2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die...

21
2 De medialisering van het strafrecht 2.1 De medialisering van de samenleving Door de opmars van de televisie in de jaren 50 werden mechanismen zoals smaak, opvatting, kennis en emoties niet langer door institutionele opinieleiders en de zuilen bepaald, maar door de media. 1 Na de intrede van de commerciële televisie namen communicatiewetenschappers en sociologen een steeds grotere emotiona- lisering van de verslaglegging en berichtgeving waar. 2 Dit soort emo-tv benadrukt het drama, grote clichématige emoties, herkenbare ellende en navoelbaar geluk.3 Deze mix van sensatie, entertainment, storytelling, emoties en (ongecheckte) feiten appelleert aan een behoefte van mensen, waardoor zij eerder de neiging krijgen die media te consumeren. De toegenomen concurrentie tussen de omroepen, nieuwe zenders en gedrukte media versterkten dat proces. Iedereen moet tegen de ander opbieden in emotionaliteit en spektakel. Na verloop van tijd ontkwamen ook de kranten niet meer aan de wetten van wat wel de emocratie of dramademocratie wordt genoemd. 4,5 Na de enorme vlucht van internet kregen burgers een medium waarmee zij zèlf een groot publiek kunnen bereiken. Ze kunnen er fotos, filmpjes en ooggetuigen- verslagen op plaatsen en er verslag doen van hun opinie en (pseudo-)onderzoek. Wat betreft publieksbereik doet internet niet onder voor radio en televisie. In de rechtspraak wordt het enorme bereik van internet gezien als een feit van algemene bekendheid. 6 Zo kunnen burgerjournalisten nieuws gaan maken en is de journa- listiek een bezit van het volk geworden. 7 Hun websites en blogs maken deel uit van het publieke debat en genieten in beginsel dezelfde bescherming als perspu- blicaties, mits die uitingsvrijheid geen vrijbrief wordt tot het oproepen van geweld, 1 Elchardus 2007, p. 77. 2 Zie o.a. Beunders 2002, p. 14-40, Elchardus 2007, p. 82, Van Cuilenberg 2000, p. 13-17. De Ridder 2000, p. 136-148. Ook Bijlsma 2010, p. 16-20. 3 Blanken en Deuze 2007, p. 36, 42. Als positief effect van de medialisering wijzen deze auteurs erop dat journalisten professioneler, onafhankelijker, pragmatischer, vakkundiger en beter opgeleid zijn. Ze zijn minder verblind door een ideologie of het beroepsideaal van de objectiviteit (p. 39). 4 De term emocratiekomt van de Belg De Ridder (2000) en dramademocratievan de Belg Elchardus (2002). 5 Hauttekeete, Peersman en Debackere 2002, p. 344-369. Deze Belgische onderzoekers concluderen na een dieptestudie van Vlaamse kwaliteitskranten en populaire dagbladen dat deze zgn. tabloidisering een meer genuanceerd beeld biedt. Zij constateren geen convergentie, maar juist een steeds groter worden divergentie inzake politieke berichtgeving. 6 Hof Amsterdam 20 juni 2008, LJN BD7024 (Belediging Verdonk). 7 Buruma 2008, p. 39. Auteur stelt dat de journalist op deze wijze zijn traditionele functie van poortwachter verloor. 23

Transcript of 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die...

Page 1: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

2 De medialisering van het strafrecht

2.1 De medialisering van de samenleving

Door de opmars van de televisie in de jaren ’50 werdenmechanismen zoals smaak,opvatting, kennis en emoties niet langer door institutionele opinieleiders en dezuilen bepaald, maar door de media.1 Na de intrede van de commerciële televisienamen communicatiewetenschappers en sociologen een steeds grotere emotiona-lisering van de verslaglegging en berichtgeving waar.2 Dit soort emo-tv benadrukt‘het drama, grote clichématige emoties, herkenbare ellende en navoelbaar geluk.’3

Deze mix van sensatie, entertainment, storytelling, emoties en (ongecheckte) feitenappelleert aan een behoefte van mensen, waardoor zij eerder de neiging krijgendie media te consumeren. De toegenomen concurrentie tussen de omroepen,nieuwe zenders en gedrukte media versterkten dat proces. Iedereen moet tegen deander opbieden in emotionaliteit en spektakel. Na verloop van tijd ontkwamen ookde kranten niet meer aan de wetten van wat wel de emocratie of dramademocratiewordt genoemd.4,5

Na de enorme vlucht van internet kregen burgers een medium waarmee zij zèlfeen groot publiek kunnen bereiken. Ze kunnen er foto’s, filmpjes en ooggetuigen-verslagen op plaatsen en er verslag doen van hun opinie en (pseudo-)onderzoek.Wat betreft publieksbereik doet internet niet onder voor radio en televisie. In derechtspraak wordt het enorme bereik van internet gezien als een feit van algemenebekendheid.6 Zo kunnen burgerjournalisten nieuws gaan maken en is de journa-listiek een bezit van het volk geworden.7 Hun websites en blogs maken deel uitvan het publieke debat en genieten in beginsel dezelfde bescherming als perspu-blicaties, mits die uitingsvrijheid geen vrijbrief wordt tot het oproepen van geweld,

1 Elchardus 2007, p. 77.2 Zie o.a. Beunders 2002, p. 14-40, Elchardus 2007, p. 82, Van Cuilenberg 2000, p. 13-17. De Ridder

2000, p. 136-148. Ook Bijlsma 2010, p. 16-20.3 Blanken en Deuze 2007, p. 36, 42. Als positief effect van de medialisering wijzen deze auteurs erop

dat journalisten professioneler, onafhankelijker, pragmatischer, vakkundiger en beter opgeleid zijn.Ze zijn minder verblind door een ideologie of het beroepsideaal van de objectiviteit (p. 39).

4 De term ‘emocratie’ komt van de Belg De Ridder (2000) en ‘dramademocratie’ van de Belg Elchardus(2002).

5 Hauttekeete, Peersman en Debackere 2002, p. 344-369. Deze Belgische onderzoekers concluderen naeen dieptestudie van Vlaamse kwaliteitskranten en populaire dagbladen dat deze zgn. tabloidiseringeen meer genuanceerd beeld biedt. Zij constateren geen convergentie, maar juist een steeds groterworden divergentie inzake politieke berichtgeving.

6 Hof Amsterdam 20 juni 2008, LJN BD7024 (Belediging Verdonk).7 Buruma 2008, p. 39. Auteur stelt dat de journalist op deze wijze zijn traditionele functie van

poortwachter verloor.

23

Page 2: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

haatzaaien of discriminatie.8 Desalniettemin zijn de uitingen op het internet in hetalgemeen vaak grover dan bij radio of televisie.9 Dit versnelt het proces vanemotionalisering van de media nog verder. Nederland telde in 2005 al tussen de1.400 en 20.000 journalistieke weblogs, ervan uitgaand dat tussen de 0,3% en17,5% van alle blogs journalistiek is.10

De politiek en overheid, de rechtspraak, de handel van het bedrijfsleven enwandel van bekende Nederlanders, sporters en sportclubs, iedereen die nieuws-waardig is, wordt vandaag de dag demaat genomen en ter verantwoording geroependoor de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in hetnieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven achter metreputatieschade, ongeacht of de aantijgingen later tendentieus of onjuist blijkente zijn. In twee weken tijd – de periode van 8 november tot 21 november 2010 –

dringen de volgende voorbeelden zich op:

In een uniek staaltje van ‘management by column’ in De Telegraaf zegt Johan Cruijff het

bestuur van Ajax de wacht aan. Er volgt een mediabrede discussie, die de clubleiding ineen crisissfeer brengt.11 WNL zendt een reportage uit waarin buren van PVV-Kamerlid

Lucassen verklaren vroeger door hem te zijn bedreigd en geïntimideerd.12 RTL-nieuws

onthult diezelfde dag dat Lucassen ooit is veroordeeld voor ontucht.13 Zijn politieke

lot hangt vijf dagen aan een zijden draadje en partijleider Wilders neemt hem zijn

woordvoerderschappen af. Powned brengt PVV-Kamerlid Sharpe in verband met mis-

leiding van Hongaarse consumenten en betrokkenheid bij pornosites.14 Eindhovens

Dagblad onthult dat hij twintig jaar geleden door zijn atletiekvereniging is geschorst

vanwege agressie op het sportveld.15 Het AD laat een ex-vriendin vertellen dat hij haar indie tijd mishandelde. Ze deed nooit aangifte.16 Sharpe stapt op als parlementariër. Kort

daarna dient hij een aantal klachten in bij de Raad voor de Journalistiek. Sharpe: ‘Het is

voor de media vrij makkelijk je neer te zetten en een scoop te hebben, maar ze vergeten

dat je ook een mens bent en constant met een besmeurd profiel door het leven moet.

