7 BIJLAGEN - Mobiel Vlaanderen1. Houder en verwerker van het gegevensbestand: Vlaamse overheid,...

42
7 BIJLAGEN 1. Gezinsvragenlijst 2. Persoonsvragenlijst 3. Verplaatsingsboekje 4. Protocoldocument Instituut voor Mobiliteit (IMOB) 38

Transcript of 7 BIJLAGEN - Mobiel Vlaanderen1. Houder en verwerker van het gegevensbestand: Vlaamse overheid,...

7 BIJLAGEN

1. Gezinsvragenlijst

2. Persoonsvragenlijst

3. Verplaatsingsboekje

4. Protocoldocument

Instituut voor Mobiliteit (IMOB) 38

Bijlage 1

Gezinsvragenlijst

GEZINSVRAGENLIJST ID NUMMER: |__|__|__|__|__|__|__| - |__|__| VOORN. RESP: ............................................ ENQUETEURSNUMMER: |__|__|__|__|__|

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN

Gezinsvragenlijst1

In deze vragenlijst vragen we naar een aantal gegevens van het gezin. De vragen worden op verschillende manieren beantwoord: 1. Er staat een aantal antwoordmogelijkheden onder elkaar: omcirkel het cijfer dat vóór uw antwoord staat. Bijvoorbeeld: Gebruikt u een wagen (auto, bestel- of vrachtwagen) tijdens de uitoefening

van uw werk ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 altijd 2 af en toe 3 nooit 2. Er staan enkele lege vakjes: noteer uw antwoord in de lege vakjes.

Bijvoorbeeld: Aantal personen in het gezin : 2 3. Soms kan het zijn dat u uw antwoord niet terugvindt in de lijst en dat u 'andere' antwoordt. In dat geval omcirkelt u het cijfer vóór ‘andere’ en schrijft u uw antwoord op de lijn, bij voorkeur in hoofdletters. Bijvoorbeeld: Welk soort voertuig? 1 auto

2 bestelwagen 3 andere : MINIBUS________________

4. Opgelet: niet alle vragen moeten door iedereen worden beantwoord: volg nauwkeurig de instructies. Bijvoorbeeld: Vraag 10 3 gepensioneerd� ga naar vraag 30

Indien u meer informatie of hulp wenst bij het invullen van deze vragenlijst, bel dan naar ons gratis groen nummer 0800-498.81

tussen 13 en 21 uur (van maandag tot vrijdag).

1 In uitvoering van artikel 4 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor de verwerking van persoonsgegevens, wordt u van het volgende in kennis gesteld: 1. Houder en verwerker van het gegevensbestand: Vlaamse overheid, (departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid) 2. De gegevens zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen 3. Aanvullende inlichtingen kunnen bekomen worden in het register dat gehouden wordt bij de "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer "(verwerkingsidentificatienummer= VT005000367). 4. Eén ieder heeft het recht tot toegang tot de op hem/haar van toepassing zijnde gegevens en het recht om de verbetering ervan te vragen.

GEZINSVRAGENLIJST

2

Welke voertuigen heeft uw gezin ter beschikking ? (Hou zowel rekening met voertuigen die u zelf gekocht heeft, met bedrijfsvoertuigen of eventueel nog andere bijvoorbeeld via een systeem van autodelen). Gelieve bij elk voertuig het aantal te vermelden. Schrijf " 0" voor elke soort van voertuig waarover uw gezin niet beschikt. Met een gezin bedoelen we alle personen die wonen op het adres waar u feitelijk woont. Aantal

� � �

auto

� � �

bestelwagen

� � �

(kinder-)fiets

� � �

snorfiets (max. 25 km / u)

� � �

bromfiets (max 40 km / u)

� � �

motor

� � �

andere, namelijk: ......................................................................................

GEZINSVRAGENLIJST

3

Indien uw gezin over geen auto's, bestel- of andere wagens beschikt, ga dan naar DEEL 2 op bladzijde 5. Indien uw gezin over geen auto's, bestel- of andere wagens beschikt en ook niet over snor-bromfietsen of motors, ga dan naar DEEL 3 op bladzijde 7. DEEL 1: AUTO'S, BESTEL- EN ANDERE WAGENS De volgende vragen gaan over de wagens die uw gezin ter beschikking heeft. Vul voor elke wagen één kolom in. Wij zijn geïnteresseerd in alle wagens die uw gezin ter beschikking heeft dus ook bedrijfswagens of wagens via een systeem van autodelen. Als uw gezin over meer dan 3 wagens kan beschikken, vul dan de gegevens in voor de 3 meest gebruikte wagens. WAGEN 1

Merk (bv. "Ford") en Model (bv. "Fiesta") ..............................................................................

Welk soort wagen ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. auto 2. bestelwagen 3. andere : ............................................................

Op welke wijze is deze wagen ter beschikking gekomen ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands

gekocht 3. bedrijfswagen die ik voor privé-doeleinden mag

gebruiken 4. bedrijfswagen die ik niet voor privé-doeleinden mag gebruiken 5. wagen via een systeem van autodelen 6. andere: ………………………………………

Jaar van aankoop (of ter beschikkingstelling) � � � � �

Bouwjaar � � � � �

Brandstof Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. LPG 2. benzine 3. diesel 4. andere : ............................................................

Totale kilometerstand � � � � � � � km

Aantal kilometers dat de afgelopen 12 maanden met deze wagen werd afgelegd (raadpleeg eventueel het onderhoudsboekje)

� � � � � � � km

Is deze wagen langer dan 1 jaar ter beschikking? 1. ja � ga naar de volgende kolom of deel 2 2. neen

Hoeveel kilometers heeft u met een eventueel vorige wagen afgelegd tijdens de resterende periode van die 12 maanden ? Opgelet ! Deze vraag enkel beantwoorden als deze wagen niet meer ter beschikking is. Indien uw huidige wagen uw 1ste wagen is, schrijf dan "0".

� � � � � � � km

GEZINSVRAGENLIJST

4

WAGEN 2 WAGEN 3 ..............................................................................

..............................................................................

1. auto 2. bestelwagen 3. ander : ..............................................................

1. auto 2. bestelwagen 3. ander : ..............................................................

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands

gekocht 3. bedrijfswagen die ik voor privé-doeleinden mag

gebruiken 4. bedrijfswagen die ik niet voor privé-doeleinden mag gebruiken 5. wagen via een systeem van autodelen 6. andere: ………………………………………

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands

gekocht 3. bedrijfswagen die ik voor privé-doeleinden mag

gebruiken 4. bedrijfswagen die ik niet voor privé-doeleinden mag gebruiken 5. wagen via een systeem van autodelen 6. andere: ………………………………………

� � � � �

� � � � �

� � � � �

� � � � �

1. LPG 2. benzine 3. diesel 4. andere : ............................................................

1. LPG 2. benzine 3. diesel 4. andere : ............................................................

� � � � � � � km

� � � � � � � km

� � � � � � � km

� � � � � � � km

1. ja � ga naar de volgende kolom of deel 2 2. neen

1. ja � ga naar deel 2 2. neen

� � � � � � � km

� � � � � � � km

GEZINSVRAGENLIJST

5

Indien uw gezin over geen snor- of bromfietsen of motors beschikt, ga dan naar DEEL 3 op bladzijde 7

DEEL 2: SNORFIETSEN, BROMFIETSEN EN MOTORS De volgende vragen gaan over de motors, snor- en bromfietsen die uw gezin ter beschikking heeft. Vul voor elk voertuig één kolom in. Als uw gezin over meer dan drie snor- of bromfietsen of motors kan beschikken, vul dan deze gegevens in voor de drie meest gebruikte. VOERTUIG 1

Merk (bv. "Honda") en Model (bv. "Camino") ..............................................................................

