#3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is...

48
Gemeente Amersfoort VATHORST, DE LAAK 2A Toelichting en regels -Ontwerp -

Transcript of #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is...

Page 1: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

G e m e e n t e A m e r s f o o r t

VATHORST, DE LAAK 2A

Toelichting en regels

- O n t w e r p -

Page 2: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, DE LAAK 2A

Toelichting

#3425096

Gemeente Amersfoort Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Bezoekadres: Stadhuisplein 1 3811 LM Amersfoort Telefoon (033) 469 51 11 Fax (033) 461 07 10 E-mail: [email protected]

Page 3: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

TOELICHTING

Page 4: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

1

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1 INLEIDING ------------------------------------------------------------------------------------------ 2

1.1 AANLEIDING -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2

1.2 DOELSTELLING ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2

1.3 LIGGING EN BEGRENZING ----------------------------------------------------------------------------------------------------- 2

1.4 GELDENDE PLANNEN ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 3

1.5 LEESWIJZER --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 5

HOOFDSTUK 2 BELEIDSKADERS -------------------------------------------------------------------------------- 6

2.1 INLEIDING ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6

2.2 RIJKSBELEID -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 6

2.3 PROVINCIAAL BELEID---------------------------------------------------------------------------------------------------------- 8

2.4 GEMEENTELIJK BELEID ------------------------------------------------------------------------------------------------------ 12

2.5 CONCLUSIE ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 15

HOOFDSTUK 3 RUIMTELIJKE ANALYSE -------------------------------------------------------------------- 16

3.1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 16

3.2 GEOLOGIE EN GEOMORFOLOGIE -------------------------------------------------------------------------------------------- 16

3.3 ARCHEOLOGIE ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 16

3.4 CULTUURHISTORIE ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 18

3.5 BESTAANDE FUNCTIES------------------------------------------------------------------------------------------------------- 18

3.6 INFRASTRUCTUUR ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 18

HOOFDSTUK 4 ONTWIKKELINGSVISIE ----------------------------------------------------------------------- 19

4.1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 19

4.2 STEDENBOUWKUNDIG PLAN DE LAAK 2A -------------------------------------------------------------------------------- 19

HOOFDSTUK 5 MILIEUASPECTEN ----------------------------------------------------------------------------- 26

5.1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 26

5.2 BELEID ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 26

5.3 WATER ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 26

5.4 LUCHTKWALITEIT ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 29

5.5 GELUID ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 30

5.6 GEURHINDER ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 32

5.7 EXTERNE VEILIGHEID -------------------------------------------------------------------------------------------------------- 33

5.8 PLANOLOGISCH RELEVANTE LEIDINGEN ---------------------------------------------------------------------------------- 34

5.9 BODEM ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 36

5.10 DUURZAAMHEID ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 36

5.11 FLORA EN FAUNA / ECOLOGIE --------------------------------------------------------------------------------------------- 37

HOOFDSTUK 6 JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING ------------------------------------------------------- 39

6.1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 39

6.2 DE OPZET VAN DE PLANREGELS -------------------------------------------------------------------------------------------- 39

HOOFDSTUK 7 UITVOERBAARHEID --------------------------------------------------------------------------- 42

7.1 INLEIDING --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 42

7.2 HANDHAVING ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 42

7.3 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ---------------------------------------------------------------------------------------- 43

7.4 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID --------------------------------------------------------------------------------- 43

BIJLAGE 1 ACTUALISATIE AKOESTISCH ONDERZOEK DEELPLAN LAAK 2A ------------ 45

Page 5: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

2

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In 2007 is voor de ontwikkeling van woningbouw in het gebied Vathorst De Laak 2A een stedenbouwkundig plan opgesteld

1. Dit plan is in november 2007 in de gemeenteraad behandeld, waarna

voor de uitvoering van het stedenbouwkundig plan begin 2008 een planologische procedure is begonnen (uitwerkingsplan ex artikel 3.6 Wro). Vanwege de economische ontwikkelingen in 2008 werd het echter noodzakelijk om de voorgestelde stedenbouwkundige structuur aan te passen, met als gevolg dat de ingezette planologische procedure niet is afgerond. De genoemde herziening van het stedenbouwkundig plan van 2007 is eind 2009 voltooid. In de herziening zijn diverse kostenbesparende maatregelen doorgevoerd, zoals goedkopere kunstwerken en oeverconstructies, minder openbare ruimte (meer uitgeefbaar) en meer marktconforme woningbouwtypen. Omdat de uitvoering van dit herziene stedenbouwkundig plan niet past binnen de uitwerkingsregels van het geldende bestemmingsplan “Vathorst”, dient hiervoor een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Onderhavig bestemmingsplan “Vathorst, De Laak 2A” voorziet hierin. 1.2 Doelstelling Doel van dit bestemmingsplan is om de juridisch-planologische basis te verschaffen voor realisatie van het stedenbouwkundig plan “Definitief Ontwerp Vathorst Laak 2A” van november 2009. Met de uitvoering van dit bestemmingsplan zal in het gebied De Laak 2A een nieuw woongebied met in totaal ruim 1000 woningen ontstaan. De ruimtelijke en functionele structuur van het nieuwe woongebied zal zoveel mogelijk overeenkomen met de in het geldende bestemmingsplan “Vathorst” opgenomen uitgangspunten. 1.3 Ligging en begrenzing Het plangebied van “Vathorst, De Laak 2A” ligt aan de noordkant van Vathorst. De Laak 2A vormt de eerste fase van de ontwikkeling van De Laak 2; ten noordwesten van De Laak 2A zal een tweede fase (De Laak 2B) ontwikkeld worden. Het plangebied wordt begrensd door de Laakboulevard in het zuiden, het woongebied van De Laak 1B in het oosten en de watergang De Laak in het noord(oost)en. Aan de (noord)westzijde zal De Laak 2A, zoals aangegeven, begrensd worden door De Laak 2B, welke grens als watergang zal worden vormgegeven (de Kleine Eem). In de bestaande situatie zijn hier nog weilanden. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 30 hectare. In figuur 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

1 “Vathorst Laak 2A, Definitief Ontwerp Stedenbouw”, West 8 urban design & landscape architecture b.v., oktober

2007.

Page 6: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

3

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Figuur 1: ligging plangebied.

1.4 Geldende plannen Voor het gehele gebied geldt het in januari 1999 vastgestelde bestemmingsplan “Vathorst”. Het bestemmingsplan “Vathorst” is nagenoeg geheel opgezet als een globaal uit te werken bestemmingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (thans artikel 3.6 Wro). Voor de in het plangebied opgenomen gronden geldt een bestemming “Uit te werken woondoeleinden, bedrijfsdoeleinden en kantoordoeleinden (UWBK)”. Voor een beperkt deel van het plangebied zijn al eens uitwerkingsplannen opgesteld. Ten eerste is dit het geval voor de gronden aan de zuidzijde van het plangebied, waar het uitwerkingsplan “De Velden 1, Vathorst” geldt. In dit uitwerkingsplan heeft de Laakboulevard een bestemming “Verkeersdoeleinden” en heeft de Calveense Wetering een bestemming “Groenvoorzieningen”. Een nog niet verwezenlijkt deel van deze bestemming groenvoorzieningen valt binnen het bestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A. Ten tweede valt een smalle strook grond aan de oostzijde van het plangebied over een reeds uitgewerkt deel van het bestemmingsplan “Vathorst”. Het gaat hier om het uitwerkingsplan “Vathorst, De Laak 1B,

Page 7: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

4

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen met aanverwante functies). Tabel 1: geldende bestemmingsplannen.

Nr. Naam plan Raad GS ABRvS

42 Bestemmingsplan Vathorst 26 januari 1999 31 augustus 1999 8 juni 2001

42a Uitwerkingsplan De Velden 1 24 juni 2003 n.v.t. n.v.t.

42h Uitwerkingsplan De Laak 1B 2 november 2004 n.v.t. n.v.t.

In figuur 2 zijn de vigerende bestemmingsplannen (met nummers) aangegeven.

Figuur 2: geldende bestemmingsplannen.

Page 8: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

5

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

1.5 Leeswijzer Allereerst wordt ingegaan op het beleidskader van de Rijksoverheid en de provincie Utrecht. Vervolgens komt in hoofdstuk 2 ook het gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 3 is de actuele situatie voor verschillende ruimtelijke aspecten beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de ontwikkelingsvisie voor het gebied. Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten die de ontwikkelingen in het plangebied hebben op het milieu. Daarna volgt de juridische planopzet voor het bestemmingsplan die in hoofdstuk 6 is verwerkt. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Deze toelichting op het bestemmingsplan wordt afgesloten met de resultaten van het vooroverleg en de inspraak.

Page 9: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

6

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 2 Beleidskaders 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan “Vathorst, De Laak 2A” op rijks-, provinciaal- en lokaal niveau. Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de belangrijkste bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. 2.2 Rijksbeleid

• De Nota Ruimte De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte (ruimte voor ontwikkeling). De nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ‘ordening’. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. In de nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (“de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. De ontwikkeling van het gebied Vathorst komt voort uit het beleid van de 4

e Nota Ruimte Extra (VINEX) en

de actualisering hiervan. In dit beleid werd ingezet op verstedelijking van de bundelingsgebieden, zodat het stedelijk draagvlak wordt versterkt, de mobiliteit wordt beperkt en de verstedelijking van het landelijk gebied wordt tegengegaan. Hieruit voortvloeiend zijn uitvoeringsafspraken met lagere overheden gemaakt, op grond waarvan de gemeente Amersfoort met de provincie Utrecht een realiseringsovereenkomst voor de Vinex- locatie Vathorst is aangegaan. Dit beleid is in de Nota Ruimte gecontinueerd.

• Realisatieparagraaf Ruimtelijk Beleid In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Rijk een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid vastgesteld. Het Rijk heeft hierin de nationale ruimtelijke belangen vastgesteld. Voor bundeling van verstedelijking en economische activiteiten is het streven om een Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen (“AMvB Ruimte”) met als beleidskader een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, een regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en een locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. Uitgangspunt hierbij is in de eerste plaats dat het bestaande bebouwde gebied beter moet worden benut, waardoor de noodzaak afneemt om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. In de tweede plaats zal het ook moeilijker worden gemaakt om in de open ruimte te bouwen.

Page 10: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

7

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

• AMvB Ruimte (ontwerp) De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk pro-actief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven. Met de eerste tranche van de AMvB Ruimte heeft het Rijk een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling gemaakt van bestaande ruimtelijke kaders. Deze laat de bestaande bestuurlijke verhoudingen dan ook intact. De ontwerp-AMvB is medio 2009 naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon een ieder zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Daarna is het ontwerpbesluit voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Inwerkingtreding is voorzien voor medio 2010. Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte, die over een jaar (2010/2011) naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gezonden. Hierin wordt mogelijk plaats ingeruimd voor de kaders voor het IJsselmeergebied, de Structuurvisie Randstad 2040 en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III). Voor onderhavig bestemmingsplan is van belang dat in de AMvB Ruimte onder andere bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van het nationaal landschap Arkemheen-Eemland. Het plangebied van Vathorst, De Laak 2A grenst hieraan. De kernkwaliteiten van het nationaal landschap Arkemheen-Eemland zijn de extreme openheid, de slagenverkaveling en het veenweidekarakter. De provincie Utrecht zal het door het Rijk gegeven kader dienen op te nemen in de provinciale verordening, waarna het ook zal doorwerken naar de betrokken gemeenten. Naast het beleid voor de nationale landschappen bevat de AMvB Ruimte tevens een kader voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), feitelijk een voortzetting van het Structuurschema Groene Ruimte (zie hieronder). De begrenzing van de EHS dient in de provinciale verordening aangegeven te worden, terwijl het Rijk enkele “basis-regels” voorschrijft, zoals het “nee-tenzij principe” en het compensatie beginsel. Uiteindelijk dienen de gemeenten deze regels op te nemen in de (nog) op te stellen bestemmingsplannen.

• Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit werkt het nationaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Nota Mobiliteit geeft aan op welke wijze dit gebeurt. Ook is een Uitvoeringsagenda uitgebracht, waarin is beschreven hoe het Rijk de komende jaren concreet - met decentrale overheden, bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen – uitvoering geeft aan het in de nota geschetste beleid.

• Structuurschema Groene Ruimte / nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur Het Rijk heeft de Utrechtse Heuvelrug in het Structuurschema Groene Ruimte voor een groot gedeelte aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel om de duurzaamheid van de natuur in Nederland te vergroten. Dit betekent dat het natuurareaal wordt uitgebreid en de geïsoleerde ligging van natuurgebieden waar mogelijk wordt opgeheven. Het beleid voor de kerngebieden is er op gericht de aanwezige natuurwaarden veilig te stellen en te vergroten. Waar de (interne) ruimtelijke samenhang van kerngebieden onvoldoende is, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van infrastructurele barrières, zijn maatregelen vereist om de gebieden (beter) met elkaar te verbinden. De nota “Natuur voor mensen, mensen voor natuur” (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2000) geeft aan dat de ruimtelijke samenhang en het functioneren van de EHS verder versterkt wordt. Enerzijds door slimmere begrenzingen, en anderzijds door de realisering van groene verbindingen tussen

Page 11: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

8

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

natuurgebieden. De opgave is om de Utrechtse Heuvelrug, in samenhang met de omliggende lagere gebieden en de Veluwe, als één samenhangend geheel te ontwikkelen. Het beleid is daarbij om doorsnijdingen met infrastructuur op te heffen. Het Structuurschema Groene Ruimte maakt thans onderdeel uit van de Nota Ruimte welke beleidsneutraal zal worden omgezet in de AMvB Ruimte. 2.3 Provinciaal beleid

• Provinciale Ruimtelijke Verordening De provinciale ruimtelijke verordening is gebaseerd op artikel 4.1 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Provinciale Staten van Utrecht hebben deze verordening op 21 september 2009 vastgesteld, waarna de verordening op 23 december 2009 is gepubliceerd en op 24 december 2009 in werking is getreden. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau, op zo’n wijze dat de verordening (vooraf) een kader stelt. De regels van de verordening richten zich dan ook primair tot de gemeenteraden die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van bestemmingsplannen, al gelden ze tevens voor inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen. Hoewel de figuur van de verordening nieuw is ten opzichte van de (oude) WRO, is de inhoud van de Utrechtse verordening niet nieuw. De verordening is namelijk gebaseerd op het Wro-proof gemaakte Streekplan Utrecht 2005-2015 (Beleidslijn nieuwe Wro) en de Wro-proof gemaakte Handleiding bestemmingsplannen 2006 (Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro). Daarmee is het bestaande ruimtelijk beleid neutraal omgezet. De structurende elementen van het provinciaal ruimtelijk beleid worden gevormd door de rode contouren en de zonering van het landelijk gebied. Mede op basis van de digitale vereisten waaraan een provinciale verordening per 1 januari 2010 dient te voldoen, zijn voor de leesbaarheid en toegankelijkheid zeven thema’s binnen de verordening onderscheiden, te weten:

- Bodem. - Cultureel erfgoed. - Landelijk gebied. - Natuur. - Recreatie. - Stedelijk gebied. - Watersystemen.

Per thema worden vervolgens enkele subthema’s benoemd en wordt per subthema aangegeven waaraan een bestemmingsplan, evenals de toelichting daarop, dient te voldoen. Voor bepaalde ontwikkelingen stelt de verordening bijvoorbeeld een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, voordat een gemeente voor een dergelijke ontwikkeling een bestemmingsplan kan vaststellen. In dergelijke situaties dient in de toelichting op het bestemmingsplan veelal een beschrijving, dat en op welke wijze aan de gestelde criteria is voldaan, te worden opgenomen. De aspecten die in De Laak 2A een rol spelen zullen in dit en navolgende hoofdstukken aan de orde komen.