Voor ik überhaupt iets anders kan moet ik mijn naam zuiveren.’17 De Volkskrant meldt

dat PVV-kamerlid De Mos nooit schoolhoofd is geweest, zoals hij in een video-interview

met een student journalistiek van die krant beweerde.18 Hij moet diep door het stof.

De Volkskrant komt ook met het verhaal dat advocaat Van Leeuwen op het nippertje weette voorkomen dat een zwakbegaafde en psychotische Somalische asielzoeker op het

8 Idem LJN 08/BD7024. Opmerkelijk: Het hof overwoog dat het blokkeren van een reactiemogelijkheidvoor tegengeluiden van anderen de ruimte voor een publiek debat in deze zaak heeft uitgesloten.

9 Idem LJN 08/B7024. De raadsman wilde met dit verweer de ernst van de uitlatingen van de verdachtemitigeren!

10 Blanke en Deuze 2007, p. 125.11 J. Cruijff, ‘Ajax-bestuur moet opstappen’, De Telegraaf 8 november 2010.12 Uitgesproken WNL 11 november 2010.13 ‘PVV-kamerlid onderdeel ontuchtzaak,’ RTL Nieuws 11 november 2010.14 ‘Porno PVV-er veroordeeld,’ Powned 16 november 2010. De kwalificatie ‘misleiding’ veranderde een

paar dagen later in diverse media in ‘oplichting’.15 ‘PVV-er Sharpe mishandelde oud-topatleet,’ Eindhovens Dagblad 17 november 2010.16 ‘Ex-vriendin was doodsbang voor gewelddadige Sharpe,’ Algemeen Dagblad 18 november 2010.17 ‘PVV-er James Sharpe wil rehabilitatie,’ Algemeen Dagblad 24 november 2010.18 ‘PVV’er ten onrechte vermeld als schoolhoofd,’ De Volkskrant 17 november 2010.

t r i a l b y med i a

24

Page 3: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

vliegtuig naar Mogadishu wordt gezet. Hij weet hoe de macht van de pers te gebruikenom de uitzetting te voorkomen: ‘De dreiging dat de zaak in de publiciteit zou komen,

heeft daar mede aan bijgedragen. Zo werkt het helaas wel vaker.’19 NOS Journaal meldt

op basis van ‘betrouwbare bronnen’ dat de vermeende knokpartij van PVV-Kamerlid

Hernandez op camerabeelden is vastgelegd.20 Twee bestuurders van Hogeschool

Inholland mogen wekenlang blijven zitten terwijl hun college wordt geteisterd door

slecht nieuws over mismanagement, maar kunnen meteen hun biezen pakken na een

vernietigend artikel in De Volkskrant, gebaseerd op niet benoemde ‘interne documenten

en gesprekken met talrijke betrokkenen’.21

Het is slechts een greep uit twee weken nieuws waaruit de ontzagwekkende invloedblijkt van wat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) ‘medialogica’noemde: ‘Daarmee wordt bedoeld dat het publieke debat steedsmeer wordt bepaalddoor de mogelijkheden èn begrenzingen van het medium en dan vooral detelevisie. De medialogica houdt journalistiek en politici gevangen in een prisonnersdilemma: omdat iedereen er aan meedoet, kan niemand zich eraan ontrekken.’22

Die begrenzingen liggen ook bij de waarborgen die de journalistiek kan enwil bieden aan (rechts)personen tegen onterechte beschuldigingen, zèker als deberichtgeving hijgerig en hyperig wordt. Want hoe komen we ooit te weten of die‘talrijke betrokkenen’ bij InHolland niet handig hun eigen belangen hebbenuitgespeeld? Of die ‘interne documenten’ wellicht selectief zijn ingebracht om deschuldvraag te sturen? Of ‘betrouwbare bronnen’ wel betrouwbaar zijn? Er zijnvoorbeelden te over dat wij journalisten niet op hun blauwe ogen mogengeloven.23 Zijn alle aantijgingen tegen Sharpe waar en werden de juiste omstan-digheden genoemd? Is het correct dat hij niet vòòr zijn publieke veroordeling isgehoord? Krijgt zìjn verhaal straks wel dezelfde aandacht in de media? Regeert dewillekeur of worden alle 150 kamerleden nu aan eenzelfde diepgravend onderzoekonderworpen?24 Gaat de IND inderdaad regelmatig overstag bij voorgenomenuitzettingen die het nieuws halen? Het is buitengewoon lastig om antwoord op dievragen te krijgen.

19 ‘Uitzetting zwakbegaafde op nippertje voorkomen,’ De Volkskrant 17 november 2010.20 NOS Journaal 20 november 2010.21 ‘Reconstructie.HoeHogeschool InHolland jarenlangbovenhaar stand leefde,’DeVolkskrant20november

2010 en ‘ Inholland bestuur weg, Terpstra mag puinruimen’, De Volkskrant 23 november 2010.22 RMO, p. 7. Zie ook Spronken 2008, p. 949: ‘Het publieke debat wordt in toenemende mate bepaald

door de negatieve kanten van de medialogica.’23 Zie alle klachten die gegrond zijn verklaard door de Raad voor de Journalistiek. Voor een schrijnend

voorbeeld uit de burgerjournalistiek zie Hof Den Haag 8 mei 2009, LJN BI3236. Ook: de ‘betrouwbarebronnen’ van het NOS Journaal vergaten te melden dat camerabeelden waarop te zien is dat PVV-kamerlid Hernandez een kopstoot geeft te vaag zijn om te zien wat er precies is gebeurd en om debetrokkenen te kunnen identificeren (Vara, Pauw & Witteman 22 november 2010).

24 RTL stuurde enkele dagen later een enquêtebrief aan alle parlementariërs, waarna zeven van hentoegaven ooit te zijn veroordeeld. Eventuele buitenlandse akkefietjes, betrokkenheid bij pornografie,agressie op het sportveld en andere jeugdzonden bleven buiten beschouwing. Zie rtl.nl 24 november2010/zoek ‘strafrechtelijke veroordelingen kamerleden’.

de med i a l i s e r ing v an he t s t r a f r e ch t

25

Page 4: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

Sharpe diende bij de Raad voor de Journalistiek een klacht in tegen hetEindhovens Dagblad vanwege een artikel op hun website onder de kop ‘PVV-erSharpe: zwendel en geweld’. In haar uitspraak veegt de Raad de vloer aan met dekrant en oordeelt de klacht gegrond.25 Het feit dat het bedrijf waarvoor Sharpeheeft gewerkt een administratieve boete heeft gekregen voor het misleiden vanconsumenten in advertenties ‘biedt onvoldoende grond om in de kop te stellen datsprake is van “zwendel” die wordt toegeschreven aan klager persoonlijk.’ Defeitelijke aantijging in het artikel dat Sharpe zich schuldig heeft gemaakt aanbedreiging en mishandeling (in de kop samengevat als ‘geweld’) had niet zonderdeugdelijke grondslag mogen worden gepubliceerd en leidt tot de slotsom dat dekrant ‘journalistiek onzorgvuldig’ heeft gehandeld. De door de journalisten vanhet Eindhovens Dagblad opgevoerde bron kon niet als onafhankelijke wordenbeschouwd. En ook de verwijzing naar andere ‘diverse betrouwbare bronnen’getuigt, zonder nadere aanduiding van de kwaliteit van deze bronnen en zonderoverlegging van schriftelijke verklaringen, niet van zorgvuldigheid. Een door dekrant aangehaald berichtje dat twintig jaar eerder in een atletiekmagazine over het‘spikes’-incident was geplaatst – overigens slechts één zinnetje – biedt evenmineen grondslag voor de diffamerende beschuldiging. 26 In het artikel werd ook tenonrechte vermeld dat Sharpe een half jaar zou zijn geschorst door de Atletiekunie(wel had zijn sportclub disciplinaire maatregelen tegen hem genomen). Hoewelde krant al had toegegeven hierover verkeerd te hebben bericht, werd het recht-gezet in slechts één zinnetje in een volgend artikel, dat verder geheel ging over deachtergronden van het vermeende spikes-incident. Volgens de Raad herstelt datonvoldoende de nadelen die Sharpe van het gewraakte artikel moet hebbenondervonden.

Het kernverweer van het Eindhovens Dagblad tegen dit alles doet in dezecontext enigszins bombastisch aan: ‘het is van groot maatschappelijk belang omde verzwegen achtergronden van een volksvertegenwoordiger in de openbaarheidte brengen.’ Zolang het geen trivialiteiten betreft, valt daar wat voor te zeggen,maar dan moet het verhaal natuurlijk wel kloppen en niet, in de woorden vanSharpe, ‘een verzonnen mythe’ zijn. Het gelijk van James Sharpe zal hem nietbaten. De beschuldiging zal voor altijd aan hem blijven kleven.

