245 5 maart 2015
-
Upload
bvlo-bond-voor-lichamelijke-opvoeding-vzw -
Category
Documents
-
view
226 -
download
0
description
Transcript of 245 5 maart 2015
BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZWwww.bvlo.be
Trimestrieel tijdschrift nr. 1 - 2015 - januari - februari - maart - Aflevering 245 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X
BVLO
BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW
Tijdschrift voor Lichamelijke
Opvoeding Vakblad voor
gekwalificeerdenin de LO & Sport,trainers en
jeugdsportbegeleiders
Vlaamse oVerheid
2 * Assistance Basis : jaarpremie van € 120, in één keer te betalen, indien voldaan aan de acceptatievoorwaarden/** Info en voorwaarden op ethias.be Ethias NV, rue des Croisiers 24, 4000 Luik - RPR Luik - BTW : BE 0404.484.654
€ 10/maand*
U vertrekt op vakantie ? Dan gaat u toch geen twee aparte bijstandsverzekeringen afsluiten, voor uw auto en uw gezin ? Neem liever een Ethias Assistance. Daarmee bent u volledig verzekerd in België én in het buitenland**.Teken vandaag in op ethias.be, dan bent u morgen al verzekerd.
Ethias AssistanceMedische bijstand en pechverhelping
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3nr. 1 / 2015
Theorie
Woord Vooraf ........................................................................................................... 3
Meer LO op school? Het kan! Sport als katalysator in de Natte Nez Ronse ......................... 4Sophie Van aelSt
Dilkom, een voorbeeld voor schoolzwemmen in Vlaanderen ................................................................................................................ 8Stef DeSmet & Sophie Van aelSt
Fitte hersenen… Over de relatie bewegen, brein, leren ..................................... 12pieter tijtgat
Redenen van drop-out in de sport. Volleybal als case study .............................................................................................................................. 17raf Cambré, Veerle De boSSCher, Swa DepelChin
Het belang van opwarming en stretching .............................. 23
Judy Murray pleit voor huiswerk lichamelijke opvoeding ............................................................................. 26
Line Dumoulin met pensioen ............................................................... 27
BVLO-Activiteiten met nascholingen, recreatieve activiteiten, clubbezoeken, sportkampen .............................. 30
BVLO-clubs .............................................................................................................. 33
BVLO, de ideale sportfederatie voor jouw sportclub .. 34
Bond voor Lichamelijke Opvoeding – voorstelling ..... 35
PRAKTIJK
Bewegingslessen rond thema PasenStephanie CoppenS & emmeline haek
bewegingSopVoeDing 064-067
Spelend opwarmen voor een les handbaljoeri Van De VoorDe
hanDbal 120-123
Krachtbal op school: minikrachtbalfaloS kraChtbal - VlaamSe kraChtbalfeDeratie Vzw
kraChtbal 005-008
BVLOIn dit nummer
Woord voorafGroeiende betrokkenheid voor fysieke activiteit
Zowel het Regionaal bureau van Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als de Europese Commissie benadrukken het belang van fysieke activiteit om de groei van niet-overdraagbare ziekten tegen te gaan.De Wereldgezondheidsorganisatie ontwikkelt op dit ogenblik een Europese Stra-tegie voor Fysieke Activiteit voor de periode 2016-2025 en nodigt stakeholders uit om feedback te geven op het voorlopige ontwerp van de nota.Parallel aan het initiatief van de WHO biedt de Europese Commissie experten inzake gezondheidsbevordering en fysieke activiteit de mogelijkheid om bij te dragen aan het beleidswerk van het Directoraat-Generaal voor Onderwijs en Cultuur.
Het is een goed signaal dat er ook op Europees vlak werk wordt gemaakt van deze uitdaging. Maar ondanks de eensgezindheid om te reageren op een groei-ende sedentaire levensstijl, blijven we vaak met onbeantwoorde vragen zit-ten wat betreft strategieën en verantwoordelijkheden. Voor we een proactieve voorstander van een actieve levensstijl kunnen worden, is er in veel gevallen een beleids- en mentaliteitswijziging nodig. Iedereen moet nadenken over en beslissen hoe hij of zij kan bijdragen aan een fysiek actieve maatschappij. Dit geldt zeker ook voor het onderwijs, de gezondheidszorg en de ruimtelijke or-dening. Fysieke activiteit op school moet geïntegreerd worden in vakken zoals wiskunde, taal en wetenschap. Leerkrachten Lichamelijke Opvoeding moeten kwaliteitsvolle LO geven en hun leerlingen motiveren om levenslang fysiek ac-tief te blijven; de gezondheidssector zou schooldirecties moeten stimuleren om de gelegenheden om actief te zijn op te drijven. Stadsontwikkelaars moeten niet alleen zorgen voor de toegankelijkheid van sportaccommodaties, maar ook kansen creëren om op een veilige manier actief te kunnen zijn in de buurt. Het is een verhaal van krachten bundelen.
Tja, het onderwijs kan dit inderdaad niet alleen, maar uit dit Europese verhaal blijkt nog maar eens dat de les Lichamelijke Opvoeding de ideale startplaats is!En heeft fysieke activiteit naast een impact op onze gezondheid ook een positief effect op onze cognitieve prestaties? Daarover vind je verder in dit tijdschrift een overzichtsartikel.
Sport als katalysator is de titel van het eerste artikel, hier lezen we ook over de kracht van sport en fysieke activiteit. Verder een bijdrage over schoolzwemmen en hoe dat georganiseerd kan worden en over drop-out in de sport, waarom is dat zo’n probleem. Als je zin hebt om te gaan sporten, lees dan zeker de tips voor een goede opwarming en denk misschien eens na over sportief huiswerk.
Voor de redactie
Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 septem-ber en 5 december. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO.Maar een BVLO-lidmaatschap is meer dan dat! Kijk voor alle mogelijke formules en voordelen op onze site: www.bvlo > LO & Sport > Lidmaatschap of bel de ledentelefoon 09- 218 91 23 (kantooruren). Het BVLO-lidmaatschap sluit je af voor 12 maanden of de volle 365 dagen. Alle info en online lid worden: www.bvlo.be
Verantwoordelijke uitgever: E. De BoeverWaterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent
De redactieraad bestaat uit: Kristine De Martelaer, Eric De Boever, Sophie Van Aelst en wordt bijgestaan door een ruime adviesgroep en een reviewpanel.
Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzwTel. 09 218 91 20 - Fax 09 229 31 20 - e-mail: [email protected]
Copyright: Het overnemen van artikels en foto's is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten.Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereen-komst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - BONDSHUIS BVLO - Waterkluiskaai 16 - 9040 Sint-Amandsberg/GentBankrekening BVLO: IBAN BE51 4469 7200 0162 BIC: KREDBEBB - Tel. (09) 218 91 20 - Fax (09) 229 31 20 - e-mail: [email protected] - Openingsuren: 9 tot 12 uur & 14 tot 17 uur
drukkerij New Goff - Eekhoutdriesstraat 67 - 9041 Oostakker (Gent)Tel 09 216 73 73 - fax 09 216 73 74 - [email protected]
Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers.
4
InleidingDe Wielerschool in Ronse stond al een tijdje op
mijn to do-lijstje voor deze rubriek. Net voor
de klassiekers in al hun hevigheid losbarsten,
zet ik dus koers naar Ronse! Niet met de fiets,
daarvoor was het mij net iets te koud op die
lichte sneeuwdag begin februari. Als ik Ronse
binnenrijd, ben ik maar wat blij dat ik die helling
niet op eigen spierkracht naar boven moet, zo
zonder trainingskilometers op de teller. Maar in
de lente wil ik de uitdaging wel eens aangaan!
In het startblok van de uitgebreide campus van
KA IPB Ronse tref ik directeur Gert De Spiegeleer
die mij meetroont naar zijn kantoor en over-
stelpt met informatie. De wielerschool is één
ding, maar deze school biedt nog zo véél meer
aan. Een poging om het ruime aanbod binnen
het bestek van dit artikel weer te geven.
Zot van de koers Laat ons beginnen bij het wielrennen. De af-
deling Deeltijds Beroepssecundair onderwijs
(DBSO) Sport bestaat al sinds het begin van de
jaren negentig. “Het ontstond uit het Centrum
Leren en Werken in Oudenaarde, de ‘leercon-
tracten’ van vroeger. De leerlingen krijgen les
gecombineerd met hun passie het wielrennen
(in plaats van werk), wat ervoor zorgt dat we
hier met een unieke populatie zitten. In deze
afdeling geen desperado’s of leerlingen die
schoolmoe zijn, maar zeer gemotiveerde jonge-
ren van divers pluimage. Dankzij ons internaat
kunnen we rekruteren over heel Vlaanderen, en
zit er af en toe zelfs een Nederlander tussen”,
vertelt de directeur.
Deze wielerschool is ook perfect gelegen in het
hartland van de Ronde van Vlaanderen en is
een prima opleiding voor jongeren die zot zijn
van de koers. Hier kunnen jonge wielrenners in
het kader van het deeltijds beroepsonderwijs
een opleiding combineren met begeleide wie-
lertrainingen. De leerlingen krijgen per week 8
uren algemene vakken, 7 uren praktijk en 13
uren wielertraining. De opleiding leidt tot een
beroepscertificaat van fietsmecanicien, onder-
houdswerker sportinfrastructuur en -materiaal
of sportbegeleider, een getuigschrift van 2e of
3e graad, of zelfs het diploma van het secun-
dair onderwijs. Vroeger kon je pas vanaf 15 jaar
starten, maar die instapleeftijd is sinds 2012
verlaagd naar 12 jaar. Voorwaarde is wel dat
je als wielrenner bent aangesloten bij een club
van Wielerbond Vlaanderen en dus een licentie
BVLOMeer LO op school? Het kan!
SPORT ALS KATALYSATOR IN ‘DE NATTE NEZ’ RONSE
WIJ WILLEN ONZE LEERLINGEN ZO VER LATEN
VLIEGEN ALS MOGELIJK
Sophie Van aelStCommunicatie BVLO
Trefwoorden: sport, keuzevak, wielrennen, optie sport, tennis
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5nr. 1 / 2015
hebt. Het volstaat dus niet dat je een fietsfanaat
bent die zelfstandig kilometers maalt. De oplei-
ding biedt plaats aan maximum 60 wielrenners
en die zijn elk jaar ingenomen.
RondleidingDirecteur Gert De Spiegeleer gidst mij naar de
afdeling. De gang naar het atelier en de trai-
ningsruimte is gedecoreerd met prachtig door
de leerlingen geschilderde koersfietsen en fo-
to’s van enkele wielergoden. In de trainingshal
begroeten een aantal jonge wielrenners ons
vanop de rollen, anderen staan te popelen om
de buitentraining aan te vatten. Vier namid-
dagen per week trainen de jongeren, meestal
trekken ze de Vlaamse en Waalse Ardennen in
onder leiding van gediplomeerde trainers. Ze
krijgen een gevarieerd programma afgestemd
op weg- en cross-seizoen met binnen- en bui-
tenlandse stages, pistetraining, mountainbiken,
aangepaste wintertraining, spinning, …
Als de groep vertrokken is, gaan we
langs in het atelier waar een les-
gever mechaniek bezig is met een
kader in carbon. “Rondom de 3000
euro voor dit stuk”, glundert hij. Niet
veel later botsen we op Eric Van Lan-
cker, oud-wielrenner en winnaar van
klassiekers als de Amstel Gold Race
en Luik-Bastenaken-Luik. Een man
die straalt en nog steeds ‘zot is van de
koers’ en dat met overgave doorgeeft
aan de jongeren. Ja, als die jonge gas-
ten het horen van iemand die het al-
lemaal zelf heeft meegemaakt, dringt
dat toch beter door, denk ik.
Ook ASO-richting Wielrennen “In september 2012 besloten we de
wielerschool uit te breiden met een ASO-
richting”, vertelt de directeur verder.
“Alles was aanwezig om dit mogelijk te maken:
er was de bestaande wielerschool, we had-
den gediplomeerde leerkrachten Lichamelijke
Opvoeding én gekwalificeerde trainers, de ac-
commodatie was er én we kregen redelijk wat
promotie via de pers. Dat laatste was voor een
deel te danken aan uithangbord bij uitstek
Thomas De Gendt, oud-student van de Wieler-
Thomas De Gendt: perfecte peter
Dat Thomas De Gendt peter is van de Wielerschool is niet toevallig. Hij was van 2001 tot
2008 leerling aan de Wielerschool en intern in het internaat, meteen de bekendste telg
waar de school trots op kan zijn. “Thomas was altijd al een talent”, zegt directeur Gert De
Spiegeleer. “Hij is het perfecte uithangbord voor onze school en zijn trainingsarbeid dient
als voorbeeld voor de huidige leerlingen. Thomas is eenvoudig en bescheiden, hij zal
dat ook altijd blijven en dat siert hem enorm. Hij komt heel spontaan over in interviews,
pretentieloos en altijd met beide voeten op de grond.”
In Thomas’ getuigenis lezen we: “Ik train graag in mijn eigen buurt (De Gendt woont
in Semmerzake, red.) De heuvels van de Vlaamse Ardennen zijn ideaal om te koersen.
Ik ken ze als mijn broekzak want ik zat zeven jaar lang op de Wielerschool van Ronse.
Een leuke tijd waar ik met een glimlach aan terug-
denk. Het was voor mij een hele eer dat directeur
De Spiegeleer me vroeg om peter te worden van de
Wielerschool én van de nieuwe afdeling.”
Regelmatig brengt De Gendt een bezoekje aan zijn
school om samen met ‘de gastjes’ te trainen.
“Ik doe mijn best om een goede raadgever te zijn
voor de toekomstige talenten”, besluit hij.
STERKEN UITDAGEN EN ZWAKKEREN HELPEN
6
GEEN PLAATS VOOR DESPERADO’S
school en ‘peter’ van de school én de nieuwe
richting.
“Elke school heeft de mogelijkheid om comple-
mentair 4 uur in te vullen met keuzevakken.
Maar vaak is het zo dat die uren hier en daar ver-
spreid worden om enkele fulltime betrekkingen
te bekomen. Wij kozen er resoluut voor om 4 uur
wielrennen aan te bieden, het bleek een succes.
Optie Sport Niet lang daarna borduurden we verder op dat
idee en richtten we een keuzevak ‘sport’ in. Met
de competenties die in onze vakgroep LO van de
school aanwezig zijn, was dit een heel mooie
keuze.
In het eerste en derde jaar kunnen
de leerlingen kiezen voor de optie
sport. Dit is een volwaardige ASO-
richting, met 2 uur extra sport per week. Een
grote diversiteit aan sporten wordt aangeleerd.
En we merken dat leerlingen die graag sporten
met plezier naar school komen en bovendien
goede cijfers halen voor hun andere vakken. De
Griekse spreuk ‘en gezonde geest in een gezond
lichaam’ is zeker niet uit de lucht gegrepen.
Met de optie sport willen we vooral gemoti-
veerde jongeren bereiken. We zijn niet op zoek
naar toptalent, maar wel gedreven mensen die
zich willen inzetten. Wie een negatieve keuze
zou maken en sport kiest omdat hij of zij dan
minder moet studeren, die houdt dat niet vol.
Dat wordt beaamd door leerkrachten Lichame-
lijke Opvoeding Glenn en Caroline. “Onze vak-
groep en onze leerlingen nemen de extra sport
au sérieux. We proberen ook een wauw-gevoel
te creëren door hen te laten kennismaken met
specialere zaken, sporten die niet aan bod kun-
nen komen tijdens de gewone LO-lessen.
En ja, het gebeurt dat de niet-sportleerlingen ja-
loers zijn, zoals nu bv. wanneer ze horen dat we
gaan langlaufen en de sporters dus geen toets
wiskunde hebben. Waar ze niet aan denken is
Vakgroep LO en Eurosportproject
De directie krijgt goede punten van LO-leerkrachten Glenn en Caroline. “Het is
een plezier om op deze school les te geven, de directie staat enorm achter ons”,
stellen ze beslist. “Bovendien beschikken we hier over een uitstekende accom-
modatie en ligt de school in de meest ideale omgeving waarin we ontelbare
sportieve mogelijkheden hebben. We maken hiervan dankbaar gebruik.
Met Sylvie, Patrick, Xavier, Caroline en Glenn telt de vakgroep vijf collega’s van
verschillende leeftijden, geslacht, interesses en specialiteiten. Een ding hebben
ze wel gemeen, ze zijn allemaal BVLO-lid!
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7nr. 1 / 2015
lingen, waarvan er vier trouwens speciaal naar
onze school kwamen, krijgen minstens 4 uur
per week les van ervaren specialisten.”
Revival dankzij innovaties“Deze ‘sportieve’ innovaties
kwamen er om groei te ge-
nereren en ik moet zeggen
dat dit zeker heeft mee-
gespeeld in de revival van
onze school die nu al vier
à vijf jaar opnieuw aan het
groeien is”, argumenteert
Gert De Spiegeleer.
Vroeger was Ronse een ste-
vige onderwijsstad, jongeren
kwamen naar Ronse omdat
ze hier ook goed Frans leer-
den (van de native speakers).
Een goed voorbeeld is Alexan-
der De Croo die vanuit Brakel
kwam. Maar nadien kregen we
te maken met de witte vlucht
vanuit Ronse. Weet je dat we
recordhouder zijn in inwoners
die buiten de stad schoollopen?
47 procent volgt onderwijs bui-
ten Ronse, vaak trekken ze naar
onderwijstrekpool Oudenaarde.
Soit, het is aan ons om mensen
ervan te overtuigen.
Wij werken elke dag
aan de kwaliteit
van de school. Ons
motto is om onze
leerlingen zo ver te
Koppen toonde in maart 2012 in aanloop
naar de Vlaamse wielerklassiekers een
goed bollende reportage over de wieler-
school. Wie het toen niet zag, kan nog in
de achtervolging via http://www.deredac-
tie.be/permalink/1.1258615
dat die toets dan wel moeten worden ingehaald
en dat de sportdag vermoeiend is en de leer-
lingen vroeg uit de veren moeten. We merken
dat die extra sport hun karakter sterkt, dat de
sportleerlingen contenter zijn.”
Precies wat de directeur ontdekte na een bevra-
ging van de leerlingen. “De sportleerlingen ko-
men liever naar school én hun resultaten gaan
erop vooruit. Dat willen wij als school doortrek-
ken. Leerlingen iets bijbrengen gaat verder dan
goede lessen en vakken. We willen onze leerlin-
gen ook leren doorzetten om te bereiken wat ze
verlangen. Ik onderstreep hierbij het belang van
sport als katalysator voor de rest van de school.”
Tennis wel, Hockey niet“Naast de optie sport wilden we ook ons aan-
bod uitbreiden met een keuze voor 4 uur hoc-
key. We trachtten het succes van wielrennen te
herhalen ten tijde van de Olympische Spelen
in Londen met de hockey-hype, maar jammer
genoeg vonden we hiervoor niet voldoende
kandidaten. We stonden nochtans sterk, met
een prima samenwerking met hockeyclub Ro-
yal Hermes en met onze oud-leerlinge Alix Ger-
niers als meter. Alix speelde trouwens met de
Belgian Red Panthers op de Spelen. Als jongste
‘panther’ (toen 19 jaar) scoorde ze trouwens
tegen de VS.
Wat wel lukt voorlopig is de optie tennis die nu
in de eerste graad opgestart is met zes leer-
lingen. Onze school slaat hiervoor de handen
in elkaar met TC Park, al dertig jaar een vaste
waarde in Ronse. De drijvende kracht achter
de tennisopleiding is Bert Selhorst, voorzitter
en jeugdverantwoordelijke van TC Park Ronse,
die mij trouwens zelf contacteerde. Onze leer-
Eurosportproject
“Wat nog uniek is qua sport in KA IPB Ronse is dat we als
enige Belgische school in het Eurosportproject zitten”, moe-
ten de LO-leerkrachten nog kwijt. ‘Eurosport’ is een Europees
uitwisselingsprogramma met negen landen. Tijdens de paas-
vakantie nodigt elk land om beurt 8 jongens en 8 meisjes van
de andere landen uit voor een groot sporttornooi. De jonge-
ren nemen deel aan drie dagen competitiesport en 3 dagen
cultuur. De deelnemers verblijven allemaal in gastgezinnen
en leren op die manier het land en zijn cultuur echt kennen.