• Streekplan Utrecht 2005-2015 / Beleidslijn nieuwe Wro Met het oog op de inwerkingtreding van de Wro heeft de provincie Utrecht er niet voor gekozen om nieuw beleid te formuleren en vast te leggen in een nieuwe structuurvisie. Als gevolg hiervan is het Streekplan Utrecht 2005-2015 op 1 juli 2008 van rechtswege omgezet in een structuurvisie en is geen nieuwe structuurvisie opgesteld. Provinciale Staten hebben voorts (beleidsneutraal) het provinciaal belang benoemd aan de hand van de zogenaamde richtinggevende beleidsuitspraken uit het Streekplan Utrecht, al zijn niet alle richtinggevende beleidsuitspraken als provinciaal belang aangemerkt. Het provinciaal belang is vastgelegd in de Beleidslijn nieuwe Wro (vastgesteld op 23 juni 2008). Met deze beleidslijn is het Streekplan Utrecht “Wro-proof” gemaakt. Ook de Handleiding bestemmingsplannen 2006, welke behalve beleidsregels tevens een nadere uitwerking van de richtinggevende beleidsuitspraken van het Streekplan bevat, is Wro-proof gemaakt en opgenomen in de Uitvoering Beleidslijn nieuwe Wro

Page 12: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

9

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

(vastgesteld door GS van Utrecht op 11 november 2008). Laatstgenoemde beleidslijn volgt de in het streekplan opgenomen lagenbenadering (de fysieke ondergrond, het infrastructurele netwerk en de gebruikslaag). In het Streekplan Utrecht 2005-2015 worden verschillende ruimtelijke functies afgewogen en keuzen gemaakt. Nieuwe bestemmingsplannen en overige ruimtelijke ontwikkelingen van gemeenten worden aan het streekplan getoetst. Binnen het streekplan vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking gezamenlijk de rode draad. Aangegeven wordt dat in de provincie Utrecht een grote behoefte aan woningen en bedrijventerreinen bestaat. De ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk worden gezocht binnen de huidige verstedelijking (inbreiden). Het streekplan gaat uit van in totaal 72.000 nieuwe woningen en ongeveer 100 hectare aan nieuwe bedrijventerreinen. Met de vaststelling van het streekplan zijn ook de bebouwingscontouren van de gemeenten precies vastgelegd en op kaarten aangegeven. Binnen deze rode contouren mag worden gebouwd, erbuiten niet. Deze en andere kaarten zijn thans overigens ook opgenomen in de provinciale verordening. Het bestemmingsplan “Vathorst, De Laak 2A” is een (gedeeltelijke) herziening van het bestemmingsplan “Vathorst”, welk plan als vaststaand beleid was omgezet in het provinciaal ruimtelijk beleid. Vrijwel het volledige plangebied kan als “stedelijk gebied” worden aangemerkt en ligt zodoende binnen de rode bebouwingscontour; enkel de watergang De Laak ligt op de grens van het landelijk/stedelijk gebied en valt buiten de rode contour. In figuur 3, overgenomen uit de Provinciale ruimtelijke verordening (Hoofdstuk 7, stedelijk gebied), is duidelijk te zien dat Vathorst en daarmee het plangebied binnen het stedelijk gebied valt.

Figuur 3: stedelijk gebied.

Page 13: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

10

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

De Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in het Streekplan Utrecht 2005-2015 opgenomen met een zogenaamde groene contour. Daarbij zijn de grenzen van de EHS bepaald aan de hand van de natuurgebiedsplannen. In de provinciale ruimtelijke verordening is deze systematiek doorgezet en zijn de gebieden die onder de EHS vallen aangeduid als “Groene contour”. Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als “Groene contour” dient bestemmingen en regels te bevatten die gericht zijn op de bescherming van de in het plangebied aanwezige wezenlijke kenmerken en waarden. Dergelijke bestemmingsplannen mogen geen bestemmingen en regels bevatten die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant aantasten, tenzij aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo mogen er geen reële alternatieven zijn en moet sprake zijn van redenen van groot openbaar belang, terwijl de schade zoveel mogelijk door mitigerende maatregelen dient te worden beperkt. Indien mitigerende maatregelen onvoldoende zijn, dan moet de resterende schade worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders. Ook aan deze compensatie worden voorwaarden gesteld (in de directe omgeving, gelijktijdig en minimaal gelijkwaardig). Het bestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A ligt buiten de door de provincie Utrecht aangewezen EHS- gebieden. Ook de zone tussen de watergang De Laak en de gemeente/provincie- grens, welke zone onderdeel uitmaakt van het gebied Arkemheen-Eemland, behoort niet tot de EHS. Niettemin, het aangrenzende gebied gelegen binnen de provincie Gelderland (gemeente Nijkerk) is wel als EHS aangewezen. Omdat de tussenliggende strook grond, van De Laak tot aan de gemeentegrens, circa 500 meter breed is en zodoende een buffer ter bescherming van de waarden van het gebied vormt, kan aangenomen worden dat geen significante effecten zullen optreden.

Figuur 4: groene contour.

Recreatie en toerisme In het streekplan is ten aanzien van recreatie en toerisme al geconstateerd dat een kwalitatieve- en kwantitatieve inhaalslag nodig is. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn: voldoende aanbod, bereikbaarheid, toegankelijkheid en diversiteit van voorzieningen. De intensiteit van het gebruik verschilt per gebied, afhankelijk van de aantrekkelijkheid en de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied. Fietsen,

Page 14: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

11

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

wandelen en varen zijn belangrijke vormen van recreatief medegebruik. Het recreatief medegebruik door uitbreiding van wandelpaden, fietspaden en dergelijke wordt gestimuleerd. In de provinciale ruimtelijke verordening is voor het gebied ten noord(oost)en van De Laak, dus buiten het plangebied, een aanduiding “Nieuwvestiging verblijfsrecreatie” opgenomen. Zodoende is in het provinciaal beleid aanvaard dat op deze locatie nieuwe verblijfsrecreatie wordt mogelijk gemaakt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo is één van de voorwaarden dat nieuwe verblijfsrecreatieterreinen landschappelijk goed moeten worden ingepast.

• Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost Op 17 maart 2005 is het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost in werking getreden. Het plan is eerder door Provinciale Staten van Utrecht en Gelderland vastgesteld. Reconstructieplannen zijn gebaseerd op de Reconstructiewet concentratiegebieden uit 2002. Deze wet is bedoeld voor de aanpak van de gebieden waar de intensieve veehouderij zich geconcentreerd heeft, namelijk de zandgronden in Brabant, Limburg, Overijssel, Gelderland en Utrecht. Het gaat daarbij zowel om de aanpak van milieuproblemen (stank, luchtkwaliteit en waterkwaliteit) als om het tegengaan van de verspreiding van dierziektes. De wet maakt het mogelijk om landbouwbedrijven die naast kwetsbare natuurgebieden liggen te verplaatsen. Het reconstructieplan is een min of meer integraal plan voor het gehele gebied dat, meer dan het (oude) provinciale streekplan, op uitvoering is gericht. Het reconstructieplan deelt het gebied Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, met uitzondering van de stedelijke gebieden en de bestaande bos- en natuurgebieden, in drie “zones” in, te weten 1) landbouwontwikkelingsgebieden, 2) extensiveringsgebieden en 3) verwevingsgebieden. Voor het bestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A is enkel het beleid voor verwevingsgebieden van belang, omdat het gebied ten noorden van de watergang De Laak in het reconstructieplan als een verwevingsgebied is aangemerkt. Het beleid voor verwevingsgebieden is primair gericht op het bevorderen van een passende combinatie van landbouw, natuur, landschap, recreatie, werken en wonen met bijbehorende kwaliteiten. Het meest concreet komt dit naar voren bij de bepaling over de nieuwvestiging van intensieve veehouderij, welke in verwevingsgebieden niet meer wordt toegestaan. Omdat het plangebied in het reconstructieplan is aangemerkt als een stedelijk gebied, is het overige beleid minder relevant voor onderhavig bestemmingsplan.

• Natuurgebiedsplan Eemland In het Natuurgebiedsplan Eemland, dat op 1 mei 2002 is vastgesteld, wordt de (nieuwe) begrenzing van de EHS vastgelegd. Daarnaast worden de natuurdoeltypen en subsidiepakketten beschreven die bij de begrenzing horen. Het natuurgebiedsplan is vooral bedoeld om het gebied af te bakenen waarbinnen subsidies aan te vragen zijn voor het beheren en inrichten van natuurgebieden. De in het natuurgebiedplan opgenomen zonering is in het Streekplan en vervolgens in de Provinciale ruimtelijke verordening overgenomen.

• Strategisch Mobiliteitsplan Het Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht (SMPU) van december 2003 voorziet tot 2015 in de behoefte aan een actueel, realistisch en concreet beleidsplan. Met het Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht 2004-2020, het SMPU+, is het SMPU vanwege de in de wet voorgeschreven afstemming op de Nota Moblititeit geactualiseerd. De horizon van SMPU+ is 2020. Het SMPU+ is een momentopname in een voortdurend proces van analyse, beleidsvorming, uitvoering, monitoring en evaluatie. Het SMPU+ schetst het ambitieniveau voor de lange termijn, het ideaalbeeld. Door veranderingen in politieke prioriteiten en beleidsinzichten en op grond van resultaten van monitoring en evaluaties zal het beleid regelmatig bijgesteld moeten worden. Met de gezamenlijke (beleids)inspanningen en investeringen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers kan een balans worden bereikt tussen individuele wensen en maatschappelijk belang. In het SMPU+ geeft de provincie Utrecht een voorzet: het wordt helder welke rol het provinciebestuur wil spelen en op welke wijze de bevoegdheden worden ingevuld.

Page 15: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

12

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Het doel van het Strategisch Mobiliteitsplan is drieledig: - Beleidskader: Het SMPU+ biedt een realistisch en concreet beleidskader voor het optreden van de

provincie Utrecht op het gebied van verkeer en vervoer. Voor de beleidsvorming van gemeenten fungeert het SMPU+ als een kader.

- Integraal beleid: Het SMPU+ brengt samenhang tussen de verschillende onderdelen van het verkeers- en vervoerbeleid en tussen dit verkeers- en vervoerbeleid en andere beleidsterreinen (natuur en milieu, ruimtelijke ordening, zorg en economie).

- Prioritering: Het SMPU+ geeft prioriteiten aan voor investeringen van de provincie in verkeer en vervoer.

• De Grebbelinie boven water De Grebbelinie is een verdedigingslinie van grote cultuurhistorische, ecologische en recreatieve betekenis. De linie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig. De zestig kilometer lange linie manifesteert zich als een groen lint in het landschap en loopt van de Rijn bij Rhenen tot aan het Eemmeer bij Spakenburg. De Grebbelinie staat hoog in het vaandel bij overheden, belangenorganisaties, grondeigenaren, ondernemers en bewoners. Een groot aantal partijen, waaronder de provincie Utrecht en de gemeente Amersfoort, heeft daarom in 2006 in een gebiedsvisie duidelijk gemaakt dat het noodzakelijk is om de Grebbelinie ’boven water te halen’. De vaststelling van de gebiedsvisie `De Grebbelinie boven water` is tevens de start geweest van de uitvoeringsfase van het Programma Grebbelinie. In een uitvoeringsprogramma zijn hiervoor zo`n honderd projecten benoemd. Elf grotere projecten die cruciaal zijn voor de uitvoering van de gebiedsvisie hebben de titel gekregen van sleutelproject. Voor het bestemmingsplan “Vathorst, De Laak 2A” is de gebiedsvisie minder relevant, nu de Grebbelinie ver buiten het plangebied ligt. Eén en ander is ook af te leiden uit de provinciale ruimtelijke verordening (kaart behorende bij artikel 3.4, cultuurhistorie- waterlinies). 2.4 Gemeentelijk beleid

• Vigerend bestemmingsplan “Vathorst” (1999) Voor het plangebied geldt momenteel het globale, uit te werken bestemmingsplan “Vathorst”. Dit bestemmingsplan biedt de juridisch- planologische grondslag voor de ontwikkeling van het woon- en werkgebied op de locatie Vathorst. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen “Uit te werken woondoeleinden, bedrijfsdoeleinden en kantoordoeleinden 1 (UWBK)”, “Groen en water” en “Water”. Verder is nog een aantal aanduidingen op de plankaart opgenomen, onder andere voor de aantakking van de dwarsgrachten en een hindercontour van de baggerstort. In artikel 4 van de planvoorschriften (UWBK) is een Beschrijving in hoofdlijnen opgenomen, waarin de hoofdlijnen van het beleid zijn beschreven die bij de realisering van de bestemming in acht dienen te worden genomen. Voor het gebied van De Laak 2A zijn de volgende aspecten van belang:

- De sfeer in dit gebiedsdeel zal worden bepaald door grachten en vaarten waaraan een weefsel van openbare ruimten wordt gekoppeld. De Laak wordt, samen met de Calveense Wetering, de drager van dit grachtenmilieu. De grachten zullen in hoofdzaak haaks op De Laak en de Calveense Wetering worden gesitueerd, onderling verbonden door dwarsgrachten. Door de aanleg van de grachten zullen vanuit het gebied zichtlijnen naar de polder tot stand worden gebracht.

- De aan te leggen pleintjes zullen met één zijde naar het water worden gesitueerd. - Er is expliciet aangegeven dat in het gebied ligplaatsen voor de pleziervaart en bijbehorende

voorzieningen mogen worden gerealiseerd. Het gaat om kleine en stille bootjes met beperkte diepgang, lengte en hoogte. Ligplaatsen voor woonschepen worden echter uitgesloten.

- De langs De Laak en de Calveense Wetering op te richten bebouwing zal op deze waterlopen worden georiënteerd.

- De gemiddelde netto-woningdichtheid zal niet meer dan 50 woningen per hectare bedragen, waarvan ten hoogste 26% gestapelde woningen.

Page 16: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

13

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

- Het beleid is er op gericht om de wijkgerichte voorzieningen te clusteren en bij de aanduiding “Voorzieningen” te situeren. Het gaat daarbij om detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, horeca en recreatieve voorzieningen.

- Verspreid over het plangebied mogen kleinschalige bedrijven en voorzieningen (tot 100 m² per stuk) worden gerealiseerd.

- Er dient 15 m² buurtgroen per woning te worden gerealiseerd. - In het plangebied De Laak wordt tenminste 5 hectare water gerealiseerd. - De ontsluiting van wijken en buurten dient direct op de hoofdverkeersontsluiting (de

Laakboulevard) plaats te vinden. In principe komen er geen onderlinge doorverbindingen voor autoverkeer tussen de wijken. Over de Calveense Wetering komen zo mogelijk bruggen.

- Er zal een fietspadennet met een maaswijdte van 300-400 meter worden gerealiseerd, met onder andere fietsroutes naar het station.

