2012...  · Web view2013-08-20 · Het klaarzetten van de spullen is goed gegaan. Je was goed...

24
REFLECTIEVERSLAGEN Voorbeelden a.d.h.v. de STARR- methode

Transcript of 2012...  · Web view2013-08-20 · Het klaarzetten van de spullen is goed gegaan. Je was goed...

REFLECTIEVERSLAGEN Voorbeelden a.d.h.v. de STARR-methode

© Copyright 2009 – 2010 / Koning Wllem I College

INHOUDSOPGAVE

1. Oefenopdracht Pedagogisch Medewerker 3 en 4............................................................................2

2. Antwoordmodel oefenopdracht Pedagogisch Medewerker 3 en 4...................................................4

3. Oefenopdracht Onderwijsassistent...................................................................................................6

4. Antwoordmodel oefenopdracht Onderwijsassistent..........................................................................8

5. Voorbeeldverslag GP4 ..................................................................................................................10

6. Voorbeeldverslag OA.....................................................................................................................12

1

OEFENEN MET HET REFLECTIEVERSLAG – PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 EN 4

Casus: Herfstactiviteit bedenken en voorbereiden

Je bent werkzaam als stagiaire op een kinderdagverblijf en staat op de 3+ groep.Twee weken geleden heb je de vraag gekregen van je begeleidster om een activiteit te bedenken bij het thema herfst voor een groepje van zes kinderen. De activiteit moet uitgevoerd worden op 10 oktober en jij bent er helemaal verantwoordelijk voor. Je mag alles doen wat je wilt en moet het uitwerken in een plan op papier. Je ziet dit als een uitdaging en verwacht van jezelf dat je met een origineel idee komt. Je begeleidster heeft aangegeven dat het wel belangrijk is om met de activiteit aan te sluiten bij het niveau van de kinderen. Je bent als volgt te werk gegaan:

Allereerst ben je goed gaan nadenken wat voor activiteit eigenlijk bij de kinderen past. Je dacht al snel aan een creatieve activiteit maar wist niet goed wat de kinderen al wel / niet konden. Daarom ben je gaan observeren bij andere creatieve activiteiten. Je hebt gezien dat de kinderen al goed met stiften, kwasten en potloden kunnen werken. Daarnaast kunnen ze ook goed met lijm en papier werken. Tijdens deze activiteiten ben je met de kinderen gaan kletsen en heb je aan hen vragen gesteld over wat ze leuk vonden. Hierbij ben je erachter gekomen dat de kinderen het leuk vinden om te scheuren en te plakken. Je merkte aan het enthousiasme van de kinderen dat ze het leuk vonden om hierover te kletsen. Ook heb je tijdens je stageperiode al opgemerkt dat het de kinderen aanspreekt om in thema’s te werken. De kinderen vinden het leuk als verschillende activiteiten op elkaar aansluiten. Dit heeft je op het idee gebracht om een creatieve activiteit te bedenken met herfstbladeren. De kinderen gaan namelijk ’s morgens herfstbladeren zoeken in het park. Uiteindelijk heb je bedacht dat de kinderen allemaal een vel papier in de vorm van een herfstblad krijgen. Vervolgens mogen de kinderen de bladeren op hun eigen manier gaan versieren. Dit mogen ze doen met verschillende materialen zodat alle kinderen kunnen kiezen wat bij hen past en wat aansluit bij hun ontwikkeling. Als er meerdere materialen op tafel staan, worden kinderen namelijk ook uitgedaagd om verschillende dingen te proberen in plaats van met één materiaalsoort te werken. Je neemt je voor om kinderen hierbij tijdens de activiteit ook te stimuleren.Op de dag van de activiteit heb je ervoor gezorgd dat je plan op papier klaar was. Daarnaast heb je ervoor gezorgd dat er voldoende lege vellen in de vorm van herfstbladeren klaarliggen. Verder heb je de tafel afgedekt en diverse materialen klaargezet zoals lijm, plakfiguurtjes, tijdschriften om uit te scheuren en verf. Ook heb je ervoor gezorgd dat er voor alle kinderen schortjes klaarliggen.

Reflectie:Als je achteraf terugkijkt op hoe alles is gegaan, vind je het eigenlijk jammer dat je meteen aan een creatieve activiteit hebt gedacht. Hierdoor heb je eigenlijk niet stilgestaan bij eventuele andere activiteiten die je met de kinderen had kunnen doen. Je idee vind je wel origineel en je vindt het goed van jezelf dat je het helemaal zelf hebt bedacht en niet gewoon

van internet hebt gehaald of uit een boek hebt gekopieerd. Een volgende keer ga je proberen eerst meerdere verschillende ideeën naast elkaar te zetten en pas daarna definitief iets te kiezen. Wel vind je het goed van jezelf dat je een activiteit hebt gekozen die aansluit bij de andere activiteiten van de dag. Je hebt al eerder opgemerkt dat de kinderen dit prettig vinden. Het werkte erg goed dat je eerst bent gaan kijken wat de kinderen eigenlijk al konden. Je had eerst aan knippen gedacht, maar bij het observeren bleek dat dit nog erg moeilijk was voor veel kinderen. Plakken en verven leek je daarom een beter idee. Je hebt bedacht dat je volgende keer misschien wel met meer kindjes in gesprek moet gaan over wat ze leuk vinden. Nu ben je vooral afgegaan op de reacties van de drukke kindjes die veel kletsten. Wel heb je door de gesprekjes met de kindjes geleerd dat ze al vrij goed kunnen aangeven wat ze wel / niet willen of leuk vinden.

