2009 benthiavalicarb + Trend + alcoholethoxylaat 1 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,15 28,13 44,38 81,25 96,88 19/08/2009 benthiavalicarb + organopsilicoon 1 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,13 0,05 39,38 58,13 91,25 96,88 24/08/2009 benthiavalicarb + Trend + organosilicoon 1 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,10 0,08 36,75 51,75 85,00 93,13 31/08/2009

Kolmogorov-Smirnov 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,369 0,242 0,170 0,180 0,298 0,387 NN NN NN NN NN NN NN NN NN NN NN

Kruskall-Wallis 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 0,613 0,330 0,336 0,315 0,344 0,273 (p = 0,05) NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS NS

NN: niet normaal verdeeld N: normaal verdeeld S: significant verschillend NS: niet significant verschillend

Page 101: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

93

Tabel 3.2. Invloed van de geteste adjuvants + benthiavalicarb combinaties op de opbrengst

van Phytophthora infestans bij Bintje (groeiseizoen 2009).

0,00

5,00

10,00

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Behandeling

Op

bren

gst

(to

n/h

a)

tot. opbrengst/ha opbrengst >35/ha opbrengst < 35/ha

Figuur 3.3. Invloed van de geteste adjuvants + benthiavalicarb combinaties op de opbrengst

bij Bintje (groeiseizoen 2009).

Knolaantasting

Door de warme droge maand augustus van het groeiseizoen 2009 werden nauwelijks

knolaantastingen waargenomen.

Behandeling Opbrengst/struik totale opbrengst/ha opbrengst >35/ha opbrengst < 35/ha

Valbon = controlebehandeling 1,56 24,6

+ 4,6

23,86 + 4,2

0,995

+ 0,08

benthiavalicarb 1,44 22,5

+ 2,9

20,90 + 2,5

1,033

+ 0,15

benthiavalicarb + Actirob 1,48 22,9

+ 0,7

21,28 + 1,2

0,945

+ 0,17

benthiavalicarb + Trend 90 1,33 20,8

+ 2,1

19,69 + 2,1

0,841

+ 0,08

benthiavalicarb + ester 5 1,47 22,2

+ 2,7

18,52 + 5,5

0,704

+ 0,43

benthiavalicarb + Trend 90 + ester 5 1,50 22,6

+ 1,4

21,46 + 1,5

0,904

+ 0,21

benthiavalicarb + organosilicoon 3 1,39 21,0

+ 1,3

19,86 + 0,9

1,058

+ 0,14

benthiav. + Trend 90 + organosilicoon 3 1,47 22,3

+ 1,2

21,04 + 1,2

0,962

+ 0,17

benthiavalicarb + alcoholethoxylaat 1 1,46 22,0

+ 1,6

20,06 + 2,7

0,858

+ 0,14

benthiav. + Trend 90 + alcoholethoxylaat 1

1,45 22,4

+ 1,9

20,90 + 2,3

0,866

+ 0,19

benthiavalicarb + organosilicoon 1 1,55 23,3

+ 1,0

19,79 + 5,2

0,816

+ 0,19

Benthiav. + Trend 90 + organosilicoon 1 1,50 22,3

+ 4,0

21,10 + 4,0

0,958

+ 0,16

Kolmogorov-Smirnov 0,082

0,092

0,136

0,079

N N NN N

Kruskall-Wallis 0,820

(p = 0,05) NS

NN: niet normaal verdeeld

N: normaal verdeeld

S: significant verschillend

NS: niet significant verschillend

Page 102: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

94

3.1.6. Besluit

Het groeiseizoen 2009 werd gekenmerkt door warme en natte periodes en eindigde warm en

droog. Tijdens de zomer waren de weersomstandigheden niet zeer gunstig voor de uitbraak

van Phytophthora-infecties zodat ontluikende bladaantastingen vrij snel gestopt werden.

Het effect van de geteste hulpstoffen op de efficiëntie van benthiavalicarb werd onderzocht op

loofaantasting, opbrengst en knolaantasting. Uit de uitgevoerde veldproef kon besloten

worden dat benthiavalicarb geen goede loofbescherming bood in vergelijking met Valbon

(benthiavalicarb + mancozeb). De geteste hulpstoffen en hulpstoffencombinaties hadden geen

positief effect op de efficiëntie van benthiavalicarb.

Page 103: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

95

HOOFDSTUK 4: EIWITGEWASSEN

De hieronder besproken proeven werden in het kader van het PWO-project ‘Lupinen: sleutel

tot duurzame eiwitproductie’ uitgevoerd. In dit verslag worden de voornaamste resultaten

weergegeven. De uitgebreide resultaten kunnen in het eerste voortgangsrapport van het project

gelezen worden.

4.1 Rassenproef lupinen Bottelare

4.1.1 Materiaal en methoden

Er werden 22 variëteiten in een blokkenproef met vier herhalingen uitgezaaid. Een overzicht

van de objecten wordt weergegeven in Tabel 4.1. De rassen zijn afkomstig van vijf

mandatarissen en behoren hoofdzakelijk uit variëteiten die tot de soort L. angustifolius

(blauwe of smalbladige lupine). De overige zes rassen bestonden uit 3 gele (L. luteus) en 3

breedbladige (L. albus) variëteiten.

Het duizendkorrelgewicht (DKG) en het kiemkrachtpercentage, waarmee de zaaidichtheid

berekend werd, worden ter info weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 4.1 Rassenoverzicht PE 09.01 Bottelare

Variëteit Soort Mandataris DKG Kiemkracht (%)

1 Borlu L. angustifolius 1 156,2 97

2 Bornal L. luteus 1 118,5 93

3 Boruta L. angustifolius 1 134,3 94

4 Boregine L. angustifolius 1 182,3 97

5 Haagena L. angustifolius 1 112,0 90

6 Haags Blaue L. angustifolius 1 147,4 80

7 Probor L. angustifolius 1 105,6 90

8 Sanabor L. angustifolius 1 170,7 95

9 Sonate L. angustifolius 1 102,2 97

10 Vitabor L. angustifolius 1 138,3 99

11 Bojar L. angustifolius 2 147,0 94

12 Baron L. angustifolius 2 128,0 91

13 Graf L. angustifolius 2 115,0 91

14 Kalif L. angustifolius 2 123,0 84

15 Lord L. luteus 2 120,0 88

16 Zeus L. angustifolius 2 132,0 83

17 Feodora L. albus 3 269,0 89

18 Dieta L. albus 4 294,5 85

19 Volos L. albus 4 177,6 83

20 Pootallong L. luteus 4 157,3 88

21 Viol L. angustifolius 5 156,5 90

22 SNS1 L. angustifolius 5 150,0 90

Mandatarissen: 1. Saatzucht Steinach GmbH, 2. Hodowla Roslin Smolice Sp. z.o.o.; Oddzial w Przebedowie, 3.

GieProlupin, 4. Soya-UK, 5. University of Copenhagen

In het voorjaar 2009 werd een bodemanalyse uitgevoerd van het proefperceel waarop de

rassenproef kwam te liggen (Tabel 4.2). In de analyseresultaten van de Bodemkundige Dienst

van België werd het gekarakteriseerd als een zandleemgrond (bodemtype 30), met een erg

laag koolstofpercentage (0,7 %).

Page 104: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

96

Tabel 4.2 Standaardgrondontleding (0-23 cm) van proefperceel 4 (PE 09.01 Bottelare)

Analyse Resultaat Streefzone Beoordeling

Bodemtype 30 Zandleem

pH-KCl 5,2 6,2-6,6 Laag

C in % (humus) 0,7 1,2-1,6 Zeer laag

Fosfor* 22 12-19 Tamelijk hoog

Kalium* 12 14-21 Tamelijk laag

Magnesium* 10 9-15 Normaal

Calcium* 57 105-253 Laag

Natrium* 2,8 3,2-6,4 Tamelijk laag

*De gehaltes aan fosfor, kalium, magnesium, calcium en natrium zijn weergegeven in mg/100g luchtdroge

grond en werden gemeten in het A.L.-extract.

Na het ploegen werd een bemesting van 18 kg N, 36 kg P2O5 en 162 kg K20 per hectare

voorzien (NPK-meststof 3-6-27, 600 kg). Daarna werd de bodem klaargelegd voor zaai.

De proef te Bottelare werd gezaaid op 2 april 2009. Enkele uren voor zaai werd het zaaizaad

geïnoculeerd met Bradyrhizobium lupini (Legume Fix aan 400 g per 100 kg zaaizaad). Bij

Lupinus angustifolius werd een dichtheid van 100 planten/m² nagestreefd. Bij L. luteus en L.

albus werd een beoogde dichtheid van respectievelijk 80 en 60 planten/m² nagestreefd.

De chemische onkruidbestrijding werd in 2 fasen aangepakt. Op 7 april 2009 werd een voor-

opkomstbehandeling uitgevoerd met chloortoluron (Tolurex, 3 l/ha) aan een dosis van 1500

g/ha in combinatie met isoxaben (AZ 500; 0,15 l/ha) aan 75 g/ha. De behandeling gebeurde op

een relatief droge bodem en werd gevolgd door een periode van lichte regenval.

In na-opkomst werd op 29 april diflufenican (Diflanil 500 SC; 0,2 l/ha) aan een dosis van 100

g/ha.

Vanaf begin juni werd duidelijk dat bij het ras Feodora de ziekte Colletotrichum spp. optreedt,

en dit in 3 van de 4 herhalingen (overgebracht via het zaad). Na het optreden van bruine

stippen en laesies buigen de planten om ter hoogte van de aantasting.

Om het potentieel van ieder ras naar voor te laten komen, werd geopteerd de proef maximaal

te beschermen, voornamelijk tegen Colletotrichum species. Daarom werd op 3 momenten een

fungicidebehandeling uitgevoerd. Op 3 juni 2009 werd een bespuiting met boscalid en

pyraclostrobin (Signum; 1,5 kg/ha) uitgevoerd aan een dosis van respectievelijk 400,5 g en

100,5 g/ha). Na het aanbreken van een meer regenachtige periode, wat in het voordeel van de

schimmelgroei werkt, en daarnaast ter bestrijding van de reeds gevormde haarden werd op 9

juni gespoten met een combinatie van tebuconazool (Horizon; 0,75 l/ha) en chloorthalonil

(Bravo; 1,5 l/ha) aan een dosis van respectievelijk 187,5 g en 750 g werkzame stof/ha. Op 29

juni werd metconazool ingezet (Caramba; 1,2 l/ha) aan een dosis van 72 g/ha.

4.1.2 Resultaten en bespreking

Na de zaai werden de opkomst, standdichtheid, bloei, legering, hergroei en afrijping van de

plant en de peul opgevolgd en gescoord. De resultaten hiervan zijn te lezen in

‘Voortgangsrapport 1, 2009’ van het PWO-project ‘Lupinen: sleutel tot een duurzame

eiwitproductie’.

Page 105: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

97

4.1.2.1 Opbrengstbepaling

Omdat de oogstomstandigheden voor de proefveldmaaidorser net niet optimaal waren (gewas

iets te groen), werd beslist om op 24 augustus de volledige rassenproef met Quad te bespuiten

aan een dosis van 3 l/ha (of 600 g diquat/ha). Op 26 augustus werden de lupinen geoogst met

een proefveldmaaidorser van Wintersteiger (classic model). De opbrengstresultaten op het

perceel te Bottelare worden in Tabel 4.3 voorgesteld. Tabel 4.3 Opbrengstresultaten PE 09.01 Bottelare

Opbrengst DS

Vers Droog bij 14% vocht Object Soort

kg/ha kg/ha kg/ha relatief

%

Hectoliter-

gewicht

(kg/ha)

1 Borlu L. angustifolius 3168 2842 3304 abcd 99 89,7 ab 80,3

2 Bornal L. luteus 2978 2699 3138 abcd 94 90,6 a 84,9

3 Boruta L. angustifolius 3348 3012 3503 abc 105 90,0 ab 80,9

4 Boregine L. angustifolius 3446 3103 3608 abc 108 90,1 a 80,9

5 Haagena L. angustifolius 2999 2692 3131 abcd 94 89,8 ab 79,2

6 Haags Blaue L. angustifolius 3587 3225 3751 ab 112 89,9 ab 80,1

7 Probor L. angustifolius 3452 3104 3609 abc 108 89,9 ab 79,8

8 Sanabor L. angustifolius 3558 3196 3717 ab 111 89,9 ab 80,4

9 Sonate L. angustifolius 3632 3266 3797 ab 114 89,9 ab 79,7

10 Vitabor L. angustifolius 3097 2794 3250 abcd 97 90,2 a 81,0

11 Bojar L. angustifolius 3718 3348 3893 a 117 90,1 a 78,9

12 Baron L. angustifolius 3013 2714 3156 abcd 94 90,1 a 78,8

13 Graf L. angustifolius 2379 2142 2492 d 75 90,1 a 79,0

14 Kalif L. angustifolius 3249 2927 3403 abc 102 90,1 a 78,2

15 Lord L. luteus 3124 2816 3275 abcd 98 90,1 a 80,5

16 Zeus L. angustifolius 3042 2736 3182 abcd 95 90,0 ab 80,1

17 Feodora L. albus 3127 2785 3240 abcd 97 89,1 ab 77,1

18 Dieta L. albus 2887 2579 2998 bcd 90 89,3 ab 75,5

19 Volos L. albus 2777 2454 2853 cd 85 88,3 b 77,4

20 Pootallong L. luteus 3337 3010 3501 abc 105 90,2 a 80,2

21 Viol L. angustifolius 2940 2649 3080 abcd 92 90,1 a 80,1

22 SNS1 L. angustifolius 3445 3102 3606 abc 108 90,0 ab 80,7

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

De hoogste opbrengst wordt gehaald door de variëteit Bojar (3893 kg/ha). Dit was significant

hoger dan de opbrengst van Graf, Volos en Dieta, maar niet significant verschillend van de

overige rassen. De opbrengst van Bojar wordt op de voet gevolgd door deze van Sonate (3797

kg/ha) en Haags Blaue (3751 kg/ha). Indien de smalbladige rassen buiten beschouwing

worden gelaten is Pootallong (L. luteus) het ras met de hoogste opbrengst (3501 kg/ha) met

een relatieve waarde van 105 % (waarde tegenover de gemiddelde opbrengst van alle

variëteiten). Binnen de soort L. albus behaalt Feodora met 3239,6 kg/ha een relatieve score

van 97 %. Graf (L. angustifolius) behaalt de laagste opbrengst. Dit was significant lager dan

de rassen Bojar, Sonate, Haags Blaue, Sanabor, Probor, Boregine, SNS1, Boruta, Pootallong,

Kali; maar niet significant verschillend van Borlu, Lord, Vitabor, Feodora, Zeus, Baron,

Bornal, Haagena, Viol, Dieta en Volos.

In Tabel 4.4 worden de opbrengstcijfers herhaald, maar dan volgens lupinesoort. Het relatieve

cijfer stelt opnieuw de waarde voor tegenover het gemiddelde van alle rassen, uitgedrukt bij

14 % vocht.

Page 106: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

98

Gemiddeld genomen halen smalbladige rassen (L. angustifolius) in het seizoen 2009 duidelijk

betere opbrengsten, terwijl breedbladige rassen (L. albus) gemiddeld genomen 9 % onder het

totaal gemiddelde zit. Het absolute verschil tussen L. angustifolius en L. albus is bijna 400

kg/ha, wat een significant verschil is (Tukey-test op 95 %-niveau).

Tabel 4.4 Opbrengstresultaten PE 09.01 Bottelare (per type)

Opbrengst bij 14% vocht Soort

kg/ha relatief

L. angustifolius 3405 a 102

L. luteus 3304 ab 99

L. albus 3030 b 91

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

4.1.3 Vergelijking met rassenproef te Vladslo

Ook te Vladslo werd een rassenproef aangelegd, met dezelfde variëteiten als de rassenproef te

Bottelare. De zaai geschiedde op 1 april 2009 (1 dag voor de zaai van de rassenproef in

Bottelare). Het voornaamste verschil betrof de bodem, in Vladslo was dit nl. een zandgrond.