De media controleren de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.Maar wie controleert deze Vierde Macht? Door sociaalmaatschappelijke verande-ringen (mondige burgers!) en de opkomst van de informatietechnologie is

25 Uitspraak RvdJ 11 februari 2011, nr. 2011/11. De verslaggeefster had ook een woordvoerder van deAtletiekunie geciteerd die Sharpe ‘een halve crimineel’ noemde, wat hij later per email ontkende.Sharpe beweerde bovendien dat de journalist nimmer wederhoor had toegepast, maar de krant stelt datop allerlei manieren vruchteloos is getracht een reactie van Sharpe te krijgen. In beide gevallenonthoudt de Raad zich van een inhoudelijk oordeel omdat zij geen brood kan bakken van dit welles-nietes concours.

26 Leidraad RvdJ, pt. 2.3.2 (zie verder § 4.4).

t r i a l b y med i a

26

Page 5: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

de pers alomtegenwoordig en complex geworden.27 Daardoor valt zij moeilijk tedoorgronden en te beheersen. Wat nu als de vrijheid van meningsuiting, ooit inhet leven geroepen om machtsmisbruik en willekeur van de overheid tegen tegaan, een wapen wordt voor machtsmisbruik en willekeur van de media? De perscontroleert zichzelf wel, is een veelgehoorde uitspraak in journalistieke kringen.Maar een goede rechtstaat dient zich ook te bezinnen hoe zij de pers eerlijkmoet houden.

Zijn onze huidige wetssystematiek en rechtspraak wel voldoende berekendop de uitwassen en mogelijke ‘eigenrichting’ van deze mediocratie? Dat is eencruciale vraag voor de rechtsbescherming van (publieke) personen die de kanslopen onder vuur te worden genomen door de pers. Deze vraag is voor mij leidendgeweest om de invloed van publiciteit op de strafrechtspleging, en in het bijzonderhet recht van de verdachte op een eerlijk proces, te gaan bestuderen. In eengemedialiseerde samenleving wordt het gevaar steeds groter, dat de wettelijkewaarborgen op privacybescherming en een eerlijk proces, worden uitgehold doorde mores van de media en de publieke opinie.

Het antwoord zal in ieder geval niet worden gevonden in een te verwachtenproces van rationalisering (of juridisering) van de mediaberichtgeving. Met dealomtegenwoordigheid van nieuwe media is ‘ontmedialisering’ van ons levenhelemaal een fictie geworden. Ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingconstateerde in haar advies dat de medialisering van de samenleving niet meer tekeren is.28

2.2 De medialisering van de strafrechtspleging en hetvertrouwen in justitie

Ook de strafrechtspleging is, om in de woorden van Brouwer, aftredend voorzittervan het College van PG’s te spreken, in ‘sneltreinvaart gemedialiseerd’.29 InNederland is nooit onderzocht of berichtgeving over misdaadzaken en strafrechts-pleging relatief vaker dan vroeger in kranten en tv-programma’s verschijnt. In deVS werd dergelijk onderzoek verricht door het Center for Media and PublicAffairs. Daarbij werden 135.000 nieuwsitems in de avondtijd van de Amerikaansetv-netwerken geanalyseerd. In de periode 1990-1992 gingen er minder dan 100over een moordzaak. In 1993-1996 sprong dat aantal naar 352 (exclusief deuitgebreide coverage over de O.J. Simpson zaak). In 1997-1999 waren het er 511.Deze groei deed zich voor in een decennium waarin het totale aantal jaarlijksemoordzaken in de VS daalde tot het laagste punt in het jaar 1999.30

27 RMO 2003, p. 39.28 Ibid, p. 44.29 Brouwer, mediadebat 2008.30 Harris 2004, p. 291. In dit boek is een verslag van het onderzoek opgenomen.

de med i a l i s e r ing v an he t s t r a f r e ch t

27

Page 6: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

Beperkte de pers zich het grootste deel van de vorige eeuw vooral tot recht-bankverslagen, sinds de jaren tachtig aspireert de journalistiek ook een eigeninhoudelijke rol. Zij zoekt naar verhalen en nieuwsfeiten waarmee zij het beleiden opereren van justitie bewust probeert te beïnvloeden en sturen. In dergelijkereportages bestaat de neiging berichtgeving en commentaar op onnavolgbarewijze te mengen.31 In het publieke domein duiken steeds meer zelfbenoemdedeskundigen op, die via een ingang bij de traditionele media of met hun eigenweblogs opereren op het grensgebied van commentaar en nieuwsgaring.32

Burgers, wetenschappers en journalisten, houden ons vrijwel dagelijks voor dater het nodige schort aan de onfeilbaarheid van de rechterlijke macht.33 Program-ma’s als Peter R. de Vries Misdaadverslaggever en Undercover Nederland vanAlberto Stegeman meten blunders van politie en justitie breed uit. Volgens Brantsis de strafrechtspleging in de afgelopen dertig jaar ‘een sterk gepolitiseerde zaakgeworden waaraan de legitimiteit van en het vertrouwen in justitie en rechtspraakbij voortduring in de media wordt afgemeten.’34

Een sprekend voorbeeld van het bovenstaande is de uitzending Zembla overhet falen van officieren van justitie.35 In dat programma werd verslag gedaan overacht verdachten in een drugszaak die vrijuit gingen omdat er geknoeid was methun bekentenissen. Tegelijkertijd publiceerde de website van Zembla een lijst metde namen van ruim 90 aanklagers die fouten zouden hebben gemaakt. Daardoorzouden ‘zeker 150 verdachten van moord, doodslag, kinderporno, mensenhandel,vrijuit zijn gegaan’. Dat verwijt ging vergezeld van de insinuerende vraag wat ereigenlijk met (de carrière van) die aanklagers was gebeurd. Volgens De Roos werddaarmee de volgende stap gezet naar een nòg grotere betrokkenheid van de persbij de strafrechtspleging. Behalve vermenging van berichtgeving over concretezaken met beweringen over een structureel falende aanpak, werd nu ook op deman gespeeld door individuele ambtenaren in een kwaad daglicht te stellen.Dat gebeurde zonder een diepgaande evaluatie van hun functioneren en – nogernstiger – zonder wederhoor toe te passen.36

Het wetenschappelijk bureau van het OM publiceerde een paar maanden latereen onderzoek naar de beschuldigingen van Zembla. In ieder geval bleek, dat ingeen van de zaken waarin verdachten onherroepelijk zijn vrijgekomen, sprake wasvan een verdenking van moord, doodslag of kinderporno!37 Zembla reageerde

31 Zie bijv. RvdJ 26 januari 2010, nr. 2010/5.32 Kor 2008, p. 80. Ook Haan 2009, p. 67, 127, 145, 180 over rol van amateurspeurders in de Deventer

Moordzaak.33 Nacht van Descartes 2010.34 Brants 2005, p. 51.35 Zembla, ‘Officieren van Justitite in de fout’, VARA-uitzending van 31 januari 2010.36 De Roos 2010, p. 2184-2185. De Tilburgse hoogleraar, die als kritische outsider door het OM was

gevraagd mee te kijken met het zelfonderzoek, reageerde redelijk mild op dit gebrek aan zorgvuldigheidbij de media. Van Zembla mag ‘een bredere en gedetailleerde verantwoording verwacht worden’ als zijhun aandacht richten op individuele ambtenaren.