Een unieke ervaring voor de uitverkorenen, die trouwens niet
‘de beste sporters’ moeten zijn, wij gaan vooral voor moti-
vatie en sfeer. Dat wij vorig jaar de fairplaytrofee kregen, is
voor ons minstens even belangrijk”, besluiten ze.
Meer info:KA IPB Ronse
G. Royerslaan 39, 9600 Ronse
tel. 055 23 06 60
www.karonse.be
WIJ WILLEN EEN WAUW-GEVOEL
CREËREN
laten vliegen als mogelijk. Wij willen de ster-
ken uitdagen en de zwakken helpen. Dat doen
we in ‘de Natte Nez’, zoals ze in de volksmond
zeggen. Toffe naam die we trouwens gebruikt
hebben om ons eigen biertje te benoemen”,
lacht de directeur terwijl hij er mij eentje
cadeau doet.
PAST UW SCHOOL OOK IN DEZE RUBRIEK? Neem contact op met de redactie: Sophie Van Aelst, [email protected]
8
DILKOM, EEN VOORBEELD VOOR SCHOOLZWEMMEN IN VLAANDEREN Bonte badmutsen boven – of liever – ‘ONDER’ waterSchoolzwemmen is hot dezer dagen! De nieu-
we leerlijnen zwemmen kwamen vlotjes in de
pers met titels en slogans als ‘geen schoolslag
meer in de zwemles’, ‘niet verdrinken is basis’,
‘hallo supermanslag’.
Wij gingen in gesprek met Stef Desmet, direc-
teur Dilkom, het zwembad van Dilbeek waar
ze al in 2000 een uniek schoolzwemsysteem
invoerden en sinds september 2014 ook aan
de slag gingen met het nieuwe zwemconcept.
ACCOMMODATIE EN MATERIAALStef Desmet laat eerst de accommodatie zien.
Wij krijgen vanop het balkon een mooi zicht op
het sportbad van 25m, het recreatiebad met
stroomversnelling, borrelbank, rugmassage,
tuimelemmers, een spuitende vuurtoren en
slang en een plonsbadje van 30 cm diep met
glijbaan en spuitbollen.
Wat onmiddellijk opvalt is het kleurrijke mate-
riaal dat ook in het grote bad aanwezig is, tou-
wen die over de hele lengte gespannen zijn,
een kubusconstructie, grote matten, kleine
matten, matten met gaten. En daartussen, vol-
op in actie: witte, gele, oranje, groene, rode,
blauwe en zwarte badmutsen. De kinderen
ploeteren en spetteren door elkaar in het grote
bad, gaan kopje onder, draaien van buik naar
rug, geven dingen door aan elkaar, zwemmen
met reddingpoppen, kruipen over matten en
verdwijnen eronder, springen en duiken. Ja,
het is bijna ‘rennen, vliegen, duiken, vallen en
weer opstaan’.
WATERVEILIGHEID“Bij ons gaat het in eerste instantie niet over
baantjes trekken en technische zwemslagen
aanleren of steekvoetjes wegwerken. Wij le-
ren de jonge kinderen zo snel mogelijk overle-
ven”, legt Stef uit.
Het nieuwe zwemconcept moet ervoor zor-
gen dat de jongsten snel waterveilig zijn en
is meteen de geschikte voorbereiding op een
levenslange, veilige vrijetijdsbesteding in, op
en onder water.
Waterveilig is de nieuwe boodschap in het con-
cept, kinderen moeten leren overleven in het
water. Eigenlijk meteen ook de grootste be-
zorgdheid van de ouders van jonge kinderen.
Sophie Van aelStCommunicatie BVLO
Stef DeSmetDirecteur Dilkom
Trefwoorden: schoolzwemmen, accommodatie, waterveiligheid, nieuw zwemconcept, onderzoek
nr. 1 / 2015Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9
STAPPENPLAN Dilkom is het zwembad van alle Dilbeekse
basis- en kleuterscholen. Alle kinderen van
het lager onderwijs, uitgezonderd het tweede
leerjaar, krijgen tweewekelijks een half uur
zwemles. Kinderen van het tweede leerjaar
komen elke week omdat zij in de ‘gouden
leeftijd’ zitten en intensiever met zwemmen
bezig zijn dan het meeste loont. Stef Desmet
verwacht dat alle leerlingen van het tweede
leerjaar dankzij de nieuwe methode zullen
‘kunnen zwemmen’.
De zwemlessen voor de kleuter- en basisscho-
len kan je indelen in vier stadia. De kleuters
van de derde kleuterklas starten met voorbe-
reidende stappen (een achttal lessen): zij krij-
gen een speelse vorm van watergewenning
aangeboden. Hiermee leren alle Dilbeekse vijf-
jarigen op een uitdagende manier het hoofd
onder water steken, drijven en zich voortbe-
wegen met handen en voeten.
“In het eerste leerjaar zullen de meeste kinde-
ren al kantveilig zijn”, garandeert de directeur.
“Door een aanbod van intensieve speels uit-
dagende oefeningen zijn de meeste zesjarigen
dan al goed op weg naar een verdere stap in
hun eigen zwemveiligheid. De uitdaging wordt
hier 25m zwemmend overbruggen.
Alle leerlingen van het tweede leerjaar zul-
len effectief ‘zwemveilig’ zijn: dit betekent
dat ze in normale zwemomstandigheden (pri-
vézwembad, publiek zwembad, zwemvijver,
rustige zee) veilig zullen kunnen zwemmen.
Eenmaal dat bereikt, verleggen we de focus
naar: (1) een verbetering van de zwemtech-
niek om efficiënter te zwemmen en langere
afstanden te kunnen afleggen en (2) een voor-
bereiding op de nodige veiligheid bij verschil-
lende watersporten. Zo leren we de leerlingen
bijvoorbeeld hoe ze zich kunnen bevrijden uit
een gekantelde kajak, hoe te zwemmen met
kledij of met een reddingsvest en op welke
manier ze hindernissen kunnen nemen op en
onder water.”
PROFESSIONELE BEGELEIDING EN NIVEAUGROEPENIn Dilkom krijgen de kinderen les van profes-
sioneel opgeleide zwemlesgevers. “Op dit mo-
ment zijn er zeven personen in dienst die aan
de kleuter- en basisscholen zwemles geven. De
begeleidende leerkracht van de school of klas
houdt toezicht en krijgt een takenlijst. Uiteraard
kunnen de leerkrachten LO ook mee lesgeven,
maar vaak komen de klasleerkrachten mee.”
Voor kleuters en eerste leerjaar zijn er twee
zwemlesgevers per klas die de kinderen op-
splitsen en oefeningen aanbieden op verschil-
lende niveaus.
Vanaf het tweede leerjaar wordt er klas- en
leeftijdoverschrijdend gewerkt. “Wij zwem-
men met niveaugroepen onafhankelijk van
hun klas of leeftijd, wat ervoor zorgt dat elke
leerling op zijn eigen niveau les krijgt.”
De rapportering van de zwemlesgever naar de
school toe is puur motorisch, de begeleidende
leerkracht ziet de rest.
10
LOPEND ONDERZOEK
Met 3200 leerlingen heeft Dilkom een interessante database om enerzijds de nieu-
we leerlijn zwemmen op zich te evalueren en anderzijds richtlijnen en normen op
te stellen omtrent de verwachtingen rond zwemonderwijs. De zwemniveaus (en de
daaraan gekoppelde tests en zwembrevetten) zijn een combinatie van veiligheids-
vaardigheden en het overbruggen van een afstand. De tests worden in de komende
maanden verder gestandaardiseerd in samenwerking met Baan 4 en de VUB. Enkele
opvallende resultaten bij de evaluatie van het 2de leerjaar (450 leerlingen die we-
kelijks hebben gezwommen in 5 niveaugroepen (11 à 13 lessen):
1. snelle evolutie: In grafiek 1 staan de slaagpercentages per niveaugroep. Gemiddeld zijn
70% van de leerlingen minstens 1 niveau gestegen.
2. 65% 'zwembadveilig I' tegen juni 2015? In grafiek 2 staan de geëxtrapoleerde cijfers
van de verwachtingen tegen juni 2015 (na nog eens 11 à 13 lessen). Hierbij worden 2
veiligheidsniveaus geëvalueerd: de 'Dilkom-25m-safety test' en de 'VUB-safety test'. 65%
zou slagen voor de Dilkom-25m-safety test, ruim 40% zou in staat zijn om de VUB-water
safety test uit te voeren.
Hoopvolle toekomst:
Ook de leerlingen uit het eerste leerjaar worden nauwgezet gevolgd. Bij een eerste groep
van 100 leerlingen die nu reeds 12 lessen hebben gevolgd is bijna de helft al 'zwembadvei-
lig I'. Een resultaat dat echter niet veralgemeend mag worden, het gemiddeld zwemniveau
van de leerlingen verschilt van school tot school. De socio-culturele achtergrond speelt hier
een belangrijke rol. Voldoende stof tot nadenken en verder onderzoek.
HET DILKOMSYSTEEM“In 2000 ging het totaal gerenoveerde zwem-
bad open en startten we met de nieuwe orga-
nisatie. Het was de bedoeling om het zwem-
bad rendabel te maken én om kwalitatief
zwemonderwijs aan te bieden”, verklaart Stef
Desmet. “We streefden naar meer efficiëntie
en kwaliteit. Er moesten veel kinderen tege-
lijk kunnen zwemmen en dus boden we een
systeem aan met eigen lesgevers en niveau-
groepen. De scholen maakten gretig gebruik
van ons aanbod en eigenlijk zijn er nooit echt
grote problemen geweest. We proberen altijd
de beste oplossing te zoeken voor alle partijen.
Tijdens de schooluren is het zwembad geslo-
ten voor het publiek, dat is een bewuste keuze
waarin de gemeente ons is gevolgd.
En we investeren ook graag in materiaal dat
continu beschikbaar is. Wij zorgen ervoor dat
de kinderen ‘goesting’ hebben om zich in het
water te begeven.
Het systeem van Dilbeek is een schoolvoor-
beeld voor Vlaanderen. De gemeente is al veel
jaren een voorbeeld van goede samenwerking
tussen alle partijen. De gemeente zorgt voor
gratis busvervoer en betaalt een deel van de
kostprijs, zodanig dat elk kind maar 2 euro be-
taalt per zwemles.
Dat is een prijs die elke ouder graag betaalt om
zijn kind op zeven- of achtjarige leeftijd veilig
in het water bezig te zien!
Intussen hebben we 15 jaar ervaring met ons
systeem en we willen maar wat graag navol-
ging krijgen”, sluit de directeur af.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11nr. 1 / 2015
Op de bordjes toon ik
jullie wat mag en wat niet!
Signalisatie in het
zwembad en de sporthal!
Bestellen via de webshop op www.isbvzw.be
adv_zwembordjes_A4.indd 1 9/11/12 13:46
12
SAMENVATTING Zienderogen groeit het wetenschappelijk bewijs
voor een positieve invloed van fysieke activiteit
op de cognitieve prestaties van leerlingen. Deze
bijdrage tracht orde in de veelheid aan weten-
schappelijke studies te scheppen en brengt een
toegankelijk overzicht van recente bevindin-
gen over deze hersen-bewegingsrelatie, met
een dieptesprong in de hersenwerking. Ook al
tonen deze theoretische bevindingen aan dat
meer bewegen tot een betere hersenfunctie en
schoolprestatie leidt, het blijkt ook al snel dat
huidig wetenschappelijk onderzoek slechts be-
perkte inzichten biedt over welke fysieke activi-
teiten nu precies aangewezen zijn tot het stimu-
leren van de hersenen, en aan welke intensiteit.
INLEIDING
We kennen allemaal de Oudgriekse leuze ‘Een
gezonde geest in een gezond lichaam’. Hieruit
volgt dat voldoende bewegen niet enkel het li-
chaam fit houdt, maar er ook voor zorgt dat we
helder kunnen nadenken. Sport en bewegen
kan je dus promoten niet alleen om gezonder,
maar ook om slimmer te worden (al is slimheid
wetenschappelijk moeilijk te meten, en moe-
ten we het misschien eerder over concentratie
of denkvermogen hebben) . Om dit aanvoelen
echt hard te kunnen maken, moeten we ons
verdiepen in de studie van de hersenen of de
neurowetenschappen. In deze bijdrage willen
we aantonen hoe recent neurowetenschappe-
lijk onderzoek de link tussen bewegen en leren
al dan niet bevestigt. Wat volgt is een recent
overzicht aan neurowetenschappelijke studies
die je kan beschouwen als munitie om je be-
wegingspromotieverhaal te vertellen, met de
nieuwste gegevens. Deze bijdrage wil de le-
zer stimuleren dit verhaal kritisch te vertellen,
zonder het meteen van de daken te schreeu-
wen als er weer eens een spectaculaire studie
verschijnt. Het nodig uit onderzoeksresultaten
in het juiste daglicht en waarschuwt de bewe-
gingsdeskundige niet als prediker op te treden,
maar een betoog te onderbouwen en ook nu-
ances te durven vermelden (we weten zeker
nog niet alles). Dit proces start met orde te
scheppen in een veelheid aan studies.
ORDE IN DE CHAOSHersenonderzoek is heel hip vandaag de dag.
In de media verschijnen om de haverklap stu-
dies die gelinkt zijn aan de hersenen. Belang-
rijk is het overzicht te bewaren. Een bepaalde
studie kan iets zeggen over maar een heel
klein deeltje van onze hersenwerking terwijl er
toch grote conclusies aan verbonden worden.
Ook tal van andere factoren bepalen wat we
precies over een bepaald onderzoeksresultaat
kunnen leren. In figuur 1 worden die verschil-
lende factoren schematisch voorgesteld. Aan
de hand van dit schema kunnen we nu recente
studies naar waarde gaan beoordelen.
MEER BEWEGEN, BETER PRESTEREN
Uit een grootschalig onderzoek van bijna 600
lagere schoolkinderen bleek dat er een posi-
tieve correlatie is tussen algehele fitheid en de
schoolprestatie (wiskunde en lezen) van kin-
deren (Castelli en collega’s, 2007). Ook al ge-
ven deze resultaten een goede aanwijzing, het
is ook mogelijk dat motivatie hier een storende
factor kan zijn. Zo is het perfect denkbaar dat
die kinderen die goed presteren op school de
afgenomen testen, zowel de fysieke tests als
de kennistesten, leuker vinden en daardoor
op beide beter presteren. Het is ook niet zeker
of de kinderen beter presteerden op school
omdat ze fitter waren, of dat ze fitter waren
omdat ze ook slimmer omgaan met bijvoor-
beeld voeding en beweging om gezond te
blijven (er werd hierbij geen significante cor-
relatie gevonden tussen het armoedecijfer en
de fysieke tests). Met andere woorden, een
dergelijke cross-sectionele studie zegt nog
maar weinig over wat de oorzaak en wat
het gevolg is van een gevonden verband.
Hiervoor hebben we een experiment nodig
(zie figuur 1). Onder een ‘experiment’ ver-
FITTE HERSENEN… OVER DE RELATIE BEWEGEN, BREIN, LEREN
pieter tijtgat
• Lector Lichamelijke Opvoeding, onderzoeksverantwoorde-lijke Onderzoekgroep Onderwijs en wetenschapscommu-nicator, Hogeschool Odisee
• Onbezoldigd postdoctoraal medewerker, vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen, UGent
• Stafmedewerker onderzoeksaangelegenheden, faculteit Mens en Welzijn, HoGent
Trefwoorden: onderzoek, invloed fysieke activiteit, cognitieve prestaties, hersenonderzoek
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 13nr. 1 / 2015
staan we een experimenteel design waarbij
een interventie plaatsvindt en die door een
vergelijking van een voor- en nameting bij
een interventiegroep en een controlegroep
kan aantonen of een veranderde meting al
dan niet te wijten is aan de ingevoerde in-
terventie (gerandomiseerde, gecontroleerde
interventie-studie). Een grotere studie bij
ruim 75.000 Koreaanse scholieren toonde aan
dat minstens drie lesuren lichamelijke opvoe-
ding per week volgen een positieve correlatie
kende met de algemene schoolprestatie (de
leerlingen dienden wel zelf aan te geven of
hun schoolprestatie zeer goed tot zeer slecht
was; Kim en So, 2012). Hier zijn de uren LO
vast opgelegd, dus lijkt het enigszins moge-
lijk oorzaak (meer bewegen) te onderschei-
den van gevolg (betere schoolprestaties). Een
recent experiment uit Zweden toonde aan dat
het verdubbelen van het aantal uren bewe-
ging op school (georganiseerd door de plaat-
selijke sportclub), leidt tot een verdubbeling
van de kans om de nationale leerdoelen (voor
Zweeds, wiskunde en Engels) te bereiken (Käll
en collega’s, 2014). Het zijn alvast studies die
ons iets leren over hoe het manipuleren van
een bepaald gedrag (bewegen) zorgt voor
betere leerprestatie (een ander gedrag, in de
studies voornamelijk cognitief gericht). Een
effectieve link leggen naar de hersenwerking
(door te bewegen functioneren de hersenen
beter, waardoor de schoolprestatie verbetert)
blijft hierdoor wel altijd een speculatie. Met
andere woorden, de hersenen blijven in deze
studies een zwarte doos. Om dit uit te klaren
hebben we hersenonderzoek nodig.
KIJK IN DE HERSENENDe technieken om metingen van de hersen-
werking mogelijk te maken, zijn de laatste
decennia aanzienlijk verbeterd, wat ook on-
derzoek naar de link tussen bewegen en een
verbeterde hersenwerking mogelijk maakt.
Grofweg kunnen we het onderscheid maken
tussen twee manieren om de hersenen te
bestuderen (er zijn er natuurlijk nog, maar
TIEN VRAGEN OVER DE LINK TUSSEN BEWEGEN, DE HERSENWERKING EN LEREN
1. Wie waren de proefpersonen van de studie? Ging het om een studie bij muizen of apen, bij
volwassenen of toch bij kinderen?
2. Is er enkel een cross-sectioneel verband gevonden (bv. meer bewegen, betere schoolpres-
tatie) of ook een experiment uitgevoerd zodat de oorzaak van bv. de betere schoolprestatie,
effectief aan het meer bewegen kan toegeschreven worden?
3. Gaat het hier om een ‘one lucky shot’, een plotse vernieuwende en spectaculaire studie, of
bevestigt het onderzoek waar al een tijdje consensus over aan het groeien is?
4. Onderzoekt men echt hersenactiviteit in de hersenen, of gaat het om de gevolgen van meer
bewegen op het gedrag van kinderen (bv. betere schoolprestatie) waar dan impliciet ook
gewijzigde hersenactiviteit wordt toegewezen?
5. Gaat het om een zeer geïsoleerd effect (bv. de richting van een pijl zo snel mogelijk aange-
ven) of om algemene schoolprestatie?
6. Als het gaat over ‘bewegen’ om te ‘leren’, moet dat bewegen dan aeroob zijn (matige inten-
siteit) of eerder hevig (anaeroob)?
7. Is het effect van inspanning op hersenontwikkeling acuut (direct erna) of langdurig?
8. Kijkt men naar een populatie van fitte leerlingen (die door meer bewegen slimmer blijken)
of een niet-fitte groep (die omdat ze nu wel bewegen, plots slimmer worden)
9. Bevestigt de studie de gevonden link, of ontkracht de studie dit juist? Of zijn er nuances te
plaatsen bij de al dan niet spectaculaire bevindingen?
10. Als laatste en belangrijkste: gaat het hier om een degelijk gefundeerde wetenschappelijke
studie? Is dit onderzoek ook verschenen in de wetenschappelijk tijdschrift waarbij specialisten
uit het vakgebied de resultaten en gevolgtrekking mede beoordeeld en goedgekeurd hebben?
Figuur 2: De twee meest gebruikte manieren
om naar de hersenwerking te kijken.
14
dit zijn de meest gebruikte), het onderzoeken
van de hersenstructuur en de hersenfunctie
(figuur 2). Om de hersenstructuur te meten,
maken hersenwetenschappers gebruik van
een MRI-scan (MRI staat voor Magnetic Reso-
nance Imaging). De eerder op gedragsniveau
vastgestelde resultaten (zie vorige paragraaf)
werden bevestigd in een MRI-studie met 49
lagere schoolkinderen (Chaddock en collega’s,
2010). Kinderen met een hogere fysieke fit-
heid hadden een groter volume van de hip-
pocampus (een deel van de hersenen dat
cruciaal is om nieuwe herinneringen op te
slaan) en scoorden (dus) ook beter op een
geheugentaak.