Bij het bedenken van de activiteit heb je wel stilgestaan bij de ontwikkeling van de kinderen. Je vindt het goed dat je hebt bedacht om de kinderen met verschillende materialen te laten werken. Wel twijfel je over de hoeveelheid materiaal. Misschien zijn er nu teveel keuzes voor de kinderen. Dit wil je een volgende keer eerst bespreken met je begeleidster. Dit heb je nu niet gedaan. Je hebt niet specifiek alle ontwikkelingsmogelijkheden vooraf bedacht. Wel heb je bedacht dat het goed is voor de kinderen om met verschillende materialen te werken, maar een volgende keer lijkt het je slim om specifieker te bedenken wat je met de activiteit wilt bereiken.

2

Het klaarzetten van de spullen is goed gegaan. Je was goed voorbereid. Misschien zou je de volgende keer wel een voorbeeld maken om aan de kinderen te laten zien. Je vindt het wel slim van jezelf dat je eraan hebt gedacht om extra herfstbladeren klaar te leggen zodat de kinderen eventueel ook een nieuw blad kunnen krijgen als het nodig is.

Opdracht 2 – De situatie, kerntaken en werkprocessenPak een leeg format. Dit format ga je stap voor stap invullen.Gebruik hierbij de competentielijsten en de hulpvragen uit het BPV-boek.

1. Beschrijf hoe de situatie is verlopen met behulp van de casus en de hulpvragen.2. Kruis aan welke kerntaak er in de casus aan bod is gekomen. Gebruik de bijlage.3. Kruis aan welke werkprocessen er in de casus aan bod zijn gekomen. Gebruik de bijlage.

Opdracht 3 – CompetentiesBij elk werkproces horen competenties. Zoek in de bijlage op welke competenties bij de door jou aangekruiste werkprocessen horen. Vul de competenties in het format in.

Opdracht 4 – T / A / R / RVul de overige onderdelen van het format in met behulp van de hulpvragen.

3

ANTWOORDMODEL PEDAGOGISCH MEDEWERKER 3 EN 4 HERFSTACTIVITEIT BEDENKEN EN VOORBEREIDEN

Naam situatie: HerfstactiviteitBeschrijf de situatie:Ik werk als stagiaire op een kinderdagverblijf en sta op de 3+ groep. Mijn begeleidster heeft me gevraagd om een activiteit te bedenken bij het thema herfst voor een groepje van zes kinderen. De activiteit moet uitgevoerd worden op 10 oktober. Ik had twee weken voorbereidingstijd. Ik mocht zelf weten wat voor soort activiteit het zou worden. Mijn begeleidster heeft aangegeven dat het wel belangrijk is om met de activiteit aan te sluiten bij het niveau van de kinderen. Ik vind het een leuke opdracht die ik heel goed ga uitvoeren.Kruis aan welke kerntaak je werkt in deze situatie:

X Kerntaak 1: Opstellen van een activiteitenprogramma en plan van aanpakO Kerntaak 2: Opvoeden en ontwikkelen van het kind / de jongereO Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Kruis aan welke werkprocessen aan de orde zijn:

X 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind / de jongereX 1.2 Stelt een activiteitenprogramma op X 1.3 Maakt een plan van aanpak

O 2.1 Biedt het kind / de jongere opvang O 2.2 Biedt het kind / de jongere persoonlijke verzorgingO 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden O 2.4 Biedt het kind / de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

O 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep O 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg O 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenenO 3.8 Evalueert de werkzaamheden

Zoek in de voortgangslijst op welke competenties je hebt aangetoond met deze situatie:Noem de competenties: N: Onderzoeken, R: Op behoefte en wensen van de klant richten, E: Samenwerken en overleggen, Q: Plannen en organiseren, J: Formuleren en rapporteren.

Let op: Niet altijd komen alle werkprocessen uit een kerntaak aan de orde en ook niet altijd komen alle competenties aan de orde. Bekijk per situatie wat er aan de orde is geweest.Taak: Ik moet met zes kindjes uit de 3+ groep op 10 oktober een activiteit doen met als thema herfst. Ik ben vrij om te kiezen wat voor soort activiteit ik doe. Ik moet wel zorgen dat de activiteit goed aansluit bij de kindjes en dat de activiteit goed wordt voorbereid. Ik zorg ook dat mijn voorbereiding op papier staat.Actie:Omdat ik niet zo goed weet wat de kinderen kunnen en wat ze leuk vinden, ben ik eerst onderzoek gaan doen. Ik heb gepraat met de kindjes om te kijken wat ze leuk vinden en ik heb geobserveerd toen ze met een creatieve activiteit bezig waren om te kijken wat ze kunnen. Ik heb bedacht dat ik een activiteit ga doen met herfstbladeren. Ik heb zelf grote herfstbladeren geknipt van papier en deze mochten ze gaan versieren met verf en plakkers. Ik heb mijn plan en voorbereidingen beschreven en heb op de dag zelf op tijd de knutselspullen klaargezet met lekker veel soorten versierspullen zodat de kindjes veel konden kiezen.

4

Resultaat:Door mijn observaties en gesprekjes met kinderen heb ik een activiteit bedacht die aansloot bij de kinderen. Het observeren gaf mij een goed beeld van wat de kinderen kunnen en de gesprekjes gaven mij inzicht in wat de kinderen leuk vinden. Ik had op tijd alles voorbereid waardoor voorafgaand aan de activiteit alle spullen klaarstonden en iedereen kon beginnen. Verder lag de activiteit helemaal uitgewerkt klaar op papier. Reflectie:In de voortgangslijst vind je de competenties en prestatie indicatoren, die je kunnen helpen bij het schrijven van dit reflectieonderdeel. Beschrijf hieronder welk(e) werkproces en competenties in jouw situatie aan de orde zijn geweest en hoe je hieraan gewerkt hebt. Gebruik hierbij de hulpvragen. Voorwaarde: Noem in dit reflectiegedeelte minstens twee verbeterpunten!

