[3e Volgreeks, 4e Deel] || 120STEBESTUURSVERGADERING. GEHOUDEN 10 April 1869
Transcript of [3e Volgreeks, 4e Deel] || 120STEBESTUURSVERGADERING. GEHOUDEN 10 April 1869
120 STE BESTUURSVERGADERING. GEHOUDEN 10 April 1869Source: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, 16de Deel, 1steAfl., [3e Volgreeks, 4e Deel] (1869), pp. XXXVII-XLPublished by: KITLV, Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean StudiesStable URL: http://www.jstor.org/stable/25735929 .
Accessed: 14/05/2014 16:27
Your use of the JSTOR archive indicates your acceptance of the Terms & Conditions of Use, available at .http://www.jstor.org/page/info/about/policies/terms.jsp
.JSTOR is a not-for-profit service that helps scholars, researchers, and students discover, use, and build upon a wide range ofcontent in a trusted digital archive. We use information technology and tools to increase productivity and facilitate new formsof scholarship. For more information about JSTOR, please contact [email protected].
.
KITLV, Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies is collaborating with JSTOR todigitize, preserve and extend access to Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië.
http://www.jstor.org
This content downloaded from 193.105.154.35 on Wed, 14 May 2014 16:27:25 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions
120STE BESIWIISVERGADERING. XXXVU
120?w BliSTU UR8VKRGAD.ER1NG. oisuuiwisn 10 Xviui 1869.
Tegenwoordig de heeren Bleeker (Voorzitter), Robide
van der Aa, Bachieue, Banck, van Limburg Brouwer,
Dumontier, Gevers Deynoot, Iloiimann, Kern, Obreen, de
Secretaris en de adjunct-secretaris. De heer Sloet van de
Beele met kennisgeving afwezig.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter heet de heeren Bachiene, Dumontier en Hoffmann
welkom in de vergadering van het bestuur en wenscht het Instituut
geluk met hunne aanvaarding van het lidniaatschap van het
bestuur.
De Voorzitter deelt daarna mede: I. dat de* heeren L. C.
van Kerkwijk, N. D. Lammers van Toorenburg en mr. P. A.
v. d. Lith zich bereid hebben verklaard het lidniaatschap van
het Instituut te aauvaarden.
II. dat voor de bibliotheek zijn ingezonden de volgende bock werken:
door den heer Robide van der A a. Wan hondro Aria Singi
nanga dem wijze vo dem vo gebruike na hoso en na skolo;
door den heer Hageman een ex. van zijne geschriften: Ge
schiedenis der Soendalanden. ? Over de Europesche boeren. ?
Over de modderwellen. ? Het ontworpen standbeeld voor Koen.
Miquel. Auuales Musei botanici. Lugd. Bat. deel IV afl. I?V.
Tjahaja Sijaug Kartas chabar Minahassa, 1869 no. 1.
Zeitschrift der Gesellschaft fur Erdkunde, IV<* deel, le afl.
Journal of the Asiatic society of Bengal, 1868, Part I no.
II. Part. II no. IV.
Proceedings of the Asiatic society of Bengal, 1868 no 9?11'.
Sitzungsberichte der Weener Akademie. Phil. hist, klasse.
Jaarg. 1868 April?Juli. Monatsberichte der Berlijnsche akademie Januari 1869
Notulen der vergadering van het Instituut van ingenieurs van
9 Febr. 1869.
This content downloaded from 193.105.154.35 on Wed, 14 May 2014 16:27:25 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions
XXXVItX 120*TE BEST U U KS VE liGADE KING.
IU. dat de minister van kolonien, onder dagteekening van
den 7n dezer, berieht heeft dat bij iuzage der aan het depar tement van kolonien tbegezonden agenda van den gouvemeur
generaal en rade van 1824, ten duidelijkste is gebleken dat dit
stuk behoort tot het indisch gouvernements-archief. De minister
heeft gemeend aan de betoonde bereidwilligheid om het stuk
voor het koloniaal archief af te staan, de vrijheid te mogen ont
leenen de agenda aan het indisch bestuur te doen toekomen.
Naar aanleiding van deze missive wordt besloteu den minister
van kolonien te kennen te geven dat vermits de minister van
oordeel is dat het stuk tot het gouvernements-archief behoort,
het Instituut bereid is daarvan afstand te doen.
IV. dat de heer J. Hageman JCZn., te Passaroean, onder
dagteekening van 2 Februari jl. heeft berieht dat hij aan het
Instituut heeft afgezonden een kistje, inhoudende haudschriften,
door hem zelf bewerkt. Het bestuur besluit de ontvangst van
het kistje af te wachten, alvorens omtrent deze missive eene,
beslissing te nemen.
De Voorzitter zegt dat op het convocatiebiljet vernleld is dat
de verkiezing zal plaats hebben van een secretaris en een pen
ningmeester. Wat den penningmeester betreft is dit juist,maar niet ten opzichte van den secretaris. De heer Millard toch is
slechts afgetreden als bestuurslid. Daar het reglement bevoegdheid
geeft den secretaris buiten de leden van het bestuur te kiezen,
is de heer Millard, nog gewoon lid zijnde, tot secretaris be
noemd. Eerst later, toen hij reeds eenigen tijd als secretaris
gefungeerd had, is hij tot lid van het bestuur gekozen. Van
dit mandaat is hij thans ontslagen, maar hij kan daarom niet
tevens geacht worden ontheven te zijn van de functien van
secretaris. De Voorzitter acht het evenwel wenschelijk dat de
vergadering verklaart of zij met die opvatting instemt, waarop
de doer den Voorzitter gestelde vraag: moet de heer Millard
thani- nog beschouwd worden secretaris van het Instituut te zijn, met algemeene stein men in toesteuimenden zin wordt beslist.
