2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

24
Samengestelde span- ten Philibert-spant Composed trusses Philibert-truss UDC69.023.93 Schenkelspanten Philibert-trusses H. J. Bemelmans Ten geleide Tijdens een stage bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in het kader van zijn studie Restauratie aan de faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit te Delft verzamelde de student H.J. Bemelmans gegevens over Philibert- of schenkelspanten. Hij werd daarbij terzijde gestaan door drs. ing. D. J. de Vries van de RDMZ. De toegenomen belangstelling voor de 19de-eeuwse constructies, mede het gevolg van inventarisatie van architectuur uit de periode 1850-1940 in het kader van het door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ontwikkelde Monumenten Inventarisatie Project, is aanleiding om deze studie in een bewerking van H. Janse in het Restauratievademecum te publiceren. Vooral het ontstaan en de ontwik- keling in het buitenland worden belicht. De toepassingen in Nederland zullen aan de orde worden gesteld in het binnenkort te publiceren boek Kapconstructies in Nederland, 1800-1940 van H. Janse. Redactieraad Restauratievademecum Inleiding Aan het einde van de 18de en in de 19de eeuw werden verschillende nieuwe constructiemethoden toegepast door gebruik van nieuw ontwikkelde materialen zoals ijzer en beton. Maar ook de langer gebruikte materialen kregen hierdoor nieuwe toepassingsmoge- lijkheden en werden in nieuwe constructies toegepast. Eén van de vele nieuwe construc- ties, die gemaakt werden van het al lang toegepaste materiaal hout, was een samengestelde kapspant. Het bijzondere van dit spant bestond toen niet zozeer uit een andere hoofdvorm dan die van de gebruikelijke constructies, maar wel uit de opbouw uit kleinere onderdelen, waardoor de hoofd- vorm bepaald werd. De spantbenen werden samengesteld uit enkele lagen planken, die tegen elkaar geklemd werden, waardoor een rond- of spitsboogvorm gemaakt kon worden, die dan als dragend kapspant diende. Hoewel deze constructie vooral in de 19de eeuw gebruikt werd, is het principe geen uitvinding uit deze vooruitstreven- de periode. Al zo'n 250 jaar eerder werd dit constructieprincipe beschreven door de Franse architect Philibert de l'Orme, wiens naam vaak gebruikt wordt om deze kapspanten te benoemen. Koepels en overwelfde ruimten werden op deze wijze gecreëerd. Met name de herontdekking van deze constructie wij ze in de 18de eeuw is van groot belang geweest voor de ontwikkeling van de schenkelspanten. Philibert de l'Orme Philibert de l'Orme, die vooral bekend werd door zijn architecto- nische ontwerpen, werd tussen 1505 en 1510 geboren in Lyon. Hier groeide hij op tussen steenhou- wers en intellectuelen, terwijl de bouwkundige overblijfselen uit de Romeinse tijd dicht bij genoeg waren om ze te gaan bekijken 1 . Zijn eerste reis naar Italië, met name naar Rome, is van grote invloed geweest op zijn werk. Niet alleen kreeg hij de mogelijkheid om hier vele bouwwerken te bestuderen, maar ook kwam hij hier in contact met invloedrijke personen. Na zijn terugkeer in Frankrijk waren zij het, die hem opdrachten bezorgden. Zo ook zijn eerste echte belangrijke opdracht, het kasteel van Saint Maur-les-Fos- sés voor kardinaal du Bellay afb. 1. Dit ontwerp en nog vele van zijn latere ontwerpen heeft Philibert de l'Orme beschreven in zijn boek Le premier tome de l'architecture (1567). Enige jaren eerder was al een ander boek van zijn hand verschenen, waarin geen architec- tonische maar bouwkundige RVbladOl-1 ideeën werden behandeld. In dit Nouvelles inventions pour bien bastir et a petits fraiz uit 1561 2 behandelt Ph. de l'Orme een voor zijn tijd volledig nieuwe constructiemetho- de voor het maken van kapspanten en vloerconstructies. De bekende mogelijkheden waarmee grote overspanningen werden geconstru- eerd konden niet altijd aan economische of architectonische eisen voldoen. Een houtconstructie vergde een groe hoeveelheid bouwhout van aanzienlijke afmetingen. In die tijd was hout reeds een schaars produkt. Daarnaast moesten er vaak tussenondersteuningen voor gemaakt worden, die niet gewenst waren. Een andere oplossing bestond uit het maken van een stenen gewelf. Hiervoor moest het opgaande muurwerk steviger gemaakt worden, waardoor het hele gebouw zwaarder werd, zodat er niet gebouwd kon worden op een slappe ondergrond. Ph. de l'Orme gebruikte alleen planken en latten om zijn construc- tie te maken 3 . Het was in principe een sporenkap, waarvan de onderdelen hart op hart 0,6 m uit elkaar stonden. Door de vorm van de sporen ontstond een boog, waarbij ook wel de spitsboog en de korfboog (voor vloeren) als hoofdvorm werden gebruikt. De sporen werden gemaakt van korte 1. Saint Maur, kasteel. Detail van de galerij. RDMZ RVI 987/9-23

Transcript of 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Page 1: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

Philibert-spant

Composed trusses

Philibert-truss

UDC69.023.93

Schenkelspanten

Philibert-trusses

H. J. Bemelmans

Ten geleideTijdens een stage bij de Rijksdienstvoor de Monumentenzorg in hetkader van zijn studie Restauratieaan de faculteit der Bouwkundevan de Technische Universiteit teDelft verzamelde de student H.J.Bemelmans gegevens overPhilibert- of schenkelspanten. Hijwerd daarbij terzijde gestaan doordrs. ing. D. J. de Vries van deRDMZ.De toegenomen belangstellingvoor de 19de-eeuwse constructies,mede het gevolg van inventarisatievan architectuur uit de periode1850-1940 in het kader van hetdoor de Rijksdienst voor deMonumentenzorg ontwikkeldeMonumenten InventarisatieProject, is aanleiding om dezestudie in een bewerking van H.Janse in het Restauratievademecumte publiceren.Vooral het ontstaan en de ontwik-keling in het buitenland wordenbelicht. De toepassingen inNederland zullen aan de ordeworden gesteld in het binnenkortte publiceren boek Kapconstructiesin Nederland, 1800-1940 van H.Janse.

Redactieraad Restauratievademecum

InleidingAan het einde van de 18de en inde 19de eeuw werden verschillendenieuwe constructiemethodentoegepast door gebruik van nieuwontwikkelde materialen zoals ijzeren beton. Maar ook de langergebruikte materialen kregenhierdoor nieuwe toepassingsmoge-lijkheden en werden in nieuweconstructies toegepast.Eén van de vele nieuwe construc-ties, die gemaakt werden van hetal lang toegepaste materiaal hout,was een samengestelde kapspant.Het bijzondere van dit spantbestond toen niet zozeer uit een

andere hoofdvorm dan die van degebruikelijke constructies, maarwel uit de opbouw uit kleinereonderdelen, waardoor de hoofd-vorm bepaald werd. De spantbenenwerden samengesteld uit enkelelagen planken, die tegen elkaargeklemd werden, waardoor eenrond- of spitsboogvorm gemaaktkon worden, die dan als dragendkapspant diende. Hoewel dezeconstructie vooral in de 19de eeuwgebruikt werd, is het principe geenuitvinding uit deze vooruitstreven-de periode. Al zo'n 250 jaar eerderwerd dit constructieprincipebeschreven door de Fransearchitect Philibert de l'Orme, wiensnaam vaak gebruikt wordt omdeze kapspanten te benoemen.Koepels en overwelfde ruimtenwerden op deze wijze gecreëerd.Met name de herontdekking vandeze constructie wij ze in de 18deeeuw is van groot belang geweestvoor de ontwikkeling van deschenkelspanten.

Philibert de l'OrmePhilibert de l'Orme, die vooralbekend werd door zijn architecto-nische ontwerpen, werd tussen1505 en 1510 geboren in Lyon.Hier groeide hij op tussen steenhou-wers en intellectuelen, terwijl debouwkundige overblijfselen uit deRomeinse tijd dicht bij genoegwaren om ze te gaan bekijken1.Zijn eerste reis naar Italië, metname naar Rome, is van groteinvloed geweest op zijn werk. Nietalleen kreeg hij de mogelijkheidom hier vele bouwwerken tebestuderen, maar ook kwam hijhier in contact met invloedrijkepersonen. Na zijn terugkeer inFrankrijk waren zij het, die hemopdrachten bezorgden. Zo ook zijneerste echte belangrijke opdracht,het kasteel van Saint Maur-les-Fos-sés voor kardinaal du Bellay afb. 1.Dit ontwerp en nog vele van zijnlatere ontwerpen heeft Philibert del'Orme beschreven in zijn boek Lepremier tome de l'architecture(1567). Enige jaren eerder was aleen ander boek van zijn handverschenen, waarin geen architec-tonische maar bouwkundige

RVbladOl-1

ideeën werden behandeld. In ditNouvelles inventions pour bien bastiret a petits fraiz uit 15612 behandeltPh. de l'Orme een voor zijn tijdvolledig nieuwe constructiemetho-de voor het maken van kapspantenen vloerconstructies. De bekendemogelijkheden waarmee groteoverspanningen werden geconstru-eerd konden niet altijd aaneconomische of architectonischeeisen voldoen. Een houtconstructievergde een groe hoeveelheidbouwhout van aanzienlijkeafmetingen. In die tijd was houtreeds een schaars produkt.Daarnaast moesten er vaaktussenondersteuningen voorgemaakt worden, die niet gewenstwaren. Een andere oplossingbestond uit het maken van eenstenen gewelf. Hiervoor moest hetopgaande muurwerk stevigergemaakt worden, waardoor hethele gebouw zwaarder werd, zodater niet gebouwd kon worden opeen slappe ondergrond.Ph. de l'Orme gebruikte alleenplanken en latten om zijn construc-tie te maken3. Het was in principeeen sporenkap, waarvan deonderdelen hart op hart 0,6 m uitelkaar stonden. Door de vorm vande sporen ontstond een boog,waarbij ook wel de spitsboog en dekorfboog (voor vloeren) alshoofdvorm werden gebruikt. Desporen werden gemaakt van korte