Werkproces:1.1 Competentie: N: OnderzoekenIk heb door te oberveren gekeken wat de kinderen al konden op het gebied van knutselen. Ik zag dat ze knippen nog best moeilijk vonden, dus ik heb besloten dat ik zelf de herfstbladeren zou knippen zodat ze lekker aan de slag konden met het versieren. Doordat ik goed geobserveerd heb, heb ik mijn activiteit hierop aan kunnen passen.

Werkproces: 1.1 Competenties: R: Op behoefte en wensen van de klant richtenIk heb gepraat met de kindjes over wat ze leuk vinden, maar doordat ik alleen naar de drukke kindjes heb geluisterd, bedacht ik later pas dat een aantal van de kindjes helemaal niet hebben kunnen zeggen wat ze leuk vinden. Dat heb ik niet goed aangepakt. Verbeterpunt: Ik moet een volgende keer zorgen dat ik alle kindjes aan het woord laat en niet alleen de kindjes die toch al veel zeggen wat ze willen.

Werkproces: 1.2 Competenties: E: Samenwerken en overleggenIk heb bij 1.1 competentie R al besproken en verteld dat ik de wensen van het kind heb geïnventariseerd, maar ik heb eigenlijk alleen naar de knutselactiviteiten gevraagd. Ik had wat algemener moeten vragen wat de kinderen graag doen, dus ook wat ze leuk vinden om te doen in de speelzaal, buiten of welke spelletjes ze leuk vinden. Als ik ook naar andere dingen vraag, kan ik beter een keuze maken voor de juiste activiteit. Verbeterpunt: Als ik me ga verdiepen in de ideeën van kinderen, moet ik dat breed doen, niet alleen gericht op mijn eigen opdracht of idee.

Werkproces: 1.2 Competenties: Q: Plannen en organiserenIk heb de activiteit goed voorbereid. Ik heb gezorgd dat de materialen er op tijd lagen, met veel soorten versiermateriaal. Wel twijfelde ik van tevoren of er niet teveel keuzes waren voor de kinderen. Verbeterpunt: Als ik een volgende keer twijfel, moet ik het eerst even navragen bij een collega.

Werkproces: 1.3 Competenties: J: Formuleren en rapporterenIk heb mijn plan goed beschreven, de resultaten van de gesprekjes met de kinderen en mijn observaties staan erin. Verder heb ik ook alle stappen beschreven die ik ga doen om de activiteit voor te bereiden zodat wanneer ik er niet ben een collega het eventueel over kan nemen. Ik heb niet beschreven wat mijn doel was met de activiteit. In mijn enthousiasme ben ik alleen bezig geweest om het “leuk” te maken voor de kinderen zonder erbij stil te staan dat ik ook bezig moet zijn met hun ontwikkeling. Verbeterpunt: Ik beschrijf de volgende keer ook de doelen die ik heb met mijn activiteit zodat ik bewuster bezig ben met de ontwikkeling van de kinderen.

5

OEFENEN MET HET REFLECTIEVERSLAG - OA

Casus: Conflict op het schoolplein en regels

Je loopt stage als Onderwijsassistent in groep 5. Vandaag had je tijdens de pauze pleinwacht, samen met juf Marja van groep 4. Je hebt de laatste maanden al meerdere keren pleinwacht gehad en weet wat er dan van je verwacht wordt. In principe laat je de kinderen fijn spelen. In geval van ongewenst gedrag spreek je de kinderen hierop aan en je moet ervoor zorgen dat alle kinderen op het plein blijven. De kinderen mogen tussendoor niet naar binnen, tenzij ze naar de wc moeten of wanneer er iets dringends aan de hand is. Verder let je op de veiligheid.

Vandaag liep je tijdens de pleinwacht buiten met Marja. Jullie waren rustig met elkaar aan het kletsen en liepen ondertussen rond en hielden de kinderen in de gaten. Halverwege de pauze kregen er twee kinderen ruzie. Je hebt dit niet zien gebeuren, maar hoorde ineens dat er ruzie was bij het klimrek. Je bent ernaartoe gelopen om te kijken wat er aan de hand was. Je zag dat B (meisje / 8 jr.) en S (meisje / 9 jr.) tegen elkaar stonden te schreeuwen en allebei een boos gezicht hadden. Ondertussen kwamen er al meer kinderen aangelopen die zich ermee begonnen te bemoeien. Je hebt aan B en S gevraagd wat er aan de hand was. Hierdoor werd duidelijk dat B als eerste bij het klimrek was en niet wilde dat S er ook op ging. Maar S vond dat B best samen kon delen of dat ze om en om op het klimrek konden. B werd tijdens het gesprek bozer en jij hebt haar gezegd dat ze even moest proberen om rustig te doen. Je merkte dat S er verdrietig van werd. Ook de kinderen om jullie heen begonnen zich ermee te bemoeien. Hierdoor werd de situatie een beetje onrustig. Uiteindelijk bleek tijdens het gesprek dat B een duw had gekregen van S. Je hebt gevraagd wat B hiervan vond. En B vertelde dat ze dat helemaal niet leuk vond. Je hebt aan S gevraagd hoe ze dit nu wilde oplossen. S kwam daardoor zelf op het idee om sorry te zeggen. Hierdoor werd B wat rustiger. Vervolgens heb jij gezegd dat het je beter leek als S en B nu allebei even niet meer op het klimrek gingen spelen. Ze zijn toen iets anders gaan doen. Daarna waren ze allebei gezellig met andere kinderen aan het spelen.

