2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en...

171
2-001 VERGADERING VAN DINSDAG, 17 DECEMBER 2002 ___________________________ 2-002 VOORZITTER: DE HEER IMBENI Ondervoorzitter (De vergadering begint om 9.00 uur) 1 2-003 Sauquillo Pérez del Arco (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u meedelen dat de interfractiewerkgroep ‘Vrienden van het Cubaanse volk’ vorige week een bezoek aan Cuba heeft gebracht. Onze aanwezigheid aldaar heeft de betrekkingen tussen het Parlement en Cuba en tussen de Europese Unie en Cuba bijzonder gunstig beïnvloed. Deze groep, bestaande uit zeven afgevaardigden, vier van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten, twee van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en één van de Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij, had van Voorzitter Cox de opdracht gekregen ervoor te zorgen dat de heer Oswaldo José Payá Sardiñas het land zonder problemen zou kunnen verlaten om de prijs die hem binnen een uur zal worden toegekend in ontvangst te nemen. Ik wil u meedelen, zoals ik ook al telefonisch aan de secretaris van de heer Cox heb meegedeeld, dat wij bij onze terugkeer uit Cuba, zaterdag, om één uur, werden opgewacht door mevrouw Isabel Allende, hoofd van de Cubaanse ambassade in Spanje, en dat de minister van Buitenlandse Zaken, Felipe Roque, ons persoonlijk heeft opgebeld om te zeggen dat zij de heer Payá, dankzij de bemoeienissen van de interfractiewerkgroep, toestemming zouden verlenen het land te verlaten 1 Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen. op grond van hun vriendschappelijke betrekkingen met het Parlement, die zij overigens graag in stand willen houden. Zoals u weet, hadden de Raad en de voorzitter van de Christen- Democratische Internationale reeds vruchteloze pogingen ondernomen om de Cubaanse regering op andere gedachten te brengen. Daarom verzoek ik u de heer Cox persoonlijk in kennis te stellen van de positieve uitkomst van onze missie. 2-004 De Voorzitter. – Dat zal ik zeker doen, mevrouw Sauquillo Pérez del Arco. 2-005 Mond- en klauwzeer 2-006 De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0405/2002) van de heer Kreissl-Dörfler, namens de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer, over de bestrijding van mond- en klauwzeer in de Europese Unie in 2001 en over toekomstige preventieve maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dierziekten in de Europese Unie (2002/2153(INI)). 2-007 Kreissl-Dörfler (PSE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Byrne, geachte dames en heren, allereerst wil ik alle collega’s bedanken die in de commissie serieus hebben meegewerkt aan het verslag. Mijn dank gaat vooral uit naar onze voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez, het secretariaat, de wetenschappelijke dienst en de Commissie. In februari 2001 vond de waarschijnlijk ernstigste uitbraak van MKZ plaats die Europa tot nog toe heeft gekend. Getroffen werden

Transcript of 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en...

Page 1: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

2-001

VERGADERING VAN DINSDAG, 17 DECEMBER 2002___________________________

2-002

VOORZITTER: DE HEER IMBENIOndervoorzitter

(De vergadering begint om 9.00 uur)1

2-003

Sauquillo Pérez del Arco (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u meedelen dat de interfractiewerkgroep ‘Vrienden van het Cubaanse volk’ vorige week een bezoek aan Cuba heeft gebracht. Onze aanwezigheid aldaar heeft de betrekkingen tussen het Parlement en Cuba en tussen de Europese Unie en Cuba bijzonder gunstig beïnvloed.

Deze groep, bestaande uit zeven afgevaardigden, vier van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten, twee van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en één van de Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij, had van Voorzitter Cox de opdracht gekregen ervoor te zorgen dat de heer Oswaldo José Payá Sardiñas het land zonder problemen zou kunnen verlaten om de prijs die hem binnen een uur zal worden toegekend in ontvangst te nemen.

Ik wil u meedelen, zoals ik ook al telefonisch aan de secretaris van de heer Cox heb meegedeeld, dat wij bij onze terugkeer uit Cuba, zaterdag, om één uur, werden opgewacht door mevrouw Isabel Allende, hoofd van de Cubaanse ambassade in Spanje, en dat de minister van Buitenlandse Zaken, Felipe Roque, ons persoonlijk heeft opgebeld om te zeggen dat zij de heer Payá, dankzij de bemoeienissen van de interfractiewerkgroep, toestemming zouden verlenen het land te verlaten op grond van hun vriendschappelijke betrekkingen met het Parlement, die zij overigens graag in stand willen houden.

Zoals u weet, hadden de Raad en de voorzitter van de Christen-Democratische Internationale reeds vruchteloze pogingen ondernomen om de Cubaanse regering op andere gedachten te brengen. Daarom verzoek ik u de heer Cox persoonlijk in kennis te stellen van de positieve uitkomst van onze missie.

2-004

De Voorzitter. – Dat zal ik zeker doen, mevrouw Sauquillo Pérez del Arco.

2-005

Mond- en klauwzeer

2-006

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0405/2002) van de heer Kreissl-Dörfler, namens de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer, over de

1 Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen.

bestrijding van mond- en klauwzeer in de Europese Unie in 2001 en over toekomstige preventieve maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dierziekten in de Europese Unie (2002/2153(INI)).

2-007

Kreissl-Dörfler (PSE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Byrne, geachte dames en heren, allereerst wil ik alle collega’s bedanken die in de commissie serieus hebben meegewerkt aan het verslag. Mijn dank gaat vooral uit naar onze voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez, het secretariaat, de wetenschappelijke dienst en de Commissie.

In februari 2001 vond de waarschijnlijk ernstigste uitbraak van MKZ plaats die Europa tot nog toe heeft gekend. Getroffen werden Ierland, Nederland, Frankrijk en vooral Groot-Brittannië. Alleen al in Groot-Brittannië werden in het kader van de bestrijding van de epidemie volgens officiële schattingen 6,5 miljoen dieren gedood. Andere bronnen noemen een aantal van wel 10 miljoen. In Nederland werden 285.000 dieren afgemaakt, in Frankrijk waren dat er 65.000, na vier uitbraken. De ramp was voor alle betrokkenen niet te overzien. Een beleid waarbij epidemieën slechts worden bestreden door besmette dieren te doden, leidt nergens toe en zal niet langer worden geaccepteerd door de mensen in de Europese Unie.

Om een bijdrage te leveren aan een beter beleid dat verder reikt dan de grenzen van de Unie heeft dit Parlement begin dit jaar een tijdelijke commissie ingesteld. Dit is geen onderzoekscommissie, zoals enkele collega’s helaas nog steeds lijken te denken. Het was onder andere onze opdracht om aan de hand van hoorzittingen en bezoeken aan de getroffen gebieden eerlijk vast te stellen of de getroffen landen op een juiste wijze hadden ingegrepen. Ook was het onze taak om daaruit lering te trekken ten aanzien van een nieuw Europabreed MKZ-beleid. Dat betekent ook dat wij niet op de stoel van de rechter gaan zitten en evenmin wetenschappelijke controverses kunnen beslechten. In ons verslag kunnen we dan ook geen oordelen - laat staan veroordelingen - uitspreken, al was het maar omdat het ons ook aan bewijzen ontbreekt. Daarmee zouden we ons boekje te buiten gaan en bovendien zijn de instrumenten die ons ter beschikking staan daarvoor ongeschikt. Verder weet ik zeker dat iedere andere regering van een lidstaat van de Europese Unie zich voor even grote problemen gesteld zou zien als zich tegelijkertijd tussen vijftig en zeventig uitbraken zouden voordoen, verspreid over het hele land, waarbij ook nog schapen worden getroffen.

De noodplannen die sinds 1992 zijn opgesteld, nadat vaccinatie op grond van economische en handelsoverwegingen was stopgezet, zijn ondeugdelijk gebleken. Daarin werd uitgegaan van een gering aantal uitbraken en niet van een worst-case-scenario zoals zich

Page 2: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

6 17/12/2002

dat heeft voorgedaan. Omdat het Internationaal Bureau voor besmettelijke dierziekten, het OIE, de status “MKZ-vrij zonder vaccinatie” pas twaalf maanden na de laatste vaccinatie opnieuw zou toekennen, luidde het devies: “Doden in plaats van vaccineren, of alleen vaccineren om vervolgens te ruimen”. Die termijn is sinds mei dit jaar ingekort tot zes maanden, een enorme vooruitgang. Wij pleiten voor een termijn van drie maanden.

Nu een korte samenvatting van onze belangrijkste eisen. Voor het toekomstige bestrijdingsbeleid zijn niet alleen efficiënte noodplannen noodzakelijk. Alle lidstaten dienen na te gaan of hun communicatie- en besluitvormingsstructuren wel zijn berekend op noodsituaties, en zij moeten grensoverschrijdende real-time simulatieoefeningen houden. Ook is het noodzakelijk dat er in de plannen veel meer rekening wordt gehouden met de psychosociale gevolgen van een bestrijdingsbeleid voor de betrokken boeren en al degenen die worden getroffen door een verplaatsingsverbod. Verder moet er meer aandacht worden besteed aan de bioveiligheid. Iedere individuele boer moet erop letten wat hij zijn vee te eten geeft, van wie hij zijn vee koopt en in welk tempo hij nieuwe dieren aan zijn oude veestapel toevoegt. Want de boer die in Groot-Brittannië de uitbraak van de epidemie heeft veroorzaakt, ging onverantwoord te werk. Voorts dienen de tracering en de identificatie van dieren te worden verbeterd. Ook dient de illegale import van dierlijke producten uit landen waar mond- en klauwzeer endemisch is zo veel mogelijk te worden tegengegaan. De Commissie heeft al besloten dat bijvoorbeeld reizigers uit deze landen dergelijke producten niet meer mogen invoeren. Onze belangrijkste eis is echter dat de rampenplannen zodanig worden opgezet dat noodvaccinaties vanaf het begin van een uitbraak kunnen worden uitgevoerd met als doel de dieren vervolgens in leven te laten en hun producten regionaal te gebruiken. Dit zou een grote stap voorwaarts zijn. Want het staat nog steeds buiten kijf dat het vlees en andere producten van gevaccineerde dieren volstrekt onschadelijk zijn voor de gezondheid. Voorlichting op dit terrein is dus dringend noodzakelijk.

Eén ding wil ik echter onderstrepen. Door mond- en klauwzeer besmet vee zal altijd worden gedood, net als dieren die met besmet vee in aanraking zijn geweest. Maar naar massale vaccinatie zal niet gauw worden teruggekeerd, onder andere niet op grond van economische overwegingen en de eisen inzake de interne markt. Dit heeft tot nog toe ook nog geen enkele vooraanstaande deskundige tijdens de hoorzittingen bepleit. Wekt u dus geen valse hoop bij de mensen. Dat zou onverantwoord zijn.

Niettemin is het noodzakelijk naar een deugdelijk en duurzaam markervaccin te zoeken dat alle serotypen bestrijkt, zodat gevaccineerde en zieke dieren goed van elkaar kunnen worden onderscheiden. Overigens werden in Duitsland tot 1990 alleen runderen gevaccineerd en geen andere dieren.

Geachte collega’s, ik ben ervan overtuigd dat met het beleid dat wij voorstellen de beelden die vorig jaar de wereld rondgingen voorgoed tot het verleden behoren.

Nog een opmerking over de stemming. Stemt u voor mijn amendementen en die van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten! Want hierdoor wordt een aantal beschuldigingen aan het adres van de Britse regering uit de weg geruimd die wij als Parlement niet mogen inbrengen en die in deze vorm ook niet gerechtvaardigd zijn. Tenminste, zo denk ik erover. Ik snap best dat deze aantijgingen in een zekere politieke overmoed zijn geuit; ik ben zelf tenslotte ook politicus. Maar voert u deze strijd alstublieft in uw eigen land, want het Europees Parlement is daarvoor het minst geschikte platform. Bovendien zijn er behalve Groot-Brittannië nog veertien landen lid van de Europese Unie. Het is van belang, geachte collega’s, dat niet alleen de Britse regering, maar ook de Raad, de Commissie, de kandidaat-lidstaten, het OIE en andere landen, zoals de Verenigde Staten, Australië, Argentinië en Zuid-Afrika, ons verslag serieus kunnen nemen. Er dient een wereldwijde strategie te komen inzake de bestrijding van epidemieën, want MKZ is geen Britse, maar een grensoverschrijdende ziekte. In mijn ogen zijn wij er als vertegenwoordigers van de burgers in de vijftien lidstaten in geslaagd om deze problematiek op voortreffelijke wijze te bespreken en zijn we tot richtinggevende conclusies gekomen. Want één ding staat helaas ook vast: mond- en klauwzeer zal zeker nog eens uitbreken. De vraag is alleen wanneer en in welke mate. Daartegen moeten wij gewapend zijn.

(Applaus)

2-008

Byrne, Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank het Parlement, en in het bijzonder de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer, voor het vele werk dat zij hebben verzet om lessen te trekken uit de mond- en klauwzeerepidemie van 2001. Mijn dank gaat in het bijzonder uit naar mevrouw Redondo Jiménez voor de doeltreffende en objectieve wijze waarop zij de commissie heeft voorgezeten, naar de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, voor het evenwichtige, duidelijke en op de toekomst gerichte verslag, en naar het secretariaat van de commissie.

Mijn diensten en ik hebben uw werk op de voet gevolgd. Wij hebben al uw vergaderingen, hoorzittingen, missies en discussies bijgewoond en wij hebben steeds bewijsmateriaal aangedragen en steun geboden waar dat maar gewenst was. Ik weet zeker dat u de standpunten van het Parlement heel duidelijk terug zult vinden in de beleidsmaatregelen van de Commissie ter bestrijding van mond- en klauwzeer.

Ik zal nu iets zeggen over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen in uw verslag. Ik begin met de internationale dimensie van het communautair beleid inzake MKZ; daarna zal ik iets zeggen over de vraagstukken rond de interne markt en tot slot kom ik op de controlemaatregelen.

Page 3: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 7

Wat de internationale dimensie betreft, merk ik dat er grote bezorgdheid heerst over het feit dat de slechte controle op de invoer vanuit derde landen wellicht de oorzaak is geweest van de uitbraak van vorig jaar. Ook klinkt duidelijk de roep om betere controles. Ik wil heel duidelijk onderscheid maken tussen illegale introductie en legale invoer. Illegale activiteiten kunnen per definitie heel moeilijk worden uitgebannen. De Commissie heeft in het kader van het pakket levensmiddelenhygiëne echter voorstellen gedaan om een einde te maken aan de ontheffingen van de strenge diergezondheidsvoorwaarden en controleprocedures voor ingevoerde producten. Ook hebben wij besloten strengere regels in te voeren voor de invoer van vlees en melkproducten vanuit de meeste derde landen door personen die vanuit die landen naar de EU reizen. Onze bewustmakingscampagne rond deze maatregel zal op 1 januari 2003 van start gaan.

Wat de controle op de legale invoer betreft, zijn er sterke aanwijzingen dat de communautaire voorwaarden voor de invoer en de controles aan de buitengrenzen effectief zijn geweest. In de periode voorafgaand aan de uitbraak van vorig jaar is de EU bijna tien jaar lang praktisch MKZ-vrij geweest. In die tijd zijn honderdduizenden tonnen verse vleesproducten veilig ingevoerd. Grote hoeveelheden daarvan kwamen uit ziektevrije delen van Zuid-Amerika, waar MKZ endemisch is en de dieren worden ingeënt. De oorsprong van de uitbraak van vorig jaar kan onmogelijk in Zuid-Amerika gesitueerd worden, aangezien het virus van het Panaziatische type O in dat deel van de wereld niet voorkomt.

De pleidooien voor een verbod op de invoer vanuit Zuid-Amerika moeten in dit licht worden beoordeeld. Toch klinkt die roep nog steeds. Ik kan haast niet anders dan concluderen dat hier protectionistische belangen achter zitten.

Zeker, wij moeten blijven hameren op strenge controles. Wij mogen echter niet toegeven aan de druk om die controles als soms nauwelijks verhulde handelsbarrières te laten functioneren. Wij moeten op internationaal niveau blijven werken aan de uitroeiing van MKZ. Daarom werken wij nauw samen met internationale organisaties, zoals de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE), en dat zullen wij blijven doen.

Sommige voorgestelde wijzigingen van het verslag baarden mij grote zorgen. De voorgestelde maatregelen zouden immers het einde betekenen van de Europese interne markt. Ik feliciteer de commissie dan ook met het feit dat zij de meeste van deze voorstellen heeft verworpen en zich duidelijk heeft uitgesproken voor de interne markt.

Zoals u weet, is het grootste deel van onze diergezondheidswetgeving vervat in richtlijnen. Door deze aanpak hebben de lidstaten voldoende mogelijkheden om geharmoniseerde maatregelen door te

voeren. Het is echter inderdaad een feit dat tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging hebben bijgedragen aan de enorme omvang van de MKZ-epidemie van 2001. De Commissie heeft veel energie gestoken in de verbetering van de wetgeving waar dat nodig was en in de versterking van de overheidscontroles in de Gemeenschap. Een van de belangrijkste aspecten van de epidemie in het Verenigd Koninkrijk was het enorme aantal vaak ongeregistreerde diertransporten. De Commissie heeft een voorstel ingediend om de controles op diertransporten te intensiveren. Volgens dit voorstel moeten met name fok- en productieschapen voordat zij naar een andere lidstaat worden vervoerd dertig dagen apart worden gehouden. Ook worden de onderlinge contacten tussen dieren van verschillende herkomst op verzamelplaatsen beperkt en zijn voor die verzamelplaatsen strengere diergezondheidseisen vastgesteld. Dit voorstel heeft de steun gekregen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming van het Parlement.

De Commissie heeft de Raad voorstellen voorgelegd voor een grondige herziening van de voorschriften voor de diergezondheids- en hygiënische omstandigheden op de halteplaatsen waar de dieren onderweg om dierenbeschermingsredenen moeten rusten. De uitbraak van MKZ in Nederland kan rechtstreeks worden teruggevoerd op een dergelijke rustplaats in Frankrijk. In afwachting van de resultaten van de technische werkgroepen in de Raad heeft het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid zich unaniem achter een voorstel van de Commissie geschaard om de strenge maatregelen die tijdens de MKZ-crisis zijn getroffen tot halverwege volgend jaar te verlengen.

Controles op diertransporten kunnen alleen werkelijk doeltreffend zijn als er betrouwbare identificatiesystemen zijn. Het is duidelijk dat schapen wat dit betreft de grootste problemen opleveren.

De ervaring heeft geleerd dat de huidige voorschriften, en vooral ook de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaten, ontoereikend zijn voor de veterinaire autoriteiten om dieren te kunnen opsporen. De Commissie is bezig met een nieuwe ontwerpverordening die erin voorziet dat ieder schaap geïdentificeerd moet kunnen worden. In de toekomst kan eventueel worden gekozen voor elektronische identificatie. Ik hoop dat het Europees Parlement dit voorstel ook zal steunen.

Ik moet ook nog een andere belangrijke ontwikkeling noemen, namelijk de tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het resultaat van deze herziening zal van beslissende invloed zijn op de richting waarin de landbouwproductie in de EU zich in de toekomst zal ontwikkelen. Dit kan weer niet los gezien worden van de gezondheid en het welzijn van de dieren.

Een van de kenmerken van de tussenbalans is dat meer nadruk wordt gelegd op kwaliteit dan op kwantiteit. Ik

Page 4: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

8 17/12/2002

juich deze ontwikkeling toe vanuit het gezichtspunt van de consument. Ook met het oog op de controle en het voorkomen van ziektes is dit echter een heel goede zaak.

Wat de inenting betreft, hebben de enorme aantallen dieren die tijdens de uitbraak van vorig jaar zijn gedood en vernietigd diepe indruk gemaakt op het grote publiek. Daar kunnen wij niet omheen. Sterker nog, wij moeten met de diepgewortelde gevoelens van de burgers terdege rekening houden en onze aanpak van MKZ daaraan aanpassen. Het is duidelijk dat het snel slachten en vernietigen van besmette of vatbare dieren een belangrijk onderdeel moet zijn van onze ziektebestrijdingsstrategie. Afhankelijk van de omstandigheden moeten echter ook noodvaccinaties een centrale rol spelen.

Er zijn veel misverstanden geweest over de rol van vaccinatie en het standpunt daarover van de Commissie zelf. Ik zal vandaag niet herhalen wat ik daarover al eerder heb gezegd. Ik beperk mij vandaag tot het beleid voor de toekomst.

De Commissie blijft van mening dat op goede wetenschappelijke, technische en economische gronden profylactische vaccinatie van de totale veestapel van vatbare dieren of zelfs van bepaalde diersoorten niet raadzaam is. De situatie in de EU is niet vergelijkbaar met die in Zuid-Amerika of welke regio dan ook waar MKZ endemisch is. MKZ is niet endemisch in de EU en profylactische vaccinatie is in de EU dan ook geen verstandige maatregel. De Commissie is echter wel van mening dat bij eventuele toekomstige uitbraken veel eerder noodvaccinatie moet worden toegepast.

Wij hebben nu de middelen om besmetting in een gevaccineerde populatie vast te stellen. De Commissie stelt alles in het werk om deze tests nog te verbeteren en zij krijgt hierbij nu de steun van het OIE. Dit standpunt inzake noodvaccinatie zal ook tot uiting komen in het binnenkort uit te brengen Commissievoorstel voor een richtlijn van de Raad inzake MKZ, in overeenstemming met recente wijzigingen in het hoofdstuk over MKZ in de diergezondheidscode. Wij mogen ons echter geen illusies maken: vaccinatie is geen wondermiddel dat al onze problemen kan oplossen. Vaccinatie moet in de toekomst zeker een veel belangrijkere rol gaan spelen, maar dit mag niet als excuus dienen om onze inspanningen om de EU MKZ-vrij te houden op een lager pitje te zetten. Ook kan hiermee niet helemaal worden uitgesloten dat bij eventuele toekomstige uitbraken nog steeds moeilijke besluiten zullen moeten worden genomen.

Nu kom ik op de rampenplannen. Wij kunnen uit de gebeurtenissen van vorig jaar veel lessen trekken, maar die zijn niet noodzakelijkerwijs allemaal nieuw. Feit blijft dat succes bij het voorkomen van toekomstige epidemieën, of bij het uitroeien ervan als die zich toch voordoen, afhangt van goed voorbereide rampenplannen. De hoofdelementen daarvan heb ik afgelopen september in de betreffende commissie toegelicht.

Rampenplannen moeten regelmatig worden herzien, geactualiseerd en getest door middel van periodieke simulatieoefeningen. De lessen van de uitbraak van vorig jaar zijn vrijwel dezelfde als die van soortgelijke uitbraken in het verleden. De kunst is om met die lessen ook wat te doen. Mijn diensten hebben nu, met enige vertraging als gevolg van de uitbraak van vorig jaar, de controles op de uitvoering van de goedgekeurde rampenplannen afgerond. Zij zullen de tenuitvoerlegging van het hele pakket communautaire maatregelen ter voorkoming en bestrijding van grote epidemieën actief blijven volgen. Ik wil in dit verband nog eens benadrukken dat ik het niet eens ben met de kritiek op de Commissie die in paragraaf 54 van uw verslag wordt geuit met betrekking tot de door de Commissie verrichte inspecties van de rampenplannen in de lidstaten.

Het Voedsel- en Veterinair Bureau zal een doorslaggevende rol blijven spelen bij dit herzieningsproces. De Commissie zal ervoor zorgen dat dit Bureau ook na de uitbreiding de vereiste diensten kan leveren binnen de door de begrotingsautoriteit beschikbaar gestelde reserves.

Ik wil nu iets zeggen over het gevoelige vraagstuk van de compensatie voor de met de ziekte verband houdende uitgaven van de lidstaten. Mijn diensten hebben audits uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk en de andere betrokken lidstaten. De aan de lidstaten uit te betalen bedragen zullen worden vastgesteld op basis van de resultaten van deze audits. Bovendien bereidt de Europese Rekenkamer momenteel een apart verslag voor over de financiële aspecten van de uitbraak.

Ik heb nota genomen van uw verzoek om harmonisatie van de verschillende compensatieregelingen die in de lidstaten worden toegepast. Ik moet u er echter wel aan herinneren dat de Commissie gebonden is aan beschikking 90/424/EEG van de Raad. De Commissie heeft de laatste hand gelegd aan de opdracht voor een extern onderzoek naar de huidige compensatieregelingen en de uitwerking van mogelijke oplossingen voor de toekomst. Wij moeten echter niet de illusie hebben dat iedere plattelandsbewoner die indirect door de uitbraak is getroffen, schadeloos kan worden gesteld uit een veterinair fonds.

Ter afsluiting wil ik nogmaals mijn grote waardering uitspreken voor de waardevolle rol die uw commissie heeft gespeeld met haar bijdrage aan de aanpak van MKZ door de Commissie. Er moet nog veel werk worden verzet. Het Commissievoorstel voor een nieuwe richtlijn inzake MKZ zal spoedig aan het Parlement worden toegezonden. Ik vertrouw erop dat u als Parlement bij de beoordeling van ons voorstel voordeel zult hebben van de deskundigheid die tijdens het werk van de tijdelijke commissie is opgedaan.

2-009

Sturdy (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de heer Byrne bedanken voor zijn verklaring. Ik dank ook allen die betrokken zijn geweest bij de opstelling van dit verslag. Toen ik dit voor het

Page 5: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 9

eerst onder de aandacht van het Parlement bracht, had ik nooit kunnen bevroeden dat het zo’n succes zou worden. Het verslag is een groot succes, niet alleen voor de mensen in het Verenigd Koninkrijk en ook niet alleen voor de mensen in de Europese Unie, maar ook voor het Europees Parlement.