4.1.3.1 Opbrengstresultaten

Bij de vergelijking van de opbrengstresultaten te Bottelare en Vladslo (Figuur 4.1) valt

duidelijk te zien dat op de locatie Vladslo (zandgrond) betere opbrengstresultaten worden

behaald dan op de locatie Bottelare (zandleem). Bij 7 van de 22 variëteiten wordt te Vladslo

ruim een halve ton meeropbrengst genoteerd in vergelijking met Bottelare. Slechts een aantal

variëteiten hebben betere opbrengstresultaten te Bottelare: Bornal (meer dan 700 kg/ha beter),

Sanabor (400 kg/ha), Vitabor (ongeveer 200 kg/ha) en Pootallong (ongeveer 300 kg/ha).

0,0

500,0

1000,0

1500,0

2000,0

2500,0

3000,0

3500,0

4000,0

4500,0

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

Object

kg/ha Bottelare

Vladslo

Figuur 4.1 Opbrengstresultaten (bij 14% vocht) te Bottelare en Vladslo

Page 107: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

99

4.1.3.2 Nutritionele waarde

Ter bepaling van de eiwitinhoud en het alkaloïdengehalte werden analyses gedaan. Met

behulp van de opbrengstresultaten werd tevens de eiwitopbrengst in kg/ha berekend.

Eiwitinhoud

De ruwe eiwitpercentages te Bottelare en Vladslo zijn weergegeven in Tabel 4.5. Algemeen

worden tijden het groeiseizoen 2009 hoge eiwitpercentages gehaald.

Opvallend is dat bij alle variëteiten behalve de variëteit Sonate het eiwitgehalte te Vladslo

hoger ligt dan te Bottelare. Door de hogere opbrengst werd eerder een verdunnend effect

verwacht, maar dit was niet het geval. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn een sneller

opwarmende bodem, waardoor de nodulatie en dus ook de stikstoffixatie vroeger in het

seizoen op gang kwamen. Hierdoor is de periode waarin stikstof kan gefixeerd worden groter.

De stikstoffixatie werd op beide locaties echter niet gemeten.

Tabel 4.5 Ruw eiwitpercentage te Bottelare en Vladslo

Object Soort Ruw eiwit Bottelare

(%)

Ruw eiwit Vladslo

(%)

Vladslo vs.

Bottelare

(%)

1 Borlu L. angustifolius 38,2 bcd 39,0 bcd 102

2 Bornal L. luteus 44,7 a 48,2 a 108

3 Boruta L. angustifolius 32,8 e 36,6 cde 111

4 Boregine L. angustifolius 34,6 cde 36,7 cde 106

5 Haagena L. angustifolius 36,2 bcde 38,1 bcd 105

6 Haags Blaue L. angustifolius 33,4 e 35,0 de 105

7 Probor L. angustifolius 38,7 bc 40,9 bc 106

8 Sanabor L. angustifolius 36,9 bcde 38,8 bcd 105

9 Sonate L. angustifolius 35,5 bcde 32,9 e 93

10 Vitabor L. angustifolius 36,7 bcde 38,8 bcd 106

11 Bojar L. angustifolius 33,5 e 35,3 de 105

12 Baron L. angustifolius 35,3 bcde 37,4 bcde 106

13 Graf L. angustifolius 37,1 bcde 38,5 bcd 104

14 Kalif L. angustifolius 35,3 bcde 36,7 cde 104

15 Lord L. luteus 45,9 a 48,1 a 105

16 Zeus L. angustifolius 34,2 de 39,0 bcd 114

17 Feodora L. albus 39,5 b 41,6 b 105

18 Dieta L. albus 38,7 bc 41,4 b 107

19 Volos L. albus 39,0 b 42,0 b 108

20 Pootallong L. luteus 45,5 a 47,6 a 105

21 Viol L. angustifolius 32,9 e 35,5 de 108

22 SNS1 L. angustifolius 34,3 de 37,9 bcd 111

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

In Tabel 4.6 wordt de ruwe eiwitopbrengst van alle rassen weergegeven. Deze wordt bekomen

door de ruw eiwitinhoud van het zaad te vermenigvuldigen met de opbrengst van het ras in de

rassenproef te Bottelare of Vladslo. Het is logisch dat hierbij de verschillen tussen Bottelare

en Vladslo nog groter uitvallen, gezien de gemiddelde opbrengst ook hoger was te Vladslo

(voor 18 van de 22 rassen). Enkel de variëteiten die tot de soort L. luteus behoren vallen

gemiddeld lager uit te Vladslo.

De eiwitopbrengst per soort (L. albus, L. luteus en L. angustifolius) wordt voorgesteld in

Figuur 4.2. Op locatie Bottelare worden de beste resultaten door de drie variëteiten van L.

Page 108: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

100

luteus gehaald, deze doen het met 1295 kg./ha respectievelijk 261 en 297 kg/ha beter dan .L.

angustifolius en L. albus.

Te Vladslo wordt bij de breedbladige rassen gemiddeld de hoogste eiwitopbrengst gezien met

1355 kg/ha. L. luteus en L. angustifolius doen het respectievelijk 114 en 150 kg/ha minder

goed.

Tabel 4.6 Ruw eiwitopbrengst te Bottelare en Vladslo

Bottelare Vladslo

Object Soort Opbrengst ruw eiwit

(kg/ha) relatief

Opbrengst ruw eiwit

(kg/ha) relatief

1 Borlu L. angustifolius 1099 abcde 103 1370 ab 111

2 Bornal L. luteus 1232 abc 116 1072 ab 87

3 Boruta L. angustifolius 995 bcde 93 1143 ab 93

4 Boregine L. angustifolius 1078 abcde 101 1266 ab 103

5 Haagena L. angustifolius 990 bcde 93 1191 ab 97

6 Haags Blaue L. angustifolius 1123 abcde 105 1123 ab 91

7 Probor L. angustifolius 1211 abcd 114 1316 ab 107

8 Sanabor L. angustifolius 1132 abcde 106 1098 ab 89

9 Sonate L. angustifolius 1145 abcde 108 1254 ab 102

10 Vitabor L. angustifolius 1022 abcde 96 1054 ab 86

11 Bojar L. angustifolius 1107 abcde 104 1277 ab 104

12 Baron L. angustifolius 936 cde 88 1145 ab 93

13 Graf L. angustifolius 804 e 75 1050 ab 85

14 Kalif L. angustifolius 1066 abcde 100 1294 ab 105

15 Lord L. luteus 1302 ab 122 1356 ab 110

16 Zeus L. angustifolius 919 cde 86 1469 a 119

17 Feodora L. albus 1029 abcde 97 1412 ab 115

18 Dieta L. albus 1022 abcde 96 1359 ab 110

19 Volos L. albus 942 cde 88 1295 ab 105

20 Pootallong L. luteus 1352 a 127 1298 ab 105

21 Viol L. angustifolius 884 de 83 928 b 75

22 SNS1 L. angustifolius 1035 abcde 97 1315 ab 107

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

L. albus L. luteus L. angustifolius

Soort

kg/ha Bottelare

Vladslo

Figuur 4.2 Eiwitopbrengst (opbrengst * % Ruw eiwit) per soort te Bottelare en Vladslo

Page 109: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

101

Alkaloïdengehalte

De regelgeving in Australië en Groot-Brittanië staat een maximale aanwezigheid toe van 200

mg alkaloïden per kilogram zaad. Dit cijfer wordt ook in onze proeven als grens opgevat.

Op de locaties Bottelare en Vladslo werden van de best producerende cultivars mengstalen

genomen (2 voor L. angustifolius, 1 voor L. albus en 1 voor L. luteus). Dit leverde een totaal

van 8 stalen op, die werden geanalyseerd op de Ruprecht-Karls-Universität te Heidelberg.

In 2009 werd voor de geanalyseerde stalen bij geen enkel ras boven de toegelaten concentratie

gegaan (Tabel 4.7).

Tabel 4.7 Alkaloïdengehaltes bij de geteste variëteiten te Bottelare en Vladslo

Object Soort Locatie mg/ kg zaad Voornaamste voorkomende alkaloïden

9 Sonate L. angustifolius Bottelare 182 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

11 Bojar L. angustifolius Bottelare 81 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

17 Feodora L. albus Bottelare 62 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

20 Pootallong L. luteus Bottelare 140 LUPI, SPA, GRA, TRY

9 Sonate L. angustifolius Vladslo 179 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

15 Lord L. luteus Vladslo 179 LUPI, SPA, GRA, TRY

16 Zeus L. angustifolius Vladslo 69 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

17 Feodora L. albus Vladslo 82 LUPA, ANG, ISOL, 13-OH LUPA

Waarbij LUPA = lupanine; ANG = angustifoline; ISOL = isolupanine; 13-OH LUPA = 13-OH lupanine; LUPI

= lupinine; SPA = sparteine; GRA = gramine; try = tryptofol

De hoogste cijfers worden gehaald door het ras Sonate: zowel in Bottelare als te Vladslo

wordt hierbij een alkaloïdenwaarde rond 180 mg/ kg zaad bekomen. Het breedbladige ras

Feodora behaalt te Bottelare en Vladslo de meest gunstige waarde (minder dan 100 mg/kg

zaad).

Page 110: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

102

4.2 Rassenproef lupinen m.b.t. ziektegevoeligheid

4.2.1 Materiaal en methoden

In deze proef werden dezelfde variëteiten als object opgenomen als de standaard

rassenproeven te Bottelare en Vladslo. De proef PE 09.03 bevond zich op het proefveld naast

de standaard rassenproef te Bottelare. De proef had tot doel na te gaan wat de

ziektegevoeligheid en het opbrengstpotentieel was van de 22 variëteiten indien geen

fungicidenbehandelingen werden uitgevoerd.

Het overzicht van de rassen die deel uitmaken van deze proef wordt weergegeven in Tabel

4.1, het betrof dezelfde rassen als in de standaard rassenproef. De 22 variëteiten waren

afkomstig van vijf mandatarissen en behoorden hoofdzakelijk tot L. angustifolius

(smalbladige lupine). De overige zes rassen bestonden uit 3 gele (L. luteus) en 3 breedbladige

(L. albus) variëteiten. In Tabel 4.1 worden ook het duizendkorrelgewicht (DKG) en het

percentage kiemkracht ter info meegegeven. Deze twee parameters zijn ondermeer belangrijk

voor de berekening van het benodigde zaaizaad per variëteit.

PE 09.03 werd als blokkenproef aangelegd in 4 herhalingen. Een plot had een lengte van 8

meter op een breedte van 1,5 m. De boordveldjes die in een standaard rassenproef opgenomen

worden, werden bij de aanleg van deze proef weggelaten. Bij de opbrengstbepaling werd dus

voor het bekomen van de resultaten alles geoogst.

Voor de zaai werd een bodemanalyse uitgevoerd, de resultaten worden weergegeven in Tabel

4.8. Het koolstofpercentage bedroeg 1,1 %, wat beoordeeld werd als zeer laag.

Tabel 4.8 Standaardgrondontleding (0-23 cm) van proefperceel 7 (PE 09.03 Bottelare)

Analyse Resultaat Streefzone Beoordeling

Bodemtype 20 Lemig zand

pH-KCl 5,8 5,4-5,9 Gunstig

C in % (humus) 1,1 1,8-2,8 Zeer laag

Fosfor* 29 11-17 Hoog

Kalium* 15 11-17 Normaal

Magnesium* 10 6-9 Tamelijk hoog

Calcium* 91 93-224 Tamelijk laag

Natrium* 1,0 2,8-5,6 Laag

*De gehaltes aan fosfor, kalium, magnesium, calcium en natrium zijn weergegeven in mg/100g luchtdroge

grond en werden gemeten in het A.L.-extract.

Na het ploegen werd een bemesting van 18 kg N, 36 kg P2O5 en 162 kg K20 per hectare

voorzien (NPK-meststof 3-6-27, 600 kg). Daarbovenop werd nog 22,5 kg P205 + 60 kg

K2O/ha toegepast onder de vorm van respectievelijk 50 kg tripelsuperfosfaat 45% en 100 kg

potas 60%. Daarna werd de bodem klaargelegd voor zaai.

De proef werd gezaaid op 2 april 2009. Enkele uren voor zaai werd het zaaizaad geïnoculeerd

met Bradyrhizobium lupini (Legume Fix aan 400 g per 100 kg zaaizaad). Bij Lupinus

angustifolius werd een dichtheid van 100 planten/m² nagestreefd. Bij L. luteus en L. albus

werd een beoogde dichtheid van respectievelijk 80 en 60 planten/m² nagestreefd.

De chemische onkruidbestrijding werd in 2 fasen aangepakt. Op 7 april 2009 werd een voor-

opkomstbehandeling uitgevoerd met chloortoluron (Tolurex, 3 l/ha) aan een dosis van 1500

Page 111: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

103

g/ha in combinatie met isoxaben (AZ 500; 0,15 l/ha) aan 75 g/ha. De behandeling gebeurde op

een relatief droge bodem en werd gevolgd door een periode van lichte regenval.

In na-opkomst werd op 29 april diflufenican (Diflanil 500 SC; 0,2 l/ha) aan een dosis van 100

g/ha.

Zoals hoger reeds gesteld, werden in de proef geen fungicidenbehandelingen uitgevoerd om

de ziektegevoeligheid van de verschillende variëteiten na te gaan.

4.2.2 Resultaten en bespreking

De bespreking van de opkomst en standdichtheid van de verschillende variëteiten worden in

dit verslag weggelaten, ze kunnen teruggevonden in het eerste voortgansrapport van het PWO-

project ‘Lupinen: sleutel tot een duurzame eiwitproductie’.

4.2.2.1 Opbrengstbepaling

Omdat de oogstomstandigheden voor de proefveldmaaidorser net niet optimaal waren (gewas

iets te groen), werd beslist om op 24 augustus de volledige rassenproef met Quad te bespuiten

aan een dosis van 3 l/ha (of 600 g diquat/ha). Op 27 augustus worden de lupinen geoogst met

een proefveldmaaidorser van Wintersteiger (classic model). De opbrengstresultaten worden in

Tabel 4.9 voorgesteld.