Na de ruzie kwam G (jongen / 10 jr.) vragen of hij even naar de wc mocht. Je zei dat dit mocht. M (meisje / 9 jr.) vroeg of ze even mee mocht lopen. Nog voordat je antwoord had kunnen geven ging M mee naar binnen. Je hebt hier toen niks van gezegd. Na een paar minuten kwamen G en M weer buiten met speelgoed wat ze binnen hadden gepakt. Ze gingen er leuk mee spelen. Je bent hier verder niet op ingegaan.

Reflectie:Als je terugkijkt hoe de pleinwacht is verlopen, vind je dat niet alles even goed is gegaan. Je vindt het goed van jezelf dat je meteen op de ruzie bent afgelopen en dat je niet hebt gewacht totdat juf Marja in zou grijpen. Je vindt dat je bij de ruzie beide kinderen goed de kans hebt gegeven om te vertellen wat er aan de hand was. Wel denk je achteraf dat het

beter was geweest om met S en B naar een rustigere plek te lopen. Nu stonden er andere kinderen bij die zich ermee bemoeiden. Hierdoor was het wat onrustig en bleven de S en B misschien ook wat onrustig. Je vindt het goed dat je aan S hebt gevraagd hoe ze het wilde oplossen dat ze B een duw had gegeven. Hierdoor moest ze zelf nadenken. Het bleek ook dat S hierdoor zelf met het idee kwam om sorry te zeggen. Dit werkte dus goed.Achteraf vind je het wel jammer dat je B en S allebei hebt weggestuurd bij het klimrek. Misschien had er ook een andere oplossing kunnen komen die de kinderen zelf hadden kunnen bedenken. Je had wel overwicht, maar zelf een oplossing zoeken was voor de kinderen eigenlijk fijner geweest.

Je vindt het goed dat je G binnen naar de wc hebt laten gaan. Wel baal je ervan dat je er niks van hebt gezegd dat M mee naar binnen ging voordat je hiervoor toestemming had gegeven. Achteraf bleek natuurlijk dat ze iets anders waren wezen doen. Een volgende keer zou je hier wel iets van willen zeggen en over in gesprek willen gaan met de kinderen.

6

Opdracht 2 – De situatie, kerntaken en werkprocessenPak een leeg format. Dit format ga je stap voor stap invullen.Gebruik hierbij de competentielijsten en de hulpvragen uit het BPV-boek.

a. Beschrijf hoe de situatie is verlopen met behulp van de casus en de hulpvragen.b. Kruis aan welke kerntaak er in de casus aan bod is gekomen. Gebruik de bijlage.c. Kruis aan welke werkprocessen er in de casus aan bod zijn gekomen. Gebruik de bijlage.

Opdracht 3 – CompetentiesBij elk werkproces horen competenties. Zoek in de bijlage op welke competenties bij de door jou aangekruiste werkprocessen horen. Vul de competenties in het format in.

Opdracht 4 – T / A / R / RVul de overige onderdelen van het format in met behulp van de hulpvragen.

7

ANTWOORDMODEL OA – CONFLICT OP HET SCHOOLPLEIN EN REGELS

Naam situatie: Conflict op het schoolpleinBeschrijf de situatie:Ik had vandaag pleinwacht samen met juf Marja. Toen we rustig kletsend samen rondliepen, ontstond er ruzie tussen B en S bij het klimrek. Ik ben naar het klimrek gegaan om te kijken wat er aan de hand was. De andere kinderen stonden hier ook bij te kijken en zich ermee te bemoeien. Na de ruzie vroeg G of hij binnen naar de wc mocht. M wilde ook naar binnen. Nog voordat ik antwoord heb kunnen geven, ging M al mee naar binnen. Later kwamen ze buiten met speelgoed waar ze mee gingen spelen. Kruis aan aan welke kerntaak je werkt in deze situatie:

O Kerntaak 1: Assisteren bij het uitvoeren van onderdelen van het primaire procesX Kerntaak 2: Uitvoeren van taken rondom het primaire procesO Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Kruis aan welke werkprocessen aan de orde zijn:

O 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen / deelnemers en rapporteert de bevindingenO 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor O 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen O 1.4 Begeleidt de leerlingen / deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

O 2.1 Voert werkzaamheden uit ten behoeve van het primaire proces O 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten O 2.3 Voert administratieve taken uitX 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces O 2.5 Voert met name in PO en SO verzorgende taken uit

O 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep O 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg O 3.3 Stemt de werkzaamheden af O 3.4 Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen

Zoek in de voortgangslijst op welke competenties je hebt aangetoond met deze situatie:Noem de competenties:A. Beslissen en activiteiten initiëren, B. Aansturen, C. Begeleiden, D. Aandacht en begrip tonen, F. Ethisch en integer handelen, T. Instructies en procedures opvolgen.