37 Zie www.om.nl onder zoekterm ‘Zembla-rapport’.

t r i a l b y med i a

28

Page 7: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

daar weer op met de stelling dat dit zelfonderzoek niet onafhankelijk kon zijn endat hen niets te verwijten valt.38

Dit soort negatieve publiciteit is koren op de molen van burgers die twijfelenaan de legitimiteit en autoriteit van justitie. Zonder de waakhondfunctie van depers geweld aan te willen doen, moet worden gewezen op het gevaar dat door‘emo-reporting’ over ‘quasi-onderzoek’ het vertrouwen van de burgers in justitiewordt ondermijnd. Enerzijds ontstaat daardoor het risico dat bepaalde zaken nieteens meer toekomen aan onderzoek en waarheidsvinding. Het OM vreest hetmoment waarop het persoonlijke afbreukrisico voor officieren van justitie enrechters door de mediadruk te groot wordt, en zij die zaken daardoor niet meeroppakken.39 Anderzijds neemt de kans toe dat de waarheidsvinding in lopendezaken wordt belemmerd. Door het afbrokkelende vertrouwen in justitie neemtbijvoorbeeld onder burgers de bereidwilligheid om als getuige naar voren tetreden af. Door angst voor kritiek in de media kan bij het OM de neiging bestaanom het de pers naar de zin te maken. Voorts is de integriteit van het OM essentieelvoor het optreden van een officier van justitie in de rechtszaal en vormt daarvoorde basis.40

In 2010 heeft het OM een begrenzing weten te stellen aan de publicatie vanondeugdelijk journalistiek onderzoek over vermeende misstanden bij justitiedoor twee klachten in te dienen bij de Raad voor de Journalistiek. Een klachtwas gericht tegen de hierboven genoemde Zembla-aantijgingen. De ander tegenVrij Nederland waarin naar aanleiding van concrete strafzaken was beweerd dat‘officieren van justitie vaker willens en wetens fouten maken, zonder dat ersancties volgen’ en dat ‘toezeggingen aan getuigen vaker met opzet wordenverhuld, verklaringen misbruikt, er wordt meineed gepleegd of zelfs bewijs-materiaal vernietigd’. Beide klachten werden gegrond verklaard.41

38 Jensma 2010.39 Kor 2008, p. 80.40 RvdJ 26 januari 2010, nr. 2010/5. De conclusie in de laatste zin komt voor rekening van hoofdofficier

Nieuwenhuizen en was opgenomen in de brief waarmee hij een klacht instelde bij de Raad tegen hetweekblad Vrij Nederland.

41 Uitspraak RvdJ 26 januari 2010, nr. 2010/5 (OM/Vrij Nederland) en Uitspraak RvdJ, 17 december 2010,nr. 2010/52 (OM/Zembla): De klacht tegen het publiceren van de lijst met falende officieren op dewebsite werd echter ongegrond verklaard.

de med i a l i s e r ing v an he t s t r a f r e ch t

29

Page 8: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven
Page 9: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

3 Sturende mechanismen in de publiciteit

over strafzaken

Waarom misdaad en strafrecht het publiek weten te boeien verklaart Stonehillmet behulp van de drie retorische overtuigingselementen van Aristoteles. Pathos,het gevoel, is een belangrijk ingrediënt bij misdaad, zeker als er seks, ras of bedrogin het geding zijn. Logos, het verstandelijke, komt tot uiting in het mysterieover wat zich heeft afgespeeld: de ‘whodunit’ en de betekenis van het forensischebewijsmateriaal. Ethos ten slotte, vloeit uit het karakter, gedrag en charisma vande verdachte en andere hoofdrolspelers in het strafproces.1

Stonehill verklaart op deze wijze de fascinatie met het O.J. Simpson proces.Deze elementen zijn echter niet typerend voor de Amerikaanse cultuur, maarhebben universele werking. Het gegeven dat de media-aandacht van dit proceszìch veel meer op de bekende persoon van O.J. Simpson richtte dan de misdaaddie hij beging, valt steeds vaker in Nederlandse strafzaken te herkennen. Denkaan een verdachte als Holleeder en de trend dat de media in geruchtmakendezaken van daders meteen bekende Nederlanders maakt (Benno L. en Sander V.).Deze fascinatie voor personen geldt ook voor andere actoren in het strafproces,zoals bijv. de kroongetuige ‘Vieze Peter’ en de toenemende aandacht voor depersoon van bekende strafpleiters (zie bijv. de tv-programma’s ‘Kijken in de zielvan strafpleiters’ en de documentaire ‘Anker & Anker’ over de tweelingbroers enhun strafrechtpraktijk.

Voor mijn onderzoeksvragen is het van belang de ontstaansredenen en wer-king van een trial by media te bestuderen. Dat kan het beste gebeuren aan dehand van een aantal mechanismen, die de omvang, aard en vorm van publiciteitover strafzaken een eigen dynamiek geven en sturen. De werking van dezemechanismen verklaart waarom bepaalde strafzaken meer aandacht trekken danandere en in een trial by media kunnen veranderen. Door datgene wat dezemechanismen werktuiglijk produceren kunnen het onschuldbeginsel, de waar-heidsvinding en de rechterlijke onpartijdigheid in een mediaproces onder drukkomen te staan.

1 Stonehill 1995.

31

Page 10: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

3.1 Behoeftevervulling: amusement, veiligheid, identificatieen zelfrespect

Het eerste mechanisme wordt gevormd door de werking van vier basale behoeftesvan mensen. Ten eerste de behoefte aan amusement, spanning en sensatie omaan de alledaagse sleur te ontsnappen. De entertainmentindustrie vervult diebehoefte, true crime ook. Ten tweede de behoefte aan veiligheid. Mensen voelenzich bij voortduring bedreigd en dus willen zij toetsen of die bedreiging reëel is.Ten derde de behoefte aan identificatie met slachtoffers en nabestaanden omeigen geluk of ellende beter te kunnen plaatsen en beoordelen. En ten vierdede behoefte aan zelfrespect en respect van de medemens. De ontvanger van deinformatie wil zijn normen en waarden constant toetsen aan hoe in de maat-schappij wordt gedacht over wat goed en fout is.

Een strafzaak spreekt het meeste tot de verbeelding wanneer deze vierbehoeftes zich maximaal manifesteren. Misdaad verkoopt het best als ze maxi-maal worden vervuld. De pers is een business met veel concurrentie. Dus de perswil haar publiek behagen, dat er naar verlangt te worden geraakt als in een theater.Daardoor ontstaat een lawine van publiciteit in moord-, zeden-, of fraudezakendie een hoog gehalte aan pathos, logos, ethos hebben.

Journalisten snijden dergelijke mediagenieke zaken op maat voor hun lezer ofkijker.2 Daarbij plaatsen ze de morele waarden van hun eigen lezerspubliekvoorop, ook als deze in de zaak zelf wellicht niet zo’n grote rol spelen. Bij voorkeurmaken zij gebruik van een techniek die in de communicatiewetenschap ‘storytel-ling’ of ‘storypicking’ wordt genoemd. Verhalen met pakkende voorbeelden zijnkrachtiger en makkelijker te begrijpen.3 Met storytelling worden gebeurtenissenin woord, beeld en geluid zo gebracht dat zij toegang kunnen geven tot dewerkelijkheid (zoals de journalist die ziet) en deze beter verklaren. De bedoelingvan storytelling is om de ontvanger recht in hart en buik te raken. Dan is er nietaltijd ruimte voor nuancering, en wordt de voorstelling van zaken niet zeldenversimplificeerd en gedramatiseerd.4 Bovendien moet onder grote tijdsdrukverslag worden gedaan, want het behoeftige publiek treft het nieuws tegenwoordigoveral aan. Dat verhoogt de kans op fouten en achteloosheid bij het voldoendenatrekken van eigen bronnen.

Deze manier van werken biedt een goede voedingsbodem voor onjuiste engekleurde informatie waardoor beeldvorming kan ontstaan. In die beeldvormingkunnen de werkelijke feiten en omstandigheden geweld worden aangedaan. Het

2 Vgl. Brouwer 2008.3 Vgl. Rijnja en de With, p. 25-40.4 Vgl. Brouwer 2008.

t r i a l b y med i a

32

Page 11: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

verklaart nog niet waarom die beeldvorming meestal schadelijk uitpakt voor deverdachte. Daarvoor moet de wisselwerking met een tweede mechanisme wordenbestudeerd.

3.2 Onderbuikgevoelens over straffen

Het tweede mechanisme wordt gevormd door hoe een samenleving en haarburgers over straffen denken. Groenhuijsen wees al op het mensbeeld van decalculerende burger. Bij elk incident rijst voor politiek en media de vraag:hoe kunnen we voorkomen dat dit opnieuw gebeurt? Het antwoord is steeds:we zetten zwaarder in op straffen. De politiek is uitsluitend geïnteresseerd in hetpunitieve van het strafrecht, maar niet zozeer in het recht.5

Volgens Gommer is straffen een evolutionair mechanisme. ‘Straffen gebeurtzowel bij de burger als bij de rechter vanuit een onderbuikgevoel (onderliggendbiologisch principe) dat vervolgens bijgestuurd wordt door persoonlijke ervarin-gen (unieke hersenstructuur), de strafcultuur waarvan men deel uitmaakt en hetrechtssysteem dat in feite de afstemming en uitwerking van (groeps)normen ineen complexe samenleving is.’6

Gommer wijst erop dat het straffen niet willekeurig is, maar dat er sprake is vanwetmatigheden die veelal onbewust worden gevolgd. Een zo’n wetmatigheid is datmensen de hoogte van de straf onbewust vaststellen op grond van de gewenstemate van vergelding. De mening van de massa wordt veelal niet gedreven doorrationele motieven als utilisme en herstel, maar juist door onderliggende biolo-gische en psychologische motieven.

