2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

19
Gevelreiniging Cleaning of exterior wal1 Gevelreiniging, een monumen- tenzorg Reinigingsmiddelen en -methoden voor gevels van oude gebouwen Cleaning materials and methods Ir. P. K. van der Schuit De belangstelling voor gevelreini- ging is de laatste jaren sterk toegenomen. De criteria, op grond waarvan men tot gevelreiniging besluit, zijn tot nu toe eerder van esthetische dan van technische aard geweest. Door kennis van verweringsmechanismen is het met behulp van de analyse van de vervuiling mogelijk de voor- en nadelen van een reiniging tegen elkaar af te wegen, mits men op de hoogte is van het reinigingsmecha- nisme en de materiaaleigenschap- pen van de ondergrond. In dit artikel worden de verschillen- de meest - bij restauraties - voorkomende reinigingsmethoden aan de orde gesteld. Daarbij worden vooral de schadelijke bijverschijnselen bezien. In het algemeen vertonen de methoden, waarbij men gebruik maakt van reinigingspasta’s op basis van komplexonen en die waarbij men met natte verzadigde stoom spuit, de minst nadelige bijverschijnselen. Als een beschermende laag op de gevel aanwezig is kan deze door een reiniging verdwijnen. De kwetsbaarheid van de gevel wordt dan groter; aanvullende bescher- mende maatregelen zijn dan ook gewenst. Met het verschuiven van de activiteiten van de bouwwereld in de richting van de restauratie, renovatie en rehabilitatie is ook de belangstelling voor de gevelreini- ging sterk toegenomen. Wanneer een dergelijk verschijnsel tot het vertrouwde beeld gaat behoren neemt de kcmstoe dat men zich minder kritisch opstelt: de gewoonte verdrijft de rede. Wanneer men zich daarbij realiseert, dat de ervaring en daarmee de benodigde kennis in 1. Verwenng van natuursteen door vorming van de bekende gipskorst. vergelijking met andere bouwtech- nieken geringer is, wordt duidelijk dat een aanvankelijke tevredenheid over het ‘schone’ uiterlijk op den duur gemakkelijk in teleurstelling om kan slaan. Deze teleurstelling wordt dan veroorzaakt door allerlei nevenverschijnselen zoals: vochtoverlast, verwering, vlekvor- ming, ‘grauwsluiers’, enz. Wanneer men de twee belangrijkste argu- menten, die vóór reiniging pleiten, aan een nadere beschouwing onderwerpt valt het op, dat de esthetica vaker in de besluitvorming een rol speelt dan de schadelijkheid van de vervuiling. Omdat dit vaak een subjectieve beoordeling inhoudt, betekent het dat de afweging van de verschillen- de voor- en nadelen bemoeilijkt wordt. Daar komt bij het probleem van de verwarring van begrippen: - ‘schoon is mooi’ (schoonheid) en vuil is dus lelijk; - gereinigd betekent geen vlekje meer te zien: men streeft naar egale vlakken waarin elke tekening, elke afwisseling wordt teruggedron- gen, zodat men al gauw saaie uniforme vlakken krijgt. Combineert men deze verwarrren- de begrippen dan is saai gelijk aan mooi. Betrekt men nu ook de factor tijd in de overweging, dan blijkt dat men vaak uit is op een effect dat slechts van korte duur is. Achtergebleven resten chemicaliën UDC 69.059.1:69.022.3 RVblad 01-1 kunnen vlekken veroorzaken en de verwering versnellen. Door verwijdering van vaak dunne eenmalig beschermende oppervlak- telagen wordt de kwetsbaarheid groter. Door het gebruik van grote hoeveelheden water kan - bij dikke muren soms pas na langere tijd - zoutuitslag aan de binnenzijde van de muren optreden. Daarom is het ook zeer gewenst, vóórdat men tot de keuze van een reinigingsmethode overgaat, zich af te vragen of de voordelen (voor zover aanwezig) wel opwegen tegen de nadelen. Vaak komt dit neer op het vergelijken van de mate van schadelijkheid van de reiniging. Door een analytisch onderzoek naar de samenstelling van de vervuiling kan het nemen van een beslissing worden vereen- voudigd en komt men niet voor onverwachte problemen te staan. 2. De ‘schoonheid van de ‘vervuiling’ Hierbij wordt ervan uitgegaan dat men van de samenstelling en de werking van het reinigingsmiddel op de hoogte is. Een juist afwegen van alle factoren is pas goed mogelijk, wanneer men alle facetten van dit vakgebied kent!Als voorbeeld het volgende: sommige marmers met zwarte aders kunnen bij onjuiste behandeling roestvlekken krijgen; genoemde aders worden namelijk door pyriet, een ijzerzwa- velverbinding, gevormd. Andere criteria dan die van een RDMZ RV 198612 32

Transcript of 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Page 1: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

Cleaning of exterior wal1

Gevelreiniging, een monumen- tenzorg

Reinigingsmiddelen en -methoden voor gevels van oude gebouwen

Cleaning materials and methods

Ir. P. K. van der Schuit

De belangstelling voor gevelreini- ging is de laatste jaren sterk toegenomen. De criteria, op grond waarvan men tot gevelreiniging besluit, zijn tot nu toe eerder van esthetische dan van technische aard geweest. Door kennis van verweringsmechanismen is het met behulp van de analyse van de vervuiling mogelijk de voor- en nadelen van een reiniging tegen elkaar af te wegen, mits men op de hoogte is van het reinigingsmecha- nisme en de materiaaleigenschap- pen van de ondergrond. In dit artikel worden de verschillen- de meest - bij restauraties - voorkomende reinigingsmethoden aan de orde gesteld. Daarbij worden vooral de schadelijke bijverschijnselen bezien. In het algemeen vertonen de methoden, waarbij men gebruik maakt van reinigingspasta’s op basis van komplexonen en die waarbij men met natte verzadigde stoom spuit, de minst nadelige bijverschijnselen. Als een beschermende laag op de gevel aanwezig is kan deze door een reiniging verdwijnen. De kwetsbaarheid van de gevel wordt dan groter; aanvullende bescher- mende maatregelen zijn dan ook gewenst.

Met het verschuiven van de activiteiten van de bouwwereld in de richting van de restauratie, renovatie en rehabilitatie is ook de belangstelling voor de gevelreini- ging sterk toegenomen. Wanneer een dergelijk verschijnsel tot het vertrouwde beeld gaat behoren neemt de kcms toe dat men zich minder kritisch opstelt: de gewoonte verdrijft de rede. Wanneer men zich daarbij realiseert, dat de ervaring en daarmee de benodigde kennis in

1. Verwenng van natuursteen door vorming van de bekende gipskorst.

vergelijking met andere bouwtech- nieken geringer is, wordt duidelijk dat een aanvankelijke tevredenheid over het ‘schone’ uiterlijk op den duur gemakkelijk in teleurstelling om kan slaan. Deze teleurstelling wordt dan veroorzaakt door allerlei nevenverschijnselen zoals: vochtoverlast, verwering, vlekvor- ming, ‘grauwsluiers’, enz. Wanneer men de twee belangrijkste argu- menten, die vóór reiniging pleiten, aan een nadere beschouwing onderwerpt valt het op, dat de esthetica vaker in de besluitvorming een rol speelt dan de schadelijkheid van de vervuiling. Omdat dit vaak een subjectieve beoordeling inhoudt, betekent het dat de afweging van de verschillen- de voor- en nadelen bemoeilijkt wordt. Daar komt bij het probleem van de verwarring van begrippen: - ‘schoon is mooi’ (schoonheid) en vuil is dus lelijk; - gereinigd betekent geen vlekje meer te zien: men streeft naar egale vlakken waarin elke tekening, elke afwisseling wordt teruggedron- gen, zodat men al gauw saaie uniforme vlakken krijgt. Combineert men deze verwarrren- de begrippen dan is saai gelijk aan mooi. Betrekt men nu ook de factor tijd in de overweging, dan blijkt dat men vaak uit is op een effect dat slechts van korte duur is. Achtergebleven resten chemicaliën

UDC 69.059.1:69.022.3

RVblad 01-1

kunnen vlekken veroorzaken en de verwering versnellen. Door verwijdering van vaak dunne eenmalig beschermende oppervlak- telagen wordt de kwetsbaarheid groter. Door het gebruik van grote hoeveelheden water kan - bij dikke muren soms pas na langere tijd - zoutuitslag aan de binnenzijde van de muren optreden. Daarom is het ook zeer gewenst, vóórdat men tot de keuze van een reinigingsmethode overgaat, zich af te vragen of de voordelen (voor zover aanwezig) wel opwegen tegen de nadelen. Vaak komt dit neer op het vergelijken van de mate van schadelijkheid van de reiniging. Door een analytisch onderzoek naar de samenstelling van de vervuiling kan het nemen van een beslissing worden vereen- voudigd en komt men niet voor onverwachte problemen te staan.

2. De ‘schoonheid van de ‘vervuiling’

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat men van de samenstelling en de werking van het reinigingsmiddel op de hoogte is. Een juist afwegen van alle factoren is pas goed mogelijk, wanneer men alle facetten van dit vakgebied kent!Als voorbeeld het volgende: sommige marmers met zwarte aders kunnen bij onjuiste behandeling roestvlekken krijgen; genoemde aders worden namelijk door pyriet, een ijzerzwa- velverbinding, gevormd. Andere criteria dan die van een

RDMZ RV 198612 32

Page 2: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

behoud van historische materie welke een rol spelen bij het keuze- proces zijn:

vergroten van de levensduur (verwijderen van schadelijke stoffen); - verfraaiing (het mooiste resultaat is aantrekkelijk); - verbetering van materiaaleigen- schappen (de hechting van een volgende afwerklaag); - verkrijgen van gegevens (ten behoeve van de opsporing van bouwsporen, maar ook het opsporen van reparatieplekken); - tijd (hoe sneller hoe beter); - prijs (de goedkoopste krijgt de opdracht); - effect (het verschil tussen vóór en na de behandeling). Dit zijn alle zeer legitieme zaken die de uiteindelijke keuze in meerdere of mindere mate zullen beïnvloeden. Welke voorwaarden men ook aan de elkaar soms ‘bijtende’ criteria mag toekennen, het is duidelijk dat degene, die straks de gevel reinigt, moet weten waarom de architect en opdrachtgever daartoe hebben besloten. Het verbeteren van de hechting vraagt andere methoden dan het behouden van historische materie.

1. Vervuiling Zoals al werd opgemerkt werkt het begrip vervuiling verwarring in de hand. Er wordt geen schadelijk vuil weggenomen maar de kwetsbaar- heid wordt vergroot. Steen zal op plaatsen, die regefma- tig door neerslag afgespoeld worden door de eroderende werking ervan het langst schoon blijven. Daarentegen zullen nissen, onderkanten van lijsten, sommige gedeelten van beelden en dergelijke eerder en duidelijker vuil worden. Dit verschijnsel is bij kalksteen het best zichtbaar. Stofvervuiling, gewoonlijk bestaan- de uit roet, zand, cement, zouten, en dergelijke, kleurt gebouwen zwart en bedekt ze met korsten van verschillende structuur en dikte. Deze korsten ontstaan door de tussenkomst van de stofdeeltjes. Ze absorberen door hun grote

specifieke oppervlak water uit de lucht en vormen daardoor mengsels van water en stof, die overeenkom- stig de erin opgeloste stoffen alkalisch of zuur op de bouwmate- rialen inwerken. De stofvervuiling is daarom, naast die door de bijtende gassen in de lucht, één van de belangrijkste oorzaken van chemische aantasting. Een onjuiste of onnodige reiniging evenwel kan ook onherstelbare schade veroorza- ken. Hierop komen we nog terug.