Let op: Niet altijd komen alle werkprocessen uit een kerntaak aan de orde en ook niet altijd komen alle competenties aan de orde. Bekijk per situatie wat er aan de orde is geweest.Taak: Tijdens de pleinwacht moest ik letten op de veiligheid van de kinderen. Verder werd er van mij verwacht dat ik de kinderen aansprak als het nodig was. Bijvoorbeeld tijdens een ruzie of als ze het plein af gingen. De afspraak is dat ik ervoor zorg dat de kinderen buiten blijven tijdens de pauze en dat ik ze alleen naar binnen laat gaan als ze naar de wc moeten. Verder wilde ik bereiken dat de kinderen een leuk speelkwartier hadden en dat er geen vervelende dingen gebeurden. Actie:Toen ik hoorde dat S en B ruzie hadden, ben ik ernaartoe gelopen. Ik heb gevraagd wat er aan de hand was. Ik heb allebei de kinderen laten vertellen. Toen bleek dat S geduwd had, heb ik haar zelf gevraagd hoe ze dit nu ging oplossen. Tijdens het gesprek waren er ook andere kinderen in de buurt die steeds reageerden op het gesprek. Hier ben ik niet echt op ingegaan.Nadat S sorry had gezegd heb ik gezegd dat S en B maar even niet meer op het klimrek moesten spelen. Toen G kwam vragen of hij naar de wc mocht, heb ik hem meteen naar binnen laten gaan. M vroeg of ze mee mocht, maar nog voordat ik antwoord kon geven, ging ze al mee naar binnen. Ik heb hier niet op gereageerd. Ik dacht bij mezelf dat ze vast ook naar de wc moest.

8

Resultaat:Doordat ik heb doorgevraagd aan S en B wat er aan de hand was kreeg ik een duidelijk beeld van de situatie. Toen ik aan S vroeg hoe ze het wilde oplossen kwam ze zelf met het idee om sorry te zeggen. Hierdoor werden S en B allebei rustiger en was de ruzie eigenlijk opgelost.

Doordat ik niets heb gezegd toen M met G naar binnen ging, zijn ze speelgoed gaan halen waar ze vervolgens buiten mee gingen spelen. Reflectie:In de voortgangslijst vind je de competenties en prestatie indicatoren, die kunnen je helpen bij het schrijven van dit reflectieonderdeel. Beschrijf hieronder welke werkprocessen en competenties in jouw situatie aan de orde zijn geweest en hoe je hieraan gewerkt hebt. Gebruik hierbij de hulpvragen op bladzijde 27.

Voorwaarde: Noem in dit reflectiegedeelte minstens twee verbeterpunten!

Werkproces: 2.4 Competenties: A: Beslissen en activiteiten initiërenIk vind het goed van mezelf dat ik niet heb afgewacht totdat juf Marja ingreep bij de ruzie. Ik ben meteen op de kinderen afgelopen. Hierdoor heb ik laten zien dat ik initiatief kan tonen. Een volgende keer zou ik dit net zo doen.

Werkproces: 2.4 Competenties: B: AansturenToen ik S en B aansprak op hun gedrag luisterden ze naar mij. Hierbij had ik wel overwicht op de kinderen. Achteraf heb ik tegen S en B gezegd dat ze maar even ergens anders moesten gaan spelen. Hier heb ik voor gekozen omdat ik bang was dat er anders weer ruzie zou komen. Eigenlijk vind ik dit wel jammer. Verbeterpunt: Een volgende keer kan ik beter met de kinderen overleggen hoe ze nu verder willen spelen en afspraken maken over hoe ze dat gaan doen. Nu heb ik het probleem eigenlijk een beetje ontweken.

Eigenlijk is het nu jammer geweest voor de kinderen dat ze helemaal niet meer op het klimrek mochten spelen. Toen M naar binnen ging voordat ik antwoord had gegeven, heb ik niet voldoende aangestuurd. Ik heb dit laten gebeuren terwijl dit eigenlijk niet mocht. Verbeterpunt: Een volgende keer wil ik meteen ingrijpen op het moment dat een kind mijn antwoord niet afwacht. Ik had haar terug kunnen roepen en kunnen aanspreken. Ook had ik de kinderen in deze situatie achteraf willen aanspreken op het feit dat ze binnen speelgoed hadden opgehaald. Ik moet hierin consequenter zijn.

Werkproces: 2.4 Competenties: C: BegeleidenIk heb de kinderen begeleid bij het vertellen over wat er aan de hand was. Doordat ik hierbij was, kregen de kinderen om de beurt de kans om te praten. Dit verliep goed. Ook vind ik het goed dat ik S zelf heb gevraagd hoe ze het probleem wilde oplossen. Hierdoor is het kind zelf verantwoordelijk voor het probleem.

Werkproces: 2.4 Competenties: D: Aandacht en begrip tonenOmdat ik S en B de kans heb gegeven om hun verhaal te vertellen, vind ik dat ik aandacht heb gehad voor wat er aan de hand was. Wel stonden we nu op een erg drukke plek waardoor er ook wat afleiding was. Verbeterpunt: De volgende keer loop ik liever naar een rustigere plek. Andere kinderen hoeven niet overal bij te zijn. Als we weg waren gelopen was er voor S en B zelf ook wat meer rust geweest. Nu stonden er andere kinderen bij die zich ermee bemoeiden. Hierdoor was het wat onrustig en bleven de S en B misschien ook wat onrustig.

Werkproces: 2.4 Competenties: F: Ethisch en integer handelenVanuit school geldt de regel dat kinderen alleen maar in de pauze naar binnen mogen als ze naar de wc moeten. Ik heb me hier niet goed aan gehouden omdat ik M niet heb aangesproken op haar gedrag toen ze toch naar binnen ging. Zie ook mijn reflectie bij competentie B. Aansturen.

Werkproces: 2.4 Competenties: T: Instructies en procedures opvolgenDoordat ik heb ingegrepen bij de ruzie tussen S en B heb ik ook gelet op de veiligheid. Doordat ik tussen hen in ben gekomen kon de ruzie niet verder uit de hand lopen en kon er geen onveilige situatie komen. Ik vind dat ik dit goed heb gedaan.