Straffen als vergelding ‘is een niet te miskennen drijfveer in ieder mens,’ steltGommer. ‘Vergelding is daardoor min of meer een noodzakelijke actie om depsychologische balans – individu en samenleving – te herstellen. Deze behoefte kanniet zomaar en zonder gevolgen onderdrukt worden (…) Vooral in het geval vandelicten die een sterk effect op de verspreiding van onze genen hebben, zoalsmoord, kindermisbruik en verkrachting’, zal de behoefte aan vergelding het dan bijburgers, ‘en dus ook bij rechters, winnen van de rehabilitatie en behandeling van dedader.’Het rechtssysteem is volgens Gommer ‘een verlengstuk van deze drijfveer.’7

Gommer ontwikkelde zijn theorie ter verklaring waarom ‘vergelding nood-zakelijk zal blijven om de stabiliteit van de samenleving niet in gevaar te brengen,zelfs als de behandelingsmethoden verbeteren.’ Mijns inziens legt zijn theorieook bloot waarom de wens om een mogelijke dader te straffen het altijd zalwinnen van de onschuldpresumptie. Niet alleen het rechtssysteem, maar ook de

5 Klip 2010, p. 592. Auteur verwijst naar Groenhuijsen, DD 2010/2, p. 105-118.6 Gommer 2010, p. 604-606. De auteur studeerde rechten, godsdienstwetenschappen en biologie. Hij

doceert het door hem ontwikkelde vak Recht en Biologie aan de Universiteit van Tilburg.7 Gommer stelt dat zijn theorie wordt bevestigd door biologisch en psychologisch onderzoek.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

33

Page 12: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

media zijn een verlengstuk van de basale menselijke eigenschap om te neigennaar het straffen. Toegevendheid aan deze neiging stuurt de beeldvorming overeen verdachte en zijn gedrag eerder in een negatieve dan positieve richting.Deze wetmatigheid wordt nog eens versterkt doordat de sympathie van de persin de eerste plaats uit gaat naar de samenleving en dus de slachtoffers. Dezetendens is niet onbaatzuchtig: de media hebben meer belang bij behagen vanhet grote publiek dan het vervullen van de behoefte van een enkele verdachteaan waarborgen voor een objectief en onpartijdig onderzoek. Bovendien kunnenook journalisten zich niet geheel onttrekken aan hun eigen behoefte aan veilig-heid en identificatie (zie verder § 2.3.1). Als dit gevoel de berichtgeving inzedenzaken of bij een kindermoord sterk beïnvloedt, is er sprake van ‘papa enmama journalistiek.’

In de geruchtenstroom die ontstaat heeft een verdachte ‘het recht om schuldig

te zijn tot het tegendeel is bewezen’. Op dat moment verandert een mediageniekestrafzaak in een trial by media.

Heel zelden komt het wel eens voor dat de pers sympathie gaat koesterenvoor een verdachte die mogelijk onschuldig is veroordeeld. Een bekend geval deedzich voor in de Deventer Moordzaak. Na het voor verdachte Louwes ongunstigverlopen cassatieberoep mobiliseerde Maurice de Hond de publieke opinie en depers om Louwes’ veroordeling aan te vechten. Het feit dat dit burgerinitiatief grotecommotie veroorzaakte, en veel media en sympathisanten overtuigd raaktenvan de onschuld van Louwes, is een perfide bevestiging van deze theorie. DeHond wees namelijk met grote stelligheid een andere persoon aan als dader (deklusjesman) en kanaliseerde zodoende de neiging tot straffen naar deze persoon.Het mediacircus kreeg een nieuwe show, maar dan moest Louwes wel eerstonschuldig zijn.8

Indien de aanname van Gommer dat ook rechters biologisch en psychologischonder invloed staan van een ‘niet te miskennen drijfveer in ieder mens’ totstraffen en vergelding niet ondeugdelijk is,9 treedt de vraag op de voorgrond hoeeen onpartijdig proces tijdens een trial by media kan worden gewaarborgd.

3.3 Mondigheid van burgers en de grotere openheid van het OM

Het derde mechanisme dat voor sturing zorgt in de publiciteit over concretestrafzaken is de interactie tussen het OM, betrokkenen, burgers en de pers. Dat hetOM informatie dient te verstrekken vloeit voort uit het beginsel van openbaarheid

8 De Haan 2008, p. 179-209. Auteur doet deze waarneming niet, maar beschrijft wel zeer levendig hoede hetze tegen de ‘klusjesman’ gestalte krijgt.

9 Gommer 2010, p. 606.

t r i a l b y med i a

34

Page 13: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

en de eisen van een democratische rechtstaat.10 Burgers worden steeds mondigeren claimen een recht op informatie. Dit spoort het OM aan ommeer open en actiefte zijn in haar voorlichtingsbeleid. Na de publieke verontwaardiging over dwalin-gen in een aantal grote strafzaken rond de eeuwwisseling, en de daaropvolgendekritiek in het Posthumus-onderzoek, kreeg het OM zelf ook behoefte aan meertransparantie over het eigen handelen. Dit om de gegroeide argwaan in desamenleving over haar functioneren terug te dringen en legitimiteit te herwinnen.11

Eens in de vijf jaar wordt het voorlichtingsbeleid vastgelegd in een ‘Aanwijzingvoorlichting opsporing en vervolging’ van het College van procureurs-generaal.12

Was in de Aanwijzing 2002 ‘sober en terughoudend’ nog het motto voor depersvoorlichting, de Aanwijzing 2007 propageert juist een ‘alert en assertief’beleid om ‘de juiste berichtgeving op het juiste tijdstip te realiseren’. Politie enOM kiezen voor een actief voorlichtingsbeleid. Voorop blijft staan dat informatiekan worden achtergehouden in het belang van het onderzoek (bijv. vanwegecollusiegevaar, verspreiding daderinformatie en beïnvloeding van getuigen). Het-zelfde geldt voor informatie die criminelen wijzer kan maken over confidentiëleopsporingsmethoden van de politie.

Het OM heeft de wettelijke taak om de privacy van slachtoffers, getuigen, daderen andere betrokkenen te beschermen (zie verder § 6.3.1). Justitie praat liever overstrafprocedures dan over de personen die er het object van zijn. Desalniettemindwingt een actieve en alerte houding tot een aanpassing van dit restrictievevoorlichtingsbeleid. In de Aanwijzing 2007 valt met zo veel woorden te lezen datminder waarde wordt gehecht aan het privacybelang van de dader indien hetvertrouwen in de rechtstaat in het geding is. Het recht van de burger om te wordengeïnformeerd kan de doorslag geven om toch gevoelige dadergegevens ofpersoonsinformatie van andere betrokkenen aan de pers te verstrekken.

De Aanwijzing inspireert alerte voorlichters snel te reageren op onverwachtewendingen die de media aan een geruchtmakende strafzaak geven. Bij maat-schappelijk gevoelige zaken moet extra aandacht worden gegeven aan situaties dietot misverstanden kunnen leiden en de communicatie daarover. Actieve voorlich-ting betekent ook dat voorlichters commentaar mogen geven indien journalistenzelf het nodige hebben ontdekt of opgediept. Onder het nieuwe beleid van de

10 De juridische grondslag hiervoor is te vinden in de Wet openbaarheid van bestuur. Art. 3 lid 1 WOBverplicht tot passieve voorlichting en art. 8 lid 1 tot actieve voorlichting.

11 De Commissie Posthumus werd door het OM ingesteld om de toedracht van de justitiële dwaling teonderzoeken in de Schiedammer Parkmoord. In deze zaak speelde het verschijnsel trial by media geennoemenswaardige rol. Uit de in september 2005 gepresenteerde bevindingen bleek dat reeds vanaf deeerste dag ernstige fouten waren gemaakt bij de opsporing, die door het OM werden erkend. Ditonderzoek leidde tot het instellen van de Commissie Posthumus-II, die ook zelf andere justitieledwalingen kon onderzoeken en de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS).

12 De Aanwijzing is ingegaan op 1 januari 2007 en geldt ook voor persvoorlichters van de politie,bijzondere opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

35

Page 14: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

Aanwijzing 2007 geeft het OM ook buiten de formele strafvorderlijke momenteninformatie over de onderzoeksprocedure en het onderzoek.13

Een duidelijke kentering in de Aanwijzing 2007 is dat het OM bij grotegeruchtmakende zaken niet meer wacht met het bekendmaken van de aanhoudingen het verstrekken van dadergegevens tot de Raadkamertermijn is verstreken, zoalsdat werd voorgeschreven door de Aanwijzing 2002. Vroeger nam justitie in zakenwaarvoor vanmeet af aan grotemediabelangstelling bestaat, en diemaatschappelijkdan wel politiek gevoelig lagen, volledige radiostilte in acht tot de raadkamer van derechtbank een bevel tot gevangenneming had gegeven. In de praktijk gebeurt ditongeveer twaalf dagen na de aanhouding van een verdachte. De gedachte daar-achter is gelegen in zowel het onderzoeksbelang als het belang van de aange-houdene. In de bij de Aanwijzing 2002 als toelichting verstrekte BeleidsnotaVoorlichting Opsporing en Vervolging wordt dat als volgt uitgelegd:

‘Elk detail groeit in dergelijke zaken uit tot ongekende proporties. Zowel het onderzoek

als de verdachte zijn in het eerste stadium van de aanhouding gebaat bij zoveel mogelijkrust, die onmogelijk is als er – door het OM en politie zelf – publiciteit is gecreëerd. (...)