1. Saint Maur, kasteel. Detail van degalerij.

RDMZ RVI 987/9-23

Page 2: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

RVblad 01-2

2. Enkele constructietekeningen vanPhilibert de l'Orme.

Page 3: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

planken en verbonden door latten.Om deze constructie te kunnenmaken werden op een uitgeslagencirkelboog korte planken vangelijke lengte neergelegd. Hierover-heen kwam een tweede laag, maarzó dat de naden tussen de plankenin het midden van de eronderliggende plank kwam te liggen.Buiten- en binnenomtrek werdencirkelvormig uitgezaagd. Nadat deplanken tijdelijk aan elkaargespijkerd waren konden despanten recht gezet worden afb. 2.In de gebruikte planken waren aanbeide uiteinden en in het middenvierkante gaten uitgespaard. Doordeze gaten werden latten gestoken,die de verschillende sporen metelkaar verbonden en voor destabiliteit van het dak in delangsrichting zorgden. Door dezelatten werden op dezelfde wijzeaan beide kanten spieën geslagen,die zowel de latten op hun plaatshielden als, ter versteviging van desporen, druk uitoefenden op deplanken. Het hierbij gebruiktemateriaal had de volgendeafmetingen4:spanten h.o.h. 60 cmschenkels lengte 130 cm

breedte 22 cmdikte 2,7 cm

dwarsribben breedte 10,8 cmdikte 2,7 cm

wiggen lengte 4 cmdikte 2,5 cm

Aangezien dit een volkomennieuwe constructiewijze was zullener twijfels gerezen zijn over desterkte ervan. De berekeningsme-thoden waren nog niet zoverontwikkeld dat men met behulpvan een wiskundig of natuurkundigmodel de sterkte, de doorbuigingen de stabiliteit kon nagaan. Omde twijfelaars voor te zijn beschreefDe l'Orme niet alleen zijn construc-tie en de verschillende mogelijkhe-den van toepassing, maar ook eendoor hem uitgevoerde sterkteproef.Voor zover bekend is dit een vande eerste beschrijvingen van eenonderzoek naar de sterkte van eenconstructie.In het tweede boek van zijnNouvelles inventions5 beschrijft

Philibert de l'Orme hoe hij tweeconstructies, de ene bestaande uit225 onderdelen en de andere uit263 onderdelen, onder toezichtvan onder anderen de koning heeftbeproefd. Op de zolder van zijnverblijf in de Parijse wijk LeTourmet had hij beide constructiesopgezet en via vijzels met de vloerverbonden. Nadat de vijzelsaangetrokken waren bleek dat deconstructie niet doorzakte, maarde vloer omhoog begon te komen.In hoeverre deze uitvinding echtnieuw was, is niet duidelijkgeworden. In ieder geval wordthieraan door R. Graefe getwijfeld,waarbij verwezen wordt naareerdere lichte houtconstructies,zoals die in Italië gebruikt zijn6. Erworden twee vroegere lichtehoutconstructies aangehaald: dekoepels van de basilieken in Paduaen Vicenza. Ondanks deze aanwij-zingen blijft De l'Orme volgensGraefe de uitvinder van eennieuwe kapconstructie, aangezienhij de eerste is, die haar op dezemanier gebruikt. Een andervoorbeeld zouden de houtenformelen kunnen zijn, zoals die bijde gewelfbouw gebruikt wordenals tijdelijke ondersteuning7. Dezeformelen, die aan een grote maartijdelijke kracht bloot komen testaan, blijken - zeker in latereeuwen - op dezelfde maniergeconstrueerd te worden als dedoor Ph. de l'Orme ontworpenspanten8.Wanneer De l'Orme deze construc-tie precies voor het eerst gebruikteis niet met zekerheid te zeggen.Wat we wel weten uit zijn eigenbeschrijving is, dat hij haar heeftgebruikt bij het ontwerp van 'laMuette St. Germain on Lay', dat hijenkele malen als voorbeeld in zijnuiteenzetting aanhaalt. Uit degebruikte afbeeldingen blijktechter, dat de constructie ook in degalerij van St. Maur en in hetkasteel d'Annet gebruikt is.Behalve deze uitgevoerde werkengebruikte De l'Orme vele voorbeel-den, die naar alle waarschijnlijkheidnooit gemaakt zijn. Eén van deopvallendste is een ontwerp vooreen zaal of basiliek met paviljoenen

RVblad 01-3

op vier hoekpunten en voorzienvan galerijen. Deze hal van 78 bij48,75 m zou moeten wordenoverspannen door zijn nieuweuitvinding, waarbij hij over devolledige lengte in de nok eenlantaarn gemaakt zou worden afb.4. Pas in de 19de eeuw zoudendergelijke overspanningen wordengemaakt, ten tijde van de bouwvan de eerste spoorwegstations.Met behulp van deze en anderevoorbeelden probeerde De l'Ormede waarde van zijn uitvindingduidelijk te maken. Hiervoorstuurde hij zijn boek naar deverschillende architecten enoverheden in Frankrijk en omrin-gende landen. Aangezien we na dedood van De l'Orme niets meer vandeze constructie tegenkomen,moeten we concluderen dat deze'reclamecampagne' mislukt is.

HerontdekkingPas in de 18de eeuw heeft debovenbeschreven actie van Del'Orme het effect gekregen, dat hijbeoogde9. De Halle au Blé in Parijswas te klein geworden en door hetoverspannen van de binnenplaatswilde men de gebruiksruimtevergroten. Een stenen koepel zouechter te zwaar zijn voor deonderbouw en zodoende zeker totproblemen leiden. Voor eennormale houten overkappingzouden tussensteunpuntengemaakt moeten worden, die deruimte zouden onderverdelen ofop zijn minst in de weg zoudenstaan. De architecten Legrand enMolinos, op zoek naar een oplos-sing, vonden een afbeelding in hetboek van De l'Orme, die hen deedbesluiten zijn idee te gaan gebrui-ken.De afbeelding, waar het hier omgaat, is een doorsnede van eennooit uitgevoerd ontwerp voor eenklooster, dat Ph. de l'Orme inopdracht van Henri II gemaakt hadafb. 5. Nadat het klooster vanMontmartre in 1559 afgebrandwas, ontwierp De l'Orme eennieuw gebouw met een rondeplattegrond. Het binnenplein, meteen middellijn van 50 tot 60 meter,zou overdekt worden met een

RDMZ RVI 987/9-24

Page 4: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

RVblad 01-4

3. Formeelconstructies (Scholten 1903).

4. Basiliek, ontwerp van Ph. de l'Orme.

Page 5: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

5. Klooster op Montmartre, ontwerp Ph.de l'Orme.

houten koepel, die volgens zijnprincipe geconstrueerd zouworden. Het licht voor dezebinnenplaats werd verkregen dooreen grote lantaarn, die op de topvan de koepel zou komen te staan.De te overspannen binnenplaatsvan de Halle au Blé had eendoorsnede van 41 meter. Deoverdekking hiervan was een groteuitdaging, aangezien het hier éénvan de grootste overspanningentot dat moment betrof. Er beston-den op dat ogenblik slechts enkelegrotere of even grote koepels: hetPantheon in Rome, 43,3 m, insteen overwelfd; de koepel van dedom van Florence, 41 m; de koepelvan de Sint Pieter te Rome, 42,6 m.Er was tijdens de bouw van deonderbouw geen rekening gehou-den met de uit de koepelbouwvoortvloeiende belastingverzwa-ring. De overeenkomst met hetkloosterontwerp van De l'Orme isverbluffend groot. Naar zijnvoorbeeld kon men - weliswaar opkleiner formaat - een constructievan hout maken, die niet alleenlicht genoeg, maar ook goedkoopkon zijn. Nadat de twee architecteneen gelijksoortige constructievoordroegen, werd deze uitgevoerddoor de meester-timmermanRouboin 1783.

Deze lichte en goedkope houtcon-structie werd door zijn overspan-ning al snel internationaal bekend.Toen hij in 1802 was afgebrand enin 1809 vervangen werd door eenal even befaamde gietijzerenconstructie, had hij zijn werk alspromotor van de Philibertconstruc-tie in voldoende mate vervuld enwaren er al verschillende gelijksoor-tige constructies gemaakt, zoals dedoor dezelfde architecten ontwor-pen Halle aux Draps in Parijs10. Ookin andere landen werd dezeconstructie toegepast, zoals inDuitsland door Langhans in zijnwoning en later in de collegezaalvan de school voor diergeneeskun-de in Berlijn (1787-1789). Maarvooral de Duitser David Gillyzorgde ervoor, dat de constructiebekend werd door zijn in 1797verschenen boek Über Erfindung,Construction und Vortheile derBohlen Dacher mit besondererRücksicht aufdie Urschrift ihresErfinders. Hierin is onder andereeen uitgebreide samenvattingopgenomen van De l'Orme'sNouvelles Inventions en tevens eenoverzicht van de sinds 1783gebouwde Philibertconstructies eneen vergelijking van de kosten vantraditionele kappen met dezenieuwe constructies.

RVblad 01-5

In een later werk van Gilly" brachthij deze constructie weer tersprake afb. 6. Bij deze gelegenheidmaakte hij enkele opmerkingenover de ervaringen met dit spant.Vanuit deze ervaringen beschreefhij enkele verbeteringen enprobeerde aan te geven waarfouten gemaakt waren bij uitge-voerde projecten.

Invoering in NederlandDe situatie in Nederland was aanhet einde van de 18de eeuwminder geschikt voor het op groteschaal gebruiken van een nieuweconstructie. Ons land bevond zichin een economische malaise enwerd in 1795 door de Fransenbezet. De bouwbedrijvigheid wastot bij het nulpunt gedaald en degilden, die ook op bouwkundiggebied als onderwijsinstellingdienst deden, werden in 1798opgeheven. Er bestonden nog geenhandboeken voor de ambachtslie-den, die in het Nederlands geschre-ven waren. De architecten volgdenhun basisopleiding aan tekenscho-len en academies. Genie-officierenwerden vanaf 1814 opgeleid aande Artillerie- en Genieschool teDelft, in 1827 vervangen door deKoninklijke Militaire Academie teBreda.De eerste voorbeelden in Nederlandzullen we dan ook moeten toeschrij-ven aan buitenlandse, met nameFranse architecten en constructeursof Nederlandse architecten, dieonderwijs van de Fransen genoten.Dit idee wordt versterkt door hetgegeven dat alle belangrijkearchitecten in het begin van de19de eeuw samenwerkten met ofonder toezicht stonden van Fransearchitecten12.De opleidingen voor architectenbleven werken met voornamelijkFranse literatuur of daarvanafgeleide werken. Dit blijkt ook uitde boekerij zoals die in 1828 werdgebruikt aan de Stadsscholen voorTeeken- en Bouwkunde te Utrecht13.Het gratis onderwijs aan dezeinstelling omvatte 'alle soorten vanconstructiën en van de onderschei-den bouworden en in 't algemeenalles wat tot de burgerlijke

RDMZ RVI 987/9-25

Page 6: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

RVblad 01-6

6. Constructies voor een schuur (tekeningD. Gilly).

bouwkunst behoort en de beginse-len der statica'. Het hier ook ingebruik zijnde Theoretisch enpractisch bouwkundig handboek vanW. C. Brade uit 182714 is in grotemate geënt op de leerboeken vanDurand15.In dit boek van Brade, dat als heteerste bruikbare bouwkundighandboek in de Nederlandse taalgezien kan worden, komt dePhilibertconstructie uitgebreid aanbod. Niet alleen wordt de construc-tie uitvoerig beschreven enworden de benodigde maten bij deverschillende overspanningenaangegeven, maar ook de redenenwaarom men deze constructiemoet gebruiken worden hierinverklaard. Daarbij worden zevenvoordelen opgesomd:1. minder houtverbruik dan de

conventionele houten kappen,slechts % deel (Gilly geefthiervoor zelfs 1A deel bij degrote overspanningen). Houtaf-

metingen zijn geringer (dikten2 tot 8 cm) dus goedkoper.