Een andere hersenwetenschappelijke metho-
de is het meten van de hersenfunctie via EEG
(Elektro-encefalografie). Een EEG-studie bij 65
lagere schoolkinderen toonde aan dat fitte
kinderen accurater een cognitieve taak aan-
pakken (Pontifex en collega’s, 2011). Bij de
niet-fitte kinderen bleken de hersengolven bij
het uitvoeren van de taak zo te verschillen dat
dit kan wijzen op een verminderde capaciteit
om de aandacht erbij te houden en de aan-
gereikte stimulus te verwerken. Hier ging het
dan wel om een zeer geïsoleerde taak: het
zo snel en accuraat mogelijk de richting van
de middelste pijl aangeven, die ofwel congru-
ent (>>>>>) ofwel incongruent (>><>>) tus-
sen andere pijlen stond. We moeten ons dus
zeker voldoende afvragen of dit ook kan door-
getrokken worden naar meer schoolse taken.
Merk ook op dat er naast beweging andere
factoren zoals genetische aanleg, motivatie,
persoonlijkheidskenmerken, voeding, enz.
voor de betere score bij de fitte kinderen kun-
nen zorgen. Om zeker te zijn of het effectief
door voldoende beweging komt dat kinderen
beter presteren, hebben we nood aan een ex-
perimenteel design waarin de bovenstaande
alternatieve verklaringen gecontroleerd kun-
nen worden.
Uit zo een experiment bleek dat het inten-
sief stappen op een loopband de leespresta-
tie van 20 lagere schoolkinderen verbeterde
dan wanneer ze rusten voor de oefening
(Hillman en collega’s, 2009; let wel, op spel-
ling en rekenoefeningen was er geen effect!).
In de hersenen stelde men vast dat de her-
sennetwerken van belang voor de aandacht
bij een cognitieve taak, beter werkten na
de inspanning. Een andere studie wees dan
weer op het langdurig effect van twee uur
extra beweging gedurende een periode van
9 maanden (Chaddock-Heyman en collega’s,
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 15nr. 1 / 2015
2013). Dankzij het bewegen verminderde de
hersenactiviteit (en dus ook belasting) in de
prefrontale cortex (dat deel van de hersenen
dat we zeker nodig hebben om na te den-
ken) waardoor de lagere schoolkinderen een
hersenactiviteit vertoonde vergelijkbaar met
die van universiteitsstudenten! Bovendien
verbeterde de hersenwerking en prestaties
op het gebied executieve functies (Hillman
en collega’s, 2014). Executieve functies zijn
cognitieve processen die betrokken zijn bij
het plannen en aansturen van activiteiten,
zoals het vermogen om (ongewenst) gedrag
te remmen of te stoppen of aan te passen
aan een voortdurend veranderende situatie.
Het belang van (neurowetenschappelijk on-
derzoek naar) executieve functies is voor het
onderwijs uitvoerig aangetoond (Van Camp,
2015). De recente experimentele bevinding
dat fysieke activiteit hier een belangrijke rol
bij speelt, onderstreept nog maar eens welke
belangrijke rol de lichamelijke opvoeding kan
of zou moeten spelen in het onderwijs.
CONSENSUS EN NUANCES
Algemeen kunnen we stellen dat er een ruime
consensus groeit over de positieve effecten die
beweging kan hebben voor de hersenwerking
van leerlingen. We merken dit niet enkel in
de hierboven beschreven studies, maar ook
de talrijke recente overzichtsstudies (Chad-
dock e.a. 2011, 2012; Hillman e.a., 2008; Voss
e.a., 2012; Singh e.a., 2012; Tomporowski e.a.,
2008) en meta-analyses (een effect of ver-
band over verschillende studies samen: Sibley
& Etnier, 2003; Chang e.a., 2012) wijzen op de
acute en langdurige positieve effecten van be-
weging op de cognitieve ontwikkeling.
Toch zijn er ook enkele nuances. Zo bleek uit
een iets oudere studie dat meer uren lichame-
lijke opvoeding niet direct voor een vooruit-
gang (maar ook niet voor een achteruitgang)
in schoolprestatie zorgde (Sallis en collega’s,
1999). Het intelligentievermogen van som-
mige mensen die weinig tot niet mobiel zijn,
denken we maar aan de beroemde natuurkun-
dige Stephen Hawking, doet ook vermoeden
dat leren ook kan plaatsvinden zonder fysieke
activiteit (Keit Hyatt, persoonlijke communi-
catie, maart 2013). Deze bevindingen onder-
mijnen het positief effect van bewegen op
leren niet, maar ze plaatsen wel een belang-
rijke kanttekening. Het voordeel van het (veel
meer) introduceren van beweging in de klas
ligt niet enkel bij de positieve neurobiologi-
sche effecten (Cotman en collega’s, 2007; Voss
en collega’s, 2013), maar waarschijnlijk ook
bij psychologische effecten (Shephard, 1996).
Meer bewegen op school biedt een welkome
onderbreking van de schoolse activiteiten,
zodat leerlingen met hernieuwde energie en
interesse aan de volgende lees-, reken- of
andere denktaak kunnen beginnen. In die zin
kunnen ook andere waardevolle tussendoor-
tjes (bv. ademhalings- en ontspanningsoefe-
ningen) een te schools gerichte aanpak coun-
teren en leerwinst genereren.
BLIK OP DE TOEKOMSTOndanks het eerder aangehaalde positief
verband, lijkt meer longitudinaal onderzoek
(waarbij leerlingen over een langere periode
gevolgd worden) noodzakelijk om duidelijk-
heid te scheppen in de oorzaak-gevolg relatie
van bewegen op leren. Onderzoekers heb-
ben het heel vaak algemeen over ‘beweging’
als trigger om beter te leren, maar is er nog
weinig bekend over de precieze intensiteit,
frequentie en duur van beweging om tot de
beste leerresultaten te komen. Ook over in-
dividuele verschillen tussen leerlingen is nog
weinig geweten. Wat in voorgaand onderzoek
immers niet onderzocht werd, is de mate
waarin de beweging als een vrijwillige activi-
teit werd aanzien of als een verplichting werd
opgelegd. Een studie bij ratten suggereert im-
mers dat verplichte fysieke activiteit tot andere
effecten in gedrag en hersenwerking leiden in
16
REFERENTIESCastelli, D. M., Hillman, C. H., Buck, S. M., & Erwin, H. E. (2007).
Physical fitness and academic achievement in third-and fifth-grade students. Journal of Sport and Exercise Psychology, 29(2), 239.
Chaddock, L., Erickson, K. I., Prakash, R. S., Kim, J. S., Voss, M. W., VanPatter, M., ... & Kramer, A. F. (2010). A neuroimaging investigation of the association between aerobic fitness, hip-pocampal volume, and memory performance in preadolescent children. Brain research, 1358, 172-183.
Chaddock, L., Pontifex, M. B., Hillman, C. H., & Kramer, A. F. (2011). A review of the relation of aerobic fitness and physical activity to brain structure and function in children. Journal of the International Neuropsychological Society,17(06), 975-985.
Chaddock, L., Voss, M. W., & Kramer, A. F. (2012). Physical activity and fitness effects on cognition and brain health in children and older adults.Kinesiol. Rev, 1, 37-45.
Chaddock-Heyman, L., Erickson, K. I., Voss, M. W., Knecht, A. M., Pontifex, M. B., Castelli, D. M., ... & Kramer, A. F. (2013). The ef-fects of physical activity on functional MRI activation associated with cognitive control in children: a randomized controlled intervention. Frontiers in human neuroscience, 7.
Chang, Y. K., Labban, J. D., Gapin, J. I., & Etnier, J. L. (2012). The effects of acute exercise on cognitive performance: a meta-analysis. Brain research,1453, 87-101.
Cotman, C. W., Berchtold, N. C., & Christie, L. A. (2007). Exercise builds brain health: key roles of growth factor cascades and inflammation. Trends in neurosciences, 30(9), 464-472.
Hillman, C. H., Erickson, K. I., & Kramer, A. F. (2008). Be smart, exercise your heart: exercise effects on brain and cognition. Nature Reviews Neuroscience,9(1), 58-65.
Hillman, C. H., Pontifex, M. B., Castelli, D. M., Khan, N. A., Raine, L. B., Scudder, M. R., ... & Kamijo, K. (2014). Effects of the FIT-Kids randomized controlled trial on executive control and brain function. Pediatrics, 134(4), e1063-e1071.
Käll, L. B., Nilsson, M., & Lindén, T. (2014). The impact of a physi-cal activity intervention program on academic achievement in a Swedish elementary school setting. Journal of School Health, 84(8), 473-480.
Kim, S. Y., & So, W. Y. (2012). The relationship between school performance and the number of physical education classes at-tended by Korean adolescent students. Journal of sports science & medicine, 11(2), 226.
Leasure, J. L., & Jones, M. (2008). Forced and voluntary exercise differentially affect brain and behavior. Neuroscience, 156(3), 456-465.
Pontifex, M. B., Raine, L. B., Johnson, C. R., Chaddock, L., Voss, M. W., Cohen, N. J., ... & Hillman, C. H. (2011). Cardiorespira-tory fitness and the flexible modulation of cognitive control in preadolescent children. Journal of cognitive neuroscience, 23(6), 1332-1345.
Sallis, J. F., McKenzie, T. L., Kolody, B., Lewis, M., Marshall, S., & Rosengard, P. (1999). Effects of health-related physical education on academic achievement: Project SPARK. Research quarterly for exercise and sport, 70(2), 127-134.
Shephard, R. J. (1996). Habitual physical activity and academic performance. Nutrition reviews, 54(4), S32-S36.
Sibley, B. A., & Etnier, J. L. (2003). The relationship between physical activity and cognition in children: a meta-analysis. Pediatric Exercise Science, 15(3), 243-256.
Singh, A., Uijtdewilligen, L., Twisk, J. W., van Mechelen, W., & Chinapaw, M. J. (2012). Physical activity and performance at school: a systematic review of the literature including a methodological quality assessment. Archives of pediatrics & adolescent medicine, 166(1), 49-55.
Tomporowski, P. D., Davis, C. L., Miller, P. H., & Naglieri, J. A. (2008). Exercise and children’s intelligence, cognition, and academic achievement.Educational Psychology Review, 20(2), 111-131.
Van Camp, T. (2015) Zelfregulatie. In: Van Camp, T.; Vloeberghs, L.; Tijtgat, P. e.a. Krachtig Leren. Cognitief neurowetenschappelijk benaderd. Leuven: Acco.
Voss, M. W., Nagamatsu, L. S., Liu-Ambrose, T., & Kramer, A. F. (2011). Exercise, brain, and cognition across the life span. Journal of Applied Physiology, 111(5), 1505-1513.
Voss, M. W., Vivar, C., Kramer, A. F., & van Praag, H. (2013). Bridging animal and human models of exercise-induced brain plasticity. Trends in cognitive sciences, 17(10), 525-544.
vergelijking met vrijwillige beweging (Lea-
sure en Jones, 2008). Tenslotte is het naar
de toekomst toe interessant te onderzoeken
in welke mate ook andere interventies (bv.
aangepaste voeding, sociale interactie) in
combinatie met (extra) beweging voor ver-
schillende resultaten zouden kunnen zorgen.
De weg naar gedegen onderzoekswerk die
de link tussen bewegen en leren verder uit-
diept, ligt dus open voor bewegingsweten-
schappers!
Voor de leerkracht, begeleider, bewe-
gingsdeskundige in het veld selecteerden
we aan de hand van het overzicht in fi-
guur 1, tien vragen die je best stelt wan-
neer je weer eens een artikel in de krant
of magazine, boek, zelfs wetenschappelijk
tijdschrift leest of wanneer je tijdens een
bijscholing verteld wordt over nieuwe be-
vindingen over de link tussen bewegen,
de hersenwerking en leren, al dan niet op
spectaculaire wijze ‘aangetoond’.
Over deze laatste tip zullen we het in
een volgend nummer hebben over een
populair ‘breinstimulerend’ bewegings-
programma dat echter in de wetenschap-
pelijke wereld als neuromythe wordt af-
gedaan, en stellen we ons de vraag hoe
een praktisch aangelegde bewegingsdes-
kundige met dit spanningsveld moet om-
gaan. Voor nu kunnen we besluiten dat de
link tussen bewegen en leren afdoende is
aangetoond, maar dat we nog niet precies
weten welke fysieke activiteiten precies
tot het beste resultaat zullen leiden.
Dank aan
Dr. Matthieu Lenoir (UGent) en een anonie-
me reviewer voor de kritische lezing van en
waardevolle suggesties voor deze bijdrage.
Dr. Keit Hyatt, Dr. Chaddock-Heyman, Dr. Hill-
man, Dr. Spaulding, Dr. Meeusen, Dr. Singh,
Dr. Everaert en andere onderzoekers voor de
literatuursuggesties, kritische opmerkingen
en discussiestof die ze aanreikten bij het tot
stand komen van deze bijdrage.
nr. 1 / 2015Bond voor Lichamelijke Opvoeding 17
De bewuste keuze van een persoon om een be-
paalde activiteit vroegtijdig te beëindigen en/
of van zijn vast voornemens en plannen af te
zien - ook wel drop-out genoemd - is een groei-
end probleem in onze samenleving. Het is een
wereldwijd fenomeen dat op allerlei gebieden
zoals in het onderwijs, het vrijwilligerswerk, de
geneeskunde en vrijetijdsbesteding, en ook in
de sport enz. kan worden waargenomen. Ook
bij de Vlaamse Volleybalbond (VVB) werden
- vooral met betrekking tot de jeugdspelers -
dalende ledenaantallen vastgesteld. Op vraag
van de VVB werd daarom een studie naar de
drop-outredenen van Vlaamse adolescenten
uitgevoerd die in de periode 2008–2013 op 12-
tot 18-jarige leeftijd hun lidmaatschap bij een
erkende volleybalclub hebben beëindigd.
WAT ZET JONGEREN AAN TOT SPORTEN EN WAAROM STOP-PEN ZE ERMEE?De keuze van jongeren om zich op een be-
paalde sport te gaan toeleggen kan worden
beïnvloed door externe factoren zoals een
positieve ingesteldheid van de ouders en/of
vrienden, positieve ervaringen op een kennis-
makingsdag, een nieuwe accommodatie enz.
Uit de literatuur blijkt duidelijk dat dé hoofd-
reden voor jongeren om te gaan sporten de
plezierbeleving is (Woods, 2007). Tijdens het
sporten kunnen jongeren samen met hun
vrienden nieuwe vaardigheden verwerven,
zich uitleven en uitdagingen aangaan (Woods,
2007). Door te kiezen voor een georganiseerde
teamsport krijgen jongeren de kans om hun fy-
sieke fitheid te verbeteren, nieuwe vrienden te
maken en zich tevens tijdens de trainingen en
in wedstrijden van hen te differentiëren (Kre-
mer et al. (1997).
Anderzijds zijn er eveneens verschillende re-
denen om vroegtijdig te stoppen met sport.
De meest frequent genoemde individuele
factoren zijn een gebrek aan plezierbeleving -
waarbij deze factor met stijgende leeftijd van
de sportbeoefenaars minder belangrijk werd
- (Butcher et al., 2002) en de wil om andere
dingen te doen (Van Rossum, 2005). De intrin-
sieke motivatie bepaalt in verregaande mate
of men een activiteit zal verder zetten: kinde-
ren die weinig uitdaging ervaren of falen om
nieuwe vaardigheden aan te leren, zullen eer-
der geneigd zijn om af te haken dan kinderen
die succes ervaren en competentie verwerven.
Door meer zelfvertrouwen en zelfwaardering
te krijgen zal hun intrinsieke motivatie om
opnieuw actie te ondernemen immers blijven
groeien (Weiss, 1995).
Ook sociale motieven en de ontwikkeling van
de jeugdsporter spelen een belangrijke rol in de
sportparticipatie. Zo zullen vooral meisjes in de
pubertijd het samen sporten met vriendinnen
als zeer belangrijk ervaren (Allender, Cowburn,
& Foster, 2006) en zal een zwakke sociale on-
dersteuning bv. door familie en vrienden sport-
drop-out bevorderen. Andere vaak genoemde
redenen zijn: tijdsgebrek, de problematische
temporele coördinatie met school of werk (Van
Rossum, 2005) en een te grote prestatiedruk
(Gould, 1982; Weinberg & Gould, 2003). Mo-
REDENEN VAN DROP-OUT IN DE SPORT. VOLLEYBAL ALS CASE STUDY.
raf Cambré, Vrije UniVerSiteit brUSSel
Master in de lichamelijke opvoeding
prof. Dr. Veerle De boSSCher
Vrije Universiteit BrusselSportbeleid en –Management en Universiteit Utrecht
Swa DepelChin
Vlaamse Volleybalbond
18
gelijke sportexterne drop-outfactoren zijn bv.
gezondheidsredenen (blessures, ziektes) en
geldgebrek. Studies in verband met drop-out
in de sport focussen hoofdzakelijk op percep-
ties van sporters en minder op specifieke en
observeerbare factoren die een onderliggende
reden voor de drop-out kunnen zijn, zoals bv. de
invloed van een vroegtijdige specialisatie, het
niveau en de intensiteit van de vroegere sport-
participatie alsook het ontwikkelingsniveau (de
leeftijd) van de sporter (Wall & Coté, 2007). Alle
bovengenoemde factoren werken op elkaar in
bij het besluit van jongeren om wel of niet te
blijven sporten. Daarenboven blijkt dat de door
de sporters aangehaalde drop-outredenen op
alle clubsportniveaus (lokaal, regionaal, natio-
naal) dezelfde zijn (Van Rossum, 2005).
SPORTEN IN CLUBVERBAND IN VLAANDEREN De concurrentie voor sportclubs is groot, ze om-
vat niet-sportgerelateerde vrijetijds-activitei-
ten, sportactiviteiten buiten de georganiseerde
sport die ofwel door commerciële inrichtingen
of privéorganisaties worden aangeboden als-
ook sportactiviteiten die door andere lokale
clubs worden georganiseerd. Thans sport 51%
van de Vlaamse jongeren in een lichte ge-
meenschap (= een niet-clubgeorganiseerd ver-
band waar de onderlinge binding tussen de le-
den van de organisatie vluchtiger, losser en/of
flexibeler is dan in traditionele verenigingen),
ongeveer 35% in individueel verband en 11%
in commercieel verband (Scheerder, 2011).
Desondanks scoort clubsport nog steeds het
hoogst bij jongeren: bijna 70% van de sportie-
ve jongeren is actief lid in een Vlaamse sport-
club (Scheerder, 2012). Dit percentage neemt
duidelijk af met stijgende leeftijd door een
toegenomen activiteit in andere organisaties
en omwille van diverse psychosociale redenen.
Deze jeugdproblematiek is op zich niet nieuw,
maar de omstandigheden die sportdrop-out
begunstigen lijken te zijn veranderd (bv. een
toenemende individualisering en commerciali-
sering van de samenleving, een almaar groter
wordend sportaanbod, de opkomst van talrijke
nieuwe, hippe sporten, …).
POPULARITEIT VAN VOLLEY-BAL IN VLAANDERENDe evolutie van het totaal aantal volleyballers
dat bij de VVB is ingeschreven weerspiegelt de
achteruitgang van het volleybal in Vlaanderen.
Anno 2007 telde de VVB in het totaal 40.218 le-
den en in 2012 nog slechts 36.135 (-10,15%).
Een verdere uitsplitsing volgens leeftijdscate-
gorie onthult voor de periode 2008 tot 2013
voor de leeftijden 12-15 jaar en 16-18 jaar een
daling van het ledenaantal van respectievelijk
-6,27% en -19,28%. Precies deze cijfers zijn
voor de VVB zeer zorgwekkend, omdat de ado-
lescenten tot nog toe altijd de sterkhouder van
het Vlaamse volleybal zijn geweest. Het hier
besproken onderzoek focust dan ook op deze
twee leeftijdscategorieën.