Van belang is dat hiermee kan worden voorkomen dat een aangehoudene al door de

publiciteit wordt aangemerkt als dader in een geruchtmakende zaak, op het moment dat

dit nog helemaal niet duidelijk is. In die eerste dagen kan allerlei nader technisch

onderzoek worden gedaan, de verdachte wordt dan pas voor het eerst intensief gehoord,

evenals mogelijke getuigen en andere betrokkenen. Dit onderzoek kan gemakkelijk

leiden tot de constatering dat de aangehoudene onmogelijk de dader kan zijn, of dat er in

elk geval geen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Wie door de publiciteiteenmaal is gebombardeerd tot dader, komt echter moeilijk van dit stempel af.’14

De vraag kan worden gesteld welk voortschrijdend inzicht tot de vaststelling heeftgeleid dat vandaag de dag het onderzoek en de verdachte niet meer gebaat zijn bijzo veel mogelijk rust in het eerste stadium van de aanhouding. De opstellers vande Beleidsnota konden het zich toentertijd niet voorstellen dat de opsporing er ooitbij gebaat zou zijn. Zij achten deze rustperiode kennelijk van dermate groot belangdat in de praktijk van de voorlichting door politie en justitie ‘met het toepassenvan de raadkamertermijn geen radicale ommekeer valt te verwachten’. Volgenshen waren er slechts twee argumenten om in een vroeger stadium een aanhoudingactief te melden. Ten eerste als de openbare orde en veiligheid in het gedingkomen. Ten tweede, als de journalist uit andere bron reeds op de hoogte blijkt tezijn van de aanhouding in welk geval deze wetenschap bevestigd moest worden.15

13 Zie bijv. Bijlsma 2010, p. 39 en Cornelisse 2007, p. 19.14 Beleidsnota Voorlichting 2002, p. 16. Deze Beleidsnota gaf een toelichting op de Aanwijzing 2002. Als

voorbeelden van grote geruchtmakende zaken worden genoemd: rampen als Hercules, Volendam ende Vuurwerkramp, levensdelicten, zware zedendelicten, zinloos geweld, medische fouten, ontvoering,gijzeling en beursfraude.

15 Ibid, p. 4.

t r i a l b y med i a

36

Page 15: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

De radiostilte gedurende de Raadkamertermijn is in de Aanwijzing 2007niet opgeofferd omdat de verdachte en het vooronderzoek – en daarmee dewaarheidsvinding – tegenwoordig wel gebaat zijn, of minimaal geen schade lijden,bij de onrust die in grote geruchtmakende zaken altijd ontstaat na de aanhoudingvan de verdachte. De ‘rustperiode’ is het slachtoffer geworden van een andervoortschrijdend inzicht. Namelijk dat door de enorme medialisering van destrafrechtpleging, en de in dit hoofdstuk genoemde sturende mechanismen, hetwelhaast, zo niet geheel, onmogelijk is geworden dat journalisten niet reeds uit deeen of andere bron op de hoogte zijn geraakt van de aanhouding. Bovendien isdoor de mondigheid van de burgers en hun heetgebakerdheid na het vernemenvan nieuwe ernstige delicten – aangewakkerd door het tanende vertrouwen datstrafrecht, justitie en rechtsmacht een oplossing kunnen bieden voor onveiligheid –inderdaad het risico toegenomen dat eigenrichting de openbare orde en veiligheidzal verstoren. Daardoor is er tegenwoordig bij geruchtmakende zaken nagenoegaltijd sprake van situaties die de opstellers van de Beleidsnota toentertijd noguitzonderingen noemden.

De samenleving is tegenwoordig meer intolerant en punitief ingesteld.16 HetOM voelt deze tendens haarfijn aan. Politie en het OM verstrekken niet actief,sneller en meer informatie omdat dit goed zou zijn voor het vooronderzoek ende verdachte, maar om de samenleving tevreden te houden. Dat de onschuldpre-sumptie, de waarheidsvinding en het recht op een eerlijk proces daarbij kunneninschieten wordt kennelijk voor lief genomen.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat het huidige voorlichtingsbeleid tevenswordt ingegeven door de opvatting dat de overheid veel meer begaan moet zijn metde belangen en het leed van de slachtoffers. Om die reden worden tegenwoordigdoor het OM, de politie en hulpverleners in een vroeg stadium voorlichtingsbij-eenkomsten georganiseerd na een misdrijf waarbij veel slachtoffers zijn gemaaktof derden zijn betrokken (buurtbewoners of personeel).17 Ook daardoor zou devroegere radiostilte van twaalf dagen in dat soort strafzaken niet meer mogelijkzijn. Het houden van dit soort voorlichtingbijeenkomsten en het vroegtijdigaanbieden van hulpverlening is een positieve ontwikkeling voor slachtoffers,maar niet voor de verdachte en de waarheidsvinding (zie verder § 6.5).

In de veranderde maatschappelijke werkelijkheid valt er weinig af te dingen opde principiële keuze voor een open, alert en assertief voorlichtingsbeleid van OM en

16 Zie o.a. Klip 2010, p. 583.17 Acht dagen na de aanhouding van de van ontucht verdachte Benno L. werd 16 juni 2009 een dergelijke

informatiebijeenkomst gehouden voor de ouders van de kinderen die zwemles van hem haddengekregen en de in zijn zwembad werkzame vrijwilligers. Er kwamen honderden mensen op af. Vijfdagen na de aanhouding van de van kindermisbruik verdachte RobertM. in de Amsterdamse crèchezaakwerd 12 december 2010 eenzelfde soort bijeenkomst georganiseerd voor de ouders van de babies enpeuters op de kinderdagverblijven waar de verdachte had gewerkt. De Amsterdamse GG&GD zette extramedewerkers in om de geschokte ouders op te vangen.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

37

Page 16: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

politie. Voormijn onderzoek is de vraag belangrijk of het voorlichtingsmechanismeonder dit nieuwe beleid meer of minder risico produceert voor een verdachte om ineen trial by media verzeild te raken. Nemen de kansen op een eerlijke procesdaardoor toe of af?

In de Aanwijzing 2007 wordt de bezweringsformule gebruikt ‘dat is gezochtnaar een nieuwe balans tussen openbaarheid en transparantie enerzijds en debelangen van een eerlijke procesgang en privacy van de betrokkenen anderzijds.’Dat klinkt alsof de justitiële autoriteiten zichzelf ook voldoende rekenschap gavenvan de negatieve communicatie-effecten van dit nieuwe beleid. Het is volstrektduidelijk welke massa de samenleving in de ene schaal heeft gedeponeerd. Maaris er wel voldoende in de andere kant van de weegschaal gelegd? Vooralsnog lijktzich dat te beperken tot een meer actieve houding om onjuiste berichtgeving tevoorkomen of te corrigeren in persberichten en afgedwongen rectificaties.

Daarbij wordt ook nog eens voorbij gegaan aan het feit dat het OM voorhaar communicatie over strafzaken – èn voor een assertief voorlichtingsbeleid terversterking van haar eigen maatschappelijke legitimiteit – de sluisfunctie van depers nodig heeft. Slechts een handjevol burgers bezoekt de website van het OM.Kor signaleerde het gevaar dat kleeft aan het mechanisme dat justitie de persnodig heeft om informatie te verspreiden. Het creëert ook afhankelijkheid.Diverse OM-functionarissen die hij hierover sprak benoemden dat gevaar:‘Voor wat hoort wat: dus wordt met de media meegedacht.’18 Zowel de serieuzepers als de sensatiepers weet dat er geen primeurs kunnen worden gescoord metde obligate persberichten op de formele strafvorderlijke momenten. Zij willennieuwtjes waar gescoord mee kan worden. De pers zal die exclusieve berichtendan zo sensationeel mogelijk willen brengen en er een eigen draai aan geven.Niet zelden leidt dit ook tot verrassingen voor de verdachte en de raadsman.Weliswaar sluit het officiële persbeleid van het OM dit uit in de Aanwijzing 2007:‘Aan demedia wordt slechts informatie verstrekt over strafprocessuele beslissingenwaarmee de verdachte en zijn raadsman bekend zijn.’19 Maar ik stel vast dat dit nietaltijd geldt voor de inhoud van alle mededelingen die individuele persofficierenrechtstreeks aan journalisten doen.

