2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

12
Maateenheden Units of measure UDC 69.001.3 RVblad 01-1 Oude lengtematen Old linear measurements G. Berends Voordat in ons land in 1821 het metrieke stelsel werd ingevoerd, hebben onze voorouders eeuwen- lang gemeten in duimen, voeten, roeden en nog andere eenheden, meestal ontleend aan het mense- lijk lichaam. Er waren talrijke maatstelsels in gebruik met grote onderlinge verschillen. Niet alleen verschilden de eenheden in grootte naar plaats of regio, ook de onderlinge samenhang van die eenheden was vaak verschillend en maar zelden decimaal. Ook werden in verschillende bedrijfs- takken dikwijls verschillende maatstelsels gebruikt. De verwar- ring was groot en de weg naar standaardisatie en eenheid een moeizame. In het onderstaande wordt ge- poogd een overzicht te geven van die oude maateenheden, hun grootte en hun onderlinge ver- schillen, zowel in hun nadagen als in vroeger eeuwen. Daarbij zal het vooral gaan om maten die in het bouwbedrijf werden gebruikt, maten die wel stads-, hout- of steenvoet werden genoemd. Tenslotte wordt de totstand- koming van het metrieke stelsel belicht. De oude maateenheden en hun samenhang De voet kan beschouwd worden als de grondmaat van de oude lengtematen tabel 1. Deze had de lengte van de (geschoeide?) mensenvoet; hij varieerde van 26,8 tot 39,5cm; de voeten van meer dan ca. 32,6cm lengte behoorden echter tot de land- of de dijkmaten en werden in de bouw niet gebruikt. De voet was onderverdeeld in duimen; meestal waren dat er 12, maar er waren ook voeten van 10, 11 en zelfs enkele van 13 duimen en één van 16. De duimen varieerden in lengte van 2,37 tot 2,95 cm. Hoewel de kleinere voeten in Tabel L Lengtematen in vijf talen. Nederlands mijl voorling (55-60 roeden) roede, ga(a)rde (10-21 voeten) (3,39-6, 14 m) vadem (5-6'/2 voeten) pas, schrede, tred, tree (2-2'/2 voet) (grote) el (67-73 cm) kleine el voet (10-13 duimen) (26,8-39,5 cm) span (9 duimen; 2 palmen) palm (4 duimen; 4 vingers) (ca 9 cm) duim (8, 10 of 12 lijnen) (2,37-2,95 cm) vinger lijn, streep (6 of 12 punten punt Duits Meile (v) Rute (v) Faden (m), Klafter (m,o) (6 of 10 Füsse) Doppelschritt (m) Schritt (m) Elle (v) 55-83 cm) Fuss (m) spanne (v) Zoll (m) (12 Linien) Linie (v) (6 Pünkte) Punkt (m) Engels league (3 miles) (4,828 km) mile (8 furlongs = 5280 feet) (1609,34 m) furlong (10 chains = 660 feet) (210,17 m) chain (4 rods = 66 feet = 100 links) (20,1 17 m) rod, peren, pole (16V2 feet) (5,0292 m) fathom (6 feet) (1,8288 m) yard (3 feet) (91,44 cm) cubit toot (12 inches) (30,48 cm) span (9 inches) (22,8 cm) link (7,92 inches) (20,1 cm) palm ? inch (12 lines) (2,54 cm) line (6 points) (2,12 mm) point Frans lieue (v) mile (m) encablure (v) (100 toises = 600 pieds) perche (v), verge (v) (3 toises) toise (v) (6 pieds) pas doublé (m) (5 pieds) pas simple (m) (2 J /2pieds) aune (m) coudée (v) (l'/2pied) pied (m) (12 pauces = 16 doigts) paume (v) pouce (m) (12 lignes) doigt (m) ligne (v) (6 of 12 points) point (v) Latijn leuca, Ie(u)ga (! J /2 milliarium = 7500 pedes) (ca 2,213 km) mille passuum, milliarium (8'/3 stadia = 5000 pedes) (ca 1475 m) stadium (50 perticae = 600 pedes) (ca 177 m) actus (10 perticae = 120 pedes) (ca 35,40 m) pertica, virga, lancea (12 pedes) (ca 3,54 m) passus (5 pedes) gradus (2 J /2 pedes) bra(c)chium ? cubitus (l'/ 2 pes) pes (12 unciae = 16 digiti) (ca 29,5 cm) palmus (4 digiti) (ca 7,4 cm) uncia (2,46 cm) digitus RDMZ RV 1996/38 - 6

Transcript of 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Page 1: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

Units of measure

UDC 69.001.3

RVblad 01-1

Oude lengtematenOld linear measurements

G. Berends

Voordat in ons land in 1821 hetmetrieke stelsel werd ingevoerd,hebben onze voorouders eeuwen-lang gemeten in duimen, voeten,roeden en nog andere eenheden,meestal ontleend aan het mense-lijk lichaam. Er waren talrijkemaatstelsels in gebruik met groteonderlinge verschillen. Niet alleenverschilden de eenheden ingrootte naar plaats of regio, ookde onderlinge samenhang van dieeenheden was vaak verschillenden maar zelden decimaal. Ookwerden in verschillende bedrijfs-takken dikwijls verschillendemaatstelsels gebruikt. De verwar-ring was groot en de weg naarstandaardisatie en eenheid eenmoeizame.

In het onderstaande wordt ge-poogd een overzicht te geven vandie oude maateenheden, hungrootte en hun onderlinge ver-schillen, zowel in hun nadagenals in vroeger eeuwen. Daarbij zalhet vooral gaan om maten die inhet bouwbedrijf werden gebruikt,maten die wel stads-, hout- ofsteenvoet werden genoemd.Tenslotte wordt de totstand-koming van het metrieke stelselbelicht.

De oude maateenheden en hunsamenhangDe voet kan beschouwd wordenals de grondmaat van de oudelengtematen tabel 1. Deze had delengte van de (geschoeide?)mensenvoet; hij varieerde van26,8 tot 39,5 cm; de voeten vanmeer dan ca. 32,6 cm lengtebehoorden echter tot de land- ofde dijkmaten en werden in debouw niet gebruikt. De voet wasonderverdeeld in duimen; meestalwaren dat er 12, maar er warenook voeten van 10, 11 en zelfsenkele van 13 duimen en één van16. De duimen varieerden inlengte van 2,37 tot 2,95 cm.Hoewel de kleinere voeten in

Tabel L Lengtematen in vijf talen.

Nederlands

mijl

voorling(55-60 roeden)

roede, ga(a)rde(10-21 voeten)

(3,39-6, 14 m)vadem(5-6'/2 voeten)

pas, schrede,tred, tree(2-2'/2 voet)(grote) el(67-73 cm)kleine el

voet(10-13 duimen)

(26,8-39,5 cm)span(9 duimen;2 palmen)

palm(4 duimen;4 vingers)(ca 9 cm)duim(8, 10 of12 lijnen)(2,37-2,95 cm)vinger

lijn, streep(6 of 12 punten

punt

Duits

Meile (v)

Rute (v)

Faden (m),Klafter (m,o)(6 of 10 Füsse)Doppelschritt(m)Schritt (m)

Elle (v)55-83 cm)

Fuss (m)

spanne (v)

Zoll (m)(12 Linien)

Linie (v)(6 Pünkte)

Punkt (m)

Engels

league(3 miles)(4,828 km)

mile(8 furlongs =5280 feet)

(1609,34 m)furlong(10 chains =660 feet)(210,17 m)chain(4 rods = 66 feet= 100 links)(20,1 17 m)rod, peren, pole(16V2 feet)

(5,0292 m)fathom(6 feet)(1,8288 m)

yard(3 feet)(91,44 cm)

cubit

toot(12 inches)

(30,48 cm)span(9 inches)(22,8 cm)link(7,92 inches)(20,1 cm)palm ?

inch(12 lines)