- Binnen het plangebied zullen voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Naast de hierboven genoemde hoofdlijnen van beleid gelden bouw- en gebruiksvoorschriften die in acht moeten worden genomen. Zo is het maximum aantal woningen vastgelegd (voor heel Vathorst), zijn de mogelijkheden voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen ingekaderd en zijn voor de verschillende functies ook maximale bouwhoogten opgenomen. Dit bestemmingsplan voor De Laak 2A sluit geheel aan bij de hoofdlijnen van beleid zoals die in het bestemmingsplan “Vathorst” zijn opgenomen. Van een beleidswijziging is dan ook geen sprake. Enkel ten aanzien van de maximum bouwhoogte(n) bevat dit bestemmingsplan een kleine afwijking ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

• Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur (maart 2004) Op 31 maart 2004 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Groen-Blauwe Structuur vastgesteld. Algemeen doel van de gemeente is het behoud van de kwaliteit van en de variatie aan landschappen binnen en buiten de stad. De uitgangssituatie voor de groen blauwe structuur van Amersfoort is gunstig. De verschillende landschappen rondom de stad, die voor een deel terugkomen in de stad, bieden volop mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie. Het versterken en het benutten van deze differentiatie is dan ook het belangrijkste uitgangspunt voor de groen blauwe structuur. Ten aanzien van het buitengebied Vathorst, gelegen ten noorden en noordwesten van het in ontwikkeling zijnde stadsdeel Vathorst (en onderhavig plangebied), wordt in de beleidsvisie aangegeven dat het gebied vooral bestaat uit klei-op-veengebied. Het landschap wordt naar het noorden toe steeds opener, tot aan de dijk langs de randmeren. Uit het krekenlandschap in de polder Arkemheen kan worden afgeleid dat het gebied tot het voormalige Zuiderzeekleigebied behoort. De aanwezigheid van een grote variatie van plant- en diersoorten is kenmerkend, terwijl het gebied tevens een internationale wetlandstatus heeft. Voor de groen-blauwe structuur is vooral de watergang De Laak en het gebied direct ten noorden daarvan van belang. Het gaat om een strook van circa 500 meter breed en 2,5 km lang binnen de gemeentegrens. De groenstructuur vormt een definitieve grens van de stad aan de noordzijde. Wat betreft ontwikkelingen in dit gebied gaat de beleidsvisie uit van natuurontwikkelingen en (verbeterde) recreatiemogelijkheden. Daartoe worden in de beleidsvisie enkele scenario’s beschreven en randvoorwaarden vastgelegd.

• Woonvisie Amersfoort 2006-2010 In de Woonvisie Amersfoort 2006-2010 heeft de gemeente haar beleidsdoelen en strategieën op het gebied van de volkshuisvesting gepresenteerd. De woonvisie is echter ook bedoeld als doorkijk naar het volgende decennium. Dat heeft te maken met de geformuleerde ambities voor de stad en de wijken. Die ambities zijn zodanig dat de realisering ervan ook na 2010 een punt van aandacht zal blijven. De missie van het volkshuisvestingsbeleid is het thema “ongedeelde stad”. In de ongedeelde stad is plaats voor iedereen: jong en oud, rijk en arm, groot en klein. Iedereen dient dus te beschikken over voldoende keuzemogelijkheden op de Amersfoortse woningmarkt. De gemeente streeft ernaar om die keuzemogelijkheden te waarborgen. Dit streven moet gestalte krijgen in gedifferentieerde woonmilieus en een aantrekkelijke verscheidenheid aan woningtypen, die recht doen aan de maatschappelijke- en culturele verscheidenheid van de bewoners. Vitaliteit en verscheidenheid in een ongedeelde stad is daarom gekozen als titel voor de woonvisie.

Page 17: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

14

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

De Woonvisie 2006-2010 is zowel een visie als een beleidsdocument. Enerzijds is het een visiedocument omdat het uitspraken doet over de ontwikkelingen van het wonen in de stad op lange termijn (tot circa 2030). Anderzijds is het een beleidsdocument omdat de woonvisie meer pragmatische en beleidsmatige uitspraken doet voor het wonen in Amersfoort voor de kortere termijn (2010). Ten aanzien van Vathorst geeft de woonvisie (vanzelfsprekend) aan dat hier nog een grote woningbouwopgave ligt. Verder wordt gestreefd naar voldoende doorstromingsmogelijkheden, ook in Vathorst. Mensen krijgen zodoende de keuze om in de ‘eigen’ wijk (buiten Vathorst) door te stromen of naar andere wijken als Vathorst te verhuizen. Om dit mogelijk te maken dient het aandeel sociale woningbouw in Vathorst, in principe, 30% te bedragen.

• Milieubeleidsplan Amersfoort 2008 – 2011 In het milieubeleidsplan formuleert de gemeente haar ambities op het gebied van milieu. Kenmerkend voor het milieubeleidsplan is de proactieve en gezamenlijke aanpak, welke een trendbreuk is met eerder gevoerd beleid waarbij het accent lag op wettelijke taken en regulering. In de nieuwe aanpak worden drie leidende principes aangehouden (duurzaam, inspirerend en interactief), aan welke principes het toekomstig handelen wordt getoetst. Voorts worden in het plan drie overkoepelende milieuthema’s onderscheiden, namelijk:

1) “Gezond en veilig” (traditionele onderwerpen als water, lucht, bodem en geluid), 2) “Klimaat en energie” (klimaatverandering en energieverbruik), 3) “Natuur en biodiversiteit” (de ecologische kwaliteit).

Het milieubeleidsplan is gericht op het verbeteren van de leefbaarheid op korte termijn (2011) en op het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de stad op de lange termijn (2030). In het plan zijn per milieuaspect doelstellingen en financiële middelen opgenomen, terwijl jaarlijks dient te worden aangegeven hoe effectief het gevoerde beleid is. In hoofdstuk 5 milieuaspecten wordt nader ingegaan op de diverse onderwerpen.

• Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Daarbij worden sluipverkeer en doorgaand verkeer geweerd en de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbeterd. Met de toenemende ontwikkelingen in de stad ligt hier een opgave om een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem in te richten voor alle modaliteiten. De gemeente wil de beschikbare verkeersruimte op het wegennet optimaal gaan benutten, wat onder andere inhoudt dat gekeken wordt naar een slimmere indeling van bestaande rijstroken. Verder zullen, waar dit winst voor de totale verkeersafwikkeling oplevert, extra opstelstroken op kruispunten met verkeerslichten worden toegevoegd.

• Bestuursovereenkomst Laakzone In de Laakzone, het buitengebied tussen Bunschoten, Nijkerk en Amersfoort, komen meer recreatiemogelijkheden. Het behouden en beschermen van het unieke landschap staan bij de aanleg hiervan voorop. Om dit te bereiken is in januari 2010 door alle samenwerkende partijen een bestuursovereenkomst getekend. Daarin zijn afspraken gemaakt over de gezamenlijke realisatie en het beheer van het gebied.

Het gebied De Laak ligt tussen twee nieuwbouwlocaties: het Amersfoortse Vathorst en het Bunschotense Rengerswetering. Uitdaging in het project Laakzone is om, naast de vraag naar recreatieve voorzieningen, de natuurwaarden en cultuurhistorische waarden van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland te behouden. Gekozen is daarom voor een ontwerp waarin de recreatieve routes zoveel mogelijk zijn gekoppeld aan de stadsranden en bestaande wegen. Op deze manier worden rust en stilte in het natuurgebied beter gewaarborgd. In het stedenbouwkundige plan Laak 2A zijn dan ook geen verbindingen naar Vathorst Noord opgenomen.

Page 18: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

15

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

In totaal wordt bijna 25 kilometer aan recreatieve routes gerealiseerd, waaronder voor wandelen, fietsen, paardrijden en varen. Zo kunnen bewoners straks onder andere met kano’s en sloepen van Vathorst naar Bunschoten varen en omgekeerd. De aanleg van de paden start eind 2011 en de werkzaamheden zullen naar verwachting tot eind 2012 duren.

Naast aandacht voor recreatie is er aandacht voor het behoud van de natuur, bijvoorbeeld door het handhaven van de unieke openheid van het gebied. Ook wordt ongeveer 10 hectare nieuwe natuur aangelegd. Verder komen langs de Laak, de Rengerswetering en de nieuwe watergangen natuurvriendelijke oevers.

• Bestemmingsplan beroepen en bedrijven aan huis Op 26 januari 2010 heeft de gemeenteraad van Amersfoort het bestemmingsplan “Beroepen en bedrijven aan huis” vastgesteld. Het bestemmingsplan is opgesteld om voor de gehele gemeente te voorzien in een uniforme planologische regeling voor beroepen en bedrijven aan huis. De regeldruk wordt door dit bestemmingsplan verminderd, waarmee invulling wordt gegeven aan het Uitvoeringsprogramma Startende Ondernemingen. De in het bestemmingsplan “Beroepen en bedrijven aan huis” opgenomen criteria zijn overgenomen in de regels van onderhavig bestemmingsplan, waar wonen is toegestaan. Dit geldt voor de regels met betrekking tot Gemengd 1 en 2 en Wonen.

• Welstandsnota (2004) Op 29 juni 2004 heeft de gemeenteraad de gemeentelijke welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota is in maart 2008 aangepast. Met de op 1 januari 2003 in werking getreden (nieuwe) Woningwet is er op het gebied van welstandstoezicht veel veranderd, zowel organisatorisch als inhoudelijk. De Welstandsnota koppelt inhoudelijke kennis aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures en wordt gebruikt als naslagwerk. De verschillende criteria (loketcriteria, objectcriteria, gebiedscriteria en algemene criteria) geven inzicht over de wijze waarop de Welstandscommissie tot haar adviezen komt en kadert tegelijkertijd de adviesruimte van de commissie in. De welstandsnota is een beoordelingscriterium voor vergunningen naast het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is leidend qua stedenbouwkundige bepalingen. 2.5 Conclusie Voor het bestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A zijn meerdere beleidskaders relevant. Op Rijksniveau is al met de 4

e Nota Ruimte Extra besloten om het gebied Vathorst voor woningbouw en bedrijven te

ontwikkelen. De basis voor de ontwikkeling van Vathorst, waar het gebied van De Laak 2A onderdeel van uitmaakt, is daarmee gegeven. Het provinciaal ruimtelijk beleid sluit aan op dit Rijksbeleid, terwijl vanuit sectorale belangen (natuur, mobiliteit, reconstructieplan) geen belemmeringen voor woningbouw voortkomen. Tot slot werken de door de gemeente Amersfoort gestelde kaders, zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Vathorst” en overige beleidsstukken (Woonvisie, Groen-Blauwe Structuur), in meer of mindere mate in het bestemmingsplan “Vathorst, De Laak 2A” door. Van beperkingen vanuit dit gemeentelijk beleid is geen sprake. Kortom, het bestemmen van het plangebied voor woningen en daarbij behorende voorzieningen past binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie Utrecht en de gemeente Amersfoort.

Page 19: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

16

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de geschiedenis van het gebied en zijn archeologische en cultuurhistorie waarden. De bestaande situatie in het plangebied wordt omschreven aan de hand van afzonderlijke onderdelen. De inventarisatie van milieu-, water- en duurzaamheidaspecten en de gevolgen van de gewenste ontwikkelingen voor deze aspecten staan genoemd in hoofdstuk 5. 3.2 Geologie en geomorfologie Het stadsdeel Vathorst ligt op de grens van het polderlandschap van Arkemheen tussen Amersfoort en het Nijkerkernauw. Het maakt onderdeel uit van de Gelderse Vallei, op de overgang van het droge zandgebied van het Veluwe Massief en de Utrechtse Heuvelrug naar het laaggelegen natte zeeklei- en veengebied van het Eemdal en de voormalige Zuiderzeekust. Dwars door Vathorst ligt een oostwestgerichte zandrug die de scheiding vormt van twee kenmerkende landschapstypen en watersystemen. Ten noorden van deze zandrug, dus ook in het plangebied van Vathorst, De Laak 2A, komen de laaggelegen veenontginningen voor. Deze vormden de basis voor het slagenlandschap met karakteristieke langgerekte kavels, gescheiden door sloten. 3.3 Archeologie

• Het verdrag van Malta Het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) duidt aan dat archeologie internationaal in de belangstelling staat. Het verdrag van Malta bepaalt onder andere dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is.

• Wet op de Archeologische Monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (als onderdeel van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving opgenomen. Op grond van de Monumentenwet 1988 (artikel 38a) is de raad verplicht om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De wet zegt, dat in het bestemmingsplan regels kunnen worden gesteld voor het overleggen van archeologische onderzoeksrapporten door de aanvragers van een bouw- of aanlegvergunning.

• Archeologische beleidskaart. In lijn met de nieuwe archeologiewetgeving is de Amersfoortse ABP-kaart omgezet in een archeologische beleidskaart, waar per gebied wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met de archeologie bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen / bodemverstorende projecten. De kaart is vastgesteld door het college op 2 februari 2010 en geldt nu als beleid. Archeologie werkt nog aan een raadsbesluit in samenhang met de nieuwe erfgoedverordening. Dat raadsbesluit is in september 2010 voorzien.

Page 20: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

17

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Figuur 5: Archeologische beleidskaart

Onderverdeling archeologische beleidskaart De nieuwe beleidskaart kent een onderverdeling in vijf gebieden met verschillende kleuren. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Voor de twee eerstgenoemde gebieden geldt, dat ze daadwerkelijk waardevol zijn; bij de andere gebieden is de verwachting dat er sprake is van monumentale waarden. - Rood (AWG 1): Wettelijk beschermde archeologische monumenten. - Roze (AWG 2): Archeologisch waardevolle terreinen (ABP). - Donkergeel (AWV1): Gebieden met een hoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. - Lichtgeel (AWV2): Gebieden met een hoge verwachting buiten de bebouwde kom en gebieden met

een middelmatige verwachting. - Groen (AWV3): Gebieden met een lage archeologische verwachting. Bescherming per gebied Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de archeologische monumenten op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet. De rode gebieden zijn beschermd via de lijn van de Monumentenwet. Voor de overige gebieden wordt in de betreffende bestemmingsplannen een regeling opgenomen. Situatie in het plangebied In het gebied van De Laak 2A komen aan de noordoostzijde archeologisch waardevolle terreinen voor (percelen Hogesteeg nr. 10, nr. 10a en nr. 13). Voor deze locatie is ten behoeve van het in 2008 opgestelde uitwerkingsplan, verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (april/mei 2008). Indien uit dit onderzoek zou blijken dat waardevolle archeologische monumenten in de bodem aanwezig zijn, dan had dit aanleiding kunnen vormen om deze gronden te bestemmen als archeologische vindplaatsen en zou ook een beschermend aanlegvergunningenstelsel aan deze bestemming gekoppeld kunnen worden.

Page 21: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

18

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Uit de resultaten van het inventariserend archeologisch onderzoek, kan echter worden afgeleid dat geen archeologisch vervolgonderzoek nodig is. Tijdens de aanleg van verschillende proefsleuven zijn namelijk geen of nauwelijks vondsten gedaan, terwijl het aardewerk dat wel gevonden is dusdanig klein en fragmentarisch was dat het niet is verzameld. Op grond van het gevoerde onderzoek is het terrein vrijgegeven voor verdere ontwikkeling, met uitzondering van de niet onderzochte delen (boerderijen met opstal). De (mogelijk) in deze gronden aanwezige archeologische waarden zijn in dit plan door middel van een aanlegvergunningenstelsel beschermd, wat betekent dat de gronden pas kunnen worden vrijgegeven indien uit onderzoek blijkt dat daar geen archeologische waarden voor komen. 3.4 Cultuurhistorie

• Nota Belvedère In de Nota Belvedère wordt de relatie tussen het ruimtelijk beleid en de cultuurhistorie aangeduid. De doelstelling met betrekking tot het ruimtelijke beleid luidt: het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit, in zowel stedelijk als landelijk gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Verspreid over heel Nederland worden de meest waardevolle cultuurhistorische gebieden aangegeven, de zogenaamde “Belvedèregebieden”. Daar geldt een speciale aandacht voor het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten. Situatie in het plangebied Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een dergelijk gebied; polder Arkemheen aan de overzijde van de watergang (De Laak) is wel een Belvedèregebied (“Nijkerk – Arkemheen”). De bestaande bebouwing in het plangebied van De Laak 2A valt deels als cultuurhistorisch waardevol te beschouwen. Het betreft ten eerste de woning Hogesteeg 10-10a, die architectuurhistorisch van “grote waarde” is. Ten tweede wordt het pand Hogesteeg 13 als architectuurhistorisch “van waarde” aangemerkt. Deze bestaande woningen zijn bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig plan betrokken. In het bestemmingsplan is voor deze percelen voor de bebouwingsmogelijkheden is uitgegaan van de huidige bebouwing met cultuurhistorische waarde.