2. Voorbeelden van verwerings- mechanismen Ter illustratie van het mechanisme van de chemische aantasting die kan optreden het volgende voorbeeld: Bij verbranding van fossiele brandstoffen wordt onder meer zwaveldioxide (SO,) gevormd. In de lucht kunnen de omstandig- heden zodanig zijn dat met behulp van zonlicht en katalysatoren (SO, + %O, kat SO,) zwaveltrioxide wordt gevor ïti d. Met water (regen, waterdamp of mist) kan door de hygroscopische eigenschappen zwavelzuur gevormd worden: SO, + H,O + H,SO,. Dit verdunde zwavelzuur is er de oorzaak van dat zich op kalkhou- dend gesteente (of steen met kalkhoudende voegmortel) de bekende zwarte gipskorst gaat afzetten op de van de regen afgewende zijden. H,SO, + CaCO, +

kalk CaSO, + CO, + H,O gips koolzuur Dit betekent dat aan de steen bindmiddel wordt onttrokken en dat - door het grotere volume van gips - het oorspronkelijke oppervlak wordt afgestoten en ten slotte uiteenvalt. Daarnaast kunnen zich bijvoorbeeld Na,SO, en MgSO, vormen, oplosbare zouten, die onder invloed van wisselingen in de relatieve vochtigheid in de lucht kunnen uitkristalliseren en weer in oplossing gaan, hydrateren (opnemen van moleculen kristalwa- ter) en dehydrateren. Door de hierdoor veroorzaakte wisselingen

RVblad 01-2

in het volume van de zich in de poriën bevindende kristallen, kunnen zich in dat gesteente trekspanningen ontwikkelen, waartegen geen enkel gesteente bestand is. Enkele mogelijke verschijningsvormen: CaSO,, CaSO,.%H,O, CaSO,. ZH,O, Na,SO,, Na,SO,. 1 OH,O, MgSO,, MgSO,. H,O, MgSO,. 6H,O, MgSO,. 7H,O, MgSO,. 1 ZH,O. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor onder invloed van kooldioxide: CO, wordt H,CO, wordt NaJO, (soda) met de volgende verschij- ningsvormen: NaJO,, NaJO,. H,O, NaJO,. 7H,O, . . NaJO,. 1 OH,O. Elk poreus gesteente kan hierdoor op den duur afgebroken worden. Dit verschijnsel wordt ook wel steenziekte, muurkanker of salpetering genoemd. Vaak zijn de gipskorsten verzamelplaatsen van alle mogelijke schadelijke stoffen, waardoor de verwering toeneemt. De genoemde voorbeelden zijn slechts een greep uit de belangrijk- ste verweringsmechanismen die van toepassing zijn op oudere gebouwen. Andere verweringsme- chanismen worden op gang gebracht door zwammen, algen en mossen, door het vasthouden van vocht en het creëren van een zuur milieu. Tenslotte noemen we nog de invloed van de zon in de vorm van temperatuurspanningen in lagen met verschillende dichtheden, alsook bevriezingsverschijnselen in materialen met een dergelijke gelaagde opbouw. Bij relatief nieuwe gebouwen bevinden zich minder schadelijke elementen in de steen, waardoor onjuiste reinigingsmethoden niet zo snel de gevolgen zullen tonen. Men dient zich echter te realiseren dat ook ogenschijnlijk geringe hoeveelheden chemicaliën door inwendige vochttransporten op

Page 3: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

r

so3 co2 l{l l- 4

mm0 x

3. Kunstmatig verouderd kalkhoudend gesteente. CO,- en SO,-gehalte ten opzichte van de afstand tot het oppervlak.

kwetsbare plekken ontoelaatbare concentraties kunnen doen ontstaan, waardoor de levensduur van het materiaal sterk verkort wordt en waardoor belangrijke elementen met een hoge histori- sche waarde kunnen verdwijnen. De ervaring, die men opdoet bij het reinigen van beschermde monumentale gebouwen, mag in dit opzicht een voorbeeld zijn voor de jongere gebouwen.

r 3. Reinigingsmethoden Doordat bij sommige systemen gebruik wordt gemaakt van verschillende elkaar aanvullende methoden, wordt indeling in categorieën bemoeilijkt. Hoewel de volgende indeling niet geheel sluitend is, blijkt deze in de praktijk goed te voldoen: - mechanisch reinigen, - fysisch reinigen, - chemisch reinigen, - bijzondere gevallen.

3.1. Mechanisch reinigen Onder mechanisch reinigen verstaat men het gebruiken van energie in de vorm van schuren, slijpen, hakken en dergelijke, teneinde de bindingskrachten van het vuil te overwinnen, zodat verwijdering mogelijk wordt. Dat hierdoor ook de bindingskrachten van de ondergrond worden

RDMZ RV 1986/2 - 33

4. Kunstmatig verouderd kalkhoudend gesteente. Samenhang ten opzichte van de afstand tot het oppervlak.

aangesproken valt niet te vermij- den.

3.1.1. Gritstralen Stralen is een zeer effectieve doch rigoureuze manier om vuil te verwijderen. Oude pleisterlagen of versteende verflagen, die op geen enkele andere manier kunnen worden aangepakt, verdwijnen als sneeuw voor de zon. Het toepas- singsgebied kan worden uitgebreid, wanneer de toch vaak beschadigde ondergrond weer door een pleisterlaag aan het oog wordt onttrokken. Voor de overige gevallen kan met een mildere methode een beter effect worden verkregen. Overigens wordt gewezen op de slechte werkomstan- digheden en de stof- en lawaaiover- last.

l Droog gritstralen Het meest gebruikelijke was droog zandstralen met scherp zand onder een druk van 4-7 atm. In verband met gevaar voor de gezondheid, silicose, is dit verboden. Andere droogstraalmogelijkheden zijn er onder andere met staalgrit, siliciumcarbide, slakkengruis, notenbast en aluminiumoxide. Daarbij moet opgemerkt worden dat bij het bestralen van zandstenen gevels óók gevaar van silicose aanwezig is, wanneer men niet

RVblad 01-3

met zand straalt. Het resultaat is, dat enkele millimeters van het oppervlak, de ‘eigen’ beschermhuid van de steen, kunnen verdwijnen; bij stenen van ongelijke hardheid (inhomogeen) zullen de zachte delen dieper worden uitgeblazen dan de harde. De steen krijgt afhankelijk van zijn vervaardigings- wijze een ‘rustiek’ of een pokdalig uiterlijk. Uit een onderzoek bij IBBC-TNO bleek, dat stralen met zeer fijn grit minder schade opleverde dan stralen met zeer grof grit bij gelijke hoeveelheden weggestraalde materie. In bepaalde gevallen kan het verlies van materie zó beperkt blijven dat negatieve bijverschijnse- len nauwelijks met het blote oog zijn waar te nemen.

l Nat gritstralen Nat gritstralen gebeurt bijvoorbeeld met water onder een druk van 0,2-0,4 N/mm2 met toevoeging van 1 kg grit op 2 kg water. Naast de nadelen als genoemd bij droog gritstralen kan men hierbij de schadelijke gevolgen optellen van grote hoeveelheden water die via steen en voegen naar binnen dringen. Verwering van pleisterwerk, bederven van het interieur of zelfs explosieve zwamgroei kan het gevolg zijn. Daarnaast is er natuurlijk gevaar voor bevriezing.

l Vacuüm gritstralen (vacu-blast) Deze methode berust op het direct afzuigen van het straalgrit met het vuil, waardoor er minder gevaar

5. De gritstraalreiniging veroorzaakt bg deze steen een pokdalig uiterlijk en ronde hoeken. Ook werden de voegen weggebla- zen.

Page 4: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

voor de gezondheid van het uitvoerend personeel bestaat. Voor het te reinigen oppervlak gelden dezelfde nadelen als bij droog gritstralen genoemd, waaraan nog kan worden toege- voegd dat voor de werking van het systeem platte vlakken nodig zijn. Het grote voordeel is dat de grote hoeveelheden vuil en afgewerkte grit direct worden afgevoerd.

3.1.2. Opnieuw schuren en polijsten Bij vlakke marmeren platen die vlekkerig en pokdalig zijn gewor- den of die hun polijstglans verloren hebben, kan het nuttig en verant- woord zijn het een en ander te schuren, te stoppen en opnieuw te polijsten. Wanneer geen diepe krassen aanwezig zijn kan de steen worden gereinigd met water met als toevoeging fijn geklopte zoetsteen (als schuurmiddel). Het schuren - met de hand of machi- naal - van andere dan vlakke platen moet worden ontraden in verband met de onmogelijkheid om daarmee het modelé van beeldhouwwerk en dergelijke te volgen. Het reinigen met behulp van een staalborstel moet worden afgera- den, omdat daarbij fijne deeltjes staal achterblijven waardoor

6. Natuursteenornament opgehakt; het oorspronkelijke modelé gaat verloren: vergelijk dit met afbeelding 12.

7. Door de sterke hechting van de cementpleister wordt het oppervlak van de baksteen ook verwijderd.

verkleuringen kunnen optreden. Kokos- of kunststofborstels verdienen de voorkeur.

3.1.3. Overige mechanische metho- den De reiniging door middel van afkrabben, het opsnijden of het opnieuw behakken verstoort het bestaande modelé en kan ook de eventueel aanwezige eigen beschermhuid van de steen wegnemen. Hetzelfde geldt voor het afkrabben van oud pleisterwerk. Bovendien wordt de ondergrond gemakkelijk verbrijzeld. Met behulp van een frees of de naalden- bikhamer kunnen hardnekkige filmvormige lagen machinaal verwijderd worden. Ook hier verdwijnt het oorspronkelijke oppervlak van het materiaal. In het algemeen kan men zeggen dat het verwijderen van de meestal hardere oppervlaktelaag de kwetsbaarheid van de steen vergroot. Het materiaal verweert sneller en regenwater trekt er gemakkelijker in. Naast de esthetische aspecten (de voegtekening verdwijnt, de strakke steen wordt afgerond, de gladde steen krijgt een rustiek uiterlijk, natuursteenversieringen vervlak- ken) zullen de technische vaak zó zwaar wegen, dat van een dergelij- ke behandeling moet worden afgezien.