9

VOORBEELDVERSLAG PW4 – ACTIVITEIT BIJ HET THEMA VAKANTIE

Naam situatie: Knutselactiviteit vakantieBeschrijf de situatie:Net voor de vakantie is het thema “vakantie”. Ik heb daarom binnen dit thema een creatieve activiteit voorbereid voor een groep van acht peuters van 3 jaar. Ik heb dit voorbereid en uitgevoerd met een collega van mij. Het bestond uit het knippen (uit tijdschriften) van plaatjes van voorwerpen die je meeneemt op vakantie. Deze plaatjes mochten ze later op een koffer plakken.Kruis aan aan welke kerntaak je werkt in deze situatie:O Kerntaak 1: Opstellen van een activiteitenprogramma en plan van aanpakX Kerntaak 2: Opvoeden en ontwikkelen van het kind / de jongereX Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Kruis aan welke werkprocessen aan de orde zijn:

O 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind / de jongereO 1.2 Stelt een activiteitenprogramma op O 1.3 Maakt een plan van aanpak

X 2.1 Biedt het kind / de jongere opvang O 2.2 Biedt het kind / de jongere persoonlijke verzorgingO 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden X 2.4 Biedt het kind / de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

X 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep O 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg O 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenenO 3.4 Voert coördinerende taken uitO 3.5 Onderhoudt een netwerkO 3.6 Voert beleidsmatige taken uitO 3.7 Voert beheertaken uitO 3.8 Evalueert de werkzaamheden

Zoek in de voortgangslijst op welke competenties je hebt aangetoond met deze situatie:Noem de competenties:B: aansturen C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen Q: plannen en organiseren P: leren

Let op: Niet altijd komen alle werkprocessen uit een kerntaak aan de orde en ook niet altijd komen alle competenties aan de orde. Bekijk per situatie wat er aan de orde is geweest.Taak: Het thema was vakantie, en ik moest een creatieve / ontwikkelingsgerichte activiteit bedenken en uitvoeren voor een groep van 3-jarigen. Ik kon bij de uitvoering van de activiteit rekenen op de hulp van mijn collega. Het was mijn taak te zorgen voor voldoende knutselmateriaal en ervoor zorgen dat de activiteit goed verliep en dat de spullen weer goed werden opgeruimd.Actie:Ik heb mijn plan voor de activiteit geschreven en overlegd met mijn collega. Ze vond het een leuk idee en passend bij het thema. Toen heb ik gecontroleerd of de spullen die ik nodig had voldoende aanwezig waren in het magazijn en vervolgens heb ik een voorbeeld gemaakt. Op de dag zelf heb ik tijdig de spulletjes op de knutseltafel gelegd. Ik ben begonnen met een gesprekje over de vakantie en wat je allemaal meeneemt en toen heb ik ze aan het werk gezet met het knippen en plakken.Resultaat:Ik had voldoende materiaal klaargelegd en genoeg schaartjes en lijmpotjes dus alle kinderen konden lekker aan de gang, daar ben ik erg tevreden over. Doordat ik het voorbeeld vergeten was te laten zien, was het voor de kinderen niet helemaal duidelijk wat ze moesten maken. En ik had de “koffers” niet uitgeknipt, ik dacht dat ze dat zelf wel konden, maar voor sommige kinderen is het knippen toch wel heel lastig (dus had ik de koffers beter van te voren kunnen uitknippen).Doordat mijn collega en ik de koffers snel nog even hadden uitgeknipt konden de kinderen toch met een mooie koffer naar huis en hebben de kinderen geoefend met het knippen.

10

Reflectie:In de voortgangslijst vind je de competenties en prestatie indicatoren, die je kunnen helpen bij het schrijven van dit reflectieonderdeel. Beschrijf hieronder welk(e) werkproces en competenties in jouw situatie aan de orde zijn geweest en hoe je hieraan gewerkt hebt. Gebruik hierbij de hulpvragen. Voorwaarde: Noem in dit reflectiegedeelte minstens twee verbeterpunten!

Werkproces: 2.1 Competenties: B Aansturen; C Begeleiden; D Aandacht en begrip tonenB. Ik heb voordat we gingen knutselen aan de kinderen de regels even verteld waar we ons aan zouden houden. Tijdens het werken moest ik soms J corrigeren die steeds lijm op de tafel wilde smeren. Ik heb geprobeerd zijn aandacht steeds naar zijn knutselwerkje te trekken omdat hij dan ophoudt met het geklieder. Ik vind dat ik dit goed aanpak, want J reageert er goed op door te stoppen met het ondersmeren van de tafel.

C en D. Ik zag dat M met haar handjes op schoot verdrietig keek. Ze had een koelkast uitgeknipt en K zei dat dat niet in haar koffer kon, nu was ze verdrietig. Ik heb haar verteld dat dat best kon en dat de koffer reuze groot was. Zo heb ik haar gestimuleerd om verder te werken, wat ze toen ook deed.Werkproces: 2.4 Competenties: C Begeleiden ; Q Plannen en organiserenC. Ik heb met deze activiteit de leiding gehad, maar ik was blij dat mijn college bereid was om te helpen tijdens het knutselen. Daardoor kon ik af en toe een kindje wat langer helpen. Dat was wel nodig omdat niet alle kinderen een plaatje goed kunnen uitknippen. Daar had ik geen rekening mee gehouden. Verbeterpunt: De volgende keer zal ik de beginsituatie van de kinderen wat beter onderzoeken of er in elk geval beter rekening mee houden.