2. hoge vrije ruimte.3. minder brandgevaar dan bij

andere constructies.4. minder zijdelingse druk op de

muren.5. minder massieve muren nodig.6. goed en gemakkelijk te gebrui-

ken bij koepels, bijvoorbeeldkerken.

7. gemakkelijk te maken aan dehand van een mal.

In de handboeken voor de bouw-kunst, die in de navolgende jarenverschenen, blijft de positieveteneur ten aanzien van dezeconstructie bestaan. De door Bradeaangehaalde voordelen komen ookweer bij Storm van 's-Gravesande4

aan de orde. Daarbij maakt dezewel een aantekening over degeringere zijdelingse druk op demuren. Dit is volgens hem eenfoutieve bewering. Aangezien het

hier niet om een gewelf gaat, is erwel degelijk een zijdelingse drukaanwezig. Een extra toevoeging opde voor het grootste deel vanDurand15 overgenomen tekst is debeschrijving van de manege van deKoninklijke Militaire Academie teBreda. Daarin was de naar allewaarschijnlijkheid grootsteoverspanning (22 m) die inNederland met een Philibertcon-structie gemaakt is. Het gebouw isin 1961 gesloopt16. In de jaren '50en '60 van de vorige eeuw werdende voordelen van deze constructiesteeds minder vaak genoemd. Deeerste tegenstanders van ditprincipe begonnen naar voren tetreden, waarbij men niet alleen deconstructie aanviel, maar ookbegon te twijfelen over het eerstegebruik door Philibert de l'Orme.Van Grieken schrijft in 1873;'.... enwaarin uit zijn naïeve verklaringschijnt te blijken, dat hij van devroegere constructiën van deze

Page 7: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

7. Schenkelspringwerk. Kerk te Delft.Architect ir. H. ]. W. Thunnissen.

soort niets afwist'17.Steeds minder werd het eenvolwaardige constructie gevonden.In het begin van de 20ste eeuwwerd ze dan ook voornamelijk nogals een versierende vorm ondereen andere kap beschreven of alseen kapconstructie, die alleenmaar te gebruiken is bij koepels18.Maar het duurde tot 1913 voordatde voor- en nadelen opnieuw opeen rij gezet worden door Scholten:Voordeel: de hoge vrije ruimte.Nadelen:1. duurder door houtverlies.2. duurder door meer arbeidsloon.3. sterkte is slechter dan andere

gebinten door:- opengaan van de stuiknaden,- scheuren van planken ten

gevolge van spijkers,- bij grote kromming scheuren

aan de houtrand.

Hieruit blijkt hoe weinig vertrou-wen men nog in deze constructieshad. Hoewel er bijna geen schen-kelspanten meer gemaakt werden,bleef men in de literatuur dezeconstructie beschrijven, meestalslechts als een opmerking, dat ditspanttype bestaat, maar eenenkele keer ook uitgebreider. Zobeschrijft Wattjes19 niet alleen hetspant maar ook vele verschillendespanten met afwijkende vorm,zoals het uitgeschoven spant. Ookeen zelden voorkomende construc-tie, waarbij gebruik gemaakt wordtvan schenkelspanten, komt hier tersprake, namelijk het schenkel-springwerk afb. 7, evenals eentussenvorm van een schenkelspantvolgens het principe van Philibertde l'Orme en dat van Emy, waarbijde planken liggend op elkaarbevestigd zijn20 afb. 8.Ook de verschillende opleidingenen leerboeken besteedden nog totomstreeks 1945 aandacht aan dePhilibertconstructie2'.

De constructieZowel in het werk van De l'Ormeals bij Gilly en in de verschillendehandboeken voor bouwkundigen

RVblad 01-7

wordt uitvoerig ingegaan op dewijze van vervaardigen van despanten. Om een indruk te gevenvan de omvang en de aard van dewerkzaamheden, die nodig zijn omeen schenkelspant in elkaar tezetten, wordt een schets van hetconstructieproces weergegevenafb. 9.Op een vlakke ondergrond wordtop ware grootte de dakvorm, devloerconstructie en het opgaandemuurwerk aangegeven, evenals deplaats en de afmetingen van degordingen. Door uit een punt a ophet dakvlak, waar volgens debouwtekening de boog van hetschenkelspant het dakvlak raakt ofhet dichtst benadert, een middel-loodlijn 11 te trekken wordt een lijngevonden, waarop het middelpuntvan de cirkel zich bevindt.Dit punt a verbindt men met hetpunt b, waar het spant wordtondersteund. Wanneer men demiddelloodlijn van deze lijn a-bneemt of uit b een lijn trekt meteen gelijke hoek als de hoek bij a,zal er tussen deze lijn en lijn 11 eensnijpunt ontstaan. Dit aldus

8. Spant voor gebouw Bethel, 's-Graven-hage. Architect ir. B. A. Verhei].

gevonden punt is het middelpuntvoor de cirkelboog van het spantafb. 9.De straal van de cirkel wordtafgemeten tot bijvoorbeeld dedichtstbijzijnde gording, vastgelegden uitgezet. Aan de hand van dezetekening kan men mallen maken,die gebruikt worden om op deplanken de cirkelboog aan tegeven en de planken op maat te

KDMZRV 1987/9-26

Page 8: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

9. Constructietekening van D. Gilly.

10. Schets voor het uitzetten van eenboogspant. Tekening H. Bemelmans.

zagen. Om te zorgen dat deplanken, die in één laag zitten,goed op elkaar aansluiten, moetende zaagsneden aan de kopse kantvan het hout gericht zijn op hetmiddelpunt M. Er mogen echterniet twee zaagsneden in ééndoorsnede van het spant voorko-men, aangezien dit de constructieteveel kan verzwakken of zelfsvolledig onmogelijk kan maken.Nadat de planken op maat zijngezaagd worden ze opnieuw op deuitslag gelegd, maar nu deverschillende lagen op elkaar. Hierkunnen ook al de makelaar, dehanebalk en andere verstevigingenaangebracht worden. Nadat hetgeheel aan elkaar is gespijkerd,kan het spant overeind gezetworden. De spanten zijn vaak aanéén zijde gespijkerd ten gevolgevan deze wijze van vervaardigen.

J 1. Bergen op Zoom, Markiezenhof.Schenkelspant met hanebalk en makelaar,na 1862, gesloopt 1971-72. Tekening H.Janse, RDMZ.

Meestal zal men op deze maniertwee losse spantbenen maken, dienaderhand met elkaar en makelaar,hanebalk enzovoort verbondenworden.

Kr a ch ten werkingEen boogconstructie wordtoptimaal gebruikt wanneer er eengelijkmatig verdeelde last op rust,zodat elk deel van de boog eenbijna gelijke kleine last te dragenheeft. Dit principe werd in deconstructie van Philibert de l'Ormebereikt, doordat hij de dakbedek-king direct op zijn constructie lietrusten. Deze vorm is in Nederlandtot nu toe slechts één maalaangetroffen22. In de 19de eeuwconstructies zien we dit nog maarzelden, alleen wanneer de construc-tie als plafondophanging dienstdoet.

RVblad 01-8

Doordat men al snel na de herin-voering de sporenconstructieverliet en vanwege kostenbesparingoverging op een spantconstructiemet gordingen, is dit krachtenspelveranderd. De boog werd toenslechts op enkele punten met eengrotere kracht belast. Hierdoor kande boog gemakkelijker naarbinnen knikken. Om dit te voorko-men moest men verstevigingenaanbrengen, waardoor de hanebalkzijn intrede in dit spant doet afb.11. Een andere manier om deconstructie te verstevigen kan zijnhet verwerken in het spant van derechte tot de nok doorlopendespruiten afb. 12.Het verminderen van het aantalschenkelspanten ten opzichte vande oorspronkelijke constructie nade herinvoering aan het einde vande 18de eeuw ligt waarschijnlijkergens anders. Wanneer inPhilibertconstructie door hetwerken van het hout scheuren ennaden ontstaan en de sterkte vande sporen hierdoor achteruit gaat,kunnen de naastliggende sporendeze krachten opvangen. Deconstructie is ook in de vlakkenloodrecht op het spantvlak redelijkstijf met elkaar verbonden door devele houten dwarsverbindingen. Inde latere kapconstructie vanschenkelspanten is de onderlingeverbindingen door de groteonderlinge afstand en de minderedwarsverbinding een stuk slechter.Hierdoor hebben zowel scheurenin het houtwerk als het openkrim-pen van de naden een te groteinvloed op de sterkte en destijfheid van het hele dak.

Verspreiding over NederlandEen enquête en vluchtige inventa-risatie leerde, dat schenkelspantenop vele plaatsen, verspreid overgeheel Nederland, voorkomen. Uitde verzamelde gegevens bleekeveneens, dat reeds talloze vandeze constructies door sloopverloren zijn gegaan23.Dit artikel wil de aandacht vestigenop deze typische 19de-eeuwsekapconstructies en het verderverloren gaan ervan een halttoeroepen.