3.2. Fysisch reinigen Onder fysisch reinigen wordt hier de methode verstaan waarbij stoffen al dan niet door toevoeging

RVblad 01-4

8 Alqehapt piei5terwerh vm DoXtteen. Rechts zijn de sporen van het afkappen nog zichtbaar. Aan de linkerzijde treedt al een ernstige vorm van verwering op.

$$., .</^” - ---_ -# ,,-_i . ,mn * .).vI-.. ..z.- .‘j

.> i j

9. Met een zwarte filmvormiqe gipskorst verontreinigde Belgische baksteen. De putvormige verwering zorgt voor de lichte vlekken op de foto.

van oppervlakte-actieve stoffen en/of hogere temperatuur en/of hoge druk in water worden opgelost.

3.2.1. Onderverdeling fysische methoden. Met zuiver water Water wordt gedurende één tot drie dagen in een op- en neergaande beweging met behulp van een rij fijne sproeikoppen tegen het bevuilde oppervlak van de gebou- wen gesproeid. Ook kunnen waterstralen met een druk van 0,4-1,4 N/mm2 op het stenen oppervlak gedurende vier uur tot drie dagen een reinigende werking uitoefenen. Ongelijkmatige slijtage is evenwel het gevolg. Het geduren- de een week langs de muur van een gebouw laten stromen is een andere manier om met zuiver water te reinigen. De methode geeft zeer veel overlast. Ook reinigt men wel met behulp van

Page 5: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

natte verzadigde stoom. Door condensatie is toch een grote indringing van water mogelijk. Door verneveling bereikt men een snellere bevochtiging, maar ook veel vochtoverlast.

Reiniging met mengsels van water en andere stoffen. Detergenten, die aan water zijn toegevoegd, verbeteren de reinigende werking. Een goede detergent dient te bestaan uit:

T een oppervlakte-actieve stof

non-ionogene zeep). Anionogene zepen kunnen met kalksteen of dolomiet onoplosbare calcium- en magnesiumzepen vormen, waardoor het vuil kan worden vastgezet. Kationogene worden gemakkelijk door natuur- en kunststeen geabsorbeerd; zij worden vooral bij het desinfecteren gebruikt. - een activator. Deze verzacht het water, verhoogt het oplossend vermogen, enzovoort (bijvoorbeeld polyfosfaat). - een vuildrager (bijvoorbeeld carboxymethyl cellulose). Voor het spuiten van een mengsel van water en zand wordt hier verwezen naar nat gritstralen. Een emulsie van water en organi- sche oplosmiddelen verwijdert ‘vet vuil’. Van het reinigen met zuiver water of met mengsels van water, is de methode die gebruik maakt van natte verzadigde stoom, het minst schadelijk.

3.2.2. Nadelen van het reinigen met water De hoeveelheid water, die door bouwmaterialen wordt geabsor- beerd en de tijd die nodig is elk materiaal volledig te bevochtigen, varieert sterk. Baksteen bijvoor- beeld kan ongeveer drie maal zoveel water opnemen als kalkzand- steen. Water penetreert snel in baksteen en al spoedig is de steen verzadigd. Wanneer de aanvoer van water onderbroken is verdampt het geabsorbeerde water met - afhankelijk van de soort - sterk uiteenlopende snelheden. Bij de vele sedimentgesteenten dringt

10. Belgische baksteen, met behulp van water onder hoge druk ‘schoon’ gestraald. Het oorspronkelijke zeer gladde oppervlak, karakteristiek voor deze steen, verdween.

echter het water langzaam door ten gevolge van de toevallige verdeling van smalle en brede poriën en verdampt eveneens langzaam. Veelal zal na het reinigen met water - ook bij gebruik van stoom - het grootste deel van het water, dat tijdens de behandeling geabsorbeerd is, worden vastgehou- den. Dit geeft vochtige muren, zodat efflorescenties, verkleuringen en verwering van het pleisterwerk aan de binnenzijde kunnen optreden. Daarnaast kunnen zich bevriezingsverschijnselen voor- doen en worden zouten gemobili- seerd, die op zijn minst vlekken kunnen veroorzaken. Vers verfwerk vertoont al snel blazen en kalkhou- dende pleisters verharden maar traag of in het geheel niet. Ook komt het voor dat uit het inwendige aangevoerde bindmiddelen op het oppervlak neerslaan en daar een wittige sluier achterlaten. Een ongelukkig gekozen detergent kan geruime tijd na de reiniging de oppervlaktespanning van Water blijvend beïnvloeden, zodat daardoor de bevochtiging door regen ontoelaatbare vormen kan aannemen. Ten slotte kan bij hoge druk, evenals bij gritstralen, een ongelijkmatige slijtage optreden. Het gebruik van lasers ten behoeve van reiniging van kunstvoorwerpen bevindt zich nog in een experimen- teel stadium. Ze worden voor gebouwen nog niet toegepast.

RVblad 01-5

ll. Zoutschade aan de bmnenzqde van de muur door een overmaat aan water.

3.3. Chemisch reinigen De bezwaren van het reinigen met water worden veelal verminderd door in het water chemicaliën op te lossen die de vuillagen ontleden. Hierdoor zijn geringere hoeveelhe- den reinigingsmiddel nodig. De vloeistoffen kunnen met een absorberend materiaal worden gemengd tot een pasta en gewoon- lijk als een gemiddeld 3 mm dikke laag op het te reinigen oppervlak worden aangebracht. De duur van de werking kan worden verlengd door afdekken met folie. Na inwerking worden het opgeloste vuil en allerlei zouten door het verdampen van het water in de pasta gevoerd en dan samen met het absorberende materiaal verwijderd. Door deze methode is het mogelijk veel minder water te gebruiken, waardoor vervelende bijwerkingen worden teruggedrongen. Bij chemisch reinigen wordt gebruik gemaakt van ontledende eigenschappen van bepaalde stoffen en/of van chemische

RDMZ RV 1986/2 - 34

Page 6: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

reacties waarbij onoplosbare stoffen in oplosbare worden omgezet.

3.3.1. Alkalische reinigingsmiddelen De reinigingsmiddelen die het predikaat ‘alkalisch’ dragen, hebben met elkaar gemeen, dat zij een zuurtegraad (pH) hebben die hoger is dan 7 (in casu 7 < pH < 14). Deze stoffen vertonen de algemene verschijnse- len die bij een base behoren, bijvoorbeeld het vermogen om hydroxiden af te staan of waterstof- ionen op te nemen. Wellicht ten overvloede wordt erop gewezen dat detergenten een alkalisch karakter kunnen hebben. Het onderscheid, dat wordt gemaakt tussen gewone alkalische middelen en detergenten vindt zijn grond in het voor de laatste groep kenmer- kende vermogen de oppervlakte- spanning te verlagen. Eén van de meest bekende stoffen uit de alkalische groep is natron- loog, bij velen bekend als ‘caustic soda’, een stof die onder meer wordt gebruikt om olieverf van hout te verwijderen. Wanneer een dergelijk materiaal wordt toegepast voor het verwijderen van olieverf op poreuze steen kunnen door chemische omzettingen zeer schadelijke zouten als natriumsul- faat of natriumcarbonaat gevormd worden. Al naar gelang de kwaliteit van de steen zal de verwering in de loop van de tijd een ernstige afbraak van het oppervlak te zien geven. Daarnaast moet gewezen worden op het etsend vermogen van caustic soda; glas, emaille en glazuur kunnen hierdoor worden aangetast. Ten slotte dient de verwerker zichzelf goed te bescher- men. Soda (natriumcarbonaat) bevattende middelen hebben ook het nadeel, verwering van steenach- tige materialen te bevorderen. Vaak wordt op grond van boven- staande argumenten het gebruik van alkalische middelen verworpen. Dit is onjuist; in bepaalde omstan- digheden is het denkbaar dat men natronloog of soda gebruikt (bijvoorbeeld voor olieverf op hout).

3.3.2. Komplexon-pasta’s Daarnaast zijn er alkalisch reageren- de reinigingsmiddelen die veelal op kalkhoudende ondergronden ontegenzeggelijk grote voordelen bieden. Van deze middelen zullen we de zogenaamde komplexon-pas- ta’s aan een nadere beschouwing onderwerpen. Deze worden al geruime tijd bij de reiniging van natuurstenen kunstvoorwerpen met succes gebruikt. Het zijn organische verbindingen, die in staat zijn met metaalionen in water oplosbare komplexon te vormen, waardoor bijvoorbeeld gipskorsten verwijderd kunnen worden. Ze worden ook wel ‘chelaten’ of ‘sequestering agents’ genoemd. Bepaalde chelaten werken vooral bij een pH 7,5 goed. Ze zijn in staat normaliter onoplosbare verbindin- gen oplosbaar te maken. Bij wisselende pH verandert de voorkeur voor bepaalde kationen, waardoor het toepassingsgebied bijzonder veelzijdig is. Enige samenstellingen zijn: Komplexon 1 = nitrilo-triazijnzuur (WJO,); Komplexon 11 = ethyleen-diamino- tetra-azijnzuur (C,,H,,N,O,); Komplexon 111 = dinatriumdihydro- geen-ethyleendiaminotetra-azijn- zuur zoals (C,,H,,N,Na,O, . ZH,O). Hierop gebaseerde producten zijn ondermeer onder de namen Idranal, Titriplex, Trilon, Chelate, EDTA en Monumentique op de markt.

12. Natuursteen ornament, met Kom- plexon-pasta gereinigd; behoud van het oorspronkelijke modelé (dat bij de oplossing van afb. 6 verloren ging). De zwarte vlekje zqn de restanten van de hechtnapjes van de wilde wingerd.

RVblad 01-6

13. Geglazuurde baksteen gevelornamen- ten met behulp van een Komplexon-pasta gereinigd. De oorspronkelijke glans bleef behouden; er trad geen vochtschade op. (Foto: W. J. van Heuvel, Voorburg)

Van de genoemde pasta’s wordt die gebaseerd op Komplexon 111 het meest gebruikt vanwege de lagere prijs en de betere oplosbaar- heid in water. Chvatal heeft de werking van de pasta’s bij gebruik op natuursteen aan een vergelijkend onderzoek onderworpen, waarbij vooral de neutrale en de alkalische pasta’s (de pH is door middel van alkaliën in te stellen) hun nut hebben bewezen. De bindmiddelen SiO, (kwarts) en CaCO, (calciet) reageerden respec- tievelijk niet tot zwak met Kom- plexon 111, hetgeen betekent dat het bindmiddel van de steen - en dat in tegenstelling tot de zure reinigingsmiddelen - niet of nauwelijks wordt aangetast. Er zijn vier redenen om met pasta’s te werken: - het contact met het vuil is inniger; - opgelost vuil wordt geabsorbeerd in de pasta; - de reinigingsduur is langer, doordat de pasta niet wegstroomt; - de reinigingsduur is ook langer doordat uitdroging door steunfolie of -weefsel wordt vertraagd; Er is minder materiaal nodig, mede doordat de reactie op de grens tussen pasta en steen plaatsvindt. Hierdoor trekt er nagenoeg geen reinigingsmiddel in de ondergrond.