Welk soort voertuig ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. snorfiets 2. bromfiets 3. motor

Op welke wijze is dit voertuig ter beschikking gekomen ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands gekocht 3. andere: ……………………………………….

Jaar van aankoop (of ter beschikkingstelling) � � � � �

Bouwjaar � � � � �

Brandstof Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1. benzine 2. tweetakt 3. andere : ............................................................

Totale kilometerstand � � � � � � � km

Aantal kilometers dat de afgelopen 12 maanden met dit voertuig werd afgelegd

� � � � � � � km

Is dit voertuig langer dan 1 jaar ter beschikking ? 1. ja� ga naar de volgende kolom of deel 3 2. neen

Hoeveel kilometers heeft u met een eventueel vorig soortgelijk voertuig afgelegd tijdens de resterende periode van die 12 maanden ? Opgelet ! Deze vraag enkel beantwoorden als dit voertuig niet meer ter beschikking is. Indien uw huidig voertuig uw 1ste voertuig is, schrijf dan "0".

� � � � � � � km

GEZINSVRAGENLIJST

6

VOERTUIG 2 VOERTUIG 3 ..............................................................................

..............................................................................

1. snorfiets 2. bromfiets 3. motor

1. snorfiets 2. bromfiets 3. motor

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands gekocht 3. andere: …………………………………………

1. door mijzelf of een ander gezinslid nieuw gekocht 2. door mijzelf of een ander gezinslid tweedehands gekocht 3. andere: ………………………………………..

� � � � �

� � � � �

� � � � �

� � � � �

1. benzine 2. tweetakt 3. andere : ...........................................................

1. benzine 2. tweetakt 3. andere : ............................................................

� � � � � � � km

� � � � � � � km

� � � � � � � km

� � � � � � � km

1. ja � ga naar de volgende kolom of deel 3 2. neen

1. ja � ga naar deel 3 2. neen

� � � � � � � km

� � � � � � � km

GEZINSVRAGENLIJST

7

DEEL 3: ALGEMENE GEGEVENS 1. Wat is gemiddeld het totale maandelijkse netto-inkomen van uw gezin? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk. (Met een gezin bedoelen we alle personen die op uw feitelijk adres wonen) Het totale maandelijkse netto-inkomen van een gezin bestaat uit: - netto - beroepsinkomens uit arbeid (netto-lonen, netto-bedrijfsinkomsten); - netto - vervangingsinkomens (werkloosheids- arbeidsongeschiktheids- of

invaliditeitsvergoedingen, bestaansminimum, OCMW-steun of pensioenen); - bijkomende netto - inkomens (bijvoorbeeld huuropbrengsten) die het gezin (alle personen in uw gezin) maandelijks netto ontvangt. Alimentatiegeld dat u eventueel moet betalen, kan u hiervan aftrekken; alimentatiegeld dat u eventueel ontvangt kan u hierbij optellen. Kindergeld hoeft u niet mee te rekenen. Totale netto-gezinsinkomen: 1. 0 - 1.000 € per maand 2. 1.001 - 2.000 € per maand 3. 2.001 - 3.000 € per maand 4. 3.001 - 4.000 € per maand 5. 4.001 – 5.000 € per maand 6. meer dan 5.000 € per maand 2. Uit hoeveel personen bestaat uw gezin (uzelf inbegrepen)? (Met een gezin bedoelen we alle personen die op uw feitelijk adres wonen) Aantal personen: � � �

Hartelijk dank voor uw medewerking!

Bijlage 2

Persoonsvragenlijst

PERSONENVRAGENLIJST ID NUMMER: |__|__|__|__|__|__|__| - |__|__| VOORN. RESP: ............................................ ENQUETEURSNUMMER: |__|__|__|__|__|

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN

Personenvragenlijst1 (ouders mogen hun kinderen helpen bij het invullen)

De vragen worden op verschillende manieren beantwoord: 1. Er staan een aantal antwoordmogelijkheden onder elkaar: omcirkel het cijfer dat vóór uw antwoord staat. Bijvoorbeeld: Gebruikt u een wagen (auto, bestel- of vrachtwagen) tijdens de uitoefening van uw werk ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 altijd 2 af en toe 3 nooit 2. Er staat enkele lege vakjes: noteer uw antwoord in de lege vakjes.

Bijvoorbeeld: Aantal personen in het gezin : 2 3. Soms kan het zijn dat u uw antwoord niet terugvindt in de lijst en dat u 'andere' antwoordt. In dat geval omcirkelt u het cijfer vóór ‘andere’ en schrijft u uw antwoord op de lijn, bij voorkeur in hoofdletters. Bijvoorbeeld: Welk soort voertuig? 1 auto

2 bestelwagen 3 andere : MINIBUS________________

4. Opgelet: niet alle vragen moeten door iedereen worden beantwoord: volg nauwkeurig de instructies. Bijvoorbeeld: Vraag 10 3 gepensioneerd� ga naar vraag 30

Indien u meer informatie of hulp wenst bij het invullen van deze vragenlijst, bel dan naar ons gratis groen nummer 0800-498.81

tussen 13 en 21 uur (van maandag tot vrijdag).

1 In uitvoering van artikel 4 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor de verwerking van persoonsgegevens, wordt u van het volgende in kennis gesteld: 1. Houder resp. verwerker van het gegevensbestand: Vlaamse overheid (departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid) 2. De gegevens zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen 3. Aanvullende inlichtingen kunnen bekomen worden in het register dat gehouden wordt bij de "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer "(verwerkingsidentificatienummer= VT005000367). 4. Eén ieder heeft het recht tot toegang tot de op hem/haar van toepassing zijnde gegevens en het recht om de verbetering ervan te vragen.

PERSONENVRAGENLIJST 1. In welk jaar bent u geboren ? 19 of 20 . 2. Uw geslacht is: 1 mannelijk 2 vrouwelijk 3. Woont u samen met een partner? 1 ja � ga naar vraag 5 2 neen 4. Welke omschrijving past het best bij uw woonsituatie? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk___________________________________________ 1 ik woon alleen � ga naar vraag 6 2 ik woon zonder partner en met kinderen � ga naar vraag 6 3 ik woon bij mijn ouders in een één-oudergezin � ga naar vraag 6 4 ik woon bij mijn ouders in een twee-oudergezin � ga naar vraag 6 5 andere woonsituatie � ga naar vraag 6 5. Welke omschrijving past het best bij uw woonsituatie? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk___________________________________________ 1 ik woon samen met een partner (gehuwd of niet) maar zonder kinderen 2 ik woon samen met een partner (gehuwd of niet) en met kinderen 3 andere woonsituatie 6. Bent u in het bezit van een rijbewijs om een auto te besturen? 1 ja 2 neen � ga naar vraag 8 7. Hoeveel jaren bent u al in het bezit van dit rijbewijs ? Indien minder dan 1 jaar, schrijf dan 0 Al jaren 8. Duid uw hoogst behaald diploma of getuigschrift aan. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk___________________________________________

1 geen

2 lager onderwijs 3 middelbaar onderwijs: algemeen vormend: niet volledig afgewerkt

4 middelbaar onderwijs: andere (technisch, beroeps, kunst, sport…): niet volledig afgewerkt

5 middelbaar onderwijs: algemeen vormend: volledig afgewerkt 6 middelbaar onderwijs: andere (technisch, beroeps, kunst, sport…): volledig afgewerkt

7 hoger niet-universitair onderwijs 8 universitair onderwijs

2

PERSONENVRAGENLIJST

3

9. Duid voor elk van de volgende vervoermiddelen aan hoe vaak u er gebruik van maakt. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk per vervoermiddel

Auto als bestuurder Auto als passagier Trein 1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

Bus (De Lijn, MIVB of TEC) Tram (De Lijn, MIVB of TEC) (pré)metro (De Lijn, MIVB)

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

Motor Snor-bromfiets Fiets 1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