(2,54 cm)

line(6 points)(2,12 mm)point

Frans

lieue (v)

mile (m)

encablure (v)(100 toises =600 pieds)

perche (v),verge (v)(3 toises)

toise (v)(6 pieds)

pas doublé (m)(5 pieds)pas simple (m)(2J/2pieds)

aune (m)

coudée (v)(l '/2pied)pied (m)(12 pauces =16 doigts)

paume (v)

pouce (m)(12 lignes)

doigt (m)

ligne (v)(6 of 12 points)

point (v)

Latijn

leuca, Ie(u)ga(!J/2 milliarium= 7500 pedes)

(ca 2,213 km)mille passuum,milliarium(8'/3 stadia =5000 pedes)(ca 1475 m)stadium(50 perticae =600 pedes)(ca 177 m)actus(10 perticae =120 pedes)(ca 35,40 m)pertica, virga,lancea(12 pedes)(ca 3,54 m)

passus(5 pedes)gradus(2J/2 pedes)

bra(c)chium ?

cubitus(l'/2 pes)pes(12 unciae =16 digiti)(ca 29,5 cm)

palmus(4 digiti)

(ca 7,4 cm)uncia

(2,46 cm)digitus

RDMZ RV 1996/38 - 6

Page 2: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

I

1’

Yaateenheden

a aantal duimen

per voet

voetmaten in centimeters

10 26,83 -29,53 11 27.43-28.68

12 28.38 32.97

13 32,07--34,0 16 39.47

b

aantal doeten

per Foede

voetmaten in centimeters

10 34.95 39.47

12 28.23 34.13 13 28.31 31.4

14 26.83 31.39 35,93 16 27,99 -32,75 18 27,95 -29.53 32.48 20 27,95-28.77

21 29,22

aantal ioeten

per roede

roedematen in meters

10 3,495 -3,947 12 3,388-d.096 13 3,680-4,081

14 3,68OL,395 5.03 1

16 4,478 5,240

18 5,031-5,315 5,847 20 5.59%5,753 21 6,136

Tabel Za, b en c. Voorkomende uiterste lengten van voet- en rocdcmaten bij de verdeling van de voeten/roeden in verschillende aantallen duimen/voeten.

1. Vierledige duimstok, lang 113.2 cm, van 44 Amsterdamse duimen (= 4 voeten), op de andere zijde van een cen timeter-verdeling voorzien. Collectie J. W.J. van Druten, Landsmeer. (Foto RDMZ, A.H.C. Schollen, 1974)

RVblad 01-2

10 of 11 duimen verdeeld waren en de grotere in 12 of 13 kan uit de voetlengte toch niet het aantal duimen worden afgeleid. Voor het verband tussen de voet- lengten en het aantal duimen waarin zij waren onderverdeeld (voor zover bekend) zie tabel 2a. De naastgrotere maat van de voet was de roede, die varieerde van 3,39 tot 6,14 m. De roede telde veelal 12 voeten, maar vaak 14 of 16. Daarnaast kwamen er echter ook roeden voor van 10, 13, 18, 20 en 21 voeten. Van de grootste voeten gingen de kleinste aantal- len in een roede, terwijl er van de kleinste méér dan 12 in een roede gingen tabel 2b. De grote roeden telden meer voeten dan de kleine tabel Zc. Een voorling telde 55 tot 60 roeden. Een niet genoemd aantal voorlingen (8?, 24?) vormde een mijl. Ook de duim kende een onderver- deling; hij telde 8, 10 of 12 lijnen of strepen, die enkele millimeters groot waren. De Rijnlandse duim (2,616 mm) telde 12 lijnen (van 2.18 mm), bij de Amsterdamse duim (2,573 mm) waren dat er acht afb. 1. In Leiden werd de lijn in de 16de en 17de eeuw grein genoemd. De lijn was onderver- deeld in 6 of 12 punten, een term die in de typografie nog gebruike- lijk bleef als maat voor zet- materiaal. De vadem is de afstand van de toppen van de middelvingers bij zijwaarts gestrekte armen. Hij werd gelijkgesteld aan 5 - 6’/2

voeten en werd (wordt) vooral in de scheepvaart gebruikt, in het bijzonder voor het aangeven van waterdiepten. Terwijl de roeden, voeten, duimen en lijnen met elkaar samenhan-

Page 3: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

gen, staan de palm en de el daar los van en ook los van elkaar. De palm is de breedte van de mense- lijke handpalm, ongeveer 9 cm. Bij de ellematen onderscheidde men kleine en grote ellen. De kleine el is de afstand van de elleboog tot het uiteinde van de middelvinger, terwijl de grote el - of kortweg: el - de afstand is van de oksel tot het uiteinde van de middelvinger. De (grote) el, 67 à 73 cm lang, was onderverdeeld in 32 eenheden: een kwart el heette een vierendeel of vierel en een zestiende el een taille of talie. De el werd speciaal gebruikt in de textielhandel. Omdat deze maten in het bouwbedrijf vrijwel geen rol hebben gespeeld, zullen zij evenals de vadem in het onder- staande buiten beschouwing worden gelaten. De term roede werd ook gebruikt als oppervlaktemaat voor een vierkante roede. Daarnaast kende men honden, morgens, bunders en vele andere oppervlaktematen. Een hond of hont telde 100 roeden en een morgen meestal 600, maar ook wel minder (150, 300, 360) of meer (720, 800, 900). Het bunder (Noord-Brabant en Limburg) was meestal gelijk aan 400 roeden, maar soms aan 200 of 450. Andere oppervlaktematen waren minder algemeen, zoals de lopense (50 roeden, Noord- Brabant), het gemet (300 roeden; Zeeland, Zuid-Holland), het gras (240 of 360 roeden; Groningen, speciaal voor weiland) en het juk (240, 270 of 300 roeden: Gronin- gen, speciaal voor bouwland).

Variatie en standaardisatie De oude lengtematen vertoonden veel onderlinge verschillen, zowel in plaats als in tijd. Bovendien werden vaak verschillende maat- stelsels gebruikt in de bouw, in de scheepsbouw, in de landmeet- kunde, voor het beheer van dijken en voor het ontginnen van veen- gebieden. Soms was er wel een relatie tussen die maatstelsels. Zo was de Stichtse landroede even groot als de ‘burgerlijke’ Stichtse roede (3,756 m); de eerste telde

RDMZ RV 199G/38 7

echter 10 voeten en de laatste 14. In Drenthe telde de veenroede 16 en de landroede 14 van dezelfde voeten (van 29,45 cm). In Fries- land kende men naast elkaar de houtvoet (29,6 cm), de scheeps- voet (28,38 cm) en de koningsvoet (32,61 cm). Terwijl de Friese koningsroede (ook wel keizers- roede genoemd) normaliter in 12 voeten (elk van 12 duimen) werd verdeeld, verdeelden de landme- ters hem in 10 voeten. Ook de Gooise roede van 3,495 m werd zowel in 10 als in 12 voeten verdeeld. Deze voetmaten van ruim 39 en bijna 35 cm behoren met de Stichtse landvoet van 37,56 cm tot de grootste van ons land.

RVblad 01-3

De lengtematen waren niet constant, doordat de standaarden door gebrekkige constructie, bewaring en behandeling, door verwering, door slijtage en door temperatuur- en vochtgevoelig- heid geen vaste lengte behielden. Standaarden waren vaak aange- bracht aan of in openbare gebou- wen. De Maastrichtse voet van St. Marie was tot in de Franse tijd in koper in de vloer van de O.L.V.- kerk aangegeven volgens het gezamelijk besluit van de bis- schop van Luik en de hertog van Brabant uit 1283 ‘. Aan de Hezelpoort in Nijmegen bevond zich een gevelsteen, waarschijnlijk daterend uit 1541, met het

2. Leiden, de zogenoemde roepstoel aan de voorgevel van het stadhuis. Onder de vensters zijn twee ijzeren pennen ingemetseld met een groef in de steen daartussen, die de lengte van de Rijnlandse roede (3,767 m) aangeven. Met verticale groefjes is die roede in voeten verdeeld. Naast het rechter venster bevindt zich een verticale staaf ter lengte van de Rijnlandse voet (31,39 cm), begrensd door twee horizontale plaatjes. De gevel dateert uit 1597/98: de standaarden zijn mogelijk even oud. Detail van een foto uit de Collectie Steenbergh, ca. 1915. Uit vergelijking met de huidige toestand blijkt dat bij de herbouw van het stadhuis na de beruchte brand van 1929 aan het muurwerk veel is vernieuwd; de ijzeren voetmaat lijkt echter nog de oude te zijn. (Fotoarchief RDMZ)