Volleybal - vaak bestempeld als een vrouwen-
sport - wordt in Vlaamse clubs inderdaad door
veel meer vrouwen gespeeld dan door man-
nen. Anno 2013 telde de VVB in het totaal
37,56% mannelijke en 62,44% vrouwelijke
leden. Met betrekking tot de gekozen onder-
zoekspopulatie (leeftijdscategorie 12 – 18 jaar)
is het genderverschil zelfs nog groter: in 2013
waren 28,62 % van de 12- tot 18-jarige VVB
leden jongens en 71,38 % meisjes.
De algemene daling van het aantal VVB leden
in de periode 2007-2013 manifesteert zich
uiteraard ook in de leeftijdscategorie 12 – 18
jaar. De daling in deze periode is bij de jon-
gens in vergelijking met die van de meisjes
(-6,83%) veel groter, namelijk - 27,54%.
Hoe kunnen deze dalende cijfers worden ver-
klaard? Zijn ze het gevolg van een algemeen
verminderde interesse in het volleybal (=min-
der aansluitingen bij de VVB), of zijn ze te
wijten aan het feit dat jongeren om bepaalde
redenen sneller afhaken van het volleybal
(=drop-out)?
Een tweede vaststelling bij de VVB is dat de
dropoutcijfers op zich wel zijn gedaald, onder
het aantal 12- tot 18-jarige jongens en meis-
jes die in de periode 2007-2012 hun VVB lid-
maatschap niet hebben verlengd spectaculair.
Zo registreerde het VVB in 2012 bij de meis-
jes nog amper 335 drop-outs; in 2007 waren
dat er nog 1042. Aangezien het dalend aantal
adolescenten (12 – 18 jaar) dat lid is van de
VVB dus zeker niet kan worden verklaard door
een stijgende evolutie van de drop-out, dient
de oorzaak hiervoor worden gezocht bij een
verminderd aantal nieuwe inschrijvingen, met
andere woorden bij het feit dat in de laatste
jaren duidelijk minder adolescenten volleybal
in clubverband wensen te spelen.
Figuur I bevestigt dat het aantal 12- tot 18-ja-
rigen die beslissen om in clubverband te gaan
volleyballen en daarom lid worden van de
VVB vanaf 2010 (meisjes) respectievelijk 2011
(jongens) bijzonder sterk terugloopt. Over de
periode 2007 – 2013 beschouwd kon de VVB
63,40% minder jongens en 46,72% minder
meisjes als nieuw lid verwelkomen.
De evolutie van de sport is uiteraard verwe-
ven met veranderingen die zich voordoen in
de bevolkingssamenstelling. In het kader van
dit onderzoek naar drop-out in bovenvermelde
onderzoekspopulatie was het daarom relevant
om de ontwikkeling van de geboortecijfers in
Vlaanderen voor de periode 1990 – 2001 (=
de geboortejaren van de onderzoekspopula-
tie) nader te onderzoeken. Daarbij werd vast-
gesteld dat het geboortecijfer precies in deze
periode in Vlaanderen in vergelijking met de
voorafgaande en latere jaren een daling kende
van -12,81%. Een dergelijke demografische
verschuiving, ook wel ‘ontgroening’ genoemd,
werkt door op de clubgeorganiseerde sport
(Scheerder, 2011a). De pool waaruit de VVB
nieuwe leden zou kunnen hebben gerekru-
teerd was immers duidelijk kleiner dan in de
jaren voordien.
ONDERZOEKDe VVB telde anno 2013 slechts 10506 leden
in de leeftijdscategorie 12-18 jaar, terwijl het in
2008 nog 12021 leden waren. Deze daling is in
de eerste plaats te wijten aan een verminderde
instroom van nieuwe clubleden, maar ook aan
figUUr i: Evolutie van het aantal nieuw aangesloten VVB leden in de leeftijdscategorie 12-18 jaar (2007-2013)
Bron: Vlaamse Volleybalbond, 2014
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 1 maart 2015
Bew
egin
gsop
voed
ing
064
1E KLEUTERKLAS HOKEY POKEYHet liedje spreekt voor zich, want de vrouw zegt wat we moeten doen.Je doet je linkerarm in: steek je linkerarm uit
Je doet je linkerarm uit: trek je linkerarm weer in
In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit
Gooi het er maar uit: schudden met je arm voor je
We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen
En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen
in de handen (kies iets wat best past)
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de hokey Pockey: naar je originele plaats gaan
Je doet je rechterarm in: steek je rechterarm uit
Je doet je rechterarm uit: trek je rechterarm weer in
In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit
Gooi het er maar uit: schudden met je arm voor je
We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen
En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen
in de handen (kies iets wat best past)
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Je doet je linkerbeen in: steek je linkerbeen uit
Je doet je linkerbeen uit: trek je linkerbeen weer in
In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit
Gooi het er maar uit: schudden met je been voor je
We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen
En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen
in de handen (kies iets wat best past)
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Je doet je rechterbeen in: steek je rechterbeen uit
Je doet je rechterbeen uit: trek je rechterbeen weer in
In, uit, in, uit: steek hem rap in en weer uit en weer in en weer uit
Gooi het er maar uit: schudden met je been voor je
We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen
En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen
in de handen (kies iets wat best past)
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de hokey Pockey: naar je originele plaats gaan
Je doet je hele lijf in: spring vooruit
Je doet je hele lijf uit: spring achteruit
In, uit, in, uit: spring rap voor en achteruit
Gooi het er maar uit: schudden met je hele lichaam
We doen de Hokey Pokey en we gaan maar door: wiegen met de heupen
En zingen daarbij in koor: klappen op de knieën / ronddraaien / klappen
in de handen (kies iets wat best past)
Ooooooooooooooooh effe wachten: maak een wave beweging van onder
naar boven…
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Ooooooh de Hokey Pokey: naar het midden komen
Ooooooh de Hokey Pokey: naar je originele plaats gaan
Benodigdheden: Muziekinstallatie
BEWEGINGSLESSEN ROND THEMA PASEN LESBEGIN
Stephanie CoppenS
Bachelor LOemmeline haek
Bachelor LO
BVLO
2
Bew
egin
gsop
voed
ing
065
Thema Pasen en variatie-ideetjes toepassen per kleuterklas
1e kleuterklas 2e kleuterklas 3e kleuterklasAfgebakende zone gebruiken.
Kegels verspreiden in deze zone en kleef de
kaarten op de kegels. De kleuters huppelen
rond op muziek en als de muziek stopt, ste-
ken ze zo snel mogelijk één wasspeld op een
kaart. Zit de kaart echter al vol, dan moeten ze
op zoek gaan naar een andere kaart. Begint de
muziek terug te spelen, huppelen (springen,
dansen, achteruitlopen)
Thema Pasen gebruiken: op de andere helft
van de kaart staan de prentjes van Pasen (die
komen later ook nog terug). Laat de kleuters
rondlopen en roep bv. een speld op het paas-
ei! Kleuters zoeken kaarten met een paasei op
en steken er 1 speld op.
Verspreid over de sportzaal, aan een bank, aan
het klimrek, op een plint.
De kleuters lopen rond op de muziek en als de
muziek stopt, steken ze zo snel mogelijk één
wasspeld op de kaart. Als ze dat gedaan hebben,
gaan ze op hun rug liggen (zo zie je wanneer ze
klaar zijn). Je zet nadien de muziek terug op en
geeft hen een nieuwe kans. Geef hen nog mee
dat als alle kaarten vol zitten, ze terug in een
kring of bank moeten komen zitten.
Thema Pasen gebruiken: Op de andere helft van
de kaart staan de prentjes van Pasen. Geef aan
waar ze het moeten opsteken!
Verspreid over de sportzaal en echt verstopt,
dus onder een plint, onder een bank, onder
een kegel.
De kleuters lopen rond op de muziek en als
de muziek stopt, steken ze zo snel mogelijk
één wasspeld op de kaart. Als ze dat gedaan
hebben, gaan ze op hun rug liggen (zo zie je
wanneer ze klaar zijn). Je zet nadien de mu-
ziek terug op en geeft hen een nieuwe kans.
Geef hen nog mee dat als alle kaarten vol
zitten, ze terug in een kring of bank moeten
komen zitten.
Thema Pasen gebruiken: Op de andere helft
van de kaart staan de prentjes van Pasen.
Geef aan waar ze het moeten opsteken!
1e kleuterklas 2e kleuterklas 3e kleuterklasKringopstelling, werk met een parachute waar
de kinderen op staan. Als ze naar het midden
moeten komen doen ze dat als de kippen. Zet
in het midden van de kring een grote mand
(doos) met eitjes (balletjes) waar de kindjes
met hun poep even moeten overhangen om
een eitje te laten vallen en laat hen dan terug-
keren naar de oorspronkelijke kringopstelling.
Maak 4 nestjes (matjes) in vierkante opstelling
en zet een mand (deel van een plint) in het
midden. De kippen dansen in hun eigen nest.
Als ze naar het midden moeten komen, nemen
ze een eitje (balletje) mee uit hun nest naar de
mand en keren dan terug.
Kleef op voorhand een sticker (etiket uit de
winkel) op de linkerschouder van elk kuiken.
Plaats verschillende eieren (hoepels) in de
zaal. Als de muziek speelt, staan de kuikens
per twee recht tegen over elkaar in een ei.
Tip: toon dit op voorhand eens aan de kuikens.
“Je doet je rechterarm in” (= tik de schouder
zonder sticker van het kuiken)
“Je doet je linkerarm in” (=tik de schouder met
sticker van het kuiken)
Bij ooooooh de Hokey Pokey loopt iedereen vrij
rond tussen de eitjes. De juf of meester helpt
mee aangeven wanneer de kuikens terug in
hun ei moeten.
2E KLEUTERKLAS WASKNIJPERSPELBij het begin van het spel krijgen de kleuters elk 5 wasspelden (afhankelijk van het aantal kleuters). Hoe
meer kleuters hoe minder je er per kindje geeft. Ze steken die op hun T-shirt. Afhankelijk van de leeftijd van
de kindjes spelen we dit spel anders. Kaart (zie figuur) kan in thema gebruikt worden en/of met enkel
de wasknijpers.
1e kleuterklas 2e kleuterklas 3e kleuterklasVerdeel de groep met de gekleurde bierkaartjes
in 4 gelijke groepen. Kleef op enkele kegels in
de zaal een gekleurd blad.
De kinderen verzamelen in het midden van de
zaal. Laat ze een bolletje maken. Met hun bier-
viltje. Als je zegt START moeten ze zo snel moge-
lijk naar een kegel lopen met dezelfde kleur als
op hun kaartje. Roep je STOP komen ze zo snel
mogelijk terug. Je verandert de plaatsen van de
kleuren eens en laat ze het nog eens doen… Je
kan de kindjes ook een ander kleur geven.
Verdeel de klas in twee groepjes en geef de ene
groep een partijvestje of lintje. Zet een afgeba-
kend veld af met banken.
Zet 20 kegels op en verstop hieronder de paas-
schijfjes. Zorg ervoor dat ze met de tekeningen
naar boven liggen. De ene groep mag enkel de
kegels omver leggen waar de ‘paaseitjes’ en
‘hazen’ onder zitten en de andere groep moet
de kegels omleggen waar de ‘mandjes’ en ‘kui-
kens’ onder zitten.
Verdeel de klas in twee groepjes en geef de
ene groep een partijvestje of lintje. Zet een
afgebakend veld af met banken.
Leg 15 kegels plat en zet 15 kegels recht. De
ene groep moet altijd de kegels rechtzetten
en de andere groep moet altijd de kegels plat
leggen. Na twee minuten laat je op je duide-
lijk STOP-signaal de kindjes op de bank zitten
en tel je de status. De ploeg die wint krijgt
een gouden kaart. Speel the best of 3.
3E KLEUTERKLAS KEGELSPELBenodigdheden: kegels, partijvestjes, gekleurde bierviltjes en paaskaartjes
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3 maart 2015
Bew
egin
gsop
voed
ing
066
Zelfgestuurd werken in de kleuterklas. Hoe pak je dat aan? In
deze sessie willen we jullie laten kennismaken met eenvou-
dige en leuke beweegvormen en hoe je zelf aan de slag gaat
bij het maken van alternatieve materialen.
ZELFGESTUURD WERKENElke kleuter krijgt een schijfje met daarop vier afbeeldingen die
gelinkt zijn aan het thema Pasen. De paashaas, een paasmand,
het paaskuiken en het paasei vormen vanaf nu een vaste
waarde binnen je aanbod beweeglessen. Elke paasschijf heeft
een vast kleur. Wij kiezen ervoor om met de vier basiskleuren
te werken; rood, groen, blauw, geel. Verdeel de verschillende
paasschijfjes in de verschillende kleuren. Bij elke kleur is er ook
telkens één figuur ingekleurd. Neem bijvoorbeeld dat bij het
groene paasschijfje steeds de paashaas ingekleurd is. Bij het
blauwe paasschijfje is dit steeds het paasei, … enz.
Afhankelijk of de kleuters in de 1e,2e of 3e kleuterklas zitten be-
paalt de wijze waarop je hen in contact brengt met de paasschijf.
LESKERN THEMA: PASEN1e kleuterklasElke kleuter krijgt een paasschijf met daarop de vier afbeeldingen. Overloop
met de kleuters wat er allemaal op de paasschijf staat. Hecht ook extra aan-
dacht aan het feit dat niet bij iedereen hetzelfde figuurtje ingekleurd is en
de paasschijf bij anderen ook een andere kleur kan hebben.
Aan de hand van een expressiemoment met muziek verkennen de kleuters
de zaal. Zij kunnen op deze manier ontdekken dat hun figuurtje ook terug te
vinden is in de zaal. Belangrijk is dat je dit vooraf niet vertelt aan de kleu-
ters. Laat hen zelf de zaal en het materiaal ontdekken. Vraag daarna aan de
kleuters of zij dit opgemerkt hebben.
Gebruik de paasschijf als vast halt- en startmoment binnen je les. Laat hen
vrij vlinderen doorheen het parcours en gebruik de figuren als expressieve
voorbeelden.
2e kleuterklasNet zoals in de 1e kleuterklas krijgen de kleuters een paasschijf. Overloop
ook hier met hen kort welke figuurtjes ze allemaal te zien krijgen.
Waar de kleuters uit de 1e kleuterklas vrijblijvend konden vlinderen van de
ene figuur naar de andere moeten de kleuters van de 2e kleuterklas een
vast parcours volgen. Dit is ook te zien op hun paasschijf a.d.h.v. een rich-
tingspijl. Alle kleuters volgen wel dezelfde zin, wijzerzin- of tegenwijzerzin.
Niet alle kleuters starten op dezelfde plaats in het parcours. Dit wordt afge-
leid van hun paasschijfje en welk figuurtje ingekleurd staat.
3e kleuterklasNet zoals bij de 1e en de 2e kleuterklas krijgen de kleuters een paasschijf.
Overloop ook hier met hen kort welke figuurtjes ze allemaal te zien krijgen.
Op deze paasschijven staat ook telkens één figuurtje ingekleurd. Een extra
toevoeging is dat de figuren met elkaar verbonden zijn d.m.v. willekeurige
pijlen die verschillende richtingen aangegeven. De kleuters starten met an-
dere woorden op verschillende plaatsen én volgen verschillend van elkaar
ook andere richtingen. Waar er in de 1e en 2e kleuterklas nog de mogelijk-
heid is om te vlinderen en het parcours vrij te doorlopen blijven de kleuters
nu ook op één vaste plaats. Zo blijft de kleuter bijvoorbeeld bewegen op
de post ‘paashaas’ tot wanneer de juf aangeeft dat er kan doorgeschoven
worden naar een andere post.
Naam Wat heb je nodig Hoe ga je te werk VoorbeeldPaasschijfjes Papier met figuren
Verf
Lamineerfolie
Gekleurd papier
Maak een voorzijde met verschillende figuren op
– afhankelijk van de periode gebruik je een verschil-
lend thema – en de achterzijde is in één kleur. Lami-
neer de schijfjes.
Expressie bamboestick met
tennisballenBamboestokken
Tennisballen
Foamballetjes
Neem bamboestokken van ongeveer 50cm lang.
Neem twee tennisballen en maak er een klein snee-
tje in.
Prik de twee tennisballen op de uiteinden van de
bamboestok.
Prik de foambal op het uiteinde van de bamboestok.
ALTERNATIEVE MATERIALEN ALS BASIS VOOR EEN GESLAAGDE EN UITDAGENDE LES
4
Bew
egin
gsop
voed
ing
067
Naam Wat heb je nodig Hoe ga je te werk Voorbeeld
Gevulde washandjes Oude washandjes
Plastieken dopjes
Rijst
Wol
Krantenpapier
Eierdozen
Vul de washandjes elk met een verschillend
materiaal. Op deze manier krijg je een onder-
scheid in structuur/gewicht.
Gekleurde bierviltjes Bamboestokken
Tennisballen
Foamballetjes
Kleur de bierviltjes elk in een basiskleur, rood,
geel, blauw, groen. Lamineer deze zodat de
verf niet kan uitlopen.
Bloempotten
Plastieken bloempotjes
met bovenaan gaat-
jes in
Klaar voor gebruik!
Gevulde koffiedozen
Koffiedozen of tennis-
ballendozen
Rijst
Zand
Vul de dozen met rijst of zand. Je kan er ook
voor kiezen om de dozen niet te vullen zodat
je een verschil krijgt in gewicht.
Krantenstokken met
gekleurde uiteinden
Krantenpapier
Gekleurde kleefband
Rol de krant er strak op en bind deze goed
vast met tape. Doe daarna rode en blauwe
tape aan elk uiteinde.
Wasknijpers met
basiskleuren
Wasknijpers met
basiskleurenHouten
wasknijpers
Verf
Verf de uiteinden van de houten wasknijpers
in de vier basiskleuren.
TIP: Kan als hulpmiddel dienen om de kinde-
ren te leren knijpen.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5 maart 2015
Han
dbal
120
Tijdens een handbalwedstrijd dient een leer-
ling bij elke motorische actie steeds zijn cog-
nitieve vaardigheden aan te spreken om tot
een gepaste actie te komen in een welbe-
paalde spelsituatie. Gezien het feit dat deze
cognitieve vaardigheden vaak de effectiviteit
van een actie zullen bepalen, moeten we er
voldoende belang aan hechten. Om leerlingen
degelijk voor te bereiden op hun rol als speler
in wedstrijdsituaties lijkt het raadzaam om de
transfer van ‘denken en doen’ na te streven
door dit te implementeren in de leerinhouden
van een les. Dit principe betekent concreet
dat we leerinhouden aanbieden waarbij een
leerling zowel motorisch als cognitief wordt
uitgedaagd. We moeten er dus naar streven
om onze oefenstof zo samen te stellen dat een
leerling bij een motorische actie dient na te
denken en niet ’op automatische piloot’ gaat
bewegen. Op die manier slagen we er ook in
om de beschikbare lestijd beter te gebruiken.
Een natuurlijke manier om het principe ‘den-
ken en doen’ toe te passen zijn spelvormen.
Spelen betekent dat een leerling vrij kan han-
delen binnen vastgelegde grenzen van ruimte
en tijd. Spelend leren houdt tevens in dat een
leerling vaardigheden (technieken, tactieken,
beslissingen nemen,…) dient uit te voeren
in een omgeving die dicht aanleunt bij een
wedstrijdomgeving, waardoor er een grotere
leertransfer mogelijk is. Daarnaast lenen spel-
vormen zich uitstekend om persoonsdoelen
na te streven en te bereiken. Enkele van de
talrijke voorbeelden die aan bod kunnen ko-
men en waarin je als leerkracht je leerlingen
kan sturen en coachen: samenwerken, fair
play, omgaan met winst en verlies, probleem-
oplossend gedrag, creativiteit, respect, om-
gaan met angst (voor de bal), leiding geven
en aanvaarden (gekwetste leerlingen kunnen
bijvoorbeeld ingeschakeld worden als spellei-
der of scheidsrechter), etc.
Hieronder zijn een aantal spelideeën te vinden
die leerlingen voorbereiden op een les hand-
bal. Uiteraard zijn verschillende aanpassingen
mogelijk om het spel af te stemmen op de
specifieke noden van elke leerlingengroep.