Taxi Autocar Vliegtuig 1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

1. nooit of minder dan één keer per jaar 2. één tot enkele keren per jaar 3. één tot enkele keren per maand 4. één tot enkele keren per week 5. dagelijks

PERSONENVRAGENLIJST

4

10. Oefent u momenteel een beroepsactiviteit uit als hoofdberoep: 1 ja � ga naar vraag 12 2 neen 11. Omwille van welke reden bent u niet beroepsactief? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 scholier, student �ga naar vraag 18 2 werkloos �ga naar vraag 30

3 gepensioneerd �ga naar vraag 30 4 arbeidsongeschikt �ga naar vraag 30 5 uitsluitend werkzaam in eigen huishouden �ga naar vraag 30

6 andere: …………………… �ga naar vraag 30 12. Wat is uw hoofdberoep? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 arbeider �ga naar vraag 15 2 bediende (openbare of privé-sector)

3 zelfstandige �ga naar vraag 14 13. U bent: Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 lid van de algemene directie, hoger kaderlid � ga naar vraag 15 2 lid van het middenkader

(geen deel uitmakend van de algemene directie) � ga naar vraag 15 3 andere, hoofdzakelijk kantoorwerk � ga naar vraag 15 4 andere, geen of weinig kantoorwerk � ga naar vraag 15

14. U bent: Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 landbouwer 2 vakman, ondernemer of handelaar met 5 loontrekkenden of minder 3 vakman, ondernemer of handelaar met 6 loontrekkenden of meer 4 vrij beroep (arts, advocaat, expert, boekhouder….) 5 andere: ……………………………….

15. U werkt: Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 uitsluitend tijdens de dag

2 uitsluitend tijdens de nacht 3 in ploegen zonder nachtdienst 4 in ploegen met nachtdienst

5 in een andere situatie

PERSONENVRAGENLIJST

5

16. U heeft: Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 dagelijks (ongeveer) dezelfde werkuren, grotendeels door uw werkgever bepaald (vaste of glijdende werkuren)

2 dagelijks (ongeveer) dezelfde werkuren, grotendeels door uzelf bepaald 3 geregeld verschillende werkuren, grotendeels door uw werkgever bepaald (bijvoorbeeld overuren)

4 geregeld verschillende werkuren, grotendeels door uzelf bepaald

17. Gebruikt u een wagen (auto, bestel- of vrachtwagen) tijdens de uitoefening van uw werk ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 altijd 2 af en toe 3 nooit 18. Heeft u een vast werk- of schooladres? Met vast werk- of schooladres bedoelen we het adres waar u meer dan de helft van de keren naartoe gaat om te werken of om naar school te gaan of om les te volgen. 1 ja, en dit adres is niet bij mij thuis 2 ja, maar dit adres is bij mij thuis � ga naar vraag 30 3 neen � ga naar vraag 30 19. Waar ligt uw vast werkadres of schooladres ? gemeente: ………………………………………………………………………………. (indien in buitenland: noteer het land): ………………………………….. postcode: ……………………. straat: ……………………………………………………………………………………. 20. Hoever ligt uw vast werk- of schooladres van uw woonplaats? Noteer de afstand die u meestal daadwerkelijk aflegt. Kotstudenten nemen de afstand tot hun kot. Noteer een afstand kleiner dan 1 kilometer (bijvoorbeeld 500 meter )als volgt: 0,5 km |__|__|__|, |__| km. 21. Op welke wijze gaat u het vaakst naar uw werk of naar school ? Gelieve de hoofdvervoerswijze aan te duiden. Met hoofdvervoervoerswijze bedoelen we de vervoerswijze waarop u de langste afstand aflegt. Omcirkel het juiste cijfer, slechts één antwoord mogelijk.____________________________________ 1 met de auto, als bestuurder 2 met de auto, als passagier 3 met de trein � ga naar vraag 25 4 met de tram/(pré)metro (De Lijn, MIVB) � ga naar vraag 25 5 met de bus (De Lijn, MIVB, TEC) � ga naar vraag 25 6 met bedrijfs- of schoolvervoer � ga naar vraag 25 7 met de brom-/snorfiets � ga naar vraag 25 8 met de motor � ga naar vraag 25 9 met de fiets � ga naar vraag 25 10 te voet � ga naar vraag 25

PERSONENVRAGENLIJST

6

22. Vindt u steeds gemakkelijk parkeerruimte voor de wagen als u gaat werken of naar school gaat? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk 1 zonder problemen 2 met enige moeite 3 met veel moeite 23. Moet u betalen voor het parkeren van uw wagen?

1 ja 2 neen � ga naar vraag 27 24. Hoeveel moet u per maand betalen (deel een eventueel jaarlijks bedrag door 12)? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk __________________________________________ 1 minder dan 50 € � ga naar vraag 27 2 van 51 € tot 100 € � ga naar vraag 27 3 meer dan 100 € � ga naar vraag 27 25. Stel dat u wel met de auto als bestuurder of als passagier naar uw werk/school zou komen, zou u dan steeds gemakkelijk parkeerruimte voor de wagen vinden ? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 zonder problemen 2 met enige moeite 3 met veel moeite 26. Stel dat u wel met de auto als bestuurder of als passagier naar uw werk/school zou komen, zou u dan voor de parkeerruimte moeten betalen?

1 ja 2 neen

Indien u scholier of student bent, dan bent u klaar met het invullen van deze vragenlijst 27. Doet u aan carpooling ? Carpooling is een systeem waarbij u samen met andere werkenden dezelfde wagen gebruikt voor het woon-werkverkeer. Omcirkel de juiste cijfers, meerdere antwoorden mogelijk 1 ja, met 1 of meerdere gezinsleden 2 ja, met 1 of meerdere personen van hetzelfde bedrijf

3 ja, met 1 of meerdere personen van een ander bedrijf 4 neen � ga naar vraag 30

PERSONENVRAGENLIJST 28. Hoeveel keer carpoolt u? Tel een verplaatsing van thuis naar het werk als één keer en van het werk naar huis ook als één keer. ‘s Morgens en ‘s avonds carpoolen is dus 2 keer carpoolen. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk________________________________________

1 één of meerdere keren per week 2 niet elke week, maar toch één of meerdere keren per maand 3 niet elke week of maand, maar toch één of meerdere keren per jaar

29. Met hoeveel personen carpoolt u meestal (chauffeur inbegrepen)? personen 30. Wat is gemiddeld uw persoonlijk totaal maandelijks netto-inkomen? Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk. Uw totaal maandelijks netto-inkomen bestaat uit: - netto - beroepsinkomens uit arbeid (netto-lonen, netto-bedrijfsinkomsten); - netto - vervangingsinkomens (werkloosheids- arbeidsongeschiktheids- of

invaliditeitsvergoedingen, bestaansminimum, OCMW-steun of pensioenen); - bijkomende netto - inkomens (bijvoorbeeld huuropbrengsten) die u maandelijks netto ontvangt. Alimentatiegeld dat u eventueel moet betalen, kan u hiervan aftrekken; alimentatiegeld dat u eventueel ontvangt kan u hierbij optellen. Kindergeld hoeft u niet mee te rekenen. Totale netto-persoonlijk inkomen: 1. 0 - 750 € per maand 2. 751 – 1.500 € per maand 3. 1.501 - 2.000 € per maand 4. 2.001 - 2.500 € per maand 5. 2.501 – 3.000 € per maand 6. meer dan 3.000 € per maand

BEDANKT VOOR HET BEANTWOORDEN VAN DEZE VRAGEN.