Tabel 4.9 Opbrengstresultaten PE 09.03

Opbrengst DS

Vers Droog bij 14% vocht Object Soort

kg/ha kg/ha kg/ha relatief

%

Hectoliter-

gewicht

(kg/ha)

1 Borlu L. angustifolius 3090 2808 3265 Abcd 114 90,9 Cde 80,5

2 Bornal L. luteus 1691 1546 1798 F 63 91,4 A 82,9

3 Boruta L. angustifolius 2410 2185 2540 bcdef 89 90,7 De 81,4

4 Boregine L. angustifolius 3313 3013 3504 Abc 123 90,9 Bcde 81,0

5 Haagena L. angustifolius 2649 2405 2797 abcdef 98 90,8 Cde 80,3

6 Haags Blaue L. angustifolius 3045 2767 3217 abcde 112 90,8 Cde 79,4

7 Probor L. angustifolius 2456 2232 2595 bcdef 91 90,9 Cde 80,5

8 Sanabor L. angustifolius 3272 2974 3458 Abc 121 90,9 Cde 80,8

9 Sonate L. angustifolius 3521 3205 3726 Ab 130 91,0 Bcd 79,5

10 Vitabor L. angustifolius 3211 2920 3395 Abcd 119 90,9 Bcde 81,9

11 Bojar L. angustifolius 2995 2723 3166 abcde 111 90,9 Cde 77,7

12 Baron L. angustifolius 2082 1886 2193 Def 77 90,6 E 78,2

13 Graf L. angustifolius 2251 2041 2373 Cdef 83 90,7 De 78,8

14 Kalif L. angustifolius 2916 2649 3080 abcde 108 90,8 Cde 80,1

15 Lord L. luteus 2304 2103 2446 Cdef 86 91,3 Ab 80,9

16 Zeus L. angustifolius 2263 2055 2390 Cdef 84 90,8 Cde 79,7

17 Feodora L. albus 3656 3345 3889 A 136 91,5 A 75,9

18 Dieta L. albus 2771 2535 2947 abcdef 103 91,4 A 74,1

19 Volos L. albus 1898 1731 2013 Ef 70 91,1 Abc 77,4

20 Pootallong L. luteus 2490 2278 2648 bcdef 93 91,5 A 80,9

21 Viol L. angustifolius 1925 1744 2028 Ef 71 90,6 E 80,5

22 SNS1 L. angustifolius 3262 2963 3446 Abc 120 90,8 Cde 81,3

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

Page 112: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

104

De hoogste opbrengstresultaten worden behaald door de variëteiten Feodora (L. albus), Sonate

en Boregine (beiden L. angustifolius) met respectievelijk 3889 kg/ha, 3726 kg./ha en 3504

kg/ha. Ook Sanabor, SNS1 en Vitabor behalen een relatief hoge opbrengst met 3458 kg/ha,

3446 kg/ha en 3395 kg/ha. Het opbrengstresultaat van Feodora is significant hoger dan het

opbrengstcijfer van de rassen Pootallong, Probor, Boruta, Lord, Zeus, Graf, Baron, Viol,

Volos en Bornal, maar niet significant verschillend van de variëteiten Sonate, Boregine,

Sanabor, SNS1, Vitabor, Borlu, Haags Blaue, Bojar, Kalif, Dieta en Haagena. Het ras Bornal

behaalt de laagste opbrengst en is hierbij niet significant verschillend van de rassen Dieta,

Haagena, Pootallong, Probor, Boruta, Lord, Zeus, Graf, Baron, Viol, Volos en Bornal, maar

wel van Sonate, Boregine, Sanabor, SNS1, Vitabor, Borlu, Haags Blaue, Bojar en Kalif.

De vergelijking tussen de rassenproef met en zonder ziektebestrijding wordt grafisch

weergegeven in Figuur 4.3. De opbrengstresultaten van de variëteiten liggen in PE 09.03

verder uiteen dan de resultaten in de standaard rassenproef. De variëteiten Feodora en Vitabor

doen het in de rassenproef zonder ziektebestrijding (resp. object 10 en 17) beter dan in de

proef met ziektebestrijding. Zij bevinden zich qua opbrengst in de standaard rassenproef op de

13de

en 14de

plaats van de 22 aanwezige variëteiten. De variëteit Feodora heeft ondanks het

gebruik van fungiciden in de standaard rassenproef wel af te rekenen met het optreden van

Colletotrichum spp. via het zaad. De variëteit Vitabor lijkt weinig tastbaar voor ziekten.

De waarde van de vergelijking van beide proeven te Bottelare dient gerelativeerd te worden

aangezien ze op twee weliswaar aangrenzende percelen lagen en dus in meer dan 1 factor

verschillen.

0,0

500,0

1000,0

1500,0

2000,0

2500,0

3000,0

3500,0

4000,0

4500,0

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

Object

kg/haMet ziektebestrijding

Zonder ziektebestrijding

Figuur 4.3 Vergelijking opbrengstresultaten variëteiten lupinen met en zonder

ziektebestrijding (PE 09.01 en PE 09.03)

In Tabel 4.10 worden de opbrengstcijfers herhaald, maar dan volgens lupinesoort. Het

relatieve cijfer stelt opnieuw de waarde voor tegenover het gemiddelde van alle rassen,

uitgedrukt bij 14 % vocht.

Page 113: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

105

Tabel 4.10 Opbrengstresultaten PE 09.03 Bottelare (per type)

Opbrengst bij 14% vocht Soort

kg/ha relatief

L. angustifolius 2948 a 108

L. luteus 2297 a 84

L. albus 2950 a 108

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

Vooral door het goede resultaat van Feodora scoort de soort L.albus t.o.v. de andere

lupinesoorten relatief beter dan in de standaard rassenproef. Gemiddeld wordt een

vergelijkbaar resultaat als L. angustifolius gehaald. L. luteus doet het ongeveer 850 kg/ha

minder goed in opbrengst (bij 14 % vocht).

4.2.2.2 Ziektewaarnemingen

Erysiphe spp.

Door de klimatologische omstandigheden (relatief warm en droog weer) werd het gewas

zichtbaar aangetast door meeldauw of Erysiphe spp. Wit schimmelpluis werd hierbij op de

lupinebladeren waargenomen. De mate van aantasting werd op 10 augustus 2009 gescoord

(zie Tabel 4.11). Praktisch alle variëteiten gaan op deze datum gebukt onder de

meeldauwaantasting. Enkel de variëteit Haags Blaue (L. angustifolius) en de breedbladige

variëteiten vertonen geen symptomen. Bij 14 van de 22 variëteiten is op de dag van scoren

minstens 90 % van de planten bedekt door meeldauw.

Tabel 4.11 Aantasting meeldauw (10/08/2009)

Object Soort Aantasting

(%)

1 Borlu L. angustifolius 100,0

2 Bornal L. luteus 100,0

3 Boruta L. angustifolius 25,0

4 Boregine L. angustifolius 95,0

5 Haagena L. angustifolius 100,0

6 Haags Blaue L. angustifolius 0,0

7 Probor L. angustifolius 95,0

8 Sanabor L. angustifolius 95,0

9 Sonate L. angustifolius 100,0

10 Vitabor L. angustifolius 100,0

11 Bojar L. angustifolius 100,0

12 Baron L. angustifolius 95,0

13 Graf L. angustifolius 100,0

14 Kalif L. angustifolius 100,0

15 Lord L. luteus 100,0

16 Zeus L. angustifolius 90,0

17 Feodora L. albus 0,0

18 Dieta L. albus 0,0

19 Volos L. albus 0,0

20 Pootallong L. luteus 45,0

21 Viol L. angustifolius 73,3

22 SNS1 L. angustifolius 87,5

Page 114: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

106

Naast een ziektewaarneming op het veld werd ook op het geoogste zaad de visuele aantasting

beoordeeld.

Visuele aantasting

Van het geoogste zaad werd per plot een ad random staal van 100 zaden genomen, waarvan

visueel werd beoordeeld hoeveel zaden beschadigd waren (% zaden verkleurd en/of

vervormd). De gemiddelde visuele aantasting is grafisch uitgezet in Figuur 4.4.

cdef

bcdef

cdef

ab

abcd

abc

abcdef

ef

abcde

abcd

a

abcd

abcdef

abcdef

bcdef

abcd

bcdef

cdef

bcdef

cdef

f

def

0,00

2,00

4,00

6,00

8,00

10,00

12,00

14,00

16,00

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

Object

% Aantasting

Figuur 4.4 Visuele schade aan geoogste zaden PE 09.03

De hoogste visuele schade werd gezien bij de smalbladige variëteit Baron, waarbij gemiddeld

15,2 % van de zaden een andere kleur of vorm vertoonden. Dit ras scoort significant

verschillend van Haags Blaue, Boregine, Sanabor, Viol, Haagena, Boruta, SNS1, Pootallong,

Borlu, Lord en Bornal.

De variëteiten Volos en Feodora, beide behorende tot de soort L. albus, komen met 13,8 % en

12,3 % schade op plaats 2 en 3. Bij de 3 variëteiten van L. luteus treedt duidelijk weinig

schade op: ze bevinden zich bij de vier variëteiten met de laagste schade. Bij de variëteit Lord

zijn slechts gemiddeld 1,28 % van de zaden beschadigd, bij Bornal is dit met 0,51% nog lager.

Bornal behaalde in de rassenproef PE 09.03 de laagste opbrengst van alle opgenomen

variëteiten.

Om na te gaan wat de gevolgen zijn in het zaad worden in de loop van 2010 in vitro

uitplatingen gedaan van de geoogste lupinen in deze proef, maar ook van de geoogste lupinen

van de standaard rassenproef (zie hoger) en het zaad voor uitzaai, om aldus vergelijkingen

mogelijk te maken.

Page 115: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

107

4.3 Chemische onkruidbestrijding lupinen

4.3.1 Materiaal en methoden

Een chemische onkruidbestrijdingproef met 20 objecten werd aangelegd onder de vorm van

een herbicidenscreening, waarbij 9 behandelingen met een voor-opkomstherbicide en 9

behandelingen met een na-opkomstherbicide werden opgenomen. Zowel in voor- als na-

opkomst werd een onbehandelde controle als referentie in de proef opgenomen. De objecten

kwamen hierbij in een gerandomiseerde blokkenproef met vier herhalingen te liggen.

In de screening werd enkel ofwel een voor-opkomstbehandeling ofwel een na-

opkomstbehandeling uitgevoerd, hierdoor werd bij elk object slechts 1 herbicide toegepast.

In de herbicidenscreening werden de drie voornaamste lupinesoorten opgenomen: Lupinus

albus (breedbladige lupine), L. luteus (gele lupine) en L. angustifolius (smalbladige lupine),

vertegenwoordigd met respectievelijk de variëteiten Dieta, Pootallong en Boregine (Tabel

4.12). De 3 soorten/variëteiten werden volgens een verschillende dichtheid gezaaid (zie ook

rassenproeven): voor de smalbladige lupinen werd naar 100 planten/m² gestreefd, terwijl er bij

de gele en breedbladige lupinen respectievelijk een standdichtheid van 80 en 60 planten/m²

getracht werd te bereiken.

Tabel 4.12 Opgenomen lupinesoorten in PE 09.04 (Chemische onkruidbestrijding)

Soort Ras Mandataris DKG Kiemkracht

(%) Zaden/m²

L. albus Dieta Soya-UK 294,95 85 70,59

L. luteus Pootallong Soya-UK 157,3 88 90,91

L. angustifolius Boregine Saatzucht Steinach GmbH 182,3 97 103,09

Elke plot had een lengte van 9 m op een breedte van 3 m, de bespuitingen werden loodrecht

op de uitgezaaide lupinesoorten aangebracht. Daardoor werd bij de herbicidentoepassing elke

soort per plot over een oppervlakte van 3 m * 3 m behandeld.

In het voorjaar werd een bodemanalyse uitgevoerd, het resultaat hiervan wordt weergegeven

in Tabel 4.13.

Tabel 4.13 Standaardgrondontleding (0-23 cm) van proefperceel 7 (PE 09.04 Bottelare)

Analyse Resultaat Streefzone Beoordeling

Bodemtype 20 Lemig zand

pH-KCl 5,8 5,4-5,9 Gunstig

C in % (humus) 1,1 1,8-2,8 Zeer laag

Fosfor* 29 11-17 Hoog

Kalium* 15 11-17 Normaal

Magnesium* 10 6-9 Tamelijk hoog

Calcium* 91 93-224 Tamelijk laag

Natrium* 1,0 2,8-5,6 Laag

*De gehaltes aan fosfor, kalium, magnesium, calcium en natrium zijn weergegeven in mg/100g luchtdroge

grond en werden gemeten in het A.L.-extract.

Na het ploegen werd een bemesting van 18 kg N, 36 kg P2O5 en 162 kg K20 per hectare

voorzien (NPK-meststof 3-6-27, 600 kg). Daarbovenop werd nog 22,5 kg P205 + 60 kg

Page 116: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

108

K2O/ha toegepast onder de vorm van respectievelijk 50 kg tripelsuperfosfaat 45% en 100 kg

potas 60%. Daarna werd de bodem klaargelegd voor zaai.

Enkele uren voor de zaai werd het zaaizaad geïnoculeerd met Bradyrhizobium (Legume fix,

aan een dosis van 400 g product/100 kg lupinezaad). De proef werd uitgezaaid op 03 april

2009.

Op 19 juni 2009 werd een fungicidenbehandeling uitgevoerd met een combinatie van

tebuconazool (Horizon; 0,75 l/ha) en chloorthalonil (Bravo; 1,5 l/ha) aan een dosis van

respectievelijk 187,5 g en 750 g werkzame stof/ha.

Op het proefveld was een hoge aanwezigheid merkbaar van gewone klaproos (Papaver rhoeas

L.).

Zowel bij de voor-opkomst- als na-opkomstobjecten werd het onkruid op één moment geteld

en nadien onderling en met de onbehandelde controle vergeleken.

Er werd op het einde van het groeiseizoen geen oogstbepaling gedaan (de proef betrof enkel

een screening van herbiciden).

4.3.1.1 Voor-opkomstobjecten

De voor-opkomstbehandelingen werden uitgevoerd op 07 april 2009. De objecten staan

weergegeven in Tabel 4.14. Voor de herbicidentoepassing was het op de locatie Bottelare

meer dan een week lang droog weer. De herbicidenbehandelingen werd onmiddellijk gevolgd

door een periode van afwisselend regen en zonneschijn (t.e.m. 17/04/2009).

Tabel 4.14 Overzicht van de voor-opkomstbehandelingen (07 april 2009)

Object Actieve stof Dosis

(g/ha) Handelsmiddel

Dosis (l/ha

of kg/ha) Mandataris

1 Pendimethalin 1000 Stomp 400 SC 2,5 BASF Belgium S.A.

2 Linuron 500 Linugan 500 SC 1 Makhteshim-Agan Holland B.V.

3 Chloortoluron 1500 Tolurex SC 3 Makhteshim-Agan Holland B.V.

4 Prosulfocarb 2400 Defi 3 Syngenta Crop Protection N.V.

5 Clomazon 72 Centium 36 CS 0,2 FMC Chemical S.P.R.L.

6 Isoxaben 100 AZ 500 0,2 Dow Agrosciences B.V.

7 Diflufenican 50 Diflanil 500 SC 0,1 Q-Chem N.V.

8 Metamitron 1050 Goltix WG 1,5 Makhteshim-Agan Holland B.V.

9 dimethenamide-p 720 Frontier Elite 1 BASF Belgium S.A.

10 / Controle

4.3.1.2 Na-opkomstobjecten

De na-opkomstbehandelingen werden uitgevoerd op 29 april 2009. De aangelegde

behandelingen worden weergegeven in Tabel 4.15. Vijf behandelingen werden aangelegd

waarbij een combinatie van een herbicide en een hulpstof over de plots werd verspoten, dit

met het doel te achterhalen of de werking van de gebruikte actieve stoffen (i.e. clomazon en

diflufencian) kon verbeterd worden. Actirob B bevat koolzaadolie (geësterifieerde methyl-

ester), ‘Hulpstof 2’ betrof een gealcosileerd alcohol met een polysiloxaan en ‘Hulpstof 3’

bestaat uit een polymeer en een organisch gemodificeerd trisiloxaan.

Tabel 4.15 Overzicht van de na-opkomstbehandelingen (29 april 2009)

Page 117: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

109

Object Actieve stof Dosis

(g/ha) Handelsmiddel

Dosis

(l/ha of

kg/ha)

Mandataris Hulpstof

Dosis

(l/ha of

kg/ha)

Mandataris

11 carfentrazon-ethyl 6,4 Aurora 40 WG 0,016 FMC Chemical

S.P.R.L. /

12 bromoxynil 600 Bromotril SC 2,4 Makhteshim-Agan

Holland B.V. /

13 pendimethalin 1000 Stomp 400 SC 2,5 BASF

Belgium S.A. /

14 clomazon 90 Centium 36 CS 0,25 FMC Chemical

S.P.R.L. /

15 clomazon 90 Centium 36 CS 0,25 FMC Chemical

S.P.R.L. Actirob B 1

Novance

S.A.

16 clomazon 90 Centium 36 CS 0,25 FMC Chemical

S.P.R.L. Hulpstof 2

17 diflufenican 50 Diflanil 500 SC 0,1 Q-Chem N.V. Actirob B 1 Novance

S.A.