3.5 Bestaande functies Voor de gronden van het plangebied staat al jaren vast dat deze voor woningbouw ontwikkeld zullen worden. Niettemin, veel van de weilanden werden in 2009 nog steeds voor agrarische doeleinden gebruikt, onder meer voor de verbouw van maïs. Het is mogelijk dat bepaalde weilanden ook komend jaar voor agrarische doeleinden gebruikt worden, alvorens deze percelen bouwrijp worden gemaakt. De in het plangebied aanwezige woningen langs de Hogesteeg zijn als zodanig in gebruik, al is bij enkele percelen inmiddels een deel van de woningen en de bijbehorende agrarische opstallen gesloopt. In de directe omgeving van het plangebied zijn de stedelijke ontwikkelingen van Vathorst, aan de zuidzijde en aan de zuidoostzijde van het plangebied, duidelijk zichtbaar. Dit betreft niet alleen de bebouwing, zoals de woningen en de ABC school in De Laak 1B, maar tevens de infrastructuur, met name de Laakboulevard. 3.6 Infrastructuur In de huidige situatie is de Hogesteeg de enige verharde weg in het plangebied; feitelijk is sprake van een landweggetje waar maximaal 60 km/u gereden mag worden. De Hogesteeg vormt voor enkele percelen de directe ontsluiting, met dien verstande dat het momenteel geen weg voor autoverkeer anders dan bestemmingsverkeer is. Aan de zuidzijde takt de Hogesteeg aan op de Laakboulevard en de overige infrastructuur van Vathorst. Aan de noordzijde van het plangebied, vóór de watergang De Laak, maakt de Hogesteeg een bocht naar het noordwesten, waarna een paar honderd meter verderop een verbinding met de Achterhoekenweg bestaat. De Achterhoekenweg heeft een aansluiting op de Keienweg, welke weg vervolgens aantakt op de Bunschoterweg, via welke weg Nijkerk en Bunschoten-Spakenburg bereikt kunnen worden. De autoverbinding van de Hogesteeg naar de Achterhoekerweg zal bij de ontwikkeling van het plangebied worden afgesloten. Daarnaast bestaan ten noorden van het plangebied meerdere routes voor langzaam verkeer, zoals fietsers.

Page 22: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

19

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 4 Ontwikkelingsvisie 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het stedenbouwkundig plan dat voor De Laak 2A is opgesteld. Naast de stedenbouwkundige visie komen de woningtypes, het programma en meer praktische zaken (verkeer, parkeren) aan de orde. 4.2 Stedenbouwkundig plan De Laak 2A In oktober 2007 is voor De Laak 2A door bureau West 8 het stedenbouwkundig ontwerp "Vathorst Laak 2A, Definitief Ontwerp Stedenbouw” (West 8 urban design & landscape architecture b.v.) opgesteld. Dit plan is op 13 november 2007 in het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, waarna het op 27 november 2007 in de Ronde is besproken. Het stedenbouwkundig plan is vervolgens de basis voor de verkaveling van deelgebied De Laak 2A geworden. Zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven, vormde de algehele economische ontwikkeling reden om de voorgestelde stedenbouwkundige structuur aan te passen. Dit heeft geleid tot een herziening van het stedenbouwkundig plan van 2007, welke herziening in november 2009 is afgerond

2. In de herziening zijn

diverse kostenbesparende maatregelen doorgevoerd, zoals: - goedkopere kunstwerken (dijk in plaats van (beweegbare) waterkeringen, - goedkopere oeverconstructies (geen damwanden), - minder openbare ruimte / meer uitgeefbaar, - minder bruggen / meer duikers, - meer marktconforme verkaveling / woningbouwtypen / minder afzetrisico.

Bij de keuze voor de te treffen maatregelen speelde het overeind houden van een aantal uitgangspunten de boventoon; het concept “groene waterstad” is gehandhaafd, het materiaalgebruik in de openbare ruimte blijft hoogwaardig en de door architecten of ontwikkelaars aangedragen verkavelingsprincipes worden zo min mogelijk aangepast. Het (herziene) stedenbouwkundig plan is genoemd naar de huidige watergang De Laak die de noordgrens vormt van De Laak 2A. Voor Vathorst fungeert De Laak als markering van de overgang van het stedelijke milieu naar een relatief open gebied waar de ecologisch zeer waardevolle polder Arkemheen onderdeel van uit maakt. Beide kanten van De Laak hebben daarmee een eigen verschijningsvorm. De beschrijving van de stedenbouwkundige visie in dit hoofdstuk heeft betrekking op het gehele deelplan De Laak 2A en B. De beschrijving is ontleend aan het DO Stedenbouw van West 8 urban design & landscape architecture b.v., november 2009. Daarna wordt ingezoomd op De Laak 2A. Stedenbouwkundige visie op het gebied De Laak 2 bevindt zich als eenheid in een parelsnoer van gebieden langs De Laak op weg naar het Nijkerkernauw. In het patchwork van ontwikkelingsfasen is het deelgebied Laak 2 het slotstuk van Vathorst Oost. Dit woongebied moet de aansluiting zoeken op een viertal verschillende condities.

1. In het noorden ligt het open slagenlandschap van het gebied tussen Bunschoten en Nijkerk. De Laak 2 zal aan deze zijde een duidelijke grens maken tussen enerzijds het bebouwd gebied van Amersfoort en anderzijds het open landschap.

2. In het (zuid)oosten sluit Laak 2 aan op de reeds gerealiseerde plannen van de waterstad “De Laak”. Het nieuwe deel van De Laak is in zijn structuur een aanvullende variatie op het thema waterstad van De Laak 1.

3. In het zuiden sluit De Laak 2A aan op De Velden. Vanaf de boulevard zal het thema “Wereld van verschil” tussen De Laak en de Velden duidelijk voelbaar/zichtbaar zijn.

4. In het westen van Laak 2 zal Vathorst mogelijk worden afgerond met woningbouw. De westrand van Laak 2b zal zodanig moeten worden ontworpen dat er hoofdstructuren zoals wegen, waterlijnen en fietsverbindingen richting Vathorst West in de toekomst kunnen worden doorgetrokken.

2 Vathorst Laak 2A, Definitief Ontwerp Stedebouw, november 2009 (herziening DOS oktober 2007),

West 8 urban design & landscape architecture b.v.

Page 23: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

20

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

De al in ontwikkeling zijnde deelgebieden van De Laak tonen een eerste indruk van de beoogde sfeer van de eigentijdse waterstad. Het wonen aan bevaarbaar water is de inspiratiebron voor woningtypen met verhoogde entrees, plinten en steigers. In de openbare ruimte nodigen gemetselde en groene kades uit tot verblijven, varen, vissen en spelen. Het ontwerp voor De Laak 2A is in zijn hoofdstructuren geënt op de bestaande ruimtelijke principes van De Laak. De watergangen zoals de Laak, de Binnenlaak en de Calveense Wetering zijn ruimtelijke elementen die vanuit het eerste deel van de waterstad worden verlengd in het nieuwe deelgebied van De Laak 2A. Deze watergangen worden voorzien van groene taluds en natuurlijke oevers met boombeplanting. De oevers hebben hierdoor een groene singelachtige uitstraling. Ook krijgt De Laak 2A nieuwe structurerende elementen die de variatie van wonen in een eigentijdse grachtenstad aanzienlijk vergroten. In de bestaande en nieuwe hoofdstructuren zijn bouwvelden opgenomen die een duidelijke grens creëren tussen de openbare ruimte en de binnenterreinen. Het eerste deel van “De Laak”, De Laak 1, kenmerkt zich door rechte straten en watergangen, compacte maar krachtige groengebieden waaraan in een fijnmazige stedenbouwkundige korrel panden staan, stoere bruggen en een rijkdom aan verschillende woningtypen aan het water. De Laak 1 heeft daardoor een stedelijke uitstraling. In vergelijking met het eerste deel wordt De Laak 2A groener en romantischer. Dit wordt bereikt door de bestaande hoofdstructuren (zoals De Laak, de Binnenlaak en de Calveense Wetering) aan te vullen met natuurlijk meanderende lijnen. De Hogesteeg, een door het gebied kronkelend landweggetje, wordt opgenomen in het ontwerp. Dat wil zeggen dat de bomen langs de weg worden gehandhaafd. Ook wordt rond de bestaande woningen aan de Hogesteeg ruimte gereserveerd om mogelijk de bebouwing en de beplanting eromheen in te passen. De romantisch slingerende loop van de Hogesteeg is de aanleiding voor de meanderende “Kleine Eem”. Zoals een korte rivier slingert deze waterloop met natuurvriendelijke oevers vanaf de boulevard naar het open landschap. De Kleine Eem wordt het adres voor los verkavelde villa’s langs het water. De Laak 2 A In Laak 2A worden nieuwe woonvormen aan het water geïntroduceerd. Naast de reeds toegepaste vormen in Laak 1 zoals grachtenpanden, Laakwoningen met uitzicht op het landschap, singelwoningen, compacte waterwoningen, waterwoningen met een patiotuin, poortgebouwen naar binnenterreinen en rijwoningen komen er ook vrijstaande en half vrijstaande villa’s (met en zonder voortuinen) op grote kavels, woningen met diepe tuinen aan het water en hofwoningen. Laak 2A is meer dan een slaapwijk. Op strategische plekken langs de Hogesteeg, kavels waar (agrarische) bebouwing staat/stond, en op de begane grond van appartementen, wordt ruimte gereserveerd voor aanvullende voorzieningen door middel van een bestemming “Gemengd”. De menging van woningbouw en een aanvullend programma zoals restaurants, pensions, uitspanningen, kappers, arts- of therapeutenpraktijken en dergelijke maken dat de Laak uit kan groeien tot een stad. De eigentijdse stad moet meer zijn dan alleen een plek om te wonen. De binnenterreinen van alle bouwdelen volmaken de compositie van wonen aan het water en de beleving van lucht, zon en privacy in de privé-achtertuin. Binnenterreinen zijn kwetsbare ruimten en dreigen te verrommelen als zij niet zorgvuldig zijn vormgegeven. De binnenterreinen hebben daarbij een belangrijke functie als speelplek. In figuur 6 is het stedenbouwkundig plan weergegeven.

Page 24: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

21

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Figuur 6: Stedenbouwkundig plan

Bron: DO Stedenbouw, West 8 urban design & landscape architecture b.v., november 2009.

De drie deelgebieden van De Laak 2A De Laak 2A kan ruimtelijk worden onderverdeeld in drie plandelen; te weten 1) ‘Eiland van de Hogesteeg en de Kleine Eem’, 2) ‘Eilanden aan De Laak’ en 3) ‘Eiland tussen Binnenlaak en Boulevard’. De plandelen onderscheiden zich in de stedenbouwkundige korreling. Samen vormen de drie delen één coherent geheel.

1. Het eiland van de Kleine Eem en de Hogesteeg is losser verkaveld dan alle andere gebieden in De Laak. Hier bevinden zich kavels met vrijstaande woningen met voortuinen, waterkavels en kavels met tuinen aan het water. Garages liggen bij voorkeur diep in de achtertuin. De kronkelende Hogesteeg wordt als landschappelijk relict opgenomen in het plan. Twee kavels van bestaande woningen komen prominent aan het water te liggen. De kavels zijn zo gelegen dat ook andere functies dan woningbouw mogelijk worden, bijvoorbeeld een restaurant of scouting club.

2. In het plandeel ‘Eilanden aan de Laak’ ligt een aantal verschillende bouwvelden. De straten die de bouwvelden van elkaar scheiden hebben elk een eigen speels karakter. Door kavels van bestaande gebouwen op te nemen, de Hogesteeg in te passen, hoekverdraaiingen toe te passen en de straatprofielen te laten verschillen in breedte wordt een grote variatie aan straatbeelden bereikt. De koppen van de bouwvelden aan De Laak en aan de Binnenlaak zorgen echter voor een krachtig coherent profiel van de watergangen.

3. Het gebied tussen de Binnenlaak en de Boulevard sluit het meeste aan op de verkaveling van de bouwvelden in De Laak 1. Een singel ligt centraal in het buurtje. De singel bevindt zich aan een doorgaande fietsroute, die begeleid wordt door laanbomen. Straten zijn intiem en voorzien van knikken en verrassende zichtlijnen. Op strategische plekken springt de rooilijn terug. Hierdoor ontstaat voorruimte voor enkele woningen. De voorruimte biedt plaats voor bomen. In de straten ontstaan hierdoor groepen met bomen die voorkomen dat straten een te stenige uitstraling krijgen.

Page 25: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

22

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Woningtypes en programma Er komen kadewoningen, plantsoenwoningen, waterwoningen en woningen in straatjes. Per type kunnen woningen aan elkaar worden gebouwd of vrijstaand worden gerealiseerd. Woningen zijn minimaal twee lagen hoog (exclusief mogelijke kap). Ook individuele vrijstaande villatypen moeten de sfeer ademen van het wonen aan De Laak. Boerderijtypen worden afgewezen met uitzondering van de bestaande gebouwen. Waterwoningen staan in het water. De gevel aan de waterkant vormt de privé kade. Aan deze gevel zijn aanlegsteigers en trappartijen naar het water toegestaan. Alle kades van privé woningen en tuinen zijn gemetseld (lage kades). Vrijstaande waterwoningen hebben inpandige garages, of carports met begroeide daken naast de woning. In figuur 6 zijn de gebouwtypen weergegeven. Het programma van het stedenbouwkundig plan omvat de bouw van 1027 woningen in het plangebied. Daarnaast zijn er 8 bestaande gebouwen/kavels waarvan de bebouwing deels zal worden gehandhaafd en deels zal verdwijnen. Omdat het niet onwaarschijnlijk is dat gedurende de ontwikkeling van het gebied beperkte wijzigingen in het stedenbouwkundig plan worden doorgevoerd en voorkomen moet worden dat dit bestemmingsplan hieraan in de weg staat, is voor de op de plankaart opgenomen aantallen woningen een marge ten opzichte van de in tabel 2 aangegeven aantallen aangehouden. De verdeling van het aantal gestapelde woningen ten opzichte van de grondgebonden woningen, als opgenomen in het stedenbouwkundig plan, is in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 2: Aantallen woningen, stedenbouwkundig plan

aantal niet-gestapelde woningen

aantal gestapelde woningen

aantal woningen

693 334 1027

Aan huis gebonden beroepen en bedrijven De woningen worden over het algemeen ruim opgezet, zodat in principe ook ruimte gevonden kan worden om aan huis een beroep uit te oefenen of een kleinschalig bedrijfje te hebben. Voorkomen dient te worden dat er overlast voor het wonen ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling niet volledig inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Zodoende is in de planregels een aantal criteria opgenomen waaraan voldaan moet worden, overeenkomstig het bestemmingsplan “Beroepen en bedrijven aan huis”. Toegestaan worden aan huis gebonden beroepen of bedrijven waarvoor geen milieuvergunning of -melding verplicht is.