De Secretaris zegt thans dat hij binnen weinige dagen zich
met der woon te Amsterdam zal vestigen, zoodat hij daarin eene
reden vindt om zijn ontslag aan het Instituut aan te bieden.
De Voorzitter meent dat ware de heer Millard in de residentie
blijveu! wonen, er geen enkel bezwaar zou zijn om hem als
secretaris te herkiezeu. Nu hij evenwel het voornemen' heeft de
This content downloaded from 193.105.154.35 on Wed, 14 May 2014 16:27:25 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions
l?0*TE ST I f U RS V K RGAD13 RING. XXXtX
stad te verlaten is het mogelijk dat niet nlle leden de herkiezing van den heer Millard als secretaris wenschelijk achten, op grond
namejijk, al schrijft ook hot reglement daaromtrent niets voor,
dat de secretaris behooit te won en in de plaats, waar de zetel
van het bestuur is. De Voorzitter deelt evenwel als zijn persoonlijk
gevoelen mede dat hij in eene herbenoeming van den heer Millard
als secretaris. ook nu hij de residentie gaat verlaten, geen be
zwaar ziet omdat het bestuur behnlve door een secretaris ook
door een adjunct secretaris wordt ter zi jde gestaan, die de
loopende zaken kan afdoen.
Uit de gedachtewissoling, die hiorna volgt, blijkt dat som
mige leden, on der anderen de heeren Gevers Deynoot en van
Limburg Brouwer, bepaald van gevoelen zijn dat het in het
belang van het Instituut wenschelijk is dat de secretaris niet
buiten den zetel van het bestuur woont, terwijl andere leden, onder anderen de heer Bachiene, met het oog vooral op de snelle
middelen van vervoer, in die afwezigheid geen bezwaar zien.
Ten einde de vergadering omtrent dit punt van haar gevoelen te doen blijken, stelt de heer van Limburg Brouwer de yolgende motie voor: het bestuur is van oordeel dat het niet wenschelijk is het secretariaat op te dragen aan een lid, dat buiten den zetel
van het Instituut gevestigd is. Deze motie wordt met 6 tegen 4 stemmen verworpen.
De vergadering, thans overgaande tot de verkiezing van een
secretaris, ten gevolge van het door den heer Millard genomen
ontslag, benoemt met 8 stemmen, terwijl een stem op den heer
Heukelom wordt uitgebracht en een lid, de heer Gevers Deynoot de zaal verlaten heeft, den heer Millard op nieuw tot secretaris.
De heer Millard verklaart zich bereid zich op nieuw met het
secretariaat te belasten, in de veronderstelling dat zijne vestiging te Amsterdam geen stoornis zal te weegbrengen. Mocht hij, na
verloop van eenige maanden, eenige moeilijkheden ontdekken, dan zal hij daarin aanleiding vinden zijn mandaat neder te leggen.
In den loop van het debat was door den heer Bachiene het
denkbeeld geopperd om den heer Millard, na zijne herkiezing tot secretaris, vergoeding van reiskosten toe te staan. Ofschoon
het reglement wel spreekt van eene vergoeding van reiskosten
aan de bestuursleden, maar niet aan den secretaris, zoo wordt
algemeen aangenomen dat eene toekenning van reiskosten ook aan
den secretaris door de algemeene vergadering zal worden goedge
keurd, aangezien zij er, omdat de heer Millard in het belang van het
This content downloaded from 193.105.154.35 on Wed, 14 May 2014 16:27:25 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions
tl l&OSTfc BESTtltltlSVTlUOADKktNG.
Instituut is herkozen, geen bezwaar tegen zal liebben dat limn do
vervulling zijner betrekking zoo gemakkelijk mogelijk wordt ge maakt. Omtrent de bepaling dier reiskosten worden verschillende
denkbeelden geopperd: het vaststollen van een tarief, het bepalcn van eene vaste jaarlijksche som of het overlaten van het bepalcn der som aan den secretaris persoonlijk. Dit laatste denkbeeld
wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
"Vervolgens overgaande tot de benoeming van een penning meester, wordt de heer Bachiene met 8 stemmen, terwijl 1 stem
op den heer Robide van der Aa wordt uitgebracht, tot die funetien
gekozen. De heer Bachiene verklaart zich bereid deze betrekking te aanvaarden, onder uitdmkkelijke voorwaarde evenwel dat hij in geen opzicht aansprakelijk zal zijn ter zake van het niet-in
komen der op 1 Januari 1869 achterstallige contributien of andere
ontvangsten.
Niets verder te behandelen zijnde, wordt de vergadering door
den Voorzitter gesloten.
This content downloaded from 193.105.154.35 on Wed, 14 May 2014 16:27:25 PMAll use subject to JSTOR Terms and Conditions