18 diflufenican 50 Diflanil 500 SC 0,1 Q-Chem N.V. Hulpstof 2

19 diflufenican 50 Diflanil 500 SC 0,1 Q-Chem N.V. Hulpstof 3

20 / Controle

Bij de na-opkomstbehandelingen werd het verloop van de chlorose en necrose beoordeeld

door na toepassing elke week visuele waarnemingen te doen.

4.3.2 Resultaten en bespreking

Door het droge weer voor en rond de toepassing van de voor-opkomstherbiciden dook geen

fytotoxiciteit op in de betreffende objecten.

4.3.2.1 Onkruidtelling voor-opkomstobjecten

Op 7 en 8 mei 2009 werd over de vier parallellen van de voor-opkomstobjecten (controle + 9

behandelingen) een onkruidtelling uitgevoerd. Op dit ogenblik bevonden de onkruiden zich in

het kiemlobstadium. De telling geschiedde door per object een houten vierkant van 25 * 25

cm achtmaal at random uit te leggen op het veld en nadien hetgeen binnenin geteld werd om

te rekenen naar het aantal onkruiden per vierkante meter.

In Tabel 4.16 worden de belangrijkste onkruiden in het controleobject weergegeven met hun

aantal per vierkante meter.

Tabel 4.16 Voorkomen van onkruiden in het controleobject (voor-opkomst)

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 179,5

Papaver rhoeas Gewone klaproos 431,5

Chenopodium album Melganzevoet 14,0

Solanum nigrum Zwarte nachtschade 9,5

Stellaria media Vogelmuur 9,0

Page 118: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

110

Enkel de onkruiden die in de controle voldoende voorkwamen (richtwaarde van 10 onkruiden

per vierkante meter), worden in de resultaten opgenomen. Een belangrijke opmerking is dat

het voorkomen van akkerviooltje en gewone klaproos erg hoog is in vergelijking met de

overige voorkomende onkruiden.

De resultaten van de onkruidtelling op 7 en 8 mei 2009 worden uitgezet in Figuur 4.5.

In geen enkel object werd een volledige onkruidbestrijding bekomen. (Bedoeling van de

screening was na te gaan welke middelen in een volgend projectjaar konden gecombineerd

worden tot het bekomen van een goede onkruidbeheersing). Bij toepassing van pendimethalin,

linuron, chloortoluron en prosulfocarb worden gewone klaproos (Papaver rhoeas), zwarte

nachtschade (Solanum nigrum), vogelmuur (Stellaria media) en melganzevoet (Chenopodium

album) relatief goed bestreden, maar wordt het akkerviooltje (Viola arvensis) duidelijk

onvoldoende uitgeschakeld.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

cont

role

1. p

endim

ethalin

2. linu

ron

3. c

hloo

rtolu

ron

4. p

rosu

lfoca

rb

5. c

lom

azon

6. is

oxab

en

7. d

ifluf

enican

8. m

etam

itron

9. d

imet

henam

ide-p

Object

Vo

ork

om

en

(%

)

Viola arvensis

Papaver rhoeas

Chenopodium album

Solanum nigrum

Stellaria media

Figuur 4.5 Voorkomende onkruidpopulatie na herbicidentoepassingen (voor-opkomst)

De objecten waarbij clomazon, isoxaben en diflufenican voor opkomst worden toegepast

geven aanleiding tot een mindere bestrijding van melganzevoet, maar zwarte nachtschade en

vogelmuur worden relatief goed bestreden. De toepassing van metamitron dringt enkel het

voorkomen van gewone klaproos en vogelmuur voldoende terug, de andere onkruiden

benaderen de mate van voorkomen in de controle en worden dus onvoldoende bestreden. De

toepassing van dimethenamide-p zorgt voor een praktisch totale bestrijding van gewone

klaproos, zwarte nachtschade en vogelmuur. Enkel akkerviooltje komt in dit object in hogere

mate voor dan in de controle.

4.3.2.2 Optreden van fytotoxiciteit bij toepassing na-opkomstherbiciden

Na het gebruik van de na-opkomstherbiciden werd in een aantal objecten chlorose

geobserveerd, soms was sprake van een lichte necrose. De objecten werden op fytotoxiciteit

gescoord op 8, 15 en 28 mei 2009. Het gegeven percentage was afhankelijk van het visueel

merkbare percentage planten dat chlorose vertoonde en de mate van geraakt zijn (stippen,

vlekken, volledige blad,…). Het resultaat voor breedbladige, gele en smalbladige lupinen staat

respectievelijk uitgezet in Figuur 4.6, Figuur 4.7 en Figuur 4.8.

Page 119: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

111

Op 28 mei 2009 was er bij L. albus var. ‘Dieta’ enkel na toepassing van de werkzame stoffen

pendimethalin en clomazon nog sprake van zichtbare fytotoxiciteit. Ook bij het gebruik van

hulpstoffen was er fytotoxiciteit. Bij deze objecten nam de fytotoxiciteit wel sneller af. Op 28

mei was geen zichtbaar spoor meer van chlorose, zoals te merken valt bij vergelijking tussen

het object met enkel clomazon en de twee objecten waarbij clomazon aangevuld werd met een

hulpstof. Op de lupinen in de objecten met toepassing van bromoxynil en diflufenican +

hulpstof 2 werd weinig tot geen fytotoxiciteit waargenomen.

F ytotoxic iteit bij L . albus (D ieta)

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

controle

11. carfe

ntrazo

n-eth

yl

12. bro

moxy

nil

13. pendim

ethalin

14. clo

mazo

n

15. clo

mazo

n + A

16. clo

mazo

n + H

S 2

17. diflu

fenic

an + A

18. diflu

fenic

an + H

S 2

19. diflu

fenic

an + H

S 3

Objec t

% 8.05.2009

15.05.2009

28.05.2009

Figuur 4.6 Fytotoxiciteit bij breedbladige lupine t.g.v. toepassing van na-opkomstherbiciden

Ook bij L. luteus var. Pootallong (gele lupinen) was sprake van fytotoxiciteit (Figuur 4.7).

Deze hield langer aan dan bij de breedbladige lupinen.

F ytotoxic iteit bij L .luteus (P ootallong )

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

controle

11. carfe

ntrazo

n-eth

yl

12. bro

moxy

nil

13. pendim

ethalin

14. clo

mazo

n

15. clo

mazo

n + A

16. clo

mazo

n + H

S 2

17. diflu

fenic

an + A

18. diflu

fenic

an + H

S 2

19. diflu

fenic

an + H

S 3

Objec t

% 8.05.2009

15.05.2009

28.05.2009

Figuur 4.7 Fytotoxiciteit bij gele lupine t.g.v. toepassing van na-opkomstherbiciden

Page 120: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

112

De objecten waarbij een combinatie van clomazon en een hulpstof werd uitgetest leverde op

28 mei nog steeds 10 % fytotoxiciteit op. Zonder hulpstof was na toepassing van clomazon

bijna geen sprake van fytotoxiciteit.

Ook de objecten met toepassing van diflufenican in aanvulling met verschillende hulpstoffen

gaf aanleiding tot fytotoxiciteit. De derde hulpstof, een polymeer in combinatie met een

organisch gemodificeerde trisiloxaan, gaf een lager percentage van fytotoxiciteit dan bij

gebruik van de twee andere hulpstoffen. De toepassing van de werkzame stoffen bromoxynil

en pendimethalin brachten weinig tot geen fytotoxiciteit met zich mee.

De behandeling van clomazon gaf bij blauwe lupinen (Figuur 4.8) aanleiding tot een hoog

percentage aan fytotoxiciteit.

F ytotoxic iteit bij L . angus tifo lius (B oreg ine)

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

45,0

controle

11. carf

entrazo

n-eth

yl

12. bro

moxy

nil

13. pendim

ethalin

14. clo

mazo

n

15. clo

mazo

n + A

16. clo

mazo

n + H

S 2

17. difl

ufenic

an + A

18. diflu

fenic

an + H

S 2

19. diflu

fenic

an + H

S 3

Objec t

%

8.05.2009

15.05.2009

28.05.2009

Figuur 4.8 Fytotoxiciteit bij smalbladige lupine t.g.v. toepassing van na-opkomstherbiciden

Dit was nog hoger wanneer clomazon in combinatie met een hulpstof werd toegepast : op 28

mei was de fytotoxiciteit in de objecten met toevoeging van hulpstoffen 22,5 en 27,5 % terwijl

bij toepassing van enkel clomazon iets meer dan 15 % fytotoxiciteit optrad.

De toepassing van diflufenican had een minder groot fytotoxisch effect dan die van clomazon.

Bij toevoeging van Hulpstof 3 werd een lager percentage fytotoxiciteit behaald dan bij

Hulpstof 1 (Actirob B) en Hulpstof 2. Het gebruik van carfentrazon-ethyl, bromoxynil en

pendimethalin bracht weinig fytotoxiciteit met zich mee.

4.3.2.3 Onkruidtelling na-opkomstbehandelingen

Een onkruidtelling werd uitgevoerd op 13 mei (parallel 1 en 2), 14 mei (parallel 3) en 15 mei

(parallel 4). De resultaten zijn grafisch weergegeven in Figuur 4.9.

De absolute aantallen in onkruiden die voorkomen in de controle staan weergegeven in Tabel

4.17. Deze aantallen worden in de figuur gelijkgesteld met 100 %, zodat de vergelijking

tussen de verschillende werkzame stoffen van de na-opkomstherbiciden (eventueel aangevuld

met een hulpstof) kan gemaakt worden. Net zoals bij de voor-opkomstherbiciden waren Viola

arvensis (akkerviooltje) en Papaver rhoeas (gewone klaproos) in grote getale

vertegenwoordigd in alle behandelingen.

Page 121: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

113

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

cont

role

11. c

arfe

ntra

zon-

ethy

l

12. b

rom

oxyn

il

13. p

endim

etha

lin

14. clom

azon

15. clom

azon

+ A

16. clom

azon

+ HS 2

17. d

iflufe

nican

+ A

18. d

iflufe

nican

+ HS 2

19. d

iflufe

nican

+ HS 3

Object

Vo

ork

om

en

(%

)

Viola arvensis

Papaver rhoeas

Chenopodium album

Stellaria media

Matricaria chamomilla

Figuur 4.9 Voorkomende onkruidpopulatie na herbicidentoepassingen (na-opkomst)

Tabel 4.17 Voorkomen van onkruiden in het controleobject na-opkomst

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 73,0

Papaver rhoeas Gewone klaproos 395,0

Chenopodium album Melganzevoet 15,5

Stellaria media Vogelmuur 22,5

Matricaria chamomilla Echte kamille 17,0

De toepassing van carfentrazon-ethyl (Aurora 40 WG) levert van de aangelegde objecten de

beste resultaten op. Akkerviooltje, Chenopodium album (melganzevoet), Stellaria media

(vogelmuur) en Matricaria chamomilla (echte kamille) kwamen ongeveer aan 50 % voor van

het onkruidaantal in de controle. Enkel gewone klaproos komt in iets hogere mate voor dan in

de controle, al kan dit gelegen zijn aan het gereduceerde aantal van de overige onkruiden.

De objecten waarbij diflufenican (Diflanil 500 SC) wordt aangevuld met een hulpstof geven

dezelfde resultaten als carfentrazon-ethyl. Hierbij zorgen de verschillende hulpstoffen niet

voor grote verschillen in de onkruidaantallen. Akkerviooltje komt vijf keer minder voor in

deze objecten dan in het controleobject, ook het voorkomen van vogelmuur wordt ongeveer

met de helft verminderd.

Door de toepassing van clomazon (Centium 36 CS), al dan niet in combinatie met een

hulpstof, werden enkel vogelmuur en echte kamille enigszins bestreden. De hulpstof ‘Actirob

B’ kon hierbij voor het beste resultaat zorgen door in vergelijking met de controle voor meer

dan een halvering van de populatie vogelmuur te zorgen en 40 % van de populatie aan echte

kamille.

Page 122: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

114

4.4 Mechanische onkruidbestrijding

4.4.1 Materiaal en methoden

In de proef rond mechanische onkruidbestrijding werden combinaties van mechanische

onkruidbestrijdingstechnieken uitgetest in de lupineteelt. De objecten werden van elkaar

onderscheiden door het creëren van 2 rijafstanden (50 cm en 30 cm) en de mate van

intensiviteit (objecten 5 en 8 werden extensief behandeld).

Mede ten gevolge van de zaai met een tweerijige precisiezaaimachine bleek de zaai minder

optimaal te verlopen dan oorspronkelijk gedacht. Zo konden in de praktijk 2 rijen erg moeilijk

perfect evenwijdig aan de 2 vorige rijen uitgezaaid worden, zodat problemen konden optreden

bij gebruik van de schoffelmachine. Om dit op te lossen werd een handmatige steekschoffel

gebruikt. Er werd gevreesd dat bij de behandeling met de vingerwieder of schoffelmachine

teveel schade toegebracht zou worden aan de plantenpopulatie of dat deze deels zouden

uitgereden worden. Hierdoor konden sommige behandelingen (schoffelen met

schoffelmachine, vingerwieden en aanaarden) niet plaatsvinden en vond een reductie in

objecten plaats van 10 naar 8. De overgebleven objecten worden weergegeven in Tabel 4.18.

Tabel 4.18 Uiteindelijke objecten PE 09.05

Object Omschrijving

1 wiedeggen-schoffelen 50 cm

2 wiedeggen-branden-wiedeggen-schoffelen 50 cm

3 extensief wiedeggen-schoffelen 50 cm

4 wiedeggen-schoffelen 30 cm

5 wiedeggen-branden-wiedeggen-schoffelen 30 cm

6 extensief wiedeggen-schoffelen 30 cm

7 controle 50 cm (geen onkruidbehandeling)

8 controle 30 cm (geen onkruidbehandeling)

In het voorjaar werd een bodemanalyse uitgevoerd, de standaardgrondontleding (0-23 cm)

wordt weergegeven in Tabel 4.19. De proef PE 09.05 lag op hetzelfde veld aan als de

standaard rassenproef (PE 09.01).

Tabel 4.19 Standaardgrondontleding (0-23 cm) van proefperceel 4 (PE 09.05 Bottelare)

Analyse Resultaat Streefzone Beoordeling

Bodemtype 30 Zandleem

pH-KCl 5,2 6,2-6,6 Laag

C in % (humus) 0,7 1,2-1,6 Zeer laag

Fosfor* 22 12-19 Tamelijk hoog

Kalium* 12 14-21 Tamelijk laag

Magnesium* 10 9-15 Normaal

Calcium* 57 105-253 Laag

Natrium* 2,8 3,2-6,4 Tamelijk laag

*De gehaltes aan fosfor, kalium, magnesium, calcium en natrium zijn weergegeven in mg/100g luchtdroge

grond en werden gemeten in het A.L.-extract.

Page 123: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

115

Na het ploegen werd op 1 april een bemesting van 18 kg N, 36 kg P2O5 en 162 kg K20 per

hectare voorzien (NPK-meststof 3-6-27, 600 kg). Daarna werd de bodem klaargelegd voor

zaai.

De proef werd met een tweerijige precisiezaaimachine gezaaid op 6 april 2009, nadat het zaad

enkele uren daarvoor werd geïnoculeerd met Bradyrhizobium lupini (Legume Fix aan 400 g/

100 kg zaaizaad). Er werd gezaaid met de variëteit Pootallong, die tot de lupinesoort L. luteus

behoort. Er werd een zaaidichtheid van 80 planten/m² nagestreefd.

De onkruidpopulatie werd enkel mechanisch behandeld. Het wiedeggen vond plaats met een

werkbreedte van 3 meter. Het branden gebeurde handmatig met een kleine brander, waarbij

een afstand van 5 cm tot de planten, die op dat ogenblik in het kiemlobstadium stonden, in

acht werd genomen. In plaats van een schoffelmachine werd gebruik gemaakt van een

handmatige steekschoffel.