Tijdens onze reizen door de Europese Unie op zoek naar een antwoord op de vraag wat er nu precies is gebeurd, kwamen wij veel mensen tegen die zeiden: “Wat ben ik blij dat jullie nu een openbaar onderzoek organiseren”. Dit is het enige echte openbare onderzoek naar mond- en klauwzeer. Hierdoor heeft het publiek de kans gekregen om zijn mening te laten horen. Daar ging het allemaal om en dat is wat ik hoopte te bereiken.

Ik zal u een stukje voorlezen uit een brief die wij hebben ontvangen van de National Foot and Mouth Association. “Ik wil volstaan met de opmerking dat zonder dit verslag velen de epidemie en de gevolgen ervan niet hadden kunnen verwerken”. De epidemie heeft rampzalige gevolgen gehad voor het leven van mensen overal in de Europese Unie, niet alleen voor hen die in de landbouw werkzaam zijn, maar ook voor vele andere bewoners van het platteland. Ik wil hier graag de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, en de voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez, bedanken. Mijn dank gaat ook uit naar de Commissie, die ons op een geweldige manier heeft bijgestaan in de Subcommissie mond- en klauwzeer door dagelijks met ons samen te werken.

Ik wil ook iedereen bedanken die bewijsmateriaal heeft aangeleverd voor de Subcommissie mond- en klauwzeer. Wij hebben overal in de Europese Unie bedrijven bezocht. Wij hebben ook gesproken met mensen uit de Verenigde Staten en vele andere landen. Bij één gelegenheid zaten sommigen van mijn collega’s met tranen in hun ogen te luisteren naar de verklaringen van de getuigen. Eén vrouw vatte het drama samen met de uitspraak: “Ze hebben ons onze dromen afgenomen”. Daarmee doelde zij rechtstreeks op de Britse regering. Dit mag nooit meer gebeuren. Daarom is deze tijdelijke commissie ingesteld.

Het verslag is inderdaad kritisch over de Britse regering en de regering is inderdaad op veel punten aangevallen, maar de regering heeft kennelijk fouten gemaakt, en het was onze taak als commissie om die te onderzoeken. Het verslag zou niet aan het doel hebben beantwoord als wij die fouten niet hadden onderzocht en ons oordeel er niet over hadden gegeven. Het doel van het onderzoek was immers juist erachter komen wat er fout is gegaan - en dat er dingen fout zijn gegaan, stond wel vast - en vervolgens met voorstellen te komen. Wij moesten onderzoeken hoe wij amendementen konden indienen op de komende voorstellen van de heer Byrne.

Ik ben heel benieuwd wat de heer Byrne gaat zeggen. Ik heb één punt van kritiek met betrekking tot datgene wat hij zojuist heeft gezegd, en wij moeten constateren dat wij op dat punt van mening blijven verschillen. In het Verenigd Koninkrijk hebben wij nog steeds niet meer dan twee honden om de invoer te controleren, en die zijn

in feite nog in training. Ter vergelijking, in de Verenigde Staten wordt de controle van de illegale invoer verricht door 3000 mensen. De heer Byrne heeft gezegd dat hij tegen ieder voorstel is om de invoer vanuit landen waar MKZ endemisch is, te controleren. Ik zou tegen hem willen zeggen dat wij nog steeds niet weten wat de oorsprong is van deze uitbraak. Wij weten niet precies hoe de ziekte het Verenigd Koninkrijk is binnengebracht. Wel hebben wij geconstateerd dat de VS, Australië en Nieuw-Zeeland alles controleren wat hun land binnenkomt en dat daar nog steeds geen mond- en klauwzeer heerst.

Ik rond af met de opmerking dat wij onze wetgeving zeker moeten wijzigen, maar wij moeten ook onze instelling veranderen, bijvoorbeeld ten aanzien van welzijn, vervoer en invoer. Ik weet dat de Commissie de resultaten van dit verslag waardeert en ik kijk met veel belangstelling uit naar haar eigen verslag.

2-010

Ferreira (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, wij zijn vandaag bijeengekomen na meerdere maanden van werken, hoorzittingen, bezoeken ter plaatse, gedachtewisselingen met deskundigen, veehouders, mannen en vrouwen, in feite allen die de mond- en klauwzeercrisis van dichtbij hebben meegemaakt, die hieronder hebben geleden en die vooral één ding willen, namelijk dat iets dergelijks nooit meer gebeurt. Onze werkzaamheden hadden dan ook tot doel inzicht te krijgen in het gebeurde en alle gevolgen – op economisch, sociaal en psychologisch vlak – te analyseren teneinde hieruit lering te trekken en de risico’s en gevolgen van een dergelijke dierziekte in de toekomst tot een minimum te beperken.

Sommigen hadden de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer het liefst willen gebruiken om de schuldige of de schuldigen aan te wijzen, hetgeen een begrijpelijke reactie is wanneer men vertwijfeld is, en verontwaardigd over een situatie waarvan men de dupe is geworden. Maar dat was niet het eigenlijke doel van onze commissie en daarvoor is zij ook niet in het leven geroepen. Kunnen wij aanvaarden dat een verslag dat de uitkomst dient te zijn van zo objectief mogelijk onderzoek uiterst subjectieve elementen of irrationele gissingen bevat? Ik denk van niet. Dit zou indruisen tegen de geloofwaardigheid van ons werk als parlementariërs, en daarom heeft onze fractie een aantal amendementen ingediend die erop gericht zijn het evenwicht in het verslag te herstellen. Afgezien van een paar onbeduidende politieke uitweidingen zijn wij van mening dat de werkzaamheden zeer verrijkend en vruchtbaar waren en dat de vele rechtstreekse contacten ons hebben geholpen meer inzicht te krijgen in de problemen bij het beheer van de crisis en de talloze gevolgen daarvan.

Er zij aan herinnerd dat de epidemie tienduizenden burgers heeft getraumatiseerd, vooral omdat mond- en klauwzeer in onze herinnering weliswaar te boek stond als een ernstige epidemie, maar niet in die zin dat hele

Page 6: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

10 17/12/2002

regio’s hierdoor zouden kunnen worden vernietigd en dat miljoenen dieren die met grote zorg waren grootgebracht en verzorgd zouden moeten worden afgemaakt. Als gevolg van de nieuwe methoden in de veeteelt en de sterke toename van de veetransporten hebben wij aan deze crisis niet het hoofd weten te bieden, konden wij niet doen wat vijftig jaar geleden werd gedaan, namelijk de besmette bedrijven isoleren. Op het tijdstip dat de epidemie werd ontdekt waren er al te veel besmettingshaarden. Nu kan men achteraf natuurlijk altijd zeggen: “Wij hadden dit of dat moeten doen”, maar men mag niet vergeten dat wij destijds met een crisis geconfronteerd werden en dat er op stel en sprong antwoorden moesten worden gevonden in overleg met instanties, gemeenschappen en bevolkingsgroepen die hierop niet waren voorbereid. Zelfs de deskundigen zijn van mening dat deze crisis dezelfde tragische dimensie zou hebben aangenomen indien zij in een ander Europees land was uitgebroken. De trieste ervaringen in het Verenigd Koninkrijk leidden ertoe dat de overige lidstaten waakzamer werden en beter waren voorbereid op deze epidemie.

Wat moeten wij nu doen? Welke besluiten dient de Europese Unie te nemen? De rapporteur, een aantal van mijn collega’s evenals de commissaris zijn hierop reeds ingegaan. Preventie is natuurlijk een absolute prioriteit, en deze vereist betere voorlichting, permanente opleiding van de veehouders – die niet altijd in staat bleken de ziekte tijdig te ontdekken –, betere traceerbaarheid van de dieren en meer en beter mobiliseerbare diergezondheidsdeskundigen. Waakzaamheid binnen de grenzen van de Europese Unie is van wezenlijk belang, maar wij dienen ook het toezicht op de invoer te versterken, zowel aan de fysieke landsgrenzen als in havens en luchthavens. Aangezien wij ons in het hart van de internationale handel bevinden en de burgers steeds meer reizen, dienen wij ook met deze internationale dimensie rekening te houden.

Wij moeten voorts oplossingen aandragen voor crisissituaties door hierop te anticiperen via de opstelling van betere rampenplannen en door noodvaccinaties te bevorderen wanneer dit mogelijk is, zonder uit het oog te verliezen dat slachten de enige uitweg vormt wanneer besmetting is vastgesteld. Hieraan zou ik willen toevoegen dat wij van de wetenschap oplossingen mogen verwachten, mits wij hiervoor de middelen beschikbaar stellen.

Tot besluit zou ik eraan willen herinneren, in het licht van de scheepsrampen waarvan Europa thans opnieuw het slachtoffer is geworden, dat onze verslagen en al onze goede bedoelingen niets te betekenen hebben wanneer de Europese Unie en de lidstaten niet ten volle hun deel van de verantwoordelijkheid op zich nemen en de door ons gepresenteerde aanbevelingen vlot omzetten. Het wachten is nu op het verslag dat momenteel door de Commissie wordt voorbereid en dat naar wij hopen aansluit bij de conclusies van onze tijdelijke commissie.

Ik wil mijn dank uitspreken aan de rapporteur, de voorzitter en alle collega’s die aan de werkzaamheden hebben deelgenomen, evenals aan de Commissie en alle medewerkers die bij het opstellen van dit verslag waren betrokken.

2-011

Mulder (ELDR). - Ongeveer één jaar geleden werd ik benaderd door de heer Sturdy met het idee een commissie in te stellen om die mond- en klauwzeercrisis te onderzoeken. Ik heb er toen onmiddellijk mee ingestemd en ik ben nog steeds blij dat die handtekeningenlijsten die vervolgens in het Parlement circuleerden de namen droegen van twee leden van de EVP-fractie en van twee leden van de liberale fractie. Ik vind het nog steeds een goed initiatief. Ik heb ook zelden in mijn carrière van europarlementariër meegemaakt dat een commissie overal in Europa zoveel belangstelling wekte als deze commissie. Waar we ook kwamen, in Groot-Brittannië, in Nederland, was de belangstelling overweldigend en ik denk dat het ook een goede zaak is geweest voor het Europees Parlement als zodanig.

Mijn waardering gaat ook uit naar mevrouw Redondo Jiménez als voorzitter, die de commissie bekwaam geleid heeft en naar de heer Kreissl-Dörfler, die het allemaal uitstekend verwoord heeft, niet alleen in zijn verslag maar ook met tactvolle woorden tijdens de vele bijeenkomsten.

Wat zijn de hoofdpunten geweest van de liberale fractie in het afgelopen jaar? In de eerste plaats: voorkomen is beter dan genezen en wij staan sterk achter het punt van betere grenscontroles. Als wij de situatie in de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Australië, Japan, etc... vergelijken met die in Europa dan stellen wij vast dat de controle aan de buitengrenzen van Europa abominabel is. Als ik op een vliegveld aankom is er nauwelijks controle op wat ik mee heb, terwijl dat in andere continenten volkomen anders is. Ik denk dat het essentieel is dat wij deze maatregel in Europa ook toepassen.

Er is ook veel discussie geweest over het al dan niet weer invoeren van preventieve vaccinatie. Ik heb mij daartegen verzet. Er was niemand van de door ons geraadpleegde deskundigen die er vóór was. In het algemeen kun je ook niet veronderstellen dat er één entstof bestaat die een bescherming zal bieden tegen de honderd of zo voorkomende verschillende virussen van mond- en klauwzeer. Het is dus een illusie is te denken dat het dan niet weer zal gebeuren. Ik ben wel sterk vóór ringvaccinatie vanaf het begin en dan tegelijkertijd het consumeren van de producten van alleszins gezonde dieren in de regio ofwel in de Europese Unie. Het valt niet uit te leggen aan het publiek dat gezonde dieren ook afgemaakt moeten worden en ik ben blij dat de Commissie ook al te kennen heeft gegeven dat ze die politiek gaat veranderen.

Wat betreft de financiering: de Commissie is wat karig geweest. Agenda 2000 voorziet per jaar in een bedrag van 41 miljoen euro voor de bestrijding van

Page 7: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 11

besmettelijke dierziekten. De mond- en klauwzeercrisis heeft bijna een miljard gekost. We hadden het geluk dat de euro wat laag stond en dat er overschotten waren op de landbouwbegroting, maar dat kan natuurlijk niet altijd zo doorgaan. Dus is het goed dat de Commissie nadenkt over verzekeringssystemen. Nu we het toch over de Commissie hebben: van alle kanten hebben wij waardering gehoord over de rol van de Commissie in de mond- en klauwzeercrisis.

Dat gezegd hebbende moet ik ook een schaduwzijde even vermelden: reeds vóór de instelling van de Tijdelijke Commissie had de liberale fractie twee amendementen op de begroting 2002 ingediend. Eén over het onderzoek naar markervaccins en één over verzekeringssystemen, met name om de concurrentieverschillen in Europa weg te werken, die erin bestaan dat boeren in het ene land wel moeten betalen voor de uitbraak van besmettelijke dierenziekten en in het andere land niet. Voor zover ik weet, is er nog geen enkel contract getekend, ondanks het feit dat het vandaag 17 december is en dat ik reeds in het begin van dit jaar alle Commissiediensten erop heb gewezen dat de begrotingsautoriteit het had goedgekeurd. Dat is de enige dissonant die ik in dit betoog naar voren moet brengen.

2-012

Fiebiger (GUE/NGL). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, als lid van de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer heb ik grote waardering voor het verslag dat vandaag aan de orde is. De rapporteur heeft het verslag op faire en vaardige wijze tot stand gebracht. Tijdens de vele hoorzittingen bleek iedereen het erover eens dat deze ziekte moet worden bestreden.

Gezien de voortschrijdende mondialisering en liberalisering, die gepaard gaan met een almaar groeiend internationaal handels- en personenverkeer, neemt het risico op verspreiding van mond- en klauwzeer vanuit de getroffen gebieden binnen de Europese Unie toe.

Vroeger kenden we in Europa drie typen mond- en klauwzeer, die door massale vaccinatie met succes konden worden bestreden. Tegenwoordig worden we echter geconfronteerd met vele typen van dit virus. Het probleem is dat vaccinatie, net als bij griep, alleen helpt als de stam van het vaccin grotendeels overeenkomt met de stam van het virus. Profylactische vaccinatie heeft weinig zin, omdat we van tevoren niet kunnen weten welk type mond- en klauwzeer precies wordt verspreid.

Wel zin heeft noodvaccinatie bij het uitbreken van een epidemie, waarbij de stam van het virus uiteraard snel moet worden achterhaald. Hiervoor wordt in het verslag gepleit, maar dit standpunt is omstreden. De huidige stand van de wetenschap biedt echter geen andere mogelijkheid tot adequate bestrijding van epidemieën in de oorsprongsgebieden. Daarbij wil ik onderstrepen dat noodvaccinatie moet dienen om verspreiding van mond- en klauwzeer te voorkomen.

Daarom heeft mijn fractie ook een amendement ingediend om in samenwerking met de FAO-landen een

wereldwijde strategie ter bestrijding van mond- en klauwzeer te ontwikkelen. In de vele gesprekken met veehouders, vertegenwoordigers van de plaatselijke autoriteiten en agrarische organisaties, alsmede met diep verontruste burgers, die aangaven om ethische redenen verontwaardigd te zijn over de gang van zaken, kwam duidelijk naar voren wat er van de politiek wordt verwacht. Bijvoorbeeld dat het gestaag groeiende aantal transporten van levende have op adequate wijze aan banden wordt gelegd. En zeker niet alleen om de dieren te beschermen, maar ook om epidemieën te voorkomen.

De Unie moet in bepaalde gevallen ingrijpen in bestrijdingsstrategieën van individuele lidstaten, temeer daar alle lidstaten tot de gemeenschappelijk interne markt behoren en belangrijke betrekkingen met landen buiten de Europese Unie kunnen onderhouden. Alle lidstaten dienen te kunnen beschikken over voldoende goed opgeleid veterinair personeel om epidemieën te voorkomen en te bestrijden. Noodvaccinatie tegen mond- en klauwzeer en het verdere gebruik van gevaccineerde dieren zijn kwesties die nader wetenschappelijk onderzoek verdienen. Het is onaanvaardbaar om tien miljoen dieren te doden als er ethisch en economisch gezien betere alternatieven komen.

Ten vijfde verwacht ik van de Commissie voorstellen voor een betere rechtsbescherming van de getroffen boeren, zodat de enorme financiële verliezen en vervolgschades in de regio’s kunnen worden gecompenseerd.

Tot slot wil ik opmerken dat ik ook bij de hervorming van het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid graag veel openheid zou willen zien, en niet alleen in de donkerste crisistijden!

2-013

Lucas (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur met zijn uiterst belangrijke verslag. Het is van essentieel belang dat het Parlement een zeer krachtig signaal afgeeft dat bij een eventuele volgende uitbraak inenting een van de allereerste maatregelen moet zijn. Ik ben heel blij dat dit ook de conclusie was van onze commissie. Ik ben ook blij dat wij een wetswijziging steunen die tot gevolg heeft dat er geen automatische prikkel meer is om dieren af te maken in plaats van ze in te enten. Wij moeten onder ogen zien dat in Groot-Brittannië meer dan tien miljoen dieren zijn afgemaakt, waarvan vele onnodig, vanwege de allesoverheersende prioriteit die werd gegeven aan de beperkte economische doelstelling om zo snel mogelijk onze exportstatus terug te krijgen.

Het is volkomen juist dat wij constructieve voorstellen doen voor de manier waarop wij bij toekomstige uitbraken van mond- en klauwzeer moeten handelen. Het is echter ook juist dat wij waar nodig scherpe kritiek leveren op de manier waarop in het verleden op uitbraken van mond- en klauwzeer is gereageerd. Ik ben het dan ook niet eens met de rapporteur als hij zegt dat het onjuist en onterecht is om kritiek te leveren op de

Page 8: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

12 17/12/2002

regering van het Verenigd Koninkrijk. Deze kritiek is gebaseerd op de getuigenissen die wij hebben gehoord, en als wij niet van het verleden leren, is er geen enkele garantie dat wij het in de toekomst beter zullen doen. Het stemt mij triest dat de Britse regering heeft geprobeerd dit verslag af te zwakken, de geschiedenis te herschrijven en het verleden mooier voor te stellen dan het is.

De amendementen van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten zijn in hoge mate gebaseerd op de informatie die alle Britse leden van het Europees Parlement hebben ontvangen van de Britse regering. Hierin staat bijvoorbeeld dat er voor de beschuldigingen van schendingen van de regelgeving inzake dierenbescherming geen bewijzen zijn. Dat is niet waar. Ik wil hen herinneren aan de verklaring die de Britse dierenbeschermingsorganisatie Royal Society for the Prevention of Cruelty to Animals in het kader van het onderzoek van de Britse Nationale Rekenkamer heeft afgelegd en die luidde: “In veel gevallen was er heel duidelijk indirect bewijs dat er sprake was van een overtreding”. De regering beweert dat bij iedere ruiming een veearts aanwezig was. In werkelijkheid hield één veearts vaak toezicht op tien slachtingen tegelijk - een onmogelijke opgave. De regering ontkent dat boeren zijn geïntimideerd in verband met de ruimingen en vraagt om bewijsmateriaal. Wij hebben bewijsmateriaal in overvloed. Ik wil de regering eraan herinneren dat de commissie juist om dat soort informatie te verzamelen naar Knowstone in Devon is gegaan.

De Britse regering beweert dat de lessen die tijdens het onderzoek zijn getrokken, aantonen dat het beleid om mogelijk besmette dieren op naburige boerderijen te slachten doelmatig is gebleken voor het terugdringen van de ziekte. Ook dat is niet waar. De Britse Nationale Rekenkamer heeft aangetoond dat de epidemie al over haar hoogtepunt heen was voordat dit beleid van ruimingen op naburige bedrijven enig effect kon hebben. De regering beweert dat de zogenoemde “firebreak-” of preventieve ruimingen legaal waren. Alweer onjuist. In het nieuwe rampenplan van het Verenigd Koninkrijk wordt heel duidelijk gesteld dat “firebreak-‘ of preventieve ruimingen vereisen dat eerst “een nieuw wetsvoorstel inzake diergezondheid wordt aangenomen”. Dit wetsvoorstel was vorig jaar nog niet aangenomen en er was toen dus nog geen bepaling die voorzag in wettelijk verplichte preventieve ruimingen.

De burgers zouden heel wat meer respect hebben voor deze regering als die zichzelf ertoe kon brengen toe te geven dat zij het probleem verkeerd heeft aangepakt. Dit is belangrijk, want zolang zij dat niet toegeeft, is er geen enkele garantie dat de regering bij een eventuele toekomstige uitbraak niet weer op precies dezelfde manier te werk zal gaan. Ik hoop dat ons verslag een stap in de goede richting betekent in het proces dat ertoe moet leiden dat een dergelijke grootschalige vernietiging nooit meer voorkomt in het Verenigd Koninkrijk of waar dan ook in de Europese Unie.

(Applaus)

2-014

Hyland (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het definitieve verslag dat vandaag voor ons ligt en dat door de tijdelijke commissie unaniem is aangenomen, bevat de resultaten van een bijzonder grondig onderzoek en zeer uitgebreid overleg, met talrijke hoorzittingen en bezoeken aan de getroffen gebieden.

Ik heb mijn hele leven op het platteland gewoond en ik ben altijd actief bij de landbouw en het landbouwbeleid betrokken geweest. Ik ben dan ook zeer begaan met de boeren en hun gezinnen die door de uitbraak zwaar zijn getroffen. In Ierland is ons het ergste nog bespaard gebleven. Dit was niet alleen te danken aan onze geografische ligging, maar ook in niet geringe mate aan de voorbeeldige, zeer ingrijpende voorzorgsmaatregelen die door de Ierse autoriteiten zijn getroffen. Het verslag van vandaag maakt daar ook melding van.

Wij kunnen uit de ervaringen van deze uitbraak heel wat lessen trekken. De rapporteur heeft die op uitstekende wijze voor het voetlicht gebracht en hij heeft laten zien hoe wij de fouten van het verleden in de toekomst kunnen voorkomen. Het doet mij deugd dat de Commissie al die tijd zo goed met de tijdelijke commissie heeft samengewerkt. Ik hoop van harte dat de definitieve aanbevelingen van de tijdelijke commissie heel duidelijk terug te vinden zullen zijn in het aanstaande wetsvoorstel. Ik dring er met klem op aan dat speciale aandacht wordt besteed aan die gebieden waar een gebrek aan middelen is geconstateerd. Ik zie met veel belangstelling uit naar het evaluatieverslag van de Commissie over de vraag of het Voedsel- en Veterinair Bureau in Ierland over voldoende personele middelen en infrastructuur beschikt om zijn taken op de lange termijn doeltreffend uit te kunnen voeren.

Tot slot hoop ik oprecht dat dit langdurige onderzoek tot tastbare resultaten zal leiden. Wij hebben nu voorstellen voor een hele reeks wettelijke maatregelen, en die zullen er zeker toe bijdragen dat de kans op toekomstige uitbraken zo klein mogelijk wordt en, nog belangrijker, dat een eventuele toekomstige uitbraak niet de omvang krijgt die wij vorig jaar hebben gezien.

Zowel de lidstaten als de Commissie hebben op dit terrein duidelijke verantwoordelijkheden. De wetgeving inzake afval van cateringbedrijven, diertransporten, dierenbescherming, toezicht en ziektebestrijding moet goed worden uitgevoerd en gecontroleerd.

Ik sta vierkant achter de maatregelen die leiden tot een verbod op alle invoer van vlees uit landen buiten de EU waar mond- en klauwzeer endemisch is en ik steun ook strengere controles op de illegale invoer van vlees.

2-015

Titford (EDD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, of het nu gaat om een jumbojet die neerstort op een afgelegen Schots dorp, een tanker die strandt op een ecologisch kwetsbare kust, een terroristische bomaanslag of ernstige verstoringen van de openbare orde, de doeltreffendheid

Page 9: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 13

van een reactie op dit soort ernstige gebeurtenissen hangt vrijwel volledig af van een gedegen voorbereiding.

Hetzelfde geldt voor een grootschalige epidemie van een dierziekte die dieren met een grote handelswaarde treft, zoals mond- en klauwzeer. In dit geval had de Commissie echter de wettelijke verantwoordelijkheid op zich genomen om voor te schrijven hoe de plannen van de lidstaten, de zogenoemde rampenplannen, eruit moesten zien. Zij had ook moeten controleren of die plannen in de praktijk ook voldeden.

Daarom kunnen we er niet omheen dat niet alleen de Britse autoriteiten zichtbaar en overduidelijk hebben gefaald, maar dat ook het optreden van de Commissie rampzalig was. Terecht heeft de tijdelijke commissie op dit betreurenswaardige gebrek aan inzet van de Commissie gewezen. Toch mis ik in dit verslag zelfs maar een begin van een verklaring voor het feit dat de Commissie zo duidelijk in haar taak is tekortgeschoten. Ik betreur het dan ook dat de tijdelijke commissie in haar wijsheid heeft besloten de aandacht te vestigen op, en ik citeer, “het uitstekende optreden van de Commissie bij de bestrijding van de crisis” waarop “ook de nationale veterinaire autoriteiten van de betrokken lidstaten nadrukkelijk hebben gewezen”.

Ik stel daarom voor dat de Commissie, voordat zij weer in haar gebruikelijke rol schiet en alle anderen vertelt wat er allemaal niet klopt, haar tijd deze keer eens besteedt aan een onderzoek naar de vraag waarom zij zelf, toen het erop aankwam, zo slecht heeft gepresteerd.