Page 7: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

Deze methode is voor zure reinigingsmiddelen minder geschikt. Dit vindt zijn oorzaak mede in het feit, dat de pasta van het steenoppervlak wordt gedrukt door bij ontleding van calciumcar- bonaat vrijkomend CO, (koolzuur). Afhankelijk van de verwerkings- eisen kan men kiezen uit: - colloïdale pasta’s, die na droging een taaiere ‘film’ vormen. Hiervoor gebruikt men sterk zwellende gels, gemengd met asbest en bentoniet; - lossere pasta’s, die gevuld zijn met poreus en zeer fijn materiaal met daardoor een zeer groot werkzaam oppervlak. Het poeder wordt bijeengehouden door klei of bentoniet. De tweede soort verdient bij oneffen materialen de voorkeur, terwijl de eerste bij laagsgewijs opgebouwd vuil wordt aangeraden. De droogtijd kan men met behulp van poreuze vulstoffen bekorten. In sommige gevallen is naspoelen met gedestilleerd water of stomen zelfs niet nodig. Wanneer men deze gegevens door een ‘monumen- tenbril’ bekijkt ziet men als het grote voordeel, dat deze pasta’s nagenoeg geen schadelijke stoffen in de steen achter laten, zodat het effect niet alleen op korte maar ook op lange termijn aanvaardbaar is. De toch wel bezwaarlijke hoge kosten (gevolg van de arbeidsin- tensieve verwerkingsmethode) zijn aanzienlijk verlaagd door de recente ontwikkeling van spuitap- paratuur. Met alle voordelen is echter ook het gevaar binnengeslopen dat men dit middel als het wondermid- del te pas en te onpas gaat toepassen. Elk geval dient steeds opnieuw op zijn merites te worden bekeken. Hierbij is het nodig - het kan niet vak genoeg herhaald

worden - de aard van de vervuilinq, de eigenschappen van de onder- - grond en de aard van de werking van de in aanmerking komende reinigingsmiddelen te kennen. De weloverwogen keuze zal de kans op onprettige verrassingen zo gering mogelijk maken.

3.3.2. Zure schoonmaakmiddelen Het gebruik van zuren bij de reiniging van kalkhoudende steen is af te raden, omdat zure schoon- maakmiddelen kalk en siliciumdi- oxide (het bindmiddel) kunnen oplossen en bovendien zó diep in de steen kunnen penetreren, dat zij vele jaren kunnen worden vastgehouden. Daarnaast kunnen oplosbare schadelijke zouten gevormd worden, die een verdere desintegratie van de steen bespoe- digen. Desalniettemin kunnen zuren, die met kalk onoplosbare zouten vormen, in veel gevallen als doelmatig reinigingsmiddel dienen. Aangezien het verwerken van zure reinigingspasta’s (zie hiervoor) minder effect heeft, kiest men vaak de goedkopere methode van sproeien of spuiten. Hiertoe gebruikt men veelal een oplossing van fluorwaterstofzuur, meestal in combinatie met andere zuren en ook wel ammoniumbifluoride. Hoewel de reinigende werking van fluoride bevattende middelen in het algemeen bevredigend is, kleven er toch nadelen aan deze methode. Zandsteen en stollingsge- steenten krijgen een min of meer wit glazig vlies. Dit is te wijten aan het door de fluorverbinding gedeeltelijk oplossen van bepaalde silicaten en de daarop volgende precipitatie (neerslaan) van colloïdaal kiezelzuur of calciumflu- oride. Daarnaast wordt de voegmor- tel in meerdere of mindere mate

14. ReactievergelijkiBg EDTA-pasta, waarbQ gipskorsten worden opgelost.

NaOOC, ,COONa

cos0 4+ ,N-CH2-CH2-N\ + 2Na*+ No2S04+

NoOOC COONo

RVblad 01-7

aangetast en kunnen na verloop van tijd witte vlekken de gevel weer ontsieren. De optische effecten variëren van een lichte verbleking (die een zekere vervlak- king van het uiterlijk tot gevolg heeft) tot een nadrukkelijke streepvorming. Vergissingen komen vaak voort uit het feit dat men niet weet dat veel zandsteensoorten ook kalk als bindmiddel bevatten. Het komt dan ook voor dat men hierdoor voor vervelende verrassingen komt te staan. Meestal blijken de gevolgen zich pas na langere tijd te openbaren, waardoor het verband tussen de reiniging en de verwering niet zelden over het hoofd wordt gezien. Ook worden glas, emaille en glazuur geëtst, wat een lastig neveneffect bij dit soort reiniging is. Daarnaast blijken ijzerverbindingen, in sommige natuursteen aanwezig, door fluorwaterstofzuur mobiel te worden gemaakt, waardoor bruine verkleuringen kunnen optreden. Wanneer men ertoe overgaat een zuur middel te gebruiken, dient de keuze te vallen op die zuren die geen oplosbare zouten zullen vormen, waardoor verwering in de hand wordt gewerkt. Hoewel een ieder de slechte reputatie van zoutzuur (HCl) kent, blijkt men er nog steeds gebruik van te maken. Men denkt door het bevochtigen vooraf en het naspoe- len erna de gevolgen te kunnen beperken; niets is minder waar. Er blijven voldoende resten achter die op den duur (en daar ligt het probleem) door concentratie de verwering bespoedigen door: - minder bindmiddel, dus minder weerstand; - de vorming van chloriden (bijvoorbeeld CaCl,), die zeer hygroscopisch zijn; - vergroting van de verwerende werking van andere zouten; - gemakkelijker opnemen van regenwater; - het tot grotere hoogten reiken van capillair optrekkend vocht; - het in kristalstructuren binnen- dringen van chloriden, waardoor de samenhang verbroken wordt.

RDMZ RV 198612 - 35

Page 8: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

Daarnaast wordt roestvorming als een kwalijk gevolg van chloriden genoemd. Ten slotte dient men zich te realiseren dat water het transport- medium van oplosbare zouten is. Door bevochtiging vooraf kunnen chloriden niet worden tegengehou- den. Van de zure reinigingsmetho- den worden die op basis van fluorwaterstofzuur het meest gebruikt, met name bij baksteen metselwerk. Een aantal fabrikanten is erin geslaagd de witte en bruine verkleuringen door speciale toevoegingen tegen te gaan. Over het gevaar dat zure middelen voor de gezondheid opleveren, is een ieder - hoewel misschien niet in voldoende mate - op de hoogte.

3.3.3. Organische schoonmaakmidde- len De organische oplosmiddelen worden in het algemeen gebruikt om roet, vet, teer en dergelijke te verwijderen. De toepassing hiervan is zeer incidenteel; voor het hier beoogde doel volstaan we met het vermelden hiervan. Ook op de verwijdering van algen, korstmossen en mossen, schimmels en zwammen wordt in dit verband niet nader ingegaan dan de vermelding dat men door het wegnemen van de oorzaak (vocht) veel ongerief zal kunnen vermijden. Verf op steen wordt meestal met mengsels van methyleenchloride (beter: dichloormethaan) en dimethylsulfoxide afgebeten. Ook is men alkalische afbijtmidde- len gaan perfectioneren; met behulp van speciale non-wovens kan men vele verflagen tegelijk van de ondergrond verwijderen.

4. Conclusies De problemen, die door ‘gevelreini- ging’ worden geïntroduceerd, blijken veelal door het ontbreken van de meest elementaire kennis die hiervoor nodig is, te worden veroorzaakt. Dit wordt niet in de laatste plaats in de hand gewerkt door de geheimzinnigdoenerij en het achterhouden van gegevens over de samenstelling en de werking van deze produkten.

Het nemen van een beslissing is slechts verantwoord, wanneer men naast deze gegevens kan beschik- ken over: feiten omtrent de aard van de vervuiling, de oorzaken daarvan, feiten omtrent de aard van de vervuiling, de oorzaken daarvan, feiten omtrent de eigenschappen van de soms zeer heterogene ondergrond en kennis van de mogelijke verweringsmecha- nismen. Wanneer men op deze wijze de schadelijkheid van de vervuiling met de schadelijkheid van de reiniging vergelijkt en bovendien tracht de oorspronkelij- ke en eventueel beschermde huid te ontzien óf de mogelijkheid voor een beschermende nabehandeling open te houden, is een optimaal resultaat haalbaar. Om onverwach- te tegenvallers en verrassingen te voorkomen is het noodzakelijk vooraf enkele proefvakjes te reinigen. Zo kan men tijdig gewaarschuwd worden voor bijvoorbeeld de gevolgen van reparaties waarbij men gebruik heeft gemaakt van afwijkend gekleurde steen, omdat deze moest passen bij de gevel die al vervuild was. In een gereinigde gevel zullen deze plekken er wederom uit springen. Hoewel zure reinigingsmiddélen het meest worden toegepast, zal men in de toekomst meer en meer van de Komplexon-pasta’s en van stroomreiniging met behulp van non-ionogene zepen gebruik maken, aangezien deze de minst nadelige bijverschijnselen verto- nen.

R Vblad 0 1-8

Literatuur

Gevelreiniging in de praktijk. Stichting Bouwresearch, publicatie 104. Rotterdam 1984. Reiniging van gevels uitgevoerd in baksteen of beton. Stichting Bouwresearch, publicatie B 10-1, Rotterdam 1981. T. Stambolov, J. R. J. van Asperen de Boer, The deterioration and conservation of porous building materials in monuments. Internatio- nal Centre for Conservation, Rome 1972. Th. Chvatal, Moderne Chemie hilft den Bauwerken, Maltechnik Restauro 1 (1972), 2 appendix. Th. Chvatal, Systematische Untersu- chungen über die Wirksamheit neuer Stein-Reinigungspasten, Arbeitsblätter für Restauratoren, Heft 2, 1973. Gruppe 6, Stein, blz. 35-39. H. Mortensen, Die ‘Salzsprengung’ und ihre Bedeutung für die regional- klimatische Gliederung der Wüsten. Dr. A. Petermans, Mitteilung aus Justus Perthes ‘Geographischer Anstalt’ Hrsg. von P. Langhans 79 (1933), blz. 130-135.

Summary

Cleaning of exterior walls. Cleaning materials and methods. In the Netherlands we are critical of cleaning of facades, because the natura1 protecting layers are damaged and often a lot of water is penetrating the walls. The best methods are those with cleaning- pastes based on complexons and those working with wet saturated steam. In the Netherlands the use of limestone is liminated. Chalk in stone and mortar is making crust of gypsum and dirt with sulpherdioxyde. These trusts have to be removed but give a new unprotected surface.

Page 9: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

Cleaning of exterior walls

Anti-bekladding - Graffiti, ‘kunst’ of klad?

Anti-graffiti - Graffiti, ‘art’ or vandalism?