7

Bijlage 3

Verplaatsingsboekje

VERPLAATSINGSBOEKJE ID NUMMER: |__|__|__|__|__|__|__| - |__|__| VOORN. RESP: ................................................. ENQUETEURSNUMMER: |__|__|__|__|__|

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAANDEREN

Verplaatsingsboekje (ouders mogen hun kinderen helpen bij het invullen)

Op de bladzijden 4 tot 13 vult u per bladzijde een tabel in met de gegevens van elke verplaatsing die u maakt op een welbepaalde door ons opgegeven dag (zie verder). Wat bedoelen we precies met een 'verplaatsing' ? 1. Als u zich buitenshuis begeeft (meestal met een bepaalde bestemming) dan maakt u een verplaatsing. Let op: er zijn meerder vervoerswijzen per verplaatsing mogelijk ! Bijvoorbeeld: Om een vakantiebeurs te bezoeken op de Heizel in Brussel, gaat u te voet naar het station waar u de trein neemt. Vanaf het aankomststation rijdt u met de metro naar de Heizel. Op de tabellen duidt u dan aan: - (hoofd)doel: ontspanning of zakelijke verplaatsing - plaats waar u naartoe ging: Heizel, 1000 Brussel - hoe u daar naartoe ging: te voet, de trein, de metro en te voet Dit is dus één verplaatsing waarbij u gebruik maakte van 3 vervoerswijzen: te voet (2x), de trein en de metro. 2. Bij elke nieuwe bestemming is er sprake van een nieuwe verplaatsing. Wanneer u op weg ergens naar toe nog één of meer andere bestemmingen aandoet, dan zijn dit ook allemaal aparte verplaatsingen. Bijvoorbeeld: U keert van het werk terug naar huis en u doet onderweg nog een boodschap. Dit zijn dus 2 verplaatsingen: 1. van het werk naar de winkel 2. van de winkel naar huis. Ook hier zijn natuurlijk meerdere vervoerswijzen mogelijk. 3. Wat met het “winkelen/shoppen” ? Laten we afspreken dat het winkelen in de stad (bijvoorbeeld op de Meir in Antwerpen) waarbij u te voet verschillende winkels bezoekt, slechts 1 verplaatsing is. Vaak is er een eerste verplaatsing nodig geweest om in de stad te geraken. Het winkelen is dan de tweede verplaatsing en er is dus ook een derde verplaatsing nodig om naar huis te gaan. Wanneer u echter met een ander vervoermiddel (auto, fiets, openbaar vervoer..) van de ene naar de andere winkel rijdt, dan wordt dit telkens als een aparte verplaatsing beschouwd.

VERPLAATSINGSBOEKJE

2

4. Wat met “wandelen, rondrijden en joggen“ ? Als u rechtstreeks van bij u thuis vertrekt om te gaan wandelen, te joggen of wat rond te rijden met de auto of de fiets, dan doet u dat vaak zonder specifieke “bestemming”: u wandelt alleen maar wat in de buurt, u fietst een rondje van 10 km, …enz. Eigenlijk maakt u een “lus” van bij u thuis, tot terug bij u thuis. Laten we afspreken dat u hiervoor 1 verplaatsing aangeeft waarbij u de totale afstand en de totale reisduur (van vertrek- tot aankomstuur) aangeeft. Maar als u bijvoorbeeld eerst met de auto naar het bos rijdt om te gaan wandelen dan zijn dit 2 verplaatsingen en is het doel voor deze beide verplaatsingen “wandelen, rondrijden, joggen”. Als u daarna terug naar huis rijdt, is dat uw 3de verplaatsing en is uw doel “naar huis”. 5. Wat met verplaatsingen op vakantie of op zakenreis ? Heel éénvoudig. U vult de tabellen net op dezelfde manier in alsof u in Vlaanderen zou zijn geweest. 6. Het kan zijn dat u voor uw werk verplaatsingen moet maken. In de tabellen hebben we dat een 'zakelijke verplaatsing' genoemd. Wanneer u voor de uitoefening van uw werk veel zakelijke verplaatsingen maakt (bijvoorbeeld: taxichauffeur, vertegenwoordiger, huisarts….) reserveer dan maximum 6 bladzijden voor de zakelijke verplaatsingen en noteer op de overige bladzijden de verplaatsingen buiten uw werkuren. Vergeet niet uw laatste verplaatsing (bijvoorbeeld terug naar huis) te noteren !

Gelieve dus al uw verplaatsingen, dus ook diegene die u te voet hebt afgelegd, vanaf 5 uur ’s morgens op .........................................................................

tot de volgende morgen 5 uur te noteren.

Indien u meer informatie of hulp wenst bij het invullen van deze vragenlijst, bel dan naar ons gratis groen nummer 0800-498.81

tussen 13 en 21 uur (van maandag tot vrijdag). ____________________________________________________________________________________________________________ In uitvoering van artikel 4 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor de verwerking van persoonsgegevens, wordt u van het volgende in kennis gesteld: 1. Houder en verwerker van het gegevensbestand is de Vlaamse overheid (departement Mobiliteit en Openbare Werken, afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid) 2. De gegevens zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen 3. Aanvullende inlichtingen kunnen bekomen worden in het register dat gehouden wordt bij de "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer "(verwerkingsidentificatienummer= VT005000367). 4. Eén ieder heeft het recht tot toegang tot de op hem/haar van toepassing zijnde gegevens en het recht om de verbetering ervan te vragen.

VERPLAATSINGSBOEKJE

3

1. Heeft u op de invuldag een verplaatsing gemaakt ? 1 ja � ga naar vraag 3 2 nee 2. Duid de reden aan waarom u geen enkele verplaatsing heeft gemaakt op de invuldag. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk 1 ik werk of studeer thuis 2 verplichtingen thuis (op iemand passen, moeten thuisblijven voor de loodgieter…..) 3 ziekte of handicap 4 het weer 5 geen behoefte aan gehad 6 andere reden: ................................................................................................. INDIEN U GEEN VERPLAATSING MAAKTE OP DE INVULDAG, DAN BENT U KLAAR MET HET INVULLEN VAN DE VRAGENLIJST EN DANKEN WIJ U HARTELIJK VOOR

UW MEDEWERKING ! U KAN DEZE VRAGENLIJST OVERHANDIGEN AAN DE ENQUETEUR BIJ ZIJN

VOLGEND BEZOEK OF INDIEN ER OOK EEN ENVELOPPE IS ACHTERGELATEN, DE VRAGENLIJST VIA DEZE ENVELOPPE KOSTELOOS TERUGSTUREN

3. Waar was het vertrekpunt van uw eerste verplaatsing op de invuldag ? 1 het adres dat op de introductiebrief vermeld staat 2 een ander adres, namelijk: (Deel)gemeente: ............................................................................................. (indien in buitenland, noteer het land):............................................................ Postcode: |__|__|__|__| Straat : ............................................................................................................

VERPLAATSINGSBOEKJE

4

EERSTE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met de bus (De Lijn, MIVB of TEC) H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

5

TWEEDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

6

DERDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

7

VIERDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

8

VIJFDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

9

ZESDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

10

ZEVENDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

11

ACHTSTE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

12

NEGENDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � ga naar de volgende bladzijde 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst. Hartelijk dank voor uw medewerking !

VERPLAATSINGSBOEKJE

13

TIENDE VERPLAATSING Hoe laat bent u vertrokken? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14…… uur

|__|__| uur |__|__| min

Wat ging u doen? Geef het hoofddoel. Omcirkel het juiste cijfer, één antwoord mogelijk

1 naar huis 2 zakelijke verplaatsing 3 werken 4 winkelen, boodschappen doen 5 iemand een bezoek brengen 6 onderwijs volgen 7 wandelen, rondrijden, joggen ... 8 iets / iemand wegbrengen / afhalen 9 ontspanning, sport, cultuur 10 diensten (bijvoorbeeld dokter, bank, ...) 11 iets anders, namelijk ...................................................................... .......................................................................................................

Waar ging u naartoe? Vul zo nauwkeurig mogelijk in

(deel)gemeente:................................................................................... (indien buitenland, ook land)................................................................ postcode: |__|__|__|__| straat: ...................................................................................................