2-016

Souchet (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, het was absoluut noodzakelijk lering te trekken uit de mond- en klauwzeerepidemie die in 2001 in het Verenigd Koninkrijk is uitgebroken, omdat deze in dit land een ongekende omvang heeft aangenomen die vooral te wijten was aan nalatigheid – zowel van de Britse regering als van de Commissie – bij het opstellen van rampenplannen, omdat hiervan een ernstige bedreiging is uitgegaan voor andere Europese landen en ten slotte omdat zij ons eraan heeft herinnerd hoe schrikbarend snel deze ziekte de kop op kan steken en zich kan verspreiden en welke economische verliezen en psychologische drama’s zij met zich mee kan brengen.

Onze commissie heeft haar werk over het geheel genomen goed gedaan. In het verslag-Kreissl-Dörfler wordt met name beklemtoond, en dit is wezenlijk, dat de enorme omvang en de specialisering van de veestapels, de dichtheid van de veestapels in bepaalde regio’s, het verdwijnen van abattoirs in de nabijheid van de bedrijven en de duizelingwekkende toename van het vervoer van levende dieren factoren zijn die bij ontbreken van een beleid van profylactische vaccinatie de verspreiding van een ziekte bevorderen zoals dor hout een bosbrand. Over enige tijd zullen wij ons over de toekomstige oriëntatie van het landbouwbeleid moeten buigen en dan moeten wij dit in ons achterhoofd houden.

Wij moeten zorgen voor een landbouw die harmonieus is verspreid over het gehele grondgebied van de Gemeenschap en de ontwikkeling tegengaan waarbij bepaalde regio’s zich meer en meer toeleggen op specifieke vormen van intensieve veehouderij. Zo is bijvoorbeeld duidelijk dat de afschaffing van de melkquota’s, waar de Europese Commissie voorstander van lijkt te zijn, er zeer snel toe zou leiden dat het melkvee zou verdwijnen uit regio’s die met natuurlijke handicaps kampen (berggebieden, regio’s met veel neerslag) en dat de dichtheid van de veestapels in de vlaktes snel zou toenemen. Wij dienen te waarborgen dat een netwerk van familiebedrijven van menselijke afmetingen gehandhaafd blijft, aangezien dit de beste manier is om mond- en klauwzeer te voorkomen.

De tijdelijke commissie beveelt geheel terecht noodvaccinatie aan als beste maatregel ter bestrijding van een epidemie. Hierdoor kan worden voorkomen dat tot massaslachting moet worden overgegaan, een maatregel die het grote publiek begrijpelijkerwijs diep heeft geschokt en de veehouders zwaar heeft getraumatiseerd. In een wereld waarin honderden miljoenen mensen honger lijden is het onaanvaardbaar dat het vlees van miljoenen gezonde dieren wordt vernietigd, zoals in 2001 het geval was. Door middel van noodvaccinatie kan rond een besmettingshaard een ring worden gecreëerd van gevaccineerde dieren, dieren die eventueel later kunnen worden geslacht, zonder de druk van een noodsituatie, en waarvan het vlees eventueel voor consumptie kan worden gebruikt. Ik betreur derhalve dat de Commissie zich niet moediger heeft opgesteld. Door de vooruitgang op het gebied van de vaccins – vaccins met een breder spectrum, met een langere werking of markervaccins die het mogelijk maken gevaccineerde dieren van besmette dieren te onderscheiden – bestaat thans de mogelijkheid om de lidstaten de vrijheid te geven profylactische vaccinatie, dat wil zeggen preventieve inenting, toe te staan of zelfs verplicht te stellen in regio’s waar het risico van epidemieën het grootst is, zoals voor 1992 het geval was. De lidstaten kunnen de gevolgen van de specifieke risico’s voor hun veestapels zelf het best beoordelen.

Ik betreur eveneens dat in het verslag niet meer vraagtekens worden geplaatst bij de huidige regels die zijn vastgesteld door het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten. Deze regels zijn duidelijk te streng, te beperkend en te dogmatisch waar het gaat om de toekenning van de status van MKZ-vrije zone. Het is duidelijk dat de regelgeving nadrukkelijk in het voordeel is van de landen in de Nieuwe Wereld, die over grote vlakke gebieden beschikken waar de veeteelt veel minder intensief is en waar het risico van verspreiding van een ziekte dus veel kleiner is. Deze regels dienen absoluut te worden bijgesteld.

Mijnheer de Voorzitter, wij zullen met de dreiging van nieuwe uitbraken van MKZ moeten leren leven, omdat permanent nieuwe besmettingshaarden ontstaan. Dit geldt vooral voor Europa, dat omgeven is door landen waar mond- en klauwzeer endemisch is. Vooral Turkije vormt een permanent gevaar, evenals de rest van het

Page 10: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

14 17/12/2002

Midden-Oosten en de Maghreb. Ook in Azië en in Latijns Amerika bevinden zich tal van endemische MKZ-haarden. De globalisering van de handel in levende dieren leidt dan ook automatisch tot een bevordering en accentuering van de globalisering van ziektes en virussen. Derhalve moet de voorkeur worden gegeven aan transporten over korte afstanden, moet worden afgezien van bepaalde ongewenste vormen van extreme specialisatie die leiden tot een forse toename van het vervoer van dieren over grote afstanden, en daarom moet ook worden gestreefd naar bevordering van het fokken en mesten op dezelfde boerderij en van het slachten in de regio van productie. Al deze maatregelen zijn gebaseerd op het gezond verstand; het is de best denkbare manier om de ontwikkeling van nieuwe besmettelijke veeziekten te voorkomen. Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, willen wij de nachtmerrie van 2001 niet nog eens meemaken, dan mogen wij dit niet uit het oog verliezen wanneer wij het over de toekomst van gemeenschappelijk landbouwbeleid zullen hebben.

2-017

Redondo Jiménez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het is net een jaar geleden dat de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer werd ingesteld om toekomstgerichte oplossingen en maatregelen uit te werken voor een probleem dat niet alleen ernstige economische schade aan de Europese veeteeltsector heeft toegebracht, maar bovendien ook aanzienlijke morele schade heeft berokkend aan alle veehouders en in de samenleving in het algemeen veel stof heeft doen opwaaien.

Zoals u zich wellicht herinnert, moest vorig jaar een groot aantal dieren geslacht worden ten gevolge van de grote MKZ-uitbraak in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De genoemde commissie moet er met name voor zorgen dat dergelijke situaties zich in Europa niet meer herhalen.

De commissie heeft tijdens het afgelopen jaar hard gewerkt. Zij heeft advies ingewonnen bij tientallen deskundigen uit alle betrokken sectoren, over economische en veterinaire aangelegenheden, logistieke en politieke kwesties, communautaire en internationale wetgevingsinstrumenten, en zelfs over zaken die slechts indirect met dit probleem te maken hebben, zoals toerisme, goederenvervoer, emotionele aspecten, enzovoorts.

Velen van de genodigden bekleedden sleutelfuncties tijdens de vorige uitbraak en hebben een fundamentele rol gespeeld bij de beheersing van de crisis. Tijdens haar bezoeken aan zowel het Verenigd Koninkrijk als Nederland heeft de commissie echter ook de eigenaars van de getroffen veehouderijbedrijven en de plaatselijke autoriteiten en verenigingen in de gelegenheid gesteld hun standpunt te formuleren. Als voorzitter van deze commissie heb ik bovendien samen met de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, talloze vergaderingen over deze ziekte belegd waaraan deskundigen en

verantwoordelijken uit niet-communautaire landen zoals Paraguay, Argentinië en Brazilië hebben deelgenomen.

Resultaat van al deze werkzaamheden is het verslag dat hier vandaag wordt voorgelegd en in deze plenaire vergadering in stemming wordt gebracht. Het verslag van de heer Kreissl-Dörfler kan in alle fracties op brede steun rekenen. Ik hoop dat ook de overige afgevaardigden van dit Parlement zich in de tekst kunnen vinden, zodat het verslag zonder substantiële wijzigingen bij meerderheid kan worden aangenomen, na goedkeuring van enkele amendementen.

In het eindverslag van de door mij voorgezeten commissie wordt onder meer sterk aangedrongen op de invoering van noodvaccinaties. Dit instrument wordt onontbeerlijk geacht om toekomstige MKZ-uitbraken te bestrijden. Het huidige beleid van de Europese Unie inzake mond- en klauwzeer houdt in dat alle dieren van besmette bedrijven en mogelijk besmette dieren van naburige boerderijen geslacht worden. Deze methode is onhoudbaar. Noodvaccinaties moeten deel uitmaken van een strategie die erop gericht is dieren in leven te houden.

Het huidige non-vaccinatiebeleid is hoofdzakelijk gericht op de politieke en commerciële aspecten van het probleem. Deze aanpak moet gewijzigd worden op internationaal niveau, in het kader van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten en de FAO. Bij het opstellen van de toekomstige beleidsmaatregelen dient ook rekening te worden gehouden met de psychosociale gevolgen van MKZ-epidemieën voor de gehele gemeenschap, de weerslag ervan op allerhande sectoren, zoals het toerisme en de handel, en de sociale en emotionele schok die dergelijke ziekten kunnen teweegbrengen.

De tijdelijke commissie pleit in haar verslag voor noodvaccinaties. Zij verzet zich tegen het gebruik van preventieve inentingen omdat die een averechts effect kunnen hebben op de uitroeiing van de ziekte. Wij beroepen ons daarbij op de wetenschappelijke, technische, economische en commerciële argumenten die de commissaris en wijzelf hier hebben uiteengezet.

Waarde collega’s, een ander belangrijk aspect van de werkzaamheden van de commissie is de invoercontrole. Het Europees Parlement moet streven naar een beleid waarin vleesimporten een nul-risico inhouden. Wij moeten immers garanderen dat in de Europese Unie geen gram vlees uit een derde land wordt binnengehaald dat niet aan de nodige controles is onderworpen. Het Parlement moet deze kwestie zeer ter harte nemen en de Commissie eraan herinneren dat zij niet mag voorbijgaan aan het probleem van de illegale invoer. Vergeet u niet dat de grote voedselcrises altijd hun oorsprong hebben in de niet-naleving van de communautaire wetgeving.

Verder ben ik van oordeel dat wij de Commissie moeten feliciteren met haar snelle optreden, zoals blijkt uit de wetgevingsvoorstellen inzake controle, identificatie,

Page 11: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 15

kwaliteit van producten en vaccinaties die hier door de commissaris zijn aangekondigd. In diezelfde lijn verzoeken wij de Commissie een algemene strategie ter bestrijding van ziekten en zoönosen in de Europese Unie te ontwikkelen.

Op grond van voornoemde redenen roep ik dit Parlement op het onderhavige verslag te steunen. Mijn oprechte felicitaties aan de rapporteur, met wie ik uitstekend heb kunnen samenwerken. Mijn dank ook aan alle leden van de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer voor hun werk, hun constructieve kritiek en hun positieve bijdrage. Verder wil ik de medewerkers van het secretariaat van de commissie van harte feliciteren met hun nauwgezetheid en onvermoeibare inzet. Tot slot moet ik erkennen dat wij er zonder de hulp van onze tolken niet in geslaagd zouden zijn onze werkzaamheden tot een goed einde te brengen.

(Applaus)

2-018

Adam (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de uitbraak van mond- en klauwzeer is in wezen het gevolg geweest van slechte landbouwpraktijken. Varkens werden gevoerd met onvoldoende behandelde spoeling. Dit was een slechte landbouwpraktijk. Zieke varkens werden niet bij de autoriteiten gemeld - een slechte landbouwpraktijk. Schapen in de buurt raakten besmet. Het effect van de slechte landbouwpraktijken werd nog versterkt door domheid, toen varkens die geen fysieke symptomen meer vertoonden maar de ziekte nog wel konden overbrengen, naar een abattoir werden vervoerd, waar vervolgens andere dieren werden besmet. Hierdoor duurde het langer voordat de bron van de uitbraak kon worden vastgesteld. De boerderij waar de uitbraak begon, was zo ernstig besmet dat zij pas na zes maanden veilig kon worden gedesinfecteerd.

Slechte landbouwpraktijken hebben geleid tot een situatie waarin de ziekte zich tegen de tijd dat de uitbraak was bevestigd al had verspreid over 57 boerderijen in zestien graafschappen. Het gevolg was de ergste uitbraak van mond- en klauwzeer die ooit is geregistreerd. Met een uitbraak van deze omvang was in geen enkel rampenplan van welke lidstaat dan ook rekening gehouden.

In het verslag is niet geprobeerd de afschuwelijke gevolgen voor de boeren en de bedrijven op het platteland, het verdriet, de traumatische ervaringen en de financiële klappen te verdoezelen. Anderzijds wordt in het verslag ook ruimschoots aandacht besteed aan de operationele problemen waarmee de regering te kampen heeft gehad. Niemand ontkent dat er fouten zijn gemaakt zowel bij de opstelling als bij de uitvoering van het beleid. Tegelijkertijd toont het “lessons to be learnt inquiry” echter duidelijk aan dat de beslissingen die zijn genomen, gerechtvaardigd waren in het licht van de op dat moment beschikbare informatie. Het sterkste punt van het verslag is wel het punt van de maatregelen die nodig zijn om eventuele toekomstige uitbraken te voorkomen. Vooral de noodzaak van betere

traceerbaarheid en doeltreffende controle op diertransporten is van groot belang.

Dat gezegd zijnde, bevat het verslag helaas ook enkele feitelijke onjuistheden. Deze betreffen de legitimiteit en de doeltreffendheid van de zogenoemde "24/48 hours contiguous cull". Zij betreffen ook de beschuldigingen van overtredingen van de wetgeving inzake dierenbescherming en laksheid bij de naleving van de bioveiligheidsnormen, waardoor de ziekte zich verder kon verspreiden. Er zijn acht amendementen ingediend om deze fouten te corrigeren.

Zoals de voorzitter zo treffend zei tijdens de stemming in de commissie gaat het verslag niet over feiten. Onze belangrijkste getuigenissen zijn afkomstig van horen zeggen en wijsheid achteraf. De realiteit is dat de “contiguous cull” wel degelijk rechtmatig was, zowel krachtens de Britse als krachtens de Europese wetgeving. Ruiming was een cruciaal wapen in de strijd om de ziekte onder controle te brengen. Inenting zou in de Britse situatie niet hebben gewerkt.

De realiteit is dat, dankzij de bewonderenswaardige inzet van ambtenaren, veeartsen, boeren, politieagenten, militairen en vele anderen, de ziekte sneller onder controle is gebracht dan de kleinere uitbraak in het Verenigd Koninkrijk in 1966-68. Dat zijn de feiten.

2-019

Clegg (ELDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik schaar mij achter alle dankbetuigingen die zijn uitgesproken aan het adres van al diegenen die hebben meegewerkt aan deze uitstekende onderzoekscommissie, met name de voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez, en de heer Kreissl-Dörfler, die beiden een voorbeeldige rol hebben gespeeld in het hele proces. Ik wil ook graag een officieel woord van dank uitspreken aan het adres van de talloze mensen in het Verenigd Koninkrijk die tijdens ons onderzoek hebben meegeholpen bij de organisatie van onze bezoeken aan de verschillende delen van het Verenigd Koninkrijk. Voor velen van hen was het toch wel een zware opgave om te werken met dit stelletje europarlementariërs dat plotseling bij hen neerstreek en waarin men elkaar voortdurend, en nog wel in verschillende talen, in de haren vloog. Over het algemeen zijn deze bezoeken echter buitengewoon goed verlopen.

Zoals vele sprekers al hebben gezegd, is dit een verstandig en evenwichtig verslag. De rapporteur zegt precies waar het op staat en behandelt precies de goede onderwerpen, in het bijzonder inenting en invoercontroles. Het verslag bevat een aantal zeer duidelijke aanbevelingen over wat wij in het afschuwelijke maar bepaald niet ondenkbare geval van een volgende uitbraak wel en wat wij vooral niet moeten doen. Het is duidelijk dat het verslag op beide punten al van invloed is geweest op de beleidswijziging die wij momenteel in het Verenigd Koninkrijk zien. Ik ben het met de opmerking van de heer Sturdy en anderen eens dat zeker in het Verenigd Koninkrijk vooral op het punt van de invoercontroles nog steeds te traag wordt

Page 12: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

16 17/12/2002

gereageerd. Voor deze belangrijke taak zijn onvoldoende middelen beschikbaar gesteld.

Ik zie dat de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten en de rapporteur enkele amendementen hebben ingediend om de reputatie van de regering van het Verenigd Koninkrijk te beschermen. Ik wil mijn collega’s echter aanraden om niet zo teergevoelig te zijn. De onafhankelijkheid van een onderzoekscommissie als deze brengt nu eenmaal met zich mee dat er kritische opmerkingen worden gemaakt. Eerlijk gezegd vind ik dat de regering zelf die onafhankelijkheid doelbewust uit de weg is gegaan door te weigeren in het Verenigd Koninkrijk een openbaar onderzoek in te stellen.

Sommige amendementen die opnieuw zijn ingediend, zijn mijns inziens domweg onjuist. Ik noem een willekeurig amendement, waarin wordt gesteld dat er geen bewijzen zijn dat zich problemen in verband met de gezondheid of het milieu hebben voorgedaan ten gevolge van massagraven van kadavers in het zuidwesten. Ik zou mijn collega’s willen uitnodigen om bijvoorbeeld net als ik de begraafplaats in Viridor bij Kingsteignton in het zuidwesten te bezoeken en dan terug te komen en mij met droge ogen te vertellen dat er volgens hen geen sprake is van gevolgen voor de gezondheid of het milieu. Als zij met ook maar één bewoner daar spreken, zullen zij inzien wat een dom amendement dit is.

Tot slot wil ik de aandacht van de collega’s speciaal vestigen op paragraaf 128 van het ontwerpverslag. De Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij zal om een stemming in onderdelen vragen omdat zij de laatste zin van deze paragraaf wil schrappen. Deze laatste zin suggereert dat eventuele schadeloosstelling voortaan geheel afhankelijk moet zijn van de vraag of de ontvanger zich voldoende heeft verzekerd. Wij vinden het van groot belang dat er onderzoek wordt gedaan naar de haalbaarheid en de voor- en nadelen van verzekeringsstelsels, maar wij vinden het niet juist om op dit moment iedere schadeloosstelling voortaan automatisch afhankelijk te stellen van de vraag of iemand al dan niet voldoende verzekerd is.

2-020

Patakis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag worden weliswaar specifieke details vermeld in verband met de mond- en klauwzeercrisis in Groot-Brittannië en andere landen, maar volgens ons zijn de uitbraak en de verspreiding van deze ziekte een logisch gevolg van een hele reeks factoren. De eerste factor is de ongeremde vrijheid, of liever gezegd de bandeloosheid die zo kenmerkend is voor het veevervoer en het vervoer van dierlijke producten in de gehele wereld en die een gevolg is van de mondialisering. De mondialisering is een absolute eis van het grootkapitaal, omdat het daarmee gemakkelijker winst kan maken. De tweede factor is de feitelijke afschaffing van de grensoverschrijdende veterinaire controles op het veevervoer tussen de lidstaten van de Europese Unie. Er wordt bijna geen controle meer uitgeoefend op het veevervoer tussen de verschillende landen en daardoor

kunnen gevaarlijke dierenziektes zich gemakkelijk verspreiden. Daar komt echter nog een derde factor bij: de ontmanteling van de veterinaire overheidsdiensten, de inkrimping van het veterinair personeel en meer in het algemeen de geringe waarde die wordt gehecht aan de controlediensten van de overheid. Alles is een gevolg van het feit dat het grootkapitaal de grensoverschrijdende controle en de controle binnen de lidstaten tot een minimum beperkt wil zien. Controle is immers een hinderpaal voor snel veevervoer en bijgevolg voor snelle winst.

Dan is er nog een laatste factor die niet geheel vreemd is aan bovenstaande ontwikkelingen: het veevoer, waarop evenmin controle wordt uitgeoefend. Daardoor kon de mond- en klauwzeerziekte zich ook zo snel verspreiden. Dit is absoluut geen onbelangrijke factor, zoals ook al eerder is gebleken bij andere aan diervoer gerelateerde crises in de Europese Unie, zoals bij de dioxinekippen en de gekkekoeienziekte.

Wij koesteren geen illusies en weten zeker dat dergelijke crises en gevaren voor de veestapel en de volksgezondheid zich zullen blijven voordoen zolang winst de enige maatstaf is en de multinationals en de andere kapitalistische ondernemingen in deze sector de dienst blijven uitmaken in de productie, het vervoer en de handel. De structurele en andere maatregelen die worden genomen hangen als los zand aan elkaar en sorteren enkel effect zolang er geen nieuwe crisis uitbreekt. Er is op de lange termijn maar één uitweg, maar één oplossing die geen bedreiging vormt voor de landbouw van onze landen en niet leidt tot de vernietiging van veeteeltbedrijven, en dat is de afschaffing van de kapitalistische winst in de productie en de vaststelling van toereikende grenscontroles en andere controlemaatregelen, hoezeer de multinationals - die verantwoordelijk zijn voor de afschaffing daarvan - daar ook tegen gekant zijn.

2-021

Wyn (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen zeggen dat de commissie bijzonder dankbaar is voor het feit dat wij dit onderzoek hebben kunnen uitvoeren. Wij weten allemaal dat het besluit om een onderzoek in te stellen aanvankelijk nogal wat moeite heeft gekost. De Britse regering verzette zich ertegen en was ook bezorgd dat het veel te lang zou gaan duren. Zij vond zes maanden wel voldoende. Wij zouden echter nooit hebben bereikt wat wij hebben bereikt als wij niet twaalf maanden de tijd hadden gekregen. Dat was voor ons van cruciaal belang om onze taak te kunnen volbrengen.

Wat de kwestie van de zogenoemde “3 km cull” betreft, zijn in mijn eigen land, Wales, op ongeveer 700 boerderijen alle dieren geruimd. Op slechts zestig daarvan was de aanwezigheid van mond- en klauwzeer bewezen. Ik zeg dit met nadruk omdat de socialistische fractie in sommige amendementen beweert, en ik citeer hun toelichting: “ Er was geen bewijs dat de regelgeving inzake de dierenbescherming in meer dan een handjevol gevallen is geschonden”. Als op deze schaal dieren zijn

Page 13: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 17

geruimd zonder dat de ziekte op basis van bloedtests was bewezen, was daar sprake van duidelijke en flagrante schendingen van de regelgeving inzake de dierenbescherming, en wel op grote schaal.

Ik ben teleurgesteld over de weigering van de heer Byrne om profylactische routinevaccinaties in de toekomst toe te staan of om er zelfs maar onderzoek naar te doen. Dit is des te vreemder op een moment waarop de Commissie advertenties heeft geplaatst in de landbouwbladen, die in het Verenigd Koninkrijk dagelijks en wekelijks verschijnen, waarin zij allerlei routinevaccinaties aanprijst ter bestrijding van een groot aantal epidemieën en ziektes.

Wat de kwestie van de rechtmatigheid van het ruimingsbeleid in het Verenigd Koninkrijk betreft, kunnen wij het absoluut niet eens zijn met de stelling dat deze ruimingen een rechtsgrondslag hadden. Die was immers slechts gebaseerd op twee uitspraken van Britse rechtbanken. In de toekomst moeten er fatsoenlijke rampenplannen komen. Het is bepaald schokkend dat de Britse regering indertijd geen afdoende getest rampenplan klaar had liggen.

Ik betwijfel ook sterk of er wel voldoende overleg is geweest met de maatschappelijke organisaties en of er voldoende simulatieoefeningen zijn uitgevoerd om te kunnen garanderen dat wij, als er morgenochtend weer een uitbraak zou zijn, allemaal weten wat ons te doen staat. Bij de epidemie in het Verenigd Koninkrijk was sprake van een lange lijst van fouten. In regio’s als die van mijzelf had men absoluut geen idee hoe men de situatie moest aanpakken. Ook ontbraken de bevoegdheden om die taak effectief te kunnen uitvoeren. In het belang van alle gemeenschappen overal in Europa is het van het essentieel belang dat wij ervoor zorgen dat niet weer dezelfde fouten worden gemaakt.

2-022

van Dam (EDD). - Mijnheer de Voorzitter, eind december maak je de balans op: wat ging dit jaar goed, wat ging fout, wat moet beter. Soms concludeer je dan: had ik maar…. Na een jaar Tijdelijke Commissie MKZ kom ik tot de conclusie: hadden we in 1991 maar nooit ingestemd met het non-vaccinatiebeleid!

De kosten van dat beleid zijn ver onderschat. Maar nog erger is dat het non-vaccinatiebeleid met de bijbehorende ruimingen bij een uitbraak niet voldoet aan enige ethische toets. Voorzitter, Noach´s ark was niet vol met productiefactoren, maar met schepselen. Als rentmeesters van de schepping dienen we ons dat terdege te realiseren.

Partijen die een dergelijke toets niet wensen, zouden electoraal afgerekend moeten worden op de gevolgen van een MKZ-uitbraak. Dat gaat om veel verdergaande gevolgen dan alleen economische. De bestrijding van de MKZ-crisis een veterinair succes noemen, zoals uit de liberale hoek voorgesteld, is buiten alle proporties.

De bestrijding van MKZ wás geen succes, noch veterinair, noch economisch, noch communicatief. Het verslag erkent dat. Een uitzondering vormt een zinsnede over Friesland, waar volgens de ontwerptekst de betrokkenheid van de regionale deskundigen optimaal was. Feit en fictie zijn daar verward. Een amendement dat ik met de collega´s Maat en De Roo indiende tracht de feitelijkheid van de tekst te herstellen.

Preventieve vaccinatie heeft jarenlang de veestapel beschermd. Het argument dat vaccinatie geen zin heeft vanwege de hoeveelheid variëteiten van het MKZ-virus, is even steekhoudend als beweren dat een griepprik bij mensen niet helpt. En als we de werkelijke kosten van het non-vaccinatiebeleid in ogenschouw nemen, rest maar één conclusie: preventieve vaccinatie is niet alleen de meeste ethische maar ook de meest economische oplossing.