Ir. P.K. van der Schuit, Stichting IKOB, Barneveld

Bekladding, vaak graffiti genoemd, is een verschijnsel dat deel uit- maakt van een groter maatschappe- lijk probleem: vandalisme. Daar preventieve bestrijding slechts in beperkte mate mogelijk is, kan aanbrengen van anti-bekladdings- systemen op bekladdingsgevoelige gebouwen, bouwdelen of zelfs straatmeubilair uitkomst bieden. Door de toepassing ervan wordt het achteraf verwijderen van beklad- ding vergemakkelijkt en wordt schade aan de ondergrond daarbij voorkomen of beperkt. Bekladden van monumenten levert ten opzichte van andere bouwwerken onevenredig grote problemen op, omdat schade van materialen tevens cultuurhistorische (veelal blijvende) schade inhoudt en omdat preventieve maatregelen ook schade kunnen veroorzaken. Gezien de complexe materie zijn het juist de toezichthoudende instanties, met name de gemeente- lijke overheden, die hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

In dit artikel wordt na een alge- mene inleiding over schade en maatregelen nader ingegaan op de bescherming van monumenten; factoren die een rol spelen bij de keuze van een geschikte maatregel. Tevens passeren de relatie tussen ondergrond en bekladding, voor- behandeling, de anti-bekladdings- middelen en -systemen zelf, de applicatie ervan, de reinigingsmid- delen en -methoden en de nabe- handeling de revue. Na de bespreking van overige beïnvloe- dende factoren, zoals economische, esthetische en bouwfysische, wordt dit artikel besloten met een samen- vatting en conclusies.

Schade Volgens een raming van het Bureau Landelijk Coördinator Voorkoming Misdrijven (1) worden per jaar ruwweg 170.000 spuitbus- sen gestolen. Dit levert de winkel- bedrijven alleen al zo’n f 2000.000 per jaar aan inkomstenderving. Jaarlijks worden bovendien miljoe- nen guldens uitgegeven om bekladding van allerlei ondergron- den te verwijderen. Soms dringt de bekladding zodanig in de onder- grond, dat deze niet meer te verwijderen is. Herhaalde beklad- ding en aansluitende verwijdering kan leiden tot onomkeerbare beschadiging en visuele aantasting van gevels en andere ondergron- den. Om te voorkomen dat verven, inkten en wat voor ‘kladmiddelen’ dan ook, op of in gevelmaterialen terecht komen, zijn in de achter ons liggende jaren middelen en systemen ontwikkeld. In de loop van het hierna beschreven onder- zoek kwamen weer nieuwe, moge- lijkveelbelovende anti-kladmiddelen en -bedrijven op de markt. De ontwikkelingen worden nauwlet- tend gevolgd en zullen zonodig tot aanvullend onderzoek en publika- tie van de resultaten leiden.

Het bekladden van bouwwerken in zijn algemeenheid en van monu- menten in het bijzonder is geen typisch verschijnsel van onze tijd of van onze streek. Zo is ‘graffito’ voor bijvoorbeeld archeologen een belangrijke bron van kennis omtrent het dagelijkse leven in antieke beschavingen. In sterk repressieve samenlevingen is het kladden van teksten of symbolen op bij voorkeur openbare gebou- wen een bekend communicatiemid- del. In onze cultuur wordt het bekladden van gebouwen vooral als een vorm van vandalisme ervaren. Dat deze schreeuwerige vorm van vandalisme en de bestrijding ervan in Nederland vrij jong is, mag ondermeer blijken uit het feit dat de in de praktijk gehanteerde termen: bekladdingsmiddelen of kladmiddelen, anti-bekladdingsmid-

UDC 69.059.1:69.022.3

RVblad OZ-1

delen of anti-kladmiddelen, zelf- opofferende systemen, enz. taalkun- dig niet zo gelukkig gekozen zijn. In dit artikel zullen toch de reeds ingeburgerde termen gehanteerd blijven. Het bekladden kan de economische waarde van bouwwerken vermin- deren en de historische waarde aanzienlijk schaden. Reinigen is vaak niet mogelijk zonder de ondergrond blijvend te beschadi- gen. Door de gevel een voor- behandeling te geven kan een later daarop aangebrachte bekladding betrekkelijk gemakkelijk worden verwijderd zonder de ondergrond te beschadigen. Welke middelen en systemen komen daarvoor in aan- merking en wat zijn de kenmerken ervan? Dit was het belangrijkste doel van een onderzoek dat door de Stichting Bouwresearch te Rotterdam is uitgevoerd. In twee SBR-brochures, SBR-242 ‘Het voorko- men en bestrijden van gevelbeklad- ding’ (2) en SBR-258 ‘de Gevelgids deel IV’ (3), zijn de resultaten van een aantal studies op dit gebied verwoord en gepubliceerd. Het onderstaande artikel is hieraan ontleend. De meeste problemen die in de praktijk voorkomen zijn terug te voeren op een gebrek aan kennis omtrent de wisselwerking tussen anti-bekladdingsmiddel, onder- grond, bekladdingsmiddel en reinigingsmiddel. Zeker waar het om kwetsbare ondergronden als monumenten gaat. In het betref- fende onderzoek zijn niet alle beproefde ondergronden represen- tatief voor monumenten; deze zijn dan ook niet in de beschouwing meegenomen.

Preventieve maatregelen Enerzijds is preventie mogelijk door maatregelen die vandalisme in het algemeen voorkómen, zoals omhei- ning en bewaking. Maatregelen die vandalisme moeten beperken, zijn vaak ook geschikt om bekladding te voorkomen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn afslui- ting van terreinen na werktijd,

RDMZ RV 1994136 36

Page 10: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

instellen van bewaking, bemoei- lijken van de bereikbaarheid en aanbrengen van een goede verlich- ting (4). Grotere organisaties die een aantal bouwwerken beheren, beschikken vaak over de mensen en/of middelen om maatregelen tegen bekladding op die manier meer planmatig aan te pakken en op te nemen in het beleid. Anderzijds kunnen maatregelen worden genomen die het betrekke- lijk gemakkelijk maken een een- maal aangebrachte bekladding, zonodig onmiddellijk, te verwijde- ren. Deze aanpak past in het ‘ontmoedigingsbeleid’ dat zijn nut inmiddels bewezen heeft. De maat- regelen komen neer op een behan- deling van de gevel met één of meer middelen die hechting van de bekladding aan het gevelmateriaal verminderen of zelfs verhinderen dan wel met middelen die gemak- kelijker zijn te verwijderen. Inmid- dels bestaat een ruime keuze uit

verschillende anti-bekladdingsmid- delen. Ze worden onderscheiden in zelfopofferende, semi-permanente en permanente systemen. De term ‘systemen’ geeft overigens al een aanduiding in de richting van de eerdergenoemde complexe materie: er zijn vaak combinaties van verschillende middelen nodig om een goed resultaat te bereiken.

Zelfopofferende systemen zijn gebaseerd op middelen die tegelijk met de bekladding worden verwij- derd. Na het verwijderen van de bekladding wordt een nieuwe beschermende laag aangebracht. De duurzaamheid van deze midde- len is beperkt. De nieuwste produk- ten in deze categorie zijn afgeleid van zetmeelderivaten, die met heet water kunnen worden verwijderd. Deze laatste lijken het meest geschikt voor monumenten. Ten tijde van het aangehaalde onder- zoek zijn deze produkten echter

RVblad 02-2

niet in de reeks meegenomen, zodat definitieve uitspraken en een goede vergelijking niet mogelijk zijn. Semi-permanente systemen bestaan meestal uit meer lagen waarvan alleen de zelfopofferende toplaag tegelijk met de bekladding wordt verwijderd. Na het verwijderen van de bekladding wordt een nieuwe toplaag aangebracht. De permanente systemen ten slotte leveren een beschermende laag die aanwezig blijft na het verwijderen van de bekladding. Deze systemen hebben een langere levensduur.

Bescherming van monumenten Maatregelen in de preventieve sfeer zijn meestal niet afdoende, al verminderen ze het risico van bekladding wel. Voor de meeste beheerders van monumenten bestaat anti-bekladding vooral uit het (voor-)behandelen van de voor bekladding kwetsbare gevel-

‘s-Gravenhage, Hofje van Nieuwkoop, vòòr de behandeling met een an ti-klad cos ting (RDMZ 1980).

Hetzelfde Hofje, na de behandeling (RDMZ 1984).

! -

Page 11: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

onderdelen. Wanneer een gevel- oppervlak toch moet worden geschilderd, ligt het voor de hand tegelijk een anti-bekladdingsmiddel op te brengen. Bescherming en verfraaiing gaan dan hand in hand. Soms is het mogelijk een verf- systeem te kiezen dat verfraaiing en anti-bekladding in zich verenigt. Er is keuze uit een groot aantal middelen. Een verkeerde keuze of een onjuiste of onzorgvuldige wijze van opbrengen, kan het resultaat echter geheel of gedeeltelijk teniet doen. De keuze moet daarom zorgvuldig en met kennis van zaken worden gemaakt. Door de omvang die bekladding vooral in stedelijke gebieden heeft aangeno- men, is een interessante markt ontstaan voor anti-bekladdingsmid- delen. Ze worden geproduceerd door chemische bedrijven en gedistribueerd via de bedrijven, die zijn gespecialiseerd in het behande- len van gevels (applicateurs), de doe-het-zelf-handel en de professio- nele bouwmaterialenhandel. Monumenten zijn kwetsbaarder dan overige gebouwen door hun leeftijd en hun levensloop, de toegepaste materialen, alsmede de bouwwijze; schade treedt eerder en heviger op. Daarnaast is schade vaak onherstelbaar, omdat ook in cultuurhistorische zin schade kan worden veroorzaakt, aangezien die alleen met vervanging door nieu- were materialen herstelbaar is.

Keuze beïnvloedende factoren Voor een verantwoorde keuze van een anti-bekladdingssysteem moeten verschillende beïnvloe- dende factoren in hun onderlinge samenhang worden bekeken. Die factoren zijn: - aard van de te verwachten

bekladding, frequentie en omvang;

- aard van de ondergrond; - wijze van verwijderen en

toegepast(e) reinigings- middel(len);

- monumentspecifieke kenmer- ken;

- invloed op de omgeving van het monument: het milieu.

De meest gebruikte bekladdings-

middelen zijn produkten die gemakkelijk kunnen worden gestolen en snel in het gebruik zijn, kortom spuitbussen. Dat betekent: - spuitlak op basis van acrylaat: - spuitlak op basis van alkydhars; - tectyl; - en minder vaak viltstiften.

De aard van de ondergrond betreft niet alleen het soort materiaal, maar ook de kwaliteit van de ondergrond. Een eenmaal behan- delde gevel is moeilijk zo niet onmogelijk weer in de oorspronke- lijke staat terug te brengen. Om die reden verdient het ook aanbeveling altijd een minder in het zicht liggend deel van een gevel als proefstuk te behandelen. Deskun- dig advies is daarom van groot belang.