SPELEND OPWARMEN VOOR EEN LES HANDBAL
Joeri Van de Voorde- Licentiaat LO + trainer A handbal- Leerkracht LO secundair onderwijs, praktijkassistent handbal UGent, VTS-docent handbal, clubtrainer HC Eeklo
Kernwoorden: handbal – spelvormen – principe “denken en doen” – spelend leren in opwarming – beslissingen nemen
6
Doelstelling(en) Beschrijving Figuur
functioneel en doelgericht
vrijlopen zonder bal
slagworp als passtech-
niek toepassen onder
tijdsdruk met bewegende
ontvanger(s)
passselectie van
balbezitter
dribbelend tegenstanders
ontwijken door de prooi
Basisspel: ‘teamtikker’
Doel: je probeert als ploeg één prooi te tikken met één bal. De ploeg-
leden mogen niet dribbelen om zich te verplaatsen. Het teamlid dat de
prooi kan aantikken met de bal wordt de volgende prooi en de getikte
prooi sluit aan bij het tikkende team.
Variaties (progressie/regressie):
grootte ploeg (gemiddeld ca. 4 tikkers per prooi)
beperkingen prooi (in dribbel, verplaatsingsvorm,…)
meerdere ploegen die elk een prooi vangen
prooien laten wisselen tijdens spel (door bijvoorbeeld een partijhesje
in de hand te houden van de ploeg die hem vangt en dit te wisselen
met partijhesje van een andere prooi)
rollen omkeren waarbij 1 tikker (in dribbel) probeert de teamleden
in balbezit aan te tikken
Benodigdheden:
2 ballen per ploeg (als je de prooi laat wegdribbelen)
hesjes om verschillende tikploegen van elkaar te onderscheiden
aanval: ruimte tussen
verdedigers aanvallen
(~ vlotten en/of
parallelloop)
verdediging: met bal mee
bewegen (positiespel) en
balinterceptie
Basisspel: ’doelgebiedbal’
Doel: je probeert als balbezitter de bal in het doelgebied neer te leggen
zonder getikt te worden door een verdediger binnen de vrijeworplijn.
Als een aanvaller in balbezit wordt getikt, moet hij een pass geven en
kan hij niet meer scoren vooraleer hij buiten de vrijeworplijn is geweest.
Variaties (progressie/regressie):
aantal aanvallers / verdedigers (+ verhouding): op schoolniveau
zorg je ervoor dat de aanval steeds in een meerderheidssituatie is
welke aanvalsposities bezetten: je kan dit doen op een deel van
het doelgebied of over een volledig doelgebied
verdedigers ook buiten de vrijeworplijn laten verdedigen om aanval
meer onder druk te zetten
Benodigdheden:
1 bal voor de aanvallende ploeg
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar
functioneel en doelgericht
vrijlopen zonder bal
slagworp als passtech-
niek toepassen onder
tijdsdruk met bewegende
ontvanger(s)
werpen met een bots
(moeilijker te onder-
scheppen)
passselectie van
balbezitter
Basisspel: ‘levende doelen’
Doel: twee spelers van elk team nemen een stok/paaltje vast en vormen
een levend doel. Deze spelers komen niet in balbezit. Ze mogen lopen en
draaien, maar houden stok/paaltje steeds op heuphoogte. Je kan scoren
door de bal door het doel van de tegenstander te werpen.
Variaties (progressie/regressie):
aantal doelen
scoren in eigen doel (regressie)
Benodigdheden:
1 bal
badmintonpaaltjes of hockeysticks als doelen
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar
Han
dbal
121
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7 maart 2015
Doelstelling(en) Beschrijving Figuur
functioneel en doelgericht
vrijlopen en positie nemen
zonder bal
doelgebied leren kennen
slagworp als passtechniek
toepassen (spel wordt
vertraagd door het neer-
zitten)
Basisspel: ‘zithandbal’
Doel: je kan enkel deelnemen aan het spel als je neerzit op je zitvlak. Je
mag wel rechtstaan om je te verplaatsen, maar om de bal te ontvangen of
te verdedigen (= bal aan te raken) moet je neerzitten. Je scoort door de bal
van een medespeler te ontvangen in het doelgebied (= scorezone).
Variaties (progressie/regressie):
scoren door te werpen in doel(en)
enkel laten neerzitten na het ontvangen van de bal om te leren pass
te geven vanuit moeilijkere positie (passbeslissing + vrijlopen)
Benodigdheden:
1 bal
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar
samenwerken als team
strategie bepalen en uit-
voeren als team
slagworp als passtech-
niek toepassen onder
tijdsdruk met bewegende
ontvanger(s)
werpen naar een vast (en
bij de variatie ook bewe-
gend) doel
juiste positie kiezen als
verdediger tussen balbezit-
ter en doel
afweren van de bal als
verdediger
Basisspel: ‘kegelbal’
Doel: je probeert als ploeg (minimum per 3) zoveel mogelijk kegels te
bezitten. Je verovert een kegel door die met de bal omver te werpen/du-
wen. Je beschermt de eigen kegels door ze af te schermen voor de andere
teams. Elke ploeg houdt te allen tijde slechts 1 bal in bezit en heeft een
kamp in één hoek van de zaal.
Variaties (progressie/regressie):
veroverde kegels moeten worden teruggezet als je de rover kan
aanwerpen vooraleer de kegel in zijn kamp is neergezet
Benodigdheden:
1 bal per ploeg
3 kegels per ploeg
3 kleuren partijhesjes om de vier ploegen te onderscheiden
van elkaar
balbanen inschatten en
vangvaardigheid
gericht werpen naar een
vast doel
functioneel en doelgericht
vrijlopen en positie nemen
als aanvaller (zonder bal)
en als verdediger in
functie van balinterceptie
Basisspel: ‘muurbal’
Doel: je probeert als balbezitter de bal tegen de muur te werpen,
zodanig dat een medespeler de bal kan vangen. De bal mag niet botsen
en niet worden aangeraakt door een tegenstander om te kunnen scoren.
Er kan geen twee keer na elkaar op dezelfde muur worden gescoord.
Verdedigers trachten de bal te onderscheppen.
Variaties (progressie/regressie):
Enkel nog toelaten dat er via vastgelegde / beperkte oppervlakken
kan worden gescoord (bijvoorbeeld tchouks, basketbalborden,
schuin vlak zoals een gekantelde tafel of plint,…)
Aantal ‘doeloppervlakken’ zal de moeilijkheidsgraad bepalen
Scoren zoals in tchoukball: hierbij wordt de ploeg in balbezit niet
gehinderd in zijn aanvalsopbouw, maar moet de verdedigende
ploeg trachten de terugkaatsende bal te vangen. Hierbij mogen de
aanvallers de verdedigers niet hinderen om de bal te vangen. Als de
bal op de grond botst binnen het speelterrein wordt er een punt gescoord.
Tchoukball-variatie waarbij de aanvalsopbouw wel mag gestoord worden
Han
dbal
122
8
Doelstelling(en) Beschrijving Figuur
Beide score-variaties combineren met twee verschillende
‘doeloppervlakken’
Benodigdheden:
1 bal voor de aanvallende ploeg
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar
twee à vier muren of doeloppervlakken in de zaal die geschikt zijn
om bal op terug te botsen
functioneel en doelgericht
vrijlopen zonder bal
slagworp als passtech-
niek toepassen onder
tijdsdruk met bewegende
ontvanger(s)
werpen met een bots (als
voorbereiding op samen-
spel met cirkelspeler)
passselectie van balbezitter
Basisspel: ‘matbal’
Doel: je kan scoren door een botspass via een mat naar een ploeggenoot te
geven. Niemand mag op de mat lopen.
Variaties (progressie/regressie):
aantal matten
matten vervangen door plintdelen, fietsbanden, hoepels,…
botspass door benen van medespeler (van achter naar voor)
die bal na bots moet vangen voor lichaam
Benodigdheden:
1 bal
3 à 5 kleine turnmatjes
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaar
werptechnieken als doel-
worp in dwingende situatie
toepassen
bv. sprongworp, heupworp,…
afblokken of doelen ver-
hinderen als (doel)verde-
diger
Basisspel: ‘handbal met volleybalnet’
Doel: je kan scoren door over volleybalnet te werpen naar handbaldoel (dat op
eindlijn van volleybalterrein staat). Iedereen kan werpen of werpen verhinderen.
Variaties (progressie/regressie):
meerdere ballen in spel
nethoogte aanpassen
werken met vaste blokspelers aan net i.f.v. afblokken bal
onder het net laten werpen (heupworp laten toepassen)
aantal doelen
doelen vervangen door plinten, matten,…
Benodigdheden:
1 bal per ploeg
volleybalterrein met net
2 (handbal)doelen
aanval: vrije ruimte leren
observeren en ruimte tus-
sen verdedigers aanvallen
(~ vlotten en/of parallel-
loop)
verdediging: tussen aan-
valler en doel positioneren
Basisspel: ‘handbal met volleybalnet’
Doel: je probeert als balbezitter door één van de poortjes te lopen met de bal.
Je mag als balbezitter maximum één keer dribbelen. De verdedigers kunnen
scoren verhinderen door tussen het poortje positie te nemen, waardoor de
aanvallers op zoek moeten naar een ander poortje.
Variaties (progressie/regressie):
aantal poortjes
verdedigers toelaten om de poortjes te sluiten
aanvallers toelaten om de poortjes te verplaatsen
pass langs zelfde weg door poortjes nadat ontvanger er is doorgelopen ~
andere doelstellingen
Benodigdheden:
1 bal
8 kegels of badmintonpaaltjes
partijhesjes om de ploegen te onderscheiden van elkaarHan
dbal
123
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9 maart 2015
Om de krachtbalsport bij de schoolgaande jeugd en leerkrachten Licha-
melijke Opvoeding te introduceren hebben wij een schoolse variant ont-
wikkeld met name minikrachtbal.
Deze variant van competitiekrachtbal wordt op een veel kleiner veld en
met aangepaste spelregels gespeeld. Minikrachtbal is een leuke, zeer
intense en snel toegankelijke vorm waarbij elke leerling nauw betrokken
is bij het spel.
Het is deze vereenvoudigde vorm die wij op woensdagnamiddag i.s.m
Stichting Vlaamse Schoolsport aanbieden in de scholencompetities.
De fiches hierna zijn opgebouwd met minikrachtbal als einddoel. Er wor-
den een aantal basistechnieken meegegeven die vrij snel in de spelvorm
minikrachtbal toegepast kunnen worden. In de krachtbalspeeltuin ge-
ven wij nog een aantal – in moeilijkheidsgraad variërende - oefeningen
en spelvormen mee die aan bod kunnen komen in de verschillende gra-
den bij de voorbereiding op minikrachtbal of algemener bij het werken
aan bv. balvaardigheid.
Indien u wil kennismaken met het spelconcept van de competitievorm
verwijzen wij u graag door naar de demo die op www.krachtbal.be te
vinden is.
Voor meer informatie kan u ook altijd terecht bij
Falos Krachtbal, Vlaamse Krachtbalfederatie vzw, Lieven Bauwensstraat 20,
8200 Brugge, www.krachtbal.be; [email protected]; 0474 84 99 14
FALOS KRACHTBAL - VLAAMSE KRACHTBALFEDERATIE VZW
KRACHTBAL OP SCHOOL: MINIKRACHTBAL (DEEL 1)
Krac
htba
l 005
TECHNIEK - VANGEN
Door het gewicht en de omvang van de bal is het belangrijk te benadrukken
dat de bal best als volgt gevangen wordt
• op de handpalmen of de onderarmen
=> nooit met de vingers naar de bal wijzen.
• De bal onmiddellijk tegen de borstkas klemmen.
• Bij het vangen van hoge ballen is het belangrijk de bal te begeleiden
(= lichtjes door de knieën buigen)
Startoefening:
Extra oefeningen: zie krachtbalspeeltuin in het volgende nummer.
Vangbal:
één speler van de groep met bal gaat
zo’n 6 meter voor de groep staan. De spe-
lers van de groep stellen zich op in een rij
achter elkaar. De speler met bal gooit de
bal onderhands recht omhoog. De eerste
speler van de groep loopt naar voor en
probeert de bal te vangen. De werper
sluit aan bij de groep. De vanger wordt
werper.
Varianten: afstand variëren of uitgangs-
houding vanger veranderen (zithouding,
buiklig, …)
(ev. leerkracht gooit bal omhoog, leerlin-
gen vangen )
10
Krac
htba
l 006
TECHNIEK - PASSENPassen = bal doorgeven naar een medespeler.
In krachtbal is de manier van passen vrij maar enkel achterwaartse en zijwaartse passen
zijn toegelaten. Men mag lopen met de bal in de handen.
Bijkomend:
• bal laten vallen bij het geven van een pas = bal aan de tegenpartij of doelpunt indien bal in
doelgebied valt (zie verder)
• langer dan 5 seconden passen geven = bal aan de tegenpartij.
Een vaak gebruikte en veilige manier van passen in de krachtbalsport is de onderhandse pas.
Beschrijving:
bij een onderhandse pas vertrekt de bal op heuphoogte en zijn de palmen van de handen naar
boven gericht. Bij uitvoeren van een onderhandse pas beschrijven de handen een voor- opwaartse
baan. Het lichaam van de pasgever is zijwaarts gericht zodat de bal langs het lichaam gezwaaid
kan worden.
Didactiek: oefening demonstreren en laten uitvoeren.
Uitvoerders wijzen op
1° positie van handen en voeten: handen onder de bal - voeten dwars op werprichting
2° BEIDE armen voorwaarts zwaaien bij het passen. (follow through)
3° bal moet gemakkelijk gevangen kunnen worden door medespeler (ter hoogte van de borstkas)
Stap 1: vangen in stilstand
de spelers opstellen in een cirkel. De bal
in wijzerzin doorgeven, stelselmatig de
afstand tussen de spelers groter maken
en/of de snelheid verhogen.
Vangtechniek: de bal op de onderarmen
vangen (vingers niet naar voor - ev. vuist
maken) en tegen de borstkas brengen.
Speels accent:
inhaalbal, 2 ploegen - telkens 1 speler
overslaan,....
Variante: vangen van boogbal
idem vorige maar de bal in een hoge boog
naar de volgende speler werpen.
Oefeningen:
1.1 Per 4 één bal. 2 aan 2 op zo’n 4 meter
van elkaar. De bal doorgeven naar elkaar
en aansluiten aan de overkant. Vangtech-
niek benadrukken.
Speels accent: snel en nauwkeuring pas-
sen => gedurende 2 minuten zoveel moge-
lijk passen geven. Als de bal op de grond
valt opnieuw op nul starten. Klasrecord?
1.2 Idem 1.1 maar met de volledige groep
een groot vierkant vormen. De spelers
gelijk verdelen over de hoeken. De bal
doorgeven in wijzerzin. De pasgever volgt
altijd de bal.
1.3 Idem 1.2 maar de passen in wijzerzin,
de pasgevers lopen in tegenwijzerzin.
Startoefeningen:
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11 maart 2015
Krac
htba
l 007
TECHNIEK – WERPEN NEKWORP
In aanvallend opzicht zijn de nek- en de rugworp de belangrijkste technieken.
Men kan enkel scoren bij de tegenstander met de nek- of rugworp.
Bij de beide technieken staat de symmetrische uitvoering van de beweging centraal. Niet symmetrische uitvoering wordt bestraft.
Het onderscheid tussen ‘passen’ en ‘werpen’:
• passen is altijd naar een medespeler (dus: gemakkelijk te vangen)
• werpen is de bal zo gooien dat de tegenstander de bal niet kan vangen.
• Nekworp
Opbouw:
1/ Uit stand:
De speler staat in voorwaartse spreidstand met de bal in beide handen voor het lichaam (duimen naar buiten
gericht). De bal wordt achter het hoofd gebracht (duimen naar elkaar toe draaien), de romp wordt lichtjes
naar achter gebogen. Als de bal met gebogen armen achter het hoofd gebracht werd, lichtjes door de knieën
buigen. De beide armen worden daarna naar voor gezwaaid en gelijktijdig met romp en de benen gestrekt
(= buig-strekbeweging).
• de bal van voor het lichaam met 2 handen achter het hoofd brengen
• de benen in voorwaartse spreidstand (foto) (NIET met 2 voeten naast elkaar!)
• Door een buig-strek beweging van zowel armen als benen de bal met een symmetrische zwaaibeweging
naar voor gooien.
Tip: De handen goed achter de bal plaatsen bij het gooien.
Oefening 1: Nekworp uit stand:
Groepjes van een vijftal spelers. 3 spelers aan de ene kant, 2 spelers daar recht tegenover op een viertal meter.
De bal start altijd aan de kant waar de meeste spelers staan.
De speler staat in voorwaartse spreidstand en houdt de bal met beide handen voor het lichaam. De bal wordt
achter het hoofd gebracht (duimen naar elkaar toe draaien, vingertoppen naar buiten draaien) - de handen
zijn achter de bal, de knieën worden gelijktijdig lichtjes gebogen. Door een buig-strekbeweging de bal in voor-
waartse richting werpen.
De werper volgt de bal en sluit achteraan aan in de groep aan de overzijde, enz. (afstand variëren en
ev. hinkbeweging zonder aanloop inbouwen).
2/ Na aanloop:
Tijdens de aanloop wordt de bal voor het lichaam gehouden (niet boven het hoofd).
De aanloop is steeds een versnelling. Dat betekent dat de speler op het snelste punt de overgang
aanloop - werpbeweging maakt. Hoe sneller de aanloop en hoe beter die overgang, hoe verder de worp.
Extra oefeningen: zie krachtbalspeeltuin in het volgende nummer.
12
Krac
htba
l 008
Overgang aanloop-werpbeweging gebeurt door drietijdenbeweging
Drietijdenbeweging:
Speler die links afstoot zal linkervoet naar voor plaatsen (stap), hinken op
dat been (hink - foto) en daarna rechtervoet naar voor plaatsen (stap). Bij
de eerste stap wordt de bal achter het hoofd gebracht. Bij de hink blijft de
bal achter het hoofd om bij de tweede stap (voet op de grond plaatsen)
de bal naar voor te werpen.
Bij het hinken wordt de bal boven/achter het hoofd gebracht, één been
wordt gebogen voorwaarts omhoog gezwaaid. Om te werpen zet men
die vrije voet op de grond (stap) en gooit men de bal voorwaarts.
Aandachtspunten
1° bal voor het lichaam bij het lopen
2° bal volledig achter het hoofd brengen bij de hink
3° voeten op de grond bij het werpen van de bal
Oefening 2: Nekworp na aanloop:
Geef enkele demonstraties en laat de spelers de beweging nadoen.
Heel wat zullen spontaan een technisch correcte worp uitvoeren. Laat een
beetje inoefenen. Daarna kun je een aantal spelers die de beweging cor-
rect uitvoeren laten demonstreren + ev. enkele demonstraties van slechte
worpen waarbij je op de fouten wijst.
Afdaling: indien de hinkbeweging voor problemen zorgt => laat leer-
lingen vrij huppelen door de zaal. Huppelen = afwisselend hinken op
linker- en rechtervoet. Laat hen daarna hinken op hun voorkeurvoet (bv.
na signaal)
Spelvorm: kegelwerpen
• Verdeel in groepen.
• Voor elke groep 1 kegel. Eén speler van elke groep gaat achter de
kegel van zijn groep staan.
• Vanaf bv. 6 meter met een nekworp de kegel proberen rechtstreeks
te raken (bal niet eerst op de grond). Raken = 1 punt. Wie scoort
meeste punten binnen bv. 2 minuten.
• Na een worp: werper gaat achter kegel staan, speler die achter ke-
gel stond brengt de bal terug, geeft een pas naar de volgende wer-
per en sluit aan in de groep.
Variante: 2 kegels plaatsen – één op 6 meter, één op 9 meter. Dichtste
kegel raken = 1 punt, verste kegel raken = 3 punten. Wie scoort meeste
punten in bv. 2 minuten.
TECHNIEK – WERPEN RUGWORP
Per 4 opgesteld in een vierkant.
• Speler 1 geeft een pass naar speler
• 2 voert een rugworp uit naar speler 3.
• Speler 3 vangt de bal en geeft een pass
naar speler 4.
• Speler 4 voert nu een rugworp naar speler
1, die weer een pass geeft naar speler 2,…
Na x aantal beurten wordt er gewisseld.
Motivering: De rugworp is een vrij eenvoudige techniek en als die gelijktijdig met de nekworp
aangebracht wordt, wordt deze laatste – hoewel het de meest doeltreffende techniek is - minder
gebruikt.