Page 26: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

23

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Figuur 7: Gebouwtypen (DO Stedenbouw, West 8 urban design & landscape architecture b.v., nov. 2009).

Verkeer De hoofdontsluiting van Vathorst bestaat uit een ringstructuur met een doorstroomfunctie, de zogenaamde Boulevard. Deze Boulevard vormt de enige verbinding voor autoverkeer tussen de verschillende wijken. De Laakboulevard, die aan De Laak 2A grenst, omvat naast 2 rijbanen voor het autoverkeer, ook de centraal in het profiel gelegen rijbanen voor openbaar vervoer en aan de zijkanten parallelle fietspaden/straten. De weg wordt gekenmerkt door een laanprofiel met bomen in de bermen. De Laak 2A wordt voor het autoverkeer vanaf de Laakboulevard, met behulp van een rotonde, vanaf de zuidzijde ontsloten. Via een dam met duiker over de Calveense Wetering wordt het eigenlijke plandeel bereikt. Na de brug wordt het verkeer deels via de kade langs de Calveense Wetering en deels via straten

Page 27: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

24

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

meer centraal in het gebied geleid. De gewone woonstraten hebben steeds een beperkte lengte en zijn georiënteerd op water en/of pleintjes. Een deel van de straten wordt eenrichtingsverkeer. In het gebied komen geen vrij liggende fietspaden. De auto's en fietsers maken gebruik van dezelfde ruimte. Wel worden voor de fietsroutes enkele fietsbruggen gerealiseerd. In De Laak 2A zijn alle doorgaande routes uit het Masterplan, bijvoorbeeld van en naar het Station Vathorst, van en naar het Centrum van Amersfoort, en van en naar het open landschap tussen Bunschoten en Nijkerk, opgenomen. Doordat het lokaal openbaar vervoer de Laakboulevard volgt, is deze vanuit De Laak 2A op korte loopafstand te bereiken. Daarbij wordt opgemerkt dat het NS-station Amersfoort Vathorst op fietsafstand van het gebied ligt. Parkeren In de openbare ruimte is de auto te gast. Dat wil zeggen dat de parkeerplaatsen voor bezoekers enkelzijdig parallel aan de rijrichting worden aangeboden. Aan de gracht aan de oostzijde van De Laak 2A, worden parkeerplaatsen dwars op de rijrichting langs de kade aangeboden. Deze parkeerplaatsen hebben een dubbele functie. Zij dienen zowel voor de bewoners van De Laak 2A als ook voor het halen en brengen van scholieren. Op eigen terrein wordt op verschillende manieren geparkeerd: ○ (Half) ondergronds. Sommige appartementengebouwen hebben een half dan wel geheel verdiepte

ondergrondse parkeervoorziening. ○ Op binnenhoven die gezamenlijke eigendom zijn. ○ Op maaiveld onder een parkeerdek. ○ Op de privékavel. Op 29 januari 2009 heeft de gemeenteraad nieuwe parkeernormen vastgesteld. In de aanloop daar naartoe werd geconstateerd dat er een aantal (nog) lopende projecten zijn, die al zo lang in voorbereiding zijn dat het in het eindstadium onredelijk is om alsnog de nieuwe parkeernormen toe te gaan passen. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom op 8 december 2009 besloten om voor een aantal met name genoemde projecten de oude parkeernormen toe te staan. Dit geldt onder andere voor De Laak 2A. Dit betekent dat het college bij de aanvraag om bouwvergunning de oude parkeernormen zal hanteren. Op basis van het besluit van 8 december 2009 wordt ontheffing verleend van de nieuw vastgestelde parkeernormen. Er wordt uitgegaan van 1,9 parkeerplaats per woning, waarvan tenminste 0,6 parkeerplaats gerealiseerd wordt in het openbaar gebied. De parkeernorm van 1,6 blijft na overleg van kracht indien de norm van 1,9 niet gehaald kan worden. Speelplekken De openbare ruimte van Laak 2A biedt voldoende ruimte voor de verdeling van speelplekken in de wijk zoals die volgens het Speelplekkenplan Vathorst worden geëist. Aanvullend op de speelplekken in de openbare ruimte zijn de binnenterreinen en de gemeenschappelijke binnentuinen aangewezen plekken voor speelterreinen met een informeel karakter. Alle plantsoenen en flauwe groene oevers kunnen worden gebruikt voor informeel spel. Duurzaamheid Als uitgangspunt voor het ambitieniveau voor Duurzaam Bouwen wordt voor de woningbouw in Vathorst de DCBA-systematiek gehanteerd, waarbij tenminste het C-niveau bereikt dient te worden. Dit geldt derhalve ook voor De Laak 2A. In Vathorst geldt het beleid van de gemeente Amersfoort en het Waterschap Vallei&Eem inzake het voorkomen van uitloging van zware metalen. Lood, koper en zink zijn derhalve niet toegestaan wanneer zij in direct contact komen met regen- of oppervlaktewater. Lood is alleen toegestaan indien goed gemotiveerd kan worden aangetoond dat er geen andere technische oplossing mogelijk is. Wanneer hardhout uit zogenaamde oerbossen (bv hout uit tropisch oerwoud maar ook uit oerbossen in Siberië) in de gevels wordt toegepast dient dit het FSC-keurmerk te hebben. Op basis van de Energievisie Vathorst 2005 dient er voor De Laak 2A een Energieplan opgesteld te worden waarin door alle partijen gezamenlijk een ambitie wordt beschreven en de wijze waarop deze gerealiseerd gaat worden. Streven is om een energieprestatie te realiseren voor dit deelplan wat 10%

Page 28: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

25

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

onder het landelijk niveau ligt, gecombineerd met mogelijke alternatieve energievoorzieningen. Het Energieplan Laak 2A dient aan de orde gesteld te worden voor de start van de woningbouwontwikkeling. Huisvuilinzameling

Huisvuil wordt in Laak 2 hoofdzakelijk verzameld in kliko’s. Hiervoor moeten aanbiedplaatsen worden

gereserveerd in de openbare ruimte. Aan de kant van de verzamelzones bevinden zich geen

parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Elke woning heeft een verbinding met het binnenterrein. Via het

binnenterrein kan elke container naar de openbare ruimte worden gebracht. Een uitzondering is de

huisvuilinzameling voor appartementengebouwen. Hiervoor dienen ruimtes voor verzamelcontainers

(boven- of ondergronds) te worden opgenomen in het programma van eisen van de architectuur.

Page 29: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

26

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten 5.1 Inleiding De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In de volgende paragrafen worden diverse milieuaspecten behandeld die binnen de ruimtelijke ordening, en daarmee dus ook voor dit bestemmingsplan, van belang zijn. 5.2 Beleid De hoofdlijnen van het milieubeleid worden bepaald door Europa en het Rijk. Binnen de provincie Utrecht is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 (vastgesteld door Provinciale Staten op 29 april 2009) richtinggevend.

• Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 Het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) is de verbindende schakel tussen het Europese en nationale milieubeleid enerzijds en de regionale uitwerking van het milieubeleid anderzijds. Het PMP vervangt het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 en heeft als looptijd 2009-2011. De in het PMP geformuleerde ambities vormen een doorkijk naar de middellange termijn. Het PMP is een strategisch document dat, meer dan voorheen, de provinciale milieuambities op hoofdlijnen beschrijft. Jaarlijkse uitvoeringsplannen en gedetailleerde subdoelen zijn niet meer in het PMP opgenomen. Wel biedt het plan inzicht in waarvoor de provincie staat en wat de te bereiken doelen zijn. Daarbij geeft het PMP voldoende richting en biedt het PMP tegelijkertijd de flexibiliteit om in te spelen op nieuwe inzichten en veranderende omstandigheden. Waar nodig zal de provincie deelonderwerpen verder uitwerken in beleidsvisies en/of actieplannen, zoals eerder al is gedaan voor onder andere de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, duurzaamheid en energie. Verder zullen in de cyclus van begroting en verantwoording per jaar de te behalen doelen en resultaten gedefinieerd worden. De ambitie in het PMP 2009-2011 richt zich vooral op het cluster duurzaamheid-klimaat-energie. Uitgangspunt daarbij is dat door de hernieuwde aandacht en de mogelijkheden op dit terrein er veel bereikt kan worden. Voorts wordt in het PMP 2009-2011 een onderscheid aangebracht tussen het thema “Gezond en veilig” (luchtkwaliteit, hinder, externe veiligheid en bodem/grondwater) enerzijds en het onderwerp “Toekomstbestendig” (duurzaamheid, energie, klimaat op orde en nuttige toepassing van afval) anderzijds. Anders dan in het vorige PMP 2004-2008 bevat het PMP 2009-2011 geen hoofdstukken meer over mobiliteit of landbouw of over doelgroepen als consument en bedrijven.

• Gemeentelijk Milieubeleidsplan In het Milieubeleidsplan Amersfoort 2008 – 2011 formuleert de gemeente Amersfoort haar ambities op het gebied van het milieu. Zoals in paragraaf 2.4 is aangegeven is het milieubeleidsplan gericht op het verbeteren van de leefbaarheid op korte termijn (2011) en op het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de stad op de lange termijn (2030). In het plan zijn per milieuaspect doelstellingen en financiële middelen opgenomen, terwijl jaarlijks dient te worden aangegeven hoe effectief het gevoerde beleid is. 5.3 Water Beleid en normstelling

• De Europese Kaderrichtlijn Water (2003) De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015.

Page 30: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

27

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

• Vierde nota Waterhuishouding (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998) De Vierde nota Waterhuishouding geeft het kader voor het waterbeheer voor Nederland, nu en in de toekomst. De hoofddoelstelling is “een veilig en goed bewoonbaar land en het in stand houden/versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Om de veerkracht van de watersystemen te vergroten dient de waterconservering en buffering te worden bevorderd en de afwenteling van (water-) problemen op naastgelegen gebieden te worden beperkt.

• Nationaal Bestuursakkoord Water (juli 2003) Het Nationaal Bestuursakkoord Water heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie ‘vasthouden, bergen, afvoeren’ in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd.

• Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

De hoge waterstanden in de rivieren in 1995 en 1996 en de klimaatscenario’s waarin naast de zeespiegelstijging ook meer en heviger buien worden voorspeld hebben geleid tot vernieuwde aandacht voor water. Nederland is met zijn lage ligging en hoge verstedelijkingsgraad kwetsbaar voor wateroverlast en de veiligheid is in de toekomst in het geding. Maar ook door de drogere zomers is er het risico van watertekorten en verdroging. De commissie “Waterbeheer 21

e eeuw” heeft in opdracht van de regering

duidelijk gemaakt dat we anders moeten omgaan met water en ruimte. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet tenminste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

• Waterhuishoudingplan 2005-2010 (provincie Utrecht, december 2004) De provincie Utrecht streeft naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Veel verschillende belangen, zoals landbouw, natuur en bebouwing, hangen met waterbeheer samen. Elk van die belangen heeft zijn eigen wensen en eisen wat betreft waterbeheer. Er wordt specifiek aandacht gegeven aan watertekort in de zomer en de veiligheid van regionale waterkeringen. Het plangebied is gelegen in het waterhuishoudkundige subgebied “Stedelijk gebied”. Voor dit gebied ligt de nadruk op een duurzaam stedelijk waterbeheer, een basisniveau voor waterkwaliteit en extra waterberging. De provincie Utrecht werkt aan een nieuw Waterhuishoudingplan.

• Watertoets Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld. Onderzoek ten behoeve van het wateradvies zal door de initiatiefnemer moeten worden uitgevoerd.

• Waterstructuurplan Vathorst 2007 Voor het gebied Vathorst zijn de belangrijkste zaken met betrekking tot water vastgelegd in het Waterstructuurplan Vathorst, dat is opgesteld door het Waterschap Vallei & Eem, Hydron Midden Nederland en het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV). Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het huidige niveau van de waterafvoer naar buiten Vathorst door de ontwikkeling van Vathorst niet verhoogd zal worden. Binnen het plangebied van Vathorst dient te worden voorzien in een ruime waterbergingscapaciteit. Een ander belangrijk uitgangspunt is het beperken van verdroging. Hieraan wordt invulling gegeven door het regenwater niet naar de rioolwaterzuivering af te voeren, maar waar mogelijk te infiltreren in de grond, dan wel indien nodig via natuurlijke voorzuivering te lozen en te bergen in het oppervlaktewater.

Page 31: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

28

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Het toekomstige watersysteem Waterstructuurplan als basis De basis voor de waterstructuur is vastgelegd in het Waterstructuurplan Vathorst volgens de laatste versie van december 2007. Een belangrijk element in het waterstructuurplan is de scheiding van stroomgebieden. Volgens de scheiding van stroomgebieden behoort de wijk De Velden met deelgebieden 1AB, 1C, 1D en 1F bij het stroomgebied van de Calveense Wetering en het gebied De Laak 2A bij het stroomgebied van de Laak. Het streefpeil van De Laak 2A is NAP+ 0,10 m, het streefpeil van De Velden ABCD is NAP + 0,30 m en dat van De Velden 1F en een deel van De Velden 1AB is NAP- 0,10 m. De peilvakken in de Calveense Wetering volgens het waterstructuurplan zijn overeenkomstig deze peilen. Voorgestelde inrichting is in overeenstemming met het Waterstructuurplan Het streven van het OBV is om De Laak 2A optimaal bevaarbaar te maken voor recreatievaart zonder in te druisen tegen het waterstructuurplan. Om dit te realiseren is het volgende concept ontwikkeld: 1. De Laak 2A komt in open verbinding met de watergang De Laak en krijgt daardoor een peil van NAP +

0,10 m. 2. De Calveense Wetering wordt ter plaatse van de Hogesteeg doorgetrokken, waarbij de bestaande

stuw van NAP + 0,30 m wordt verwijderd. 3. Ter plaatse van rotonde R5 (Laakboulevard) wordt een duiker in de Calveense Wetering gerealiseerd. 4. Ter plaatse van kruising K2 wordt een duiker in de Calveense Wetering gerealiseerd. 5. De Velden 1AB, 1C, 1D en 1F worden op peil gehouden door stuwen in de Calveense Wetering. Voor

het peilvak NAP + 0,30 m wordt daartoe een nieuwe stuw gerealiseerd 6. De doodlopende watergangen krijgen een breedte van 10 meter met een minimale diepte van 1 meter.

Voor goed onderhoud is het noodzakelijk dat de doodlopende watergangen breed genoeg zijn zodat een maaiboot kan keren.