De eigenschappen van de verschil- lende anti-bekladdingssystemen kunnen zeer van elkaar verschillen en dezelfde middelen kunnen zeer verschillend reageren op diverse ondergronden. Het uiteindelijk effect van een anti-bekladdings- middel is ook afhankelijk van de zorgvuldigheid waarmee het wordt opgebracht. De anti-bekladdings- middelen vormen met de bijbeho- rende reinigingsmiddelen, waarmee de bekladding moet worden verwijderd, een anti- bekladdingssysteem. Reinigen betekent een risico voor de onder- grond. Daarom wordt aangeraden eerst ‘zachte’ middelen te gebrui- ken, alvorens agressievere metho- den aan te wenden. De door fabrikantemleveranciers geadvi- seerde combinatie van anti- bekladdings- en reinigingsmiddel zal in veel gevallen voldoen, maar niet in alle. Wanneer andere reinigingsmiddelen worden toege- past dan de aanbevolen middelen, is vooraf overleg met de fabrikant/ leverancier en/of met een deskun- dige aan te raden. Andere veelal meer subjectieve factoren spelen tevens een belang- rijke rol bij de keuze. Dit zijn bijvoorbeeld esthetische aspecten of factoren waarvan de betekenis moet worden geschat, zoals de te

R Vblad 02-3

verwachten omvang en frequentie van de bekladding. Ten slotte zijn er monumen fipecifieke criteria, zoals de waarde, functie en locatie van het monument, en grootte en bereikbaarheid van het te bescher- men gevelvlak. Reinigingsmid- delen en het verwijderde vuil bevatten chemische stoffen, die een belasting voor het milieu kunnen zijn. De mogelijke belasting voor het milieu ontstaat op het moment dat het reinigingsmiddel wordt opgebracht (bij dun vloeibare produkten) en wanneer de restan- ten van de bekladding worden weggespoeld (bij zowel dun vloei- bare als pasteuze reinigingsmid- delen). Men dient zich op de hoogte te stellen van lokale milieu- voorschriften aangezien deze van plaats tot plaats kunnen verschillen. Verder behoort bij elk produkt genormaliseerde veiligheidsin- formatie te worden verstrekt (Produktbladen volgens NEN 2010).

Voorbehandelen van de onder- grond De ondergrond heeft invloed op de duurzaamheid van het anti- bekladdinssysteem. Die duurzaam- heid is beter naarmate de hechting beter is. In de praktijk komt het er op neer dat de ondergrond vrijwel altijd eerst moet worden gereinigd. Zie daarvoor RVblad Gevelreiniging 01 (5). Een gevel kan pas doeltref- fend behandeld worden als het vochtgehalte ‘normaal’ is (wind- droog) en het voegwerk geen gebreken vertoont. Bij een te hoog vochtgehalte kan een coating ‘witslaan’, een verschijnsel dat lijkt op blaarvorming en dat wordt veroorzaakt door het plaatselijk loslaten van de coating. Wanneer er andere oorzaken voor vocht in de gevel zijn dan regen, bijvoor- beeld lekkage of optrekkend vocht, dan moet zo’n gebrek eerst worden verholpen. Behandeld in RVblad Vochtwering 01 (6). Toetreding van vocht is ook een probleem bij gedeeltelijke behande- ling van een geveloppervlak, bijvoorbeeld tot reikhoogte. Via het niet behandelde deel kan er vocht achter de veelal dampremmende

RDMZ RV 1994136 37

Page 12: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

RVblad 024

Wanneer sprake is van zwakke voegen moeten deze eerst worden hersteld of vervangen.

Anti-bekladdingssystemen De ontwikkeling van anti-beklad- dingssystemen en -middelen is nog betrekkelijk jong. De middelen die het meeste beloven, zijn vaak het kortste op de markt, zodat over de effecten daarvan op langere termijn nog weinig met zekerheid vaststaat. Het is daarom altijd aan te bevelen om in ieder geval proeven te nemen met een beperkt oppervlak op een weinig opval- lende plaats. Het verwijderen van een mislukte bescherming over een groot oppervlak is immers zeer kostbaar. Een anti-bekladdingsmiddel op een monument kan worden gekozen op grond van één of meer van de volgende criteria: a. Het middel mag niet zichtbaar zijn, c.q. kleur en structuur van de ondergrond mogen niet verande- ren; b. De waterdampdoorlatendheid van de ondergrond moet intact blijven. c. De structuur van de ondergrond moet zich lenen voor het aanbren-

Lmllpsporell I/rl,l CY’, de zandsteengevel erboven. (De witte stukken zijn resten van een affiche.) (Foto P.K. v.d. Schuit)

laag van de anti-bekladding komen. Hier kan dan opeenhoping van vocht ontstaan die in combinatie met lage temperaturen tot vorst- schade kan leiden. Om die reden wordt het aanbrengen van een anti-bekladdingsmiddel vaak gecombineerd met het vooraf- gaand hydrofoberen (waterwerend maken) van de gehele gevel. Zie hiervoor RVblad Bescherming tegen aantasting 01 (7) en SBR-229 (8). Het is zaak er op te letten dat het hydrofobeermiddel de kans krijgt voldoende uit te reageren. Wanneer te snel een anti-beklad- dingslaag op een gehydrofobeerde

‘. gevel wordt aangebracht, kan witslaan optreden als gevolg van onvoldoende hechting. Soms komen in steenachtige gevel- materialen schadelijke zouten voor die met het vocht naar buiten worden getransporteerd en daarop

zichtbaar worden als muuruitslag. Wanneer sprake is van dergelijke muuruitslag, is er altijd een extra risico bij het aanbrengen van een anti-bekladdingslaag. De zouten kunnen een coating van de onder- grond losdrukken. Bij kristallisatie in het materiaal van de ondergrond kan het ook de ondergrond zelf beschadigen. Vooraf hydrofoberen kan schade door zouten voorko- men. In dat geval moet wel worden nagegaan of hydrofobeermiddel en anti-bekladdingsmiddel elkaar verdragen. Ten slotte worden eisen gesteld aan de samenhang van de ondergrond. Dat is eerst het geval bij het reini- gen ter voorbereiding van het anti- bekladdingsmiddel en vervolgens bij het verwijderen van de beklad- ding. Vooral zwakke voegen zijn niet bestand tegen reinigen met waterstraal onder hoge druk.

gen van een gesloten film. In tabel 1 zijn de karakteristieken van de beproefde middelen en systemen samengevat. Door de veelheid van combinatiemogelijk- heden van anti-bekladdingsmid- delen en combinaties die momenteel op de markt zijn, is dit niet volledig.

A. Zelfopofferende systemen Een zelfopofferend systeem bestaat uit één, soms uit meer lagen die met de bekladding worden verwij- derd. De duurzaamheid is meestal beperkt. Zelfopofferende lagen op basis van polysachariden (ook wel zetmeelderivaten of suikers ge- noemd) zijn wel doeltreffend, maar over de gevolgen van toepassing op langere termijn is nog weinig bekend. Voorzichtigheid is gebo- den bij vochtige ondergronden of bij een hoge vochtbelasting. Sommige onderzoekers waarschu- wen voor schimmels die deze coating als een smakelijke

Page 13: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

( Gevelreiniging

T

Middel

Siliconen

Acrylaat

PUR

PUR + acryltop

Epoxy + PURtop

Tabel 1. Karakteri:

Omschrijving

impregneer op basis van sili- conen; dun, goed verspuit- baar, in 2 lagen nat in nat

transparante coating, mat, acrylaatcopolymeer in één laag, zelfopofferend

transparante coating, glanzend, poly-methaan in 1 of 2 componenten, in meer lagen

idem als bij PUR met acryl toplaag

c

Opmerking

uiterlijk ondergrond verandert niet, ‘oleofoob’, tevens water- afstotend, dampdoorlatend

satijnglans, verdiept de kleur van de ondergrond enigszins, impreg- nerend bij lage concentraties, na reiniging opnieuw aanbrengen, matig dampremmend

ondergrond donkert, glimt bij ongunstige lichtval, kan ‘witslaan’ dampremmend

ondergrond donkert, satijnglans, dampremmend, na reiniging toplaag opnieuw aanbrengen

volledig dekkend, glanzend, vullend effect, zeer sterk damp- remmend

gepigmenteerde coating, epoxy in twee componenten, in meer lagen, UV-resistente PUR toplaag

?ken beproefde anti-bekladdingsmiddelen.

voedingsbodem beschouwen (10 en 11). Voor binnentoepassingen (overkapte winkelcentra bijvoor- beeld) lijkt het middel zeker ge- schikt. Er wordt aanbevolen geregeld te controleren of het middel nog aanwezig is. Hoewel een te impregneren middel niet als zelfopofferend wordt aangebracht, wordt het beschermende laagje wel met de bekladding verwijderd. Na verwijdering van de bekladding moet opnieuw worden geïmpreg- neerd.

Kenmerken van de zelfopofferende systemen zijn: - vrijwel altijd kleurloos/transpa- rant; - meestal niet of nauwelijks zicht- baar op ondergrond: - na verwijdering van de beklad- ding moet de beschermende laag opnieuw worden opgebracht; - hydrofoberen kan bij film- vormende middelen noodzakelijk zijn teneinde vocht achter de beschermende laag te vermijden; - hoge waterdampdoorlatendheid; - reiniging ondergrond noodzake- lijk;

RDMZ RV 1994136 38

- onder zeer vochtige omstandig- heden schimmelgroei mogelijk.

Mogelijke varianten: Al - polysacharide (op waterbasis). Bekladding verwijderen met (heet) water. A2 - ‘metaalwas’ op waterbasis. Bekladding verwijderen met alkaliën. A3 - acrylaatdispersie op water- basis. Bekladding verwijderen met afbijtmiddel. A4 - copolymeer. Bekladding verwijderen met bij het produkt behorend oplosmiddel.

B. Semi-permanente systemen Semi-permanente systemen bestaan in de regel uit meer dan één laag, te weten een primer, een grond- laag en een toplaag. Bij verwijde- ring van de bekladding verdwijnt ook de toplaag die daarna opnieuw moet worden aangebracht. Een verschil met de zelfopofferende systemen is vooral de grotere duurzaamheid. In vergelijking met de te impregneren middelen zijn ze vaak ook makkelijker te reinigen. Wanneer er geen bekladding wordt

RVblad 02-5

verwijderd, kan de toplaag verschil- lende jaren meegaan.

Kenmerken en varianten In de semi-permanente systemen zijn twee categorieën met elk hun eigen kenmerken te onderscheiden, namelijk Bl t/m B4 en B5. Kenmer- ken van Bl t/m B4 zijn: - een tweelaags systeem, bestaan- de uit een permanente onderlaag en een zelfopofferende bovenlaag; - zowel in kleur als transparant verkrijgbaar; - zichtbaar op elke ondergrond; - na verwijdering van de beklad- ding moet de toplaag opnieuw worden aangebracht: - hydrofoberen boven en onder beschermende laag veelal noodza- kelijk; - waterdampdoorlatendheid beperkt: - vooraf reinigen ondergrond noodzakelijk.

Kenmerken van B5 zijn: - kleurloze/transparante afwerking: - niet tot nauwelijks zichtbaar op elke ondergrond; - na verwijdering van de beklad- ding moet het systeem opnieuw worden aangebracht; - hydrofoberen niet noodzakelijk; - waterdampdoorlatendheid zeer hoog; - vooraf reinigen ondergrond noodzakelijk.

Varianten: Bl - permanent systeem (zie C) met Al als toplaag. Veelal wordt de toplaag van C weggelaten. B2 - permanent systeem (zie C) met A2 als toplaag. B3 - permanent systeem (zie C) met A3 als toplaag. A3 heeft alleen een functie tijdens de uitharding van systeem C. B4 - permanente laag (zie C) met A4 als toplaag. B5 - één tot twee lagen siliconen met was. Bekladding verwijderen met bijbehorende oplosmiddelen/ afbijtmiddelen.