Vervoerswijze Aantal pers.

in de auto� � Afstand

Totale reisduur

Parkeerzoektijd of wachttijd

� �

1. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

2. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

3. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

4. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe bent u daar naartoe gegaan?

Noteer alle vervoerswijzen (ook indien te voet) die u gebruikt heeft in de juiste volgorde. Noteer bij elke vervoerswijze de afgelegde afstand en de reistijd en tel de parkeerzoektijd of de wachttijden voor trein, tram, bus en (pré)metro bij de reistijd. Vermeld daarna apart uw parkeerzoektijd of uw wachttijd.

A = te voet B = als fietser C = als brom-/snorfietser D = als motorrijder E = als autobestuurder F = als autopassagier G = met bus (De Lijn, MIVB of TEC H = met de tram of (pré)metro I = per trein J = met een autocar K = op een andere wijze

5. |__| |__|__|__|,__| km |__|__|__| min waarvan |__||__| min |__|

Hoe laat bent u daar aangekomen? Noteer 1, 2…uur in de namiddag als 13, 14 …. uur

|__|__| uur |__|__| min

Heeft u voor deze verplaatsing een auto gebruikt ?

1 ja � ga naar de laatste vraag over deze verplaatsing (zie onderaan deze bladzijde) 2 neen

Had u op het ogenblik van vertrek een auto ter beschikking waarmee u deze verplaatsing had kunnen doen?

1 ja 2 neen

Heeft u hierna nog een verplaatsing gemaakt? Omcirkel het juiste cijfer,één antwoord mogelijk

1 ja � Hoeveel bijkomende verplaatsingen? Aantal: |__|__| 2 neen � dan eindigt hier de vragenlijst.

Hartelijk dank voor uw medewerking !

Bijlage 4

Protocoldocument

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen Protocol voor het invullen en cleanen van de vragenlijsten

A. HET VERPLAATINGSBOEKJE

A. 1. Wat is een verplaatsing?

A.1.1. Het basisprincipe is het volgende: wanneer men de woning (of welke plaats dan ook) verlaat om naar een andere plaats (bestemming) te gaan en dit met een bepaald doel om op die plaats te doen, dan maakt men een verplaatsing. * Het gaat hier uitsluitend over verplaatsingen op de openbare weg want dat is relevant voor de overheid. Iemand die op het terrein van bijvoorbeeld Tessenderlo Chemie(= privé-domein) van het ene naar het andere gebouw fietst, telt dus niet mee. De respondent zal dit waarschijnlijk meestal ook niet als zodanig interpreteren en noteren. Een verplaatsing op een bedrijvenzone van het ene bedrijf naar het andere of van het ene bedrijfsgebouw naar het andere bedrijfsgebouw zijn weliswaar wel verplaatsingen want dat is in principe wel een openbare weg. * Er zijn meerdere vervoerswijzen per verplaatsing mogelijk ! (cf. toelichting in het verplaatsingsboekje) Bijvoorbeeld: Om een vakantiebeurs te bezoeken op de Heizel in Brussel, gaat de respondent te voet naar het station waar hij de trein neemt. Vanaf het aankomststation rijdt hij met de metro naar de Heizel. Op de tabellen wordt dan aangeduid: - (hoofd)doel: ontspanning, sport en cultuur - plaats waar u naartoe ging: Heizel, 1000 Brussel - hoe u daar naartoe ging: te voet, de trein en de metro Dit is dus één verplaatsing waarbij gebruik gemaakt wordt van 3 vervoerswijzen: te voet, de trein en de metro. Die ene verplaatsing bestaat dan uit 3 ‘ritten’. Indien bij een welbepaalde verplaatsing bij gebruik van openbaar vervoer hetzelfde vervoermiddel achter elkaar wordt gebruikt (bijvoorbeeld eerst een bus en dan, na overstap, een andere bus, dan moet dat ook zo genoteerd worden (dus als 2 afzonderlijke ritten). Soms wordt door de respondent een rit als verplaatsing genoteerd zodat in het hierboven aangegeven voorbeeld 3 verplaatsingen i.p.v. 1 verplaatsing bestaande uit 3 ritten genoteerd wordt. Dit moet gecorrigeerd worden. * Bij elke nieuwe bestemming is er sprake van een nieuwe verplaatsing. Wanneer de respondent op weg ergens naar toe nog één of meer andere bestemmingen aandoet, dan zijn dit ook allemaal aparte verplaatsingen. Bijvoorbeeld: De respondent keert van het werk terug naar huis en doet onderweg nog een boodschap. Dit zijn dus 2 verplaatsingen: 1. van het werk naar de winkel 2. van de winkel naar huis. * Er is in de verplaatsingsboekjes ruimte voorzien voor 10 verplaatsingen. Indien de respondent spontaan meer dan 10 verplaatsingen exhaustief noteert, dan laten we dat niettemin staan.

1

* Bij verplaatsingen op vakantie of op zakenreis worden de tabellen net op dezelfde manier ingevuld alsof de respondent in Vlaanderen zou zijn geweest. * De verplaatsingen moeten genoteerd worden die STARTEN vanaf 05 uur ’s morgens van de toegewezen invuldag tot 05 uur ’s morgens van de daaropvolgende dag. * Wanneer voor de uitoefening van het werk veel zakelijke verplaatsingen gemaakt moeten worden (bijvoorbeeld: taxichauffeur, vertegenwoordiger, brouwer, kaartjesknipper op de trein, huisarts….) dan worden maximum 6 bladzijden voor de zakelijke verplaatsingen gereserveerd en op de overige bladzijden de verplaatsingen buiten de werkuren genoteerd. Indien de respondent evenwel meerdere zakelijke verplaatsingen genoteerd heeft, laten we dat staan. Zakelijke verplaatsingen die van “deur tot deur” gaan (bijvoorbeeld postbode) kunnen beschouwd worden als 1 zakelijke verplaatsing: het moet echt van deur tot deur zijn (cf. verder op blz. 3 en 4 waar min of meer hetzelfde principe wordt toegepast bij winkelen of bij een ronde doen om lotjes te verkopen, of als de chiro met wafels rond gaat…). Het leveren van warme maaltijden aan huis wordt niet beschouwd als 1 zakelijke verplaatsing aangezien niet aan elk huis dat men passeert een maaltijd wordt geleverd. A.1.2. Er zijn een aantal “uitzonderingen” op dit basisprincipe in die zin dat het “doel” (het “motief”) van de verplaatsing soms in de verplaatsingsactiviteit zelf gelegen is. * Dit is vaak het geval bij het motief “wandelen, rondrijden, joggen”. Voorbeelden:

- ik verlaat de woning om te gaan joggen en ik begin te joggen vanaf de woning en terug (ik maak in feite een lus). Eigenlijk loop ik van thuis “terug” naar thuis. Strikt genomen, zou je kunnen zeggen, is het doel “naar huis gaan”. Dit is uiteraard absurd en het doel van de verplaatsing is eigenlijk gelegen in de verplaatsing zelf. Het doel is dus “wandelen, rondrijden, joggen”.

- ik verlaat de woning en rij met de auto tot aan het bos, jog in het bos en rij terug naar huis. Eerste verplaatsing: van thuis naar het bos: doel: “wandelen, rondrijden, joggen”. Bij de tweede verplaatsing (het joggen) zou je kunnen zeggen (zeer – in feite tè- strikt genomen): “andere” (t.t.z. naar mijn auto gaan). Derde verplaatsing: terug naar huis. Ook dit is natuurlijk absurd zodat de 3 opeenvolgende verplaatsingsmotieven als volgt zijn: “wandelen, rondrijden, joggen”, “wandelen, rondrijden, joggen” en “naar huis gaan”. De eerste 2 verplaatsingen (van thuis naar het bos met de auto en het joggen in het bos) dus ook niet samenvoegen.