Data onkruidbestrijdingsacties

06/04/2009: Zaai

10/04/2009: Wiedeggen objecten 1 tot 6

13/04/2009: Wiedeggen objecten 1, 2, 4 en 5

16/04/2009: Branden in kiemlobstadium objecten 2 en 5

24/04/2009: Wiedeggen objecten 1 tot 6

07/05/2009: Wiedeggen objecten 1, 2, 4 en 5

11/05/2009: Wiedeggen objecten 1, 2, 4 en 5

25/05/2009: Schoffelen objecten 1 tot 6

02/06/2009: Schoffelen objecten 1 tot 6

Na tweemaal schoffelen waren de planten reeds zodanig ontwikkeld dat gewasschade zou

optreden indien deze behandeling nog een derde maal zou toegepast worden.

4.4.2 Resultaten en bespreking

4.4.2.1 Onkruidpopulatie

Op 18 mei 2009 werd een onkruidtelling uitgevoerd (tussen het wiedeggen en het schoffelen),

op 9 en 10 juli 2009 werd dit herhaald.

Na de periode van wiedeggen en branden (in objecten 2 en 5) werd de onkruidpopulatie op 18

mei 2009 geteld. De resultaten worden opgesplitst in een telling tussen de rijen (Figuur 4.10)

en in de rij (Figuur 4.11). Onder ‘in de rij’ wordt een werkbreedte van 3 cm verstaan vanaf de

lupinerij als centrale as. De onkruidtelling in de rij geschiedde binnen een afstand van 3 cm

van de rij.

De onkruidpopulatie van de onbehandelde controle op 30 cm wordt als referentie gebruikt

(100 %). De overige objecten worden met dit object vergeleken. De aantallen van de

voorkomende onkruiden in het controleobject op 30 cm worden weergegeven in Tabel 4.20.

Bij de controle op 50 cm wordt voor de zes waargenomen onkruiden een hogere populatie

gezien dan bij het controleobject op 30 cm. Vergeleken met de controleobjecten heeft enkel

object 1 (wiedeggen en schoffelen op 50 cm) geen hogere populatie van Stellaria media. De

objecten op 30 cm (object 4 tot 6) hebben te kampen met een drie keer hogere populatie van

vogelmuur in vergelijking met de controle op 30 cm.

Page 124: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

116

0

50

100

150

200

250

300

350

400

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%)

Viola arvensis

Spergula arvensis

Chenopodium album

Stellaria media

Poa annua

Matricaria chamomilla

Figuur 4.10 Onkruidpopulatie tussen de rijen op 18 mei 2009

Tabel 4.20 Voorkomen van onkruiden tussen de rijen in het controleobject op 30 cm (18 mei 2009)

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 37,5

Spergula arvensis Spurrie 7,5

Chenopodium album Melganzevoet 10,5

Stellaria media Vogelmuur 13,5

Poa annua Straatgras 24,5

Matricaria chamomilla Echte kamille 8,0

Wanneer intensiever wordt gewiedegd op 50 cm rijafstand blijft de populatie aan grassen en

echte kamille ongeveer constant; de populatie aan akkerviooltje, spurrie, melganzevoet en

vogelmuur neemt in populatie tegenover het extensieve object met minstens de helft af

(vergelijking object 1 met object 3). Bij de objecten op 30 cm wordt bij intensiever wiedeggen

enkel voor melganzevoet en echte kamille een duidelijk lagere populatie waargenomen (object

4 vergeleken met object 6).

Gesteld kan worden dat zowel bij 50 als 30 cm het branden geen extra invloed heeft op het

terugdringen van de onkruidpopulatie tussen de rijen (vergelijking van respectievelijk object 1

en 2 en object 4 en 5).

De onkruidpopulatie in de rij wordt in Figuur 4.11 weergegeven.

Bij het controleobject op 30 cm werden van Viola arvensis (akkerviooltje) en Stellaria media

(vogelmuur) respectievelijk gemiddeld 15,1 en 10,9 planten per vierkante meter geteld.

In vergelijking met de controle op 30 cm doen de andere objecten (behalve de controle op 50

cm) het in minstens één van de twee onkruiden duidelijk beter dan de controle, terwijl het

andere onkruid niet aan een hogere populatie voorkomt. Het intensief behandelde object op 50

cm (object 1) heeft duidelijk een lagere populatie van akkerviooltje en vogelmuur. Wanneer

gebrand wordt, neemt de populatie aan vogelmuur verder af.

Bij het wiedeggen en schoffelen op 30 cm wordt bij meer wiedeggen een lagere concentratie

aan vogelmuur gezien, bij branden wordt geen vogelmuur gezien en is de populatie aan

akkerviooltje bijna de helft minder.

Page 125: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

117

0

20

40

60

80

100

120

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%)Viola arvensis

Stellaria media

Figuur 4.11 Onkruidpopulatie in de rij op 18 mei 2009

9 en 10 juli 2009

Ook op 9 en 10 juli werd de onkruidpopulatie bekeken, dit was ruim een maand na de laatste

onkruidbestrijding (schoffelen). In de voorstelling van de tellingen wordt een onderscheid

gemaakt tussen de onkruidpopulatie tussen de rijen en in de rij. Tussen de rijen wordt zowel

gekeken naar onkruiden in kiemlobstadium als onkruiden die reeds flink opgeschoten zijn

m.a.w. door de mechanische onkruidbestrijdingstechnieken niet weggenomen werden. Hoe

minder herkieming waargenomen wordt, hoe groter het effect van de behandeling(en) op het

herkiemen van onkruiden is. Daarnaast kan ook het onkruidonderdrukkend effect van het

gewas een rol spelen: wanneer dit door bvb. minder gewasschade beter uitgegroeid is, zal

minder onkruidkieming optreden.

In Figuur 4.12 en Figuur 4.13 wordt de onkruidpopulatie tussen de rijen weergegeven in

respectievelijk het kiemlob- en ontwikkeld (volwassen) stadium.

0

100

200

300

400

500

600

700

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%)

Stellaria media

Figuur 4.12 Onkruidpopulatie in kiemlobstadium tussen de rijen op 9 en 10 juli 2009

In het controleobject op 30 cm, dat relatief op 100 % wordt gesteld, wordt tussen de rijen een

gemiddelde populatie van 3,0 maal Stellaria media (vogelmuur) per vierkante meter geteld

(de controle op 50 cm telt over de vier herhalingen gemiddeld 18 maal vogelmuur per

vierkante meter). De populatie aan vogelmuur in het kiemlobstadium is in 2 objecten op 30

cm hoger dan de populatie in het controleobject. Dit kan te wijten zijn aan de reeds hoge

Page 126: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

118

onkruiddruk in het controleobject, waardoor onkruiden er niet in slagen nog verder te kiemen.

De objecten op 50 cm hebben zichtbaar minder te kampen met kiemende vogelmuur.

Tussen de rijen worden de volwassen onkruiden Viola arvensis (akkerviooltje), Spergula

arvensis (spurrie), Stellaria media (vogelmuur), Poaceae (grassen) en Matricaria chamomilla

(echte kamille) in de resultaten meegenomen. De onkruidaantallen in het controleobject op 30

cm, die in Figuur 4.13 gelijkgesteld worden aan 100 %, zijn te vinden in Tabel 4.21.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%) Viola arvensis

Spergula arvensis

Stellaria media

Poaceae

Matricaria chamomilla

Figuur 4.13 Onkruidpopulatie in volwassen stadium tussen de rijen op 9 en 10 juli 2009

Tabel 4.21 Voorkomende (volwassen) onkruiden tussen de rijen in het controleobject 30 cm

op 9 en 10 juli 2009

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 22,0

Spergula arvensis Spurrie 16,5

Stellaria media Vogelmuur 40,5

Poaceae Grassen 18,0

Matricaria chamomilla Echte kamille 9,5

In de objecten 1 tot 6 wordt de onkruidpopulatie minstens met de helft teruggedrongen t.o.v.

de onkruidpopulatie in de controle. De extensieve objecten scoren minder dan de meer

intensieve objecten, al is het verschil niet zo groot. Bij de objecten op 30 cm lijkt het branden

een klein effect te hebben: Viola arvensis, Spergula arvensis en Stellaria media komen er iets

minder voor. In dit object komen enkel ongeveer 15 % meer grassen voor dan in de controle.

Dit is niet zo bij de objecten op 50 cm: behalve in het geval van Spergula arvensis is de

onkruidaanwezigheid iets hoger bij het object waarbij gebrand werd.

Figuur 4.14 geeft het totaal aantal onkruiden tussen de rijen weer dat op 10 juli geteld werd,

dit is de som van de tellingen die voorgesteld worden in de twee voorgaande figuren.

Page 127: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

119

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%) Viola arvensis

Spergula arvensis

Stellaria media

Poaceae

Matricaria chamomilla

Figuur 4.14 Onkruidpopulatie (totaal) tussen de rijen op 9 en 10 juli 2009

De totale onkruidpopulatie in het controleobject op 30 cm wordt weergegeven in Tabel 4.22.

Tabel 4.22 Totale onkruidpopulatie tussen de rijen in het controleobject 30 cm

op 9 en 10 juli 2009

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 22,5

Spergula arvensis Spurrie 16,5

Stellaria media Vogelmuur 43,5

Poaceae Grassen 18,0

Matricaria chamomilla Echte kamille 9,5

Aangezien er geen sprake is van een hoge kiemingsgraad van onkruiden bij de telling op 9 en

10 juli, volgt het totaal aan onkruiden tussen de rijen in de controle quasi de telling van de

onkruidpopulatie in het volwassen stadium. Er kiemen vrijwel enkel nog grassen. Wanneer

enkel de tweezaadlobbige onkruiden in aanschouwing worden genomen scoren de objecten 3

en 6, waarbij extensief gewiedegd werd minder goed. Het object op 30 cm waarbij ook

gebrand wordt, scoort beter dan het object zonder branden (object 5 vs. object 4). Bij de

objecten op 50 cm lijkt het branden geen gunstige invloed te hebben gehad: behalve in de

populatie aan Spergula arvensis scoren alle onkruiden minder goed in object 2 dan in object 1

(zonder behandeling ‘branden’).

In Figuur 4.15 wordt de onkruidpopulatie in de rij op 9 en 10 juli 2009 weergegeven.

In de figuur worden de aantallen van volgende onkruiden relatief uitgezet tegenover het

controleobject (controle 30 cm): Viola arvensis (akkerviooltje), Spergula arvensis (spurrie),

Chenopodium album (melganzevoet), Stellaria media (vogelmuur), Poaceae (grassen) en

Matricaria chamomilla (echte kamille) De aantallen van de vernoemde onkruiden in het

controleobject op 30 cm staan weergegeven in Tabel 4.23.

Page 128: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

120

0

50

100

150

200

250

300

350

400

We/S

ch 5

0

We/B

r/We/

Sch

50

We e

xt 5

0

We/S

ch 3

0

We/B

r/We/

Sch

30

We e

xt 3

0

Con

trole

50

cm

Con

trole

30

cm

Object

Voorkomen (%)

Viola arvensis

Spergula arvensis

Chenopodium album

Stellaria media

Poaceae

Matricaria chamomilla

Figuur 4.15 Onkruidpopulatie in de rij op 9 en 10 juli 2009

De resultaten in onkruidpopulatie in de rij zijn minder goed dan de resultaten die behaald

worden tussen de rijen. Een belangrijke verklaring hiervoor is het niet uitvoeren van

vingerwieden en aanaarden. Wanneer de 3 objecten met onkruidbestrijding op 50 cm

vergeleken worden met deze op 30 cm valt op dat de populatie Chenopodium album

(melganzevoet) lager is bij de eerste rijafstand. Bij 30 cm rijafstand is de populatie Stellaria

media (vogelmuur) hoger, toch wordt deze op de rijafstand van 50 cm ook niet bestreden

wanneer vergeleken wordt met het controleobject op 30 cm. Ook tegenover de controle op 50

cm wordt door deze objecten slecht gescoord voor vogelmuur.

Tabel 4.23 Onkruidpopulatie in de rij in het controleobject 30 cm op 9 en 10 juli 2009

Onkruid Nederlandstalige

benaming Aantal/m²

Viola arvensis Akkerviooltje 18,8

Spergula arvensis Spurrie 13,5

Chenopodium album Melganzevoet 11,5

Stellaria media Vogelmuur 17,2

Poaceae Straatgras 17,7

Matricaria chamomilla Echte kamille 9,4

4.4.2.2 Opbrengstbepaling

Op 24 augustus wordt de proef te Bottelare doodgespoten met Quad aan een dosis van 3 l/ha

(= 600 g diquat/ha). Op 27 augustus worden de lupinen geoogst met een proefveldmaaidorser

van Wintersteiger (classic model). De opbrengstresultaten worden in Tabel 4.24 voorgesteld.

De opbrengstresultaten worden relatief tegenover het gemiddelde van de zes behandelingen

uitgedrukt. Aangezien de controleobjecten in een strook loodrecht op de 6 objecten met

onkruidbestrijding lagen kon hiervan onmogelijk een oogstbepaling geschieden. De objecten

op 30 cm kunnen de hoogste opbrengstresultaten voorleggen. Dit is in belangrijke mate te

wijten aan het verschil in plantdichtheid, zoals bleek uit de tellingen in het voorjaar. Toch zou

door dit verschil, wanneer gesteld wordt dat elke plant zich volledig kan ontwikkelen, een nog

hoger opbrengstverschil in het voordeel van de objecten met rijafstand 30 cm kunnen

verwacht worden.

Tabel 4.24 Opbrengstbepaling van PE 09.05 Mechanische onkruidbestrijding

Page 129: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

121

Opbrengst (kg/ha) DS

Vers Droog 14% vocht % Object

kg/ha kg/ha kg/ha relatief

Hectoliter-

gewicht

(kg/100 l)

1 wiedeggen + schoffelen 50 cm 1872 1707 1985 a 84 91,2 a 79,7

2 wiedeggen/branden/wiedeggen/schoffelen 50 cm 2198 2000 2326 a 99 91,0 a 79,7

3 extensief wiedeggen + schoffelen 50 cm 2202 2013 2340 a 99 91,4 a 79,7

4 wiedeggen + schoffelen 30 cm 2262 2076 2414 a 102 91,8 a 80,4

5 wiedeggen/branden/wiedeggen/schoffelen 30 cm 2246 2056 2390 a 101 91,5 a 80,2

6 extensief wiedeggen + schoffelen 30 cm 2554 2325 2703 a 115 91,1 a 80,1

Waarden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend op 95%-significantieniveau (Tukey-test)

De objecten 3 en 6, waarbij extensief werd gewiedegd, scoren in opbrengst het best, en dit bij

beide rijafstanden. Bij de rijafstand 30 cm is dit het duidelijkst. Dit zou kunnen gelegen zijn

aan een verschil in plantenschade: wanneer extensief wordt gewiedegd worden logisch gezien

minder planten beschadigd.

Bij het object op 50 cm waarbij in het kiemlobstadium gebrand werd, wordt een opbrengst

gezien die ongeveer 350 kg/ha hoger ligt dan het object zonder branden. Bij de equivalent van

dit object met 30 cm rijafstand wordt slechts een erg klein negatief verschil gezien met het

object waarbij niet gebrand werd.

4.4.2.3 Besluit

Bij het aanschouwen van de opbrengscijfers valt op dat de beste cijfers gehaald worden in de

objecten waarbij extensief gewiedegd werd. Bij het object op 50 cm is de toename in

opbrengst laag, maar bij 30 cm rijafstand is dit erg duidelijk (hoewel niet significant). Bij de

onkruidtellingen op 9 en 10 juli (na alle onkruidbestrijdigingsacties) wijken de objecten met

extensief wiedeggen slechts weinig af van de objecten waarbij een intensieve

onkruidbestrijding werd toegepast. Door het schoffelen, dat vrij efficiënt lijkt te werken,

vervlakken de onkruidcijfers van de objecten tegenover elkaar aangezien in alle objecten (niet

in de controleobjecten) in dezelfde mate werd gewerkt met de steekschoffel. Het

opbrengstverschil moet dus vooral in het beschadigen tot uitrijden van de lupineplanten

worden gezocht bij het verschil intensief-extensief wiedeggen: dit weegt duidelijk het zwaarst

door bij het bepalen van de opbrengst.