C. Permanente systemen Permanente systemen bestaan meestal uit een aantal lagen. De

Page 14: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

toplaag is duurzaam en bestand tegen de reinigingsmiddelen die door de fabrikant/leverancier worden aanbevolen. Deze middelen zijn vaak gebaseerd op polyure- íhaan. De nieuwere produkten op basis van polyurethaan bevatten geen oplosmiddelen meer.

Kenmerken: - zowel in kleur als transparant beschikbaar; - zichtbaar op elke ondergrond; - na verwijdering van de beklad- ding hoeft geen nieuwe laag te worden aangebracht; - hydrofoberen onder en boven de beschermende laag vrijwel altijd noodzakelijk; - vooraf reinigen ondergrond noodzakelijk; - verwijdering van bekladding voor alle systemen met een bijbeho- rend oplosmiddel/afbijtmiddel.

Varianten: Cl - kleurloos. Opbouw: speciale primer, impregneren met polyurethaan (niet-vergelend), matte of glanzende coating van polyurethaan. C2 - kleurloos. Opbouw: impregneren met polyurethaan (niet-vergelend), matte of glan- zende coating. C3 - kleurloos. Opbouw: impregneren met l-component- polyurethaan (vergelend), matte of glanzende coating van polyurethaan. C4 - kleur. Opbouw: epoxy-primer, één of twee lagen polyurethaan- of epoxylak (laatste laag mat of glanzend). C5 - kleur. Opbouw: speciale primer, impregneren met epoxy of polyurethaan, polyurethaan- of epoxylak (laatste laag mat of glanzend). C6 - kleur. Opbouw: coating van acrylaatdispersie, coating van l- of 2componenten-polyurethaan. C7 - kleur. Opbouw: impregneren met l-componenten-polyurethaan (vergelend), matte of glanzende coating van polyurethaan. C8 - kleur. Opbouw: geschuimd l-componenten-polyurethaan, één of twee lagen polyurethaancoating

(laatste laag mat of glanzend). C9 - kleur. Opbouw: coating van l-componenten-polyurethaan. Cl 0 - kleur. Opbouw: coating van 2-componenten-polyurethaan op waterbasis.

Applicatie Een anti-bekladdingssysteem kan worden opgebracht met: - de kwast; - de roller; - de spuit. Een praktisch probleem bij film- vormende anti-bekladdingsmid- delen is het opbrengen van een laag zonder ‘gaten’. Hoe ruwer het oppervlak, des te groter dit pro- bleem. Spuiten geeft dan een beter resultaat dan bijvoorbeeld rollen. Een andere mogelijkheid is dik vloeibare middelen te gebruiken die het mogelijk maken de oneffen- heden ‘dicht te smeren’. Uiteraard heeft dit grote invloed op het uiterlijk.

Voor kleine, gladde oppervlakken is bescherming mogelijk door het opplakken van een beschermende, transparante folie. De bekladding wordt dan verwijderd door de folie te verwijderen. Nagegaan moet worden of het kleefmiddel de ondergrond niet aantast. Bij verwijdering van de folie moeten ook eventuele restanten van het kleefmiddel worden verwijderd. Folies kunnen worden toegepast voor de bescherming van verkeers- borden, naamborden, reclame- objecten en dergelijke.

Reinigingsmiddelen en -methoden Een compleet anti-bekladdings- systeem bestaat niet alleen uit de beschermingslaag maar ook uit de reinigingsmiddelen voor het verwijderen van een bekladding. Het verwijderen van de bekladding geschiedt met een reinigingsmiddel dat is afgestemd op zowel het anti- bekladdingsmiddel als de beklad- ding zelf. De toplaag van een als permanent bedoeld systeem kan met een niet daarop afgestemd reinigingsmiddel zodanig worden beschadigd dat er praktisch geen sprake meer is van bescherming.

RVblad 026

Reinigingsmiddelen Reinigingsmiddelen zijn er vele, uiteenlopend van water tot zeer agressieve afbijtmiddelen. Er wordt mede uit een oogpunt van garantie aangeraden de middelen te gebrui- ken die de leverancier aanbeveelt en wel te beginnen met de minst agressieve. Door leveranciers aangeraden bijpassende reinigings- middelen bestaan veelal uit meng- sels van oplosmiddelen. Zodoende wordt een breed toepassingsgebied bestreken. Wanneer het aanbevo- len reinigingsmiddel niet het beoogde effect heeft, kan in overleg met een deskundige een reiniging- smiddel worden gekozen dat alleen voor die combinatie het meest geschikt is.

Reinigingsmetboden/voor- behandelen Bij poreuze materialen is het nodig de ondergrond rond de bekladding vóór het reinigen te behandelen met een middel, dat voorkomt dat een bekladding voor een deel wordt ‘uitgesmeerd’ over een groter oppervlak. Bij gebruik van pasteuze reinigingsmiddelen speelt dit probleem niet.

Reiniging De reinigende werking is enerzijds afhankelijk van de reinigende bestanddelen die het middel bevat, anderszijds van de wijze waarop het middel wordt toegepast. Water kan bijvoorbeeld worden opge- bracht met een knijpflacon en een borstel, maar ook onder hoge druk in combinatie met een hoge temperatuur. Sommige middelen werken zonder meer in op de bekladding, voor andere wordt aangeraden de reinigende werking te ondersteu- nen door bijvoorbeeld borstelen. Naast reinigingsmiddelen in vloeibare vorm bestaan pasteuze reinigingsmiddelen, die veelal voor lokale verwijdering worden toege- past. De pasta’s bevatten vaak verschillende reinigende compo- nenten. Afhankelijk van de aard van de componenten en aard van de bekladding dient de pasta gedurende een bepaalde tijd

Page 15: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

R Vblad OZ-7

Dordrecht, Stadhmplem. Bekladding op verf: overschilderbaar (kJ t0 P. K. v.d. Sc11 11, t)

Bindmiddel plci.ster i.5 opcgelost door het rt~ir,i~lirlgsrniddf,l: de ‘afdruk’ blijft zjclitbaar. (Foto P.K. v.d. Scliujt, 1994)

Gror bhp f’,, Il‘l IL’,,,, ging ._______ ___ ,I..I.............c ‘>K. t.d. SLl1tllL) 1.

Gouda, voormalige kazerne. An ti-klad cos ting tot reikhoogte. (l.oto P.K. v.d. Sc11

Bckladdhg verwijderd door gritstralen: de ‘afdruk blijft ach&. (Foto P.K. v.d. Schuit 1994)

Rmrlerdam, Beurs Bchgc, Damrak. An ti-klad c-oa tuig glimt onder or~qrms typ

hoek. (Foto H. jame, 1994)

‘r-Gravenhgc. Hofje vaI, Nieuwkoop Hcklad boven de armklad cos ting. (Foto P.K. v.d. Schuit)

Page 16: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

(ho to P. K. v.d. Sc11 111 t, 1994) door anti-klad coating. (Foto H. [anse, 1994)

(enkele minuten tot vele uren) op de bekladding in te werken. Sommige afbijtmiddelen kunnen ook de beschermende laag aantas- ten.

Als een bekladding uiteindelijk niet goed kan worden verwijderd, kan deze op alle ondergronden aan het oog worden onttrokken door er overheen te schilderen. Bij geschilderde materialen blijft d<l directe invloed van het gebruikte

bekladdingsmiddel meestal beperkt tot de verflaag. De verflaag is dan een beschermlaag voor het onder- liggende materiaal, na verwijdering van de bekladding opnieuw schilde- ren. Gezien het specialistische karakter en de schier eindeloze combinatiemogelijkheden wordt hier verder niet ingegaan op de reinigingsmiddelen. Daarnaast gaat het vaak om middelen die de gezondheid kunnen schaden.

Nabehandeling De nabehandeling bestaat altijd uit naspoelen met veel water. Soms wordt warm water en/of water onder druk gebruikt. Het naspoelen met water dient om restanten reinigingsmiddel, dat voor verwij- dering van de bekladding werd gebruikt, te verwijderen. Sommige van deze middelen, en zeker de meer agressieve, kunnen de be- schermende laag en/of de onder- grond aantasten als ze niet worden

Vlckkcrig ‘zelfopofferend’ tysteem op 11<1rds/een. (Foto H. \<m~, 1994)

Page 17: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

weggespoeld. Soms kan het nodig zijn restanten van het reinigende middel met een speciaal middel weg te wassen, alvorens met water grondig na te spoelen.

Eigenschap Dimensie

t

Overige keuze beïnvloedende factoren De keuze van het anti-bekladdings- systeem wordt in eerste instantie bepaald in de relatie tot de aard van de ondergrond. Daarnaast spelen vanzelfsprekend ook econo mische, esthetische en bouw- fysische factoren een rol bij de keuze van een geschikt systeem.

baksteen kalkzandsteen kistbeton pleister, mineraal pleister,kunsthars

absorptie ponen dichtheid diffusie nb

= waterabsorptiecoëfficiënt (A) = volume open poriën (Y) = volumineuze massa droge materiaal (p) = waterdampdoorlatendheid = niet bepaald

Tabel 2. Karakteristieken in onderzoek betrokken ondergronden.

Economische factoren Bekladding komt in vele varianten voor. Soms beslaat een bekladding vele tientallen vierkante meters zorgvuldig uitgevoerd veelkleuren- werk, soms gaat het om vluchtige halen in één kleur op een klein oppervlak. Op de ene locatie komt bekladding bijna dagelijks voor, op andere plaatsen zelden of nooit. Soms betreft het een gevel van een pand dat rijp is voor de sloop, soms wordt een gebouw al in de nieuw- bouwfase beklad. Risico en kosten moeten telkens tegen elkaar worden afgewogen. Globaal geldt: zelden beklad - geen bescher- mende maatregelen; enkele keren per jaar - zelf- opofferend systeem: regelmatig beklad - permanent of semi-permanent systeem. Economisch gezien is er een relatie tussen de grootte van het te behan- delen oppervlak en de duurzaam- heid van het anti-bekladdings- systeem. Hoe groter het oppervlak, des te groter het voordeel dat op termijn kan worden behaald met een duurzaam systeem. Deze relatie is ook afhankelijk van de frequentie van bekladding.

veranderen het uiterlijk ingrijpend: andere zijn nauwelijks zichtbaar. Bij monumenten geldt doorgaans het uitgangspunt dat de aange- brachte bescherming de visuele indruk van het geveloppervlak niet mag veranderen. De aanduiding ‘transparant’ of ‘kleurloos’ is echter geen garantie dat de aanblik van de gevel niet verandert. Zo kan de glans van een gepolijst oppervlak wel degelijk verdwijnen of kan een mat oppervlak gaan glanzen. Ook kan zich ‘kleurverdieping’ voordoen, waardoor de behandelde ondergrond donkerder toont. Bij middelen die tevens hydrofo- berend werken kan op den duur een verschil in vervuiling optreden. Om werkelijk zeker te zijn van het effect is de behandeling van een proefvlak noodzakelijk. In het bijzonder voor monumenten is dit de moeilijkste afweging: door de kat of door de hond gebeten worden. De keuze is dan ook vaak die van

Tabel 3. Dampdiffusieweerstand ,ud (in cm) an ti-bekladdingsmiddelen op verschillende ondergronden.