Beschrijving:
Bij de rugworp staat de werper met de rug naar de werprichting. De bal wordt met beide handen
voor het lichaam gehouden. De speler buigt diep door de benen (bal tussen de knieën). Bij het
strekken van de benen wordt de bal met een symmetrische zwaaibeweging van beide armen
over het hoofd gegooid. Mag enkel uit stand. Na de uitvoering landt de werper in handen- en
voetensteun.
Oefening:
Wij geven er de voorkeur aan om de rugworp
pas aan bod te laten komen als de leerlingen de nekworp heel goed beheersen.
(Wordt vervolgd)
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 19nr. 1 / 2015
Redenen waarom jongeren gestopt zijn met volleyballenOp basis van het kwalitatieve en kwantitatieve
onderzoek naar de redenen waarom respon-
denten gestopt zijn met volleyballen in club-
verband (Figuur III) kon worden geconcludeerd
dat een problematische tijdscoördinatie samen
met praktische factoren voor deze groep van
respondenten veruit de belangrijkste redenen
waren. Dit houdt verband met de moeilijkhe-
den die zij ondervinden om de training- en
wedstrijdmomenten in hun planning in te pas-
sen en - belangrijker nog - met hun bewuste
keuze op een gegeven moment om aan an-
dere tijdsbestedingen (hobby’s, andere spor-
ten en school) prioriteit te geven. De prakti-
sche factoren houden bijna uitsluitend verband
met medische redenen (blessures), de minder
goede bereikbaarheid van de sportfaciliteiten
alsook met verhuis of het volgen van hogere
studies buiten de woonplaats.
Bovendien bleek uit deze analyse dat de res-
pondenten een aantal bijkomende redenen
opgaven die op basis van de literatuurstudie
niet meteen konden worden geïdentificeerd.
Het betreft in eerste instantie de reden ‘in-
compatibiliteit leeftijdsgroep’, wat betekent
dat een respondent buiten zijn wil om in een
hogere of lagere leeftijdsgroep (of op een te
hoog of te laag niveau) terecht komt om te
trainen, wat ten koste gaat van andere moti-
verende factoren (zoals plezier en vrienden).
Dit gebeurt vaak omdat de samenstelling van
de clubleden qua leeftijdscategorieën onvol-
doende uitgebreid is, of omdat het clubbestuur
of de trainer het zo beslist.
Uit de verdere inhoudsanalyse van de ant-
woorden op de enquêtevragen bleek de trai-
ner veruit de belangrijkste factor te zijn die
heeft meegespeeld in de drop-outbeslissing
van jongeren(gemiddelde score van 3,87 op
een 6-punts likertschaal), evenals de daarmee
samenhangende subcategorieën ‘kunde van
het feit dat veel jonge volleyballers hun volley-
balclub vroegtijdig verlaten (drop-out). Om in-
zicht te verkrijgen in het drop-outfenomeen in
het Vlaamse volleybal, diende te worden on-
derzocht welke factoren het lidmaatschap van
jeugdspelers in hun volleybalclub positief en/
of negatief beïnvloeden en welke drop-outre-
denen door de onderzoekspopulatie het vaakst
worden aangehaald. Onderhavig onderzoek
steunde op deze drie onderzoeksvragen:
1. Wat zijn de redenen van drop-out bij
Vlaamse volleyballers in clubverband tus-
sen 12 en 18 jaar?
2. En daaraan aansluitend: Is de drop-out in
de onderzoeksgroep genderspecifiek?
3. Is het gebrek aan plezier de belangrijkste
drop-outreden bij spelers tussen 12 - 18
jaar?
Ter beantwoording van deze vragen werd - re-
kening houdend met de multicausale aard van
sportdrop-out - getracht de factoren te iden-
tificeren die het clublidmaatschap van jonge
volleybalspelers beïnvloeden. Omdat uit meer-
dere in de review besproken theorieën en mo-
dellen gebleken was dat de intrinsieke moti-
vatie een cruciale rol speelt bij sportdrop-out
bij jongeren, werd in de data-analyse gefocust
op de factoren autonomie (plezierbeleving) en
sociale relaties (in het bijzonder de rol van de
trainer).
Het empirisch onderzoek naar de oorzaken
voor drop-out in de geselecteerde doelgroep
bestaat uit twee fasen: fase 1, een kwalitatief
onderzoek waarin zes adolescenten werden
geïnterviewd die op 12- tot 18-jarige leeftijd
gestopt waren met volleyballen in clubver-
band, en fase 2, een gemengd kwantitatief
- kwalitatief onderzoek in de vorm van een
schriftelijke online enquête (N = 204) met zo-
wel gesloten als open vragen. Voor de prakti-
sche uitvoering van de enquête werd er een
beroep gedaan op de medewerking van de
VVB die de contactgegevens van de respon-
denten ter beschikking stelde.
ONDERZOEKSRESULTATENRedenen waarom jongeren beginnen met volleyballenMet betrekking tot de redenen waarom jon-
geren lid worden bij een volleybalclub kon
worden geconcludeerd dat ontspanning en
plezierbeleving voor de 12- tot 18-jarigen de
absolute hoofdredenen zijn. Dit bevestigt de
eerdere vaststellingen vanuit de literatuur. Ook
het willen verbeteren van de fysieke conditie
scoorde hoog (Figuur II).
figUUr ii: Redenen waarom jongeren beginnen te volleyballen (n=204)
figUUr iii: Redenen waarom jongeren stoppen met volleyballen (n=204)
20
de trainer’ (gemiddeld 4,89) en ‘motivatie van
de trainer’ (gemiddeld 3,56). Ook de ‘autono-
mie (dit heeft betrekking op plezierbeleving
en persoonlijke beleving)’, en ‘coördinatie
tijd (tijd van sport naast andere activiteiten)’
speelden duidelijk mee in de beslissing van de
respondenten, met gemiddelde scores van res-
pectievelijk 3,43 en 3,34.
Een kwantitatieve analyse van de verdere en-
quêtevragen polste naar het belang van diver-
se factoren als reden om te stoppen met vol-
leybal (43 in totaal, zie Figuur IV). Dit toonde
aan dat het hebben van ‘plezier op de training‘
(gemiddeld 5,02) zeer duidelijk het meest
doorweegt in de beslissing om te stoppen met
volleybal in clubverband. In tegenstelling tot
plezierbeleving bleken de factoren ‘familiale
reden’ (gemiddeld 1,81) en ‘financiële aspect’
(1,9) als drop-outreden van geringe betekenis
te zijn. Opvallend was ook dat de 9 belangrijk-
ste drop-outredenen steeds te maken hebben
met het aspect trainer/training.
De rol van de club in de drop-out in volleybalTot slot werden de dropout-factoren geposi-
tioneerd in een kwadrantenanalyse die het
belang dat de jongere hecht aan bepaalde fac-
toren uitzet naast de mate waarin deze facto-
ren aanwezig waren in de club. Daarbij weren
twee waarderingschalen (schaal 1: absoluut
onbelangrijk …. zeer belangrijk; schaal 2:
nooit …. altijd) tegenover elkaar gezet. Aan-
gezien deze verdeling enkel zinvol is voor de
vragen met hoge betrouwbaarheidswaarden
(Cronbachs alfa), werd deze analysemethode
slechts m.b.t. twee thema’s toegepast, met
name 'club' en 'sociale aspect'.
Figuur V op blz 21 toont aan dat de sociale fac-
toren als minder belangrijk ervaren worden in
de drop-outbeslissing, maar dat ze wel duide-
lijk aanwezig zijn in de club. Het organiseren
van niet-sportieve activiteiten door de club
blijkt dus bijvoorbeeld geen efficiënte maat-
regel te zijn om ledendrop-out te voorkomen.
Het contact met teamgenoten, inspraak van
spelers en individuele benadering door de trai-
ner ontbraken veelal in de club, maar zijn geen
doorslaggevende factoren om met de sport te
stoppen.
De kwadrantenanalyse (Figuur VI) bevestigt
dat de plezierbeleving tijdens de trainingen
en/of wedstrijden, de werking/organisatie
van de club, en de mate waarin de trainer de
spelers kan motiveren belangrijke (prioritaire)
factoren zijn voor een sportclub om een vroeg-
tijdige drop-out van jonge leden te voorko-
men. Kwadrant 3 (rechtsonder) bleef leeg, wat
erop kan wijzen dat de belangrijkste club ge-
relateerde redenen van drop-out door de clubs
reeds werden geëlimineerd.
CONCLUSIESDe Vlaamse Volleybalbond registreert in bijna
alle provincies een sterke daling van zijn to-
taal ledenaantal. Anno 2013 waren 62,44%
van alle VVB leden vrouwen en in de leeftijds-
categorie 12 – 18 jaar waren maar liefst 71,38
% van het vrouwelijke geslacht. De terugval
van het aantal mannelijke VVB leden was in de
2007-2013 ongeveer drie keer groter dan bij
de vrouwelijke leeftijdsgenoten. De dalende
ledenaantallen konden in de onderzoekspo-
pulatie niet worden verklaard door een ver-
sterkte drop-out. In tegendeel, in de laatste
jaren is het drop-outpercentage zowel met
betrekking tot de mannelijke alsook vrouwe-
lijke adolescente volleyballers in aanzienlijke
mate verkleind. De vermindering van het VVB
ledenaantal bleek voor de 12 - 18-jarigen in de
DROP-OUT
figUUr iV: Beoordeling belangrijkheid van bepaalde drop-outredenen (kwantitatieve analyse)
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 21nr. 1 / 2015
figUUr Vi: Positionering van factoren ‘clubaspect’
figUUr V: Positionering van factoren ‘sociaal aspect’
eerste plaats te kunnen worden toegeschreven
aan minder nieuwe inschrijvingen, wat dan
weer kon worden verklaard door een vermin-
derde belangstelling voor het volleybal en een
verkleinde rekruteringspool, veroorzaakt door
lagere geboortecijfers in de voor het onder-
zoek relevante periode.
De eerste onderzoeksvraag of het drop-outfe-
nomeen multicausaal van aard is, werd door
dit onderzoek duidelijk bevestigd. Jongeren
kennen aan zowel persoonsgebonden alsook
sociale factoren duidelijk meer gewicht toe
dan aan externe factoren zoals financiën etc.
Tegen de verwachtingen in bleek echter de in-
vloed die door de ouders en/of vrienden op
de drop-out beslissing van de respondent werd
uitgeoefend met betrekking tot jonge Vlaamse
volleyballers eerder een vrij zwakke drop-out-
determinant te zijn.
De tweede onderzoeksvraag betreffende de
eventuele genderspecificiteit van de drop-out
factoren die bij de onderzoekspopulatie wer-
den vastgesteld, kon op basis van de onder-
zoeksresultaten niet worden bevestigd. De op
de onderzoeksdata toegepaste Independent
Samples T-test waarin de p-waarden allemaal
boven 0,05 lagen, gaf immers aan dat de vrou-
welijke en de mannelijke Vlaamse jongeren
het lidmaatschap in hun volleybalclub om de-
zelfde redenen hadden beëindigd en dat er in
geen van beide groepen bepaalde drop-outre-
denen prevaleerden. In tegenstelling tot wat
volgens de literatuur kon worden verwacht,
kon niet worden vastgesteld dat de sociale as-
pecten in belangrijke mate meespelen in de
drop-outbeslissing (Seefeldt, Ewing & Walk,
1992) of dat negatieve sportervaringen zoals
fysieke en emotionele trauma’s een sterkere
invloed op meisjes dan op jongens hebben op
de drop-outbeslissing (Gilbert, 2001).
Het antwoord op de derde onderzoeksvraag “Is
het gebrek aan plezier de belangrijkste drop-
outreden bij spelers tussen 12 - 18 jaar?” was
duidelijk: plezierbeleving is dé sleutelfactor
voor sportparticipatie en dit is ook de voor-
naamste reden van drop-out. Wanneer de vol-
leybaltrainingen niet meer plezant zijn, wordt
een drop-out vrij snel in overweging genomen.
Het gewicht van plezierbeleving en de daar-
mee gepaard gaande factor motivatie werd in
dit onderzoek eveneens onderstreept door de
zeer grote betekenis die de respondenten toe-
kenden aan de mate waarin de trainer hen kan
motiveren. De trainer speelt voor de sporters
een cruciale rol, van hem wordt in de eerste
plaats verwacht dat hij vriendelijk is en voor
een goede sfeer in het team zorgt.
Deze onderzoeksresultaten tonen aan dat ook
de drop-out van Vlaamse adolescente volley-
ballers meestal in de eerste plaats het directe
gevolg is van motivatieverlies en be-amen
daarmee de conclusies uit ander wetenschap-
pelijk drop-outonderzoek (bv. Vallerand, 2004)
ten volle.
Om de recente drop-outtrend in de jongeren-
sport af te remmen respectievelijk te stop-
pen, dienen sportclubs dus met het groeiend
aanbod aan - al dan niet sportieve - vrijetijds-
activiteiten buiten hun club te concurreren en
meer rekening te houden met de gewijzigde
interesses van de jongeren (Scheerder et al.,
2012). Daarenboven zouden de clubstructu-
ren moeten worden herzien; deze zijn vaak te
sterk op prestatie en competitie gefocust (Gil-
bert, 2007). Ontevredenheid over de trainer,
een te geringe integratie van de jonge spelers
in de clubwerking of de afwezigheid van moti-
verende factoren kunnen redenen zijn waarom
een jeugdspeler van club verandert of zelfs he-
lemaal niet meer in clubverband wil sporten.
Het voorkomen van drop-out bij jonge sporters
is niet enkel van direct belang voor de betref-
fende sportclubs, maar ook voor de individuele
sporter en onze maatschappij. Mensen die op
jonge leeftijd regelmatig sporten zijn immers
ook op latere leeftijd veel sportactiever dan niet-
sporters (Scheerder et al., 2011) en dat heeft ui-
teraard een gunstig effect op de gezondheid op
latere leeftijd, het sociaal kapitaal enz.
Niettegenstaande een drop-out door de sport-
beoefenaar zelf over het algemeen als iets po-
sitiefs wordt ervaren (meer vrije tijd, minder
prestatiedruk…), kan sportdrop-out bij jonge-
ren toch ook negatieve psychologische en fy-
sieke effecten hebben.
Sportclubs en -federaties leveren grote finan-
22
Trefwoorden: drop-out, volleybal, intrinsieke motivatie, adolescenten, clubsport
REFERENTIESALLENDER, S., COWBURN, G., & FOSTER, C. (2006). Under-
standing participation in sport and physical activity among children and adults: a review of qualitative studies. Health
Education Research, 6, pp. 826–835.
BUTCHER, J., LINDNER, K. J., & JOHNS, D. P. (2002). With-drawal from competitive youth sport: A retrospective ten-year study. Journal of Sport Behavior, 25, pp. 145-163.
GILBERT, E.D. (2001). Towards a richer understanding of girls’ sport experiences. Women in Sport and Physical Activity Journal, 10, pp. 117-143.
GILBERT, J.N., WADE, G., MORAWSKI, C. (2007). Coaching strategies for helping adolescent athletes cope with stress. Journal of Physical Education, Recreation & Dance, 78, pp.13-18, 24.
GOULD, D., FELTZ, D., HORN, T. & WEISS, M. (1982). Reasons for attrition in competitive youth swimming. Journal of Sport Behaviour, 5, pp. 155–165.
KREMER, J., TREW, K. & OGLE, S. (1997) Young people’s involvement in sport. London: Routledge.
MATTI, D. (2008). Aussteigen oder weiterspielen? Swiss Volley Magazine, 3, pp. 14-15.
SCHEERDER, J. & SEGHERS, J. (2011). Jongeren in beweging. Over bewegingsbeleid, sportparticipatie en fysieke activiteit bij schoolgaande jongeren in Vlaanderen. Beleid & Management in Sport: 7. Leu-ven: K.U. Leuven.
SCHEERDER, J., THIBAUT, E., PAUWELS, G., VANDERMEER-SCHEN, H., VOS, S. (2011a). Sport in clubverband (Deel 1). Analyse van de clubgeorganiseerde sport in Vlaanderen. Beleid & Management in Sport: 8. Leuven: K.U. Leuven. Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement.
SCHEERDER, J.; THIBAUT, E.; PAUWELS, G., VANDERMEER-SCHEN, H.; WINAND, M.; VOS, S. (2012). Sport in club-verband (Deel 2). Uitdagingen voor de club-georgani-seerde sport. Beleid & Management in Sport: 9. Leuven: K.U. Leuven.
SEEFELDT, V., EWING, M., & WALK, S. (1992). Overview of youth sports programs in the United States. Washing-ton, DC: Carnegie Council on Adolescent Development.
SONSTRÖEM, R.J. (1988). Psychological models. In: R.K. Dishman (Ed.) Exercise Adherence: Its impact on pu-blic health (125-154), Champaign, IL: Human Kinetics.
VAN ROSSUM, J.H.A. (2005). Volhouden of afhaken: Een longitudinaal onderzoek naar talentontwikkeling in de sport, met aandacht voor drop-outs en toppers. Amsterdam, Stichting Human Quality & Performance, p.124.
VALLERAND, R.J. (2004). Intrinsic and Extrinsic Motivation in Sport. Encyclopedia of Applied Psychology. Elsevier Inc., 2, pp. 427.
VLAAMSE VOLLEYBALBOND, geraadpleegd op 25 maart 2014. www.volleyvvb.be
WALL, M., & CÔTÉ, J. (2007). Developmental acitivities that lead to drop out and investment in sport. Physical Education and Sport Padagogy, 12, pp. 77-87.
WEINBERG, R. S., & GOULD, D. R. (2003). Foundations of sport and exercise psychology.
Champaign, IL: Human Kinetics.
WEISS, M. R. (1995). Children in sport: An educational model. In S. Murphy (Ed.), Sport
Psychology Interventions. Champaign, IL: Human Kinetics Books, pp. 39-69.
WOODS, R.B. (2007). Social issues in sport. Champaign, IL: Human Kinetics.
ciële en personele inspanningen om jonge
sportieve talenten te ontwikkelen en suc-
ces op nationaal en/of internationaal niveau
te kunnen boeken. Het vroege afhaken van
spelers is voor sportorganisatoren een zware
aderlating en kan worden beschouwd als een
inefficiënte investering van middelen. Door
het vroegtijdige afhaken van clubleden ver-
kleint daarenboven de pool van potentiële na-
tionale/internationale talenten. Verder heeft
een dalend ledenaantal ook een direct effect
op de clubinkomsten en veroorzaakt de trend
naar een kortdurend lidmaatschap een conti-
nuïteitsprobleem voor de clubs. Door minder
leden aan de club te binden zal er immers een
verminderde nieuwe aanwas van trainers en
bestuursleden ontstaan (Matti, 2008).
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 23nr. 1 / 2015
HET BELANG VAN OPWARMING EN STRETCHING
jonaS Vanbekbergen, Exercise Testing, Bakala Academy – KU Leuven
joriS VerreyDtSports Biomechanics, Bakala Academy – KU Leuven
Het is goed eens stil te staan bij de verschillen-
de aspecten van een training. Wat is nu de zin
en/of onzin van een opwarming en stretching?
De waarde van een goede opwarming in func-
tie van sportieve prestaties is al lang een hot
topic in de sportwetenschappelijke onder-
zoekswereld. In 2010 hebben onderzoekers de
evidentie van de effecten van een opwarming
bij 32 hooggekwalificeerde studies bekeken.
Zij kwamen tot de conclusie dat een goede op-
warming wel degelijk de sportprestatie verbe-
tert in 79% van de vooraf vastgelegde criteria,
en dit zowel voor topatleten als voor recrea-
tieve sportbeoefenaars.
Algemeen kunnen we de term ‘opwarming’
definiëren als de periode van (relatief lichte)
inspanning voorafgaand aan de eigenlijke in-
spanning met als doel de wedstrijd- of trai-
ningsprestatie te verbeteren. Het lichaam,
meer bepaald de spieren, én de ‘geest’ wor-
den letterlijk en figuurlijk ‘op temperatuur’
gebracht. De fysiologische effecten van een
opwarming bestaan uit het verhogen van het
hartdebiet en de spierdoorbloeding; het op
gang trekken van een adequate energieleve-
ring; het verhogen van de temperatuur en de
flexibiliteit van de spieren. Daarnaast worden
ook de ademhalingsspieren opgewarmd. Met
andere woorden: een adequate opwarming
zorgt er voor dat je lichaam voorbereid is op de
inspanning, vermindert de kans op blessures,
en is het ideale moment om jezelf mentaal op
te laden om optimaal te presteren.