Ik sluit af met complimenten aan de rapporteur voor zijn moedig, helder en waardevol verslag.

2-023

Maat (PPE-DE). - Voorzitter, allereerst zou ik de rapporteur hartelijk willen danken en ook de voorzitter van de commissie, mevrouw Redondo Jiménez, want zij komen beiden uit landen waar geen MKZ is geweest en zij hebben toch kans gezien met grote betrokkenheid bij dit onderwerp tot dit verslag te komen. Hetzelfde geldt ook voor ons secretariaat, want ons werk als tijdelijke commissie bestond voor een belangrijk deel juist in het bezoeken van mensen die getroffen waren. Zonder de enorme inzet van ons secretariaat hadden wij dat niet kunnen doen en dat betekent dat deze commissie ook een aparte plaats bekleedt in het werk van dit Parlement.

Voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez sprak woorden naar mijn hart. Zij zei: de huidige politiek is een politiek die te veel gericht is op politieke en economische waarden en te weinig op menselijke waarden als je kijkt naar de MKZ en je moet op dat punt proberen toch een andere koers te varen. Ik ben het van harte met haar eens en ik kan het ook zeggen namens de inwoners van de getroffen gebieden in mijn land: de Veluwe en Friesland, die met heel veel waardering hebben kennis genomen van het feit dat ook de collega's van het Parlement deze gebieden hebben bezocht en naar hen hebben geluisterd. Ze hebben een gevoel dat daarmee de Europese democratie werkelijk tot waarde is gekomen. Dat lijkt me essentieel, ook met het oog op de komende verkiezingen in 2004.

Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat wij een ramp hebben gehad waarbij 7 miljoen dieren vernietigd zijn, er een economische schade was van meer dan 10 miljard euro en dat in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld rond Carlysle, op dit moment nog veel meer mensen antidepressiva gebruiken dan voorheen. Zo groot is die impact. Ik noem nog even het verhaal van de school in Oene, waar schoolprestaties op een basisschool terugliepen. Dat geeft aan welke impact deze crisis op mensen heeft gehad. Dat betekent dat wij, als wij Europese burgers serieus willen nemen, het beleid

Page 14: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

18 17/12/2002

moeten veranderen. In die zin ben ik blij dat in ieder geval commissaris Byrne heeft aangegeven dat hij dat ook inziet. Maar het is essentieel dat wanneer wij niet overgaan tot algemene vaccinatie, ringvaccinatie standaard gaat worden bij een uitbraak, zoals de Commissie heeft gezegd en dat ook na ringvaccinatie de betrokken bedrijven dezelfde behandeling krijgen als ware er geruimd. Dat betekent dat het gebied niet langer dan drie maanden wordt afgesloten en een goede afzet van de producten. Dat is heel essentieel wil een toekomstig beleid slagen. Dat betekent ook een zware verantwoordelijkheid voor de Commissie, namelijk dat zij met de voorstellen die ze wellicht morgen zal presenteren er niet omheen kan dat zij op dit punt ook binnen de OIE tot andere regels moet zien te komen om met name die termijnen gelijk te trekken en ervoor te zorgen dat producten van gevaccineerde dieren gewoon kunnen worden afgezet, omdat dat niets te maken heeft met voedselveiligheid maar alles met ethisch handelen in de landbouwpolitiek.

Voorzitter, ik heb al aangegeven dat deze commissie geprobeerd heeft Europese burgers een stem te geven in de Europese politiek. Als commissie hebben wij geprobeerd in ieder geval de crisis een gezicht te geven, te tonen wat mensen is overkomen, wat dieren is overkomen en te laten zien dat dat politiek relevant is. Voorzitter, wat dat betreft, kijk ik uit naar het nieuwe debat over de voorstellen van de Commissie. Commissie en Raad hebben een zware verantwoordelijkheid. Zij kunnen het Parlement op dit verslag niet bruuskeren. Zij moeten dit verslag in hun beleid overnemen, anders hebben we opnieuw een probleem wat de democratie betreft in Europa.

2-024

Corbey (PSE). - Allereerst mijn oprechte dank aan mijn collega Wolfgang Kreissl-Dörfler. Hij heeft prachtig werk geleverd en zijn objectiverende houding maakt het mogelijk politieke tegenstellingen te overbruggen. De MKZ-crisis heeft diepe sporen nagelaten, de ruimingen hebben verdriet opgeleverd in talloze families maar hebben ook geleid tot publieke verontwaardiging en woede, soms een machteloze woede tegenover autoriteiten. Een woede ook tegen Europa, dat inenten van vee in de omgeving van getroffen boerderijen in de weg stond.

Het Europees Parlement komt vandaag met een doortimmerd standpunt, een standpunt waar ik helemaal achter kan staan. Ja, we zijn tegen onnodig ruimen van gezonde dieren. Ja, we willen vaccineren in geval van MKZ-uitbraak. Ja, we moeten supermarkten zo ver krijgen dat ze het vlees van gevaccineerde dieren gewoon verkopen. Ja, er moeten noodplannen komen. We moeten een wereldwijde dimensie aanbrengen en er moet een duidelijk standpunt komen uit het OIE en er moet een goede controle op luchthavens en op importen komen. En ja, we moeten de sector structureel gezond maken, geen krakkemikkig transport, goede hygiëne en geen subsidiebeleid dat transportbewegingen overmatig stimuleert, en er moeten altijd goede controles zijn. Met al deze punten ben ik het volledig eens. Maar we kunnen

het hierbij niet laten. Een politieke wensenlijst volstaat niet. Zolang het Europees Parlement geen zeggenschap heeft op het gebied van landbouw, bestaat het risico dat onze resolutie een papieren tijger blijft. Als we deze resolutie niet combineren met een stevige inzet in de Conventie, dan is het allemaal verloren moeite. Erger nog, dan hebben we verkeerde verwachtingen gewekt en geven we voer aan nieuwe euroscepsis.

De MKZ-crisis in 2001 was in Nederland een soort voorbode van de politieke aardverschuiving in 2002. We moeten ook in ieder geval de politieke les leren. Het vertrouwen in de politiek liep een stevige deuk op. Een belangrijke reden was dat de politieke verantwoordelijkheid onduidelijk bleef, want wie was er eigenlijk verantwoordelijk voor het non-vaccinatiebeleid? Was het de regering, was het de EU, het Internationaal Bureau voor besmettelijke ziekten? Het was allemaal niet duidelijk. De ministers verwezen naar de EU, de EU-commissarissen verwezen naar de nationale regeringen en naar het OIE. Voor de burger was het ingewikkelde bouwwerk van verantwoordelijkheden nauwelijks inzichtelijk en dat leverde het beeld op van politici die wel standpunten innemen maar zich vervolgens liefst verschuilen achter anderen. Politici die de verantwoordelijkheid doorschuiven naar anderen, maken de politiek ongeloofwaardig. Dit zwartepietenspel heeft zich met kracht tegen Europa gekeerd. De honderden boze brieven en boze e-mails waren signalen van een menselijke maar ook van een interinstitutionele tragedie. Een volgende MKZ-uitbraak mag nooit meer leiden tot een massale slachting van vee. Daar moeten we de komende tijd massaal op inzetten. Daarvoor is een MKZ-beleid nodig waarbij verantwoordelijkheden duidelijk vastliggen, regionaal, nationaal, Europees en internationaal. Parlementen moeten erbij betrokken zijn. Ons doel moet een MKZ-beleid zijn dat niet anoniem is. Verantwoordelijkheden voor keuzes en voor naleving moeten duidelijk vastliggen en het is onze taak daarover te communiceren. Ik hoop dat dit verslag hiertoe een bijdrage kan zijn en dank nogmaals de rapporteur.

2-025

Busk (ELDR). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de voorzitter van de commissie, mevrouw Redondo Jiménez, en de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, voor hun voortreffelijk werk. Helaas heeft dit werk geen duidelijk alternatief voor het huidige non-vaccinatiebeleid opgeleverd. Er is duidelijk gebleken dat er geen vaccins noch laboratoriumcapaciteit zijn en dat geen enkele van de elementen die nodig zijn om af te kunnen stappen van het non-vaccinatiebeleid aanwezig is. Met andere woorden: als er besloten wordt te gaan vaccineren, dan is dit een politiek besluit en geen besluit dat gestaafd kan worden met wetenschappelijke en veterinaire argumenten.

Ter afsluiting wil ik nog iets zeggen over de gevolgen voor het handelsbeleid. De reacties waren zeer duidelijk. Wanneer er een MKZ-uitbraak is, sluiten derde landen hun grenzen voor de invoer van vers vlees uit de gehele Unie. De Commissie moet eisen dat derde landen, vooral

Page 15: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 19

de VS, aanvaarden dat de Unie uit lidstaten en uit regio's bestaat, zeker na de uitbreiding in 2004. Indien in een lidstaat of een regio mond- en klauwzeer uitbreekt, is het niet nodig alle import van vers vlees uit de gehele Unie stop te zetten. Integendeel, indien men dat doet, geraakt het evenwicht tussen vraag en aanbod verstoord. Daarom verzoek ik de Commissie opnieuw te gaan onderhandelen over de bestaande overeenkomsten, die nu veel te vaag zijn. Tegen de tijd dat zich opnieuw een MKZ-crisis voordoet, moeten de nieuwe overeenkomsten afgerond zijn, vooral die met de VS, opdat de export vanuit de lidstaten die niet door de MKZ-crisis getroffen zijn, gewoon kan doorgaan.

2-026

Meijer (GUE/NGL). - Voorzitter, mond- en klauwzeer is niet door menselijke fouten ontstaan zoals de gekkekoeienziekte BSE, maar een vanouds bekend natuurverschijnsel. Vroeger vond men het normaal dat vrijwel iedere koe er een keer door werd getroffen en daarmee immuniteit opbouwde. Later hebben mensen die besmettelijke, kostbare, smerige en voor het vee pijnlijke ziekte geprobeerd definitief uit te bannen door middel van inentingen. Zonder doorgedreven mondialisering en wereldmarkt zou die ziekte en de manier waarop mensen denken deze te kunnen bestrijden nooit zoveel aandacht hebben getrokken.

De rijke Amerikaanse markt wil geen vlees van dieren die ziek zijn geweest. Alleen omdat we zulke dieren zonder markervaccin niet goed kunnen onderscheiden van ingeënte dieren is men erop gaan vertrouwen dat de ziekte zo langzamerhand wel uitgeroeid zou raken. Net zoals men dat dacht van de mensenziekte tuberculose. Exportbelangen zijn in de plaats gekomen van dierenwelzijn en mensenslimheid. Helaas is die fout niet alleen gemaakt door een aantal bedrijven of hele lidstaten maar ook door de Europese Unie als geheel.

De lidstaten en onze boeren worden sinds tien jaar van bovenaf gedwongen om mee te werken aan iets dat onverstandig en onaanvaardbaar is. Vrijwel niemand had verwacht dat bij de jongste uitbraak in Engeland en Nederland omvangrijke massaslachtingen van gezond vee nodig zouden zijn om te bewerkstelligen dat er in de hele omgeving geen dieren meer aangetroffen worden die nog besmet kunnen worden. Zelfs zeldzame en exotische dieren of de speeldieren voor plattelandskinderen werden verplicht gedood. Terecht hebben veel mensen een overheid die hiertoe dwingt voor gek verklaard en het vertrouwen opgezegd. Tot nu toe hebben de ministers van Landbouw en de Europese Commissie weliswaar toegegeven dat het in de verre toekomst misschien anders kan, maar de koers is nog steeds niet helemaal omgegooid. Vaccinaties worden hoogstens gezien als tijdelijke noodmaatregel voor gezond vee dat men niet snel genoeg kan vernietigen. Zoals vaak is de regeermacht dommer dan de menselijke samenleving als geheel. Dus protesteren velen. Het is de taak van dit Parlement om definitief een eind te maken aan het wanbeleid van preventief ruimen en de mogelijkheid van preventief inenten niet definitief af te snijden. Ik dank u

2-027

De Roo (Verts/ALE). - Voorzitter, mond- en klauwzeer is een zeer besmettelijke ziekte voor ons vee, maar absoluut ongevaarlijk voor de mens. Ik kom uit Nederland waar onze koeien meer dan zestig jaar preventief geënt zijn. Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland kennen deze traditie niet. Zij hebben na hun toetreding tot de Europese Unie twintig jaar lang gelobbyd om preventief enten in Europa af te schaffen. Helaas is ze dat gelukt. De exportbelangen zijn boven alles gesteld. De vreselijke gevolgen voor de dieren, de boeren, de hobbyboeren, de toerismesector, kortom de hele maatschappij, hebben we gezien zowel in Groot-Brittannië als in Nederland.

Het voorstel van de tijdelijke commissie is om nu ringvaccinatie gemakkelijker te maken. Dat is een goed idee. Het voorstel is ook om de supermarkten te verplichten om in de toekomst gevaccineerd vlees te verkopen. Dat laatste riekt naar planeconomie en zal niet werken. Nederland produceert veel meer vlees dan de Nederlanders zelf kunnen opeten. Wat nodig is, is een terugkeer naar preventief enten. Tenminste voor die landen, zoals Nederland, die dat willen. Nieuwe technieken zoals het markervaccin maken het mogelijk om het verschil uit te wijzen tussen een ziek dier en een dier dat geënt is. Dat betekent dat zelfs de heilige export overeind kan blijven. Het is mij een raadsel waarom de meerderheid van het Parlement deze weg niet zou kiezen.

Dit verslag is voor mij daarom slechts een halve stap in de goede richting. Desondanks zijn halve stappen in de goede richting beter dan helemaal geen stappen en ik zal voor het verslag stemmen. Maar het moet mij van het hart dat ik het heel erg jammer vind dat met name onze landbouwcollega's het belang van de directe export boven alles hebben gesteld.

2-028

Esclopé (EDD). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de mond- en klauwzeercrisis behoort gelukkig tot het verleden, maar de nasleep ervan houdt ons nog steeds bezig. Wij moeten nu eerst proberen inzicht te verkrijgen in de achtergronden. Helaas beschikken wij tot op heden alleen maar over hypotheses, zowel wat betreft de oorsprong van de besmetting als ten aanzien van de factoren voor de verspreiding van de ziekte. Desalniettemin kunnen wij al een eerste les trekken, namelijk dat een beleid van nabijheid essentieel is. Dit betekent dat alle fases van de verschillende productieprocessen dichter bij elkaar moeten worden gebracht, maar ook dat openbare diensten op plaatselijk niveau moeten worden gehandhaafd. Zo kan worden voorkomen dat dieren moeten worden vervoerd, hetgeen bij deze crisis kennelijk een belangrijke rol heeft gespeeld. Het lijdt geen twijfel dat een dergelijke massale slachting niet nog een keer mag plaatsvinden.

Het verslag bevat voorstellen die wij zullen steunen: herziening van de rampenplannen in overleg met alle betrokken partijen, opleiding, doelmatige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en versterking van de

Page 16: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

20 17/12/2002

middelen voor onderzoek naar markervaccins. In de preventieprogramma’s dient ook rekening te worden gehouden met het behoud van de genetische bronnen. Voor wilde diersoorten en met uitsterven bedreigde rassen moet worden voorzien in specifieke beschermingsmaatregelen.

Tot besluit zij erop gewezen dat deze programma’s slechts effect zullen sorteren indien adequate compensatie gewaarborgd is.

2-029

VOORZITTER: DE HEER FRIEDRICHOndervoorzitter

2-030

Parish (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was een van degenen die erop hebben aangedrongen om deze tijdelijke commissie in te stellen en daarom wil ik graag Voorzitter Cox persoonlijk bedanken voor zijn onschatbare hulp, en ik wil tevens alle leden bedanken die dit verslag en deze commissie tot een groot succes hebben gemaakt. Ik wil met name de heer Kreissl-Dörfler bedanken voor zijn enorme inspanningen, zijn bereidheid tot luisteren en zijn objectieve aanpak.

Door onze bezoeken aan het Verenigd Koninkrijk en Nederland hebben we naar de getroffenen zelf kunnen luisteren. Het Europees Parlement heeft een document afgeleverd waar mijn eigen parlement in Westminster zich niet aan heeft willen wagen. Dit document is een objectief en evenwichtig verslag van de verschrikkelijke verwoesting en het verschrikkelijke leed die deze ziekte in mijn land heeft teweeggebracht. We mogen niet vergeten dat mond- en klauwzeer zich niets aantrekt van grenzen. Dit kwaad had in elk Europees land de kop kunnen opsteken en kan nog steeds op elk moment opnieuw toeslaan.

Als we naar de situatie in het Verenigd Koninkrijk kijken, kunnen we stellen dat de Britse regering het bij het verkeerde eind had. De heer Adam probeert dan wel, zoals gebruikelijk, alles op de boeren af te schuiven - volgens hem waren de boeren verkeerd bezig - maar was het niet zo dat de regering fout zat? Het valt niet te ontkennen dat er fouten zijn gemaakt. Dat is iets wat de Britse boeren nog wel kunnen accepteren - fouten maken we allemaal. Wat niet acceptabel is, is dat deze regering nog steeds weigert te erkennen dat ze fout zat en nog steeds geen verontschuldigingen wil aanbieden aan de getroffenen. Kijkt u maar naar de amendementen van de heer Adam en naar de recente verklaringen van de Britse regering. Ze hebben niets geleerd!

Deze ziekte heeft niet alleen boeren getroffen, maar ook hotels en toerisme, slagers en handelaren in heel Europa. We mogen niet toestaan dat er nog een keer tien miljoen dieren moeten worden afgemaakt.

Ik ben blij dat dit verslag praktische en uitvoerbare aanbevelingen bevat voor het vaccineren van dieren in de toekomst. Ons bezoek aan Nederland heeft laten zien hoe groot de voordelen van noodvaccinatie zijn. Hierdoor is het niet nodig om massaal kadavers te

verbranden of te begraven, zoals kenmerkend was voor de aanpak die de Britse regering volgde. Die moeilijk te vergeten beelden moeten in onze herinnering blijven als waarschuwing voor wat er kan gebeuren als we geen lering trekken uit onze ervaringen met deze verschrikkelijke ziekte.

Het verheugt mij dat dit verslag plannen voor de toekomst bevat. Het is cruciaal dat we over een uitvoerbaar en effectief rampenplan beschikken. Met dit verslag komen we een heel eind in de richting van een positieve aanpak voor heel Europa. De Europese Commissie heeft eendrachtig samengewerkt met de tijdelijke commissie en het is geen toeval dat zij morgen met voorstellen voor de toekomst komt. Ik wil graag de medewerkers van commissaris Byrne bedanken voor hun inspanningen.

Ik wil nog een laatste verzoek richten tot de Britse regering: luister goed en neem dit verslag ter harte, opdat we goed voorbereid de toekomst tegemoet gaan. Het leed dat vorig jaar door de MKZ-crisis is teweeggebracht was eenvoudigweg onaanvaardbaar en zoiets mag nooit meer gebeuren.

Ik hoop dat u allen dit verslag en de daarin voorgestelde maatregelen zult steunen. De boeren en de plattelandsgemeenschappen van Europa hebben er recht op te weten dat ze worden gewaardeerd. Ze hebben er recht op te weten dat de politici van Europa voor hen klaarstaan. Ik reken op uw aller steun.

(Applaus)

2-031

Whitehead (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geen van de leden van de tijdelijke commissie zal ooit de gevolgen vergeten van de enorme MKZ-crisis van 2001. Toen we op werkbezoek waren in het land, hebben we gesproken met de slachtoffers: met boeren die niet schadeloos konden worden gesteld, met boeren die wel een vergoeding hebben ontvangen, die nieuw vee konden kopen en opnieuw konden beginnen, hopelijk op basis van een evenwichtigere en minder intensieve bedrijfsvoering, en met hen wier leven drastisch was veranderd, mensen wie de dromen, zoals de heer Sturdy opmerkte, afgenomen waren.

Ik zou het graag op alle punten met dit verslag eens zijn en ik verwelkom de poging van de rapporteur om, zoals de commissaris zei, een evenwichtig, duidelijk en op de toekomst gericht verslag op te stellen. Wat moet het vertrekpunt zijn? Dat moet de uitbraak zelf zijn, dat moeten de feitelijke gebeurtenissen zijn en dat moet het beantwoorden van de schuldvraag zijn.

Een evenwichtig verslag is een verslag waarin alle verantwoordelijken een deel van de schuld op zich nemen, met inbegrip van de Britse regering. Ik wil het Parlement er graag op wijzen dat er alleen al in het Verenigd Koninkrijk vijf verschillende rapporten zijn opgesteld, twee door lokale overheden van gebieden die ernstig door de crisis waren getroffen. Er zijn ook

Page 17: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 21

rapporten opgesteld door de National Farmers Union en andere partijen die betrokken waren bij de hele tragedie. Dus het is pertinent onjuist om te beweren dat we hier nu voor het eerst naar kijken. De heer Kreissl-Dörfler heeft een objectief verslag opgesteld, waarin wordt getracht op een zuivere manier om te gaan met de schuldvraag en met verantwoordelijkheden. Ik vind het jammer dat een aantal van de ingediende amendementen haaks staat op dat streven.

We moeten niet met wijsheid achteraf komen. We moeten niet met drogredenen komen en wetsbepalingen aanvoeren die zogenaamd zijn overtreden. Als ik mevrouw Lucas hoor praten, moet ik denken aan een Russische historicus die ooit tegen me zei dat het mooie van het verleden is dat alles daar voortdurend verandert. Je weet nooit wat er gaat gebeuren. Hier wordt het verleden herschreven. Dat is niet goed. Sommige beweringen in het verhaal van mevrouw Lucas waren feitelijk onjuist en horen helemaal niet in dit verslag thuis.

Ik kijk liever vooruit. Ik spreek graag een woord van waardering uit voor anderen die tot nu toe niet zijn genoemd in dit debat, dat gekenmerkt wordt door beschuldigingen over en weer. In de eerste plaats de meer dan d buitenlandse veeartsen die naar het Verenigd Koninkrijk kwamen om ons te helpen de uitbraak het hoofd te bieden. Verder de boeren, de ambtenaren en de politiemensen die in maart en april een vreselijke periode doormaakten voordat we wisten waar en hoe we moesten ingrijpen.

Laten we vooruit kijken: naar inspecties, het vervoer van dode of levende dieren, een nieuwe kijk op verschillende soorten landbouw, gebaseerd op verantwoordelijkheden en lessen uit het verleden - ja, ook de les van objectiviteit die de heer Kreissl-Dörfler en de voorzitster onze commissie hebben trachten bij te brengen en waardoor de meesten van ons, zij het mogelijk niet iedereen, zijn overtuigd.

Tot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die op dit debat reageert. Het gaat in wezen niet uitsluitend om de gezondheid van dieren, maar ook om de gezondheid en het welzijn van de mens.

2-032

Davies (ELDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik als afgevaardigde uit Cumbria - het gebied in Europa dat het zwaarste door deze ziekte is getroffen - twintig maanden terugdenk, komt bij mij de herinnering boven aan het leed van boeren die in veel gevallen hun dieren afgemaakt zagen worden - ook al was niet bewezen dat ze besmet waren - en met name het leed van hen die leefden van het toerisme in het Lake District. Maar al te vaak was er totaal geen aandacht voor de noodkreet van deze mensen, die voor hun inkomen afhankelijk waren van toeristen en wier bijdrage aan de economie zes maal hoger lag dan die van de boeren.

We hebben de beelden op televisie gezien: bezoekers werden afgeschrikt door de massale vernietiging van dieren; het welzijn van de dieren werd veronachtzaamd; de brandstapels maakten een lachertje van de maatregelen die deze Europese Unie heeft aangenomen in haar pogingen om iets te doen aan de bezorgdheid ten aanzien van de verspreiding van dioxinen in onze atmosfeer. Mensen hadden grote moeite met de tegenstrijdigheden waarmee ze werden geconfronteerd: bergen, heuvels en wandelpaden werden zonder reden afgesloten. Tegelijkertijd kon je over een landweggetje lopen terwijl de schapen en lammeren hun kop door het hek staken. Er heerste een gevoel van boosheid en wanhoop. Dat mag nooit meer gebeuren.

Ik ben blij dat dit verslag duidelijk maakt dat het beleid van de Britse regering niet juist was en dat we noodvaccinatie moeten overwegen als deze situatie zich nogmaals voordoet. Ik denk ook dat we rekening moeten houden met bredere overwegingen en met de relatief kleine rol die het boerenbedrijf tegenwoordig in onze economie speelt, en ik vind daarom dat we naar preventieve vaccinatie moeten kijken als langetermijnoplossing voor dit soort problemen.

2-033

Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Byrne, ik weet nog goed hoe wij ruim een jaar geleden tijdens de conferentie van Brussel over de mond- en klauwzeerepidemie spraken. Ik was toen voorzitter en volgde uw uiteenzettingen via de monitor. Ik moet zeggen dat wij nader tot elkaar zijn gekomen. Vorig jaar lagen onze standpunten nog iets verder uit elkaar. Ik zette toen het standpunt van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling uiteen, dat luidt dat we met het “MKZ-vrij”-beleid en de ruimingen het probleem niet kunnen oplossen. De Commissie was toen nog een andere mening toegedaan. Ik geef toe dat ook de internationale organisaties destijds nog anders dachten over de vraag wanneer er gevaccineerd moet worden. Op dit punt zijn we een stuk verder gekomen, en dat is wat mij betreft een hele vooruitgang. Ik ben van mening dat wij door gericht te vaccineren niet alleen de materiële, maar ook de culturele schade kunnen beperken. Europa sloeg in de hele wereld een slecht figuur met het mond- en klauwzeerschandaal en de beelden van brandstapels. Dit mag niet nog een keer gebeuren.