Anti-kladmiddel

Hoe vaker bekladding voorkomt, baksteen

des te minder zin heeft een zelf- kalkzandsteen

opofferend systeem en des te meer kistbeton komen permanente systemen in pleister, mineraal

beeld. pleister, kunsthars

Esthetische factoren Esthetische factoren zijn subjectief. Sommige anti-bekladdingssystemen

dampdoorlaatbaar

nb = niet bepaald

RDMZ R V 1994136 .40

absorptie kg/mzds

porren vol/vol

1 ;ic$reid ~ diffusie 1

0,45 0,41 1590 8 0,57 0.27 1915 18 nb 0.10 2310 170 0,OOll 0,32 1680 0 0.0014 0,37 1520 17

R Vblad 02-9

de minst slechte. Wat er ook wordt beslist: het is ‘nooit goed’.

Bouwfysische factoren Een belangrijk bouwfysisch crite- rium bij het aanbrengen van een anti-bekladdingssysteem is de waterdampdoorlatendheid. Een laag met een geringe waterdamp- doorlatendheid vermindert de droging van onverhoopt vochtig geworden ondergronden en kan vorstschade aan de ondergrond of onthechting (‘witslaan’) van de anti- kladlaag tot gevolg hebben. Wan- neer bijvoorbeeld een niet-gehydro- fobeerde gevel tot reikhoogte wordt behandeld, is het vaak beter de hele gevel te hydrofoberen (waterwerend te maken). Zie hier- voor (7). Ook andere vochtbronnen moeten worden geëlimineerd. Zie voor maatregelen tegen optrek- kend vocht (6). In tabel 2 en 3 zijn de in het onder- zoek bepaalde bouwfysische eigen- schappen vermeld.

Silicon

0-5 0-4

ca. 0 ca. 4 ca. 8

zeer open

Acrylaat

ca. 6 ca. 21 nb nb nb

open

PUR

58 - 135 59 - 105

274 48- 63 51 - 396

PUR + Acryl c.a 78 ca. 146 ca. 262 ca. 18 ca. 312

remmend

Epoxy + PUR dekkend ca. 824 ca. 583 ca. 714 ca. 387 ca. 702

dicht

Page 18: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

Samenvatting en conclusies

Er bestaan verschillende catego- rieën anti-bekladdingsmiddelen: - impregnerende systemen, waarbij het middel in de onder- grond dringt en in het algemeen niet zichtbaar is; - filmvormende middelen, waarbij het middel aan het oppervlak een meer of minder dichte film vormt, die door glans of kleur zichtbaar is. Binnen de tweede categorie wordt bovendien nog onderscheid gemaakt tussen zogenoemde permanente en (zelf)opofferende systemen. Ook zijn er systemen die als semi-permanent worden aange- merkt: onder een opofferende toplaag bevindt zich een perma- nente coating. De onderzochte systemen waren met name bedoeld voor steenachtige ondergronden. Produkten speciaal bestemd voor glas of metaal zijn niet bekeken.

Uit het laboratoriumonderzoek komen als belangrijke resultaten en conclusies naar voren: - de effectiviteit van de reiniging verschilt bij middelen uit dezelfde categorie aanzienlijk; - sommige systemen zijn inzetbaar op een breed scala aan ondergron- den, andere beperkter: - in sommige gevallen, met name bij de impregnerende systemen, blijkt door het reinigen kans te bestaan op schade aan de onder- grond; - om schade door zouten uit de ondergrond te voorkomen, blijkt vooraf hydrofoberen van de onder- grond in het algemeen zeer effec- tief; - ook bij bepaalde vorstgevoelige ondergronden kan een hydrofo- berende voorbehandeling tot een positief resultaat leiden en succes- volle toepassing van een anti- bekladdingsmiddel mogelijk maken: - het aanbrengen van een anti- bekladdingsmiddel heeft geen nadelige gevolgen voor materialen die zelf vorstbestendig zijn: bij materialen die niet volledig vorst- bestendig zijn, kan het aanbrengen

van een sterk dampremmende coating wel kans op vorstschade aan de ondergrond geven; - voor een goed reinigingsresultaat is in het algemeen een flinke inspanning noodzakelijk (herhaald reinigen); bij hogere buiten- temperatuur verloopt het reinigen in het algemeen vlotter.

Bij het uitgevoerde praktijk- onderzoek kwam het volgende naar voren: - in het algemeen wordt slechts in één arbeidsgang gereinigd, waarbij resten van de bekladding achterblij- ven. Beherende instanties bleken dat in het algemeen acceptabel te vinden; - er blijkt nogal eens schade te ontstaan door het gebruik van te agressieve reinigingsmiddelen. Schade in de vorm van ‘witslaan’ en bladderen van met name film- vormende, transparante systemen blijkt regelmatig voor te komen. - gegevens over de toegepaste systemen, de gebruikte reinigings- middelen, de wijze van uitvoering, het aantal uitgevoerde behandelin- gen enzovoort bleken slechts zeer summier geregistreerd en daardoor zowel onvoldoende voor een afgewogen beoordeling in het kader van het praktijkonderzoek, als ook voor een goede bedrijfsvoe- ring.

Resumerend kan men stellen dat voor het voorkomen of beperken van schade aan monumenten door bekladding er een keuze gemaakt kan worden uit een groot aantal produkten, systemen en varianten. Het maken van die keuze is com- plex, omdat er veel combinaties mogelijk zijn met voor monumen- ten soms zwaarwegende bezwaren. De lezer wordt dan ook aangera- den eerst (5) over gevelreiniging (ten behoeve van de voor- behandeling) te bestuderen. Daarna is het raadzaam artikel (7) over hydrofoberen door te nemen. Vervolgens kan men zijn keuze maken uit de beschreven systemen waarvan de meeste glanzende transparante of gekleurde coatings zijn. Ideaal lijkt een aantal zelf-

RVblad OZ-10

opofferende systemen, maar herhaald reinigen en weer opbren- gen betekent steeds weer terugke- rende kosten. Uit deze categorie komt de polysacharide er het best uit: toepassing onder vochtige omstan- digheden beperkt echter de levens- duur. Aanvullend onderzoek is echter noodzakelijk om een eerlijke vergelijking mogelijk te maken. In de praktijk zijn enkele voorbeelden van ‘witslaan’ aangetroffen. Kortom: degene die uiteindelijk de voor- en nadelen tegen elkaar moet afwegen van wel of niet overgaan tot een anti-bekladdingsysteem en de keuze uit de verschillende systemen staat voor een weinig benijdenswaardige taak. Wat hij of zij ook kiest, er zal altijd veel kritiek op die keuze mogelijk zijn.

Literatuur

1. Graffiti en de diefstal van verf- spuitbussen, publikatie van het Bureau Landelijk Coördinator Voorkoming Misdrijven, Den Haag, juni 1990 2. Het voorkomen en bestrijden van gevelbekladding, SBR-242, Rotterdam, 1991 3. Gevelgids deel 4; Antibekladding, SBR- 285, Rotterdam, 1993 4. Beveiliging van gebouwen, deel 6, Scholen, SBR-215 Rotterdam 1990 5. P.K. van der Schuit, Gevelreiniging; een monumentenzorg, Restauratie- vademecum RVblad Gevelreining 01, 1 ~ 8.1986 6. P.K. van der Schuit, Maatregelen tegen optrekkend vocht, Restauratievademecum RVblad Vochtwering 01, 1 - 14, 1986 7. P.K. van der Schuit, Hydrofoberen van gevels; keuzehandleiding, Restauratievademecum RVblad Bescher- ming tegen aantasting 01, 1 - 12, 1992 8. Hydrofoberen van gevels; achtergron- den, leidraad bij de keuze, SBR-229, Rotterdam, 1991 9. W.E. Krumbein, j. Braam& G. Grote, Anti-Graffiti-Beschichtnngen, Haltbarkeit und biologische Wechselwirkungen, Bautenschutz+Bausanierung 16 pag. 17 - 21,1993 10. M. van Calmthout, Anti-graffitilaag schaadt gebouwen, De Volkskrant, 9-8-1993

Page 19: 2a Restauratievademecumbladen A-H - Gevelreiniging

Gevelreiniging

ll. A. Pien, R. de Bruyn, Bescherming tegen graffiti, WTCB tijdschrift nr. 3/1990 12. J. Wildschut, De strijd tegen graffiti lijkt gewonnen, Bouwwereld 86 nr. 14/ 15, pag. 47, 13 juli 1990 13. R. van den Nieuwenhof, Het is weer raak, BedrijfsDocumentaire, pag. 30 - 32, november 1990 14. De chemische oorlog tegen graffiti, Bouwen nu, nr. 6 pag. 11 - 14,199l 15. Graffiti moeilijk te verwijderen, BW, Bouw en Uitvoering, pag. 7 - 9, januari 1992 16. Graffiti verwijderen met heet water, Bedrijfshuishouding, pag. 35, februari 1992

Summary

Graffiti are part of a more complex social problem: vandalism. As the possibilities of prevention are restricted, there can be a great advantage in the application of anti-graffiti coatings on parts of buildings and ‘street furniture’ sensitive to graffiti: their use makes cleaning easier and damage to the underlying material can be prevented or at least limited. This publication offers a guideline for the choice of anti-graffiti coatings, based on practica1 research and laboratory investigations. Several types of anti-graffiti coatings are available: - impregnating systems: the product is absorbed by the underlying material and is generally not visible; - film-creating systems: the product creates a more or less sealed film at the surface of the material and is visible because of its gloss and/or colour. Within the second category a subdivision can be made into permanent and what are referred to as ‘self sacrificing’ systems. These are als0 semi-permanent systems in which a ‘self sacrificing’ topcoat is applied over a permanent coating. The most important conclusions to be derived from the laboratory investigations are that: - the cleaning effectiveness differs

RVblad OZ-1 1

considerably for products within the same category; - some systems are applicable on a wide range of underlying materials; others have very limited application; - in some cases, especially for impregnating systems it is possible to damage the underlying materials by cleaning; - hydrophobic impregnating as a pre-treatment, can be a very effective means of preventing damage caused by salts in the underlying materials; - hydrophobic pre-treatment, can also have positive results for certain frost-sensitive materials and can even make it possible to apply anti- graffiti products; - use of anti-graffiti coatings does not have adverse effects on frost- resistant materials; materials which are not completely frost-resistant might show more severe damage if a sealed film coating is applied; - in genera1 it is necessary to repeat the cleaning procedure. A higher outdoor temperature makes cleaning easier. Practica1 research has shown that: - in genera1 the cleaning proce- dure is only performed once at any one time: as a result the graffiti are not removed completely; for the administrators, however, this appeared to be acceptable; - if damage occurs to the underlying materials over aggressive cleaning materials are often the cause. The type of damage most seen in practice is visual and can be described as ‘becoming whitish’; loss of adhesion, especially in film creating, transparent systems is frequently found; - data concerning the type of system applied, the cleaning product used, the way of application and the number of treatments carried out were found insufficiently documented. This fact was a problem within this study and should as wel1 be one in maintenance management.

RDMZRV 1994136.41