Page 4: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

3. Geelkoperen plaat met 20 Nederlandse en buitenlandse voetmaten, vervaardigd door Adam Steitz te Amsterdam in 1769. Aangegeven zijn de lengte van de voet- maten en uit hoeveel duimen zij bestaan, terwijl hun lengte ook is uitgedrukt in Amsterdamse duimen en tiende of honderdste delen daarvan. Hoewel duimen meestal in 8 of 12 lijnen waren verdeeld, zijn hier alle duimen in 70 delen verdeeld. Foto/collectie Amsterdams Historisch Museum, in langdurig bruikleen bij het Museum Ilkwezen te Delft.

opschrift hit pes imperii (dit is de voet van het rijk). De bijbeho- rende standaardvoet is blijkbaar verloren gegaan, maar het is ook mogelijk, dat de steenlengte (bijna 63 cm) een dubbele voet weergeeft, die dan vrijwel over- eenkomt met de Rijnlandse 2. Ijzeren of koperen standaarden van de voet of de roede werden vaak aan het recht- of raadhuis aangebracht; dat was o.a. het geval in Tiel (1454). Harderwijk (1470), Haarlem (1557), Leeuwarden (1564 - 1820), Breda (1587), Groningen (sedert 1630), Delft en Zierikzee (tot 1777). In Oudewater wordt in 1588 een yseren voetmaet van elff duym als standaard genoemd 3. Alleen aan het Leidse stadhuis zijn dergelijke standaarden nog altijd aangege-

, ven, namelijk de Rijnlandse roede en voet afb. 2. De voetmaten verschilden van regio tot regio en ook van plaats tot plaats. Uiteraard was er behoefte die maten met elkaar te vergelijken. In het oudste Neder- landse koopmanshandboek, Tresoor van de Gewichten, Maten

. . . deed de auteur dat in 1590, Jan Pietersz. Dou in 1629 4, Adriaan Bommenee in 1750 5 en Adam Steitz in 1769 afb. 3, om er maar enkelen te noemen. Dou drukte een groot aantal maten uit in lOO.OOO-ste delen van de Rijnlandse roede, waardoor zij in centimeters te berekenen zijn 6. Ter voorbereiding op de invoe- ring van het metrieke stelsel publiceerde J.H. van Swinden in 18 12 zijn Vergelijkingstafels, waarin hij talrijke roede- en voetmaten uitdrukte in de eenhe- den van het nieuwe metrieke stelsel. Hierbij baseerde hij zich op door H. Aeneae verzamelde gegevens, op door de landdrosten in 1809 verstrekte gegevens, op waarnemingen van hemzelf en diverse anderen en op gedrukte bronnen 7. Daarvoor was reeds in 1808 door Koning Lodewijk Napoleon de lengte van de Rijnlandse roede bepaald op 3,767358 m, overeenkomstig de opmeting van de ijzeren standaardroede aanwezig bij de Koninklijke Akademie te Leiden door een commissie van vier

RVblad 01-4

personen, waaronder H. Aeneae *. Dit leverde een voetmaat op van 31,39465 cm. In Pruisen werd die voet in 1816 vastgesteld op 139,13 Parijse lijnen of 31.38535 cm; Van Swinden zelf was al in 1802 tot een nog wat kleinere maat geko- men, namelijk 31,38216 cm. Het zal duidelijk zijn, dat bij de uitdrukking in centimeters en millimeters van de oude, enigszins variabele roede- resp. voetmaten, variatie mogelijk is in de cijfers achter de komma en vaak zelfs in het laatste cijfer daarvoor.

De situatie in het begin van de 19de eeuw Welke voetmaten waren in ons land voor de invoering van het metrieke stelsel bij ambachtslie- den in gebruik? Zetten we de door Van Swinden g en anderen ver- melde plaatselijke voetmaten uit op de kaart van Nederland in vergelijking met de bekende regionale maten, dan blijken in Friesland vooral de Friese hout- voet en de koningsvoet gebruikt te zijn. In de provincie Groningen overheerste de voetmaat van de stad Groningen (29,22 cm) en in Drenthe was een voetmaat van 29.45 cm gangbaar: Emmen en Nijeveen hanteerden echter de Groninger voet. In Overijssel gold de Sallandse voet van 28.3 cm, maar in Deventer en Enschede werd de Deventer houtvoet van 29,6 cm gebruikt. In Gelderland werden de Amster- damse, maar ook de Rijnlandse voeten (28,31 resp. 31.39 cm) gebruikt. Ook was er een Gelderse voet van 27,19 cm ‘O, die speciaal bij metingen voor officiële instan- ties werd gehanteerd en even groot was als de Nijmeegse voet. Het stadje Buren sloot, evenals Hagestein (ZH), aan bij de provin- cie Utrecht. De Utrechtse of Stichtse voet was een zeer kleine: 26,83 cm. In Amersfoort en ook in het noordwesten van de provincie gebruikte men echter de Amster- damse voet. In Noord-Holland liepen de voetmaten erg uiteen, van 27.67 tot 32,75 cm. In grote delen van Zuid-Holland

Page 5: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

(Rijn-, Delf- en Schieland) gold deRijnlandse voet, terwijl in hetoosten de variatie erg groot was.Op de Zuid-Hollandse eilandengold ook de Zuid-Hollandse voetvan 32,97 cm naast regionalevoeten als de Voornse (32,48 cm)en de Putse (33,9 cm, een dijk- enlandmaat). Op Overflakkee werdin verscheidene plaatsen een voetvan 30,57 cm gebruikt, maarplaatselijk ook de Voornse of deRijnlandse. Op de Zeeuwse eilan-den werd vooral de Blooise voet(30,14 cm) gebruikt, maar inverscheidene plaatsen en opSchouwen de Schouwse voet (31,1cm), terwijl de Duivelandse voetaansloot bij die op Overflakkee.Voor dijkwerken werd vooral dePutse roede gebruikt. In de stedenZierikzee, Veere en Vlissingenwerd (ook) de Amsterdamse voetgebruikt, terwijl in Zeeuws-Vlaanderen met de Gentse voetvan 27,53 cm werd gemeten n.In Noord-Brabant vinden wevoetmaten van 28,41 - 28,77 cm,alleen in het westen en hetnoorden ook de grotere Zuid-Hollandse en Rijnlandse en dekleinere Amsterdamse en Wezelsematen. De Brabantse voet was28,47 cm lang en de Bossche voet28,77 cm. Na de inname van DenBosch in 1629 werd daar voormilitaire werken de Rijnlandsemaat gebruikt, evenals voorstedelijke zaken, waarvoor gelduit Den Haag moest komen 12. Inmidden-Limburg, vroeger onder-deel van het Overkwartier van hethertogdom Gelre, zien we eenvoetmaat van 28,79 cm die deGelderse voet wordt genoemd. InZuid-Limburg varieerden devoeten van 27,99 tot 28,44 cmmet in het uiterste zuiden enkeleuitschieters tot 28,72 cm en deSt.-Lambertusvoet van 29,18 cm.De kleinste voetmaten kwamenvoor in Utrecht en Gelderland;deze telden 10 duimen per voet,terwijl er 14 voeten in een roedegingen. De wat grotere voetentelden 10 of 11 duimen en vaakgingen er daarvan ook 14 in deroede. In Groningen, Frieslanden Drenthe waren onderling

verwante voetmaten gangbaarwaarvan er (normaliter) 14 in eenroede gingen en die 12 duimentelden. Midden- en Zuid-Limburgwerden gekenmerkt door roedenvan 16 voeten, terwijl roeden van20 voeten (vaak verdeeld in 11duimen) speciaal werden aange-troffen in Noord-Brabant, evenalsin de aangrenzende Belgischeprovincie Antwerpen.