Q. Ik heb het plan voor de activiteit op papier gezet en overlegd met mijn collega. Ze was het eens met wat ik wilde doen en heeft niets toegevoegd. Tijdens de activiteit bleek dat de kinderen de koffers niet zelf konden uitknippen. Dat was veel te lastig en zou veel te lang duren. Ik heb dat opgelost door aan tafel bij de kinderen de koffertjes uit te knippen. Zo kon ik toch vragen beantwoorden of een kindje verder helpen en ondertussen waren de koffertjes op tijd klaar.Verbeterpunt: Een volgende keer zou ik dit zeker beter voorbereiden.

Ik ben ook vergeten het voorbeeld te laten zien waardoor de kinderen niet goed wisten wat ze moesten maken en hoe het eruit ging zien. Verbeterpunt: Ik heb geleerd dat ik een activiteit wel kan voorbereiden, maar dat ik me ook goed aan mijn voorbereiding moet houden. Dan verloopt de activiteit goed.Werkproces: 3.1 Competenties: P: LerenP. Ik heb na de activiteit aan mijn collega gevraagd hoe ze het vond gaan omdat ik zelf het gevoel had dat het niet helemaal lekker liep. Ze heeft aangegeven dat ze het wel goed vond gaan omdat op de momenten dat het mis liep ik het toch goed opgelost had. De kinderen waren gewoon lekker bezig.

11

VOORBEELDVERSLAG OA - TAALLES

Naam situatie: TaallesBeschrijf de situatie:De juf heeft mij gevraagd of ik P (8 jaar) na de klassikale uitleg wilde helpen met opdracht 2 en 3 van les 8 tijdens de taalles. Doordat P een taalachterstand heeft, heeft hij vaak wat extra begeleiding en tijd nodig bij de taallessen. De juf vroeg mij ook goed op het handschrift te letten van P omdat het vaak slecht leesbaar is. We zijn achterin de klas gaan zitten en P heeft daar met mijn hulp de opdrachten gemaakt. Na afloop heb ik een evaluatiegesprekje gehad met de juf om te bespreken hoe het begeleiden van P was verlopen. Ik heb in het kort opgeschreven wat er tijdens het gesprek is besproken. Kruis aan aan welke kerntaak je werkt in deze situatie:

X Kerntaak 1: Assisteren bij het uitvoeren van onderdelen van het primaire procesO Kerntaak 2: Uitvoeren van taken rondom het primaire procesX Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Kruis aan welke werkprocessen aan de orde zijn:

O 1.1 Observeert de werkwijze van leerlingen / deelnemers en rapporteert de bevindingenO 1.2 Bereidt de uitvoering van programmaonderdelen voor X 1.3 Assisteert bij de uitvoering van programmaonderdelen X 1.4 Begeleidt de leerlingen / deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

O 2.1 Voert werkzaamheden uit ten behoeve van het primaire proces O 2.2 Assisteert bij het organiseren van activiteiten O 2.3 Voert administratieve taken uitO 2.4 Houdt toezicht en begeleidt buiten het primaire proces O 2.5 Voert met name in PO en SO verzorgende taken uit

X 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep O 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg O 3.3 Stemt de werkzaamheden af X 3.4 Evalueert en rapporteert ervaringen en bevindingen

Zoek in de voortgangslijst op welke competenties je hebt aangetoond met deze situatie:Noem de competenties:B. Aansturen, K. Vakdeskundigheid toepassen, C. Begeleiden, D. Aandacht en begrip tonen.

Let op: Niet altijd komen alle werkprocessen uit een kerntaak aan de orde en ook niet altijd komen alle competenties aan de orde. Bekijk per situatie wat er aan de orde is geweest.Taak: Ik moest P begeleiden bij het maken van opdracht 2 en 3. Hierbij moest ik zorgen dat hij de opdracht begreep en deze vervolgens ook ging maken. Verder werd er van mij verwacht dat ik P aansprak op zijn handschrift wanneer het slecht leesbaar was. Ik wilde dat P na een halfuur opdracht 2 en 3 af zou hebben. Actie:Allereerst heb ik P gevraagd of hij opdracht 2 begrepen had. Toen hij aangaf dat hij het snapte, heb ik hem aan het werk gezet. Ik zag dat de eerste vragen al meteen fout gingen. Na een paar fouten heb ik P laten stoppen en de opdracht opnieuw uitgelegd. Vervolgens hebben we twee vragen samen gemaakt. Daarna heb ik P weer zelf verder laten werken. Tussentijds zag ik dat P niet duidelijk schreef. Ik heb toen gezegd dat hij op zijn handschrift moest letten. P was erg geconcentreerd aan het werk en reageerde niet zoveel op mij tijdens de opdracht. Toen hij klaar was met opdracht 2, ging hij eigenlijk al meteen door met opdracht 3. Ik heb P laten stoppen en gevraagd of hij mij kon uitleggen wat de bedoeling was. Dit lukte P niet. Ik gaf aan dat ik dit al verwacht had. Ik heb de opdracht opnieuw uitgelegd. Weer hebben we twee vragen samen gemaakt. Vervolgens heeft P zelf verder gewerkt. Na de taalles hadden de kinderen pauze. In de pauze heb ik de juf gevraagd of ze tijd had om het begeleiden van P na te bespreken. Ik heb de juf verteld dat P de opdracht goed heeft gemaakt, maar