Page 9: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

RVblad 01-9

D O O R S N E D E O V E R H O O F D G E B O U W

Noten1 A. Blunt, PMlibert de l'Orme, Londen1958,3.2 Ph. de l'Orme, Oevres de Philibert del'Orme; herdruk van Le Premier Tome del'Architecture en Nouvelles inventionspour bien bastir et a petits fraiz, Parijs1568. Brussel 1981.3 Ph. de l'Orme, o.c., boek 10, hoofdstuklOen 11." C. M. Storm van 's-Gravesande,Bouwkundige leercursus ten gebruike derKoninklijke Militaire Academie. Handlei-ding tot de kennis der Burgelijke enMilitaire bouwkunst voor de kadettender genie. Breda 1843, 18502, 18633.5 Ph. de l'Orme, o.c., boek 11, hoofdstuk2.R. Graefe, 'Holzleimbau-Vorganger',Deutsche Bauzeitung 1985/5, 22.6 R. Graefe, o.c, 22 en noot 9.Schadlich, Das Eisen in der Architekturdes 19.Jahrhunderts, 1966, 299.7 H. Janse, Bouwers en bouwen in hetverleden, Zaltbommel 1975,100.F. van Tyghem, Op en om de middeleeuwsebouwwerf, Brussel 1966, 206.8 G. A. Scholten, Kappen, Daken enverdere Timmerwerken der burgelijkebouwkunde, Leiden 19032.9 R. Graefe, o.c, 24.10 R. Graefe, o.c, 25.11 D. Gilly, Handbuch der Landbaukunst,Leipzig 1836.12 M. D. Ozinga, 'De architecten vanLodewijk Napoleon als Koning vanHolland', Oudheidkundig Jaarboek 11(Bulletin NOB 1942), 63 - 87.G.S. van Holthe tot Echten, 'Lodewijk

Napoleon en het onderwijs in debouwkunst', Bulletin KNOB 1980,1-25.13 R. C. Hekker, 'De Nederlandsebouwkunst in het begin van denegentiende eeuw', Bulletin KNOB1951,10.14 W. C. Brade, Theoretisch en practischbouwkundig handboek, l en 111, DenHaag 1827.15 J. N. L. Durand, Précis des leconsd'architecture données a l'êcole polytech-nique, Parijs 1809.16 De kap wordt uitvoering besprokenin het binnenkort te publiceren boekHouten kapconstructies in Nederland,1800-1940 door H. Janse.17 Th. M. N. van Grieken, BurgelijkeBouwkunst, III, Groningen 1873, 109.18 G. A. Scholten, De practische Timmer-man, 's-Gravenhage 1913;L. Bosman, Burgerlijke bouwkunde.Houtbewerking, Rotterdam 1918,M. Sirag Jzn, Beknopt leerboek derburgerlijke bouwkunde, Arnhem 1923.19 J. G. Wattjes, Constructie van gebou-wen, 4, Amsterdam 1920.20 D. J. Hengeveld, Het gelamineerdehout in Nederland, Delft 1979,15-17.21 R. Jellema e.a., Bouwkunde, III, Delft1943, 19442, 114.22 'Archeologische en bouwhistorischekroniek van de gemeente Utrecht over1983', Maandblad Oud-Utrecht 1984,121.23 Gegevens van enquête en inventari-satie berusten in de Documentatie vande RDMZ onder UDC 69.023.93.

12. Barneveld, De Schaffelaer, schenkel-spant met tot de nok doorlopendespruiten en makelaar. Tekening H. N.Karsemeijer, RDMZ.

Verder niet in de noten verwerkteliteratuur:

L. van Heusden, Handleiding tot deburgerlijke bouwkunst, 1833. HerdrukSchiedam 1974.W. A. Froger, Bouwkundig handboek,Amsterdam 1845.G. U. Brennan, Bau-Constructions-Lehre,II, Stuttgart 1851.G. Lang, Zur Entwicklungsgeschichte derSpannwerke im Bauwesen, Riga 1890.H. Scheltema, Practisch handboek voorbouwkundigen en ambachtslieden,Rotterdam z.j. (ca. 1900).G. J. Morse, Autografie Burgerlijkebouwkunst, TH Delft 1910-1920.Th. Böhm, Handbuch der Holzkonstrukti-onen, Berlijn 1911.H. J. de Groot, Handboek voor timmerlie-den, Den Haag 1914.G. Ellis, Modem Practical Carpentry,Londen 1920.Th. Gestechi, DerHolzbau, Berlijn 1926.H. Deneux, 'Lévolution de charpentesdu Xle au XVIIIe siècle', L'architecte1927.A. Dirkse, Houtconstructieleer, Goes1924.

RDMZ KV 1987/9-27

Page 10: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde span-ten

RVblad 01-10

Summary

At the end of the 18th and in the19th century various new construc-tion methods were applied, thanksto the use of newly developedmaterials such as iron and concrete.For materials, previously in use,new possibilities were also availableand they were applied in newconstructions.One of the many new constructions,made of the ever-present wood,was an assembled truss. Thespecial nature of this truss was notthe different main form, but thecomposition of smaller parts whichdefined this main form. Theprincipal rafters were assembledfrom several layers of planks,which could be used as a supportingtruss.Although this construction wasmostly used in the 19th century,the principle was not the inventionof this progressive period.About 250 years earlier thisprinciple of construction wasalready described by the Frencharchitect Philibert de l'Orme,whose name is often given to thesetrusses.Domes and vaulted spaces weremade in this way. Especially therediscovery of this constructionmethod in the 18th century hasbeen of great importance for thedevelopment of the Philibert-trus-ses.

Page 11: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

Composed trusses

UDC 69.023.93

Samengestelde spanten inNederland in 19de en 20ste eeuw1

Composed trusses in the Netherlandsin the 19th and 20th century

Dr. ing. H. Janse

InleidingOnder samengestelde spantenverstaan wij dakdragendeconstructies, waarbij de krachtenlangs de doorsnede van meer danéén element naar beneden wordtgevoerd. Doorgaans zijn despanten samengesteld uit onderde-len van hout en van ijzer.

Aan het einde van de 18de eeuwwerd het gildenstelsel door deFranse overheersers opgeheven.Dat had met name voor hetbouwbedrijf in Nederland grotegevolgen. Het systeem vandagonderwijs, zoals dat door degilden sedert eeuwen wasgehanteerd, verviel. Het stelselma-tig opleiden van leerlingen en destrenge regels, waaraan datgebonden was, verdwenen2. Detamelijk geïsoleerde toestand vanieder ambacht als gesloteneenheid in zichzelf maakte plaatsvoor een open systeem. Aanbeste-dingen van bouwwerken vondenniet meer plaats per ambachtmaar als geheel onder algemeneaannemersbedrijven. De hoofdaan-nemer van een bouwwerk was nietlanger een excellente vakmanmaar eerder een organisator enondernemer, die uiteraard veelverstand had van het totalebouwvak, maar niet alle beroepenzelf beheerste.

Ook de komst van de bouwtech-nici, opgeleid in technische institu-ten als de École Polytechnique teParijs (sedert 1794) en later inNederland de PolytechnischeSchool te Delft is van grote invloedgeweest op denk- en bouwwijzen.Ook de noodzaak van grotere ennieuwe typen gebouwen voor deindustrie en veranderendearchitectonische inzichtenvormden de aanzet tot nieuweconstructies.

Hout was op zichzelf soms niet zogeschikt voor de nieuwe doelein-den. Toch bleek het in de 19deeeuw mogelijk er ruimten van22 m breed mee te overspannen.In de 20ste eeuw namen demogelijkheden nog toe. Een andernadeel van hout is de mogelijkheidtot snelle aantasting doorschimmels onder vochtige omstan-digheden, waardoor verrottingoptreedt. Toch heeft het hout zijnbelangrijke positie als constructie-materiaal in de 19de eeuw en deperiode voor de Tweede Wereld-oorlog niet verloren, alhoewel hettoen al veel in belangrijkheid heeftmoeten inboeten. Eerst werdterrein prijsgegeven aan het ijzeren staal en later nog veel meeraan het gewapend beton. Dezetendens heeft zich na 1945voortgezet.

VerbindingsmiddelenVan groot belang bij de ontwikke-ling van nieuwe spanttypen in de19de eeuw is het toenemendegebruik van ijzer geweest. Daaraanzal mede debet zijn, dat er geenduidelijke scheiding meer wastussen de houtbewerkers (timmer-lieden) en de ijzerverwerkers(smeden), die in het oude gilden-stelsel geen werkzaamheden ineikaars ambachtsterrein mochtenverrichten. Het wegvallen van diescheidingen zal ongetwijfeldstimulerend hebben gewerkt ophet gebruik van beide materialenin één constructie.De oudste traditionele bevesti-gingsmiddelen zijn houten toogna-gels, die ook in de 19de eeuw nogveel voor pen-en-gatverbindingengebruikt zijn. Vanouds werdengesmede spijkers gebruikt omonderdelen van een constructie opelkaar te verbinden. De industriëlefabricage leidde tot draadvormigenagels met opgestuikte kop, dezogenoemde draadnagels. De ont-wikkeling is mede door gebrek aangoed vakmanschap na 1945 zelfs zover gegaan, dat er geen houtverbin-dingen meer werden gemaakt, maaralle onderdelen op elkaar werdengespijkerd met draadnagels.

RVblad 02-1

Bouten en moeren werdengebruikt in samenhang metijzeren beugels en platen vanallerlei vorm. De beugels zijnveelal kenmerkend voor dekapconstructies uit de 19de eeuwen de eerste helft van de 20steeeuw. Zij trekken onderdelen_tegen elkaar en zijn dus op trekbelast. Het gebruik van bouten enmoeren en van ijzeren beugels,platen en strippen was in de eerstehelft van de 19de eeuw zo nieuw,dat zij in de bestekken nauwkeurigwerden omschreven. Voor 1800werd alles kort en bondig vermeld,omdat ervan werd uitgegaan, datbinnen het gildenbestel gangbarebegrippen 'naar de eis' zoudenworden uitgevoerd. Het ijzer alsverbindingsmiddel is echter eenuitvinding van de opkomendeingenieurskunst en kon dus nietsummier vermeld worden. Hetbestek van de 'Rijdschool' van deKoninklijke Militaire Academie uithet stichtingsjaar van die instelling(1827) is daar een duidelijkvoorbeeld van. Het houtwerk istamelijk kort omschreven, deijzeren verbindingsmiddelen zeeruitvoerig en tot op de streep(millimeter) nauwkeurig.Verbindingen werden ook metbouten tot stand gebracht. Dooreen moer stijf aan te draaienkunnen onderdelen stijf op elkaargeperst worden. Achter de moeren achter de kop van de boutwordt een ring aangebracht, opdatde moer en de boutkop niet in hethout zullen worden gedrukt. Dieonderdelen kunnen echter nog welten opzichte van elkaar draaien.Daarom werden op de plaats vande doorgang van de bout tweezij-dig gekartelde metalen platen ofringen tussen de onderdelenaangebracht, zodat na hetaandraaien van de moer eenniet-draaibare verbinding tot standkwam. Deze zogenoemde krampla-ten zijn aan de buitenzijde nietzichtbaar afb. 1.In toenemende mate kwamensedert ca. 1920 ook gelijmdeverbindingen voor. Vaak werd eente lijmen onderdeel eerst metlichte draadnagels gehecht.

RDMZRV 7997/25-35

Page 12: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

1. Kramplaten.

BoogspantenVoor het overspannen van brederuimten was de spantvorm,waarbij de krachten vloeiend vanboven naar beneden wordengeleid, favoriet. De spitsboog bleefde vormgeving van kerkruimtenbeheersen. Voor grote hallen werdeen ongeveer ellipsboogvormigedoorsnede veel gebruikt. Voor aldeze vormen werden spantenontwikkeld, gebruikmakend vannieuwe technieken.