Voetmaten uit vroeger eeuwenHoe het in vroegere eeuwen metde voetmaten was gesteld, ismoeilijker te achterhalen. Menheeft vaak getracht ze te recon-strueren uit de moduulmaten vangebouwen uit die tijden. De opdie wijze verkregen Romeinsevoet varieert echter van 29,28 tot29,60 cm (met uitschieters tot29,68 en 29,72 cm). De zuil vanTrajanus in Rome (113 n.C.), dievolgens het inschrift 100 voethoog is, leverde bij de jongstemeting (1939/'40) een voetmaatvan 29,42 cm op 13. Als redelijkgemiddelde is wellicht 29,5 cm tehanteren. In Gallië en Germaniëwerd de pes Drusianus gebruikt,blijkbaar een door Drusus kortvoor het begin van onze jaartel-ling genormaliseerde inheemseGermaanse voet, gelijkgesteld metl 1/8 Romeinse voet, dus ca. 33,2cm 14. Karel de Grote heeft dievoet opnieuw vastgesteld. Dezezogenoemde Karolingische voet isdoor Konrad Hecht aan de handvan de kloosterplattegrond vanSankt Gallen (826 - '30) en depalts te Aken berekend op 34,32cm 15 (l 1/6 Romeinse voet?). Ookaan andere gebouwen heeft hijdie voet teruggevonden, in lengtevariërend van 34,19 tot 34,58 cm.In Nederland is deze voet nogniet aangetoond. De maat-verschillen kunnen ontstaan zijndoor minder goede ijking van hetmeetgereedschap aan mindermaatvaste standaarden dan metde huidige techniek mogelijk is.Tot de oudste bouwwerken in onsland behoort de onder bisschopBernold (1027 - 1054) gebouwdeen in 1048 gewijde St.-Pieterskerkin Utrecht. Aanvankelijk kwam

RVblad 01-5

men voor deze kerk tot eenvoetmaat van 33,528 cm, maarrecenter tot een van 30,38 cm.Die laatste stemt goed overeenmet de voor de St.-Martinuskerkin Emmerik (een kerk die ook aanbisschop Bernold wordt toege-schreven) berekende voetmaatvan 30,3 - 30,5 cm 16.Keizer Frederik noemde in 1156in een decreet betreffende hetkapittel van St. Marie in Utrechteen 'korte roede van 11 voet' 17.Zoals zo vaak staat er echter nietbij om welke roeden en voetenhet gaat. Roeden van 11 voetenzijn overigens verder niet bekend.In 1508 wordt de Leeuwarderroede vermeld, die later de(Friese) koningsroede werdgenoemd 18.De bepaling van gebruikte voet-maten is minder problematischals men de in een bouwcontract,bestek, bouwtekening of anderebron genoemde afmetingen kannameten aan het nog bestaandeobject. Toch levert dit meestalgeen scherp begrensde voetmatenop.De roede van Haarlem werd al in1326 genoemd 19; volgens eenkeur uit 1557 was hij in 14 voetenverdeeld en de voet in 11 duimen.Volgens Dou (1629) mat deze voet27,98 cm. Wanneer we op de kortvoor 1628 door Pieter Wils gete-kende plattegrond van de St-Bavokerk 20 de aangegeven of metbehulp van de schaalstok teberekenen aantallen voetenvergelijken met de werkelijkematen, dan blijkt een voet van27,4 a 28,4 cm te zijn gebruikt. Enals we de in het bestek uit 1658/'59 voor de vergroting van deBank van Leening genoemdeafmetingen in Haerlemmervoeten vergelijken met de werke-lijke, dan blijken voeten van 27,8è 28 cm gebruikt te zijn. VanSwinden geeft in 1812 voorHaarlem een iets kleinere voet(27,67 en 27,8 cm) op 21.In 1330 werd tussen Leiden enZwammerdam een nauwkeurigelengtemeting verricht en beschre-ven, die nog steeds te traceren is.Zo bleken 5466 (Rijnlandse)

RDMZ RV 1996/38 - f

Page 6: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

roeden uit 1330 overeen tekomen met ca. 20.600 m thans,wat een roedemaat oplevert van3,769 m. De Rijnlandse roedenbleek in zes eeuwen praktischonveranderd te zijn gebleven 22.Van de Bredase houtvoet, die inhet bouwvak werd gebruikt, isvoor het eerst sprake in 1516. Aande voorgevel van het Bredasestadhuis was echter (in 1587) deijzeren standaard van 10 Bredaselandvoeten (een halve roede)bevestigd; deze voet, die in 12maar meestal in 11 duimen werdverdeeld 23, bedroeg volgens Dou(1629) 28,44 cm en volgens VanSwinden (1812) 28,413 cm. De hout-voet was ruim 1/28 deel langerdan de landvoet en mat dusongeveer 29,5 cm. Deze houtvoetwerd gehanteerd in de bestekkenvoor het raadhuis van Klundert in1621. De inwendige lengtedaarvan moest 60 voet zijn 24;deze bedraagt ± 17,70 m, watinderdaad een voetmaat van 29,5cm oplevert. Diverse andere in debestekken voorgeschreven afme-tingen zijn echter nogal krapuitgevallen.Door de in 1537 genomen matenvan de Peperbus in Zwolle 25 tevergelijken met de bestaandeafmetingen kan een gebruiktevoetmaat van ca. 29,7 (voor dehoogte) en ca. 30,5 cm (voorhorizontale maten) herleid wor-den. In 1703 en later was inZwolle echter een kleinere voet(28,3 cm) in gebruik 26.In Deventer werd in 1559 in eenontwerpcontract met de stads-steenbakker bepaald, dat deafmetingen van de grote baksteenl x :/2 x J/2 houtvoet moestenbedragen, welke afmetingen metstreepjes op het stuk werden aan-gegeven: 28,5 x 13,5 x 6,4 cm 27.Een dergelijk formaat was in die tijdinderdaad niet ongebruikelijk28,zodat de strekkenmaat de lengtevan de houtvoet goed kan bena-deren. De opgaven uit het beginvan de 19de eeuw van deDeventer houtvoet, waarvan geenstandaard bestond, variërenechter van 29,43 tot 29,66 cm 29.Bij vergelijking van de afmetin-

gen in voeten van de ontwerp-tekening uit 1583 van deMyropskameren (Springweg 110 -130) in Utrecht met de bestaandeafmetingen, blijkt een voetmaatvan ca. 26,6 cm gebruikt te zijn 30.Dit sluit goed aan bij de lengtedie Dou in 1629 opgeeft, dieberekend kan worden op 26,59cm. In 1812 werd de Utrechtse(stads)voet door Van Swindengesteld op 26,828 cm. Dezevoetmaat werd waarschijnlijk ookgehanteerd bij de bouw van hetHuis Linschoten in 1637 en vanKasteel Heemstede bij Houten in1645 31.Het oudste mij bekende bestekdat de te gebruiken voetmaat metname noemt is een bestek uit1603 voor de Rijnsburger poort inLeiden; het ging daarbij omRijnlantsche voeten, daer van detwaelf maken een roede, duymenende greynen naer beloop vandien. In de kantlijn is de lengtevan 6 duimen aangegeven,waarvan de eerste halve duimonderverdeeld is in 6 greinen 32.Pieter Saenredam hanteerde in1632 voor zijn plattegrond van deSt.-Janskerk in 's-Hertogenboschde bijzonder kleine voetmaat van24,5 cm 33, een maat die verderniet bekend is en die wellichteerder als een 10 duimen-maatopgevat moet worden.Voor Dordrecht noemt Dou in1629 een voetmaat van 31,11 cm.Bij deze Stadts Dordrechts mategingen 72 duymen in de voetvolgens het bestek uit 1647 vooreen verbouwing van de waltorenEngelenburch 34. Bij zijn ontwerpuit 1650 voor de voorgevel van'De Onbeschaamde', Wijnstraat123 - 125, gebruikte Pieter Post deDorderegse hout voet van 11duym de voet35, wat bij vergelij-king met de werkelijke afmetin-gen een voetmaat van 28,9 a 29,8cm oplevert36. Van Swindenschrijft in 1812, dat in Dordrechttoen de Rijnlandse en de Zuid-Hollandse maten in gebruikwaren (zie tabel 3).Na blikseminslag brandde in 1651het bovenste gedeelte van de spitsvan de O.L.V.-toren in Amersfoort