12

dat zijn handschrift niet zo duidelijk was. Verder heb ik aangegeven dat ik niet zo goed wist hoe ik het begeleiden aan moest pakken. Ik heb verteld wat ik moeilijk vond en de juf heeft me verschillende tips gegeven voor een volgende keer. Deze tips heb ik in mijn BPV-map opgeschreven.Resultaat:Doordat ik niet ben begonnen met het geven van uitleg, gingen de eerste vragen van opdracht 2 fout. Nadat we twee vragen samen hadden gemaakt, ging het beter en kon P zelfstandig verder werken. Doordat P erg geconcentreerd aan het werk was, kwam mijn boodschap over zijn handschrift niet goed over. Het resultaat was dat zijn werk erg moeilijk te lezen was. Toen ik P bij het beginnen met opdracht 3 liet stoppen en hij me niet kon vertellen wat de bedoeling was, reageerde ik door te zeggen dat ik dit al verwacht had. Hierop reageerde P erg teleurgesteld. Hij trok een sip gezicht. Na het gezamenlijk maken van twee vragen heeft hij de opdracht uiteindelijk goed gedaan. Toen de opdrachten af waren, heb ik gezegd dat hij het goed had gedaan. P luisterde hier eigenlijk niet echt naar en ging al snel naar zijn eigen plek in de klas terug. Het nabespreken van dit begeleidingsmoment met de juf heeft me veel tips opgeleverd. Ik weet nu hoe ik dit een volgende keer beter aan zou kunnen pakken. Doordat ik de tips heb opgeschreven kan ik ze nog eens nalezen. Zo kan ik er op een ander moment gebruik van maken. De juf zei dat ze het fijn vond dat ik om feedback vroeg.Reflectie:In de voortgangslijst vind je de competenties en prestatie indicatoren, die je kunnen helpen bij het schrijven van dit reflectieonderdeel. Beschrijf hieronder welke werkprocessen en competenties in jouw situatie aan de orde zijn geweest en hoe je hieraan gewerkt hebt. Gebruik hierbij de hulpvragen op bladzijde 27.

Voorwaarde: Noem in dit reflectiegedeelte minstens twee verbeterpunten!

Werkproces: 1.3 Competenties: B: AansturenNadat ik zag dat P de opdrachten niet goed begreep, ben ik uitleg gaan geven hoe de opdrachten wel uitgevoerd moest worden. Omdat we elke keer twee vragen samen hebben gemaakt, kon ik controleren of hij het had begrepen. Verbeterpunt: Een volgende kan ik beter aan het begin van de opdracht meer tijd besteden aan de uitleg in plaats van het eerst fout laten gaan. Hierdoor moet ik negatief reageren en dit is niet leuk voor het kind. Hierdoor ontneem ik de kans op een succeservaring voor het kind.

Werkproces: 1.3 Competenties: K: Vakdeskundigheid toepassenOmdat P maar alleen was, kon ik goed overzicht houden over waar hij mee bezig was. Hierdoor was ik met mijn volle aandacht bij hem en de opdrachten waar hij mee bezig was. Werkproces: 1.4 Competenties: B: AansturenP wilde wel naar mij luisteren. Toen ik uitleg gaf over de opdracht ging dit goed, maar toen hij eenmaal bezig was met de opdracht was dit moeilijker. Doordat hij zo geconcentreerd bezig was, kwam mijn boodschap over zijn handschrift niet goed over. Verbeterpunt: Een volgende keer moet ik voorafgaand aan de opdracht duidelijk maken wat ik van het kind verwacht. Nu vond ik het sneu om P hier meerdere keren op aan te spreken en heb ik me eigenlijk niet goed gehouden aan de opdracht van de juf.

Werkproces: 1.4 Competenties: C: BegeleidenAls ik terugkijk, vind ik dat ik niet voldoende positief ben geweest naar P. Ik heb vooral gezegd wat hij niet goed had gedaan en hem verbeterd. Ik merkte dat P hierdoor ook wat sip reageerde. Dit geeft mijzelf eigenlijk ook geen fijn gevoel. Op het einde heb ik wel gezegd dat hij de opdrachten goed had gemaakt, maar deze boodschap kwam niet over. Verbeterpunt: Ik moet voortaan tijdens activiteiten meer benoemen wat een kind goed doet en niet alleen letten op wat fout gaat of anders moet. Hierdoor kan ik ook het contact met het kind verbeteren en ervoor zorgen dat er meer interactie ontstaat.Werkproces: 3.1 Competenties: K: Vakdeskundigheid toepassenNa het begeleiden van P heb ik zelf aan de juf gevraagd of we dit konden nabespreken. Ik was zelf niet zo heel erg enthousiast over hoe alles was gegaan en wilde dit graag bespreken om zo te leren wat ik een volgende keer anders kan doen. Ik vind het goed dat ik dit heb gedaan ook al vond ik het best moeilijk. Ik vond het best lastig om te vertellen wat er allemaal niet zo goed ging, maar hierdoor heb ik laten zien dat ik graag wil leren. De juf gaf aan dat ze het fijn vond dat ik om feedback vroeg. Hierdoor heb ik geleerd dat ik dit best wel vaker kan doen.

13

Werkproces: 3.4 Competenties: D: Aandacht en begrip tonenIk heb goed naar de juf geluisterd toen ze feedback gaf. Ze kwam met erg veel tips. Dit vond ik aan de ene kant heel fijn, maar aan de andere kant ook best lastig. Hierdoor was er veel wat ik moest onthouden. Verbeterpunt: Een volgende keer ga ik proberen om aan de juf aan te geven waar ik precies feedback op wil, zodat ik in kleinere stapjes aan mijn verbeterpunten kan werken. Uiteindelijk heb ik besloten de tips op te schrijven. Ik ben er erg blij mee dat ik dit heb gedaan. Inmiddels heb ik de tips al meerdere keren nagelezen en ook in andere situaties kunnen gebruiken.

14