Nog een opmerking over profylactische vaccinatie. Ik ben niet voor permanente profylactische vaccinatie, maar we moeten wel onderstrepen dat beheersingsvaccinatie altijd neerkomt op profylactische vaccinatie. Het juiste tijdstip hiervoor moet worden vastgesteld, en de Commissie dient op dit punt alert te zijn. We moeten ook de lidstaten speelruimte geven, zodat we vroegtijdig ring- en beheersingsvaccinaties kunnen initiëren. Dat wil echter niet zeggen dat per se tot permanente profylactische vaccinatie moet worden overgegaan. Daar ben ik op tegen.

2-034

Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze commissie en het verslag dat zij heeft opgesteld zijn

Page 18: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

22 17/12/2002

bijzonder nuttig geweest. Ik wil graag al mijn collega's gelukwensen, met name de heer Sturdy, die hiertoe het initiatief heeft genomen, de voorzitter, mevrouw Redondo Jiménez, en de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler.

Er is al veel gezegd over de kwestie ‘wel of niet vaccineren’, of het nu gaat om profylactische vaccinatie, ringvaccinatie of noodvaccinatie. Waar we het in elk geval over eens zijn, is dat we niet naar het middel van profylactische vaccinatie zullen grijpen. Dat staat althans in dit verslag en dat lijkt me ook verstandig. Immers, als we het over vaccineren hebben, hebben we het alleen over vee, maar de daadwerkelijke verspreiding van de ziekte vond plaats via het vervoer van schapen in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Frankrijk en elders. Dat mogen we niet uit het oog verliezen.

Ik wil graag één punt aan de orde stellen waarover ik me ernstig zorgen maak en dat is de toekomstige beschikbaarheid van voldoende veeartsen, met name in afgelegen gebieden in de Europese Unie. Er komt ongetwijfeld nog eens een uitbraak van een of andere ziekte - zo niet nogmaals van mond- en klauwzeer - gezien de verplaatsingen van mens en dier en de vele reizen die tegenwoordig gemaakt worden. De manier waarop we de ziekte aanpakken en vaststellen is uiterst belangrijk. Als er geen veeartsen ter plekke aanwezig zijn, met name in afgelegen gebieden waar het niet haalbaar is om een veeartsenpraktijk te exploiteren, zijn we niet goed voorbereid op de toekomst. Ik dring er bij de Commissie op aan om speciaal aandacht te schenken aan dit aspect en om de beschikbaarheid van voldoende veeartsen te onderzoeken met het oog op het toekomstige beleid ten aanzien van ziekten binnen de EU in het algemeen.

Behalve over de kwestie van de vaccinatie is er ook gesproken over de identificatie van dieren, vervoersaspecten, verzekeringen en vele andere zaken. Ik pleit voor een verstandige aanpak als het gaat om vervoer en voor de individuele identificatie van dieren. Ik bedank Joe Walsh en Brid Rogers voor hun geweldige hulp, waardoor Ierland een ernstigere uitbraak bespaard is gebleven.

Als we er echter toe overgaan om elk afzonderlijk schaap te registreren en te voorzien van een identificatiemerk, nog afgezien van het bedrijfsoormerk, en dat te verwijderen als het lam naar de mesterij gaat, komen we uiteindelijk met schapen te zitten die drie of vier identificatiemerken hebben, tenzij je oude merken verwijdert en nieuwe aanbrengt. Dit is een probleem dat we momenteel in Ierland proberen op te lossen, vooralsnog zonder succes.

Tot slot wil ik de voorzitter bedanken voor het inwilligen van ons verzoek om een protocol op te stellen voor het vervoer van niet voor de ziekte gevoelige dieren en in het bijzonder de belofte om de regels inzake de verplaatsing van paardachtigen tijdens toekomstige uitbraken te herzien, aangezien paarden in dit geval niet gevoelig zijn.

2-035

Izquierdo Rojo (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben hier een uitstekend parlementair verslag voor ons liggen, waarin het uitermate complexe probleem dat wij hier vandaag bespreken op flexibele, moedige, evenwichtige en positieve wijze wordt benaderd. Ik feliciteer de rapporteur, Wolfgang Kreissl-Dörfler, dan ook van harte met dit meesterstuk, waarvan ik de voornaamste bijdragen kort zou willen toelichten.

In de eerste plaats verstrekt het verslag up-to-date informatie over sectoren die tot dusver niet in aanmerking werden genomen. Zo wordt er onder meer gewezen op de kwetsbaarheid van de toeristische sector.

Ten tweede voorziet het in flexibele, nieuwe oplossingen met het oog op de invoering van noodvaccinaties en worden de achterhaalde methoden uit de huidige regelgeving afgewezen.

Ten derde wordt er kritiek uitgeoefend op de bestaande gebreken, maar steeds op een constructieve manier.

In de vierde plaats worden de zwakke punten van het voorlichtingsbeleid blootgelegd. Mijnheer de commissaris, afgaande op de paragrafen 20 en 21 en mijn persoonlijke ervaring met de dioxinecrisis, de gekkekoeienziekte en de Prestige meen ik te mogen besluiten dat de Commissie haar bevoegdheid om rechtstreeks informatie te verstrekken aan de Europese burgers zeer serieus moet nemen.

Ten vijfde ben ik het volkomen eens met de paragrafen 81 en 82, waarin het probleem van de schadevergoedingen aan de orde wordt gesteld.

Mijnheer de Voorzitter, tot slot wil ik uw aandacht vestigen op het jaarverslag van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2003. Ofschoon deze kwestie buiten de verantwoordelijkheid van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie valt en de grenzen van het onderhavige verslag overschrijdt, wil ik onderstrepen dat in bedoeld verslag gewag wordt gemaakt van corruptie. Als wij fraude met subsidies uit het GLB willen vermijden, mogen wij dit punt niet uit het oog verliezen.

2-036

Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met het gelukwensen van de rapporteur en al diegenen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit verslag. Het is een evenwichtig verslag en het is goed dat hiertoe het initiatief is genomen. Het was goed voor dit Parlement, omdat het heeft aangetoond dat het met een verslag kan komen waarvoor het nationale parlement terugdeinsde.

Ik wil graag reageren op een van de opmerkingen van de commissaris. Hij zei dat we dezelfde les hebben geleerd als bij andere ziekten en vorige MKZ-uitbraken en dat we actie moeten ondernemen, maar de vraag is: wat voor actie? Die vraag moet worden beantwoord. Dit verslag en dit onderzoek hebben duidelijk gemaakt hoe

Page 19: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 23

verstrekkend de gevolgen zijn. In het Verenigd Koninkrijk kwam de ziekte boven op de BSE-crisis, en daardoor is de economie op het platteland lamgelegd en zijn veel boeren in het Verenigd Koninkrijk hun bron van bestaan kwijtgeraakt.

Ik kom uit Noord-Ierland en mevrouw Doyle heeft gerefereerd aan het feit dat zij uit de Republiek Ierland komt. Feit is dat we erg veel geluk hebben gehad. Zo goed waren we nu ook weer niet; we hebben gewoon veel geluk gehad. Een groep schapen werd weggevoerd van de markt van Longtown, ging de Ierse Zee over en kwam uiteindelijk terecht in Larne midden in Ierland, en het duurde heel lang voordat de dieren waren opgespoord. Ik wil maar zeggen: ook daar zijn betere controles nodig.

Wat ons zal bijblijven is het beeld van de brandstapels op televisie. Daardoor werden we met onze neus op de gruwelijkheid van de situatie gedrukt. Er moet een betere manier zijn om de crisis te beheersen. We moeten naar ringvaccinatie kijken als middel om te trachten een uitbraak in de hand te houden. We moeten meer middelen en meer geld voor onderzoek en ontwikkeling beschikbaar stellen om een markervaccin te ontwikkelen, zodat we weten dat een dier is ingeënt.

Ter afsluiting wil ik herhalen wat al is gezegd over grenscontroles: de huidige grenscontroles zijn volkomen ondoelmatig. Er komt vlees de Europese Gemeenschap, het Verenigd Koninkrijk en andere landen binnen zonder dat het aan de grens wordt onderschept. We moeten dit op dezelfde manier aanpakken als andere landen hebben gedaan. Zij hebben daar meer resultaat mee geboekt dan wij. We moeten ervoor zorgen dat het toezicht in onze havens en op onze vliegvelden in alle opzichten in orde is. Het is nu eenmaal zo dat deze ziekte overal en op elk moment de kop kan opsteken. Ik hoop niet dat het gebeurt, maar we moeten paraat zijn als het wel gebeurt.

2-037

Jeggle (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, een uitbraak van mond- en klauwzeer, zelfs al gaat het slechts om een klein deel van een lidstaat, heeft tegenwoordig al snel ernstige gevolgen voor de hele Gemeenschap. De hele economie - en niet alleen de landbouw, maar vooral ook het toerisme in de bewuste regio’s - heeft ernstige financiële schade opgelopen door het verlies van talloze dieren, de vernietiging van hele veestapels en de grote onrust die dit in de getroffen landen heeft teweeggebracht.

Bestrijding van epidemieën mag niet meer alleen worden beschouwd als middel ter bescherming van de gebruiksveestapel of bepaalde handelsbelangen, maar dient ook recht te doen aan de veranderde manier van leven van de mensen, aan hun toegenomen mobiliteit en aan de veranderde houding tegenover de bescherming van dieren. Om deze reden heeft de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer zich intensief beziggehouden met de algehele epidemieproblematiek, waarbij ook de effecten op bevolking en economie zijn meegenomen.

We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, maar veel zaken zijn voor verbetering vatbaar: de risico’s moeten verder worden beperkt, de economische schade moet worden geminimaliseerd, de dieren dienen beter te worden beschermd en er moet meer rekening worden gehouden met de gevoelens die onder de bevolking leven. Het gaat niet alleen om een paar runderen en schapen, maar het treft ons allemaal, letterlijk of figuurlijk. Het is zinloos om wie dan ook de zwartepiet toe te spelen; ook niet de boeren in Groot-Brittannië - of in welk land dan ook - zoals zojuist gebeurde. Het is van belang om alle importen te controleren en om noodplannen continu up-to-date te houden, waarbij de Commissie snel en doortastend dient in te grijpen.

Massale slachtingen vormen geen oplossing, en ik ben dan ook een groot voorstander van noodvaccinaties. Deze lijken het beste middel te zijn om de ziekte snel te beheersen en de dieren in leven te laten. We weten allemaal dat vlees van gevaccineerde dieren volstrekt onschadelijk voor de gezondheid is en dus gerust op de markt kan worden gebracht.

Ik wil onze rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, evenals de voorzitter van onze commissie, mevrouw Redondo Jiménez, bedanken. Maar mijn dank gaat ook uit naar de leden van de Commissie die ons hebben geholpen. Bestelt u straks een sappige biefstuk, en eet u smakelijk!

2-038

Evans, Jonathan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit Parlement debatteren we met grote regelmaat over kwesties die wij als de belangrijke politieke vraagstukken beschouwen. Maar ik meen me te herinneren dat wij, toen we in 1999 gekozen werden, ons vooral druk maakten over de vraag hoe we onze debatten relevant konden maken voor de kiezer. Ik wil u zeggen dat het gebied dat ik in dit Parlement vertegenwoordig - het kiesdistrict Wales - ernstig was getroffen door de MKZ-crisis. Dit debat is zeer relevant voor mensen in mijn kiesdistrict die hebben geleden onder deze immense tragedie. De gevolgen in de menselijke sfeer waren zeer ernstig. We beseffen soms niet hoe geïsoleerd veel boeren en andere bewoners van het platteland zich hebben gevoeld vanwege de verwoestende economische en andere gevolgen van deze crisis. Daarom wil ik graag in de eerste plaats de commissie bedanken voor de moeite die zij heeft gedaan om Welshpool, Builth Wells en Sennybridge te bezoeken en in gesprek te treden met mensen in mijn kiesdistrict. Zij hebben tegen de heer Kreissl-Dörfler gezegd dat het Europees Parlement het enige officiële orgaan was dat naar hun standpunten is komen luisteren. Dat geeft naar mijn mening de relevantie van het Europees Parlement aan. Het instellen van deze commissie is zeer waardevol geweest.

In de tweede plaats wil ik opmerken hoe jammer ik het vind dat het zoveel moeite heeft gekost om de commissie in het leven te roepen. Het is jammer dat het zo'n strijd is geweest. Het is jammer dat de Britse regering zich zoveel zorgen maakte over haar eigen

Page 20: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

24 17/12/2002

positie en zo bang was dat ze onder vuur zou komen te liggen dat we een half jaar hebben moeten vechten om de commissie aan het werk te kunnen zetten. We weten allemaal dat het één bepaalde fractie was die zich tegen het instellen van deze commissie verzette. Hoewel de heer Kreissl-Dörfler tot die fractie behoort, heeft hij deze kwestie voorbeeldig op niet-politieke wijze aangepakt.

Zijn verslag is uitmuntend. Hij heeft ernaar gestreefd de grote, belangrijke kernpunten aan de orde te stellen. In weerwil van de mening van mensen die zeiden dat deze inspanningen irrelevant zouden zijn, kijken wij, mijnheer de commissaris, uit naar uw verklaring van morgen. We hopen dat u daarin ingaat op de belangrijke punten die in de loop van vorig jaar naar voren zijn gekomen en die de commissie in het verslag heeft geschetst.

Andere sprekers zijn ingegaan op details. Dat wil ik niet doen. Ik wil alleen dit zeggen: dit verslag had vrijwel de unanieme steun van de commissie. Ik vind het jammer dat er enkele extra amendementen zijn ingediend, want daarmee wordt afbreuk gedaan aan de consensus die in het verslag besloten ligt. Met dit verslag laat het Parlement naar mijn idee het beste zien hoe het op een praktische manier omgaat met kwesties die de kiezers bezighouden. Dit voorbeeld is van groot belang voor de toekomstige relevantie van het Europees Parlement. Het is triest dat er op het laatste moment nog mensen zijn die, nogal ongepast, vinden dat ze moeten opkomen voor de Bitse regering. Het gaat hier om belangrijkere zaken.

Ik vraag u, commissaris, om naar het verslag te kijken zoals het door de commissie is opgesteld en dienovereenkomstig te reageren.

(Applaus)

2-039

Fiori (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de commissaris, ik steun het verslag van de heer Kreissl-Dörfler en ik wil de rapporteur gelukwensen met de unanieme goedkeuring daarvan in de tijdelijke commissie. Onze commissie heeft aangetoond dat de Europese Unie na al hetgeen is gebeurd niet meer onder een wijziging van haar beleid uitkomt. Zij moet ervoor zorgen dat op efficiëntere wijze wordt ingeënt. Ons doel is immers een zo groot mogelijk aantal dieren in leven te houden. Zoals voorzitter Redondo Jiménez zojuist terecht zei, moeten de vraagstukken van dierenwelzijn en de enorme sociale en psychologische schade die het gevolg is van de offers die de sector vorig jaar in verband met de crises heeft moeten brengen, prevaleren boven handelsvraagstukken.

Ik ben het roerend met het verslag van de heer Kreissl-Dörfler eens. Uitgaande van een specifieke dierenziekte wordt in dit verslag een algemeen scenario beschreven, een scenario dat zich niet beperkt tot mond- en klauwzeer. Ik noem bijvoorbeeld het voorstel om de economische vergoedingen uit te breiden tot de met de veeteelt verbonden sectoren die ook zwaar - zij het dan indirect - hebben geleden onder de door mond- en klauwzeer veroorzaakte problemen. Ik noem tevens het idee van een garantiefonds of een verzekeringssysteem

dat de door epidemieën veroorzaakte kosten dekt. Deze epidemieën worden trouwens door de sterke verstoring van de markt steeds minder zeldzaam. Kortom, wij bestuderen in dit verslag alle landbouwgerelateerde problemen.

Daarover moet, mijnheer de commissaris, goed worden nagedacht. Er moeten serieuze maatregelen worden genomen voor de veterinaire overheidsdiensten. Door de steeds groter wordende begrotingsproblemen in talloze lidstaten wordt op onaanvaardbare wijze het veterinair personeel ingekrompen. Er is eveneens behoefte aan een nieuw soort relatie tussen de veterinaire overheidsdiensten en de landbouwers. Er zijn nieuwe vormen van samenwerking nodig. Als in de wetgevingsvoorstellen die u zult voorleggen een wijziging van richtlijn 92/102 voorkomt en deze de richting uitgaat van een zeer nauwe band tussen landbouwers en veterinaire overheidsdiensten, kunnen wij waarschijnlijk heel veel van de situaties die wij nu hebben meegemaakt voorkomen.

2-040

Böge (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer heeft een aantal belangrijke conclusies getrokken met betrekking tot de aanpak van de crisis van vorig jaar. Zij heeft strategieën aangegeven die voor de toekomst noodzakelijk zijn en die tevens belangrijke aanzetten vormen voor het komende wetgevingswerk. Al met al heeft deze samenwerking tussen de fracties veel vruchten afgeworpen, waarvoor ik met name de rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, en de voorzitter van de commissie, mevrouw Redondo Jiménez, hartelijk wil danken.

In het belang van de veeteelt en met het oog op de gezondheid van dieren, de hygiëne en de voorkoming van ziekten moet de veehouderij dringend worden omgevormd tot een systeem dat zo gesloten mogelijk is. Zo kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan de gezondheid en bescherming van dieren, maar ook aan de volksgezondheid. Ik ben echter van mening dat er in het publieke debat meer verschil dient te worden gemaakt tussen dierziekten die een gevaar vormen voor de gezondheid van de mens en ziekten die enkel schadelijk zijn voor de gezondheid van dieren zelf en die waardevolle veestapels kunnen aantasten.

Laten we ondanks de crisis van vorig jaar niet vergeten dat er juist bij de bestrijding van dierziekten die de gezondheid van de mens schaden in de afgelopen decennia grote vooruitgang is geboekt, waarbij alle betrokkenen zeer grote economische offers hebben gebracht. Eigenlijk was en is het absurd dat vaccinatie tegen mond- en klauwzeer naar buiten toe is gestigmatiseerd, terwijl profylactische maatregelen - inclusief preventieve behandeling en vaccinatie - tot de noodzakelijke instrumenten behoren van een moderne, verantwoorde veehouderij. Wat te doen in een noodsituatie? Tijdig preventief vaccineren misschien? Een flexibele opstelling jegens ringvaccinatie is mijns inziens ook geboden.

Page 21: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 25

Vaccineren en testen dient in principe de eerste optie te zijn als ingrijpen noodzakelijk is. De handelsbeperking moet worden teruggebracht tot maximaal drie maanden, zoals het Wetenschappelijk Comité al in 1999 heeft voorgesteld. Daaraan wil ik nog een heel belangrijk punt toevoegen, los van het wetgevingswerk waarmee binnenkort wordt begonnen. Als alle marktpartijen het erover eens worden dat getroffen bedrijven die hun toevlucht willen en moeten nemen tot deze nieuwe instrumenten niet in de steek worden gelaten en niet van de markt worden verbannen als zij deze strategie voor de toekomst gebruiken, dan kunnen we ons alle moeite besparen. Er dient naar mijn mening op dit terrein een maatschappelijke consensus te worden bereikt. Als dat lukt, hebben we een strategie voor de toekomst weten te ontwikkelen die tot een betere bescherming en gezondheid van dieren en tot meer maatschappelijke acceptatie kan leiden.

2-041

Inglewood (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals sommige collega's misschien wel weten, woon ik in Cumbria, het centrum van de MKZ-uitbraak van vorig jaar. Ikzelf en veel van mijn vrienden, buren en andere ingezetenen van mijn kiesdistrict zijn onze dieren kwijtgeraakt. Wij zagen de brandstapels niet op televisie, maar aan de andere kant van onze erfafscheiding. Ik wil graag één ding zeer duidelijk stellen: de overgrote meerderheid van de getroffenen bestond uit gewetensvolle boeren die in geen enkel opzicht het boerenbedrijf uitoefenden op de manier van de enkelingen waarover de heer Adam het had.

Vanwege mijn eigen betrokkenheid heb ik logischerwijs geen directe rol gespeeld in het onderzoek, maar het lijkt me duidelijk dat de bevindingen een nuttige bijdrage leveren aan het trekken van lering uit de uitbraak van 2001. Ik wil slechts vier opmerkingen maken. Ten eerste werden de gebeurtenissen in Cumbria, in het Verenigd Koninkrijk - en ik heb precies hetzelfde gezegd in debatten in het Britse parlement en het Hogerhuis - verergerd door fouten in de manier waarop de Britse regering de uitbraak aanpakte.

Ten tweede werden personen wier concrete bezittingen waren vernietigd schadeloosgesteld, terwijl personen wier broodwinning op vergelijkbare wijze was aangetast ten gevolge van bestuurlijke maatregelen ter bestrijding van de ziekte niets kregen. Deze schade, die direct voortvloeide uit het optreden van de regering en die volkomen te voorzien was, was net zo reëel. De bijdrage van deze mensen aan de strijd tegen de ziekte was net zo serieus. Ik vind dat zij onrechtvaardig zijn behandeld.

Ten derde blijkt uit gegevens die nu in Cumbria opduiken dat de gevolgen van de uitbraak voor de volksgezondheid veel verder reiken en veel langduriger zijn dan in eerste instantie werd verondersteld.

Tot slot wil ik een beroep doen op de Commissie en de regeringen van de lidstaten: trek lering uit 2001. Zorg

dat andere mensen niet hoeven mee te maken wat wij vorig jaar hebben doorstaan.

2-042

Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, ook ik wil allereerst onze rapporteur, de heer Kreissl-Dörfler, bedanken voor de collegiale samenwerking in deze tijdelijke commissie. Mijn dank geldt ook mevrouw Redondo Jiménez, die deze commissie uiterst tactvol, rustig en op zeer constructieve wijze geleid heeft. Ik wil ook alle collega’s bedanken. De gesprekken met ambtenaren, deskundigen en gedupeerden hebben er evenals de bezoeken ter plaatse toe bijgedragen dat wij ons intensief hebben kunnen bezighouden met de mond- en klauwzeercrisis. Ook hebben wij ons daardoor in algemene zin kunnen bezighouden met de vraag hoe we in Europa met epidemieën, epidemiebestrijding, preventie en vaccinatiebeleid moeten omgaan. Ik ben ook de Commissie erkentelijk voor haar voortdurende betrokkenheid en medewerking.

De speciale moeilijkheid bij mond- en klauwzeer is dat deze ziekte zeer besmettelijk is en daardoor gemakkelijk kan worden overgedragen. Het is daarom heel belangrijk om de ziekte direct bij het uitbreken ervan adequaat te bestrijden. Alleen dan zullen we de beelden die terecht zoveel verontwaardiging in de samenleving hebben opgeroepen, niet meer te zien krijgen. Ik wil hier een kritische kanttekening plaatsen. De rapporteur had duidelijker kunnen benadrukken dat een dergelijke crisis voorkomen had kunnen worden wanneer er behoorlijke controlemaatregelen waren getroffen en de bestaande EU-richtlijnen nageleefd en omgezet zouden zijn.

Een belangrijk aspect daarbij is dat dergelijke uitbraken alleen voorkomen kunnen worden wanneer er voldoende goed opgeleid controlepersoneel is, de minimumnormen worden nageleefd en door alle betrokkenen veiligheidsmaatregelen worden genomen. Verder wil ik erop wijzen dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het uitbreiden van controles in het kader van het veterinaire stelsel en voor adequaat onderzoek. Ook dat moeten we blijven benadrukken. Het is voor mij dan ook vanzelfsprekend dat bureaucratische procedures en een ontoereikend voorlichtingsbeleid geen oorzaak meer mogen zijn van de verspreiding van een ziekte. Desalniettemin moeten we ons allemaal realiseren dat ondanks alle voorzorgsmaatregelen helaas ook in de toekomst dierziektes kunnen uitbreken.

2-043

Keppelhoff-Wiechert (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de teneur van de discussie van vanochtend was toch: “Voorkomen is beter dan genezen!” Profylactische inenting nee, ringvaccinatie ja. In de toekomst moeten de systemen over de hele linie hoognodig worden verbeterd. Dat viel steeds weer te beluisteren.

De mond- en klauwzeercrisis in de Europese Unie in 2001 was gezien het aantal geruimde dieren waarschijnlijk de ernstigste die ooit heeft plaatsgevonden. De Tijdelijke Commissie mond- en

Page 22: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

26 17/12/2002

klauwzeer heeft gedurende een aantal maanden zeer effectief en hard gewerkt. Er zijn vanmorgen al veel complimenten en woorden van dank aan het adres van de betrokkenen geuit.

De analyse van de wijze waarop tot nu toe met de ziekte is omgegaan is een zeer belangrijk uitgangspunt voor veranderingen in het toekomstige beleid. De omzetting van de communautaire wetgeving, de communautaire financiën en met name het formuleren van voorstellen ter voorkoming en bestrijding van ziekten in de landbouw zijn voor Europese producenten en consumenten even belangrijk.

Als afgevaardigde afkomstig uit de grensstreek met Nederland, een gebied waar zeer veel veredelingslandbouw is, wil ik nog het volgende zeggen: het is met het oog op samenwerking in geval van een acute epidemie heel belangrijk dat er betere netwerken gevormd worden. Commissaris, politieke aanbevelingen zijn belangrijk, maar van urgenter belang is het concrete werk ter plaatse, in de bedrijven, dat verricht moet worden door de dierenartsen, door de controlerende instanties, met behulp van de noodzakelijke rampenplannen en een crisiscentrum. Alleen dan kunnen snelle en efficiënte beslissingen worden genomen.