RVblad 01-6

af. De herbouw uit 1655 ging in1804 alweer door blikseminslagverloren. Het model voor deherbouw uit 1655, waarschijnlijkschaal 1:10, bleef echter in hetmuseum Flehite bewaard, terwijlook de werkelijke hoogtematen invoeten bekend zijn. Die voetmaatblijkt dan 28,25 a 28,5 cm te zijn 37,wat overeenkomt met de doorVan Swinden in 1812 voorAmersfoort vermelde Amster-damse voet. Een tekening van nade brand van 1804 is echter inRijnlandse voeten getekend 38.Ook werd wel de Wezelse (hout-)voet gebruikt, die misschiengeïmporteerd was tegelijk met heteikenhout, dat vanuit Wezel werdverhandeld 39. Deze voet (van 11duimen) was blijkbaar vrijwelgelijk aan de Amsterdamse, wantvoor de bouw van de kerk vanSliedrecht (1763) werd in hettimmerbestek de Wezelse maatgehanteerd en in het metsel-bestek de Amsterdamse, waarmeeklaarblijkelijk hetzelfde werdbedoeld 40. Bommenee (1750)stelde de Wezelse voet gelijk met0,9 Rijnlandse voet of 28,26 cm,vrijwel hetzelfde dus als deAmsterdamse voet41. Steitz steldeop zijn plaat uit 1769 afb. 3 deWezelse voet echter gelijk met11,3 Amsterdamse duim of29,08 cm.

Voetmaten van eldersDe bij een gebouw toegepastevoetmaten kunnen ook afhanke-lijk zijn van de herkomst van dearchitect of de aannemers. Zomaakte Marcus Anthonius, mees-ter-timmerman te Antwerpen, in1619 het bestek voor de herbouwvan de verbrande kerk in Goes inAntwerpse maat42.Terwijl Hendrick de Keyser zijnontwerpen voor Amsterdamsegebouwen afbeeldde met eenschaalstok in Amsterdamsevoeten, koos hij voor het Delftsestadhuis (1618) de plaatselijkgebruikelijke Delf- of Rijnlandsevoeten 43. Adriaen Dortsmangebruikte echter voor zijn schets-ontwerp voor het ingangs-paviljoen van het hofje

Page 7: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

Tabel 3. Overzicht van een aantal plaatselijke en regionale roede-, voet- en duim-maten omstreeks 1800.

Maat

Plaatselijk/regionaalAmsterdamseBosscheBredase (land-)Bredase hout-Brielse of VoornseDeventer hout-Goese hout-HaarlemseMaastrichtse O.L.V.NijmeegseWezelse (hout)

RegionaalBisschops-

of LekkendijkseBlooiseBrabantse (Noord-)DrentseFriese hout-Friese konings-Friese scheeps-GelderseGelderse

(midden-Limburg)Gooise

GroningseHollandse (Zuid-)Putse (ZH)RijnlandseSallandseSchouwseSt.LambertusStHubertusUtrechtse of Stichtse

BuitenlandAkenseAntwerpseBrugseBrusselseEngelseGentseKeulseKleefseLuikse (St.Hubertus)MechelseParijse of

Franse konings-Westfaalse

roede

lengte aantalin m voeten

3,680 135,753 205,683 20

3,897 12

1214'

4,478 163,807 14

12

5,031 183,617 125,695 204,123 142

4,144 143

3,913 12

3,807 14

4,607 163,495 123,495 104,091 144

3,956 124,07 123,767 124,530 163,73 124,669 16

3,756 143,756 10

4,638 165,736 203,84 14

5,029 16'/23,854 14

5,59 20

5,847 184,613 16

i ——————————————————————————

voet

lengte aantalin cm duimen

28,31 1128,77 1028,41 1129,532,4829,628,9427,8 11'27,9927,19 1028,3 11

27,95 1030,14 1228,47 1 129,45 1229,6 1232,61 1228,38 1227,19 10

28,7929,1334,9529,22 1232,97 1233,9 1231,39 1228,3131,1 1229,18 1029,47 1026,83 1037,56

28,99 1228,68 1 127,43 1127,58 1130,48 1227,53 1127,5229,5529,47 1027,95 11

32,48 1228,83

duim

lengte aantalin cm lijnen

2,57 82,88 122,58 8

2,722,57

2,792,512,592,452,472,722,372,72

2,432,752,832,62 12

2,592,922,95 102,68

2,422,612,492,51 82,54 122,50 12

2,95 102,54

2,71 12

RVblad 01-7

Meermansburg in Leiden (1679)zijn 'eigen' Amsterdamse voeten44.Pieter Post gebruikte voor zijnontwerpen voor kasteel Heeze(NB; 1662 - '65) en het stadhuisvan Maastricht (1659) deRijnlandse maat. Voor het huisVredenburg in de Beemster (1639- '42) maakte hij zowel ontwerpenin Rijnlandse maat als in Amster-damse. Die laatste maat gebruiktehij ook voor het huis Herengracht182 in Amsterdam. Dat hij voorontwerpen voor Den Haag,Honselaarsdijk, Wassenaar, Delft,Gouda, Leiden en Katwijk deRijnlandse maat hanteerde ligtvoor de hand; voor een ontwerpvoor een gevel in Nijmegengebruikte hij de voet van thienduym van nimmegen 45.Voor de verbouwing van hetstadhuis van Rhenen maakte eenAmsterdamse architect in 1737tekeningen en bestekken; hetwerk werd in 1738 aangenomendoor Hendrik van Soelen, meester-timmerman te Amsterdam.Vergelijking van de maten van detekeningen met de werkelijkelevert een voetmaat op van 28,1 a28,8 cm, dus naar alle waarschijn-lijkheid inderdaad de Amster-damse. Deze voet blijkt ook te zijngebruikt voor een ontwerp-tekening uit 1747/'48 voor debebouwing aan het Broederpleinin Zeist; de herkomst van CornelisSchellinger, die in 1745 de heer-lijkheid Zeist gekocht had, zaldaaraan niet vreemd zijn 46.Anthony Viervant uit Arnhem

Noten bij tabel 3:' Volgens een keur uit 1557 (Zeven-boom, a.w., p. 144, noot 25).2 Plaatselijk had de roede een lengte van12 of 16 van dezelfde voeten; de 16-voets roede was de veenroede (Zeven-boom, a.w., p. 61, 70 - 71; Bieleman enBrood, a.w., p. 112).3 Holtman, a.w. 1994, p. 90, 180;plaatselijk had de roede een lengte van12, 13 of 16 van dezelfde voeten; de 16-voets roede diende dan meestal voorveen of turf (Zevenboom, a.w., p. 75, 85,92.).4 Plaatselijk had de roede een lengte van12, 15 of 16 van dezelfde voeten(Zevenboom, a.w., p. 60 - 125).

RDMZ RV 1996/38 - 9

Page 8: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

tekende in 1758 een ontwerp voor een verbouwing van het stadhuis van Zaltbommel in Amsterdamse voeten. Zijn in Amsterdam werkzame neef Leendert Viervant gebruikte in 1784 diezelfde maat voor zijn ontwerp voor het poortgebouw van het Teylershofje in Haarlem.