Het object met branden op 50 cm haalt wel een opvallend hogere opbrengst dan het object

waarbij dit niet gebeurde, op 30 cm treedt dit verschil niet op. Het branden op zich lijkt dit

verschil niet te verantwoorden.

In de rij is de onkruidbestrijding minder, vooral vogelmuur komt meer voor in de objecten dan

in de controle.

In het volgende projectjaar wordt naast het wiedeggen ook bij het schoffelen ‘extensief’ ‘en

‘intensief’ gewerkt. Dit schoffelen zal machinaal gebeuren i.p.v. handmatig in 2009. Er zal

een object komen met vingerwieden om de onkruidpopulatie in de rij beter te bestrijden.

Bovendien zal het inbrengen van het controle-object tussen de andere objecten (i.p.v. in een

strook achter de overige objecten) een vergelijking van de opbrengstcijfers met de controle

toelaten.

Ook met het branden wordt in het volgende projectjaar doorgegaan, aangezien dit op 50 cm

een (te?) goed resultaat opleverde.

Page 130: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

122

HOOFDSTUK 5: KUILVOEDERS

5.1. Inleiding In België vormen kuilvoeders de basis van het winterrantsoen in de rundveehouderij. Een

goede kwaliteit van kuilvoeders, zowel op hygiënisch als op nutritioneel vlak, is dus van

enorm groot belang. Aan de Hogeschool Gent houdt een onderzoekslijn zich bezig met

onderzoek naar de verschillende aspecten van het inkuilen van groenvoeders.

Onderzoek in dit brede kader werd uitgevoerd binnen 2 projecten:

- BCCM-project “Karakterisering van schimmelspecies en mycotoxinen die kuilvoeders

contamineren in België” (2005-2008): dit project had als doel de schimmels die zich

ontwikkelen in kuilvoeders in kaart te brengen, evenals de in kuilvoeders

geproduceerde mycotoxinen.

- PWO-project “Identificatie en beheersing van schimmelontwikkeling in

geconserveerde ruwvoeders” (2006-2009): dit project had als doel om enerzijds via

correcte identificatie van schimmels in kuilvoeder het risico op mycotoxinenproductie

te kunnen inschatten, en anderzijds een beheersingsstrategie te ontwikkelen op basis

van literatuuronderzoek en onderzoek naar invloedsfactoren.

Na afloop van deze projecten werd deze onderzoekslijn verder uitgebouwd via een

doctoraatsonderzoek, een PWO-project en het lopend onderzoek via dienstverlening.

5.2. BCCM-project “Karakterisering van schimmelspecies en mycotoxinen

die kuilvoeders contamineren in België” In dit project waren, naast de Hogeschool Gent ook MUCL (Mycothèque de l’Université

catholique de Louvain), CODA-CERVA, CIPF en Universiteit Antwerpen betrokken. Dit

project bracht de diversiteit van schimmels voorkomend in kuilvoeders in België in kaart,

alsook een aantal relevante mycotoxinen. Bijkomend werd onderzoek verricht naar de relatie

schimmels – mycotoxinenproductie.

Samenvattend kan gesteld worden dat schimmels behorend tot het geslacht Penicillium

werden het vaakst aangetroffen, gevolgd door Mucor en Trichoderma spp. Isolaten van

Monascus, Geotrichum, Aspergillus, Byssochlamys en Fusarium werden sporadisch

aangetroffen. Binnen het geslacht Penicillium waren P. paneum en P. roqueforti s.s., beide

behorende tot de P. roqueforti groep de meest voorkomende species (Tabel 5.1).

Page 131: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

123

Tabel 5.1. Schimmels geïsoleerd uit beschimmelde kuilen van gras, maïs en suikerbietenpulp

(67 silo’s) in België tussen januari en juni 2006 en 2007. 2006 2007 Genera and species

# % # %

Alternaria alternata 1 0.2 0 0.0

Aspergillus spp. 12 2.4 3 0.6

Aspergillus oryzae 2 0.4 0 0.0

Aspergillus niger 6 1.2 0 0.0

Aspergillus tubingensis 1 0.2 0 0.0

ongeïdentif. Aspergillus 3 0.6 3 0.6

Byssochlamys nivea 10 2.0 2 0.4

Fusarium spp. 6 1.2 5 1.1

Fusarium equiseti 1 0.2 0 0.0

Fusarium verticillioides 0 0.0 1 0.2

Fusarium oxysporum 3 0.6 2 0.4

Fusarium redolens 2 0.4 0 0.0

ongeïdentif. Fusarium 2 0.4 2 0.4

Geotrichum candidum 8 1.6 11 2.4

Monascus ruber 9 1.8 13 2.8

Monilia crassa 0 0.0 2 0.4

Paecilomyces variotii 6 1.2 3 0.6

Penicillium spp. 254 50.6 243 52.4

P. aurantiogriseum 0 0.0 1 0.2

P. brevicompactum 0 0.0 1 0.2

P. commune 5 1.0 0 0.0

P. citreonigrum 7 1.4 0 0.0

P. coprophilum 1 0.2 0 0.0

P. corylophilum 2 0.4 2 0.4

P. crustosum 11 2.2 14 3.0

P. expansum 5 1.0 0 0.0

P. islandicum 3 0.6 1 0.2

P. minioluteum 11 2.2 2 0.4

P. olsonii 3 0.6 0 0.0

P. palitans 4 0.8 0 0.0

P. paneum 103 20.5 73 15.7

P. polonicum 1 0.2 0 0.0

P. roqueforti s.s. 58 11.6 82 17.7

P. roseopurpureum 2 0.4 0 0.0

ongeïdentif. Penicillium 38 7.6 67 14.4

Phoma spp. 2 0.4 0 0.0

Trichoderma spp. 70 13.9 29 6.3

Trichoderma asperellum 2 0.4 0 0.0

Trichoderma atroviride 23 4.6 10 2.2

Trichoderma harzianum 7 1.4 0 0.0

Trichoderma viride 1 0.2 1 0.2

ongeïdentif. Trichoderma 31 6.2 18 3.9

Mucor spp. 103 20.5 124 26.7

Verticillum spp. 4 0.8 0 0.0

Verticillium lamellicola 1 0.2 0 0.0

Verticillium lecanii 3 0.6 0 0.0

ongeïdentificeerd 13 2.6 18 3.9

Op vlak van mycotoxinen bleek dat in kuilvoeders vaak verschillende mycotoxinen

tegelijkertijd voorkomen, zij het meestal in lage concentraties. Zowel beschimmeld als visueel

gezond kuilvoeder bevat doorgaans Fusarium mycotoxinen (b.v. DON, ZEA), geproduceerd

op het veld. Ook mycotoxinen geproduceerd door P. roqueforti s.s. of P. paneum werden

geregeld aangetroffen. Deze waren doorgaans (maar niet exclusief) terug te vinden in

beschimmelde monsters.

Page 132: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

124

5.3. PWO-project “Identificatie en beheersing van schimmelontwikkeling in

geconserveerde ruwvoeders” (promotor: ing. Latré J., co-promotor: ing.

Messens A.)

In het kader van dit project werden bij landbouwers monsters genomen van beschimmelde

kuilvoeders, werden inkuilproeven met microkuilen aangelegd en werd bij landbouwers

navraag gedaan naar hun inkuilpraktijken.

Uit praktijkmonsters werden verschillende schimmelspecies geïsoleerd (Figuur 5.1.), waarvan

P. roqueforti s.s. en P. paneum duidelijk de meest voorkomende waren. Aangezien het

mycotoxine roquefortine C door deze beide schimmelspecies kan geproduceerd worden en

beschouwd wordt als een indicator voor mycotoxinenproductie, werd dit mycotoxine bepaald

in een aantal maïskuilmonsters. Hieruit bleek dat roquefortine C quasi uitsluitend terug te

vinden was in beschimmeld materiaal. Zorgvuldig verwijderen van beschimmeld kuilvoeder is

dus de boodschap, maar jammer genoeg onvoldoende om alle mogelijke problemen met

mycotoxinen te voorkomen …

Figuur 5.1. Schimmelspecies geïsoleerd uit beschimmelde praktijkkuilen (103 isolaten).

In het algemeen zijn herkauwers minder gevoelig voor mycotoxinen dan eenmagigen omdat

de pensmaag een detoxifiërend effect heeft: een gedeelte van de mycotoxinen wordt

afgebroken in de pensmaag. Dit is het geval voor mycotoxinen op het veld geproduceerd door

b.v. Fusarium schimmels. Dergelijke mycotoxinen worden tijdens het inkuilproces niet

afgebroken. Tijdens de ingekuilde periode kunnen opslagschimmels, zoals Penicillium,

evenwel supplementaire mycotoxinen produceren. Mycotoxinen geproduceerd door

Penicillium hebben doorgaans een antimicrobiële werking (cfr. penicilline) en kunnen zo de

microbiële flora in de pensmaag verstoren, waardoor de detoxifiërende capaciteit van de pens

vermindert. In die zin zijn herkauwers gevoeliger voor Penicillium toxinen dan eenmagigen.

Tijdens het project werden verscheidene inkuilproeven met gras en maïs uitgevoerd, waarbij

een gamma aan mogelijke invloedsfactoren onderzocht werd: inmenging van aarde, lokale

aanwezigheid van aarde, kuildichtheid, kunstmatige infectie met schimmelsporen,

kuiladditieven, aerobe stress, verhoogde temperatuur, … Voor deze inkuilproeven werden

microkuilen gebruikt (Figuur 5.2). Dit zijn miniatuurkuilen met een inhoud van 2,75 liter,

voorzien van een slot om CO2-gas te laten ontsnappen en eventueel voorzien van openingen

waarlangs aerobe stress kan toegediend worden aan het ingekuilde materiaal.

De algemene conclusie van de inkuilproeven was dat zuurstof, in de brede zin, een cruciaal

effect heeft op schimmelontwikkeling. Schimmelgroei is onmogelijk in afwezigheid van

zuurstof, dus kuildichtheid, DS-gehalte van het ingekuilde materiaal, afdichting van de kuil,

etc. spelen een belangrijke rol.

Page 133: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

125

Figuur 5.2. Microkuil.

Via enquêtes werd onder landbouwers navraag gedaan naar hun inkuilpraktijken van maïs en

gras. Hieruit bleek dat basisregels i.v.m. kuilmanagement (inkuilen bij optimaal DS-gehalte,

goed aandrukken, snel afdekken, voldoende snel uitkuilen, …) geregeld met de voeten

getreden worden, hetgeen het risico op schimmelontwikkeling en ev. mycotoxinenproductie in

het kuilvoeder verhoogt. Sensibilisering van landbouwers blijft dus een aandachtspunt!

5.4. Nieuwe projecten

Ook na 2009 blijft het onderzoek naar kuilvoeders een “hot topic” binnen Hogeschool Gent:

Geïnspireerd op onopgeloste vragen uit het PWO-project dat liep van 2006-2009, ging in

oktober 2009 een zesjarig onderzoeksproject “P. roqueforti s.l. in kuilvoeders –

karakterisering & onderzoek naar schimmelgroei en mycotoxinenproductie beïnvloedende

factoren” van start. Dit kadert in het doctoraatsonderzoek van ir. Wambacq Eva. Doel is om

de bron van P. roqueforti s.s. en P. paneum infectie op te helderen, de diversiteit binnen de

schimmelpopulatie te onderzoeken en meer inzicht te verwerven in verschillende factoren die

schimmelgroei en mycotoxinenproductie beïnvloeden, om op basis van deze kennis een aantal

voorzorgsmaatregelen te kunnen definiëren.

In april 2010 startte het driejarige PWO-project “Ferulaatesterase producerende L. buchneri

stammen: een nieuw revolutionair concept bij het inkuilen van ruwvoeders”. In het kader van

dit project zal het effect van de kuiladditieven 11GFT en 11CFT van Pioneer Hi-Bred op gras-

en maïskuilen nagegaan worden. Het enzym ferulaatesterase, dat geproduceerd wordt door een

melkzuurbacterie aanwezig in deze additieven, zou een positief effect hebben op de

celwandverteerbaarheid. Het onderzoek zal gebeuren via inkuilproeven met microkuilen, via

in situ pensincubaties en melkveeproeven op ILVO Eenheid Dier en via melkveeproeven op

praktijkbedrijven.

5.5. Dienstverlening

In het verleden opgedane expertise in het aanleggen, opvolgen en verwerken van

inkuilproeven met microkuilen heeft ertoe geleid dat in het kader van

dienstverleningsactiviteiten geregeld aan contractonderzoek gedaan wordt, zowel voor

bedrijven uit de sector van kuiladditieven als voor het Landbouwcentrum voor

Voedergewassen vzw. In 2009 werden in dit kader 5 inkuilproeven uitgevoerd.

Page 134: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

126

HOOFDSTUK 6: OVERIGE PROEVEN

6.1. Effect van hulpstoffen op de werking van tebuconazool bij de

bestrijding van Puccinia allii bij prei.

6.1.1. Doelstelling

Tijdens het groeiseizoen 2009 werd nagegaan of de inzet van hulpstoffen de werking van

tebuconazool: 250 g/ha (Horizon: 1 l/ha) tegen bruine roest bij prei kon verbeteren. Enerzijds

werd de aantasting gescoord, anderzijds werd het effect op het vercommercialiseerbaar

gewicht bepaald.

6.1.2. Materiaal en methoden

Op 29 juli werd een proefperceel prei uitgeplant met 18 objecten (1 object = 3 rijen van 3m)

in een blokkenproef van 4 parallellen. De proef werd in tweevoud uitgeplant om een identiek

proefopzet, maar met een verlaagde dosis tebuconazool, te doorlopen. Op het ogenblik dat

over het gehele perceel de buitenste bladeren de symptomen van bruine roest vertoonden,

werden de proefbehandelingen uitgevoerd (tabel 6.1.).

De bespuitingen werden uitgevoerd met een AZO luchtdrukproefveldspuit (2,5 bar) met een

spuitboom van 1.5 m breed met TeeJet XR 11003 spuitdoppen (300 l water/ha).

Vanaf een week na de behandelingen werden op regelmatige basis waarnemingen uitgevoerd

op de aantasting van het gewas, hierbij werden het buitenste blad (= 1ste

blad), het 2de

en het

3de

blad gescoord. De ziektedruk werd gescoord op een schaal van 0 tot 9, met waarde 0 voor

volledig gezond en waarde 9 voor volledig aangetast. Na drie weken werd van de middelste rij

2,5m (nettoveldje) geoogst, gekuist en gesneden tot op 50 cm (= vercommercialiseerbare

lengte). Daarna werd per object het gewicht bepaald.