‘Beelden kunnen bepalend zijn voor de waardering van feiten,’ stelt deAanwijzing 2007 en vervolgens: ‘Aan de samenleving wordt een juiste en tijdigeuitleg gegeven over de ontwikkelingen rond onderzoeken en strafzaken omdaardoor de beeldvorming bij de burger mede te helpen bepalen (mijn cursivering).’Uiteraard wordt bedoeld dat de burger daardoor het ‘ware’ beeld gaat vormenvan wat er zich heeft afgespeeld. Welk ‘ware’ beeld? Het ware beeld waarop derechter zijn oordeelsvorming zou moeten baseren in een eerlijk proces? Of het

18 Kor 2008, p. 71-83.19 Aanwijzing 2007.

t r i a l b y med i a

38

Page 17: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

ware beeld dat het Openbaar Ministerie heeft? Is het OM ook zo alert en actiefbij het aan de pers verstrekken van alle voor de verdachte ontlastende informatiewaarover het beschikt? Waar is de door het OM gewenste transparantie primairop gericht? Op het legitimeren van haar eigen handelen? Of op het creëren vanhet enige echte ware beeld van wat er is gebeurd, met alle onzekerheden en alleontbrekende kennis over de zaak?

Stevens waarschuwt ervoor dat het OM publieksvoorlichting als een zelf-standig doel lijkt te gaan zien.20 Zij vindt dat bij het sturen van de informatie-stroom twee vragen blijvend moeten worden beantwoord: (1) welk doel dient deinformatievoorziening? (2) werd heel goed overwogen of de waarheidsvinding inal zijn aspecten door alle openheid niet wordt geschaad?

3.4 Het nieuwe voorlichtingsbeleid van justitie in de praktijk

Mediawetenschapper Bijlsma onderzocht hoe het nieuwe beleid in de praktijkuitwerkt en verschilt van het oude. Zij bestudeerde daarvoor de informatiever-strekking van het OM in twee mediagenieke strafzaken.21 Die van de Turksescholier Murat D. die op 13 juni 2004 op het Haagse Terra College zijn conrectordoodschoot. En die van Johnny B., die op 19 december 2007 werd aangehoudenop verdenking van twintig (pogingen tot) brandstichting in het Groningsegehucht ’t Zandt.

In de eerste zaak treden het OM en de politie, additioneel op de acht straf-vorderlijke momenten, elf keer naar buiten, waarvan zes actieve en vijf passieveinformatiemomenten. Twee van de actieve momenten worden gebruikt om deburger te informeren over het te voeren beleid: er wordt gemeld dat er eenpsychiatrisch onderzoek wordt uitgevoerd, en dat alle leerlingen zullen wordengehoord. Eén keer is er sprake van gelekte informatie ‘uit politiekringen.’ Gelukkigis het geen informatie die voor het strafproces van enig belang is.22

Op twee passieve momenten moet het OM informatie bevestigen die nietdoor haar naar buiten is gebracht, maar toch ter ore is gekomen van verslaggevers.Dat het OM verzweeg dat degene die het wapen aan Murat had geleverd dit pistoolin het politiebureau had gevonden, is niet verwonderlijk: het laten slingerenvan een pistool is duidelijk een geval van nalatigheid en brengt de politie inverlegenheid. Voor een eerlijk proces is het niet belangrijk, want dergelijke

20 Stevens 2010, p. 660 en 664.21 Bijlsma 2010, p. 29 t/m 51. In deze paragraaf geef ik een samenvatting van de resultaten van haar

onderzoek, dat m.i. van hoge kwaliteit is. De citaten uit mediapublicaties komen ook uit haar koker enik geeft daarbij haar noten weer.

22 Het ging om de informatie dat het Murats opa zou zijn geweest die erop heeft aangedrongen dat hijzich aangaf, de twee zouden elkaar hebben ontmoet in een seksclub.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

39

Page 18: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

feiten komen sowieso op de terechtzitting naar voren. Het verzwegen feit dat debewakingscamera’s in de school als bewijs dienen, is een gegeven dat het OM, nade bekentenis van Murat, best zelf had kunnen communiceren. In principezou het OM hiermee vooruit lopen op de rechtszaak. De communis opinio wordter niet door beïnvloed. Omdat Murat al heeft bekend staat het een eerlijk procesniet in de weg.

Grosso modo hield het OM zich in deze gevoelige zaak aan de richtlijnen vande Aanwijzing 2002, concludeert Bijlsma. De advocaten voeren aan in hunpleidooi dat de getuigenverklaringen niet meer betrouwbaar zijn, omdat de mediade schietpartij al ruimschoots hadden gereconstrueerd. Dit heeft echter niets temaken met de voorlichting van het OM. In het vonnis is over de rol van de mediahelemaal niets terug te vinden.23

In de zaak ‘De pyromaan van ’t Zand’24 treden OM en politie, vijf strafvorderlijkemomenten niet meegerekend, 41 keer naar buiten. Bij die informatiemomentengaat het 18 keer om actieve en 23 keer om passieve voorlichting. Bijlsma wijsterop dat daarbij in aanmerking moet worden genomen dat het onderzoek in dezezaak veel langer loopt dan in die van Murat.

Van de 18 actieve mededelingen die zij onderzocht lijken er drie te zijn gedaanom de bevolking gerust te stellen: er wordt gemeld dat het buurtonderzoek vordertdoor tips en ‘niet vastzit’, er meer agenten worden ingezet, etc. Vijf keer gaat hetom opsporingsberichten waarmee de politie tips hoopt te ontvangen. Op een achttalmomenten komt de politie met interessante feiten waarop veel extra nieuwswordt gebracht. Drie daarvan betreffen publieksinformatie: de aankondiging vaneen informatieavond en voorlichtingsbijeenkomsten voor de dorpsbewoners.

De politie doet één mededeling waar ze simpelweg niet onderuit kan: alsopsporingsmiddel worden infraroodcamera’s ingezet. Ze zijn gemonteerd oplegervoertuigen rondom het dorp en zullen dus iedereen opvallen. Eén verslagge-ver beschrijft precies hoe je ervoor zorgt dat deze camera’s je ’s nachts nietopmerken.25 Deze openbare handleiding om niet op te vallen bij het plegen vanbrandjes is trouwens een goed voorbeeld hoe feitelijke berichtgeving ook dewaarheidsvinding kan belemmeren!

Hoe het nieuwe assertieve voorlichtingsbeleid uit de bocht kan vliegen blijktuit het enige nog onbesproken actieve informatiemoment dat Bijlsma opvoert.Het Dagblad van het Noorden krijgt van justitie het aanbod dat een verslaggevereen maand mee mag lopen met het leger om een achtergrondverhaal te kunnen

23 Rb. Den Haag 29 april 2004, LJN AO8610.24 Gebruik van het woord ‘pyromaan’ is een voorbeeld van beeldvorming. Voor de oplossing van de zaak

is het immers niet bekend of er niet meerdere daders actief zijn. Zonder een gedragskundig rapportkan niet worden gesteld dat het aansteken van branden compulsief gedrag van de verdachte(n) is.

25 R. de Roo, ‘Warmtecamera’s leger naar ‘t Zandt’, Dagblad van het Noorden, 5 december 2007.

t r i a l b y med i a

40

Page 19: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

maken. Dat ‘unieke kijkje in de keuken’ vindt plaats voor de verdachte op19 december 2007 is aangehouden. De verslaggever moet geheimhoudings-verklaringen tekenen en de afspraak wordt gemaakt dat het verhaal pas magworden gepubliceerd wanneer het OM daarvoor de tijd rijp acht. Zo geschiedde op9 augustus 2008, een kleine twee maanden na de tweede pro-formazitting. Deverdachte zit in voorlopige hechtenis. Niet lang daarna zal de raadkamer opnieuwmoeten beslissen of zijn gevangenhouding wordt verlengd. Het moeten inscha-kelen van soldaten bij het opsporen van de pyromaan levert sterke negatievebeeldvorming op, stelt Bijlsma. Die beeldvorming kwam het OM zo vlak voor eenbelangrijke raadkamerbeslissing natuurlijk niet slecht uit. De advocaten van B.spreken later in hun pleidooi van ‘opzetjes tussen de pers en politie’ en noemendit artikel als voorbeeld. ‘Het lijkt erop dat het openbaar ministerie meer belanghecht aan het afleggen van een verantwoording aan het publiek, dan aan derechter. Een kwalijke zaak.’26 Een collega van de verslaggever trekt zich de kritiekvan de advocaten aan en schrijft in zijn column in het Dagblad van het Noorden:

‘Meelopen met een politie-onderzoek? Best. Maar dan moeten we er wel bij vermeldendat de politievoorlichter onwelgevalligheden voor publicatie mocht schrappen. Omdat

dat de afspraak was. (…) Binnen de rechtszaal gaat het er doorgaans redelijk overzichte-

lijk aan toe. Maar buiten is de boel complex geworden. Daar tellen niet alleen de feiten,

maar steeds vaker ook beeldvorming. Niet alles wat politie zegt en justitie beweert, is

ook zo.’27

Uit de 23 passieve informatiemomenten die Bijlsma heeft onderzocht blijkt datde politie vrij toeschietelijk is naar de vragende journalisten, al hebben deantwoorden over het algemeen weinig om het lijf. In ieder geval is er geen sprakevan communicatie die een voor de verdachte schadelijke beeldvorming oproept.Wel verzwijgt justitie een feit dat prima facie kan worden gezien als ontlastendvoor de verdachte. In het huis van bewaring is een undercoveragent ingezet ommeer los te krijgen van B. Die inzet wordt door de pers ontdekt nadat ‘iemand’ vande verdediging, het OM of de politie zijn mond voorbij heeft gepraat. Althans datis het enige dat de journalist met die primeur wil loslaten over de bron. Dit isnadelige informatie voor het OM. Het geeft immers aan dat er tegen de verdachte,die zelfs met inzet van het leger is opgepakt en waarvan de aanhouding met veelbombarie is gepresenteerd, nog niet genoeg bewijs is. Nadat het OM er door dejournalist mee wordt geconfronteerd, bevestigt het dat de actie heeft plaats-gevonden. De informatie daarover werd wel in het dossier opgenomen en isook ter zitting behandeld.

26 R. Zijlstra, ‘Ik ben verdachte, maar onschuldig’, Dagblad van het Noorden, 18 november 2008.27 R. Zijlstra, ‘Banaan, banaan, de pyromaanheeft het gedaan’,Dagblad van het Noorden, 21 november 2008.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

41

Page 20: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

Het OM moet ook een pijnlijke fout toegeven nadat de advocaat van deverdachte de pers daarop heeft gewezen. In de persconferentie die na de aanhou-ding van Johnny en zijn vriendin is belegd, heeft de politie gezegd dat zij deverdachte ‘bijna op heterdaad heeft betrapt’. Volgens de advocaat heeft de politieJohnny weliswaar in de buurt van de school gezien, maar is het niet waar datze hem naar binnen of naar buiten hebben zien gaan. Het OM geeft dit toe enspreekt van een ‘tekstuele onhandigheid’.28

Er valt mijns inziens niets af te dingen op de conclusie van Bijlsma dat uithet bovenstaande blijkt dat het OM in haar persvoorlichting heeft gespind.In de Aanwijzing 2007 verbiedt het OM zichzelf en de politie uitdrukkelijkom te spinnen ‘Opsporing en vervolging zijn gericht op waarheidsvinding;daarbij hoort een open communicatie; Spindoctoring past niet binnen datcommunicatiebeleid.’29

Een correcte definitie van spindoctoring is naar mijn idee: Het gebruik vanmisleidende of manipulatieve communicatietechnieken om een ‘eigen’ waarheidte creëren, met als doel het bewerkstelligen van een door de verzender gewenstbeeld bij de ontvanger. Een nog algemenere, maar ook juiste definitie zou zijn:Het niet verschaffen van transparantie en eerlijkheid. De definitie die het OMgeeft in de Aanwijzing 2007 is enger: ‘Spindoctoring betekent zo veel als dewaarheid zó brengen dat je hem als het ware ‘spint’: verdraait op een manierdie voor jou het voordeligst is, met andere woorden spindoctering is een bepaaldemanier van duiding geven aan een bericht.’

Ook het opzetten van het achtergrondverhaal over de inzet van het leger ismijns inziens een typisch voorbeeld van spinnen: positief nieuws wordt achter-gehouden en pas naar buiten gebracht op het moment dat dit de eigen organisatiestrategisch of tactisch beter uitkomt.30 Dit is het spiegelbeeld van een anderebekende methode van spinnen: negatief nieuws ‘begraven’ door het naar buitente brengen op een moment dat andere belangrijke gebeurtenissen het nieuwsdomineren. Het begraven of achterhouden van informatie, al is het in de weten-schap dat de feiten op de latere terechtzitting toch aan de orde zullen komen, heefttot doel om geen afbreuk te doen aan een gewenst beeld of het juist te vormen. Indie zin is het achterhouden van de informatie over het gevonden pistool en deinzet van de undercover ook spinning. De oordeelsvorming van de rechter kan erniet door worden beïnvloed, maar het draagt wel bij aan een verdere vorming vande publieke opinie over de reputatie van de verdachte.

28 R. de Roo, ‘Johnny B. niet op heterdaad betrapt’, Dagblad van het Noorden, 13 maart 2008.29 Aanwijzing 2007.30 Journalisten strategisch voorzien van primeurs, handige citaten, specifiek beeldmateriaal en/of

soundbites is een door spindoctors veelgebruikte methode om een gewenst beeld over te brengen.

t r i a l b y med i a

42

Page 21: 2 De medialisering van het strafrecht...door de media. Publieke personen en organisaties die zichzelf negatief in het nieuws terugvinden, moeten dikwijls de aftocht blazen en blijven

Uit de behandeling van de zaak Benno L. in § 7.2.2 zal blijken dat het OM ookin die zaak heeft gespind. Het spreekt voor zich dat na een analyse van hetvoorlichtingsbeleid in slechts twee strafzaken na 2007, niet de conclusie magworden getrokken dat het OM maar wat raak spint. Maar zorgelijk is het, geziende eigen pertinente afwijzing van deze communicatiemethodes, wèl.

Uit de analyse die Bijlsma maakte van de publiciteit in de strafzaak van B. blijktdat de media-aandacht een enorme druk legde op justitie. Met het uitblijven vaneen aanhouding neemt de kritiek steeds verder toe. Journalisten gooien olie ophet vuur met teksten als: ‘Ruim veertig agenten proberen de pyromaan van‘t Zandt te pakken te krijgen en toch kon hij gistermorgen voor de 16de keertoeslaan. Hoe kan dat?’31 Als Johnny eenmaal is gearresteerd, en blijft ontkennen,houdt de druk op het OM nog niet op. Er is veel kritiek op de voortgang van hetvooronderzoek, de inzet van het leger en een undercoveragent in de gevangenis endiverse aspecten van de procesgang. Een maand voor de terechtzitting concludeerthet Dagblad van het Noorden: ‘Doorgaans wordt het de media verweten eenzaak op te blazen (…). Hier zijn het vooral de politie en justitie die van de zaak’t Zandt eenmonster hebben gemaakt, iets buitensporigs groots.’32 Het onderzoekvan Bijlsma toont aan dat het OM en de politie bepaald niet ongevoelig warenvoor deze druk. Samengevat in de woorden van hoofdofficier Eland van hetGroningse parket: ‘We hebben buikpijn gehad van die zaak. De media-aandachtwas ontzettend groot (…). Die aandacht legde druk op het gezag.’33

Of aan de hand van deze ‘buikpijn-factor’ kan worden vastgesteld dat er inconcrete strafzaken causaliteit bestaat tussen heftige kritiek in de media en dedegelijkheid van het voorlichtingsbeleid van justitie is mijns inziens speculatief.Voor daarover een conclusie kan worden getrokken, zal een groter aantal zakenmoeten worden bestudeerd. De kans dat de wetmatigheid bestaat dat veel kritiekin de pers op het OM en de politie eerder tot spindoctoring leidt, is echter aannemelijkgenoeg om te verlangen dat het OM meer verantwoordelijkheid neemt om tevoorkomen dat berichtgeving in dit soort zaken toch iets wegheeft van een trialby media.

Johnny B. wordt veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, waarvan negenmaanden voorwaardelijk. In het vonnis wordt in het geheel niet gerefereerd aan derol van de OM-mededelingen en de media-aandacht. De rechtbank zag kennelijkgeen aanleiding om de negatieve publiciteit voor Johnny B. te compenseren metstrafreductie.34

31 ‘Pyromaan is agenten weer te vlug af’, Dagblad van het Noorden 24 november 2007.32 R. Zijlstra, ‘OM maakt Johnny B. groter’, Dagblad van het Noorden, 10 september 2008.33 R. Zijlstra, ‘Ik ben niet een man van soundbytes’, Dagblad van het Noorden, 23 december 2008.34 Rb. Groningen 1 december 2008, LJN BG5720.

s t u r ende mechan i smen in de pu b l i c i t e i t o v e r s t r a f z a k en

43