496 VWS: Grenzen Euthanasie Vooralsnog Niet Oprekken
Transcript of 496 VWS: Grenzen Euthanasie Vooralsnog Niet Oprekken
183zorg & financiering > 3-2005
euthanasie
ling zou een eigen beleidslijn moeten ontwikke-len waarin ook aandacht is voor de rol van deverpleegkundige. Instellingen kunnen zo eenbeleidslijn ontwikkelen die past bij de cultuurvan die instelling. Verpleegkundigen geven aandat er steeds meer moet gebeuren binnendezelfde tijd en dat daardoor meer wordtgehaast. Dit gaat vaak ten koste van de tijd diewordt besteed aan reflectie.
Ethische reflectie
Naast bij- en nascholing is het echter heelbelangrijk dat in instellingen aan personeel deruimte wordt geboden voor ethische reflectie.Het met elkaar kunnen praten over diep ingrij-pende zaken als euthanasie biedt ook de ver-pleegkundige de mogelijkheid het eigenprofessionele handelen te toetsen en zijn positieover de betrokkenheid bij euthanasie te bepalen.Zo moeten verpleegkundigen met gewetens-bezwaren in de gelegenheid worden gesteld omdit aan te geven. In de onderzochte gevallenleverden gewetensbezwaren overigens maarweinig problemen op. Op initiatief van mede-werkers van koepelorganisatie, organisatie vanberoepsbeoefenaren en wetenschappers isonlangs een platform opgericht dat tot taakheeft het stimuleren van ‘moreel beraad’ ininstellingen. Het gaat hier om een informeel ini-tiatief om te zoeken naar manieren van moreel
beraad. Moreel beraad kan bijdragen aan hetvermeerderen van kennis over de positie van deverpleegkundige bij euthanasie en het verpleeg-kundig handelen bij euthanasie.
Richtlijnen
Daarnaast moeten instellingen tijd besteden aanhet onderhoud van richtlijnen. Dat verschiltnogal per ziekenhuis.Ook de mate waarin verpleegkundigen overal bijworden betrokken, verschilt per instelling.Naast het personeel zijn de patiënten overigensook gebaat bij een duidelijk instellingsbeleid enduidelijke informatie over de mogelijkhedenbinnen een bepaalde instelling.De beroepsorganisaties voor verpleegkundigenzijn bezig met de voorbereidingen van richtlij-nen voor de rol van verpleegkundigen bij eutha-nasie, hulp bij zelfdoding en pijnbestrijding inde terminale fase. Deze zijn naar verwachtinghalverwege dit jaar klaar. De richtlijnen biedenverpleegkundigen en andere hulpverleners meerhouvast, maar maken het formuleren van instel-lingsbeleid niet overbodig.Bronnen: brief van de Staatssecretaris van VWS aan deTweede Kamer, 4 maart 2005 en ‘De rol van verpleeg-kundigen bij medische beslissingen rond het levensein-de, verslag naar betrokkenheid en praktijken’, doorA. van Bruchem-van de Scheur, A. van der Arend,C. Spreeuwenberg, F. van Wijmen en R. ter Meulen,De Tijdstroom, Maarssen, 2004<
Vooralsnog voelt het Ministerie van VWS erniets voor om het begrip ‘ondraaglijk lijden’ruimer te interpreteren, zodat niet alleen men-sen met een medisch classificeerbare aandoe-ning voor euthanasie in aanmerking komen.
Dat schrijft Staatssecretaris Ross-van Dorp vanVWS aan de Tweede Kamer. Volgens haar is hetadvies van de commissie-Dijkhuis – op verzoekvan artsenorganisatie – over normen voor het
handelen van artsen bij euthanasie (zie ookZ&F 2005/153, nr. 1, p. 161), niet strijdig met deinterpretatie van de wetgever.De bewindsvrouw bestrijdt het beeld dat ditadvies zou inhouden dat het begrip ‘ondraaglijklijden’ ruimer moet worden geïnterpreteerd dande Hoge Raad heeft gedaan in het arrest-Brongersma. Deze oud-senator van de PvdAvond het zinloos om verder te leven en kreeg in1998 hulp bij zelfdoding van een huisarts.