Het ontstaan van het metrieke stelsel De wiskundige Simon Stevin (1548 - 1620) pleitte al voor normalisatie in de maatvoering en een decimale indeling van de eenhe- den. Christiaan Huyghens (1629 - 1695) stelde een eenheidsvoet voor gelijk aan éénderde van de secondeslinger, d.w.z. de lengte van een slinger, die in precies één seconde een slingering uitvoert (ruim 99 cm); deze voet werd de uurvoet (pes horarius) genoemd. De abt Gabriel Mouton kwam in 1670 met het voorstel uit te gaan van de aardomtrek. In 1790 besloot de Assemblée Constituante in Parijs op voorstel van Talleyrand nieuwe standaar- den voor maten en gewichten in te voeren, gebaseerd op een natuurlijke, onveranderlijke grondslag, aanvaardbaar voor alle volkeren. Het daartoe in het leven geroepen Comité des Poids et Mesures koos als eenheid van lengte niet de secondeslinger, maar het daaraan ongeveer gelijke veertigmiljoenste gedeelte van de aardomtrek, gemeten op zeeniveau langs de meridiaan van de Parijse sterrewacht. Naar de benodigde metingen, die tussen 1792 en ‘98 tussen Duinkerken en Barcelona (1/9 deel van de meridiaan van pool tot evenaar over Parijs) door P.F.A. Méchain en J.B.J. Delambre werden ver- richt, werd een standaardmeter van platina vervaardigd. In 1798 - ‘99 werd in Parijs een internatio- naal congres belegd om de nieuwe eenheden definitief vast te stellen. Ons land, toen de Bataafse Republiek geheten, was daar vertegenwoordigd door J.H. van Swinden (1746 - 1823) en H. Aeneae. Een viertallige com-

RVblad 01-8

missie, waarvan Van Swinden deel uitmaakte, presenteerde het eindrapport. De voorgestelde standaardmeter werd in decem- ber 1799 in Frankrijk wettelijk erkend. De congresdeelnemers kregen ijzeren copieën van de standaardmeter en het standaard- kilogram mee naar huis. In twee decreten van Koning Lodewijk Napoleon uit 1808 werd de Rijnlandse roede uitgedrukt in de nieuwe maateenheid en werden de grondslagen vastge- steld voor de vergelijking tussen de Hollandse en de nieuwe metrieke maten en gewichten. In het volgende jaar werd bij wet bepaald, dat het metrieke stelsel ingevoerd zou worden op een nader vast te stellen tijdstip, maar de inlijving bij Frankrijk in 1810 bracht vertraging. In dat land werd in 1812 de klok weer gedeel- telijk teruggedraaid door de invoering van het usueel metrieke stelsel, waarbij de meter in 48 vingers(?) werd verdeeld, waarvan er 4 een decimeter (palm) vorm- den en 16 een voet 47.

Met de IJkwet van 1816 werd Nederland het eerste land dat het metrieke stelsel ging invoeren. Per 1 januari 1820 werd het voor de handel verplicht gesteld, wat

Utrechtse en/of Engelse maat en tevens van een cen time ter-verdeling. Alleen de derde (korte) duimstok van één Amsterdamse voet (van 11 duimen) mist de centimeterverdeling. De voorste duimstok is 2 Rijnlandse voeten lang en de achterste twee Engelse voeten; de drie andere zijn één meter lang. Collectie G. de Jong, Schoonhoven. (Foto RDMZ, J.P. de Koning, 1996)

later overigens nog een jaar werd uitgesteld 48. Uit die jaren zullen de duimstokken dateren, die van zowel duimen als centimeters zijn voorzien; de oudere exemplaren zijn een geheel aantal voeten lang en de jongere één (of twee) meter afb. 1, 4, 5. Andere landen volgden; Polen in 1817, maar Frankrijk zelf pas in 1837 (welke wet per 1 januari 1840 van kracht werd). Engeland en ook de Verenigde Staten hielden echter aan de oude maateenheden vast. Wel standaar- diseerde Engeland (d.w.z. de drie verenigde koninkrijken) zijn maatstelsel in 1824. De standaard werd de in 1101 door koning Hendrik 1 ingevoerde yard, gelijk aan 3 feet. Bij vergelijking in 1895 van die standaard met de interna- tionale meter in Parijs bleek de yard 0,9143992 m lang te zijn en de foot dus 30.47997 cm tabel 1. Bij de invoering van het metrieke stelsel in ons land werd de kilo- meter mijl genoemd, de decameter roede, de meter (Nederlandse) elle, de decimeter palm, de centimeter duim en de millimeter streep. De naam elle (later el) stond zelfs in de wet vermeld, die tot 1 januari 1941 van kracht bleef. Terwijl de meeste van die namen niet echt

Page 9: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

aangeslagen zijn, bleven in het steenhouwers- en het bouwbedrijf de termen duim en streep tot in onze dagen in zwang, evenals de palm in de steenhouwerij. Uiteraard gingen velen niet voetstoots tot de nieuwe maatvoe- ring over: nog in 1836 werden in een bestek voor de verbouwing van een boerderij in Aalten de maten uitgedrukt in Rijnlandse voeten @‘. Tot in het recente verleden werden de doorsnede- maten van gezaagd Europees naaldhout nog benoemd in Amsterdamse duimen en lengten in Amsterdamse voeten en wer- den nog duimstokken gemaakt met op de smalle zijkant een verdeling in Amsterdamse dui- men afb. 6. Daaraan kwam een einde toen in 1970 nieuwe nor- men voor zachthoutmaten wer-

den ingevoerd. In de orgelbouw is de voetmaat tot op de dag van vandaag in gebruik gebleven. Met “Prestant 8 voet” wordt een rij (front)pijpen aangeduid, waarvan de grootste pijp 8 voet lang is. Een pijp van 8 Groninger voeten is aanzienlijk korter dan een pijp van 8 Rijnlandse voeten en heeft dientengevolge een hogere toonhoogte. Orgels die niet een gestandaardiseerde toonhoogte bezitten, maar met een locale voetmaat zijn gemaakt, klinken in Groningen en Friesland dan ook hoger dan in het midden en zuiden van het land. Om de huidige normaal-toonhoogte te bereiken, moet een orgelmaker uitgaan van een voet van onge- veer 30.5 cm. Tot ver in de 19de eeuw hebben de orgel-

6. Moderne duimstok, op de platte zijkant voorzien van Amsterdamse duimen. (Foto RDMZ, A.H.C. Schollen, 1974)

RVblad 01-9

5. Diverse duimstokken. Collectie C.J. Romeijn, Naarden. (Foto G.J. Dukker, RDMZ, 1996) Van boven naar beneden: - vierledig, lang 48 duimen (à 8 lijnen), waarschijnlijk 4 voeten van 28,3 cm: de naam van de voet is niet aangegeven; - vierledig, lang 24 Rijnlandse duimen (= 2 voeten) van elk 12 lijnen: - vierledig, lang 24 Engelse inches (= 2 feet) van elk 8 lines; - vierledig, ivoor, een zogenoemde ‘architectenstok’, lang 12 Engelse inches (= 1 foot), waarvan de eerste drie in 16 lines zijn verdeeld en de overige in 8; - vierledig, lang 33 Amsterdamse duimen (= 3 voet) van elk 8 lijnen: - zesledig, lang 100 cm (op de ach ter- zijde) met Amsterdamse (op de achter- zijde), Rijnlandse en Engelse duimen, verdeeld in 8, 8 resp. 16 lijnen.

makers de winddruk van een orgel uitgedrukt in graden; een graad is hierbij l/lO deel van een duim 50.

Slotsom We kunnen er niet vanuit gaan, dat in één stad of dorp in het verleden steeds maar één onver- anderlijke maateenheid bij de stadsaanleg, de gebouwen, de waterwerken, enz. is gebruikt. Hoogstens kan gezegd worden, dat in een aantal steden, zoals Amsterdam, Leiden en Utrecht, plaatselijke of regionale voet- maten algemeen gebruikelijk zijn geweest, die althans in de laatste eeuwen voor de invoering van het metrieke stelsel vrijwel constant zijn gebleven. Door de gebrekkige standaardisa- tie van destijds is het niet moge- lijk oude voetmaten tot in tienden van millimeters nauwkeurig uit te drukken; in dat aantal is dus variatie mogelijk, soms zelfs in het aantal millimeters. We moeten erop bedacht zijn, dat wanneer er na 1820 sprake is van de oude namen roede, el(le), palm, duim en streep daar niet de oude eenheden mee bedoeld zullen zijn, maar respectievelijk de decameter, de meter, de decimeter, de centimeter en de millimeter.

RDMZRV 1996/38- 10

Page 10: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

Noten

Voor dit artikel ontving ik van velezijden nuttige verwijzingen, gegevens ensuggesties; in het bijzonder wil ikdaarvoor danken de heren drs. S. Surdèlte Beek (L), ir. W. Annerna te Delft enJ.J. van Veldhuizen, oud-IJkmeester te

's-Hertogenbosch.