Page 135: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

127

Tabel 6.1. Overzicht van de verschillende behandelingen

1 Horizon 1 l/ha

2 Horizon 1 l/ha + Trend 90 0.1 %

3 Horizon 1 l/ha + Actirob 0.1 %

4 Horizon 1 l/ha + HS 1 0.1 %

5 Horizon 1 l/ha + HS 2 0.1 %

6 Horizon 1 l/ha + HS 1 0.1 % + HS 2 0.1 %

7 Horizon 1 l/ha + HS 3 0.1 %

8 Horizon 1 l/ha + HS 2 0.1 % + HS 3 0.1 %

9 Horizon 1 l/ha + HS 4 0.1 %

10 Horizon 1 l/ha + HS 5 0.1 %

11 Horizon 1 l/ha + HS 6 0.1 %

12 Horizon 1 l/ha + HS 7 0.8 %

13 Horizon 1 l/ha + HS 7 0.8 % + Bond 0.1 %

14 Horizon 1 l/ha + HS 7 0.08 % + HS 8 0.1 %

15 Horizon 1 l/ha + HS 7 0.08 % + HS 9 0.1 %

16 Horizon 1 l/ha + HS 10 0.1 %

17 Horizon 1 l/ha + HS 11 0.1 %

18 Controle

19 Horizon 0.5 l/ha

20 Horizon 1 l/ha + Trend 90 0.1 %

21 Horizon 1 l/ha + Actirob 0.1 %

22 Horizon 0.5 l/ha + HS 1 0.1 %

23 Horizon 0.5 l/ha + HS 2 0.1 %

24 Horizon 0.5 l/ha + HS 1 0.1 % + HS 2 0.1 %

25 Horizon 0.5 l/ha + HS 3 0.1 %

26 Horizon 0.5 l/ha + HS 2 0.1 % + HS 3 0.1 %

27 Horizon 0.5 l/ha + HS 4 0.1 %

28 Horizon 0.5 l/ha + HS 5 0.1 %

29 Horizon 0.5 l/ha + HS 6 0.1 %

30 Horizon 0.5 l/ha + HS 7 0.08 %

31 Horizon 0.5 l/ha + HS 7 0.08 % + Bond 0.1 %

32 Horizon 0.5 l/ha + HS 7 0.08 % + HS 8 0.1 %

33 Horizon 0.5 l/ha + HS 7 0.08 % + HS 9 0.1 %

34 Horizon 0.5 l/ha + HS 10 0.1 %

35 Horizon 0.5 l/ha + HS 11 0.1 %

36 Controle

Met HS 1 = gealcoxyleerd alcohol 1, HS 2 = Gealcoxyleerde alcohol 2, HS 3 = Gealcoxyleerd alchohol 3, HS 4 =

organosilicoon, HS 5 = organosilicoon 2, HS 6 = Inuline derivaat, HS 7 = Spreader-sticker, HS 8 = organosilicoon 3, HS 9 =

pl. olie, HS 10 = deposition aid, HS 11 = melkzuurderivaat

Page 136: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

128

6.1.3. Resultaten

De toevoeging van hulpstoffen veroorzaakten gemiddeld genomen een betere

ziektebestrijding, dit bleek vooral uit de scores van de twee buitenste bladeren. Enkel HS 2 en

HS 3 scoorden niet echt beter dan Horizon zonder hulpstoffen. Actirob, HS 3, HS 4, HS 6 en

HS 11 lijken de betere hulpstoffen te zijn.

Effect van hulpstoffen op de ziektedruk door bruine roest en de opbrengst van prei na

behandeling met tebuconazool

AB

A

AB

A AA

AB

AA

AB

AB

AB

ABAB

A A

AB

B

0

1

2

3

4

5

6

7

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

onbehandeld

behandeling

aa

nta

stin

g

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

opbrengst kg /m²

aantasting 1ste blad

aantasting 2de blad

aantasting 3de blad

Figuur 1. Effect van hulpstoffen op de efficiëntie van tebuconazool.

Geen enkele combinatie met verschillende hulpstoffen scoort echt beter, alhoewel de

combinatie HS 1 + HS 2 het opvallend goed doet. Ook naar opbrengst toe was er een duidelijk

positief effect, met zelfs significante verschillen tussen de onbehandelde controle en 8

verschillende combinaties van tebuconazool met hulpstoffen. Voor deze behandelingen werd

een significant hogere opbrengst gehaald van ongeveer 0,7 kg/m2.

Page 137: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

129

Effect van hulpstoffen op de opbrengst van prei na behandeling met

tebuconazool aan een verlaagde dosis

AB

AB

AB

AB

AB

AB

AB

A

A

ABAB

AB

AB

AB

A

ABAB

B

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

onbehandeld

behandeling

85

90

95

100

105

110

115

120

125

%

relatieve

opbrengst

Figuur 2. Effect van tebuconazool in combinatie met hulpstoffen op de opbrengst bij prei.

Voor het gedeelte van de proef waar combinaties van hulpstoffen met een verlaagde dosis

tebuconazool werden getest was er visueel naar aantasting met bruine roest weinig verschil

tussen de verschillende objecten, de tendensen waren analoog met die uit de eerste proef, maar

de verschillen waren meer uitgevlakt. Naar opbrengst toe waren de verschillen echter wel

duidelijk. Op twee behandelingen na was de opbrengst van alle combinaties van hulpstoffen

met tebuconazool beter dan de standaardbehandeling. De combinaties van tebuconazool met

HS 1+ HS 2, HS 4 en HS 7 + HS 9 hadden een significant hogere opbrengst (> 25%) dan het

onbehandelde object, ze hadden een 15% hogere opbrengst dan de standaardbehandeling.

6.1.4. Besluit

Hulpstoffen kunnen zorgen voor een betere werking van tebuconazool bij de bescherming van

prei tegen bruine roest. Dit valt visueel af te leiden uit een lagere ziektedruk, maar vooral naar

opbrengst toe heeft het gebruik van hulpstoffen een positief effect. De bestrijding van

bladziekten leidde tot minder bladafval. Mogelijk werden door het gebruik van tebuconazool

ook andere ziektes geremd of zelfs bestreden.

Page 138: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

130

6.2. Effect van hulpstoffen op de werking van dimethomorf bij de

bestrijding van Bremia lactucae bij sla (Proef PR09.01).

6.2.1. Doelstelling

Tijdens het groeiseizoen 2009 werd een veldproef met sla opgezet om het effect van

hulpstoffen te testen op de werking van dimethomorf bij de bestrijding van Bremia lactucae.

De slaplanten werden kunstmatig geïnfecteerd met Bremia zodat er, reeds voor de

behandeling, een gelijkmatige infectiedruk op het gewas aanwezig was.

6.2.2. Materiaal en methoden

De proef werd aangelegd in 2 maal vier herhalingen van 18 plots, met per plot 48 slaplanten.

De eerste 4 herhalingen werden uitgeplant op 27 juli, de tweede reeks drie weken later op 18

augustus. Op deze wijze konden de behandelingen 2x in viervoud behandeld worden en

verhoogde de kans tot een homogene Bremia infectie. Op vrijdag 9 oktober werden de planten

geïnfecteerd. Vervolgens werden de slaplantjes afgedekt met plastiek. Maandag 12 oktober

werden de proefbehandelingen uitgevoerd volgens tabel 6.2.

Tabel 6.2. Overzicht van de objecten.

object

1 Paraat 0.36 l/ha

2 Paraat 0.36 l/ha + Trend 90 0.1 %

3 Paraat 0.36 l/ha + Actirob 0.1 %

4 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 1 0.1 % (organosilicoon)

5 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 2 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol)

6 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 1 0.1 % + Hulpstof 2 0.1 %

7 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 3 0.1 % (gealcoxyleerd alcohol 2)

8 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 2 0.1 % + Hulpstof 3 0.1 %

9 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 4 0.1 % (polymeer)

10 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 5 0.1 % (organosilicoon)

11 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 6 0.1 %(inuline derivaat)

12 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 7 0.08 % (penetrant)

13 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 7 0.08 % + Bond 0.1 %

14 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 7 0.08 % + Hulpstof 8 0.1 % (Organosilicoon)

15 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 7 0.08 % Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 9 0.1 % (Pl. Olie)

16 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 10 0.1 %(spreader)

17 Paraat 0.36 l/ha + Hulpstof 11 0.1 %(melkzuurderivaat)

18 Controle

De bespuitingen werden uitgevoerd met een AZO luchtdrukproefveldspuit (2,5 bar) met een

spuitboom van 1.5 m breed met TeeJet XR 11003 spuitdoppen (300 l water/ha).

Page 139: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

131

Vanaf het zichtbaar worden van de eerste symptomen van de valse meeldauw werden er op

regelmatige basis waarnemingen uitgevoerd op alle slaplanten. Tijdens de beoordeling werden

de planten in 5 klassen ingedeeld:

i. Klasse 0 = geen aantasting

ii. Klasse 1 = 1 spotje

iii. Klasse 2 = meerdere spotjes

iv. Klasse 3 = enkele grote vlekken

v. Klasse 4 = zeer grote aantasting

Aan de hand van onderstaande formule werd vervolgens de ziekte-index berekend:

( ) ( ) ( )[ ]

planten aantal 4x total

4 klasseplanten aantal4x ...1 klasseplanten aantal1x 0 klasseplanten aantal0x *100

+++=− indexziekte

Tevens werden de initiële depots bepaald volgens protocol.

6.2.3. Resultaten

Enkel bij de slaplanten die geplant werden op 27 juli sloeg de kunstmatige infectie met

Bremia voldoende aan, zodat een homogene infectie werd bekomen. Daardoor werden enkel

de waarnemingen van deze plantdatum verwerkt.

Figuur 3. Effect van hulpstoffen op de efficiëntie van dimethomorf bij de behandeling

van Bremia lactucae in sla.

Met uitzondering van hulpstof 6 hadden alle hulpstoffen een positief effect op het initieel

depot van tebuconazool. Bij enkele hulpstoffen was het effect minimaal, andere hulpstoffen

zoals zorgden bijna voor een verdubbeling van het depot. Bremia werd onderdrukt door de

behandeling met dimethomorf, toch omwille van de hoge artificiële ziektedruk werd het niet

volledig bestreden.

Het verband tussen initieel depot en ziekte-index is niet even duidelijk voor alle

behandelingen, wat er op kan wijzen dat de hoeveelheid dimethomorf aanwezig op/in de

Page 140: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

132

planten niet volledig limiterend was. Bremia werd het best onderdrukt waar dimethomorf

werd gecombineerd met Trend 90, Hulpstof 2, Hulpstof 5, Hulpstof 7 + Bond, Hulpstof 7 +

Hulpstof 9.

6.2.4. Besluit

De hulpstoffen zorgden er voor dat het initieel depot van dimethomorf bij sla kan worden

verhoogd. Bovendien kan een combinatie van dimethomorf met hulpstoffen resulteren in een

lagere ziektedruk. Uit deze proef kan men besluiten dat er bij behandelingen met dimethomorf

gecombineerd met hulpstoffen een oorzakelijk verband is tussen een hoger depot en een lagere

ziektedruk.

Page 141: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

133

Bijgewoonde studiedagen, symposia, opleidingen,… Personeelslid Datum of periode Titel Inrichter Plaats

Verlinden Greet 24/02/2009 Compost, Compostthee en

bodemmanagement

ILVO Merelbeke

Veronique Troch 23-26/03/2009 International Triticale Symposium CIMMYT Mexico

Veerle Derycke 23-26/03/2009 International Triticale Symposium CIMMYT Mexico

Sarah De

Laethauwer

23-26/03/2009 International Triticale Symposium CIMMYT Mexico

Geert Haeasert 23-26/03/2009 International Triticale Symposium CIMMYT Mexico

Audenaert Kris 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Oral presentation by K. Audenaert

Universiteit Gent Gent

Heremans Betty 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Universiteit Gent Gent

Sofie Landschoot 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Universiteit Gent Gent

Wambacq Eva 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Universiteit Gent Gent

Derycke Veerle 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Universiteit Gent Gent

Heremans Betty 19/05/2009 61st International Symposium on Crop

Protection

Universiteit Gent Gent

Latré Joos 4/02/2009

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid :

toekomstperspectieven Universiteit Gent

Gent

Latré Joos 28/04/2009 Mycotoxins : threats and risk management

Ugent-Hogeschool

Gent

Gent

Latré Joos 15/10/2009 Grasland : een mooie toekomst

ILVO Plant, Teelt en

Omgeving

Gent

Latré Joos 20/10/2009 Studienamiddag : Landbouw en voeding

ILVO Plant, Teelt en

Omgeving

Gent

Medewerking verleend aan georganiseerde studiedagen en opleidingen als spreker,

inrichter, moderator,…

Personeelslid Datum of periode Titel Inrichter Plaats

De Laethauwer

Sarah

9-13/03/2009 4th international qPCR event (qPCR 2009)

- poster presentation

Technische

Universiteit München

Freising,

Duitsland

De Laethauwer

Sarah

23-26/03/2009 7th international triticale symposium – oral

presentation

CIMMYT Cuidad de

Obregón,

Mexico

V. Troch, K.

Audenaert, M.

Höfte, G.

Haesaert.

23-26/03/2009 Powdery mildew on triticale: genetic

characterisation of the Blumeria graminis

population. Poster presentation by V. troch

7th

International

Triticale Symposium,

Center Ciudad

Obregón,

Sonora, Mexico

Derycke Veerle 23-26/03/2009 7th international triticale symposium – oral

presentation

CIMMYT Cuidad de

Obregón,

Mexico

Kris Audenaert 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent,

Belgium. (mondelinge bijdrage)

Universiteit Gent Gent

Page 142: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

134

Heremans Betty 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Poster presentatie.

Universiteit Gent Gent

Wambacq Eva 28/04/2009 3rd

International Symposium on

mycotoxins: Treaths and Risk

Management. April 28th.

, Ghent, Belgium.

Poster presentatie.

Universiteit Gent Gent

Heremans Betty 19/05/2009 61st International Symposium on Crop

Protection. Mondelinge bijdrage.

Universiteit Gent Gent

Colman, D.,

Waegeman, W.,

Landschoot, S.,

Audenaert, K.,

Haesaert, G., and

De Baets, B.

25-26/05/2009 A machine learning approach to disease

prediction in winter wheat. 18th Annual

Belgian-Dutch Conference on Machine

Learning, Tilburg The Netherlands. Oral

Presentation by W. Waegeman

Benelearn Tilburg

Troch Veronique,

Audenaert Kris

and Haesaert

Geert.

13-16/10/2009 Virulence and diversity of the powdery

mildew (Blumeria graminis) population on

triticale in Belgium. 12th

International

Cereal Rusts and Powdery Mildews

Conference.

Middle East Technical

University, Turkey

Antalya ,

Turkey,

Latré Joos 26/07-30/07/2009 XVth International Silage Conference in

Madison (Wisconsin – USA), oral

presentation

University of

Wisconsin

Madison, VS

Nationale onderzoeksprojecten Promotor Verlinden Greet, Haesaert Geert

Fin. Instantie LCV

Begin- en einddatum 2010

Bedrag 4020

Titel Invloed van vruchtwisseling en N-bemesting op de wortelontwikkeling van maïs en het effect op de

nutriëntenopname-efficiëntie

Vorsers Verlinden Greet

Promotor Kris Audenaert, Sarah De Saeger, Mia Eeckhout, Geert Haesaert,

Carlos VanPethegem,

Begin- en einddatum / start-

and end date

Startdatum 1/10/2010

Titel / title Beoordeling van de chemische risico’s van voedingsmiddelen die gemaskeerde Fusarium toxines bevatten.