* Bij zulke lus kunnen verschillende postcodes worden aangedaan zeker met fietsen/cruisen met de auto. Het gezond verstand geeft aan dat hier slechts 1 postcode moet ingegeven worden m.n. de beginpostcode (die tevens de aankomstpostcode is uiteraard). * Vooral bij het rondjes fietsen en cruisen met de auto gebeurt het wel vaker dat een stop ingelast wordt om een pint te drinken: dit is uiteraard een afzonderlijke verplaatsing! Eigenlijk is er dan niet echt sprake meer van een lus!! We zien hier eigenlijk een vermenging van doelen (nl. “wandelen, rondrijden” en “ontspanning”). Het hoofddoel is in dezen uiteraard het “wandelen, joggen, rondrijden”. Je kan dan 2 verplaatsingen achter elkaar hebben van “wandelen, joggen, rondrijden’: namelijk die voor de picknick en die na de picknick. Niettemin kan een respondent deze verplaatsingen eerder kwalificeren als “ontspanning, sport en cultuur”: dit geeft aan dat de picknick of de pint drinken voor hem/haar belangrijker is dan het wandelen, joggen rondrijden. Dat kunnen we dan ook zo behouden.

2

* Het geval waarin men thuis in een lus vertrekt, is de enige uitzondering waarbij de laatste verplaatsing niet het motief “naar huis gaan” is1. Dit zal, zoals hierboven aangegeven, meestal “wandelen, rondrijden, joggen” zijn. Indien men niet thuis vertrekt, dan kan na de lus natuurlijk nog wel een verplaatsing ‘naar huis’ bijkomen. * Soms wordt een lusverplaatsing als 2 verplaatsingen genoteerd. Dit is het geval waarbij vervoermiddel, afstand, en tijd hetzelfde zijn bij de heen en terug verplaatsing en de eindtijd van de verplaatsing ‘wandelen, rondrijden’ gelijk is aan (tot 5’ speling) de begintijd van de verplaatsing ‘naar huis’. * Soms wordt 1 verplaatsing genoteerd i.p.v. 2 verplaatsingen. Dit is het geval als bij de verplaatsing “wandelen, rondrijden”, 2 verschillende vervoerswijzen aangegeven worden (zeker als het laatste vervoermiddel een typisch wandelvervoermiddel is (te voet, fiets, paard). Hiervan moeten dan 2 verplaatsingen gemaakt worden. * Vaak vermeldt het verplaatsingsboekje dat het verplaatsingsdoel na de wandelverplaatsing = naar huis en de eindtijd van de wandelverplaatsing en de begintijd van de naar huis verplaatsing zijn duidelijk verschillend. Theoretisch zijn er 2 mogelijkheden:

a) Men is een pint gaan drinken wat het tijdsverschil verklaart. b) Men heeft nog effectief verder gewandeld.

Het is in feite bijna nooit zeker. Niettemin kan er een lus van gemaakt worden als er een duidelijke en zinvolle aanwijzing is in functie hiervan zoals bijvoorbeeld “strand”, “bos”, “bergen”…”onbekend” in feite ook. * Bij zakelijke verplaatsingen komt het feit dat het doel van de verplaatsing in de verplaatsingsactiviteit zelf gelegen is in feite ook voor. Zakelijke verplaatsingen zijn verplaatsingen tijdens de uitoefening van het werk. Maar voor een aantal is het “werk” in feite het doen van verplaatsingen (taxichauffeur, buschauffeur, treinpersoneel ..) of m.a.w. het doel van de verplaatsing is ook hier gelegen is de verplaatsingsactiviteit zelf. Voorbeelden:

- Een taxichauffeur vertrekt ’s morgens naar zijn staanplaats (= in feite “werken”). Doet vervolgens een eerste verplaatsing om iemand weg te brengen (= zakelijke verplaatsing 1) en rijdt dan opnieuw naar zijn staanplaats. Strikt genomen zou dat opnieuw “werken” zijn (de staanplaats is immers een “vaste werkplaats” waar hij wacht - in dit geval is dat werken - op een nieuwe klant). Ook dit lijkt wat absurd want al die verplaatsingen naar de staanplaats zijn zo sterk verbonden met de zakelijke verplaatsingen dat we dit als een zakelijke verplaatsing kunnen beschouwen.

- Dit geldt ook voor een bus- of treinchauffeur. Hij gaat van thuis naar de stelplaats (= onmiskenbaar “werken”). Hij neemt de bus en rijdt naar zijn eerste eindhalte (dit is zeer zeker een zakelijke verplaatsing). Rijdt hij terug naar de stelplaats dan kan je dit strikt genomen ook beschouwen als “werken”. Maar opnieuw, dit lijkt absurd want het is in feite niet meer dan een vertrekpunt voor een nieuwe zakelijke verplaatsing (of het eindpunt van de vorige zakelijke verplaatsing) en dit kan ook als een zakelijke verplaatsing beschouwd worden.

- Of neem een autocarchauffeur die naar Brugge rijdt met een groep jongeren, ze daar afzet, wacht en er ’s avonds terug mee naar huis rijdt: 2 verplaatsingen (1 zakelijke en 1 –waarschijnlijk- naar huis. Het kan ook zijn dat de “terug”verplaatsing een zakelijke verplaatsing is indien de autocar teruggebracht wordt naar de firma. In dat geval is er dan nog een derde verplaatsing in principe naar huis.

1 Voor zover voor 05 uur ’s morgens natuurlijk.

3

Merk op dat in deze voorbeelden de heen – en terugverplaatsingen beschouwd worden als afzonderlijke verplaatsingen en niet als 1 lus. Je zou het eventueel ook als 1 lus kunnen beschouwen maar dit is niet gewenst omdat (in tegenstelling tot het joggen bijvoorbeeld) er toch een specifiek eindpunt is (de eindhalte/eindstation/bestemming waar de taxiklant gebracht wordt). Nog een voorbeeld: Een loodgieter die van thuis uit naar het atelier gaat van zijn baas gaat “werken”, zeker indien hij daar effectief gaat “werken”. Indien hij naar het atelier gaat om van daar uit vrijwel onmiddellijk samen met zijn baas naar een klant te gaan, dan is dat ook werken (dus zoals bij de taxi/buschauffeur die naar zijn staan/stelplaats gaat). De verplaatsing naar de klant is dan uiteraard een zakelijke verplaatsing. Indien hij daarna terugkeert naar het atelier om ’s namiddags terug naar een klant te gaan dan is dat opnieuw een zakelijke verplaatsing (ook idem aan taxi/buschauffeur, te beschouwen als sterk verbonden met de zakelijke verplaatsingen, een vertrekpunt voor een nieuwe zakelijke verplaatsing of het eindpunt van de vorige zakelijke verplaatsing). Gaat hij die namiddag effectief “werken” in het atelier dan is het doel “werken”. A.1.3. Er zijn ook een aantal “uitzonderingen” op dit basisprincipe indien veel gelijkaardige bestemmingen mekaar opvolgen * Dit is bijvoorbeeld het geval bij het winkelen/”shoppen” in de stad (bijvoorbeeld op de Meir in Antwerpen) waarbij de respondent te voet verschillende winkels bezoekt. Dit wordt beschouwd als 1 verplaatsing. Vaak is er een eerste verplaatsing nodig geweest om in de stad te geraken. Het winkelen is dan de tweede verplaatsing en er is dus ook een derde verplaatsing nodig om naar huis te gaan. Wanneer de respondent echter met een ander vervoermiddel (auto, fiets, openbaar vervoer..) van de ene naar de andere winkel rijdt, dan wordt dit telkens als een aparte verplaatsing beschouwd. Deze uitleg is in de toelichting van het verplaatsingsboekje opgenomen. De vermelde 2de verplaatsing wordt vaak vergeten: hier wordt best geïnformeerd of er een “shopping-verplaatsing” geweest is. Indien voor de eerst vermelde verplaatsing > 2 uur aangegeven wordt èn het verplaatsingsadres is algemener dan straat/laan-naam (bijvoorbeeld: Antwerpen, centrum, de markt) dan wordt een bijkomende winkelverplaatsing (de “shopping” verplaatsing) toegevoegd. De “Dorpstraat” als verplaatsingsadres is niet algemeen genoeg om een bijkomende verplaatsing toe te voegen. Als de respondent ondertussen een koffie gaat drinken, is dat wel opnieuw een nieuwe verplaatsing want het doel/bestemming verandert immers! * Ook voor andere motieven dan winkelen kan dit principe toegepast worden. Bijvoorbeeld een deur-aan-deur ronde doen om bijdragen te innen voor één of andere vereniging. Dit is dezelfde redenering als bij de zakelijke verplaatsingen, zie bladzijde 2 bovenaan). A.1.4. De 100 meter regel. * Het noteren van (zeer) korte ‘verplaatsingen’, die strikt genomen (volgens de definitie van hierboven – zie punt A.1.1.) misschien wel verplaatsingen zijn, lijkt nogal absurd. Het noteren ervan is ook vanuit het standpunt van de overheid minder relevant. Voorbeelden:

- bij de buren 3 huizen verder even aanbellen - de straat opgaan om de parkeerschijf te verzetten - even de hoek omgaan om een brood te gaan halen

Daarom wordt voorgesteld om alleen de verplaatsingen te noteren vanaf 100 meter.

4

Respondenten zullen waarschijnlijk intuïtief die hele korte ‘verplaatsingen’ vaak ‘vergeten’ of niet noteren omdat ze het niet zo relevant vinden. * Een speciaal geval zijn de “tussenverplaatsingen” bij het gebruik van openbaar vervoer. Bij het gebruik van het openbaar vervoer, wanneer een overstap nodig is (bijvoorbeeld van de bus naar de trein of van trein A naar trein B), moet men zich ook meestal te voet ‘verplaatsen’. Meestal is die afstand vrij kort (bijvoorbeeld een overstap van perron 3 naar perron 7) en vallen ze onder de 100-meter regel. Deze ‘verplaatsingen’ moeten, vanzelfsprekend, niet genoteerd worden. In een aantal gevallen kan die afstand van bijvoorbeeld het fietsenrek naar het perron weliswaar wat langer zijn. Er wordt voorgesteld al die tussenverplaatsingen niet te noteren. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden gegeven: die “tussenverplaatsing” kan eerder beschouwd worden als de scharnier tussen het voortransport (bijvoorbeeld de fiets) en het hoofdtransport (de trein). Ook de éénduidigheid wordt hierdoor verhoogd. Tenslotte wordt het anders te ingewikkeld voor de respondent: al dit soort kleine “verplaatsingen” leidt ons immers erg ver en maakt het invullen nogal ingewikkeld. De kans dat men meer dan 5 verplaatsingswijzen moet invullen bij gebruik van openbaar vervoer (en er zijn er 5 voorzien in het verplaatsingsboekje) wordt ook vrij groot. Hierbij een voorbeeld uit de praktijk voor een woon-werkverplaatsing: 1) Fiets (4 km) 2) Te voet ‘(van fietsenstalling naar perron) (50 meter) 3) Trein (10 km) 4) Te voet (van perron x naar perron y) (60 meter) 5) Trein (75 km) 6) Te voet (van station naar bureau) (0,5 km) Dit zijn dus in totaal reeds 6 verplaatsingswijzen voor slechts 1 overstap en die niet volledig kunnen genoteerd worden in het huidig verplaatsingsboekje. A.2. Wachttijden * Wachttijden kunnen/zullen in het algemeen alleen maar gemeld worden bij openbaar vervoer gebruik, bijvoorbeeld bij de overstap van bus/te voet/fiets op de trein en je moet op de trein wachten; of nog als iemand met de trein naar een station rijdt waar iemand hem/haar komt oppikken en waarop moet gewacht worden (want dat “wachten” maakt deel uit van de verplaatsing ‘terug naar huis’ of naar ergens anders). Wat autoverplaatsingen betreft kunnen wachttijden in (weinig voorkomende) specifieke gevallen ingevuld worden, bijvoorbeeld als iemand te voet naar een carpoolparking gaat waar hij/zij moet wachten op de carpoolchauffeur (dat “wachten” maakt deel uit van zijn/haar verplaatsing naar, bijvoorbeeld, het werk). “Wachten” is hier dus bedoeld als wachten op een vervoermiddel (dus vooral in het kader van openbaar vervoer). Wachttijden moeten we dus steeds interpreteren binnen het kader van een verplaatsing. Wachten op iemand als je die aan het station, school … gaat afhalen om thuis/ergens te brengen, gebeurt niet in het kader van een verplaatsing want de eerste verplaatsing is naar het station/school gaan en dan ben je als autobestuurder ter bestemming en is die verplaatsing afgerond (dat is de eerste verplaatsing). Na het oppikken begin je aan de tweede verplaatsing ! Dat geldt ook voor “wachten” in de file of voor een gesloten spoorwegovergang en dergelijke: hier dienen geen wachttijden genoteerd te worden: de wachttijd zit hier immers vervat in de reistijd. Anders zou je zelfs het stilstaan van een trein waarin je reist, alvorens het station binnen te rijden, ook als wachten kunnen beschouwen hetgeen absurd is. * Kijk na of de wachttijd wel degelijk vervat zit in de totale reistijd! Vaak wordt vastgesteld dat de wachttijd gelijk is aan de (totale) reistijd of zelfs groter is. In feite kan dit niet. Best is de vertrek – en

5

aankomstijden te bekijken alsook de “spiegelverplaatsing” als die er is (ttz. dezelfde verplaatsing maar in omgekeerde richting) en de reistijd hierop af te stemmen. Het is dus geval per geval te bekijken om de meest logische oplossing te geven. Dit kan betekenen dat de wachttijd en/of reistijd op NR wordt gezet. * De wachttijd moet overigens geplaatst worden bij het vervoermiddel waarop gewacht wordt. A.3. Parkeerzoektijden * Parkeerzoektijden zijn uiteraard geen wachttijden. Het gezond verstand zegt ook dat even een plaatsje zoeken om passagiers te laten in- of uitstappen of iets in-of uit te laden (en waarbij de bestuurder meestal niet de wagen verlaat om ergens anders ‘iets te doen’) geen ‘parkeren’ is en er dus geen parkeerzoektijd met ingevuld worden. * Ook hier geldt: Kijk na of de parkeerzoektijd wel degelijk vervat zit in de totale reistijd! Vaak wordt vastgesteld dat de parkeerzoektijd gelijk is aan de (totale) reistijd of zelfs groter is (cf. zie hierboven m.b.t. de wachttijd). In feite kan dit niet. Best is de vertrek – en aankomstijden te bekijken alsook de “spiegelverplaatsing” als die er is (ttz. dezelfde verplaatsing maar in omgekeerde richting)en de reistijd hierop af te stemmen. Het is dus geval per geval te bekijken om de meest logische oplossing te geven. Dit kan in een aantal gevallen betekenen dat de parkeerzoektijd of reistijd op NR wordt gezet. A.4. Auto ter beschikking Dit is echt letterlijk te beschouwen: indien de respondent effectief met de auto de verplaatsing had kunnen doen (de respondent heeft de sleutels, de auto is niet stuk en niemand is er mee weg, dan is de auto “ter beschikking”) ook al zou het absurd zijn om hem te gebruiken (afstand erg kort, of afstand tot garage is even groot als de afstand van thuis tot de bestemming). Indien de respondent vertrokken is met de fiets waarbij de auto werkelijk ter beschikking is (1ste verplaatsing) en (uiteraard) teruggekomen met de fiets (2de verplaatsing), dan is op dat ogenblik (bij de 2de verplaatsing dus) de auto (uiteraard) niet ter beschikking. Sommige respondenten zetten bij die 2de verplaatsing ook “auto ter beschikking” (omdat hij initieel ter beschikking was bij de 1ste verplaatsing). Dit is fout. A.5. De hoofdvervoerswijze