496 vws: grenzen euthanasie vooralsnog niet oprekken
ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 183
patiëntenbeleid
184 3-2005 > zorg & financiering
De Hoge Raad stelde in deze zaak dat er welis-waar ruimte kan zijn voor euthanasie bij psy-chisch lijden, maar dat euthanasie niet toe-gestaan is wanneer er geen sprake is van eenmedisch geclassificeerde aandoening. De toen-malige Ministers van Justitie en VWS warendezelfde mening toegedaan bij de parlementairebehandeling van de Wet toetsing levensbeëin-diging op verzoek en hulp bij zelfdoding.De commissie-Dijkhuis concludeerde echter datdit criterium van het hoogste rechtscollege nietgoed bruikbaar is. Volgens de commissie is descheidslijn vanuit het perspectief van de artsente ongenuanceerd. ‘Binnen de beroepsgroep vanartsen wordt onderschreven dat “ondraaglijk enuitzichtloos lijden” zich niet uitsluitend voor-doet bij mensen met een classificeerbare soma-tische of psychische aandoening, maar ook bijmensen die “lijden aan het leven”.’
Maar Ross-van Dorp stelt dat de commissie-Dijkhuis hiermee slechts heeft willen aangevendat er geen consensus bestaat of artsen over devereiste deskundigheid beschikken voor debeoordeling van ‘lijden aan het leven’. Daaromluidt het advies dat eerst nader onderzoek nodigis naar de voorwaarden waaronder dit tot hetmedische domein gerekend kan worden.
Discussie
Hierover wil de KNMG een discussie starten, dieRoss-van Dorp eerst wil afwachten. Verder wijstde CDA-bewindsvrouw erop dat Dijkhuis c.s. inbovengenoemde vraagpunten geen aanleidingzien om het huidige wettelijke kader voor eutha-nasie principieel ter discussie te stellen.Bron: Stcrt. 2005, nr. 30<
Uit onderzoek van de Koninklijke Neder-landsche Maatschappij tot bevordering derGeneeskunst (KNMG) blijkt dat artsen bijeuthanasie, levensbeëindiging zonder verzoekof bij staken van een behandeling, zorgvuldigerte werk moeten gaan dan de wet vereist.Rechters en toetsingscommissies stellen meereisen dan de zes zorgvuldigheidseisen die in deEuthanasiewet staan.
De KNMG onderzocht begrippen en zorgvuldig-heidseisen die van belang zijn in de zorgverle-ning rond het levenseinde. Voor dit onderzoekzijn onder meer de rechtspraak uit de periode1980-2004 en de jaarverslagen van de Toetsings-commissies Euthanasie geanalyseerd.In de periode 1980-2004 zijn zeventig rechter-lijke uitspraken over medische beslissingenrond het levenseinde (euthanasie, levensbeëin-diging zonder verzoek, staken van de behande-ling, enz.) gepubliceerd. Dit aantal laat zien dathet gemiddelde aantal juridische procedures per
jaar gering is. De rechterlijke uitspraken dragenechter in belangrijke mate bij aan de ontwikke-ling en de interpretatie van de zorgvuldigheids-eisen.Voor levensbeëindigend handelen gelden meerzorgvuldigheidseisen dan het zestal dat wordtgenoemd in de Euthanasiewet. Vooral in detuchtrechtspraak zijn ‘buitenwettelijke’ zorgvul-digheidseisen ontwikkeld, waaraan een arts zichook behoort te houden. Voorbeelden zijn: dearts is bestand tegen oneigenlijke druk, de artsbewaart professionele distantie, de arts commu-niceert met en begeleidt zo nodig andere hulp-verleners en de familie van de patiënt én de artsbewaakt het onderscheid tussen levensbeëindi-ging en andere vormen van hulp en ondersteu-ning.
Transparanter en verfijnder
Niet alleen rechters maar ook de Toetsings-commissies Euthanasie leveren een wezenlijke
497 knmg: eisen levensbeëindiging strenger dan de wet
ZenF-0305 cyaan.qxd 14-4-2005 11:08 Pagina 184