Philibert- of schenkelspantenDe ontwikkeling hiervangedurende de 16de en in de late18de eeuw in Frankrijk en later inDuitsland, is beschreven in RVbladSamengestelde spanten O LDe wedergeboorte van de spanten'd la Philibert de l'Ormë, zoals zij ineen bestek van 1863 van deCavaleriekazerne te Amsterdamwerden genoemd3, werd in 1783bewerkstelligd bij de bouw van deHalle au Blé te Parijs door dearchitecten Legrand en Molinos.Het hoofd van het Pruisischebouwwezen, David Gilly, propa-geerde sedert 1797 in Duitslandhet 'Bohlenlamellendach'4. Debloeiperiode eindigde er na 1830.De constructie evolueerde in

2. Principe van een gespijkerde schenkel-constructie.

Nederland naar gebogen spanten,opgebouwd uit op elkaar gespij-kerde schenkels. Wij duiden dittype aan als schenkelspant.Men kan deze spanten gebruikenom er in elke gewenste vorm eendak omheen aan te brengen. Datkan gebogen dakvlakken hebbenof gebroken zijn als Mansardedak(zie RVblad Kapconstructies 05).Groot belang hechtte men in deontstaanstijd en in de 19de eeuwaan materiaalbesparing, die metdeze constructie bereikt konworden.Er waren auteurs, die waarschuw-den voor het gebruik van Philibert-spanten omdat er naar hunmening veel nadelen aan deconstructie kleefden. Met namehet aanbrengen van de gordingenop de vaak niet meer dan tweeplanken brede schenkels leverdeproblemen op.

De oudste bekende schenkelspan-ten in Nederland dagtekenen uithet einde van de 18de eeuw. Bij debouw en verbouw van militairegebouwen paste de genie talrijkemalen schenkelspanten toe, totomstreeks 1910.Schenkelspanten zijn in verschil-lende constructie-uitvoeringen envormen toegepast. De schenkelskunnen met verspringendestuiknaden op elkaar gespijkerdzijn afb. 2. Een probleem kan zijn,dat de houtstruktuur later wordtgedeformeerd door de veleroestende spijkers.Een ander type heeft ter weerszij-den van de stuiknaden tweebouten, die aan beide zijden vanhet spant twee ijzeren strippenvastklemmen, waarmee deschenkels op elkaar bevestigdwerden afb. 3. Een variatie op ditthema kent kruislingsaangebrachte strippen afb. 4.De schenkelspanten zijn inverschillende vormen uitgevoerd.De eenvoudigste vorm is éénrondlopende halfcirkelvormigeboog. Twee cirkelsegmentenkonden ook tot een spitsboogworden samengevoegd afb. 5. Despantdelen kunnen elkaar ookkruisen en in de richting van het

RVblad 02-2

dakbeschot doorlopen. Een derdevorm kent twee knievormigespantbenen met rechte stukken,die elkaar in de nok ontmoeten.Tenslotte kennen wij een type metkruisende cirkelsegmenten enrechte stukken, die elkaar bij denok ontmoeten. Op de schenkel- _constructie kan ook een driehoe-kige constructie geplaatst zijn vannormaal massief hout, eenzogenoemde spruit.In de spanten kunnen nog elemen-ten voorkomen als een verticalemakelaar van het hoogste puntvan het boogspant naar de nok,die een nokgording ondersteunt.Ook kan een horizontale hanebalkvoorkomen en eventueel kunnener schuingeplaatste schoren zijn.Deze elementen kunnen ookdubbel zijn uitgevoerd, aanweerszijden van het schenkel-spant.Het dakbeschot en de dakbedek-king kunnen worden gedragendoor latten, die direct op degebogen spanten zijn bevestigd,door sporen van de nok naar de

3. Principe van een geboute schenkelcon-structie met evenwijdige ijzeren strippen.

4. Principe van een geboute schenkelcon-structie met kruislingse strippen.

Page 13: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

/-

/--

Samengestelde spanten

5. Bergen op Zoom, Markiezenhof. Schenkelspanten, na 1862.

muurplaat, of door horizontale gordingen, die zowel op hulpcon- structies als op de spantbenen kunnen rusten. Meestal zijn de spanten boven een zoldervloer geplaatst en voor lagere niveaus aan het gezicht onttrokken. Bij hallen en represen- tatieve ruimten zijn zij wel van beneden zichtbaar. Dan is er vaak meer zorg aan de afwerking besteed. Er zijn ook bestaande daken versterkt met schenkelspanten, onder meer in de Hervormde kerk te Uithuizermeeden (Gr.).

Ter illustratie bespreken wij hier enkele specifieke voorbeelden van spanttypen, zonder daarmede volledig te willen en kunnen zijn. Eén van de oudste voorbeelden

van schenkelspanten is aangetrof- fen in het pand Jansveld 12 te Utrecht 5 en dateert uit het einde van de 18de eeuw afb. 6. De spitsboogvormige spanten waren versterkt met een makelaar en een hanebalk en voorzien van stijlen langs de borstwering op de vloerbalken. Tussen de stijlen en de hanebalk zijn korbelen aangebracht, die met pen-en-gat zowel met de stijl als de hanebalk verbonden zijn. Inkepingen voor zware latten aan de bovenzijde van de schenkels tonen aan, dat het dak een gebogen vorm heeft gehad. Wellicht is het met lood gedekt geweest.

De genie bouwde onder meer spanten bestaande uit twee cirkel- segmenten, samengevoegd tot een

R.-K. pastorie, XIXA. Schaal

RVblad OZ-3

6. Utrecht, Jansveld 12, Margarethahof; einde 18de eeuw. Schaal 1 :150. Reconstructie oorspronkelijk toestand.

spitsboog op het Markiezenhof te Bergen op Zoom omstreeks 1862 (afb. 5 en RVblad Samengestelde spanten 01, afb. 11)

Het pand Vijlerberg 33 in Vijlen (L.) dateert uit de eerste helft 19de eeuw. De overspanning van de spanten is 7,5 m afb. 7. Zij bestaan uit halfcirkelvormige bogen van 15 cm hoogte. De schenkels zijn 2,5 cm, 9 cm en 2,5 cm dik, waarbij de dikte van het middelste deel opvalt. De lengte van de schenkels is groot: 2 tot 3 m. Zij zijn aan twee zijden gespijkerd, het hout is ongeschaafd”

Een gebruikelijk type vertoont de kap van het pand Jansstraat 24 te Arnhem, gebouwd in het eerste kwart van de 19de eeuw. De overspanning is 6,25 m afb. 8. De spanten bestaan uit spitsboog- schenkels, die gepend zijn in een makelaar. De schenkels zijn gespij- kerd, 24 cm hoog en samengesteld uit drie lagen van 2,2 cm, 3,0 cm en 2,2 cm dik. De lengte van de schenkels is 1,5 m. De spantbenen steunen op sloffen, dwars op de richting van de balklaag eronder 7.

8. Arnhem, Jansstraat 24, achterhuis. Schaal 1 :I 50.

RDMZ RV 1991/25-36

Page 14: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

De voormalige pastorie van deSint-Jozefskerk, Burgwal 20 teDelft, werd gebouwd in 1830. Deoverspanning van de spanten is11,65 m au). 9. Zij bestaan uit tweeelkaar kruisende cirkelsegmenten,die samen een spitsboog vormenen "in verband" zijn gemaakt metrechte spantbenen onder dedakvlakken. De schenkels zijngespijkerd en opgebouwd uit vierlagen. De hoogte van de schenkelsis 25 cm, de lengte is ca. 2 m.

Het hoofdgebouw van de Cavale-riekazerne, Sarphatistraat 112 inAmsterdam, werd gebouwd in1863". De overspanning is 12,5 mafb. 10. De kap bestaat uit 25 heleen 10 halve spanten (waarvan 4 alshoekkeper). De vijf halve spantenbij de kopgevels zijn ingelaten ineen zeskante makelaar. Despanten zijn opgebouwd uitschenkels, die aan elkaar geboutzijn naast de stuiknaden van debeide lagen. Onder twee bouten isin de hoogterichting aan weerszij-den van het spant een ijzeren stripaangebracht. De schenkels zijn35 cm hoog, 6 cm dik en 1,70 mlang. Volgens het bestek zijn dievan dennehout. Zij rusten doormiddel van ijzeren schoenen op deijzeren vloerbalken, met uitzonde-ring van de vier hoekspanten, dieop eiken sloffen staan. De spantenzijn met twee blokkelen van12 x 17 cm aan de muur bevestigd.

Het machinegebouw en demeterhuizen van de Westergasfa-briek te Amsterdam dateren van18859. De overspanning is respec-tievelijk 11 m en 5,5 m afb. U. Despanten bestaan uit halfcirkelvor-mige bogen van twee lagenschenkels, die met bouten aanelkaar verbonden zijn. De stuikna-den met zijn kruislings aange-brachte strippen aan weerszijdenversterkt. De spantbogen lopeneen eind langs de muren naarbeneden en worden met blokkelenaan de muurplaat verbonden. Hetdakvlak wordt gedragen doorrechte kapbenen. De nok is meteen makelaar verbonden aan deboogspanten. Opvallend is de

RVblad 02-4

9. Delft, Burgwal 20, 1830. Gespijkerdschenkelspant in 4 lagen. Schaal 1:150.

visgraatvormig aangebrachtebinnenbeschieting van het dak, dieeen windverband vormt. Dehorizontale krachten worden doorde muren opgenomen. Bij degrootste overspanning zijn latertrekstangen aangebracht.

Het belangrijkste voorbeeld vanPhilibertspanten in Nederland wasde manege van de KoninklijkeMilitaire Academie te Breda,gebouwd in 1827 afb. 12. Deoverspanning tussen de muren ca.22 m. Het gebouw werd geslooptin 1962. Zie DOCblad Samengesteldspant 01. Het bestek van deze kapis bewaard gebleven10. Deze kap iseen 'huzarenstukje' van construc-tiekunst geweest. De spantenwaren opgebouwd uit elkaar

W. Amsterdam, Cavaleriekazerne,hoofdgebouw, 1863. Boven doorsnede,schaal 1:150; onder schematischekapplattegrond.

kruisende cirkelsegmenten, dieeen vlakke spitsboog vormden en"in verband" waren gebouwd metrechte spantbenen onder dedakvlakken. De schenkels beston-den uit twee lagen van 5 cm dikteen 40 cm hoogte. De rechtespantbenen waren samengestelduit vier lagen hout van 5 x 50 cm.Op vele plaatsen waren ijzerenbeugels ter versterking aange-bracht. De schenkels waren zeerovervloedig op elkaar gespijkerd.De makelaar was opgebouwd uittwee stukken van ieder 19,5 x 19,5cm doorsnede. De spanten stonden1,35 m uit elkaar tegen inwendigesteunberen in de zijmuren, diemede de enorme zijdelingse drukmoesten opvangen.