Het verhogen van de lichaamstemperatuur kan
zowel passief (bv. douche) als actief gebeuren.
In functie van sportprestaties is het ‘actief op-
warmen’ het meest aan te raden. Zeker als
de buitentemperatuur laag is, is een goede
opwarming een absolute must. Indien een
atleet moet presteren in een warmere omge-
ving, is het echter ook belangrijk om er voor
te zorgen dat de lichaamstemperatuur niet te
veel stijgt, zeker voor een duurinspanning in
de hitte. De opwarming mag dan niet te lang
duren en tijdens de opwarming worden er
best koelingstechnieken toegepast (ijsvesten,
drinken van ‘ice slurrie’, ...) om te beletten dat
de lichaamstemperatuur net voor de inspan-
ning nog te veel stijgt. Zorg er steeds voor dat
je het vochtverlies door te zweten tijdens de
24
opwarming compenseert door te drinken.
Voor inspanningen van langer dan een uur,
kan het aangewezen zijn om tijdens de op-
warming een koolhydraatrijke (30 à 60 g
koolhydraten) drank te gebruiken. Uit onder-
zoek blijkt dat de opname van koolhydraten
30 à 60 min voor de inspanning doorgaans
niet voor een ‘rebound hypoglycemie’ zorgt
zoals vaak wordt aangenomen.
Training en zeker wedstrijden waarbij er onmid-
dellijk gepresteerd moet worden (d.w.z. wed-
strijden onmiddellijk aan hoge intensiteiten:
tijdrijden, teamsporten, sprintnummers,...),
beginnen dus best met een opwarming. Tra-
ditioneel wordt de opwarming opgedeeld in
een algemeen en sportspecifiek deel. De alge-
mene opwarming bestaat uit een relatief rus-
tige, aërobe inspanning (bv. joggen, fietsen)
gevolgd door stretchoefeningen. Tijdens het
sportspecifieke deel van de opwarming werkt
de atleet dan specifieke bewegingen af, eigen
aan de sport, vaak ook aan hogere intensitei-
ten, zo niet worden enkel de trage spiervezels
opgewarmd. Uit al het onderzoek blijkt vooral
dat dé optimale opwarming niet bestaat. In
functie van elke individuele atleet, iedere
sport en elke sportdiscipline zal het optimale
opwarmingsprotocol uit verschillende activitei-
ten bestaan (actief, passief en/of specifiek),
met een totaal verschillende structuur op vlak
van intensiteit, duur, recuperatiepauzen, ...
STRETCHEN TIJDENS DE OPWARMING?Stretching is een klassiek onderdeel van een
opwarming als voorbereiding op een inspan-
ning of een wedstrijd. Het wordt algemeen
aangenomen dat stretching tijdens de opwar-
ming de prestatie zal verbeteren en het risico
op blessures verkleint. Uit recente onderzoe-
ken blijkt evenwel dat statisch stretchen voor-
afgaand aan een inspanning een negatieve
invloed heeft op de maximale spierkracht en
de explosiviteit tijdens de daaropvolgende in-
spanning.
Hierbij wordt er al een belangrijk verschil aan-
gegeven tussen de wijze waarop deze stret-
ching wordt uitgevoerd. Er zijn 2 manieren: de
‘klassieke’ statische stretching en de dynami-
sche stretching. Bij statische stretching wordt
de spier passief in een verlengde positie ge-
bracht en gestretcht gedurende een bepaalde
tijd. Bij dynamische stretching wordt de spier
tijdens een functionele beweging in een ver-
lengde positie gebracht. Voorbeelden van dy-
namische stretching zijn skipping, lunges, de
hiel naar het zitvlak brengen tijdens het lopen,
het been uitzwaaien, enz. Het lichaam is tij-
dens dynamische stretching dus continu in be-
weging en de uitgevoerde stretchingsoefenin-
gen kunnen sportspecifiek gekozen worden.
IS STATISCH STRETCHEN NOG NUTTIG?Onderzoek heeft aangetoond dat statisch stret-
chen tijdens de opwarming een negatief effect
heeft op de maximale spierkracht, sprong-
hoogte, sprintsnelheid, explosiviteit en reac-
tietijd. Toch blijken deze negatieve effecten
minder uitgesproken te zijn bij goed getrainde
atleten. Dynamisch stretchen daarentegen
heeft zowel een positieve invloed op flexibi-
liteit als op spronghoogte, sprintsnelheid en
behendigheid. Door het continu in beweging
zijn koelt het lichaam ook niet af en wordt de
bloedsomloop gestimuleerd. Door de keuze
van de juiste oefeningen kan de opwarming
ook sportspecifieker uitgevoerd worden.
Het nut van statisch stretchen tijdens de op-
nr. 1 / 2015Bond voor Lichamelijke Opvoeding 25
Bakala Academy – KU Leuven is een nieuw hoogstaand onderzoeks- en testcentrum ontstaan uit een samenwerking tussen ZB Sports Development en de KU Leuven. Sa-men willen zij een 'Center of Excellence' uitbouwen in de wereld van wetenschap, sport en coaching. Bakala Academy – KU Leuven wil zich onderscheiden als een ‘world-class’ academie voor onderzoek, in-novatie en onderwijs in de sport.
Voor meer info: www.bakala-academy.com
Uit het VSF Magazine, nummer 3, 2013.
TIPS VOOR EEN GOEDE OPWARMING• Start steeds met een goede submaximale aerobe opwarming.
• Voer daarna korte (< 45 sec) statische rekkingen uit aan een lage tot matige
intensiteit, voornamelijk omwille van het letselpreventieve effect.
• Daarna is het belangrijk om dynamische stretchingsoefeningen te doen waarbij
de volledige beweeglijkheid wordt gebruikt. Kies voornamelijk oefeningen die
sport-specifiek zijn.
• Eindig de opwarming met intensievere sportspecifieke oefeningen, zoals
bijvoorbeeld korte spurtjes, baloefeningen bij het voetbal, mini-wedstrijdjes
onderling, enz.
• Beperk de duur van de opwarming in warme omstandigheden. Gebruik eventueel
koelingstechnieken.
• Drink tijdens de opwarming om je vochtverlies te compenseren. Gebruik
een koolhydraatrijke drank als je inspanning langer dan een uur duurt.
warming is afhankelijk van de sport. Bij bij-
voorbeeld turnen en balletdansen is er een
grote flexibiliteit nodig om de bewegingen te
kunnen uitvoeren. Statisch stretchen tijdens de
opwarming kan hierbij helpen om de nodige
beweeglijkheid te verkrijgen. Bij bijvoorbeeld
lopen en balsporten is deze maximale beweeg-
lijkheid vaak niet nodig, en is langdurig statisch
stretchen dan ook minder aangewezen.
In het kader van letselpreventie blijkt statisch
stretchen wel nuttig te zijn in het voorkomen
van spierscheuren. Ter preventie van andere
letsels is er (nog) geen evidentie gevonden.
Verder onderzoek is evenwel nodig om de rol
van statisch stretchen voor letselpreventie te
verduidelijken.
De negatieve effecten van statisch stretchen
kunnen beperkt worden door de totale duur
van de stretch per spiergroep te beperken tot
< 45 sec. De intensiteit van de stretch mag niet
maximaal zijn maar moet beperkt worden tot
op het punt dat het onaangenaam aanvoelt.
Verder moet het statisch stretchen steeds geïn-
tegreerd worden in een volledige opwarming
waardoor het negatieve effect zeer beperkt is
of teniet wordt gedaan.
STRETCHEN NA EEN INSPANNING?Vele sporters stretchen na een inspanning. De
reden waarom dit wordt gedaan komt waar-
schijnlijk voort uit de idee dat spierpijn na het
sporten het gevolg is van spierspasmen. Deze
idee wordt de laatste jaren meer en meer in
vraag gesteld. De typische spierpijn na het
sporten wordt nu ook beschre-
ven als DOMS, Delayed-Onset
of Muscle Soreness, en is waar-
schijnlijk het gevolg van kleine
scheurtjes, zogenaamde micro-
traumata in de spiervezels. Stret-
ching na de inspanning zou een
negatief effect hebben op deze
scheurtjes en bijgevolg niet aan-
gewezen zijn. Of stretchen na een
inspanning al dan niet een negatief
effect heeft, is vooralsnog niet dui-
delijk. Verder onderzoek hierover is
noodzakelijk.
26
Judy Murray pleit voor huiswerk lichamelijke opvoeding
Goed idee?Reageer op [email protected]
Een recent rapport ‘Start Jong, Blijf Actief’
van de non-profit gezondheidsorganisatie
‘ukactive’, roept de overheid, onderwijsver-
strekkers en iedereen die betrokken is bij de
ontwikkeling van kinderen op om het belang
van fysieke activiteit in de thuisomgeving te
erkennen en om ouders te stimuleren een
actievere rol op te nemen in de fysieke ge-
letterdheid /ontwikkeling van hun kinderen.
Het rapport bevestigt nationale informatie
waaruit blijkt dat de fysieke fitheid van kin-
deren in het Verenigd Koninkrijk afneemt en
wijst op de nood om het probleem aan te
pakken dat veel kinderen vandaag de dag
naar school gaan zonder enige fysieke vaar-
digheden te hebben ontwikkeld.
“We hebben een generatie die minder fit en
gezond opgroeit dan hun ouders. Moderne
voedingsgewoonten en de veelheid aan se-
dentaire activiteiten zijn natuurlijk niet be-
vorderlijk, maar het is vooral het feit dat
kinderen geen fundamentele vaardigheden
voor fysieke activiteit ontwikkelen, die mij
het meest verontrust”, zei voorvechtster van
fysieke activiteit voor kinderen Judy Mur-
ray, die het rapport onderschrijft.
“Het is belangrijk dat ouders een omgeving
aanmoedigen en bevorderen waarin activiteit
belangrijk wordt geacht, maar het is ook cruci-
aal dat scholen, sportaanbieders en overheden
de ouders ook de tools geven die ze nodig heb-
ben om dit proces op gang te brengen. Echte
verandering kan worden bereikt door de over-
heid op te roepen om huiswerk lichamelijke op-
voeding te verplichten”, voegde ze eraan toe.
Andere aanbevelingen in het rapport zijn
het voorzien van middelen voor ouders om
hun kinderen te ondersteunen om actief te
zijn, het uitbreiden van het nationale meet-
programma voor kinderen met naast het
vaststellen van lengte en gewicht ook het
bepalen van hun activiteitsniveau; en het
verbeteren van een grondige dataverzame-
ling over lichamelijke activiteit van kinderen.
ukactive CEO David Stalker zei: “Dit gaat over
het herbekijken van prioriteiten zodat voor-
schoolse, actieve spelen als een tweede na-
tuur worden voor de ouders, zoals dat geldt
voor het leren lezen of rekenen van hun
kinderen. Het is simpel, een kind dat vanaf
jonge leeftijd gewoon is actief te zijn, zal
heel waarschijnlijk meer vertrouwen heb-
ben, academische resultaten bereiken en
uitgroeien tot een gelukkige volwassene, vrij
van chronische ziekten, die een schadelijk ef-
fect hebben op de persoonlijke gezondheid
en op de gezondheidskosten van het land.
‘Start Young, Stay Active’ roept op tot nauwere
relaties tussen scholen, ouders en beleidsma-
kers en meer steun van de beschikbare mid-
delen voor volwassenen om een programma
te steunen zoals Set4Sport, ontworpen door
Judy Murray om de coördinatie, evenwicht
en behendigheid bij kinderen te verbeteren.
Dr. Gavin Sandercock, verbonden aan de Sport
and Exercise Science aan de Universiteit van
Essex en de belangrijkste onderzoeker voor
de East of England Healthy Hearts Study zei:
“Er is echt geen twijfel dat we worden gecon-
fronteerd met een crisis als het gaat om het
activiteitsniveau van jongeren. Alles wat kan
worden gedaan om de communicatie tussen
scholen, ouders en beleidsmakers te verbete-
ren en zo dit probleem aan te pakken zal een
positieve stap zijn. We zijn allemaal verant-
woordelijk om ervoor te zorgen dat ieder kind
de mogelijkheid krijgt om te genieten van de
voordelen van fysieke activiteit.”
Bron: 2014 ukactive
http://www.ukactive.com/home/
more/8301/page/1/childhood-physical-li-
teracy-should-be-as-important-to-parents-
as-monitoring-homework
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 27nr. 1 / 2015
Line Dumoulin, voor veel mensen hét gezicht van de BVLO, heeft eind 2014 afscheid genomen van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Na een car-rière van 36 jaar besliste Line om ‘op rust’ te gaan.
Rust, een woord dat tijdens haar loopbaan niet in haar woordenboek stond.
Als er één iemand was die overal aanwezig was, stipt op tijd of zelfs te vroeg,
dan was het Line wel. Gewapend met een fototoestel was ze ook steeds
druk in de weer om alles op de gevoelige plaat vast te leggen. En altijd ook
tot de laatste man – of beter vrouw! Elke vergadering, alle studiedagen,
kampioenschappen, steeds weer was Line van de partij, onvermoeibaar.
Was die werkijver het resultaat van haar West-Vlaamse inborst of gewoon
de passie voor haar job, de sport, de lichamelijke opvoeding? Het zal wel
een combinatie van de twee zijn zeker.
Afscheid van een loopbaan, dat moet gevierd worden, dachten we. Maar
iedereen weet dat Line niet graag in de belangstelling staat. Aangekon-
digde pogingen om haar in de bloemetjes te zetten, had ze steeds afge-
blokt. Daarom kozen we voor een informeel feestelijk moment.
Op donderdag 4 december 2014 organiseerden we een receptie in het secre-
tariaat van de BVLO. Het werd een complete verrassing, we smokkelden hap-
jes en drankjes binnen. We stuurden een ‘afleider’ naar haar bureau om haar
wat ‘bezig te houden’ en lieten in stilte de vele genodigden binnen.
Toen we Line meenamen naar de vergaderzaal die al volge-
pakt was met vele vrienden en collega’s, werd het eventjes heel
stil. Ze was oprecht geschrokken, overdonderd ook.
Maar dan verscheen er een grote glimlach op haar gezicht en begroette
ze iedereen enthousiast en met veel warmte. Dat het deugd deed om
zoveel bekenden terug te zien en dat zoveel mensen op zo’n korte ter-
mijn zich hadden vrijgemaakt om haar uit te wuiven en te bedanken voor
haar inzet en collegialiteit, dat hebben we dagenlang gehoord. Line liep
op wolkjes. Een mooier afscheid hadden we haar niet kunnen geven.
Line, geniet ervan!
LINE DUMOULIN MET PENSIOEN
28
VERRASSINGS-
FEESTJE
GESLAAGD
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 29nr. 1 / 2015
Winterstage BVLO West-Vlaanderen11 en 12 december 2014 – Bloso-centrum J. Saelens Assebroek
Met iets minder deelnemers dan vorig jaar, maar toch heel wat sessies volzet,
kunnen we terugblikken op een geslaagde Winterstage 2014.
Naast de traditionele sessies in verschillende dansvormen en balspelen
konden deelnemers dit keer opnieuw van een aantal ‘nieuwe’ bewegings-
activiteiten proeven. Hierbij boden we onder meer slackline, geocaching,
hindernissen opbouwen / fitness in het bos en een sessie rond ‘Routeyou’.
Acrobatie en circus was terug van weggeweest.
Het dagprogramma gericht naar het kleuteronderwijs blijft een succes en
wordt dus behouden.
Andere ‘toppers’ waren onder andere hoogspringen, swing, MTV dance, voet-
bal, ropeskipping en hockey.
BVLO-ActiviteitenBVLODe Bond voor Lichamelijke Opvoeding laat jou graag nagenieten van de activiteiten die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden. Was je er niet bij, geen nood, onze activiteitenkalender biedt jou nog veel kansen om mee te sporten en bij te scholen!
SOWIESO BVLO-terugkomdag volgeboekt zondag 21 december 2014 – Sint-Martens-Latem
Begin kerstvakantie, eens wat langer uitslapen… Dat was buiten SOWIESO
BVLO gerekend! De terugkomdag voor kinderen van 3 tot 12 jaar was gepland
op zondag 21 december, maar vooraleer de 120 jonge gasten (en hun 160
ouders) zich zouden kunnen uitleven, moest er nog redelijk wat voorbereid
worden.
De sportzaal van Sint-Martens-Latem werd omgetoverd tot een waar sport- en
speelparadijs met tien verschillende standen en een goed uitgeruste bar voor
de ouders. Gelukkig vonden we enkele vrijwillige helpende handen voor de
opbouw.
Vanaf 9.30 uur konden de ingeschreven kinderen zich aanmelden met hun
mama en papa en dan mochten ze naar keuze de standjes bezoeken en naar
hartenlust sporten en spelen.
De bedoeling van de terugkomdag was om de trouwe sportkampers van BVLO
eens terug te zien en hen meteen ook de kans te geven om zich als eersten
in te schrijven voor de nieuwe sportkampen van de paas- en zomervakantie
2015. Maar ook vriendjes en vriendinnetjes, neefjes en nichtjes en klasge-
nootjes waren welkom en konden op deze manier kennismaken met BVLO en
zijn sportkampenaanbod.
Wij vonden ook enkele trouwe sportkampenlesgevers bereid om SOWIESO
BVLO te begeleiden, ook zij zagen heel wat bekende gezichtjes terug.
De standen waren allemaal populair. Zo was er een ballenbad waarin de kin-
deren iets moesten zoeken en bij het juiste kleur leggen, er lag een volledig
parcours met hindernissen, de pingpongtafels en tennispalen vormden een
andere stand, je had een ballonnenspel en diverse volksspelen, er was hoc-
key voor alle leeftijden en natuurlijk konden ook de airtrack en het spring-
kasteel niet ontbreken. De wat rustiger hoekjes om te kleuren en je te laten
schminken waren ook goed bevolkt. Als de deelnemers tien stempels verza-
meld hadden, mochten ze bij de Kerstman een verrassing halen.
Klein en groot, en daarmee bedoelen we niet alleen de kinderen maar ook
de ouders, amuseerden zich te pletter. Het was bijzonder leuk om ouders
mee te zien opgaan in het spel, ze hielpen de kleinsten bij het overwinnen
30
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 31nr. 1 / 2015
BVLO-Nieuwtjes
Schitterende winnaars BVLO-Babbelbox
En jawel hoor, we hebben twee schitterende
anekdotes bekroond.
De winnaars zijn:
Stijn De Smedt van het Sint-Jozefscollege in Aalst met
zijn prachtige ‘duivenverhaal’.
en Kathleen De Roock van de VGC Sportdienst die een
hele week werd uitgelachen omdat ze een tiental jaar
geleden de nascholingsweek in Gent misliep omdat ze zich
van datum had vergist.
Hun filmpje kan je bekijken via de website van BVLO.
Zij winnen beiden een Polar Loop, geschonken door onze partner Polar.
De Polar Loop is een activity tracker die jouw activiteit meet en jou een slim-
me begeleiding biedt.
De Loop is een heel volledig product dat er bovendien heel trendy uitziet.
Compleet met hartslagfuncties, activiteitsfuncties, horlogefuncties, een web-
functie waar je jouw activiteiten en training kan bijhouden en analyseren,
een uitgebreid mobiele applicatie, enz.
Wat doet de Loop concreet?• Activity Guide helpt je de hele dag actief te blijven
• Activity Benefit geeft feedback over je dagelijkse,
wekelijkse en maandelijkse activiteiten
• Geeft de dagelijkse activiteit, verbrande calorieën, gezette stappen en
de tijd weer.
• Gratis begeleiding met de app Polar Flow en de webservice Polar Flow
• Compatibel met Polar H6 en H7 Bluetooth Smart hartslagsensoren
• Waterdicht
• Meet je activiteit zelfs tijdens het zwemmen (geen hartslagregistratie)
Als dat geen ideaal sportief en gezond cadeau is!Campagne website Polar Loop , inclusief video:
http://www.polarloop.com/be-nl/
Vind BVLO Sportfederatie/BVLO
Vakvereniging leuk op
en je bent als eerste op de hoogte!