De hoofdvervoerswijze is de vervoerswijze waarop de langste afstand wordt afgelegd (cf. toelichting in het verplaatsingsboekje). Indien ze ongeveer even lang zijn, is het de hoofdvervoerswijze die het langste duurt, maar dit zal amper voorkomen. A.6. Doelen en motieven * Soms wordt een zakelijke verplaatsing als “werken” aangeduid. Alhoewel misschien niet 100% waterdicht, kan dit geverifieerd worden door het werkadres te vergelijken met het verplaatsingsadres in kwestie: indien verschillend zal het een zakelijke verplaatsing zijn. Indien het werkadres niet gekend is, wordt er niets gewijzigd. * Het toegewezen doel van de verplaatsing wordt in een aantal gevallen (vooral bij kinderen) vastgesteld aan de hand van het doel van de verplaatsing voor de (auto)bestuurder: een kind van 7 jaar gaat in feite niet winkelen, zijn moeder gaat winkelen en het kind gaat mee om even weg te zijn of omdat het niet alleen gelaten kan worden (= “iets anders” in feite). Of, nog straffer: het kind gaat mee met de ouders naar bureau in de vakantieperiode: het kind gaat zeker niet werken (eerder

6

“ontspanning…”). Het is zeker niet steeds een probleem: het doel (oma) “een bezoek brengen” geldt wel voor beide (kind en ouder). Tracht hier oog voor te hebben. * Sommige door de respondent vermelde doelen/motieven kunnen ondergebracht worden in één van de aangeboden categorieën van het verplaatsingsboekje. Deze antwoorden kunnen dan aangepast worden. Indien het een duidelijk motief is dat zich duidelijk onderscheidt van de aangeboden categoriën kies dan de categorie “andere”. Indien het eerder een plaatsnaam betreft of een zo vage omschrijving dat verschillende motieven er kunnen worden onder begrepen dan moet je doorvragen. De richtlijn is dus het gegeven van veld 1 te wijzigen in veld 2 tenzij is aangegeven: “Doorvragen”. Dit betekent dan dat de enquêteur nadere details vraagt over wat het doel was om dan preciezer het doel te kunnen bepalen. Bijvoorbeeld: “naar de beurs”. Ben je daar gaan werken? Zo ja: “werken” is dan het doel. Als iemand de beurs gaan bezoeken met één of andere seniorenclub dan is het “ontspanning, sport en cultuur”.

Veld1 Veld2 2de verblijf iets anders adres van bezoek iemand een bezoek brengen autocontrole/keuring diensten arts (huisarts, dokter) diensten babysit andere banket ontspanning, sport, cultuur begeleiding doorvragen begrafenis andere benzinestation/tanken winkelen betogen andere beurs doorvragen bezinning met klas onderwijs volgen bijberoep werken bloed geven andere boerderij doorvragen brieven posten diensten camping iets anders caravan iets anders carpool andere carwash diensten catechese/godsdienst onderwijs volgen coiffeur diensten containerpark diensten cursus/opleiding Onderwijs volgen dagcentrum doorvragen demonstratie/open deur winkelen feest ontspanning, sport, cultuur feitelijk adres iets anders funerarium andere gaan doppen andere gaan logeren iemand een bezoek brengen garage doorvragen gelegenheidspersoneel doorvragen hond uitlaten wandelen, rondrijden

7

hondenschool doorvragen hotel doorvragen; indien voor

vakantie: iets anders

hout hakken andere huis te koop/bouwgrond andere huis van vertrek andere iemand helpen iemand een bezoek brengen iemand vergezellen andere iets gaan eten ontspanning, sport, cultuur informatie vragen doorvragen instelling doorvragen internaat andere kamp ontspanning, sport, cultuur kapper diensten kerk/moskee andere kerkhof andere kippen slachten andere klussen (tuinklus,,,) andere koffietafel andere kot andere laatste groet andere luchthaven doorvragen lunchen (� dineren) andere monitor sportkamp ontspanning, sport, cultuur school (examen/proclamatie) onderwijs volgen onthaalmoeder/opvang kinderen ook door oma/opa

andere

op vakantie ontspanning, sport, cultuur open bedrijven dag ontspanning, sport, cultuur openbare verkoop andere oudercontact andere politiek doorvragen proefrit winkelen receptie/drink ontspanning, sport, cultuur rechtbank diensten repetitie ontspanning, sport, cultuur rijles onderwijs volgen rommelmarkt gaan ontspanning, sport, cultuur rusten ontspanning, sport, cultuur scouts/jeugdbeweging ontspanning, sport, cultuur seminarie onderwijs volgen sollicitatie andere stadsbezoek ontspanning, sport, cultuur stage onderwijs volgen stemmen/verkiezingen andere strafstudie onderwijs volgen uitstap ontspanning, sport en cultuurvakantie adres iets anders valven raadplegen onderwijs volgen VDAB doorvragen veiling andere

8

verblijfplaats iets anders vergadering doorvragen verhuis van gerief andere verhuizen andere verkiezingen andere verzorging dieren diensten video gaan halen winkelen voorbereiding doorvragen voorbereiding feest ontspanning, sport, cultuur voordracht ontspanning, sport, cultuur vrijwilligerswerk andere wagen halen doorvragen wassalon diensten (werken) nieuwe woning andere ziekenhuis doorvragen zwemmen met school onderwijs volgen B. GEZINS – EN PERSOONSVRAGENLIJST B.1. Wagens Bestelwagens zijn geen vrachtwagens maar ook wagens. Een bestelwagen technisch definiëren (d.w.z. op basis van de reglementering) is nogal ingewikkeld. Iedereen weet weliswaar wat ermee wordt, we denken dan aan een wagen genre Ford Transit. Een hybride wagen hoort bij “andere”. B.2. Carpooling Iemand die van thuis uit vertrekt naar zijn werk en iemand oppikt bijvoorbeeld aan de carpoolparking maakt 2 verplaatsingen. Het motief van de eerste verplaatsing = “iemand/iets halen/wegbrengen” en de tweede verplaatsing “werken” (beide met de auto als vervoermiddel maar bij 1ste verplaatsing alleen in de auto als bestuurder en bij de tweede verplaatsing als bestuurder maar dan al carpoolend met 2 in de auto). Het wachten op degene die hij oppikt wordt geteld bij de 2de verplaatsing (zie hierboven: zelfde principe zoals toegepast onder A.2). Vanuit het standpunt van degene die opgehaald wordt: die heeft maar 1 doel namelijk “werken”, maar wel 2 vervoerswijzen: de eerste vervoerswijze is dan bijvoorbeeld met de auto als chauffeur (tot aan die carpoolparking) en de tweede met de auto als passagier. B.3. Het thuisadres Het thuisadres is het domicilie adres (dus het adres dat jullie ontvangen hebben). Vakantie adressen, kotadressen en degelijk zijn geen thuisadressen. Vul hier “andere” in. Indien een kind gedomicilieerd is bij de moeder en tijdens de invuldag is het kind bij de vader dan moet hier ook bij het vertrekadres

9

10

“andere” worden ingevuld. Indien sinds de trekking van de steekproef de respondent verhuisd is en zijn domicilie veranderd heeft, dan mag het thuisadres veranderd worden in zijn nieuw adres . B.4. Rijbewijs Voorlopig rijbewijs wordt niet als rijbewijs beschouwd. Het moet dus over een definitief gaan. B.5. Parkeren Ergens stoppen om iemand te laten uitstappen wordt niet beschouwd als zijnde parkeren.