Ijzeren balk hoog 25 cm,kbreed 12 cm

85 m

Page 15: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde spanten

Het huis De Schaffelaer in Barneveld werd gebouwd in 1852. Architect was A. van Veggel, ‘s-Hertogenbosch. De overspan- ning van de spanten is 10 m (RVblad Samengestelde spanten 01, afb. 12). Deze spanten zijn eigenlijk geen schenkelspanten in de betekenis, zoals die hiervoor steeds als afgeleide van het systeem van Philibert de l’Orme is gehanteerd. De spanten zijn opgebouwd uit twee cirkelsegmen- ten, die een vlakke spitsboog vormen en opgebouwd zijn uit twee van elkaar door een ruimte van ca. 3 cm gescheiden schenkels. Op het spant staat een spruit met een makelaar van 5 cm dikte, die tussen de beide 4 cm dikke schenkels is ingelaten. De voet van de schenkelspanten bestaat uit twee delen met een niet-parallelle boven- en onderzijde.

Emyspanten Bij schenkelspanten zijn rechtop staande planken gebruikt. Wanneer men gebogen spanten zou willen maken van plat op elkaar liggende planken of latjes, zal men die planken moeten buigen. Die techniek werd met name in de scheepsbouw reeds enige eeuwen toegepast door middel van verhitting. De kunst is om die buiging permanent te doen zijn. In de late middeleeuwen en de 16de eeuw werd gebruik gemaakt van kromgegroeid eikehout. Naaldhout verdraagt geen kromme delen. Men kan proberen het te forceren met beugels, bouten, deuvels en andere verbindingsmiddelen, maar steeds zal het naaldhout proberen weer zijn oorspronkelijke stand in te nemen. Omstreeks 1825 vond de Franse genie-kolonel Emy voor excercitie- hallen een mogelijkheid om grote steunpuntloze overspanningen te maken. Hij vormde boogspanten, die gevormd werden uit planken, die liggend op elkaar werden gestapeld. De delen werden in de dikterichting gebogen en afwisse- lend op elkaar geklemd door middel van bouten en van beugels,

RDMZ RV 1991/25-37

RVblad 02-5

ll. Amsterdam, Westergasfabriek, 1885. Ketelhuis in machinegebouw.

die om het pakket planken werden geklemd. In Frankrijk en later in Duitsland zijn op deze wijze gebogen kapspanten gemaakt, maar de verschillende delen konden iets van elkaar verschuiven. Storm van ‘s Gravesande behandelt deze constructiewijze in zijn Handleiding voor kadetten van de genie ll.

Omstreeks 1 840T2 werd voor de Keppelse Ijzergieterij te Laag-Keppel (Gld.) een giethal gesticht met een overspanning van ca. 18 m. Daartoe bouwde men een kap met een heel opvallende constructie, die gelijke- nis vertoont met de principes van Emy afb. 13. De negen kapspanten werden ieder gemaakt van twee krom gebogen boomstammen van

12. Breda, voormalige manege KMA, 1827. Interieur (1961).

Page 16: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

13. Laag-Keppel, Keppelse IJzergieterij]ca. 1840.

RVblad 02-6

Detail 'gekramde' beugels

Later trekstangen

Boomstam ca. 0 38 cmBout 0 20 mm, moer 48 x 48 mm

Ijzeren plaat dik l cm Eiken wig10x4,5 cm

ongeveer 13 m lengte. Dezeondergingen hiertoe een bijzon-dere behandeling. De stam werdvanaf het worteleinde, dat eendiameter had van ongeveer 33 cm,in de lengte middendoor gezaagdtot ruim 3 m onder de top. Vervol-gens werd van ca. 70 cm van deonderkant aan weerszijden van deeerste zaagsnede een anderegemaakt, eveneens tot ruim 3 monder de top. De beide laatstesneden lopen dus niet door tot deonderkant. Vervolgens werd destam kromgebogen. Na het buigenwerden er aan de voet van destam en even boven het sterkstgeknikte deel een ijzeren boutdoor aangebracht, haaks op dezaagsneden. Ook werden er 13 tot16 smeedijzeren beugels,bestaande uit twee met smeedijze-ren krammen naar elkaar getrok-ken delen, om geklemd. Op dezewijze ontstonden kmeboogspan-ten, die in de afgelopen tweeeeuwen weinig vervorminghebben ondergaan. Wel moestener trekstangen ter hoogte van de4,5 m boven het maaiveld gelegenkapvoet worden aangebracht. Detoppen van de gebogen spantbe-nen werden heel traditioneel ineen makelaar gepend en verbon-

den door een hanebalk, die metbouten aan de spantbenen isverbonden.Aan de onderzijde is na het buigentussen de binnenste en de buiten-ste zaagsnede een hoogteverschilvan ca. 17 cm opgetredentengevolge van het verschil instraal van de beide delen terweerszijden van de middelste,doorlopende zaagsnede. Om ditverschil te fixeren is in het middenbehalve de al genoemde bout ookeen eiken deuvel met eenrechthoekige doorsnede van10 x 4,5 cm ingebracht, schuinge-plaatst ten opzichte van devezelrichting van het hout. Eeneffectieve werking hiervan kanbetwijfeld worden13.In het vlak, dat wordt gevormddoor de rechte bovenzijden van despanten, zijn over twee spantendoorlopende windschorenbevestigd, die over twee spantvak-ken doorlopen.Op de spanten rusten aan weerszij-den van het dak vier gordingen enin het midden ligt een nokgordingop de makelaars. Over de gordin-gen zijn sporen gelegd, die eenpannendak ondersteunen.De kap werd in 1988 gesloopt.De zijvleugel aan de Schilderstraat

14. 's-Hertogenbosch, Zuidwillemsvaart177, zijvleugel Schilderstraat, kort voor1854. Schaal 1:150.

van het voormalige Huize SintAgnes; Zuidwillemsvaart 177 te's-Hertogenbosch, daterend vankort voor 1854, heeft een kap metEmy-achtige spanten afb. J 4. Zijzijn vervaardigd uit grenehout.Aan de onderzijde van de 20 cmhoge spantbenen is over eenlengte van ongeveer 2,5 m eenvijftal parallelle zaagsnedenaangebracht, waarna deze gedeel-ten gebogen zijn. Er zijn vierbouten door geboord met eenronde vaste kop en aan de anderezijde een moer op schroefdraad.Op de spanten rusten aan weerszij-den twee gordingen en er is eennokgording. Over de gordingenwerd een staand dakbeschotgetimmerd. De kap was door

Page 17: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

stucwerk aan het zicht onttrokkenmaar is thans na een renovatie welzichtbaar14.Ook in Delft zijn enkele panden,waarin dergelijke gebogenspanten voorkomen, onder andereOude Delft 29/31 en 150 (vermoe-delijk 1875) en Koornmarkt 3415.

Boogspanten, opgebouwd uitrechte plankenVoor de Eerste LuchtverkeerTentoonstelling Amsterdam(E.L.T.A.) in 1919 werd naarontwerp van ir. D. Roosenburg enir. L.S.P. Scheffer een hal gebouwd,waarvan de daken werdengedragen door houten boogspan-ten, die werden samengestelddoor meerdere lagen rechteplanken met bouten op elkaar tebevestigen, zodat de nadenverspringen16. Elke plank fungeertdan als verbinding voor de tweenaastgelegen planken. Er werdeneen bovenrand en een onderrandgevormd, die verbonden warendoor opgeboute houten dwarsver-bindingen afb. 15. De overspan-ning van de middenhal was 30 m,van de beide zijhallen respectieve-lijk 15 en 10 m.Dit principe vond al eerder toepas-sing in een fabriekshal te

Amersfoort en daarna ook elders.Een probleem was echter, dat ersoms wel twaalf lagen hout opelkaar werden gebout. Door krimpof overmatige druk op het houtwas de stabiliteit echter nietoptimaal. Voor tijdelijke tentoon-stellingshallen was dit echter geenbezwaar.

VakwerkspantenEen vakwerk is een constructie,waarbij balken en staven volgenseen stelsel van driehoeken aan deuiteinden of kruislings door middelvan kruishouten of schoren tot eenonwrikbaar geheel verbondenworden. Onderdelen van eenkapconstructie kunnen als vakwerkzijn uitgevoerd, zoals spantbenenvan schoor- en springwerken. Ookkunnen spantbenen in eenvakwerk aan de bovenzijdebeweeglijk aan elkaar zijn verbon-den, zodat een driescharnierspantis ontstaan.Een vlak dak, een nok of eenhorizontale goot kunnen ookworden ondersteund doorvakwerkliggers.

Reeds in de 19de eeuw warenvakwerken voor kapconstructiestoegepast. Men had echter de

RVblad 02-7

consequenties van een optimaalgebruik van de mogelijkhedennauwelijks doorzien.Van de Manege, die koningWillem II in 1846 aan de Nassau-laan in 's-Gravenhage liet bouwen,bleven twee modellen van dekapspanten bewaard afb. 16. Beidezijn ontworpen als een soortvakwerk met kruisschoren in hetonderste gedeelte. Er waren giet-ijzeren kolommen, die optisch hetstucgewelf ondersteunden. Eénvan de modellen komt daarmeeovereen, zodat dit als voorbeeld bijde bouw gediend zal hebben. Hetmodel toont een vakwerkligger,die rust op de ijzeren kolommen.De onderbalk bestaat uit tweedelen, die in het midden gelastzijn. De ligger is doorgetrokken totde beide zijmuren. Het schuinedak loopt van kolom tot kolom. Degedeelten tussen de schuinedakvlakken en de gekanteeldeborstweringen waren vlakafgedekt. Het stucgewelf hing aanschenkels, die het onvolledigemodel gedeeltelijk toont. Hetgebouw werd in 1971 afgebroken.

Ook voor herstelwerk in ouderegebouwen werden modernevakwerkconstructies toegepast,

15. E.L.T.A. tentoonstellingshal. Amsterdam 1919. Naar Bouwkundig Weekblad 40(1919). Schaal 1:150.

RDMZRV 1991/25-38

Page 18: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

16. 's-Gravenhage, Willemskerk, 1846. Modellen van kapspanten.