I Jaarboek voor het Hertogdom Limburg1846, p. 24; J.L. Blonden, De drieofficieele teksten van de Alde Caerte[= charter] der stad Maastricht des jaarsMCCLXXXIU (Maastricht, 1932), p. 59.

2 A. Delahaye, Het opschrift aan devoormalige Hezelpoort te Nijmegen: HicPes Imperii, Geire 1954, p. 265 - 276. Desteen bevindt zich thans met verschei-dene andere in een muur van deGedeputeerdenplaats van het stadhuis.

3 Bestek voor het stadhuis, afschrift inarchief RDMZ; in 1562 zou de voet inOudewater echter 10 duim lang zijngeweest bij een roede van 14 voet, zieA.C. van Aelst, Schets der staatkundigeen kerkelijke geschiedenis en van demaatschappelijken toestand der stadOudewater tot... 2575 (Gouda, 1893),p. 533.

4 Zevenboom, p. 15.

5 Annema.

6 In dit artikel wordt bij de bepaling incentimeters uitgegaan van eenRijnlandse roede van 3,767 m (vgl.Zevenboom, p. 18 - 19 en Roessingh,p. 58 - 59).

7 Rentenaar II, p. 30 - 38.

8 Zevenboom, p. 19.

9 Van Swinden, Rentenaar, Zevenboom.

10 Er was, althans in het begin van de17de eeuw, ook een kleine Gelderse voetvan 25,9 cm; net als de 'grote' Geldersevoet telde deze 10 duimen en gingen er14 in een roede (Roessingh, p. 72 - 74,95).

II Verhoef, p. 92. In een bestek uit 1671voor een huis op een hofstede onderGroede wordt echter de Vlissingse maat

gehanteerd (J. de Hullu, Uit het levenvan den Cadzandschen landbouwer... l,1937, p. 6).

12 Vriendelijke mededeling ir. A.H. vanDrunen te 's-Hertogenbosch.

13 Hecht. Omstreeks 1830 kwam men opdeze wijze tot een voetmaat van 29,635cm en in 1907 tot een van 29,772 cm(a.w., p. 108). Voordat dit artikel vanHecht verscheen (1979) werd voor deRomeinse voet algemeen 29,57 cmaangenomen (Zevenboom, p. 22, 39).

14 Zevenboom, p. 39.

15 Konrad Hecht, Der St.Galler Kloster-plan (Sigmaringen 1983), p. 45 - 47, 56.Oudere auteurs hadden de Karolingischevoet bepaald op 32,5 - 34,0 cm (p. 42).

16 St.-Pieterskerk, Utrecht: P.H.N. Briët inBouwkundig Weekblad 1956, p. 22, 181,360 respectievelijk drs. S. Surdèl in zijnniet in druk uitgegeven doctoraalscriptie(1988) aan de Katholieke Universiteitvan Nijmegen; H. Flintrop, DieSt.Martinikirche zu Emmerich (Zutphen,1992), p. 70.

17 Brevi[s] virga, virga undecim pedum:S. Muller en A.C. Bouman, Oorkonden-boek van het Sticht Utrecht tot 1301 I(Utrecht, 1920), p. 374, nr. 414.

18 Holtman 1994, p. 90.

19 A.A. Beekman, Het dijk- en water-schapsrecht in Nederland vóór 1795 U('s-Gravenhage, 1907), p. 1391.

20 Afgebeeld in Gary Schwartz en MartenJan Bok, Pieter Saenredam. De schilderin zijn tijd (Maarssen/'s-Gravenhage,1989), p. 54.

21 Zevenboom, p. 19, 82 - 83, 144 (noot25).

22 Fockema Andreae, p. 639 - 640.

23 P. Scherft, Het Stedelijk IJkwezen teBreda, Jaarboek 'De Oranjeboom'1950,p. 124, 126; 1952, p. 74.

24 Adolph Mulder, Het raadhuis teKlundert, Oud Holland 26 (1908),p. 115- 137.

RVblad 01-1025 DJ. de Vries in Jaarboek Monumenten-zorg 1992, p. 75.

26 Zevenboom, p. 127.

27 J. Hollestelle, De steenbakkerij in deNederlanden tot omstreeks 1560 (Assen,1961), p. 90.

28 E. Jans noemt in Burgerhuizen tussenIJssel en Eems 1400 - 1850 (Zutphen,1989) als baksteenformaat van het uit1542 daterende pand Brink 69 27 - 28 x13 x 6,5 cm (p. 121); vgl. G. Berends,Baksteen in Nederland in de Middeleeu-wen, Restauratievademecum, RVbladBaksteen 02-12 (1989).

29 Zevenboom, p. 68 - 69.

30 MJ. Dolfin, E.M. Kylstra en J. Penders,Utrecht, de huizen binnen de singels;beschrijving = De Ned. monumenten vangeschiedenis en kunst ('s-Gravenhage,1989), p. 189- 190.

31 R. Stenvert in Landgoed Linschoten,Bussum 1994, p. 252, 258 resp. L.B.Wevers, Heemstede, architectonischonderzoek van een zeventiende eeuwsebuitenplaats in de provincie Utrecht,Delft 1991, p. 43, 227 - 228.

32 Gemeentearchief Leiden, Verh. enbest. deel C, fol. 213 e.v.

33 Schwartz en Bok, a.w. (noot 20), p. 55,83.

34 Afschrift in het archief van deRijksdienst voor de Monumentenzorg.

35 ].]. Terwen en K.A. Ottenheym, PieterPost (1608 - 1669) Architect (Zutphen1993), p. 132.

36 Dit plaatst ons vooralsnog voor eenraadsel. De grootste voet die in11 duimen was verdeeld is, voor zoverwij konden vinden, de Antwerpse van28,68 cm.

37 G. Berends in Bulletin KNOB 1974,p. 216-217.

38 Museum Flehite, Amersfoort, tentoon-stelling Waar is de brand?, 1983.

Page 11: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

39 DJ. de Vries, Bouwen in de latemiddeleeuwen; stedelijke architectuur inhet voormalige Over- en Nedersticht,Utrecht 1994, p. 43 -44.

40 C.L. van Groningen, De Alblasserwaard= De Ned. monumenten van geschiede-nis en kunst, Zeist/Zwolle 1992, p. 175,180. De Wezelse voet komt ook voor inbestekken voor het Mauritshuis inWillemstad (1717, R. Meishke in LeidsKunsthistorisch Jaarboek 1984, p. 283),de kerk van Ottoland (1732; zie a.w.), demolen van de St.Anthonypolder teMaasdam (1749; G.H. Keunen) en eenschool in Raamsdonk (1787); voorts werdhij wel gebruikt in Heusden, Steen-bergen en Waspik (Zevenboom, p. 87,113, 121).

41 Annema, p. 326 - 327.

42 H. Janse, Houten kappen in Nederland1000 - 1940 (Delft/Zeist, 1989), p. 342.

43 H. de Keyser e.a., Architecturamoderna ofte bouwinge van onzen tijt...(Amsterdam, 1631/1640).Vergelijking van de afbeeldingen en dedaarbij behorende schaalstokken van deWester-, Noorder- en Zuiderkerk en hetCoeymanshuis in Amsterdam met dewerkelijke afmetingen leveren voet-maten op van 27,64 - 28,74 cm (gemid-deld 28,45 cm), kennelijk de Amster-damse voet. De afgebeelde voorgevelvan het stadhuis van Delft is volgens deschaalstok 83,79 voet breed en inwerkelijkheid 26,3 m, wat een voetmaatvan 31,39 cm oplevert, de Rijnlandsevoet. De schaal van deze gravure isl : 72.J.P. Dou stelde in 1629 de Delflandseroede gelijk aan de Rijnlandse; daar-naast deelde hij echter mee gevonden tehebben dat de halve Delflandse roedeomtrent de dikte van een gemunte halverijksdaalder korter was dan de halveRijnlandse roede. Die dikte bedroeg 1,5a 1,9 mm, zodat de Delflandse voet ca0,3 mm korter was dan de Rijnlandsevoet (Zevenboom, p. 68).