Tot slot wil ik graag een voorbeeld noemen. In mijn kiesdistrict werd er onlangs – tot grote schrik van veel boeren - een groots opgezette oefening voor crisisbeheersing bij mond- en klauwzeer gehouden waaraan veel instanties deelnamen. U moet zich dat voorstellen als een oefening bij de brandweer: brandbestrijding zonder brand. Het doel was om zo snel mogelijk te reageren in geval X. Het resultaat van deze grensoverschrijdende samenwerking tussen Nederland en Duitsland was echt heel indrukwekkend.

Laten we allemaal hopen dat deze testcase geen realiteit wordt. Wij vertrouwen op de voorstellen van de Commissie. We zijn zeer benieuwd en hopen dat we straks een beleid voor ziektebestrijding hebben dat bij boeren en consumenten tot een grotere acceptatie leidt dan in het verleden het geval was.

2-044

Santini (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ik hoop dat, afgezien van de onmiddellijk te nemen maatregelen, twee zaken nu duidelijk zullen worden, zaken die nog belangrijker zijn dan deze noodmaatregelen: wat was de bron van de epidemie en hoe kon de ziekte zich zo snel verspreiden. Het verslag van de heer Kreissl-Dörfler - hoe lovenswaardig dit voor de rest ook moge zijn - biedt geen afdoend antwoord op die vragen, terwijl het anderzijds een zorgwekkend aspect aan het licht brengt, namelijk de ernstige gebreken en de fragiliteit van de veterinaire controlesystemen van de Europese Commissie. Het bestaan van deze gebreken is overigens met grote intellectuele eerlijkheid ook toegegeven door de commissaris zelf. Kennelijk heeft men niet veel geleerd van de BSE-crisis tijdens de vorige zittingsperiode.

Het is evenwel een troost te weten dat de Commissie nu eensgezind besloten heeft gebruik te maken van de gegevens die tijdens de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, van Agenda 2000, naar voren zijn gekomen met betrekking tot de gezondheid, het vervoer en de voeding van dieren, en va plan is voorzorgsmaatregelen te treffen tegen epidemieën en vooral richtsnoeren te geven voor de toekomstige importcontroles. Wij gaan akkoord met vaccinatie. Verplichte vaccinatie is nog niet haalbaar en daarom is het beter preventief te vaccineren wanneer zich een noodsituatie voordoet, mits de noodplannen goed zijn gecoördineerd. Men mag bij het uitbreken van een acute crisis niet emotioneel handelen maar moet rekening houden met de gehele territoriale context en de historische evolutie van het epidemiologisch verschijnsel, opdat inzicht ontstaat in de ziekte en preventief kan worden opgetreden. Mijns inziens is het goed dat dit woord - preventie - hier nogmaals in deze zaal uitgesproken wordt.

Zojuist heeft de heer Sturdy gezegd dat zelfs vandaag nog niet iedereen begrijpt hoe dit kon gebeuren en waar die epidemie vandaan is gekomen. De werkzaamheden van onze onderzoekscommissie en dit debat worden nu afgesloten en mijns inziens is het al een geruststelling te kunnen zeggen dat wij nu weten wat vooral gedaan moet worden om een herhaling van een dergelijke plaag in de toekomst te voorkomen.

2-045

VOORZITTER: DE HEER ONESTAOndervoorzitter

2-046

Callanan (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil graag de voorzitter en de rapporteur van de commissie, mevrouw Redondo Jiménez en de heer Kreissl-Dörfler, bedanken voor de uitstekende manier waarop zij te werk zijn gegaan. Ik bedank ze met name voor het feit dat ze de commissie een bezoek hebben laten afleggen aan Northumberland, mijn gebied, waar de ziekte uitbrak.

Ik heb geen tijd om nu op alle kwesties in te gaan, maar ik wil vooral naar voren brengen dat de ziekte zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door de illegale import van vlees. Wat mij met name zorgen baart, is dat dit weliswaar bekend is, maar dat er nog steeds geen goede controles plaatsvinden in onze havens en op onze vliegvelden om de illegale import van vlees verder te voorkomen. Er zijn in het Verenigd Koninkrijk veel anekdotische bewijzen dat er nog steeds illegaal vlees het land binnenkomt. Ik wil de commissaris vragen om morgen in zijn reactie op die kwestie in te gaan, aangezien het een tijdbom is die elk moment kan afgaan. De ziekte kan elk moment weer ergens in Europa de kop opsteken.

De burgers waren bijzonder dankbaar dat ze de gelegenheid kregen om zich persoonlijk tot de leden van de commissie te richten. Nooit meer mogen we geconfronteerd worden met de enorme brandstapels die

Page 23: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 27

het landschap van Noordoost-Engeland domineerden en die zo'n verwoestend effect hadden op de toeristenbranche en alle verwante bedrijfstakken, niet alleen de agrarische sector. Ik hoop vooral - hoewel sommige leden van dit Parlement kennelijk anders willen - dat we lering zullen trekken uit de uitbraak van deze ziekte en dat we ervoor zullen zorgen dat dit nooit meer gebeurt.

2-047

Byrne, Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij dat ik de gelegenheid heb om te reageren op dit waardevolle en belangrijke debat over dit verslag. Er zijn veel sprekers geweest, en er zijn diverse kwesties aan de orde gesteld waarop ik moet reageren, al moet het op dit moment bij een korte reactie blijven.

In de eerste plaats de zaak van de importcontroles. Velen van u - zo niet u allen - hebben deze belangrijke zaak aan de orde gesteld. Het is van cruciaal belang dat er niet alleen wetgeving is om dit soort zaken aan te pakken, maar dat er ook op wordt toegezien dat de wetgeving correct wordt uitgevoerd. Het is de taak van de Commissie om met wetgevingsvoorstellen voor importcontroles te komen. Het is echter de taak van de controlerende instanties in de lidstaten om erop toe te zien dat de wetgeving volledig en correct wordt uitgevoerd; dat is niet, zoals de heer Santini suggereerde, de taak van de Commissie. Als we duidelijkheid scheppen met betrekking tot de vraag wie welke verantwoordelijkheid heeft, kunnen we degenen die een bepaalde verantwoordelijkheid hebben erop wijzen dat zij hun taken correct moeten uitvoeren.

Sinds 1972 hebben we wetgeving op EU-niveau met betrekking tot de invoer van commerciële producten. Het is onwettig om goederen in strijd met die wetgeving te importeren. Meer recentelijk hebben we wetgeving met betrekking tot de invoer van persoonlijke goederen gerealiseerd. Deze wetgeving treedt op 1 januari 2003 in werking. Ik doe, net als u, een beroep op de lidstaten om ervoor te zorgen dat hun controlerende instanties erop toezien dat deze wetgeving correct en volledig wordt uitgevoerd. Deze kwestie speelt ook bij de verordeningen inzake levensmiddelenhygiëne die onlangs aan het Parlement ter beoordeling zijn voorgelegd. De samenwerking van alle partijen in dezen is van cruciaal belang, willen wij voorkomen dat er in de toekomst nogmaals zo'n uitbraak plaatsvindt.

De tweede kwestie die de sprekers nogal bezighield, was vaccinatie. De heer Whitehead had het over het verleden dat voortdurend veranderde. In dit geval is er echter één punt dat ik bij verschillende gelegenheden heb beklemtoond en dat opnieuw aan de orde is gesteld door mevrouw Corbey en de heer Graefe zu Baringdorf. Ik heb het over de rol van de Commissie in het vaccinatiebeleid. Twee van de vier lidstaten die getroffen waren door de MKZ-uitbraak vroegen de Commissie toestemming voor noodvaccinatie. Die toestemming werd verleend - daarover bestaat geen twijfel. Een van die twee lidstaten ging in het geheel niet over tot noodvaccinatie, de andere wel, maar die lidstaat

besloot toen dat de gevaccineerde dieren moesten worden afgemaakt. De autoriteiten hadden toestemming van de Commissie om de dieren te vaccineren en in leven te laten. Om redenen die te maken hadden met handelsbelangen - die zijn zeker relevant en ik keur die beslissing dan ook niet af - besloot die lidstaat de dieren te vaccineren en vervolgens af te maken. Elke betrokken lidstaat kon uit eigen wil en op grond van zijn eigen wetgeving overgaan tot vaccinatie zonder hiervoor toestemming aan de Commissie te hoeven vragen.

Ik wil hier nu graag duidelijkheid over scheppen, omdat ik niet wil dat bij sommige mensen het idee blijft hangen dat de Commissie tekort is geschoten omdat zij zelf geen actie heeft ondernomen of omdat zij de lidstaten geen toestemming heeft gegeven om dieren te vaccineren en in leven te laten. Dit laatste is weliswaar niet gebeurd, maar het had wel gekund, want de Commissie heeft er in zeer duidelijke bewoordingen toestemming voor gegeven. Ik herhaal dat een van de betrokken lidstaten besloot om in het geheel niet te vaccineren en dat de andere lidstaat besloot om wel te vaccineren maar de dieren vervolgens uit handelsoverwegingen liet afmaken, ook al hadden de dieren mogen blijven leven.

Het doet mij genoegen dat een aantal sprekers het werk van de Commissie heeft geprezen. Ik weet zeker dat mijn medewerkers daar ook erg blij mee zijn. Ze hebben hier heel hard aan gewerkt. Het verheugt mij dat de twee instellingen bij deze kwestie zo goed hebben samengewerkt, zoals de heer Evans opmerkte. We hebben ons best gedaan om datgene wat we hier op EU-niveau doen - of het nu in het Parlement is of in de Commissie - relevant te maken voor de burgers. Dit debat en dit verslag zijn relevant geweest voor de burgers van de Europese Unie. Ik hoop ook dat het wetgevingsvoorstel dat we morgen presenteren niet alleen aansluit bij de behoeften en wensen van het Parlement, maar ook bij de behoeften, wensen en verlangens van de gewone burgers in de Europese Unie. Veel van de zaken die u in uw verslag aan de orde hebt gesteld zult u aantreffen in de wetgeving die wij morgen presenteren, aangezien we nauw hebben samengewerkt bij het opstellen van dit verslag en het voorbereiden van deze wetgeving.

We komen morgen ook met een wetgevingsvoorstel inzake de individuele identificatie en traceerbaarheid van schapen. Ook dat draagt ertoe bij dat een eventuele nieuwe uitbraak beter kan worden beteugeld.

Tot slot dank ik mevrouw Redondo Jiménez voor de wijze waarop zij deze commissie heeft geleid en de heer Kreissl-Dörfler voor het uitmuntende werk dat hij heeft verricht en voor de prettige samenwerking tussen hem en zijn medewerkers enerzijds en mij en mijn medewerkers anderzijds. De twee instellingen hebben hiermee duidelijk laten zien hoe goed en doeltreffend zij in het belang van de burgers van de Europese Unie kunnen samenwerken.

(Applaus)

Page 24: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

28 17/12/2002

2-048

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer de commissaris.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt om 11.30 uur plaats.

(De vergadering wordt om 11.20 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)

2-049

VOORZITTER: DE HEER ONESTAOndervoorzitter

2-050

Hughes (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u om de stemming over het verslag van mevrouw Damião over asbest toe te voegen aan de stemmingen van vandaag. Er is haast bij deze kwestie geboden. Er zijn slechts drie amendementen, die al zijn goedgekeurd in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Er zijn geen nieuwe amendementen door het Parlement ingediend. De amendementen zijn al twee weken in vertaling beschikbaar. Als we vandaag hierover kunnen stemmen, kan het college van Commissieleden, naar ik heb begrepen, zich vanmiddag over deze zaak buigen. Vervolgens kan de zaak komende vrijdag onder het Deense voorzitterschap worden voorgelegd aan de Raad.

Het Deense voorzitterschap heeft zich er erg voor ingespannen om goedkeuring van deze amendementen te bewerkstelligen. Hierdoor kunnen we het dossier bij de tweede lezing sluiten zonder dat we hoeven over te gaan tot bemiddeling. Daarom hoop ik dat dit onderwerp kan worden toegevoegd aan de stemmingen van vandaag.

2-051

De Voorzitter. – Ik geloof dat mevrouw Thors iets over deze kwestie wil zeggen, klopt dat?

2-052

Thors (ELDR). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het woord gevraagd op grond van artikel 110 bis naar aanleiding van de behandeling van mijn verslag. De verantwoordelijke diensten verwerpen immers de mogelijkheid om het antwoord dat de Raad tijdens de behandeling van het verslag in de commissie heeft gegeven, aan het verslag toe te voegen. Daarom heb ik nu het woord gevraagd.

Het gaat over de klacht die de heer Tony Bunyan heeft ingediend bij de Ombudsman, en het resultaat is zowel voor de Ombudsman en het Parlement als voor de heer Bunyan een overwinning. Door ons toedoen is er een einde gekomen aan het lange conflict tussen de instellingen over de vraag wat de kenmerken zijn van een document in vergelijking met meer "toevallige notities". De Raad had de indiener van de klacht namelijk de toegang tot bepaalde documenten geweigerd met als argument dat het om vluchtige notities ging die slechts de neerslag waren van de persoonlijke opvattingen van enkele individuen.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

2-053

De Voorzitter. – Overeenkomstig het Reglement heeft u uiteraard het recht in uw hoedanigheid van rapporteur het woord te voeren, maar dat mag u pas voor de stemming over uw verslag doen. Ik wil u verzoeken tot dan te wachten. Als het zover is, krijgt u het woord voor twee minuten.

Er is een verzoek van de heer Hughes, die heeft voorgesteld vandaag over het verslag-Damião te stemmen.

2-054

Pronk (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik steun het verzoek van de heer Hughes. Het is erg belangrijk dat we hier vandaag over stemmen. Er is geen echt probleem ten aanzien van dit verslag, dus we kunnen er gerust vandaag over stemmen.

2-055

De Voorzitter. – Wil iemand zich uitspreken tegen het verzoek van de heer Hughes om de stemming over het verslag-Damião naar vandaag te verplaatsen?

Aangezien niemand tegen is en aangezien het om een wijziging van de agenda gaat, stel ik voor eerst over dit wijzigingsvoorstel te stemmen.

(Het Parlement stemt in met de wijziging van de agenda)

De stemming zal na de stemming over het verslag-Langenhagen plaatsvinden.

SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 120)

2-056

Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) De commissie onder voorzitterschap van mevrouw Redondo Jiménez geeft de veehouders een mooi kerstcadeau door voor te stellen een einde te maken aan de absurde systematische slachting van 6 à 10 miljoen dieren die met het virus zijn besmet.

Herinvoering van vaccinatie is de juiste oplossing, vooral nu er tests bestaan die het mogelijk maken een serologisch onderscheid te maken tussen virale besmetting en immunologische respons op een vaccin. Frankrijk telde in 1952 320.000 besmettingshaarden; toen de crisis van 2001 op haar hoogtepunt was, waren dit er 2030 in het Verenigd Koninkrijk. Tien jaar nadat vaccinatie was ingevoerd waren er in Frankrijk nog maar 148 besmettingsgevallen, en dertig jaar later nog maar 18.

Vaccinatie is doeltreffend, en noch het argument dat het inenten van 300 miljoen dieren hoge kosten met zich mee zou brengen noch de argumenten die worden aangevoerd vanuit de internationale handelswereld, die eist dat de landen vrij zijn van besmetting, zijn steekhoudend. De kosten van een epidemie zijn hoger dan die van vaccinatie. Wat de commerciële noodzaak betreft, is het toch vreemd dat hierop wordt gehamerd terwijl het leeuwendeel van de productie intern wordt

Page 25: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 29

geconsumeerd. Tenzij uiteraard de MKZ-crisis als voorwendsel diende om vleesoverschotten kwijt te raken en kosten voor opslag te voorkomen. Om nog maar niet te spreken van de marktsegmenten die aldus vrij zijn gekomen voor schapenvlees uit Nieuw-Zeeland, een land dat deel uitmaakt van het Angelsaksische bondgenootschap VK-VS. De Verenigde Staten hebben op hun beurt geprofiteerd van BSE, waarvan de oorsprong eveneens gezocht moet worden bij hun Britse bondgenoot, die in 1996, toen Europa en de VS in een handelsoorlog over met hormonen behandeld rundvlees verwikkeld waren, officieel heeft verklaard dat deze ziekte overdraagbaar is op de mens.

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 120, lid 7, van het Reglement)

2-057

Stemming

2-058

- Vereenvoudigde procedure – Artikel 158, lid 1, van het Reglement

Verslag (A5-0426/2002) van de heer Gargani, namens de Commissie juridische zaken en interne markt, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (gecodificeerde versie) (COM(2002) 336 - C5-0297/2002 - 2002/0131(COD))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0422/2002) van mevrouw Jackson, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van schapen en geiten (COM(2002) 504 - C5-0477/2002 - 2002/0218(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0412/2002) van de heer Westendorp y Cabeza, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne (COM(2002) 550 - C5-0516/2002 - 2002/0243(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0413/2002) van de heer Westendorp y Cabeza, namens de Commissie industrie, externe

handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tsjechië, anderzijds, met betrekking tot de verlenging van de periode bedoeld in artikel 8, lid 4, van Protocol 2 bij de Europa-overeenkomst (12684/2002 - C5-0396/2002 - 2002/0213(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0414/2002) van de heer Westendorp y Cabeza, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, met betrekking tot de verlenging van de periode bedoeld in artikel 9, lid 4, van Protocol 2 bij de Europa-overeenkomst (12685/2002 - C5-0397/2002 - 2002/0214(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0415/2002) van de heer Westendorp y Cabeza, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van een aanvullend protocol bij de Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, met betrekking tot de verlenging van de periode bedoeld in artikel 9, lid 4, van Protocol 2 bij de Europa-overeenkomst (12686/2002 - C5-0398/2002 - 2002/0215(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

- Vereenvoudigde procedure – Artikel 110 bis van het Reglement

Verslag (A5-0429/2002) van de heer Kirkhope, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake opsporing en vervolging van onder andere oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en soortgelijke misdrijven (11098/2002 - C5-0418/2002 - 2002/0819(CNS))

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

Page 26: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

30 17/12/2002

* * *

Verslag (A5-0430/2002) van de heer Sousa Pinto, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende versterking van de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot beslissingen inzake vervallenverklaringen (11097/2002 - C5-0419/2002 - 2002/0820(CNS))

(Het Parlement verwerpt de tekst van het initiatief)

De Voorzitter. – De rapporteur stelt voor ook over de ontwerpwetgevingsresolutie te stemmen teneinde de verwerping te bekrachtigen die het Parlement zojuist heeft uitgesproken met betrekking tot de tekst van het initiatief. In dat gevoel moet u “voor” stemmen.

(Het Parlement neemt de wetgevingsresolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0355/2002) van mevrouw Lambert, namens de Commissie verzoekschriften, over het speciaal verslag van de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement naar aanleiding van de ontwerpaanbeveling aan de Europese Commissie in klacht 242/2000/GG (C5-0276/2002 - 2002/2134(COS))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0363/2002) van mevrouw Thors, namens de Commissie verzoekschriften, over het speciaal verslag van de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement over klacht 917/2000/GG "Statewatch" (C5-0277/2002 - 2002/2135(COS))

2-059

Thors (ELDR), rapporteur. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik herhaal dat ik het woord heb moeten vragen omdat de verantwoordelijke diensten ons de mogelijkheid ontzegd hebben om het antwoord dat de Raad tijdens de behandeling van het verslag in de commissie heeft gegeven, aan het verslag toe te voegen. Ik zou graag willen dat wat de Raad gezegd heeft aan de notulen wordt toegevoegd, zodat alle collega's het antwoord kennen.

Er is een einde gekomen aan het langdurige conflict tussen de instellingen over de vraag wat de kenmerken zijn van een document en van meer "toevallige notities". De Raad had de indiener van de klacht, Tony Bunyan, de toegang tot bepaalde documenten ontzegd met als argument dat het vluchtige notities waren die slechts de neerslag waren van de persoonlijke opvattingen van enkele individuen. Iedereen die met een

besluitvormingsproces te maken heeft, weet dat juist dergelijke documenten belangrijk zijn.

Na de behandeling in de Commissie verzoekschriften heeft de Raad beloofd de gang van zaken te wijzigen. De lijst van documenten die de Raad opstelt, moet volledig zijn en dus ook teksten vermelden die tijdens de bijeenkomsten van de Raad zijn uitgedeeld. Dit betekent dat de eerder vastgestelde verordening nog beter zal werken en dat de burgers het besluitvormingsproces gemakkelijker zullen kunnen volgen.

Ik lees voor uit de brief die de heer Brunmayr, directeur-generaal van het secretariaat van de Raad, heeft gestuurd.

2-060

(EN) Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van het speciale verslag van de Ombudsman hebben alle directeuren-generaal van het secretariaat van de Raad de volgende instructies ontvangen:

'Alle teksten die worden voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties en die invloed hebben op het besluitvormingsproces of die de stand van zaken van een bepaald dossier weergeven, moeten de vorm hebben van een standaarddocument. Overeenkomstig de bestaande interne regels voor het opstellen van Raadsdocumenten worden de verwijzingskenmerken van al deze documenten automatisch opgenomen in het openbare register van de Raad. Alle zittingsdocumenten, officieuze documenten en dergelijke die tijdens vergaderingen van de Raad of zijn voorbereidende instanties ter tafel komen, zullen in de notulen van die vergaderingen of in een bijlage bij de notulen worden vermeld.'

2-061

(SV) Dit is een groot succes voor het Parlement, de Raad en de Ombudsman en ik vind dat we dit in de notulen moeten vermelden.

2-062

De Voorzitter. – Hartelijk dank voor deze toelichting.

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

2-063

Miller (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag een hoofdtelefoon krijgen. Er ontbreekt er hier een op deze plaats en ik moet mevrouw Thors bekennen dat ik haar taal helaas niet machtig ben.

2-064

De Voorzitter. – U kunt een spoedcursus volgen voor de elf talen van de Europese Unie of u kunt een koptelefoon laten bezorgen. Ik stel voor dat u voor het laatste kiest.

* * *

Verslag (A5-0395/2002) van de heer Bösch, namens de Begrotingscommissie, over de toekomstige

Page 27: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 31

financiering van de Europese scholen (2002/2083(INI))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0428/2002) van de heer Piétrasanta, namens de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie, over de verslagen van de Commissie (2001) over:1. de mededeling van de Commissie "Activiteiten van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling - Jaarverslag 2001" (COM(2001) 756 - C5-0286/2002 - 2002/2146(COS) en2. het jaarverslag 2001 van de GCO (COM(2002) 306 - C5-0507/2002 - 2002/2146(COS))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0409/2002) van de heer Van Hulten, namens de Commissie begrotingscontrole, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (COM(2002) 290 - C5-0361/2002 - 2002/0183(CNS))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0386/2002) van mevrouw Langenhagen, namens de Commissie begrotingscontrole, over het speciaal verslag nr. 2/2002 van de Rekenkamer over de communautaire actieprogramma's Socrates en Jeugd voor Europa (C5-0257/2002 – 2002/2125(COS))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Aanbeveling voor de tweede lezing (A5-0404/2002) van mevrouw Damião, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk (9635/1/2002 - C5-0450/2002 - 2001/0165(COD))

(De Voorzitter verklaart het aldus gewijzigd gemeenschappelijk standpunt te zijn goedgekeurd)

* * *

Verslag (A5-0436/2002) van de heer Coelho, namens de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken,1. over het initiatief van het Koninkrijk Spanje met het oog op de goedkeuring van een besluit van de Raad betreffende de invoering van enkele nieuwe taken in het Schengeninformatiesysteem, met name bij de bestrijding van terrorisme (9408/2002 – C5-0317/2002 – 2002/0813(CNS))2. over het initiatief van het Koninkrijk Spanje met het oog op de goedkeuring van een verordening van de Raad betreffende de invoering van enkele nieuwe taken in het Schengeninformatiesysteem, met name bij de bestrijding van terrorisme (9407/2002 – C5–0316/2002 – 2002/0812(CNS))

(Het Parlement neemt bij opeenvolgende stemmingen de twee wetgevingsresoluties aan)

* * *

2-065

Verslag (A5-0425/2002) van de heer Bourlanges, namens de Commissie constitutionele zaken, over de typologie van besluiten en de hiërarchie van normen in de Europese Unie (2002/2140(INI))

- Voor de stemming over amendement 14

2-066

Bourlanges (PPE-DE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, amendement 14 is ingediend door de Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij. In mijn hoedanigheid van rapporteur ben ik niet bevoegd mij voor dit amendement uit te spreken, aangezien ik hiervoor geen mandaat heb van de Commissie constitutionele zaken. Ik zou er echter simpelweg op willen wijzen dat dit amendement geheel in de lijn ligt van de traditionele standpunten van het Europees Parlement, en met name van het verslag van de heer Dimitrakopoulos en de heer Leinen. Derhalve spreek ik mij op persoonlijke titel uit voor dit amendement.

2-067

- Voor de stemming over paragraaf 6

2-068

Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag ingaan op de vertaling van de term ‘loi organique’, die in het Engels is weergegeven met ‘organic law’. Dit is geen begrip waarmee we in de Engelse taal vertrouwd zijn. In de Engelse versie van het Commissiedocument - het zogenaamde Penelope-document - wordt de term ‘institutional law’ gebruikt, die in elk geval iets duidelijker is. Ik stel voor dat we voor alle duidelijkheid dezelfde Engelse terminologie gebruiken als die welke bij de Commissie is gehanteerd.

2-069

De Voorzitter. – Ik stel voor dat alle versies in het licht van uw opmerking worden herzien, opdat het allemaal voor iedereen duidelijk is.