Met dit concept wordt geheel voldaan aan het waterstructuurplan. Waterkwantiteit Bergingscapaciteit ruim voldoende Binnen De Laak 2A is 42.377 m² (4,2 ha) van de gronden met de bestemming water opgenomen (dat is inclusief het oppervlak van De Laak, maar exclusief het oppervlak van de Calveense Wetering, dat tot een ander peilvak behoort). Dit beslaat in totaal circa 14,0 % van het totale plangebied van De Laak 2A. Met deze hoeveelheid open wateroppervlak is ruim voldoende bergingscapaciteit opgenomen. In de deelplannen De Laak 1B en De Laak 1A is ook al 9,4 ha van de gronden met de bestemming water opgenomen. In totaal is nu binnen De Laak derhalve 13,6 ha aan water in de plannen opgenomen, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de voorgeschreven minimale hoeveelheid van 5 ha water als opgenomen in het bestemmingsplan “Vathorst”. Veiligheid en waterkering Veiligheid tegen wateroverlast gewaarborgd De waterkering langs de watergang De Laak zal te allen tijde functioneel in stand worden gehouden in de verschillende bouwfases. Dit houdt in dat er altijd een sluitende ring zal zijn van waterkerende gronden of waterkerende elementen daarin. In de nieuwe situatie komt de waterkering langs de Calveense Wetering te liggen. De dubbelbestemming “Waterstaat – Waterkering” met de bijbehorende gebruiksbeperkingen zijn in dit bestemmingsplan omschreven en op de verbeelding vastgelegd. De ligging, afmeting en zonering van de waterkering en de afsluitingen zullen uiteindelijk in de legger van het waterschap worden vastgelegd. Watersysteemkwaliteit en ecologie Het projectgebied betreft een nieuw te ontwikkelen gebied met nieuw aan te leggen waterpartijen. Daarvan zijn nu geen kwaliteitsgegevens bekend. In de toekomstige situatie zal de waterkwaliteit van de waterpartijen min of meer gelijk worden aan dat van de huidige Laak. Langs een groot aantal oevers wordt een afwerking gecreëerd die gunstig is voor de ontwikkeling van waterplanten. Een gedetailleerd overzicht van de oeverinrichting wordt gepresenteerd in het inrichtingsplan.

Page 32: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

29

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Afvalwater, riolering en hemelwater Gescheiden rioolstelsels In Vathorst worden gescheiden rioolstelsels aangelegd. Afvalwater of DWA wordt ingezameld en getransporteerd in een stelsel van betonnen buizen met een diameter van 300 en 400 mm. Het afvalwater wordt onder vrij verval (1:250) afgevoerd naar een centraal punt. Elk plandeel, dat door water is omgeven kent één centraal punt. Hier staat een gemaal, dat het afvalwater onder de waterpartij door pompt naar het naastliggende plandeel. Een persleiding met een diameter van 110 mm wordt meegelegd in de zinker van het nutstracé. Tenslotte wordt het afvalwater onder de Calveense Wetering door gepompt naar een bestaande aansluiting met een gemaal langs de boulevard. De aansluitpunten liggen aan de noordzijde van de boulevard. Vanaf het gemaal langs de boulevard wordt het water door een verzamelpersleiding naar de rioolwaterzuiveringsinrichting verpompt. Regenwaterafvoer naar open water Het regenwater wordt primair via kolken en regenwaterriolen in de straat afgevoerd naar open water. Bij wegen langs open water zou het water via de berm kunnen afstromen. Ter voorkoming van parkeren in de grasbermen worden de wegen langs het water echter ook voorzien van een verhoogde kantopsluiting, zodat ook hier het water via kolken en afvoerleidingen naar het open water moet worden afgevoerd. Aan de achterzijde van de woningen wordt het regenwater, afkomstig van de daken, afgevoerd naar het binnenterrein en loopt het via een riool in dit binnenterrein naar het straatriool. Lozingen op oppervlaktewater liggen onder het waterpeil op 0,10 m boven de bodem (het schouwpeil). In hoge kademuren (nabij bruggen) kunnen eventueel spuwers worden aangebracht. Grondwater De freatische grondwaterstanden zullen in De Laak 2A variëren rond het peil van dit peilvak, dat wil zeggen rond NAP+ 0,10 m. Aan de streefpeilen in de verschillende peilvakken van de wijk De Velden verandert niets. De freatische grondwaterniveaus in deze peilvakken veranderen daarmee ook niet als gevolg van de aanleg van De Laak 2A. Waterschapskeur Op basis van de keur kan het waterschap ervoor zorgen dat initiatieven van derden geen belemmering vormen voor de taken van het waterschap. De keur is van toepassing op zowel de waterkeringen als de watergangen. Voor alle activiteiten die in, op of nabij de waterkering of watergang plaatsvinden is een keurvergunning nodig. In de regels behorende bij dit plan wordt het realiseren van verschillende voorzieningen mogelijk gemaakt in en nabij het water maar wel met inachtneming van de keur van het waterschap. Conclusie Gelet op het voorgaande vormt het element water geen belemmering(en) voor de ontwikkelingen in het plangebied. 5.4 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling

• Wet milieubeheer Voor een aantal stoffen in de lucht gelden wettelijke grenswaarden, welke zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (de zogenaamde Wet luchtkwaliteit). De luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in Bijlage 2 van deze wet. Voor NO2 (stikstofdioxide) kent de wet tijdelijk verhoogde grenswaarden, ofwel plandrempels. Bij overschrijding van deze plandrempels dient een plan opgesteld te worden, waarin wordt aangegeven op welke wijze in 2010 voldaan zal gaan worden aan de grenswaarden. Voor fijn stof (PM10) zijn geen plandrempels meer van toepassing. De normen zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid van de mens. De luchtkwaliteit dient in zijn algemeenheid, met uitzondering van de werkplek, bepaald te worden. Het ontstaan van nieuwe knelpunten moet worden voorkomen. De gemeente toetst daartoe nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen expliciet aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Is de verwachting dat de ontwikkeling zal leiden tot overschrijding van de normen, dan wordt naar een zodanig (technisch en/of planologisch) alternatief gezocht dat wordt voldaan aan de normen.

Page 33: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

30

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen worden uitgevoerd. Een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de grens van 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof en stikstofdioxide niet wordt overschreden. In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Ten aanzien van woningbouwlocaties is in de regeling (Bijlage 3a, voorschrift 3A.2) gesteld dat de volgende situaties niet in betekenende mate bijdragen:

- Netto niet meer dan 1500 woningen in geval van één ontsluitingsweg. - Netto niet meer dan 3000 woningen in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige

verkeersverdeling. Het voorliggende bestemmingsplan maakt realisatie van een woningbouwlocatie, voor ruim 1000 woningen, mogelijk. Dit valt ruimschoots onder de criteria zoals opgenomen in de regeling NIBM, zodat een nader onderzoek naar de effecten van het plan op de luchtkwaliteit niet noodzakelijk wordt geacht. Omdat de ontwikkeling van De Laak 2A niet geheel los kan worden gezien van de overige ontwikkelingen in Vathorst, in het bijzonder de ontwikkeling van woningen in De Laak 2B (circa 1300 woningen), is gekeken of de “anti-cumulatiebepaling” van artikel 5 van het Besluit NIBM van toepassing is. Zo ja, dan worden de te ontwikkelen gebieden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit als één locatie aangemerkt en dient voor een totaal van 2300 woningen beoordeeld te worden of voldaan wordt aan de regels van het Besluit NIBM. Aangenomen wordt dat de anti-cumulatiebepaling van artikel 5 van het Besluit NIBM niet van toepassing is. Weliswaar liggen de gebieden van De Laak 2A en De Laak 2B naast elkaar en wordt gedeeltelijk van dezelfde ontsluitingsstructuur (Boulevard) gebruik gemaakt, doch de ontwikkeling van De Laak 2B zal niet binnen de periode van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, artikel 5.12 lid 1 Wm) plaatsvinden. Zodoende is het niet verplicht om de ontwikkelingen bij elkaar op te tellen. Verder is van belang dat bij een hoeveelheid van 2300 woningen eveneens voldaan wordt aan de regeling NIBM, nu sprake is van twee ontsluitingswegen waarover het verkeer gelijkmatig verdeeld wordt. Conclusie De met dit bestemmingsplan mogelijk te maken woningbouw past binnen de criteria als opgenomen in de regeling NIBM. Zodoende is het niet noodzakelijk om hiernaar onderzoek uit te voeren. 5.5 Geluid Beleid en normstelling Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wgh onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.

De geluidsbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer

bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de

voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van

hogere waarden. Hierbij mag de geluidsbelasting de uiterste grenswaarde echter niet overschrijden. De

voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen kan per

geluidsbron verschillen.

Om voor vaststelling van een hogere grenswaarde in aanmerking te kunnen komen, dient aan de volgende

wettelijke eis te worden voldaan: het dient om een situatie te gaan waarbij het treffen van maatregelen om

het verwachte geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn,

dan wel op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of

financiële aard stuiten.

Page 34: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

31

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones, met uitzondering

van woonerven en 30 km-gebieden. Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen,

binnen zones van wegen dienen getoetst te worden aan de normen van de Wgh die gelden voor de

betreffende nieuwe situatie. In artikel 74 Wgh is de zonering van wegen geregeld. De breedte van de zone

langs wegen is afhankelijk van de ligging van een weg (in stedelijk gebied of buitenstedelijk) en van het

aantal rijstroken. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is

akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden

overwogen.

De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom langs

een bestaande weg bedraagt 63 dB (Lden). Buiten de bebouwde kom bedraagt de uiterste grenswaarde

voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen 53 dB (Lden). De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB.

Spoorweglawaai

Spoorwegen hebben volgens art 106b van de Wet geluidhinder een zone waarvan de breedte afhankelijk

is van het aantal sporen en de intensiteit van het gebruik. In het Besluit geluidhinder is op een kaart per

categorie spoorlijn de breedte van de zone aangegeven. Bij nieuwe/gewijzigde geluidsgevoelige

bestemmingen in de zone moet akoestisch onderzoek worden gedaan. Op basis van de uitkomsten

kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde

bedragen respectievelijk 55 en 68 dB(Lden).

Industrielawaai

Rondom industrieterreinen waarop de mogelijkheid aanwezig is tot vestiging van zogenaamde “grote

lawaaimakers” moet op grond van art. 40 Wgh een geluidzone worden vastgesteld. In deze zone gelden

regels ten aanzien van nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen. Door middel van zonebeheer

moet worden voorkomen dat de geluidsbelasting ten gevolge van de geluidsemissie van de bedrijven

gezamenlijk, de geluidsbelasting buiten de zone hoger wordt dan de voorkeursgrenswaarde. Binnen de

zone moeten zonodig maatregelen worden getroffen. De voorkeursgrenswaarden bedragen respectievelijk

50 en 55 dB(A) (etmaalwaarde). Situatie in het plangebied. In het plangebied Vathorst, De Laak 2A is geen sprake van een situatie waarin spoorwegverkeer en industrie (geluids)beperkingen voor de woningbouw opleveren. Op het nabijgelegen bedrijventerrein Vathorst worden geen grote lawaaimakers toegestaan, terwijl het spoor (Amersfoort – Zwolle) op voldoende afstand ligt. Nader akoestisch onderzoek naar deze bronnen is zodoende niet nodig. Wat betreft het aspect wegverkeerslawaai is van belang dat de ontwikkelingen in het plangebied zijn gesitueerd binnen de geluidszone van de Randboulevard (Laakboulevard). Deze weg bestaat uit twee rijstroken en ligt binnen stedelijk gebied, op basis waarvan de geluidszone 200 meter aan weerszijden van de weg bedraagt. Voorts komt binnen het plangebied een aantal 30 km/h- wegen. Weliswaar bestaat langs dergelijke wegen, op basis van de Wgh, geen zone en is een akoestisch onderzoek niet verplicht, doch op basis van vaste jurisprudentie is het raadzaam om zulke wegen toch in een akoestisch onderzoek te betrekken. In verband met het eerder opgestelde uitwerkingsplan is in 2008 al een akoestisch onderzoek uitgevoerd (OBV113/Pme/0988, dd. 6 mei 2008). De wijzigingen in het stedenbouwkundig plan en de noodzaak om hiervoor een nieuw bestemmingsplan op te stellen gaven echter aanleiding om een nieuw akoestisch onderzoek uit te voeren. Aldus is begin 2010 een onderzoek uitgevoerd waarbij de nieuwe (stedenbouwkundige) inzichten evenals de meest actuele verkeersprognoses (2020) opgenomen zijn

3.

Uit het onderzoek blijkt dat de verkeerssituatie op de Laakboulevard tot gevolg heeft dat de geluidsbelastingen op geluidsgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijden. De geluidsbelasting op de nieuwe woningen bedraagt voor deze weg maximaal 54 dB. Deze waarde blijft onder de maximale ontheffingswaarde van 63 dB, al dient voordat hogere waarden vastgesteld worden eerst onderzoek naar geluidsreducerende maatregelen gedaan te worden.

3 Actualisatie akoestisch onderzoek Deelplan Laak 2A, Goudappel Coffeng, februari 2010.

Page 35: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

32

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

In het rapport is aangegeven dat bij de geluidsberekeningen reeds is uitgegaan van een geluidsreducerende deklaag (“stil asfalt”) uit de categorie Zeer Stil Asfalt Semi Dicht (ZSA-SD). Daarnaast is geluidswering tussen bron en ontvanger vanuit landschappelijk/stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Dit leidt ertoe dat voor de woningen waarvoor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde optreedt, een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient te worden aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om hierover een besluit te nemen; de procedure hiervoor is opgestart en loopt parallel aan de procedure voor het bestemmingsplan. Wat betreft de 30 km/h wegen in het plangebied geldt dat bij 10 van de in het geluidsonderzoek gehanteerde waarneempunten de gevelbelasting als aandachtspunt gekwalificeerd kan worden. Dit houdt in dat maatregelen ten aanzien van gevelwering waarschijnlijk nodig zijn. Conclusie Uit onderzoek blijkt dat het in het plangebied, ten gevolge van de Laakboulevard, de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Dit staat de planontwikkeling niet in de weg nu voor de betreffende situaties een hogere waarde zal worden vastgesteld. 5.6 Geurhinder Beleid en normstelling

• Nota Stankbeleid Het algemene stankbeleid is door het ministerie van VROM beschreven in de Herziene Nota Stankbeleid uit 1994 en in aanvulling daarop in de Brief rijksbeleid geur. De brief is opgenomen in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR). Het algemene uitgangspunt van het geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid. In Nederland is geen wetgeving voor geur van bedrijven, met uitzondering van veehouderijen. Wel is in de Nederlandse emissierichtlijn lucht een systematiek opgenomen voor het beoordelen van geursituaties, de hindersystematiek geur, en worden in bijzondere regelingen per branche toetsingskaders gesteld. De NeR is een richtlijn waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken, in voorkomende gevallen kan een strengere of minder strenge norm worden gehanteerd. Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.