BVLO vzw nu ook op Twitter - @BVLO vzw
van hindernissen of gingen de competitie aan met hun wat oudere kinderen.
Missie geslaagd!
Die zondagnamiddag zal het in vele huiskamers rustig geweest zijn.
Ook het voorinschrijven was een succes, enkele kampen, vooral dan in Latem
zelf waren die dag al quasi volgeboekt!
Wil je nog inschrijven voor één van onze sportkampen, surf snel naar www.
bvlosportkampen.be en je vindt het aanbod met laatste stand van inschrij-
vingen en alle andere nuttige informatie.
32
Laat’em LopenOp vrijdagavond 8 mei 2015 vindt de derde editie plaats van 'Laat'em Lopen', een loop van 5 of 10 km en een kidsrun door de mooiste straten van Sint-Martens-Latem. De organisatie is in handen van de gemeente en Sportfederatie BVLO.
Individueel Ropeskippingkampioenschap Op zaterdag 4 mei vindt het Individueel Ropeskippingkampioenschap plaats in Aalter, een organisatie van de BVLO i.s.m. Let’s Go Aalter.
BVLO-WatersportvoormiddagEr komen volgende edities van de BVLO-Watersportvoormiddag in La-keside Paradise in Knokke.Gepland voorjaar 2015! Houd onze kalender zeker in de gaten, wil je al zeker zijn van je plaatsje: mail naar [email protected]!
3e BVLO-Minivoetbaltornooi i.s.m. FC Kouter Deinzemet een jeugdtornooi op vrijdagavond 12 juni 2015 en het tornooi voor 16 volwassenenploegen op zaterdag 13 juni 2015.
NASCHOLINGEN Nascholing Dans, handbal, zwemmen en baseball
Op woensdag 25 maart 2015, van 9 tot 12.30 uur, organiseert de BVLO in samenwerking met Thomas More tijdens de voormiddag de nascho-ling ‘Dans, handbal, zwemmen en baseball’ in Turnhout. Tijdens deze vernieuwende sessies heb je keuze uit 10 verschillende workshops, waaruit je er 2 kan selecteren waaraan je kan deelnemen.Volg je graag eerst een sessie dans en durf je nadien een sessie hand-bal aan? Of speel je liever baseball? Verdiep je liever in de leerlijnen van zwemmen? Dit is geen probleem, je kan je eigen programma samen-stellen en zo de workshops volgen die je persoonlijk het meest aan-spreken. Na afloop van deze nascholing keer je huiswaarts met kant-en-klare dansjes en tal van nieuwe ideeën voor uitdagende oefen- en spelvormen voor handbal, baseball of zwemmen. Na deze workshops kan je onmiddellijk aan de slag! Zoals steeds worden de workshops be-geleid door specialisten en worden veel praktijkvoorbeelden gegeven tijdens de workshops.
Nascholing RopeskippingOp woensdag 25 maart 2015, van 19 tot 21 uur, vindt in de Sporthal PXL Hogeschool, Vilderstraat 5 in 3500 Hasselt de nascholing ‘Ropeskipping’ plaats. Op het programma: initiatie en oefenstof voor kinderen van het lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs. Opbouw van eenvoudige oefeningen naar iets complexere oefeningen met een speels karakter. Leerkracht LO Ann Abrams is de lesgeefster van dienst.
BVLO-Studentenstage paasvakantieNIEUW! Tijdens de eerste week van de paasvakantie is er nu ook een BVLO-Studentenstage, meer bepaald van 7 tot en met 10 april 2015, in Gent.
So you think you can streetdance (secundair)Maïté Verloigne, Master LO, Postdoctoral researcher FWO begeleidt op maandag 27 april 2015, van 19 tot 20.30 uur de nascholing Dans se-cundair onderwijs.
Ben je leerkracht in het secundair en wil je wel een aantal ideeën op-doen, dan kan je terecht in de Spiegelzaal van de Universiteit Gent, Watersportlaan 2.
BVLO-Studentenstage augustusTijdens de eerste week van augustus wordt de stage ook opnieuw ge-pland in Gent, van 3 tot en met 7 augustus 2015.
3D-StageDe data voor de 3D-Stage zijn ook bekend. De traditionele nascholing van BVLO vindt plaats van 18 tot en met 20 augustus 2015. Houd alvast de data vrij.
41e BVLO-Studiedag in samenwerking met de Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschap-pen van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen - Universiteit Gent – vrijdag 13 november 2015 in Gent.
De meest recente info over de activiteiten en nascholingen
van BVLO vind je op www.bvlo.be
Maak kennis met het Spring Dance Event – zaterdag 21 maart 2015 – HasseltDe Hogeschool PXL Education organiseert op zaterdag 21 maart 2015 het ‘Spring Dance Event’ te Hasselt, o.l.v. Inge Joosen en haar studenten lichamelijke opvoeding.Doel van deze organisatie is om "Dans" gezamenlijk te promoten in Vlaanderen en dit event jaarlijks te herhalen.Het geeft ook jou de mogelijkheid om jezelf en je dansschool te promo-ten en nieuwe contacten te leggen. Een goed uitgangspunt, om extra ideeën te krijgen voor de volgende choreografieën en aan netwerking te doen. Tevens bieden wij jou de mogelijkheid om demo's te geven met je dansschool tijdens het Spring Dance Event. Wij gaan er vanuit dat alle dansers zijn ingeschreven voor de workshops, die ze wensen te volgen.
Voor het praktische verloop:
• Prijs deelnemer 40 euro• De inschrijvingen voor de workshops gebeuren via de inschrijvings-
link van de website: http://springdanceevent.weebly.com/
• De inschrijving voor het demoteam, of andere promotie, verloopt via het e-mailadres: [email protected]
• Van de deelnemers wordt verwacht dat zij +14 jaar zijn, zodat we op een semi-professioneel niveau aan de slag kunnen gaan.
Meer info: Inge Joosen, Lector Dans, Bewegingsexpressie en Didactiekgsm + 32 476633273 ; e-mail: [email protected]
BVLO-ActiviteitenBVLONOTEER NU IN JOUW AGENDA
OOK GENOTEERD
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 33nr. 1 / 2015
BVLO
De groei van ‘Bracht in’t rood’ BIR is de afkorting voor Bracht in’t rood, een re-
creatieve triatlonclub. We zijn nu iets meer dan een
jaar bezig en ons ledenbestand is al uitgegroeid tot
een 60-tal leden, gaande van peuters van 3 jaar tot
veteranen van 50. Ook de toewijding van de leden
is zeer divers, gaande van personen die het houden
bij een plaatselijk stratenloopje tot mensen die dit
jaar een volledige triatlon gaan doen.
Bedoeling is gewoon om met zoveel mogelijk volk
aan de start te staan van zoveel mogelijk soorten
wedstrijden, nl. wielerwedstrijden, duatlon, loop-
wedstrijden, zwemlopen, triatlons, mountainbike-
meerdaagsen, ...
Uitslagen en wedstrijdverslagen vind je steeds
terug op onze blog http://brachtintrood.
blogspot.be/
We trainen samen zowel voor het lopen, fietsen
en zwemmen. Maar ook jaarlijkse feestjes, fa-
miliedagen, en andere sociale activiteiten staan
in onze agenda. Dit jaar gaan we voor de eer-
ste maal zelf een triatlonwedstrijd organiseren
in thuisstad Brecht. Het betreft een 1/8 triatlon
met 400 m zwemmen, 26 km fietsen en 6 km lo-
pen. Alle info hierover kan je lezen op de website
http://www.biratlon.be/
BVLO-ClubbezoekenDe Bond voor Lichamelijke Opvoeding is een door het Bloso erkende recreatieve sportfedera-tie, de ideale thuis voor recreatieve sportclubs. Wij willen zowel kleuters, jongeren, adolescen-ten als volwassenen aanzetten tot een blijvende sportbeoefening.Het sportlandschap anno 2015 is heel divers en heel wat LO-gediplomeerden zijn ook actief als zelfstandigen in bijberoep. Ook zij vinden steeds vaker de weg naar de BVLO die als erkende sportfederatie zijn diensten kan aanbieden aan dergelijke vormen van sporten.Misschien ben je nog op zoek naar een degelijke verzekering en ondersteuning, zowel voor jouzelf (als trainer/coach is een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid onontbeerlijk) als voor jouw leden/deelnemers (lichamelijke ongevallenverzekering). volwassenen aanzetten tot een blijvende sportbeoefening.Het clublidmaatschap van BVLO kan zeker interessant zijn voor zowel jou als lesgever als voor jouw deelnemers.
NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW - NIEUW
BVLO verwelkomt nieuwe clubs
OOK GENOTEERD
Het startschot van Gullegem LOOPTGullegem LOOPT ontstond in maart 2014 en werd
opgericht door enkele vrijwilligers die vonden dat
lopen in groep of in clubverband ook mogelijk moest
zijn binnen de gemeentegrenzen. De startdag was
een onverhoopt succes. We mochten veel meer
lopers en joggers verwelkomen dan we hadden
verwacht. Tot op vandaag staan we er iedere dag,
en velen kunnen en willen dit niet meer missen.
Laat het vooral duidelijk zijn dat we binnen Gulle-
gem LOOPT een plaats willen bieden aan alle type
lopers. Recreanten die wekelijks hun 5 km willen
lopen, of hardlopers die via deze weg met personen
kunnen afspreken om de conditie en prestaties nog
extra op te krikken.
Ongeveer tweemaandelijks halen we er een wed-
strijdloop uit die we aanstippen om naar toe te stre-
ven. Uiteraard kiest iedereen zelf of hij of zij hieraan
deelneemt, de wedstrijdlopen zijn niet het doel
van de club. Het eerste doel blijft onze dinsdag- en
donderdagloop (en de zondag voor de liefhebbers).
Via mail en Facebook wordt
er vaak gecommuniceerd over
wedstrijdlopen en soms over
nieuwe toeren die de 10 km
ruim overschrijden. Dit is louter
communicatie en zeker niet de
bedoeling om er een sportclub
van te maken die de lat steeds
hoger wil leggen. Recreanten
die willen instappen hoeven
niets te vrezen en we hebben
de juiste personen aan boord
om alle leden te begeleiden. Het
hoofddoel van onze club is lopers
van alle pluimage samen te bren-
gen. Iedereen is welkom en voor
iedereen is er plaats!
34
BVLODe geboorte van de Crea Voetbalvrienden
Het verhaal van de Crea voetbalvrienden begint in
oktober 2014. Ik was al een tijdje op zoek naar
een sportclub voor mijn zoontje Nino (7), maar
de verenigingen in onze buurt hebben allemaal
wachtlijsten voor zijn leeftijdscategorie.
We zijn dan wel eens wat verder weg gaan probe-
ren, maar dan stuit je weer op hoge inschrijvings-
gelden, of lange reistijden.
Ik besloot dan maar om zelf minstens één dag per
week vrij te maken om te sporten met mijn zoon,
en niet lang daarna rees het idee om ineens de
vriendjes van school uit te nodigen om mee te ko-
men ‘sjotten’. Alle leerlingen van het tweede en
derde leerjaar kregen een uitnodiging: ‘Crea voet-
balvrienden’ was geboren.
Omdat je in de winterperiode rekening moet hou-
den met de weersomstandigheden en omdat het
in Antwerpen ook niet evident is om een buiten-
pleintje te vinden waar voldoende plaats is om te
voetballen, besloot ik om de sporthal in de buurt
van de school te reserveren.
In eerste instantie kwamen er een 7-tal jongens
mee voetballen.
Ik kocht enkele ballen en trainingsattributen en
we maakten er een training van alsof we een
echte voetbalclub waren. Iedere training brengt
de ‘coach’ ook een drankje en een koekje mee.
Zowel de kinderen als de ouders en ikzelf waren
razend enthousiast.
Al snel kreeg ik de steun van nog een papa die de
rol van ‘coach’ wel zag zitten, en het deelnemers-
aantal verdubbelde.
Toen we besloten om de turnzaal op school zelf
als trainingslocatie te gaan gebruiken kwamen er
plots nog meer voetballertjes opdagen. Met 22
zijn we nu, allemaal tussen de 5 en de 9 jaar, en
we zijn ook trots op het feit dat met Isabel toch 1
meisje het aandurft om met ons mee te spelen!!!
Binnen onze groep schuilen nieuwe aanwinsten
voor de nationale teams van o.a. België, Neder-
land, Argentinië, Servië, Kroatië, Spanje, Engeland,
Thailand….. om er maar een paar op te noemen.
Voor deze groep was het zaaltje op school iets te
klein, zodat we noodgedwongen terug naar de
sporthal moesten verhuizen.
Iedere vrijdag, onmiddellijk na school, trokken we
zo met een 20-tal kinderen, onder begeleiding van
enkele ouders, richting sporthal, een kilometertje
verderop.
Ondertussen waren we ook volop in de weer om
het initiatief om te toveren naar een heuse sport-
club, en zo zochten we dus ook contact met BVLO
waar we met open armen werden ontvangen.
Crea voetbalvrienden is een echte ‘vrienden’club
geworden.
We komen niet alleen iedere vrijdag samen om
een uurtje te voetballen, we zijn ook in december
al eens samen gaan kijken naar de ‘soccer trophy’
in Antwerpen (en daar gaan we volgend jaar pro-
beren aan mee te doen!!) en op 17 januari waren
we te gast op Beveren-Waasland om er met een
groep van 25 te gaan kijken naar de eersteklas-
sewedstrijd tegen Zulte Waregem.
Rond de paasvakantie hopen we ons eerste echte
wedstrijdje te kunnen spelen tegen de kinderen
van ‘pleintjesvoetbal’, een initiatief van de stad
Antwerpen om jongeren aan het voetballen te
krijgen die nog geen plaats vinden binnen de be-
staande clubs, maar die zelf ook al met wachtlijs-
ten moeten werken.
Sinds eind januari spelen we ook op een nieuwe
locatie: de sportzaal van De Lijn, in hun gebouwen
vlak naast de school.
Zo moeten we niet langer de toch wel gevaarlijke
verplaatsing naar de sporthal maken, en hebben
we toch een zaal die groot genoeg is om met heel
de groep te voetballen.
Nu maar hopen dat er nog meer papa’s of mama’s
willen komen helpen om de rol van ‘trainer’ op
te nemen, zodat we nog meer kinderen kunnen
laten genieten van onze club, want er staan er nog
te wachten!!
Ondertussen sportieve groetjes van Aaron, Cassiël,
Ciro Leon, Cedric, EppoG, Eppo P., Gus, Isabel, Jan
Jovan, Kai Sun, Luka, Lukas, Maurice, Max, Nino,
Samuel, Sem, Vic, Victor, William, Yago en coaches
Dave en Werner.
Als je onze capriolen wil volgen, dat kan via
www.facebook.com/crea16voetbalvrienden
BVLO“DYNAMISCHE STAF”
BVLO is nooit veraf. Neem gerust contact op met jouw provinciale afdeling:
BVLO ANTWERPEN vzw
• Voorzitter: Linda Van Puymbroeck
• SeCretariS: Geoffrey Hermes
• penningmeeSter: Joeri Clerckx
CorreSponDentieaDreS: Huis van de Sport, Boomgaardstraat 22 bus 32, 2600 Berchem
BVLO LIMBURG vzw
• Voorzitter: Josse Lambrix, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren,
tel. 012 23 38 01, [email protected]
• SeCretariS: Sonia Meurant, Nieuwe Steenweg 3A bus 201, 3850 Nieuwerkerke, tel.
011 48.72.13, [email protected]
• penningmeeSter: Marc Broeks, Heidestraat 112, 3500 Hasselt,
tel. 011 22.96.41, [email protected]
BVLO OOST-VLAANDEREN vzw
• SeCretariaat: Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent
Tel.: 09/218.91.21
• e-mail: [email protected]
• beStUUr: Eric De Boever, Patrick De Poorter en Josse Lambrix
BVLO VLAAMS-BRABANT vzw
• Voorzitter: Kristine De Martelaer, Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi
• SeCretariS: Thomas Doms, Motstraat 10, 1980 Eppegem, [email protected]
• penningmeeSter: Steve De Decker, Rode Kruisstraat 13, 2830 Willebroek,
tel. 02 629.37.56
BVLO WEST-VLAANDEREN vzw
• Voorzitter: Jorge Cottyn, Goedendaglaan 106, 8500 Kortrijk,
tel. 056 21 20 23, [email protected]
• onDerVoorzitter: Leen Van Looy, Fabrieksstraat 41, 8800 Roeselare,
tel. 051 75 11 02, [email protected]
• SeCretariS: Michel Rys, E. Ronselaan 10, 8630 Veurne,
tel. 058 31.20.87, [email protected]
• penningmeeSter: Ruben Ost, Antoinette Grosséstraat 15, bus 02.02, 8000 Brugge,
tel. 0473 676 960, [email protected]
"PROVINCIAAL UITGEBOUWD"
DAGELIJKSE LEIDING EN BESTURENDagelijks Bestuur
• eriC De boeVer (1), Voorzitter, Ter Rivieren 11, 9031 Gent/Drongen,
tel. 09 282 66 96, [email protected]
• patriCk De poorter (2), Secretaris-Generaal & Financieel en Administratief
Directeur, Monterreystraat 51, 9000 Gent, [email protected]
• joSSe lambrix (3), Voorzitter BVLO Limburg, Eerste Ondervoorzitter, Maastrichter-
steenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, [email protected]
• anny DeVreker (4), Draverstraat 5, 9810 Nazareth, tel. 09 385 52 55,
BVLO Adviescomité
• kriStine De martelaer (5), Voorzitter, [email protected]
• jorge Cottyn (6), [email protected]
• anny DeVreker (4), [email protected]
• leen haerenS (7), [email protected]
• joSSe lambrix (3), [email protected]
• jan SegherS (8), [email protected]
• lieVe Van lanCker (9), [email protected]
• linDa Van pUymbroeCk (10), [email protected]
RAAD VAN BESTUUR BVLO
Jorge Cottyn, Eric De Boever, Dirk De Clercq, Kristine De Martelaer,
Patrick De Poorter, Anny Devreker, Jan Dumon, Freddy Gatz, Josse Lambrix,
Johan Lefevre, Eric Leijnen, Jan Seghers, Linda Van Puymbroeck,
Johan Vanthournout
SENAAT BVLO
Gerda Billiauws, Jean-Pierre Bormans, René Goossens, Philippe Storme,
Georgette Swinnen, Guy Van der Marlière
(1) (2)
(10)
(3) (4) (5) (6) (7)
(8) (9)
Het BVLO-Secretariaat is open alle werkdagen vanvan 9 tot 13 uur en van 14 tot 17 uur.
Algemene gegevens:Tel. 09/218.91.20 – Fax 09/229.31.20 – E-mail: [email protected] – [email protected] - [email protected] - [email protected]@bvlo.be - [email protected]. BE51 4469 7200 0162
Een professioneel team staat voor je klaar patriCk De poorter (1) Coördinatie Financieel en Administratief Directeur - tel. 09/218.91.27 - [email protected]
Stephanie CoppenS (2) Clubwerking en Activiteiten - 09/218.91.25 - [email protected] kim D’ooSterlinCk (3)Ledenwerking & verzekeringen - tel. 09/218.91.23 – [email protected]
petra De koker (4)Boekhouding en Facturatie - tel. 09/218.91.21 - [email protected]
Sophie Van aelSt (5)Communicatie - tel. 09/218.91.22- [email protected]
DaVy Van boxStael (6)Nascholingen en Studiedagen - tel. 09/218.91.29 - [email protected]
nele Van rie (7)Sportkampen - tel. 09/218.91.28 – [email protected]
(2)(1) (7)(6)(3) (4) (5)
BVLO
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 35nr. 1 / 2015
36
Janssen-Fritsen n.v.
Frank van Dyckelaan 4, 9140 Temse
Tel: 03/291 00 30
E-mail: [email protected]
www.janssen-fritsen.be
ONS NIEUWE ADRES IS:
Frank van Dyckelaan 4
, 9140 Temse
Tel: 03/291 00 30
Roll-n-Play
*let op wordt leeg geleverd
Verrolbare en overzichtelijkeopbergkast
NIEUW
15270101 Advertentie Roll-n-play.indd 4 30-01-15 16:30