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

Page 28: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

32 17/12/2002

De Voorzitter. – Gezien het tijdstip stel ik voor de stemming te onderbreken. Deze zal na de plechtige vergadering ter gelegenheid van de uitreiking van de Sacharovprijs worden hervat.1

(De vergadering wordt om 12.00 uur onderbroken en om 12.25 uur hervat)

2-070

VOORZITTER: DE HEER ONESTAOndervoorzitter

2-071

Stemming (voortzetting)

2-072

Verslag (A5-0384/2002) van mevrouw Breyer, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, over de mededeling van de Commissie over voedsel en voedselingrediënten die in de Gemeenschap mogen worden behandeld met ioniserende straling (COM(2001) 472 – C5-0010/2002 – 2002/2008(COS))

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

* * *

Verslag (A5-0405/2002) van de heer Kreissl-Dörfler, namens de Tijdelijke Commissie inzake mond- en klauwzeer, over de bestrijding van mond- en klauwzeer in de Europese Unie in 2001 en over toekomstige preventieve maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dierziekten in de Europese Unie (2002/2153(INI))

- Voor de stemming over de gehele ontwerpresolutie

2-073

Kreissl-Dörfler (PSE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, voordat we tot de eindstemming overgaan wil ik nog een paar woorden zeggen. Ik heb acht jaar lang nog nooit na de behandeling van een verslag het woord gevraagd. Vandaag vind ik dat echter wel op zijn plaats. Met een deel van de amendementen waarover vandaag gestemd is, is helemaal niets mis, dat staat buiten kijf. Ik wil nu overigens niet meer terugkomen op Groot-Brittannië; daarover hebben we vanmorgen lang genoeg gediscussieerd. Sommige amendementen die het niet gehaald hebben waren echter bedoeld om doublures weg te nemen, bijvoorbeeld in verband met de termijn van drie maanden van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, waaraan wij zeer hechten. De bedoeling was ook om het verslag coherent te maken. Dat is niet gelukt, maar dat geeft niet.

Ik wil ook zeggen dat ik erg blij ben dat amendement 25 van de Groenen verworpen is. Ik zal u ook zeggen waarom. Dat zou namelijk de interne markt op hoofdpunten onderuithalen. U zou dan aan uw boeren moeten uitleggen, wanneer ze vaccineren, dat ze

1 Plechtige vergadering – Uitreiking van de Sacharovprijs: zie notulen.

daarmee de Britse boeren dwingen hun schapen zelf op te eten, en dat ze de Nederlandse veehouders dwingen hun melk zelf op te drinken. Die producten komen dan immers niet meer op de Europese markt of op markten buiten de Europese Unie terecht. Dat moet men zich wel realiseren. Het is weliswaar vanuit het oogpunt van dierenbescherming heel mooi, maar in politiek opzicht leidt het tot niets. Daarom ben ik erg blij dat het amendement is verworpen. Voor het overige doet het mij plezier dat wij in deze commissie met alle fracties uitstekend hebben samengewerkt en dat een grote meerderheid dit verslag vandaag zal steunen.

(Applaus)

2-074

De Voorzitter. – Mijnheer Kreissl-Dörfler, ik wil u erop wijzen dat het voorzitterschap u slechts uit beleefdheid het woord heeft gegeven. Ik wil namelijk niet dat het debat in dit stadium van de stemming opnieuw wordt geopend.

(Het Parlement neemt de resolutie aan)

STEMVERKLARINGEN

2-075

- Verslag-Gargani (A5-0426/2002)

2-076

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Uit de onderhavige richtlijn van het Europees Parlement en de Raad, die tot doel heeft alle voorschriften betreffende de organisatie van de arbeidstijd die de EU in de loop der jaren heeft vastgesteld in één tekst samen te voegen, blijkt eens te meer met grote duidelijkheid dat men de werkgevers de arbeidstijd wil laten organiseren zoals het hun goeddunkt.

Derhalve maken wij van deze gelegenheid gebruik om opnieuw verzet aan te tekenen tegen met name nachtarbeid, wanneer deze sociaal gezien niet absoluut noodzakelijk is. In alle andere gevallen vormt deze vorm van arbeid immers niets anders dan een extra middel om de winst te vergroten ten koste van de gezondheid van de werknemers.

Wat de duur van de arbeidstijd betreft, blijkt uit de grote hoeveelheid pagina’s gewijd aan de vele afwijkingen die zijn toegestaan voor een overgangsperiode van vijf jaar, ingaande per 1 augustus 2004, dat het er minder om ging de arbeidstijd van de werknemers te organiseren dan om de werkgevers de vrijheid te geven de werknemers naar believen uit te buiten.

Wij willen slechts één voorbeeld noemen van de vele schandalige afwijkingen waarin in de richtlijn is voorzien: “De lidstaten zorgen ervoor dat de wekelijkse arbeidstijd in geen geval meer bedraagt dan gemiddeld 58 uur gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode, gemiddeld 56 uur voor de volgende twee jaar en gemiddeld 52 uur voor de resterende periode”.

Page 29: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 33

Uiteraard kunnen wij niet instemmen met een dergelijke richtlijn.

2-077

- Verslag-Westendorp y Cabeza (A5-0413/2002)

2-078

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij hebben tegen dit verslag evenals tegen de verslagen betreffende Bulgarije en Roemenië gestemd, omdat de regeringen van deze landen worden aangespoord zo niet verplicht hun staalproductie te “herstructureren”. Onder het mom van ’stroomlijning’ wordt in de tekst aangedrongen op een vermindering van de productiecapaciteiten van deze landen. Wij verzetten ons tegen een dergelijke volslagen domme en onmenselijke stroomlijning, die tot gevolg heeft dat een deel van de ondernemingen de poorten zal moeten sluiten, werknemers op straat komen te staan en de werkloosheid nog verder stijgt, en dat alles uitsluitend om de overlevende ondernemingen meer winst te laten behalen voor hun eigenaren.

Wij zijn voorstander van de uitbreiding van de Europese Unie met de Oost-Europese landen, maar wij zijn erop tegen dat deze uitbreiding als voorwendsel wordt gebruikt om de levensomstandigheden van de arbeidersklasse in deze landen te verslechteren.

2-079

- Verslag-Kirkhope (A5-0429/2002)

2-080

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Als het Europees Parlement oorlogsmisdrijven wil veroordelen, dan zou het eerst eens de hand in eigen boezem moeten steken. Frankrijk, Groot-Brittannië, België, Portugal en Spanje, met andere woorden vrijwel alle landen die hier vertegenwoordigd zijn, hebben in de voorbije decennia schandelijke koloniale oorlogen gevoerd en daarbij tal van misdrijven tegen de menselijkheid begaan. En nooit is er sprake van geweest de generaals of kolonels te berechten die in Algerije mensen hebben gefolterd, of de politiek verantwoordelijken te vervolgen die hun daden hebben gedekt of gerechtvaardigd.

Hoeveel conflicten hebben er zelfs na de dekolonisatie niet plaatsgevonden in Rwanda, Sierra Leone of Liberia, conflicten waarin Europese landen zich schuldig of medeplichtig hebben gemaakt aan misdrijven tegen de menselijkheid? Moeten deze niet aan de kaak worden gesteld? En wie zal de misdrijven veroordelen waarvan de burgers van Ivoorkust nu, op dit moment, het slachtoffer zijn? De daders zijn voor een deel opstandige soldaten, dat klopt, maar de meeste zijn soldaten van het regime, dat rechtstreeks wordt gesteund door het Franse leger. Het Franse leger is daar niet om de bevolking te beschermen; het beschermt slechts de Franse bezittingen. Het Franse leger dient Ivoorkust te verlaten!

Aangezien dit verslag wordt omgeven door een wolk van hypocrisie hebben wij ons hiertegen uitgesproken.

2-081

Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. - Eeuwenlang waren misdaden die tijdens oorlogen werden begaan niet strafbaar. Wrede intimidatie en moord op burgers waren een aanvaard instrument voor gebiedsuitbreiding en economische invloedssferen. Militairen stonden boven de wet. Pas in 1945, na de nederlaag van Duitsland en Japan in de Tweede Wereldoorlog, werden oorlogsmisdadigers uit die landen door de overwinnaars veroordeeld. Waren zij de enige oorlogsmisdadigers? Of is de benaming oorlogsmisdadiger eveneens van toepassing op diegenen die verantwoordelijk zijn voor het vernietigen van Dresden, Hiroshima en Nagasaki? Je moet kennelijk eerst volledig verliezer van een oorlog zijn om na die oorlog te kunnen worden berecht en veroordeeld.

Gedeeltelijke verliezers, die de zeggenschap over hun gebied van inwoning niet verloren hebben, gaan vrijuit zoals blijkt uit de koloniale oorlogen van Nederland in Indonesië, van Frankrijk in Algerije en van Portugal in Angola en Mozambique. Ondanks die selectieve aanpak is het goed als misdaden worden bestraft, ook als men ze probeert te rechtvaardigen met hun noodzakelijkheid wegens oorlogsomstandigheden. Zo kunnen we herhaling in de toekomst ontmoedigen. Het verslag-Kirkhope biedt helaas vooral een opjaagbeleid voor vluchtelingen die door hun politieke tegenstanders worden beschuldigd van vuile handen. Toekomstige misdaden van heersers tegen volkeren zullen we daarmee nauwelijks voorkomen.

2-082

Moraes (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb vóór dit verslag gestemd, omdat ik vind dat de rapporteur de ingewikkelde, doch urgente materie die het betreft - namelijk het opsporen en vervolgen van oorlogsmisdadigers in de Europese Unie - zeer bekwaam heeft behandeld.

Als voormalig minister van Binnenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk heeft de heer Kirkhope een goed inzicht in de complexiteit van deze materie en hij heeft in zijn verslag de voordelen aangetoond van actie op Europees niveau.

De tekst van de Raad is geamendeerd, zodat bepaalde artikelen die mogelijk in strijd waren met de subsidiariteitregels (artikelen met betrekking tot het regulariseren van opsporing en vervolging en niet die over het uitwisselen van gegevens) volgens mij nu met dat beginsel stroken.

2-083

Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Met dit Deense initiatief wordt beoogd de samenwerking op het vlak van onderzoek en vervolging bij met name oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid te versterken. Het is mijns inziens een essentiële en concrete bijdrage tot het belangrijke doel dat de Europese Unie zich heeft gesteld via het actieplan dat de Raad op 20 maart 2000 heeft goedgekeurd. Dat actieplan draagt de naam: “Actieplan ter voorkoming en bestrijding van de georganiseerde misdaad: een strategie

Page 30: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

34 17/12/2002

van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millennium”.

Een aantal amendementen van de rapporteur die de bevoegde commissie heeft goedgekeurd, vind ik opportuun en steekhoudend. Die amendementen betreffen de bescherming van persoonsgegevens, het feit dat de Raad zich met dit besluit niet moet begeven op het terrein van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof en de verduidelijking dat de nationale autoriteiten die belast zijn met de vervolging van die misdrijven de autoriteiten zijn die zorg dragen voor de naleving van de nationale wetten. Het zijn dus niet de instanties die zich bezighouden met immigratie en al helemaal niet de daarvoor in het leven geroepen instanties op Europees niveau.

Om die redenen heb ik voor gestemd.

2-084

- Verslag-Sousa Pinto (A5-0430/2002)

2-085

Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Ik feliciteer de heer Sousa Pinto met de kwaliteit van zijn moedige verslag. Ik onderschrijf zijn kritische opmerkingen over het gebrek aan ambitie en de magere inhoud van het Deense voorstel. Er zit geen vooruitgang in de erkenning van strafrechtelijke uitspraken; de toepassing van het principe van wederzijdse erkenning van vonnissen is nog toekomstmuziek. Het voorstel heeft slechts ten doel een systeem van informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te realiseren voor vervallenverklaringen ten gevolge van een strafvonnis. De tekst bevat echter geen enkel voorstel om door wederzijdse erkenning van uitspraken de toepassing van die vervallenverklaringen op te leggen. Een persoon wiens rechten vervallen zijn verklaard in een bepaalde lidstaat kan die rechten ongestraft uitoefenen in een andere lidstaat van de Unie.

Wij moeten gevolg geven aan de oproep die is gedaan in Tampere en Laken om het principe van de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke uitspraken te realiseren.

De kwestie van de erkenning van strafrechtelijke uitspraken ligt zeer gevoelig en werpt delicate vragen op. Er bestaan verschillen tussen de lidstaten en daarom dienen wij het mogelijk ontstaan van “strafrechtparadijzen” te voorkomen. Degenen die in de marge van de wet opereren mogen niet van het vrij personenverkeer profiteren.

Er moet een duidelijk antwoord komen op de eis van de burgers dat de EU op efficiënte wijze het probleem van de toenemende dreiging van de criminaliteit voor hun vrijheid en rechten aanpakt. Er is behoefte aan een stevig gezamenlijk beleid ter voorkoming en bestrijding van de misdaad.

Het verwerpen van het Deense voorstel is een belangrijk politiek signaal in de richting van de Raad en de lidstaten. Het Europees Parlement maakt zo duidelijk dat het aanzienlijke en samenhangende vooruitgang in de derde pijler wenst en geen ambitieloze initiatieven, die

zich lijken te beperken tot het maken van een goede beurt in de media.

2-086

Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) De Britse conservatieve leden van het Europees Parlement zijn van mening dat wederzijdse erkenning op dit gebied niet nodig is. Vervallenverklaringen moeten een zaak blijven voor intergouvernementele samenwerking. Daarom steunen de Britse conservatieve afgevaardigden de conclusie van de rapporteur dat het voorstel van de Raad moet worden verworpen.

2-087

Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Voor het creëren van een echte Europese ruimte van veiligheid en rechtvaardigheid in de hele Europese Unie zijn betere contacten tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten nodig. Het doel daarbij is tweeledig. Aan de ene kant moet er een samenhangend en onderling afgestemd beleid komen ter bestrijding van de georganiseerde misdaad. Die vorm van criminaliteit heeft op ruime schaal gebruik weten te maken van de totstandkoming en de verdieping van de interne markt. Aan de andere kant moet er een afdoend antwoord komen op de wens van de Europese burgers de georganiseerde misdaad te bestrijden. De strijd tegen de georganiseerde misdaad staat, zoals de rapporteur laat weten, op het lijstje met de negen belangrijkste zorgen van de Europese burgers op de derde plaats, na vrede en veiligheid en werkloosheid.

Met dit initiatief van Denemarken wordt beoogd een systeem van informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te realiseren voor vervallenverklaringen van individuele rechten op grond van stafrechtelijke uitspraken. Het voorstel bevat echter geen enkele vorm van wederzijdse erkenning waar het gaat om de tenuitvoerlegging van vonnissen. Daarom heb ik dit verslag gesteund en ingestemd met de door de rapporteur en de bevoegde commissie voorgestelde verwerping van het initiatief. Eigenlijk wordt met dit initiatief slechts een systeem gecreëerd voor het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten, maar het instrument biedt niet de echte operationele capaciteit die nodig is om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Het initiatief is namelijk niet tevens gericht op de invoering van enige vorm van wederzijdse erkenning met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vonnissen, hetgeen een conditio sine qua non is voor de beoogde vervallenverklaring van rechten.

2-088

Sousa Pinto (PSE), schriftelijk. - (PT) De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken stelt het Parlement voor een initiatief van het Koninkrijk Denemarken met betrekking tot de derde pijler te verwerpen. Deze stellingname is volgens de commissie en uw rapporteur noodzakelijk, want alleen zo kan het Parlement op duidelijke wijze zijn diepe ontevredenheid uiten over de verlammende toestand van de derde pijler, waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn.

Page 31: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 35

Belangrijke voorstellen van de Commissie die dateren van voor en na 11 september 2001 zijn geblokkeerd in de Raad of wachten nog steeds op omzetting of ratificatie door de lidstaten. Ik doel hier met name op het pakket maatregelen ter bestrijding van het terrorisme. Daar de lidstaten in de Raad niet tot de noodzakelijke consensus komen of hun verplichtingen op het vlak van het nationaal recht niet nakomen, gebruiken en misbruiken zij hun initiatiefrecht. Er worden in het wilde weg voorstellen gedaan, voorstellen die geen deel uitmaken van een of ander plan en die niet op het ‘scorebord’ van de Commissie staan. Het zijn willekeurige, onbeduidende en onsamenhangende voorstellen, die soms ingegeven zijn door de nationale politieke agenda. Dergelijke voorstellen maken van de derde pijler een universum dat permanent en op chaotische wijze in alle richtingen uitdijt - een bureaucratisch kluwen zonder begin of eind.

Het is de plicht van het Europees Parlement dit rookgordijn aan de kaak te stellen. Deze ogenschijnlijke hyperactiviteit op het vlak van wetgeving dient er mede toe de lethargie van de Unie op een terrein toe te dekken dat met name sinds 11 september 2001 van levensbelang is. Dit soort acties verhult tevens het gebrek aan politieke daadkracht van de Raad en de lidstaten: ze zijn niet in staat ook maar één relevante maatregel van de Commissie in werking te doen treden die deel uitmaakt van het scorebord.

De kloof tussen de woorden van politieke ambtsdragers, met name ministers, en hun daden neemt op het terrein van de strijd tegen de grensoverschrijdende misdaad schandalige vormen aan. De boodschap van het Europees Parlement in de richting van de Raad en de lidstaten is dat aan die situatie een eind gemaakt dient te worden.

2-089

- Verslag-Piétrasanta (A5-0428/2002)

2-090

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Wij zijn voorstander van de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek en de toepassingen hiervan op alle gebieden die de ontwikkeling van de mensheid kunnen bevorderen. In het verslag wordt verklaard dat onderzoek en technologische ontwikkeling in Europa van belang zijn voor de burgers, de vrouwen, de onderzoekers, Europa, de concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde Staten en Japan, de duurzame ontwikkeling, de derde wereld en het milieu. Het is geen kwestie van nalatigheid dat de ondernemingen in deze opsomming ontbreken, alhoewel zij de grootste belanghebbenden zijn gezien het feit dat in het verslag wordt voorgesteld de subsidies voor het bedrijfsleven te verhogen. Zij horen er voor de opstellers van het verslag vanzelfsprekend bij.

Maar niet voor ons. Wij verzetten ons ertegen dat voor de zoveelste keer onder dit voorwendsel openbare middelen worden gebruikt om particuliere beurzen te spekken. De enige reden waarom wij niet tegen dit verslag stemmen, maar ons van stemming onthouden, is

dat in het verslag ook wordt voorzien in een aantal subsidies die wetenschappers en het openbaar en universitair onderzoek ten goede zouden kunnen komen.

2-091

Zrihen (PSE), schriftelijk. – (FR) Eén van de fundamentele maar al te vaak genegeerde problemen van het wetenschappelijk onderzoek in Europa is dat vrouwen in deze sector ernstig ondervertegenwoordigd zijn. Dit vormt niet alleen een probleem vanuit het oogpunt van gelijkheid en rechtvaardigheid, maar ook vanuit het oogpunt van de doelmatigheid van het onderzoek in Europa. De EU blijkt niet in de staat te zijn haar potentieel aan menselijke hulpbronnen te mobiliseren.

In Lissabon heeft de Unie besloten dat zij de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld wil worden. Tegen die achtergrond is het des te belangrijker om voor dit verslag te stemmen, aangezien hierin op adequate wijze de aandacht wordt gevestigd op het vraagstuk van de vrouwen in de onderzoekssector.

Het gaat er vooral om de inspanningen te ondersteunen die in het kader van het Europees onderzoeksbeleid worden ondernomen, bijvoorbeeld het belang dat in het specifieke programma “Structureren van de Europese onderzoeksruimte” wordt toegekend aan acties ten behoeve van “vrouwen en wetenschap”.

Maar er moet ook nog veel gebeuren: in de toekomstige kaderprogramma’s dient op alle niveau’s een genderperspectief geïntroduceerd te worden, en er dienen meer statistieken te worden opgesteld en verspreid betreffende de participatie van mannen en vrouwen.

Meer in het algemeen moet worden gestreefd naar een betere combineerbaarheid van werk en gezin, waarvan zowel de kinderen als de werknemers zelf zouden profiteren. Te dien einde moeten de lidstaten in het bijzonder voor adequate kinderopvang zorgen.

2-092

- Verslag-Van Hulten (A5-0409/2002)

2-093

Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Dit verslag is gebaseerd op de onterechte aanname dat steunverlening via het EOF onder de communautaire taken valt. Het is ten overvloede aangetoond dat de aard van de betrekkingen tussen de verschillende lidstaten en de ontwikkelingslanden die de hulp ontvangen, zeer uiteenlopend is. Dat hangt samen met historische factoren en met reeds lang bestaande banden, die vaak - zoals in het geval van Portugal - tot zeer nauwe samenwerkingsrelaties leiden. Die relaties komen tot uitdrukking in structuren die alleen de Raad kan vastleggen en naar behoren kan beoordelen.

Ik ben het niet met de communautarisering van deze hulp eens en daarom heb ik tegengestemd.

2-094

- Verslag-Langenhagen (A5-0386/2002)

Page 32: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

36 17/12/2002

2-095

Crowley (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de samenwerking op het gebied van onderwijs in Europa heeft vele studenten uit alle landen van de Europese Unie alsmede studenten uit de toetredende landen bij elkaar gebracht. Studenten die deelnemen aan uitwisselingsprogramma’s breiden hiermee niet alleen hun kennis en vaardigheden uit met betrekking tot de voortdurend veranderende aard en vorm van de wereld waarin wij leven. Zij vormen tevens de toekomstige bouwstenen van een nieuwe maatschappij en dragen bij aan het wederzijdse begrip en de tolerantie ten aanzien van de culturele diversiteit binnen de Europese Unie.

Het aantal mensen dat sinds de invoering heeft deelgenomen aan het ERASMUS-programma zal in het academisch jaar 2002-2003 meer dan een miljoen bedragen. In totaal doen er nu dertig landen aan mee. Ik ben blij dat de Europese Unie momenteel werkt aan een handvest voor ERASMUS-studenten dat in 2003 voor alle studenten beschikbaar zal zijn. In dit handvest zullen hun rechten en verplichtingen worden geformuleerd, zoals de volledige erkenning van hun studieresultaten door de thuisuniviversiteit en het verplichte aantal studiepunten dat zij tijdens de periode van deelname aan ERASMUS dienen te behalen. De Europese Commissie en het Parlement hebben als doel dat het totale aantal deelnemers aan het programma in 2007 de twee miljoen bereikt.

Wij moeten ervoor zorgen dat studenten ook in het buitenland studietoelagen uit hun eigen lidstaat blijven ontvangen en dat deelname aan het ERASMUS-programma niet blijft voorbehouden aan studenten die het zich kunnen veroorloven. Het programma “Jeugd voor Europa” heeft een zeer positief effect gehad op het aantal uitwisselingen tussen studenten. Deze ontwikkeling dient verder te worden aangemoedigd, in het bijzonder voor studenten die zelf niet over de middelen beschikken om aan een uitwisseling deel te nemen. Ik wil erop wijzen dat het SOCRATES-programma reeds is verlengd, zodat het nu loopt van 2000 tot 2006, en dat voor dit programma 1850 miljoen euro is toegekend.

De besluiten van de Rekenkamer maken ten slotte duidelijk dat wij onze boekhouding beter op orde moeten krijgen en efficiënter te werk moeten gaan, zodat alle studenten in Europa niet alleen op academisch gebied succes kunnen boeken, maar ook de kans krijgen zich in cultureel opzicht te verrijken.

2-096

Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik haal enkele gegevens uit dit document aan: 920 miljoen euro voor het SOCRATES-programma, 126 miljoen euro voor het “Jeugd voor Europa”-programma. Toen ik afgelopen maandag via Rome, Nice en Milaan naar Straatsburg vloog viel ik in slaap en begon te dromen. Ik droomde dat ik op een schip was: ja, op een schip, want mevrouw Langenhagen is meestal rapporteur voor zeevaartvraagstukken. Door de deining van de golven viel ik in slaap en ik droomde dat ik in het Europees

Parlement was en na vóór gestemd te hebben - hetgeen ik ook in werkelijkheid heb gedaan - de aanwezige afgevaardigden vroeg: “Wanneer komt er eindelijk een METHUSALEM-programma voor gepensioneerden? Wanneer komt er een “Jonge Ouderen voor Europa”-programma?”

2-097

Alyssandrakis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De resolutie gaat over het verslag van de Rekenkamer over de toepassing van het SOCRATES-programma en het “Jeugd voor Europa”-programma (1995-1999). De Rekenkamer maakt gewag van tekortkomingen bij de opzet (SOCRATES is buitensporig ingewikkeld, met als gevolg uiteenlopende interpretaties en problemen in de betrekkingen tussen het bureau voor technische bijstand (BTB) en de nationale bureaus), bij de toepassing (vertragingen, ontoereikend beheer, mogelijke fraude en onderzoek van zeven gevallen door OLAF) en bij de evaluatie. Bij de evaluatie hebben zich zulke grote vertragingen en onregelmatigheden voorgedaan dat de Rekenkamer “voor een moeilijke opgave [stond] toen zij moest beoordelen of de doelstellingen van de programma’s nu wel of niet waren verwezenlijkt”. Verder is de opstelling van het tussentijds verslag over het “Jeugd voor Europa”-programma opgedragen aan een bedrijf van een voormalig directeur van het BTB.

In de resolutie staan pertinente opmerkingen en voorstellen. De Commissie wordt gevraagd gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer. Zo wordt haar gevraagd de BTB’s te vervangen door publiekrechtelijke communautaire instanties. Ook wordt erop aangedrongen de “kadercontracten” met externe bedrijven af te schaffen en overheidsinstanties te belasten met het toezicht en de evaluatie. Er komt eveneens een zeker wantrouwen tot uiting ten aanzien van de doeltreffendheid van de programma’s.