• Wet geurhinder en veehouderij Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft de geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Verder dienen op grond van de Wet milieubeheer beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Besluit landbouw milieubeheer vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten, zoals woningen. Het Besluit landbouw milieubeheer geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest. Situatie in het plangebied Wat betreft mogelijke geurhinder van veehouderijen is van belang dat de bestaande veehouderijen, in de omgeving van het plangebied (polder Arkemheen), op een ruime afstand van de nieuw te realiseren woningen staan. Daarmee wordt voldaan aan zowel de Wgv als de daarop gebaseerde besluiten. Daarnaast is in de nabijheid van het plangebied de afvalstortplaats van Smink gelegen. In het geldende bestemmingsplan Vathorst (1999) is hiervoor zowel een hindercontour baggerstort, gebaseerd op de locatie “Zevenhuizen”, als een hindercontour vuilstort opgenomen. Alleen de eerste contour ligt gedeeltelijk over het plangebied van Vathorst, De Laak 2A. Voor de afvalstortplaats van Smink heeft de gemeenteraad op 8 december 2009 het bestemmingsplan “Lindeboom” vastgesteld, nadat de provincie Utrecht hiervoor reeds een facultatieve structuurvisie had vastgesteld (20 april 2009). Ten behoeve van deze structuurvisie is tevens een PlanMER opgesteld. In dit rapport is aandacht besteed aan het milieuaspect geur, waarbij naast de bestaande situatie ook inzichtelijk

Page 36: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

33

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

is gemaakt hoe de geursituatie gedurende en na de planontwikkeling zal zijn. Uit het gevoerde onderzoek4

blijkt dat ook in de situatie met stort van bagger op de afvalstortplaats, waarin het bestemmingsplan “Lindeboom” voorziet, aan de in de milieuvergunning opgenomen voorschriften (98- en 95-percentielcontouren van 6 se/m³) wordt voldaan. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan “Lindeboom” zal het (oude) bestemmingsplan “Lindeboom 2001”, welk plan voorzag in baggerberging op de locatie Zevenhuizen, integraal worden herzien. Omdat het ook vanuit milieukundig oogpunt niet mogelijk is om op deze locatie bagger te storten, hoeft vooruitlopend op deze herziening niet langer rekening te worden gehouden met de in het bestemmingsplan Vathorst opgenomen hindercontour baggerstort. Conclusie Gelet op het vorenstaande vormt het aspect geur geen belemmering voor de ontwikkeling van woningbouw in het plangebied Vathorst, De Laak 2A. 5.7 Externe veiligheid Beleid en normstelling Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verboden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10

-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is

bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10

-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige

redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10

-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het

opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.

In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10

-5/jaar voor tien

slachtoffers en 10-7

/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10

-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10

-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het

groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8

plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grens- of richtwaarde, maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag verantwoording moeten afleggen over het groepsrisico indien de oriënterende waarde wordt overschreden.

• Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de bovenstaande circulaire vastgesteld. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen. In nieuwe situaties geldt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10

-6 per jaar. Uit de circulaire blijkt dat op

meer dan 200 meter afstand van een aangewezen route gevaarlijke stoffen het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan de het ruimtegebruik. Uit de circulaire blijkt voorts dat bij het vervoer van gevaarlijke stoffen beargumenteerd van de grenswaarde, richtwaarde en oriënterende waarde mag worden afgeweken.

4 Provincie Utrecht, PlanMER “Facultatieve Structuurvisie alternatieve locatie baggerberging”, Arcadis

2008, evenals “Geursituatie bij het storten van bagger op de afvalberging van Smink Afvalverwerking te Amersfoort”, SGS 2007.

Page 37: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

34

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

In 2006 is de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. Deze nota vormt een zogenaamde agenda voor een toekomst waarin vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is binnen kaders van veiligheid, milieu en leefomgeving. In de nota wordt het in te stellen Basisnet (water, weg en spoor) aangekondigd.

• Beleidsnota Externe Veiligheid (Provincie Utrecht 2003) In de Beleidsnota Externe Veiligheid van de provincie Utrecht van 2003 zijn de provinciale ambities voor de jaren na 2003 uitgewerkt. Deze zijn hoger dan de wettelijke ondergrens. Voor het PR streeft de provincie naar een kans op overlijden die niet groter is dan één op de honderd miljoen jaar (10

-8 per jaar),

terwijl ten aanzien van het GR de provincie streeft naar 0,1 maal de oriënterende waarde. Situatie in het plangebied Het plangebied ligt op grote afstand van de Rijkswegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een risicobeoordeling in het kader van dit vervoer voor het plangebied is derhalve niet nodig. Ook de afstand tot de spoorlijn Amersfoort-Zwolle is zodanig, dat aan de betreffende normen voor het individueel- en groepsrisico wordt voldaan. Op de Laakboulevard vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, terwijl in of rond het plangebied geen bedrijven met risicocontouren voorkomen. Conclusie Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen voor de ontwikkelingen in het plangebied op. 5.8 Planologisch relevante leidingen Beleid en normstelling Voor planologisch relevante leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar in de bestemmingslegging van onder andere nieuwe functies rekening mee moet worden gehouden. Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd zijn de volgende circulaires van belang: - de circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen (1984); - de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie. Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden

5). De afstand

die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijke rechtstrook. Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan. De minimale bebouwingsafstand is de afstand die tussen de leidingen en andere functies zoals onder andere woningbouw, recreatie en bedrijven moet worden gehanteerd in verband met de veiligheid. De toetsingsafstand is de afstand die bij voorkeur wordt aangehouden ten opzichte van de leiding. De minimale bebouwingsafstand is alleen van toepassing als er zwaarwegende argumenten zijn om van de toetsingsafstand af te wijken. Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hoogdrukaardgasleidingen herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert rekening te houden met deze nieuwe regelgeving, te weten het ontwerp-Besluit externe veiligheid buisleidingen. Op 28 augustus 2009 is dit ontwerp-Besluit met bijbehorende aanbiedingsbrief gepubliceerd. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De AmvB is nog niet definitief herzien.

5 De toetsingsafstand is de afstand die zoveel mogelijk dient te worden aangehouden tot kwetsbare objecten. Alleen indien er

planologische, technische of economische argumenten zijn, mogen binnen de toetsingsafstand kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Als kwetsbare objecten zijn aangemerkt: woonbebouwing, bijzondere objecten, recreatie terreinen en industrieterreinen. Indien van de toetsingsafstand wordt afgeweken, dient in ieder geval ten minste de bebouwingsafstand in acht te worden genomen. Bij aardgasleidingen heeft de bebouwingsafstand betrekking op woonbebouwing en bijzondere objecten, waarbij onderscheid is aangebracht in verschillende typen woonbebouwing en bijzondere objecten. Bij K1, K2 en K3 leidingen heeft deze minimale bebouwingsafstand betrekking op de eerder genoemde kwetsbare objecten.

Page 38: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

35

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Tot het in werking treden van het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen gelden formeel de oude circulaires Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984) en Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, K3 categorie (1991). Het is bekend dat de inhoud van deze circulaires sterk verouderd is. Beide circulaires bevatten wel een mogelijkheid om af te wijken van de vermelde afstanden. Situatie in het plangebied Er liggen twee gastransportleidingen langs Vathorst die op figuur 6 (blz. 39) globaal zijn aangegeven.

- leiding W-500-01, 12’’, 40 bar, wanddikte 7,1 mm, diepteligging 2,2 meter (de rode lijn) - leiding A-510-01, 18’’, 66,2 bar, wand 8,3 mm, diepte 2,2 meter (de blauwe lijn)

Voor de leidingen die langs Vathorst lopen bedragen de toetsingsafstanden voor de leiding A-510-01 60 meter en voor de leiding W-500-01 30 meter. Het beleid houdt in dat in eerste instantie geprobeerd moet worden bebouwing buiten de toetsingsafstand te houden. Indien op grond van technische, economische of planologische overwegingen een kortere afstand noodzakelijk is dan dient in ieder geval een minimale bebouwingsafstand te worden aangehouden. Deze minimale bebouwingsaftsand bedraagt voor de leiding W-500-01 14 meter en voor de leiding A-510-01 20 meter. Binnen deze bebouwingsafstanden mag derhalve geen (kwetsbare) bebouwing worden opgericht. Voor het plan De Laak 2A liggen de leidingen aan de noordzijde van de Laak over een lengte van circa 490 meter circa 55 meter, en ter hoogte van de Hogesteeg over een lengte van circa 110 meter circa 31,5 meter van de rand van de bebouwing. Hoewel op de plankaart van het bestemmingsplan Vathorst een aanduiding is opgenomen dat een aardgastransportleiding door het gebied loopt, is deze leiding echter verwijderd. Door middel van een op 15 juli 2008 vastgesteld wijzigingsplan is deze leiding van de plankaart gehaald. Conclusie De aardgastransportleidingen vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Figuur 8: gastransportleidingen

Page 39: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

36

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

5.9 Bodem Beleid en normstelling

• Wet Bodembescherming Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheidsverklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden.

• Besluit ruimtelijke ordening (Bro) Volgens het Bro dienen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek te verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

• Bodemkwaliteitskaart Gemeente Amersfoort (7 augustus 2002) In 2002 is een bodemkwaliteitskaart voor de gehele gemeente opgesteld. Op deze kaart is het gehele plangebied “Vathorst, De Laak 2A” als schoon gebied aangewezen. Er liggen in (de omgeving van) het plangebied ook geen verdachte locaties. Situatie in het plangebied Uit de bodemkwaliteitskaart kan worden afgeleid dat het plangebied als schoon gebied is aangewezen. Conclusie De bodemkwaliteit is geschikt voor de bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen. Ondanks dat de locatie als “onverdacht” kan worden aangemerkt, zal in het kader van de bouwvergunningverlening nog specifiek bodemonderzoek moeten worden verricht, tenzij hiervan vrijstelling wordt verleend. 5.10 Duurzaamheid Beleid en normstelling Aandacht voor duurzaam en milieubewust bouwen in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces is belangrijk. Al op stedenbouwkundig niveau moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Bij de uitwerking van plannen moet rekening worden gehouden met de volgende beleidsdocumenten:

• Klimaatakkoord 2007-2011 Bij nieuwbouw en renovatie is een forse energiebesparing mogelijk. In het “Klimaatakkoord 2007-2011” tussen gemeenten en Rijk wordt gesteld dat in 2020 de nieuwbouw klimaatneutraal moet zijn. Het energieverbruik in woningen en gebouwen moet dan met 50% zijn verlaagd. Het Rijk zal de EPC

6-norm de

komende jaren stapsgewijs aanscherpen. Gemeenten gaan innovatieve initiatieven in de gebouwde omgeving actief oppakken. Ook zal er een innovatieprogramma energiebesparing bij nieuwbouw en renovatie worden opgezet voor de uitvoering van veldexperimenten, waarin op gebouw- en gebiedsniveau in goed overleg tussen betrokken partijen een hogere energieprestatie zal worden gerealiseerd dan de huidige energieprestatie-eis in de nieuwbouw.

6 Energie Prestatie Coëfficiënt= eenheid om de energiezuinigheid van een woning in beeld te brengen. Minimum is 0,8 volgens het

huidige bouwbesluit; een lage EPC betekent een energiezuinigere woning.

Page 40: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

37

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

• Meer met Minder In het plan ‘Meer met Minder’ richt de nationale overheid zich voor de nieuwbouw op aanscherping van de nationale normen die al bestaan (de EPC). Voor woningbouw gaat de EPC van 0,8 naar 0,6 in 2011 en naar 0,4 in 2015 met als doel de energieneutrale woning in 2020. Voor de utiliteitsbouw geldt een vergelijkbare aanscherping met als doel alle nieuwe utiliteitsbouw 50% energie-efficiënter in 2017. Voor bestaande woningen en utiliteitsbouw zal het kabinet de mogelijkheden verkennen voor invoering van een vergelijkbare normstelling voor de energieprestatie. Er wordt een energielabel voor gebouwen (utiliteits- en woningbouw) ingevoerd. Het energielabel is met ingang van 2008 al verplicht voor woningeigenaren die hun huis gaan verkopen of verhuren Bovendien gaan gemeenten in prestatiecontracten met woningcorporaties energieprestatie-eisen opnemen voor de bestaande woningvoorraad. Dit onder voorbehoud van nadere afspraken die het Rijk maakt met de koepel van woningcorporaties Aedes over condities, instrumenten en maatregelen die voor corporaties nodig zijn om de energieprestatie van de woningen van de corporaties te verbeteren.

• Energievisie Vathorst 2005 Op basis van de Energievisie Vathorst 2005, dient er voor elk nieuw gedeelte van Vathorst een Energieplan opgesteld te worden waarin door alle partijen gezamenlijk een ambitie wordt beschreven en de wijze waarop deze gerealiseerd gaat worden. Streven is om een energieprestatie te realiseren voor ieder deelplan wat 10% onder het landelijk niveau ligt, gecombineerd met mogelijke alternatieve energievoorzieningen. Het Energieplan Laak 2A dient aan de orde gesteld te worden bij de start van de woningbouwontwikkeling. 5.11 Flora en Fauna / ecologie Beleid en normstelling:

• Flora- en Faunawet De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:

- categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;

- categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden. De vrijstelling geldt niet voor beschermde soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van het besluit;

- categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.

Bij besluit van 6 april 2009 heeft de minister van LNV de gedragscode Flora- en faunawet voor Bouwend Nederland goedgekeurd. Deze gedragscode is voor de bouw- en ontwikkelsector opgesteld. Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen

Page 41: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

38

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

op basis van categorie 3 krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Situatie in het plangebied In verband met de ontwikkeling van Vathorst, De Laak 2A is medio 2008 een ecologisch onderzoek uitgevoerd

7. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingrepen, op de aanwezige natuurwaarden, zijn

getoetst aan de Flora- en faunawet en het gebiedsgericht natuurbeleid. Wat betreft flora is in het plangebied de laag beschermde Kleine maagdenpalm en Zwanenbloem aangetroffen of te verwachten. Overige beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht. Er zijn geen Rode Lijstsoorten aangetroffen. Beekpunge en Wilde hyacint staan vermeld op de Oranje Lijst van de provincie Utrecht en zijn in het plangebied aanwezig. Ten aanzien van fauna geldt dat in het gehele plangebied vaste verblijfplaatsen van diverse algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aanwezig of te verwachten zijn. Gedurende het ecologisch onderzoek is een vaste verblijfsplaats (baltslocatie) van vleermuizen aangetroffen. Tevens is een vliegroute van Gewone dwergvleermuis evenals foeragerende vleermuizen aangetoond. Er zijn verder vaste verblijfplaatsen van ontheffingsplichtige broedvogelsoorten als Kerkuil en Buizerd aanwezig. De aanwezige nesten van Zwarte kraai, Huiszwaluw en Boerenzwaluw zijn vooralsnog niet ontheffingsplichtig. Het plangebied vormt een geschikte biotoop voor diverse algemene broedvogelsoorten van bos en struweel, weidevogels en diverse soorten die op de Rode Lijst staan vermeld. Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Meerkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander zijn zowel voortplantend als overwinterend aanwezig en te verwachten. Zwaarder beschermde amfibieënsoorten worden niet verwacht. In de Laak is een middelhoog beschermde vissoort gevangen, te weten de Kleine modderkruiper, terwijl ook het Vetje is aangetroffen. Tot slot zijn geen reptielen en beschermde insecten aangetroffen of te verwachten. De ontwikkelingen in het plangebied zullen invloed hebben op de aangetroffen flora en fauna. Zo zullen de broedlocaties van de Buizerd en Kerkuil en een baltslocatie van vleermuizen verloren gaan, terwijl het verbreden van de Laak effect op de Kleine modderkruiper kan hebben. Voor al deze handelingen is een ontheffing noodzakelijk en dienen ook mitigerende maatregelen getroffen te worden. Voor werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen geldt dat deze buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels (10 maart – 15 juli) dienen te worden uitgevoerd of vooraf te worden gecontroleerd op aanwezigheid van broedende of nestelende vogels. Gelet op de noodzaak om voor de werkzaamheden over een ontheffing te beschikken, is op 17 oktober 2008 een ontheffing bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangevraagd. Deze ontheffing is vervolgens op 8 januari 2009 verleend (kenmerk FF/75C/2008/0498) en heeft een geldingsduur tot 1 november 2013. Aldus kan geconcludeerd worden dat het aspect ecologie niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Conclusie Uit onderzoek blijkt dat in het plangebied diverse beschermde diersoorten voorkomen. Omdat de ontwikkeling van woningbouw hierop effecten zal hebben, is het noodzakelijk om over een ontheffing te beschikken. Deze ontheffing is begin 2009 verleend en geldig tot 1 november 2013, zodat aangenomen wordt dat flora en fauna geen beperking voor de uitvoering van het plan zullen opleveren.