RVblad 02-8

niet altijd met het gewensteresultaat. In 1842 en volgendejaren werden ingrijpende verbou-wingen uitgevoerd aan de Grote ofJacobijnerkerk te Leeuwarden.Daarvoor werd advies uitgebrachtdoor Is. Warnsinck uit Amsterdam,de stadsarchitect G. van derWielen en de ingenieur Beyerink.In de zuidbeuk werden de stenengewelven en de gordelbogenonder de goten tussen de dwarsge-plaatste kappen uitgebroken.Daardoor verloren de kappen hunsteunpunten. Ter vervangingdaarvan werden houten vakwerk-liggers gemaakt, zonder dat er inde bewaard gebleven bestekkeneen behoorlijke omschrijving vanis te vinden. Een dergelijkenaderhand ingebrachte constructieis in eerste aanleg onvoldoende enonjuist belast. Ernstige doorzak-king was het gevolg, zowel van devakwerkliggers als van deoorspronkelijke kappen.

Een fraai voorbeeld van de toepas-sing van vakwerken bij eenhoutconstructie is de overkappingvan de groenteveiling te Aalsmeerafb. 77, in 1929 ontworpen doorA.J. Berghoef". De overspanningbedraagt 27,80 m. De spanten zijnuitgevoerd als driescharnierknie-spanten in vakwerk. De langswan-den hebben in de bovenzone eenvakwerkligger, die de verstijving inde lengterichting van de construc-tie bewerkstelligt. Ook boven in dekap is een vakwerkligger terweerszijden van de doorlopendelantaarn (die voor het daglichtmidden in de ruimte zorgdraagt).Veel delen van deze houtconstruc-tie zijn uitgevoerd in meerderelagen, tot vier, en de verbindingenzijn alle tot stand gebracht metbouten en moeren en kramplaten,die met geringe middelen grotekrachten kunnen overbrengen enverdraaien onmogelijk maken.

Op bijzondere wijze is in 1926 vanvakwerkspanten gebruik gemaakt

17. Aalsmeer, groenteveiling, 1929.Kniespant in vakwerk, met details.Naar Wattjes.

Page 19: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

PlattegrondA

|l—— 1MO———»|

18. Haarlem, Ger. kerk Kloppersingel,1926. Constructieschema.

bij de overkapping van degecompliceerd gevormde ruimtevan de Gereformeerde kerk aan deKloppersingel te Haarlem, naarontwerp van B.T. Boeyinga volgensde berekening van ir. J.H.J. op denOordt afb. 18. Op twee topgevelsrust een nokligger O in vakwerkvan 22,70 m lengte. Loodrechterop is een hoofdspant I van 27 mbreed en 18 m hoog. Het isberekend als een driescharnier-spant. Evenwijdig aan dithoofdspant staan drie spitsboog-vormige vakwerkspanten (V, III enIV), evenwijdig met de nokliggertwee soortgelijke spanten (VI enVII). De knooppunten van devakwerken zijn verbonden metbouten en moeren en kramplaten.

19. Scheveningen, O.L.V. van Lourdeskerk,1924. Volwandig houten kapspant.Naar Wattjes. Schaal 1:150.

In het artikel, waarin de kap wordtbesproken18, wordt triomfantelijkvermeld: 'Dit ontwerp liet in prijsalle aanbiedingen van ijzerconstruc-tie- en patenthoutconstructiefirma'sachter zich'. Men gebruiktevierkante kramplaten met eenzijde van 10 cm, die een krachtkunnen overbrengen van 2 ton.Wel werd opgemerkt: 'het bepalenvan het juiste aantal en de plaatsvan de kramplaten is een zaak vanevenveel belang als de plaatsing vanklinknagels van ijzerconstructies enkan geenszins aan den timmermanworden overgelaten'. De hoeveel-heid hout is vrij groot, maar dat

RVblad 02-9

werd ruimschoots goedgemaaktdoor de besparing aan arbeidslo-nen. Het enige gereedschap vande timmerman is hier de zaag endeze wordt alleen gebruikt voorhet op lengte zagen van desamenstellende delen. 'Waaf, zoschreef de civiel-ingenieur J.H.J. Opden Oordt, 'zoals hier het geval is,de spanten uit het gezicht gewerktworden, wordt de zaak voor dentimmerman nog eenvoudigef.Vermoedelijk zou de architect, dieooit zelf timmerman was, dit nooitzo geschreven hebben. Onder dekap is een gecompliceerd stucge-welf aangebracht.

CNZCLCVTVTC acncvnviN_..ADOI. CMAÊN MoccecLONnp. PuitnoyDS

RDMZRV 1991/25-39

Page 20: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengestelde spanten

Volwandige spanten Men kon een spant maken, waarbij de ruimte tussen spitsboog en daklijn massief met hout gevuld is. Een voorbeeld daarvan vormt de kap van de O.L.Vrouwe van Lourdeskerk te Scheveningen, die in 1924 werd gebouwd naar ontwerp van C.M. van Moorsel. De spanten werden berekend door ir. L.H. Huyds19. Er zijn vijf kapspan- ten met een spanwijdte van ruim 20 m afb. 19. Die rusten op 4,75 m boven de vloer op kolommen van gewapend beton. De spanten zijn berekend als driescharnierspanten. Om een topscharnier te vormen zijn de boutgaten onder de knoopplaten in een van de beide spanthelften ovaal gemaakt. Iedere spanthelft heeft een 1-vormige doorsnede, waarvan het lijf wordt gevormd door kruislings over elkaar gespijkerde delen. Deze dubbele laag is aan weerskanten betimmerd met dunne delen. De liggende delen van de 1, de flenzen, bestaan uit vier ribben, die aan het lijf en aan elkaar gekoppeld zijn door bouten. De bovenflens is recht, de onderflens spitsboogvormig gebogen. Daartoe zijn de ribben voor de onderrand gebogen in hete stoom.

Gelamineerde spanten Kar1 Friedrich Otto Hetzer (1846-1911) heeft in Weimar de plankjes voor een gebogen spant voor het eerst op elkaar gelijmd, waardoor wel een onverbrekelijk geheel ontstondZo. De brede kant van de planken volgt de onderrand van de constructie. Er werd een besparing aan materiaal en gewicht bereikt door de doorsnede van een spant niet rechthoekig maar 1-vormig te maken. In 1907 kwamen de eerste spanten van op elkaar gelijmde plankjes, de zogenoemde gelami- neerde spanten, op de markt. De dakvorm kan de spantvorm volgen, maar er zijn ook vele gebouwen, waarbij de dakvorm niet parallel loopt aan de spantlijn.

Sedert 1921 zijn deze constructies in Nederland gefabriceerd en

toegepast. Over het algemeen zijn het driescharnierspanten, soms vlak paraboolvormig, soms in de vorm van kniespantbenen, die elkaar onder een stompe of rechte hoek in de nok ontmoeten. De beide benen van een spant kunnen eventueel verschillend van vorm zijn, zodat een asymmetrisch spant ontstaat. Ook andere spantvormen kunnen worden samengesteld uit gelamineerde onderdelen. Er zijn op deze wijze zeer boeiende constructies en ruimten ontstaan. Een bekend voorbeeld was de tentoonstellings- hal van de RAI (Rijwiel- en Automobiel-Industrie) aan de Ferdinand Bolstraat in Amsterdam, die in 1922 gebouwd was en in 1977 gesloopt is. De hal had een overspanning van 30 meter afb. 20. De grootste overspanning die op deze wijze in Nederland tot stand is gebracht, treft men aan in de Groenoordhal te Leiden, gebouwd in 1968 en 75 m breed. Gelamineerde spanten zijn ook toegepast bij kerken, scholen, garages, hallen, boerderijen, opslagloodsen en vele andere gebouwtypen afb. 21. Een bijzonder gebruik van gelami- neerde boogspanten werd

RVblad 02-10

gemaakt in de Gereformeerde kerk te DelfshavenZ1. Het interieur wordt overdekt door een houten tongewelf, waarvan de dragers gelamineerde bogen zijn, ook in de kruising. Daarboven wordt het dak gedragen door een vakwerk- achtige gordingenkap die op de boogspanten rust afb. 22. Bij het herstel van de in 1969 afgebrande Hervormde kerk in Oudkarspel (N.H.) kreeg het dak gelamineerde spanten, die aan de buitenzijde een dak volgens het oude silhouet dragen en aan de binnenzijde aan het gezicht worden onttrokken door een traditioneel houten tongewelf.

Kappen van hout en ijzer

a. Polonceauspanten De Franse spoorwegingenieur Camille Polonceau (1813-1859) paste in 1839 voor het eerst kapspanten toe, die zijn opgebouwd uit twee zogenoemde onderspannen balken, verbonden door een trekstang. Hoewel de constructie meestal geheel in ijzer werd uitgevoerd, zijn er ook voorbeelden in hout en ijzer. Met Polonceauspanten konden grote overspanningen worden

20. Amsterdam, voormalig RAI-gebouw, 1922. Interieur.

A

Page 21: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

,^

Samengestelde spanten

gerealiseerd. Zij werden in de tweede helft van de 19de eeuw veelvuldig toegepast, onder meer in markthallen, fabrieksgebouwen en stationsoverkappingen. De Polonceauspanten in de zuiveringshuizen van de voorma- lige Westergasfabriek te Amster- dam afb. 23, gebouwd in 1885, zijn per spanthelft van drie drukstaven voorzien. De bovenrand en de drukstaven zijn in hout uitgevoerd. De koppeling van de drukstaven met de smeed- ijzeren trekstangen wordt door gietijzeren schoenen tot stand gebracht.

b. Andere constructies Voor een fouragemagazijn voor de cavalerie te Deventer (1846) met een overspanning van 16,50 m, werd een kap ontworpen met zeven licht geconstrueerde A-vormige spanten, die bestaan uit een tweetal spantbenen, een dubbele hanebalk, twee ijzeren trekstangen van de spantvoet tot het midden van de hanebalk en een ophangstang van de hanebalk

22. Delfshaven (Rotterdam), Ger. kerk. Naar WatQes. Schaal 1 :150.

2 1. Kapelle (Z.), veilinghal.

RVblad OZ- 11

RDMZ

Page 22: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

houtijzer

ijzeren beugel

gietijzeren verbindingsstuk

ca. 20 m23. Amsterdam, Westergasfabriek, zuiveringshuis 1885. Schema van Polonceauspantmet houten drukstaven en smeedijzeren trekstaven.

tot de nokgording afb. 2422. Eenspant met een dergelijk stavenpa-troon wordt aangeduid als 'Duitsspant'. De spantvoeten en debovenzijden van de spantbenenrusten in gietijzeren schoenen(a en d), die tevens aangrijpings-punten zijn van de trekstangen.Midden onder de hanebalken iseen scharnierend ijzeren aangrij-pingspunt voor de schuinetrekstangen en de ophangstang(b). De stangen werden aangespan-nen met (vierkante) moeren. Dehanebalken werden met tweebouten en gedekte zwaluwstaartenbevestigd op de spantbenen. Opde spantbenen rusten gordingen,die 'Noordsche juffers' dragen,waarop dakpannen op latten. Dedakhelling is 30°. Er zijn in hetdakvlak windschoren aangebrachtvan de voet van het middelstespant naar de nok bij de eindge-vels.In deze constructie fungeren deschuine trekstangen als vervan-ging van de gebruikelijke trekbalken beide korbelen in de traditio-nele constructie, dus als trekcon-structie en hoekverstijving. Debuitenmuren waren slechts l Vïsteen dik ontworpen, hetgeen eenwaagstuk was, omdat het effectvan de krachtenverdeling, ondanksberekeningen, niet zeker was. Hetgebouw is inmiddels gesloopt.