44 R. Meischke, H.J. Zantkuijl, W. Raue enP.T.E.E. Rosenberg, Huizen in Nederland-Amsterdam (Zwolle/Amsterdam, 1995),p. 67, 70.

45 Terwen en Ottenheym, a.w. (noot 35).

46 M.A. Schimmel en C.L. TemminckGroll, Het Zusterplein en het Broeder-plein van de Evangelische Broeder-gemeente te Zeist, Bulletin KNOB 1970,p. l e.v., afb. t/o p. 4.

47 Staring 1902, p. 2 - 3.

48 Fockema Andreae, p. 654; Scherft1952 (noot 23), p. 65.

49 Bestek aanwezig in de collectie van deStichting Historisch Boerderij-onderzoekin Arnhem.

50 Deze alinea dank ik aan O.B. Wiersma,adviseur orgels bij de Rijksdienst voor deMonumentenzorg.

Literatuur

L. Aardoom, Rijnlandse maatvoe-ring in Gelderland, Gelre 1989,p. 73 - 90.

H.J. von Alberti, Mass undGewicht (Berlijn, 1957).

W. Annema, Maten, gewichten engeldswaarden, in: Het 'Testament'van Adriaan Bommenee [1750](Middelburg, 1988), p. 321 e.v.

J. Bieleman en P. Brood, Zeven-tiende-eeuwse Drentse landmatenen hun gebruik, K.N.A.G. Geogra-fisch Tijdschrift XIV (1980), p. 112-119, ook in: Holtman a.w. 1988.

A.J. Daub, Meten met maten(Zutphen, 1974).

S.J. Fockema Andreae, DeRijnlandsche roede, geschiedeniseener oud-Nederlandsche land-maat, Tijdschrift Kon. Ned. Aard-rijkskundig Genootschap, 2ereeks, deel 49 nr. 5, september1932, p. 635-657.

Th.W. Harmsen, De land-meetkunde in het gebied van detegenwoordige Nederlandseprovincie Limburg voor 1794,Publications de la SociétéHistorique et Archéologique dans

RVblad 01-11

Ie Limbourg 1958 - 1959, p. 353 -469 (i.h.b. 370 - 373, 466 - 468).

K. Hecht, Zum römischen Fuss,Abhandlungen der Braun-schweigischen WissenschaftlichenGesellschaft30(l979),p. 107- 137.

M.A. Holtman, Meten en wegen inDrente (Kantens, 1988).

M.A. Holtman, Meten en wegen inFriesland (Uithuizen, 1994).

R. Muijlwijk, Weet wat je meet.Vertellingen over maten engewichten (1995).

R. Rentenaar (ed.), Van Swindensvergelijkingstafels van lengte-maten en landmaten (2 dln)(Wageningen, 1971).

H.K. Roessingh, Gelderse land-maten in de 17e en 18e eeuw;een empirische benadering,Bijdragen en Mededelingenbetreffende de geschiedenis derNederlanden 83 (1969), p. 53 - 98.

W.C.H. Staring, De binnen- enbuitenlandsche maten, gewichtenen munten van vroeger en tegen-woordig (Schoonhoven, 1871,1885, 1902).

J.H. van Swinden, Verhandelingover volmaakte Maaten enGewigten, Amsterdam 1802.

J.H. van Swinden, Vergelijkings-tafel van roede- en voetmaten,Amsterdam 1812;

J.H. van Swinden, Vergelijkings-taf el van de ellema ten, Amster-dam 1812.

J.M. Verhoef, De oude Neder-landse maten en gewichten(Amsterdam, 1983).

K.M.C. Zevenboom, Theorie overde ontwikkeling van de Neder-landse voet- en ellematen (Amster-dam, 1964).

RDMZRV 1996/38- 11

Page 12: 2b Restauratievademecumbladen I-N - Maateenheden

Maateenheden

Summary

Centuries before the metricsystem was introduced in 1821 inThe Netherlands, people weremeasuring in inches, feet, rodsand other units, mostly derivedfrom the human body. There weremany systems of measurement inuse, with great differences amongthem. Confusion was great andthe way to standardisation andunity was uphill.The basic unit of measure in theold linear measurements was the/oot (table 1), which varied from26.8 to 39.5 cm; however, feetthat were longer than about 32.6cm belonged to the country- ordike measurements and were notused in the building trade. Thefoot was usually subdivided into12 inches but was sometimesdivided into 10, 11, 13 or 16inches (table 2a). The next largersize was the rod, which usuallyhad 12 feet but sometimes 10, 13,14, 16, 18, 20 or 21 (table 2b, 2c).The inch had 8, 10 or 12 lines ;the line was subdivided into 6 or12 points.Many differences were to befound in the old foot measure-ments, both in location as well asin time. In addition, differentsystems of measurement wereoften used in the building trade,in shipbuilding, in surveying, fordike management and for thereclamation of peat bogs.Sometimes however, there was acorrelation between the measure-ment systems. For example, inFriesland the King's rod wasusually divided into 12 feet, whilethe surveyors divided it into10 feet.The linear measurements werenot constant because thestandards did not retain fixedlengths due to faulty construction,preservation and treatment,weathering, wear and tear, andsensitivity to temperature anddamp. Variation is thus possibleto tenths of millimetres or tomillimetres or even to centimetresin the foot and rod measuresrespectively. Standards were often

applied to or in public buildings.Leiden's city hall is the lastsurviving building where suchstandards are still indicated,namely the Rhenish rod, foot andinch (ill. 2).In 1812, using several sources,J. H. van Swinden published tablesof many rod and foot measuresexpressed in the units of the newmetric system. Table 3. Thesmallest foot measures were to befound in Utrecht (26.83 cm) andGelderland (27.19 cm); these had10 inches to the foot, and therewere 14 feet in a rod. Thesomewhat larger feet had 10 or11 inches and often there werealso 14 in a rod. In Groningen,Friesland and Drenthe, relatedfoot measures were common(from 29.22 to 29.6 cm), of whichthere were 14 in a rod and whichconsisted of 12 inches. Middle andSouth Limburg were characterisedby rods of 16 feet (from 27.99 -29.18 cm), and rods of 20 feet(from 27.95 - 28.77 cm, oftendivided into 11 inches) werefound in North Brabant especially,as also in the adjacent Belgianprovince of Antwerp.Foot measurements from earliercenturies are more difficult torecover. There have been manyattempts to reconstruct themfrom module measurements ofbuildings dating from thoseperiods. In this way, for example,one arrived at a footmeasurement of 30.38 cm for theSt. Pieterskerk (St. Peter's Church)in Utrecht, which was consecratedin 1048. The determination of thefoot measurements used is lessproblematic if one can compareexisting measurements with thosementioned in building contracts,specifications, floor plans or othersources. Yet this method rarelyresults in sharply defined footmeasurements. The foot measure-ments used in a building can alsobe dependent on the origins ofthe architect or the contractors.In 1790, the Assemblee Consti-tuante in Paris decided to intro-ducé new standards for sizes andweights, founded on a natural,

RVblad 01-12

constant basis. As the unit oflength, they chose the forty-millionth part of the circum-ference of the earth, measured atsea level along the meridian ofthe Paris observatory. A Standardmeter of platinum was madeaccording to the measurementstaken in 1792 - '98 betweenDunkerk and Barcelona. In 1798 -'99 an international convention ofscholars was convened in Paris todefinitely determine the newunits. The Standard meterproposed in the final report waslegally recognised in France, inDecember of 1799. The partici-pants of the symposium receiveda gift of iron copies of thestandard meter and the standardkilogram.In 1808, King Lodewijk Napoleondetermined the basis for thecomparison between the Dutchand the new metric sizes andweights. However it was not until1816 that The Netherlandsbecame the first country tointroducé the metric system withits weights and measures law(IJkwet). It was rnade compulsoryfor business and trade as ofJanuary l, 1820, though it waslater postponed for a year. Othercountries followed, but Englandand the United States held ontothe old units of measure. Englanddid standardise its system ofmeasurement in 1824: the yardbecame the standard, equal to 3feet (table 1).