7 Ecologisch onderzoek Vathorst Laak 2 en Velden 1f te Amersfoort, EcoGroen advies, 2 september 2008.

Page 42: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

39

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving 6.1 Inleiding Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is conform de IMRO-standaard (informatie model ruimtelijke ordening) vervaardigd. Hierdoor is het bestemmingsplan eenvoudig in te brengen in het gemeentelijk (raadpleeg-)systeem en kan het bestemmingsplan op een eenvoudige wijze worden uitgewisseld met andere overheden, zoals de provincie. De nieuwe digitale systematiek heeft weliswaar gevolgen voor het vertouwde kaartbeeld en de opbouw van de voorschriften, maar sluit naadloos aan bij de huidige eisen van het bestemmingsplan. 6.2 De opzet van de planregels De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: - Inleidende regels; - Bestemmingsregels; - Algemene regels; - Overgangs- en slotregels. Inleidende regels In de inleidende regels staan de bepalingen die nodig zijn om de overige regels goed te kunnen hanteren. De begripsbepalingen (art. 1) bevatten uitleg van de in het plan gebruikte begrippen die niet tot de algemeen bekend veronderstelde begrippen gerekend worden. De wijze van meten (art. 2) bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van hoogtes, oppervlaktes etc. Bestemmingsregels De bestemmingen beginnen telkens met een doeleindenomschrijving, waarin in algemene bewoordingen wordt aangegeven waarvoor de gronden, waaraan de desbetreffende bestemming is toegekend, mogen worden gebruikt. Deze doeleindenomschrijving wordt gevolgd door een bepaling waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden bebouwing van deze gronden is toegestaan (bouwregels). Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat verder doorgeklikt behoeft te worden. In dit bestemmingsplan zijn zeven bestemmingsregels opgenomen: Artikel 3 Gemengd 1 Voor acht percelen waar thans bebouwing staat of eerder heeft gestaan (agrarisch, woningen), is een bestemming Gemengd 1 aangewezen. Deze bestemming biedt mogelijkheden om naast woningen tevens maatschappelijke voorzieningen, culturele voorzieningen, dienstverlening, horeca en kleinschalige bedrijven te realiseren. Voorts passen verkeersvoorzieningen, speel- en groenvoorzieningen en water en waterpartijen binnen de doeleindenomschrijving. Voor de bebouwing is van belang dat op de verbeelding een bouwvlak met een maximale bouwhoogte is opgenomen. In de regels is verder aangegeven dat op deze gronden in totaal niet meer dan 40 woningen gerealiseerd mogen worden. Daarnaast gelden tevens enkele voorwaarden met betrekking tot de onderlinge afstand tussen woningen evenals de (minimale) bouwdiepte. In de bestemmingsomschrijving zijn mede begrepen het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing Hogesteeg 10-10a en 13. Daarvoor is een apart aanlegvergunningsstelsel in de regels opgenomen, dat de sloop of de wijziging van het pand aan een vergunning bindt. Artikel 4 Gemengd 2 Voor een drietal locaties is de bestemming Gemengd 2 aangewezen. Hier kunnen beperkte maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijven en werkplaatsen die voorkomen in categorie A in de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging die als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan is opgenomen. De vestiging van deze voorzieningen en bedrijven is alleen toegestaan op de begane grond of daaronder gelegen lagen. Voor deze voorzieningen geldt een maximering van 100m²

Page 43: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

40

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

bedrijfsvloeroppervlakte per eenheid. Overigens zijn ook kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen toegestaan (artikel 8 Wonen). Artikel 5 Groen Binnen deze bestemming is de realisatie van groenvoorzieningen, water(gangen) en fiets- en voetpaden mogelijk gemaakt. Tevens wordt de mogelijkheid geboden speelvoorzieningen te plaatsen en voorzieningen van openbaar nut, die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gehele gebied, te realiseren. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bevat de bestemmingsregel een maximale maatvoering. Artikel 6 Verkeer – verblijf Deze bestemming is gelegd op de ontsluitingsstructuur voor het gemotoriseerd verkeer. Tevens zijn parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en voet- en fietspaden binnen deze bestemming mogelijk, alsmede voorzieningen van openbaar nut die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gehele gebied. Artikel 7 Water Deze bestemming is opgenomen voor zowel de bestaande waterlopen De Laak en Calveense Wetering, als de nog aan te leggen waterlopen, zoals de Kleine Eem. Het verbreden van de huidige waterloop De Laak is mogelijk binnen de bestemming. Verder worden bouwwerken van waterbouwkundige aard toegestaan, zoals stuwen, gemalen en duikers, terwijl voor bruggen op de verbeelding een aanduiding is opgenomen. Artikel 8 Wonen Deze bestemming maakt de realisatie van woningen, zoals opgenomen in het stedenbouwkundig plan van november 2009, mogelijk. Voor alle te bouwen woningen zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken met bouwvlakken opgenomen. De woningen dienen binnen de bebouwingsvlakken gerealiseerd te worden, met dien verstande dat het plangebied is opgedeeld in zes grotere plandelen met een maatvoeringsvlak, op basis waarvan voor elk plandeel een maximum aantal te realiseren wooneenheden geldt. Op de verbeelding zijn verder de bijbehorende bouwhoogtes opgenomen, terwijl in de bestemmingsregels enkele bepalingen over de onderlinge afstand tussen woningen, evenals de mogelijkheid om aan- en bijgebouwen te realiseren, staan. Binnen de woonbestemming is de mogelijkheid van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgenomen. In de bestemmingsomschrijving van “Wonen” zijn mede begrepen het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van twee percelen aan de Hogesteeg (10-10a en 13). Daarvoor is een apart aanlegvergunningsstelsel in de regels opgenomen, dat de sloop of de wijziging van het pand aan een vergunning bindt. Artikel 9 Waarde – Archeologie Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming. Dit brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming. Bij verstoringen van de bodem die dieper dan 30 centimeter gaat, dient een archeologisch rapport te worden opgesteld alvorens er met de verstorende activiteit begonnen kan worden. In het concreet komt dit neer op een inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen. Dit geldt zowel voor bouwwerkzaamheden als voor overige werkzaamheden. Aan een te verlenen vergunning kunnen voorwaarden verbonden worden. Artikel 10 Waterstaat – Waterkering Uitgangspunt voor deze dubbelbestemming, welke over de reguliere bestemmingen heen ligt en voor een zeer klein deel van het plangebied van toepassing is, is dat waterstaatkundige waarden beschermd dienen te worden. Voor het kunnen uitvoeren van zowel bouwwerkzaamheden als overige werkzaamheden dient eerst een advies bij het betrokken waterschap (Vallei en Eem) ingewonnen te worden. Het plan biedt de mogelijkheid voor twee routes voor de waterkering omdat momenteel niet duidelijk is hoe deze wordt uitgevoerd.

Page 44: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

41

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Algemene regels Dit hoofdstuk bevat vier algemene regels.

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 12 Algemene bouwregels Dit artikel bevat algemene bepalingen ten aanzien van een maximum bebouwingspercentage en de afdekking van gebouwen. Artikel 13 Algemene ontheffingsregels In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van de maximum toegestane bouwhoogte. De criteria voor de toepassing van deze ontheffingsregels zijn hierin eveneens opgenomen. Artikel 14 Algemene procedureregels Dit artikel schrijft voor dat, alvorens burgemeester en wethouders ontheffing verlenen, belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijke zienswijzen in te dienen. Hiertoe worden de stukken gedurende twee weken ter inzage gelegd. Overgangs- en slotregels In deze regels (artikel 15) is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Page 45: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

42

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Inleiding Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is, als om de economische uitvoerbaarheid. Bij de uitvoerbaarheid speelt ook de handhaving een belangrijke rol. 7.2 Handhaving Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie Utrecht bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het uitwerkingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen. Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de “maatschappij” bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers. Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast bestaat een vorm van preventieve handhaving. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website). Daarnaast zijn in het plan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de ontheffingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Page 46: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

43

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

7.3 Economische uitvoerbaarheid Sinds 1 juli 2008 zijn gemeenten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen. Ingeval de gemeente de uitgeefbare gronden in eigendom heeft, vindt verhaal van de kosten van de grondexploitatie plaats middels verkoop van bouwrijpe grond. Ingeval de gemeente niet over de gronden beschikt en sprake is van particuliere grondexploitatie kan de gemeente een overeenkomst over grondexploitatie aangaan waarbij de grondeigenaar zich verbindt de kosten van de grondexploitatie aan de gemeente te voldoen. Indien het niet mogelijk is het kostenverhaal bij overeenkomst te verzekeren dient, gelijktijdig met het bestemmingsplan, een exploitatieplan vastgesteld te worden. In dat laatste geval worden de kosten van de grondexploitatie verhaald door een financiële voorwaarde aan de bouwvergunning te verbinden. Naast het verhaal van de kosten van grondexploitatie biedt de Wro ook de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen ten aanzien van woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap, sociale koopwoningen en sociale huurwoningen), het bouw- en woonrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen evenals de inrichting van de openbare ruimte, Deze eisen kunnen worden opgenomen in een overeenkomst van grondexploitatie en/of in het exploitatieplan. Het verplichte kostenverhaal is aan de orde bij bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en projectbesluiten welke voorzien in aangewezen bouwplannen. Als aangewezen bouwplan heeft onder andere te gelden een of meer woningen en een of meer hoofdgebouwen. Is bij een van voornoemde plannen of besluiten sprake van een aangewezen bouwplan dan dient de raad van de gemeente ten tijde van de vaststelling van dat plan of besluit tevens een besluit omtrent de vaststelling van een exploitatieplan te nemen. De raad van de gemeente dient een exploitatieplan vast te stellen tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins is verzekerd en het stellen van locatie-eisen niet noodzakelijk is. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is bijvoorbeeld anderszins verzekerd in geval van gronduitgifte. Is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie niet verzekerd dan dient de raad een exploitatieplan vast te stellen. Voor de realisering van het bestemmingsplan Vathorst is de gemeente Amersfoort reeds met verschillende private projectontwikkelaars een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. Daarmee is het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd en bestaat geen noodzaak om een exploitatieplan vast te stellen. 7.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.4.1 Inleiding De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan. 7.4.2 Inspraak De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de “Rol van de Raad” opgenomen gevallen. Het resultaat van de inspraak zal worden verwoord in een inspraakverslag. 7.4.3 Wettelijk (voor)overleg Het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan worden verwerkt.

Page 47: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

44

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

Op 18 februari 2010 is het vooroverleg gestart. Het plan is toegestuurd aan instanties als de provincie, het waterschap en de VROM-inspectie. Het vooroverleg is voorgeschreven in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De VROM-inspectie heeft laten weten dat de rijksdiensten in het plan geen aanleiding zien tot het maken van opmerkingen. Twee instanties hebben inhoudelijk gereageerd. Het Waterschap Vallei & Eem heeft de volgende vier opmerkingen gemaakt: 1. De plangrens is onduidelijk. Het is niet duidelijk of de watergang De Laak en de watergangen aan de

oost-, zuid- en westkant van het plangebied, geheel of slechts gedeeltelijk binnen het plangebied ligt. Er wordt verzocht een topografische ondergrond voor de verbeelding te gebruiken.

2. De waterkering aan de zuidkant van het plangebied, is op de verbeelding niet volledig weergegeven. Deze dient aan te sluiten op het plangebied De Laak 1B.

3. Voor goed onderhoud is het noodzakelijk dat de doodlopende watergangen breed genoeg zijn zodat een maaiboot kan keren. Een breedte van 10 meter met een minimale diepte van 1 meter is voldoende. De waterparagraaf op dit punt aanvullen.

4. In de waterparagraaf van het bestemmingsplan de keur beschrijven. Op basis van de keur kan het waterschap ervoor zorgen dat initiatieven van derden geen belemmering vormen voor de taken van het waterschap. De keur is van toepassing op zowel de waterkeringen als de watergangen. Voor alle activiteiten die in, op of nabij de waterkering of watergang plaatsvinden is een keurvergunning nodig.

De gemeente Nijkerk heeft twee opmerkingen over het plan: 5. De intentie van de gemeente ten aanzien van de verkeersfunctie Hogesteeg blijkt niet uit de

toelichting. De gemeente Nijkerk heeft in 2009 een verkeersbesluit genomen om sluipverkeer vanuit Amersfoort via de Hogesteeg en vervolgens Achterhoekerweg (gemeente Nijkerk) tegen te gaan. Op andere wijze hebben de gemeentes hier ook overleg over, maar Nijkerk ziet graag dat in de toelichting van dit bestemmingsplan hier tevens aandacht aan wordt besteed.

6. In de toelichting verduidelijken hoe Amersfoort om wil gaan met de (externe) effecten van de groei van het aantal inwoners en de daardoor groeiende druk op de te realiseren recreatieve uitloopmogelijkheden in de stadsrand, ten noorden van de Laak. Ook aangeven hoe de bereikbaarheid van dit gebied wordt geregeld.

Hieronder volgt de gemeentelijke reactie op voornoemde opmerkingen. Ad 1. Alle rondom gelegen watergangen liggen volledig binnen de grenzen van het plangebied Laak 2A. Het betreft een digitaal plan. Bij digitale plannen ligt het niet meer voor de hand om een topografische ondergrond op de verbeelding weer te geven. Dit heeft te maken met het feit dat het digitale plan straks via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl geraadpleegd kan worden. Via deze voorziening kan het gebied bekeken worden met de luchtfoto onder de verbeelding. Zo kan zeer nauwkeurig worden bepaald wat binnen het plangebied valt. De nog te realiseren watergangen zijn echter nog niet zichtbaar op deze ondergrond. Dit zal te zijner tijd wel het geval zijn. Ad 2. De waterkering is op de verbeelding aangepast zodat deze aansluit op het plangebied Laak 1B. Ad 3 en 4. Voor de volledigheid zijn deze onderwerpen opgenomen in de waterparagraaf (5.3) van de toelichting behorende bij het bestemmingsplan. Ad 5. De autoverbinding van de Hogesteeg naar de Achterhoekerweg zal inderdaad bij de ontwikkeling van het plangebied worden afgesloten. Dit is in de paragraaf over de infrastructuur (3.6 van de toelichting) verwerkt. Ad 6. Woningbouw in dit gebied was al voorzien bij het vaststellen van het bestemmingsplan Vathorst. Dit plan wordt met een bestemmingsplan in plaats van een uitwerkingsplan gerealiseerd, omdat het plan een grotere bouwhoogte kent dan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Vathorst toelaat. Het plan sluit aan bij de afspraken die gemaakt zijn in de Bestuursovereenkomst Laakzone. Dit houdt in dat er geen verbindingen naar Vathorst Noord zijn opgenomen. Dit is in de toelichting (paragraaf 2.4 bij Bestuursovereenkomst Laakzone) opgenomen.

Page 48: #3425096 v1 - ONTWERPBESTEMMINGSPLAN VATHORST, … · 2004”, welk plan onder meer de basis is voor de ontwikkeling van ruim 700 woningen evenals de ABC school (twee basisscholen

45

ontwerpbestemmingsplan Vathorst, De Laak 2A Toelichting meil 2010

BIJLAGE 1 ACTUALISATIE AKOESTISCH ONDERZOEK DEELPLAN LAAK 2A