(MYCOMASK)

Fin. Instantie / Funding

agency

Federale overheidsdienst voor volksgezondheid

Bedrag / Budget 257.225 Euro

Vorsers / researchers José Diana Di Mavungu

Promotor Kris Audenaert en Nick Deschuyffeleer

Begin- en einddatum / start-

and end date

Aangevraagd Mei 2009

Page 143: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

135

Titel / title Microscopie eenheid voor schimmelonderzoek onder conventionele

En fluorescente belichting

Fin. Instantie / Funding

agency

Onderzoeksfonds Hogeschool Gent

Bedrag / Budget 92.000 Euro

Vorsers / researchers Geen

Promotor Betty Heremans, Geert, Haesaert, Kris Audenaert, Kevin De Witte

Begin- en einddatum /

start- and end date

Aangevraagd Mei 2009

Titel / title Vier klimaatkasten

Fin. Instantie / Funding

agency

Onderzoeksfonds Hogeschool Gent

Bedrag / Budget 80.000 Euro

Vorsers / researchers Geen

Promotor Kris Audenaert, Geert Haesaert en Guy Smagghe

Begin- en einddatum /

start- and end date

Ingediend Augustus 2009, goedgekeurd op de onderzoeksraad van 15/10/2009, goedgekeurd

Titel / title Exploratie, karakterisatie en belang van tritrofe interactie tussen bladluizen

en Fusarium spp. op de epidemiologie van aarfusarium bij wintertarwe

Fin. Instantie / Funding

agency

AOG

Bedrag / Budget 400.000 Euro Vorsers / researchers Promotor Kris Audenaert, Geert Haesaert, Monica Höfte, Sarah De Saeger

Begin- en einddatum /

start- and end date

Aangevraagd voor: 3/2010-2014

Titel / title Onderzoek naar Fusarium poae: mycotoxinenpatroon, chemotypes en invloed

van oxidatieve stress factoren

Fin. Instantie / Funding

agency

Onderzoeksfonds Hogeschool Gent

Bedrag / Budget Master Biowetenschappen(4 jaar) Vorsers / researchers

Promotor G. Haesaert / W. Steurbaut (UGent)

Fin. Instantie IWT

Begin- en einddatum 1/11/07 - 31/10/09

Bedrag en/of mandaatmaanden

248.123 €

Page 144: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

136

Titel Hulpstoffen voor een duurzame gewasbescherming

Vorsers B. Marynissen – J. Carrette

Promotor G. Haesaert

Fin. Instantie IWT Valorisatie

Begin- en einddatum 1/11/05 - 31/01/09

Bedrag en/of mandaatmaanden

105.000 €

Titel Ontwikkeling van een adviessysteem voor het gebruik van humuszuren in land- en

tuinbouw Vorsers T. Coussens

Promotor G. Haesaert en S. Deneve

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Humuszuren als factor voor bodemvruchtbaarheid

Vorsers Greet Verlinden

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Post doc mandaat

Promotor G. Haesaert en B. Debaets

Begin- en einddatum 2004-2010

Titel Voorspellen van heterosis door het complementeren van gemengde lineaire modellen met binaire

classificatietechnieken

Vorsers Steven Maenhout

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Doctoraatsbeurs

Promotor G. Haesaert en D. Reheul

Begin- en einddatum 2006-2012

Titel Toepassing van cDNA-AFLP voor het opsporen van genen betrokken bij schottolerantie in

triticale

Vorsers Sarah De Laethauwer

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Doctoraatsbeurs

Promotor G. Haesaert en M. Hofte

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Monitoring en karakterisering van Pleiochaeta setosa met het oog op een duurzame beheersing

Vorsers Kevin Dewitte

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Doctoraatsbeurs

Promotor G. Haesaert, D. Fremaut & D. Reheul

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Integrale duurzaamheidsbeoordeling van bedrijfssystemen in de melkveehouderij: beweiden vs.

niet beweiden

Vorsers Marijke Meul

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Post-Doc

Promotor G. Haesaert, K. Audenaert en B. Debaets

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Predictie van Fusarium spp. en deoxynivalenol met behulp van regressie-gebaseerde

leeralgorithmen.

Vorsers Sofie Landschoot en Bart Pycke

Page 145: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

137

Fin. Instantie IWT Landbouw Bedrag

652.300

652.300 €

Promotor G. Haesaert & M. Höfte

Begin- en einddatum 2009-2013

Titel Biologische evaluatie en implementatie van biologische fungiciden bij de preventie en

bestrijding van ziekten in vollegrondsgroenten.

Vorsers Sarah Van Beneden en Jasper Carrette

Fin. Instantie IWT TETRA Bedrag 415.839 €

Promotor G. Haesaert, G. Gheysen & A. Calus

Begin- en einddatum 2009-2013

Titel Moleculaire merkers als tool voor een duurzame bestrijding van bladseptoria bij wintertarwe

Vorsers Bart Pycke

Fin. Instantie IWT landbouw Bedrag 703.119 €

Promotor G. Haesaert en M. Hofte

Begin- en einddatum 2009-2015

Titel Penicillium roqueforti s.l. in kuilvoeders – onderzoek naar schimmelgroei en mycotoxinen-

productie beïnvloedende factoren

Vorsers Eva Wambacq

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag Doctoraatsbeurs

Promotor G. Haesaert, K. Audenaert en M. Hofte

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Studie van pathotype- en formae specialis diversiteit in Blumeria graminis :“aanzet tot een

duurzame resistentieveredeling in triticale”

Vorsers Veronique Troch en Boris Bekaert

Fin. Instantie Onderzoeksfonds Hogent Bedrag 370.000 €

Promotor C. Van Peteghem, D. Deforce, S. De Saeger, M. Eeckhout en G. Haesaert

Begin- en einddatum 2008-2014

Titel Onderzoek rond nieuwe analystische uitdagingen voor mycotoxinebepaling: Gemaskeerde

mycotoxinen.

Vorsers N

Fin. Instantie Onderzoeksfonds UGent Bedrag 172.000 €

Promotor J. Latré

Fin. Instantie Hogeschool Gent

Begin- en einddatum 02/2009-02/2012

Bedrag en/of

mandaatmaanden

266500 euro

Titel Lupinen als sleutel tot duurzame eiwitproductie

Vorsers T. Coussens, medewerking K. Dewitte en K. Audenaert

Promotor J. Latré

Fin. Instantie Hogeschool Gent

Begin- en einddatum 1/10/2006-1/10/2009

Page 146: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

138

Bedrag en/of

mandaatmaanden

260000 euro

Titel Identificatie en beheersing van schimmelontwikkeling in geconserveerde ruwvoeders

Vorsers E. Wambacq, medewerking K. Audenaert

Page 147: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

139

Internationale projecten

• 2005-2010 : Vl.I.R. project ‘Seed production to remedy food production in Katanga’. Promotoren: D.

Reheul, G. Haesaert, G. Baert & E. Van Ranst

• 2008-2010: Vl.I.R. project ‘Improvement of the fertility of strongly weathered soils of the hinterland

plateaus in the mining area of Katanga’. Promotoren: E. Van Ranst, G. Baert & J. Bogaert.

• 2008-2010 : Vl.I.R. project ‘Guide des sols de la DR Congo’. Promotoren : E. Van Ranst & G. Baert

• 2007-2009 : Vl.I.R. project ‘Training in remote sensing and GIS at the University of Kisangani, DR Congo’.

Promotoren: R. Goossens, P. De Maeyer, G. Baert

• 2007-2012: Vl.I.R. project, IUC with Moi University - Kenia ‘Agriculture and Biotechnology’. Promotoren:

R. Merckx, G. Baert, G. Haesaert, L. Gheysen.

• 2009-2014: Vl.I.R. project ‘Triggering crop productivity in Sud-Kivu through the efficient and economic use

of fertilizer’, University of Bukavu, DR Congo. Promotor: P. Boeckx. Expert bodemkartering : G. Baert.

• 2009-2012 : Vl.I.R. project ‘Gestion de la matière organique pour l’amélioration de la production agricole

des terroirs dégradés dans la région de Kisangani’, University of Kisangani, DR Congo, Promotoren : G.

Baert, G. Haesaert, G. Verlinden, E. Van Ranst, P. Boeckx.

Publicaties

(a1) Artikels in tijdschriften opgenomen in Science Citation Index, Social Science Citation Index, Arts and

Humanities Citation Index

• G. Verlinden, B. Pycke, J. Mertens, F. Debersaques, K. Verheyen, G. Baert, J. Bries & G.Haesaert. 2009.

Application of humic substances results in consistent increases in crop yield and nutrient uptake. Journal of

Plant Nutrition, 32, 1407-1426.

• S. De Laethauwer, D. Reheul, J. De Riek and G. Haesaert (2009). The use of Vp1 in real-time RT-qPCR to

select for pre-harvest sprouting tolerance in triticale. Euphytica, 168(3), 379-384

• Audenaert, K., Messens, K., Ruyssen, T., Vandamme, P., D’Haene, K., and Huys, G. (2010) Potential of

PCR-Denaturing Gradient Gel Electrophoresis (PCR-DGGE) to explore the diversity of lactic acid bacteria

associated with modified atmosphere packaged sliced cooked meat products.Food Microbiology: 27: 12-18.

(impact: 2.847) Top 10 Journal in Food Science and Technology (7/107)

• Audenaert, K., Van Broeck, R., De Witte, F., Heremans, B., Messens, K., Höfte, M. and Haesaert, G. (2009)

Fusarium head blight in Flanders: Population diversity, inter-species associations and DON contamination in

commercial winter wheat varieties. European Journal of Plant Pathology, 125: 343-357. (impact: 1.648)

Top 20 Journal in Agronomy (14/49)

• Audenaert K., Callewaert E., Höfte, M., De Saeger, S., and Geert Haesaert (2010) Hydrogen peroxide

induced by application of the fungicide prothioconazole fuels deoxynivalenol (DON) produced by the wheat

head blight pathogen Fusarium graminearum. Submitted to BMC Microbiology. (under review).

• Tommy D’Hose, Mathias Cougnon, Alex De Vliegher, Geert Haesaert, Veerle Derycke, Lucien Carlier, Erik

Van Bockstaele, Dirk Reheul (2009). The influence of different agricultural management practices on

earthworm abundance. Day of Young soil scientists 2009, Brussel (BE), 25 februari 2009.

Andere publicaties

(c1) Artikels in proceedings van wetenschappelijke congressen, niet begrepen in vorige rubrieken

• S. De Laethauwer, J. De Riek, D. Reheul, N. Gryson and G. Haesaert (2009). Opportunities and problems of

determining the Vp1 expression in relation to pre-harvest sprouting in Triticale. Proceedings of the 7th

international triticale symposium, March 23-26, Cuidad Obregón, Mexico (submitted)

• V. Derycke, K. Audenaert and G. Haesaert. (2009) Study of Fusarium sp. in triticale in Belgium (Flanders)

during 2002-2008. 7th

International Triticale Symposium, 23-26 March, Center Ciudad Obregón, Sonora,

Mexico. Oral presentation by V. Derycke

• Audenaert, K., E. Callewaert, M. Höfte, and G. Haesaert. Oxidative stress induced by triazoles en

strobilurins as trigger for deoxynivalenol production in F. graminearum (2009). 3rd

International Symposium

on mycotoxins: Treaths and Risk Management. April 28th.

, Ghent, Belgium. Oral Presentation by K.

Audenaert.

• Colman, D., Waegeman, W., Landschoot, S., Audenaert, K., Haesaert, G., and De Baets, B. (2009). A

machine learning approach to disease prediction in winter wheat. 18th Annual Belgian-Dutch Conference on

Machine Learning, May 25-26, Tilburg The Netherlands. Oral Presentation by Willem Waegeman

Page 148: ACTIVITEITENVERSLAG 2009 van de PROEFVELDWERKING … · 2010. 7. 8. · Ook op de steun van het departement Biowetenschappen en Landschapsarchitectuur kunnen we steeds rekenen. Voor

140

• D. Colman, W. Waegeman, B. De Baets, K. Audenaert, and G. Haesaert (2009). A

machine learning approach to disease prediction in winter wheat. Benelearn, May 18-19,

Tilburg. (Poster presentation by D. Colman) • V. Troch, V. Derycke, K. Audenaert en G. Haesaert (2009). Powdery mildew on triticale: genetic

characterisation of the Blumeria graminis population. 7th

International Triticale Symposium, 23-26 March,

Center Ciudad Obregón, Sonora, Mexico

• V. Troch, K. Audenaert and G. Haesaert. (2009) Virulence and diversity of the powdery mildew (Blumeria

graminis) population on triticale in Belgium. 12th

International Cereal Rusts and Powdery Mildews

Conference. October 13-16, Antalya , Turkey, Poster presentation by V. Troch.

• B. Heremans, K. Dewitte, B. Pycke, M. De Schampeleire, P. Spanoghe, W. Steurbaut and G. Haesaert,

2009. Effect of adjuvants on the efficiency of benthiavalicarb plus mancozeb (Valbon 1.6 kg/ha) on the

control of late blight in potato. PAV-Special Report no. 13: 261-267.

• S. Maenhout, G. Haesaert, D. Coomans, G. Rombouts, J. Depoorter en G. Foucart. (2009). Resultaten van

het praktijkonderzoek kuilmaïs 2008. Brochure Voedergewassen 2009. Landbouwcentrum voor

Voedergewassen, 7 -17.

• S. Maenhout, G. Haesaert, D. Coomans, G. Rombouts, J. Depoorter en G. Foucart. (2009). Resultaten van

het praktijkonderzoek korrelmaïs 2008. Brochure Voedergewassen 2009. Landbouwcentrum voor

Voedergewassen, 18 -25.

• G. Haesaert en D. Martens. (2009). Onkruidbestrijding in maïs vraagt maatwerk. Brochure Voedergewassen

2009. Landbouwcentrum voor Voedergewassen, 36-44.

• G. Van de Ven, A. Schellekens, G. Haesaert, J. Latré, D. Coomans en G. Rombouts. (2009).

Helminthosporium, een blijvertje? Brochure Voedergewassen 2009. Landbouwcentrum voor

Voedergewassen, 56-58.

• J. Latré, E. Wambacq, J. Nollet, E. Daemers, B. De Roo, G. Haesaert, D. Coomans en G. Rombouts (2009).

Inkuilen met het oog op minimale broei- en schimmelontwikkeling bij maïs: LCV-test broeiremmers 2007.

Brochure Voedergewassen 2009. Landbouwcentrum voor Voedergewassen, 59-68.

• G. Verlinden, T. Coussens, G. Haesaert, I. Hermans, J. Bries, A. Schellekens en G. Van de Ven. (2009).

Humuszuren als hulpmiddel voor de optimalisatie van opbrengst en kwaliteit van raaigras bij verminderde

bemesting. Brochure Voedergewassen 2009. Landbouwcentrum voor Voedergewassen, 81-87.

• G. Haesaert, V. Derycke, B. Heremans, K. Audenaert, L. Willaert en D. Wittouck. (2009). Bestrijding van

aarfusarium. Granen oogst 2009, Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en

Kleine industrieteelten Vlaanderen.

• V. Derycke en G. Haesaert (2009). Resultaten triticale 2009. Granen oogst 2009, Landbouwcentrum

Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine industrieteelten Vlaanderen.

• D. Wittouck, L. Willaert, K. Boone, J.L. Lamont, Y. Lambrechts, V. Derycke, G. Haesaert, D. Cauffman, J.

Fagard, J. Daniëls, S. Hoogstijns, P. Vermeulen, D. Goethals, S. Vandeputte, P. Ver Elst. (2009).

Aarziekteproeven: vergelijking van fungiciden bij de aarbehandeling in wintertarwe 2009. Granen oogst

2009, Landbouwcentrum Granen, Eiwitrijke gewassen, Oliehoudende zaden en Kleine industrieteelten

Vlaanderen.

• A. De Vliegher , Latré J., Carlier L. (2009) Lolium multiflorum as a catch crop in maize, Alternative

functions of grasslands, Grassland Science in Europe, Vol. 15, 83-86

• J. Latré , E. Wambacq, J. Nollet, and G. Haesaert (2009) Effects of silage additives on aerobic stability of

maize silage , XVth International Silage Conference July 27-29, Madison, Wisconsin, USA

• T. Lauwers , Vicca J., Latré J., Huygens D. , Lips D. (2009) Valorisation of ensiled fodder beets,

Symposium “Prospects for the 3de millennium agriculture, Cluj-Napoca ,Romania.

• D. Nuyttens , Dekeyser D., Hannes L. en Latré J. (2009) Goed afgestelde spuitbomen, Boer en Tuinder ,18

september

• Medewerking J. Latré aan volgende artikels : Redactie Landbouwleven : Inkuilen van voordrooggras :

Komt de opraapwagen terug meer in beeld Landbouwleven , 30/04/2009 en LCV : Maïs, Wat leerden ons

de herbicideproeven LCV 2008? Voorjaar 2009

Abstract van Poster De Laethauwer S, De Riek J, De Keyser E, Reheul D and Haesaert G (2009) Optimization of a qRT-PCR assay

to determine Vp1 expression in relation to pre-harvest sprouting tolerance in triticale. Proceedings of the 4th

international qPCR symposium, qPCR 2009 Event, March 9-13, Freising, Germany, p57