Een Duitse firma voerde inApeldoorn de kap van de Juliana-kerk uit23. Het zijn vakwerkspan-

ten met een spitsbogig gevormdeonderrand, waarvoor op hun platgebogen planken zijn toegepastafb. 25. De ruimte tussen deonderrand en de daklijn wordtdoorsneden door gekruistediagonalen en ijzeren rondstaven,die loodrecht op de onderrandstaan. De bovenrand is in hetmiddengedeelte ter plaatse van degrootste belasting verdubbeld. Degekruiste diagonalen steunentegen hardhouten klossen.

RVblad 02-12

c. ZaagdakenDit daktype wordt ook sheddakgenoemd. Voor industrieën, dievooral licht uit het noordenmoesten hebben in een grote hal,ontstond een daktype, waarbij eenopeenvolgende reeks parallelledaken met twee dakvlakken onderverschillende helling, waarvan desteilste vlakken op het noordengericht zijn en van glas zijnvoorzien. De ondersteunendeconstructie kan in hout zijnuitgevoerd, bijvoorbeeld alsvakwerkliggers. Er komen ookconstructies voor, waarbijvakwerkliggers onder de nokgeplaatst werden en loodrechterop de vakwerkspanten van dezaagdaken.De spanten van de zaagdaken ende constructie van de steunpuntenwerden soms gecombineerd in eenschoorwerk.Toch probeerde men de construc-tie zo eenvoudig mogelijk tehouden om de lichttoevoer zo minmogelijk te belemmeren. Hetaantal steunpunten in de ruimtemoest beperkt gehouden worden.In hout werden zij vaak als

24. Deventer, Fouragemagazijn voor deCavalerie, 1849. Kapspant versterkt metijzeren trekstangen, met details ijzercon-structie.

Page 23: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

RVblad 02-13

25. Apeldoorn, Julianakerk. Naar Watt/es.Schaal 1:150.

standvink uitgevoerd. De schorendaarvan vormden .een obstakel inde werkruimte. Daarom ging mener toe over de steunconstructie inijzer uit te voeren.Een eenvoudige combinatie vaneen houten zaagdakspant metijzeren trekstangen werd in 1903gemaakt in de wagenwerkplaatsvan de toenmalige HollandscheIjzeren Spoorweg Maatschappij teAmersfoort (architect D.A.N.Margadant). Een schuingeplaatstestang van de nok tot het middenvan de ondersteunende balk aanweerszijden van het spant zorgdevoor de noodzakelijke trekkrachtom doorbuigen van de balk tegen

te gaan afb. 26. De kap is in 1920gewijzigd.Vele werkplaatsen van despoorwegen droegen zadeldaken.De meeste zijn afgebroken, omdatzij niet meer pasten in het ge-moderniseerde spoorwegbedrijf24.

BesluitVeel van de in het voorgaandevoorbeelden zijn in de afgelopendecennia gesloopt. Het is dringendnoodzakelijk bij inventarisatie enrestauratie de dakconstructienauwkeurig te onderzoeken envoorbeelden van interessantehoutconstructies te behouden.Slechts bij een verantwoord

26. Amersfoort, wagenwerkplaatsH.IJ.SM Naar Wattjes K. Schaal 1:150.

beheer van het historisch erfgoedzullen geïnteresseerden tot inlengte van dagen de voortbreng-selen van ingenieurskunst uit de19de en 20ste eeuw kunnenbestuderen.

Noten1 Zie voor uitgebreide informatie metvoorbeelden en verwijzing naar buiten-landse literatuur: H. Janse, Houtenkappen in Nederland 1000-1940.Delft-Zeist 1989.2 Betreffende het bouwkundig enbouwkunstig onderwijs in de late 18deen de vroege 19de eeuw leze men:M.D. Ozinga, De architecten vanLodewijk Napoleon als koning vanHolland, Oudheidkundig Jaarboek 11(= Bulletin NOB 1942), 63; R.C. Hekker,De Nederlandse bouwkunst in hetbegin van de negentiende eeuw,Bulletin KNOB 1951, 1; G.S. van Holthetot Echten, Lodewijk Napoleon en hetonderwijs in de bouwkunst, BulletinKNOB 1980, 1; E.B.M. Lottman, Debijdrage van de Amsterdamse weeshui-zen aan de bouwkundige opleiding inde achttiende eeuw, Jaarboek Amstelo-damum 69 (1977), 140; E.B.M. Lottman,Jan Smit, een grote 18de-eeuwseAmsterdamse timmerbaas, BulletinKNOB 1978, 121; N.B. Goudswaard,Vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs.Assen 1981. Betreft de periode1798-1865; E.B.M. Lottman, HetKoninklijk Besluit van 13 april 1817 ende getuigschriften bekwaamheid tothet geven van (bouwkundig) tekenon-derwijs, Bulletin KNOB 1984, 3; J.Reynaerts, Prijstekeningen uit hetAmsterdamse bouwkundig onderwijs1820-1844, Bulletin KNOB 1958, 248.3 Bouwhistorische documentatie en

RDMZ KV 1991/35-41

Page 24: 2c Restauratievademecumbladen O-Z - Samengestelde spanten

Samengesteldespanten

waardebepaling, Sarphatistraat 12Amsterdam. Rijksgebouwendienst sept.1986, deel II (geen paginanummering).4 Th. Spohn, Der Weg einer technologi-schen Novation im Bauwesen desspaten 18. Jahrhunderts: Bohlenlamel-lendacher in Deutschland, Hausbau im19. fahrhundert = Jahrbuch fürHausfor-schung38. Sobernheim/Marburg 1989,137-168.5 B.J.M. Klück, Jansveld 14-20 (Margare-thenhof), Archeologische en bouwhistori-sche kroniek van de gemeente Utrechtover 1983, Maandblad Oud-Utrecht1984,121.6 Gegevens H. Bemelmans.7 Documentatierapport RDMZBHO-86-09, juni 1986, van P. Wagter.8 Gegevens ontleend aan: Bouwhistori-sche documentatie en waardebepaling,Sarphatistraat 12 Amsterdam. Rijksge-bouwendienst sept. 1986. Onderzoekuitgevoerd door D. Valentijn en P.C.van Traa.9 G.G. Nieuwmeijer, De Westergasfa-briek te Amsterdam, Industriële Archeo-logie 10 (1984), 17.10 H. Janse, Houten kappen in Nederland,348-351.11 C.M. Storm van 's Gravesande,Handleiding tot de kennis der burgelijkeen militaire bouwkunst (2 delen). Breda1843, dl. 2, fig. 342-345.12 Vr. med. L.H. Boot, NederlandsOpenluchtmuseum.13 C. Kersten, Freitragende Holzbauten,Berlin 19262, p. 43.14 Vr. med. van ir. A. van Drunen,Dienst Bouwhistorisch en Archeolo-gisch Onderzoek 's-Hertogenbosch.15 Mededeling van ir. f.J. Raue en prof.ir. H. Goudappel door tussenkomst vanir. A. van Drunen.16 Bouwkundig Weekblad 40 (1919),205-209, 231-233.17 J.G. Wattjes, Constructie vangebouwen X, Amsterdam 19313, 106.18 J.H.J. op den Oordt, Een modernekapconstructie, Het Bouwbedrijf \ 926,13.19 Wattjes, o.c., fig. 232.20 D.J. Hengeveld, Het gelamineerdehout in Nederland. De geschiedenis vande Nemaho. Delft 1979.21 Wattjes, o.c., fig. 243.22 B. Loman, Beschrijving van eene kap,Fouragemagazijn voor de Kavallerie teDeventer, Bouwkundige Bijdragen 5(1849), 257.23 Wattjes, o.c., fig. 212.24 J.G.N, van de Meenen en P. Nijhof,Spoorwegmonumenten in Nederland,Amsterdam 1985, 42.

Summary

In the early years of the 19thcentury, roof construction tendedlargely to follow the traditionalmethods from previous periods, asthese had been used by genera-tions of carpenters. The guildsystem was abolished at the end ofthe 18th century by the Frenchoccupants, with major conse-quences, particularly for thebuilding trade in the Netherlands.The system of full-time trainingwhich the guilds had practiced forcenturies was swept away. Thesystematic training of apprenticesand the strict rules governing suchapprenticeships all disappeared.The situation in which each craftexisted in relative isolation as aself-contained entity made way fora more open system. Buildingwork ceased to be contracted outby craft; instead the entire projectwas consigned to a generalbuilding contractor. The chiefcontractor was no longer anoutstanding craftsman, butprimarily an organizer andentrepreneur, who naturally had agood understanding of thebuilding trade as a whole, but wasnot himself a master of eachindividual trade.For spanning wide areas trusseswere favored in which the loadswere transmitted in a flowing line,as it were from the topdownwards. The pointed archcontinued to dominate churcharchitecture. A form with anelliptical cross section wascommonly used for large halls.For all of these variants trusseswere developed which made useof new techniques. Examplesinclude the Philibert truss whichconsists of braces made of piecesof wood joined together with theirbroad side perpendicular to thesurface of the roof. Because oftheir lack of rigidity these trussesceased to be used after 1900.It was rare for curved trusses to bebuilt on the principle developed byEmy using timbers with their

RVblad 02-14

broad side parallel to the surfaceof the roof. From 1921 onwardstrusses were constructed accordingto the principle developed byHetzer and consisting of pieces ofwood glued together, broad sideparallel to the roof surface. Thiscould be used to span an area upto 75 m wide. Finally, some roofswere built using trusses made ofwood and iron.

Herkomst afbeeldingen

Tekeningen:H. Janse: l, 2, 3, 4, 6, 10, 13, 18, 23, 24,26L. de Klein: 7, 9P. Wagter: 8Dienst BAO 's-Hertogenbosch,R. Glaudemans: 14Naar opmeting van:A.A.M. Warffemius: 7Onderzoeks- en Adviesbureau Valentijn& van Traa, Helmond: 10Foto's:RDMZ: 5, 12, 16, 21Hist. Top. Atlas Gem. ArchiefdienstAmsterdam: 20G.G. Nieuwmeijer: 11