Deze pertinente opmerkingen zullen echter hoogstens kunnen uitmonden in maatregelen ter verbetering van de programma’s die - zoals wij herhaaldelijk hebben gezegd - zijn opgesteld voor doelstellingen die met de titel van de programma’s niets hebben uit te staan. Dit zijn programma’s waarmee het onderwijs en de jeugd op agressieve wijze het onderwijsmodel van de Europese Unie wordt opgelegd, opdat de jongeren vertrouwd raken met het zogenaamde “Europees ideaal”.

Op grond hiervan hebben de afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland besloten zich van stemming te onthouden.

2-097-500

Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik feliciteer collega Langenhagen met haar uitstekende verslag over het speciaal verslag nr. 2/2002 van de Rekenkamer betreffende de communautaire actieprogramma’s SOCRATES en “Jeugd voor Europa”. Het speciaal verslag bevat een evaluatie van de uitvoering van de genoemde programma’s gedurende de periode 1995-1999. Ik heb het verslag gesteund; die steun geldt met name voor het voorstel helderheid, precisie en

Page 33: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 37

nauwkeurigheid te eisen vanaf de ontwerpfase tot de evaluatie van de communautaire programma’s.

In dit verband zou ik nog willen benadrukken dat het Europees Parlement gedurende het besluitvormingsproces dat tot de goedkeuring van communautaire wetsvoorstellen leidt op de bres moet staan voor heldere teksten, vereenvoudigde procedures en, in voorkomend geval, mechanismen die garant staan voor een doeltreffend beheer en een efficiënte evaluatie.

2-098

Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het volgens mij zeer belangrijk is de communautaire uitgaven voor het bevorderen van de uitwisseling van Europese studenten, in het bijzonder in het kader van de communautaire programma’s SOCRATES en “Jeugd voor Europa”, te handhaven. De rapporteur en de Commissie begrotingscontrole hebben op een aantal gebreken gewezen. Er is met name gewezen op tekortkomingen bij de ontwikkeling en het beheer van de programma’s, waarvoor de rapporteur trouwens een aantal suggesties doet. Desalniettemin moet erkend worden dat een uitvoeringsgraad in de orde van grootte van 90 procent de conclusie wettigt dat het een zeer belangrijk en succesvol programma is zowel voor de verrijking en de ontplooiing van de toekomstige generaties Europeanen als voor het levenslang leren, dat steeds belangrijker wordt. Ik ben het dan ook eens met de handhaving van deze programma’s en met het voorgestelde budget. Het is namelijk zeer belangrijk de totstandkoming van een Europese onderwijsruimte te blijven stimuleren langs de weg van informele onderwijservaring voor jongeren, vooral via de mobiliteit van studenten. Even belangrijk is het steun te blijven verlenen aan het levenslang leren, het leren van vreemde talen, een intensiever gebruik van nieuwe technologieën in het onderwijs en de bevordering van Europese samenwerking in het onderwijsveld.

2-099

- Verslag-Damião (A5-0404/2002)

2-100

Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, aanstaande donderdag heb ik om 3 uur ’s middags een ontmoeting met professor Valas en zijn studenten aan de Université Robert Schuman in Straatsburg, die kennis hebben gekregen van de stemverklaringen van afgevaardigde Fatuzzo en mij hebben gevraagd een lezing te houden over dit thema. Ik zal deze studenten zeggen dat ik voor het verslag-Damião heb gestemd en precies dat heb gevraagd wat zij mij zullen vragen: dat degenen die op de werkplek blootgesteld zijn aan asbest de toestemming van Europa krijgen om met volledig behoud van loon de helft van de tijd te werken en dat de kosten daarvoor gedragen worden door alle werknemers die het geluk hebben in een gezonde omgeving te werken, in een omgeving die geen ernstige ziekten veroorzaakt zoals asbestose.

2-100-500

Caudron (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik sta achter het verslag van mevrouw Damião en ik wil haar hartelijk met het door haar verrichte werk feliciteren.

Het asbestdrama moet als afschrikwekkend voorbeeld dienen en hieruit dient lering te worden getrokken! Het was allang bekend dat er een ernstig risico bestond. Lange tijd heeft men dit risico om economische redenen niet onder ogen willen zien, met als gevolg dat vandaag tienduizenden mensen ziek zijn en sterven.

Nu probeert men zich te beschermen.

Maar morgen dienen degenen die niets hebben willen zien verantwoording af te leggen aan hun slachtoffers en hun schadevergoeding aan te bieden.

Moge het asbestdrama, afgezien van de nieuwe beschermingsmaatregelen die zijn genomen, een les zijn voor degenen die achteloos omgaan met de risico’s die voortvloeien uit bepaalde producten, uit nieuwe productiewijzen, uit genetische manipulatie en uit het onbeperkt creëren van nieuwe magnetische velden (om slechts een paar bekende voorbeelden te noemen).

Met andere woorden: als het geen zin heeft aan het verstand te appelleren, moet gegrepen worden naar het middel van juridische of zelfs strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Om deze redenen heb ik voor het verslag-Damião gestemd.

2-101

- Verslag-Coelho (A5-0436/2002)

2-102

Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag van de heer Coelho wordt onder meer voorgesteld om, op basis van een Raadsbesluit en in het kader van de strijd tegen het terrorisme, in elke lidstaat een “Sirene”-bureau in te stellen. In het Italiaans wordt het woord “sirene” gebruikt voor een heel mooie vrouw met een vissenstaart en ontbloot bovenlichaam, die in de zee leeft. Ik kon dus onmogelijk tegen stemmen, en ik geloof dat met dit systeem de terroristen goed bestreden worden: hoe zullen zij de sirenen kunnen weerstaan? Daarom wil ik, als ik zo vrij mag zijn, aanraden de sirenen zo te organiseren dat zij gaan lijken op Claudia Schiffer, Kim Basinger, Sabrina Ferrilli en - waarom ook niet - op meer moderne sterren als Britney Spears, Shakira, Christina Aguilera, of wie u ook maar te binnen schiet.

2-103

Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit initiatief past in de strategie van geleidelijke introductie van voorstellen met als doel uitbreiding van de discretionaire bevoegdheden, onder het mom van de strijd tegen het terrorisme. In dit geval gaat het om het creëren van SIS II, terwijl daar geen enkele reden voor is. Dit initiatief dient met name vanwege de volgende punten verworpen te worden:

Page 34: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

38 17/12/2002

- instanties krijgen hierdoor gemakkelijker toegang tot persoonsgegevens, zonder dat daar enige controle op wordt uitgeoefend. Dit geldt met name voor derde landen;

- er is geen garantie dat de gemeenschappelijke controleautoriteit van Schengen over alle voorstellen inzake het functioneren van het SIS advies kan uitbrengen;

- het terrorisme en de zorgen die daarover bestaan kunnen niet als argument dienen voor het aanleggen van dossiers over burgers op grond van louter politieke criteria. Dat kan ertoe leiden dat het SIS een politieke inlichtingendienst wordt ten dienste van een toekomstige Europese politieke politie. Dat zou onoverzienbare gevolgen hebben voor de bescherming van de rechten en vrijheden van de burgers.

2-104

Korakas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Het Schengeninformatiesysteem is een mechanisme voor elektronische persoonsregistratie, voor het fabriceren en schaduwen van verdachten, kortom een zuiver politioneel, repressief mechanisme. Dit wordt met bijzonder veel vlijt ingezet om de steeds groter wordende volksbeweging te onderdrukken die zich verzet tegen de keuzen van de EU en tegen de opbouw van een immigrantenvijandig Fort Europa.

Er zijn al heel wat klachten ingediend, zelfs door voorstanders van het SIS, over het gebrek aan transparantie en de enorme risico’s in verband met de mensenrechten. Het Europees Parlement heeft vorig jaar - zoals altijd weer onder het mom van de strijd tegen het terrorisme - ingestemd met de ontwikkeling van het tweedegeneratiesysteem. Wij herinneren eraan dat met de toepassing van het Schengeninformatiesysteem is begonnen in 1995, dat wil zeggen geruime tijd voor 11 september 2001.

Het initiatief van Spanje, waarmee met het verslag-Coelho instemming wordt betuigd, behelst weliswaar talrijke retorische verklaringen over de bescherming van de rechten van de burger, maar ook voorstellen om alle repressieve instanties van de EU (Europol, Eurojust, enzovoort) toegang te geven tot het systeem en dit te “verrijken” met nieuwe categorieën van gegevens. Het voorstel voor het verzamelen en uitwisselen van informatie met betrekking tot aanvragen voor verblijfsvergunningen van buitenlanders - met als alibi de strijd tegen het terrorisme - strookt volledig met de racistische en xenofobe mentaliteit van de EU-leiders.

Dit initiatief heeft een uiterst reactionaire oriëntatie. De verwerping van dit initiatief en het Schengeninformatiesysteem zelf vormt een belangrijk doel waarvoor de volksbeweging strijdt.

2-105

Swiebel (PSE), schriftelijk. - Het onderhavige voorstel impliceert een stilzwijgende verschuiving van de functie van het Schengeninformatiesysteem van controle-instrument in het kader van het vrije verkeer van

personen naar een opsporingsinstrument in het kader van de bestrijding van criminaliteit en terrorisme. En dat terwijl er over de modaliteiten, met name het toezicht en de gegevensbescherming onvoldoende duidelijkheid bestaat. De rechten van de burgers zijn daarom in dit voorstel onvoldoende gewaarborgd.

2-106

- Verslag-Bourlanges (A5-0425/2002)

2-107

Nordmann (ELDR). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, met uw welnemen zou ik de nadruk willen leggen op de buitengewone kwaliteit van het verslag van de heer Bourlanges, dat gezien de loop die de Conventie neemt precies op tijd komt. De Conventie werd als het ware leeggezogen door een virtuele Intergouvernementele Conferentie gezien de komst van tal van ministers van Buitenlandse Zaken. Dankzij het verslag van de heer Bourlanges is het het Europees Parlement dat de Conventie weer op het spoor zet van hetgeen absoluut essentieel is, namelijk duidelijkheid en perspectief. De wetgeving moet duidelijk zijn omdat, wanneer men wil dat deze door iedereen wordt nageleefd, er geen enkele onduidelijkheid mag bestaan omtrent de categorieën van rechtsinstrumenten. Perspectief is vereist omdat het belangrijk is dat er altijd een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen constitutionele aspecten en de politiek zelf. Het verslag van de heer Bourlanges draagt hier in wezenlijke mate aan bij. Eerlijk gezegd zou men het gevoel kunnen krijgen dat het minder om een verslag gaat dan om het model van een grondwet-Bourlanges.

2-108

Andersson, Färm, Hedkvist Petersen, Hulthén en Karlsson (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben voor het verslag gestemd, omdat een voor ons onaanvaardbaar punt verworpen is. In paragraaf 5, tweede streepje, stond dat de ratificatieprocedure voor een toekomstige grondwet gewijzigd moet worden opdat een "kleine minderheid" van lidstaten zich niet tegen ratificatie kan verzetten. Dat is onaanvaardbaar, omdat het vetorecht een van de fundamentele grondwettelijke principes van de Unie is. Wij zouden het betreuren dat het Europees Parlement de Conventie en de Intergouvernementele Conferentie zou laten geloven dat wij vinden dat eenderde van de lidstaten genegeerd moet kunnen worden, zoals in de oorspronkelijke versie van het verslag voorgesteld was.

Daarnaast vinden wij het niet goed om te eisen dat de toekomstige grondwettelijke voorstellen die een nieuwe conventie doet niet door de Europese Raad gewijzigd kunnen worden zonder goedkeuring door die conventie. De democratische legitimiteit van een conventie naar het model van de huidige Conventie is niet groter dan die van de regeringen.

Hoewel wij in principe voorstander zijn van uitbreiding van de besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en de medebeslissingsprocedure naar alle soorten wetgeving, zijn wij van mening dat het voor het buitenlands en veiligheidsbeleid noodzakelijk is unanieme besluiten te nemen. Wij wijzen er tevens op

Page 35: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 39

dat de medebeslissingsprocedure in het kader van artikel 139 niet mag betekenen dat de sociale partners de mogelijkheid ontnomen wordt autonoom overeenkomsten te sluiten. Medebeslissing mag er niet toe leiden dat van de huidige procedure wordt afgestapt en dat de materiële inhoud van de overeenkomsten onder de loep wordt genomen. Dat is niet de taak van een wetgevende autoriteit.

2-109

Arvidsson, Cederschiöld, Grönfeldt Bergman, Stenmarck en Wachtmeister (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Een van de belangrijkste taken van de Conventie is voorstellen te doen voor de vereenvoudiging en verduidelijking van de juridische instrumenten en de procedureregels die de EU gebruikt alsook duidelijk vast te stellen welke bevoegdheden de lidstaten aan de EU hebben afgestaan. De Conventie tracht een uniforme besluitvormingsstructuur uit te werken die is gebaseerd op medebeslissing en het Gemeenschapsmodel in het kader van een "constitutioneel verdrag", en dat betekent dat belangrijke wijzigingen worden voorgesteld om het communautair besluitvormingsproces te democratiseren en overzichtelijker te maken. Het verslag bevat goede voorstellen voor een nieuwe terminologie waarmee de functie van de verschillende rechtsinstrumenten van de EU verduidelijkt wordt en waarmee het besluitvormingsproces toegankelijker gemaakt wordt. Het verslag maakt duidelijk dat de EU alleen kan optreden op die gebieden waarvoor de lidstaten haar bevoegdheden hebben toegekend.

Die gebieden waarvoor de lidstaten bevoegdheden willen afstaan kenmerken zich door het feit dat samenwerking daar een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van acties van afzonderlijke lidstaten. Daarbij gaat het in het bijzonder om gebieden die te maken hebben met de interne markt en met de gemeenschappelijke strijd tegen ernstige vormen van grensoverschrijdende criminaliteit.

Het verslag schept geen duidelijkheid over de vraag in hoeverre grondwettelijke wijzigingen enkel gebaseerd dienen te zijn op voorstellen van de Conventie en in hoeverre eventuele amendementen van Intergouvernementele Conferenties op de voorstellen van een toekomstige conventie door die conventie goedgekeurd dienen te worden. Als toekomstige Intergouvernementele Conferenties verplicht zijn de Conventie te volgen, verandert de verhouding tussen de lidstaten en de EU. Voor grondwettelijke wijzigingen moet het unanimiteitsbeginsel gehandhaafd worden. Het huidige ratificatieproces moet gerespecteerd worden en behouden blijven. Er heerst eveneens onduidelijkheid over de vraag of de voorgestelde “wetten” die buiten het constitutionele deel vallen en die met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld worden, gebruikt mogen worden om de financiering van de Unie in de toekomst te regelen. Over die financiering moet met eenparigheid van stemmen beslist worden. De centrumdemocraten verzetten zich tegen elk voorstel dat gericht is op financiering van de Unie op basis van eigen belastinginkomsten.

2-110

Berthu (NI), schriftelijk. – (FR) In het minderheidsstandpunt dat bij het verslag-Bourlanges is gevoegd, heb ik in het bijzonder kritiek geuit op het voorstel in paragraaf 5 om herzieningen van het Verdrag mogelijk te maken op basis van besluitvorming bij meerderheid van stemmen (zij het een dubbele gekwalificeerde meerderheid) in plaats van bij eenparigheid van stemmen. Deze methode, waarmee wordt voortgegaan op de weg die het huidige Europa reeds is ingeslagen, zou ertoe leiden dat de bevolking van de Europese besluitvorming wordt vervreemd.

Eén van onze Luxemburgse collega’s, de heer Poos, oud-minister van Buitenlandse Zaken van Luxemburg en oud-fungerend voorzitter van de Raad van de Europese Unie, heeft de heer Bourlanges hier in een brief op gewezen. Hierin heeft hij eraan herinnerd dat geen enkele lidstaat ermee zal instemmen dat het basisverdrag “tegen zijn wil” wordt herzien, en hij heeft eraan toegevoegd dat de burgers van een land dat op die manier in een minderheidspositie wordt gedrukt zich zouden afwenden van een “Europa met autoritaire trekken”. Naarmate op deze manier steeds meer constitutionele wijzigingen zouden worden doorgevoerd, zouden steeds meer lidstaten min of meer vazalstaten worden. Men kan zich voorstellen welke gevolgen dit zou hebben voor het draagvlak van het Europese project, aldus de heer Poos in zijn schrijven.

De desbetreffende passage is in de definitief goedgekeurde tekst vager geformuleerd, maar de intentie blijft bestaan. In ieder geval komt de geest van dit voorstel ook meer algemeen tot uiting in het streven van de rapporteur (en van de Conventie) om de medebeslissingsprocedure met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen de Raad algemeen toe te passen zonder dat hier het tegenwicht van een nationaal veto tegenover staat.

2-111

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Men zou bijna medelijden krijgen met de rapporteur, die probeert wat orde te scheppen in wat hij zelf een “chaos” noemt. Hiermee bedoelt hij het samenraapsel van tegenstrijdige of ontoepasbare regels, verordeningen en richtlijnen die het resultaat zijn van het gesjacher tussen de lidstaten waarvan al vanaf het begin van wat abusievelijk de opbouw van Europa wordt genoemd sprake is.

Maar de door de rapporteur gelaakte chaos bestaat niet alleen in de teksten, maar ook in de werkelijkheid. De huidige ontwikkeling, die bepaald wordt door de krachtsverhoudingen tussen de rivaliserende particuliere belangen die door de lidstaten worden beschermd, staat in schril contrast met echte eenwording, waarmee een Europa zonder grenzen met een en rationeel georganiseerde economie op Europese schaal wordt geschapen.

De rapporteur heeft geprobeerd een verzoening tot stand te brengen tussen de Europese eenwording en

Page 36: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

40 17/12/2002

concurrerende kapitalistische belangen en is op deze onmogelijke taak stukgelopen.

2-112

Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Deze resolutie past in het perspectief van de integratie van Europa op federalistische basis. Het voorstel is gericht op de totstandkoming van een grondwet, en de rapporteur pleit voor versterking van de supranationale bevoegdheden van het Europees Parlement door de medebeslissingsprocedure over de hele linie toe te passen. Tevens stelt hij voor besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad tot regel te maken en meer beleidssectoren te communautariseren.

In de resolutie wordt ook gepleit voor verandering van de methode voor wijziging van de Verdragen, door het institutionaliseren van de methode van een “conventie” met meer bevoegdheden. Dat leidt tot verschillende wijzigingsprocedures voor het “constitutionele” gedeelte en voor de afdeling “beleid”. Hiermee wordt de deur opengezet voor aantasting van de volwaardige rol van de nationale parlementen bij de ratificatie van de Verdragen.

Op voorstel van mijn fractie is - tot onze tevredenheid - de aanbeveling geschrapt om een einde te maken aan de besluitvorming bij eenparigheid van stemmen in de Raad bij de herziening van de Verdragen (waarbij het gaat om cruciale besluiten als het overdragen van nationale bevoegdheden aan de Europese Unie). Desalniettemin rijst uit de resolutie een beeld op van een rechtsorde van de Europese Unie die de rechtsstelsels van de lidstaten domineert. De bevoegdheden van de supranationale instellingen van de Unie worden versterkt, waarbij men zelfs zo ver gaat een nieuwe instelling te creëren door de “conventie” te institutionaliseren. Daarmee worden de fundamenten voor een toekomstige “Europese staat” gelegd en worden de nationale soevereiniteit en de onafhankelijkheid van een land als Portugal op de helling gezet.

Daarom heb ik tegen gestemd.

2-113

Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. - De huidige regels die binnen de EU gelden vormen een onsamenhangende lappendeken. Die is gedurende een halve eeuw ontstaan via verdragen, verordeningen en richtlijnen, waarbij het Hof van Justitie scheidsrechter moet spelen. Voor de burgers van Europa is onduidelijk wie voor die regels verantwoordelijk is, hoe verstrekkend ze zijn en hoe ze kunnen worden veranderd. ‘Verordening’ is in de EU de naam voor de rechtstreekse wetgeving op het meest centrale niveau, terwijl diezelfde naam in Nederland wordt gebruikt voor regels die binnen de ruimte welke de nationale wetgeving biedt, zijn vastgesteld door gemeenten en provincies. De naam ‘Richtlijn’ wekt de indruk dat het gaat om vrijblijvende aanbevelingen, dus welgemeende adviezen. In werkelijkheid worden de nationale parlementen gedwongen om binnen twee jaar overeenkomstige wetgeving vast te stellen, zodat de kern van het daar te nemen besluit al is vastgesteld voordat de publieke discussie over de wenselijkheid ervan kan

starten. Wie een Europese superstaat met veel centrale wetgeving wil krijgt van rapporteur Bourlanges een uitstekend overzicht van de verhouding tussen grondwet, gewone wetten, programmawetten, kaderwetten, organieke wetten en financiële wetten. Ik steun niet zijn bedoelingen, maar wel zijn overzichtelijkheid. Terecht wil hij uitvoeringsmaatregelen van de Europese Commissie onderwerpen aan medebeslissing door dit Parlement als we binnen drie maanden bezwaar aantekenen.

2-114

Pasqua (UEN), schriftelijk. – (FR) Gezien de talenten waarvan de heer Bourlanges normaal gesproken blijk geeft, had men van hem iets anders kunnen verwachten dan dit weinig inspirerende verslag, dat bepaald niet opvalt door originaliteit.

De door de heer Bourlanges voorgestelde hiërarchie van normen (constitutioneel gedeelte, organieke wetten, gewone wetten) is op alle punten een exacte kopie van de hiërarchie die is vastgelegd in de Franse grondwet van de Vijfde Republiek. Bovendien impliceert de hiërarchie van normen noodzakelijkerwijs een hiërarchie van functies en organen, en dat betekent dat de rapporteur niet meer en niet minder voorstelt dan een nieuwe communautaire architectuur waarmee op Europees niveau het constitutionele staatsmodel van de lidstaten wordt gereproduceerd.

Maar net als iedere oefening van dit soort kent ook nabootsing op institutioneel vlak haar grenzen. Is het echt zinvol het constitutionele model dat alle lidstaten met elkaar gemeen hebben naar het communautaire niveau over te hevelen? Het antwoord is natuurlijk nee.

De rapporteur wil de huidige regeling vervangen door een Europese wet en dringt en passant uiteraard ook aan op uitbreiding van de medebeslissingprocedure. Tevens pleit hij voor een hervorming van de procedure voor de herziening van de Verdragen. Hij vergeet echter één ding, namelijk dat het de Unie, ook wanneer zij over een politiek bestel zou beschikken dat identiek is aan dat van de lidstaten, altijd aan het meest wezenlijke zou ontbreken: democratische legitimiteit.

2-115

Ribeiro e Castro (UEN), schriftelijk. - (PT) Ik kan het in grote lijnen eens zijn met de juridische diagnose van de communautaire rechtsorde in dit verslag. Ik ga volledig akkoord met de constatering van de rapporteur dat wij met niet minder dan een normatieve, procedurele en taalkundige chaos te maken hebben. Ik ben het in nog grotere mate eens met zijn bewering dat de onsamenhangendheid van de verschillende categorieën rechtsinstrumenten die deze orde vormen het systeem voor de burgers onbegrijpelijk maakt, ook voor degenen die uitstekend zijn geïnformeerd en zeer goed zijn ingevoerd in juridische kwesties. In het huidige wettelijk kader ontbreken beginselen voor de benaming van rechtsinstrumenten, en het stelsel is gestoeld op veelal duistere en soms misleidende benamingen.

Page 37: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 41

Ik kan het echter niet meer eens zijn met de rapporteur wanneer hij politieke munt probeert te slaan uit de noodzaak een samenhangende typologie van communautaire wetsteksten en een logische hiërarchie van normen te creëren. Daaraan bestaat dringend behoefte, maar de rapporteur buit de situatie uit door verdere stappen te zetten in de “lange mars” van de uiterst discutabele federalistisch-constitutionele doctrine. In het verslag wordt ervan uitgegaan dat er de facto al een soevereine Europese staat met constituerende bevoegdheden bestaat. De rapporteur gaat zelfs zo ver elke verwijzing naar nationale parlementen weg te laten, hetgeen feitelijk neerkomt op het voorstel een einde te maken aan de procedure die gebaseerd is op de Verdragen.

Wij weten echter allemaal dat het aanbrengen van meer samenhang en helderheid in de communautaire rechtsorde geenszins het opleggen van een normatief federaal kader vereist. Daarom heb ik tegen gestemd en ik betreur het dat de rapporteur - die technisch gezien uitstekend werk heeft verricht - deze politieke uitglijder heeft gemaakt in de richting van wat in mijn ogen federalistisch opportunisme is.

2-115-500

Thorning-Schmidt (PSE), schriftelijk. – (DA) Ik heb vandaag voor het verslag-Bourlanges (A5-0425/2002) gestemd. Ik ben van mening dat het EU-systeem vereenvoudigd moet worden en dat het Parlement zijn bijdrage moet kunnen leveren aan de werkzaamheden van de Conventie.

Ik betreur echter dat in het verslag verwezen wordt naar de sociale partners. De rapporteur wil een procedure invoeren waarbij overeenkomsten die de sociale partners bereiken ter goedkeuring aan het Parlement en de Raad moeten worden voorgelegd. Naar mijn mening creëert men op deze manier een nutteloze derde partij in het sociaal overleg. De bedoeling van het sociaal overleg is dat de sociale partners bindende overeenkomsten met elkaar sluiten.

2-116

- Verslag-Breyer (A5-0384/2002)

2-117

Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, vorige week was ik met een commissie van het Parlement op officieel bezoek in Griekenland. Ik heb met Griekse boeren gesproken die mij zeiden: “Wij weten dat volgende week een verslag over het gebruik van ioniserende straling bij levensmiddelen in stemming wordt gebracht. Door dergelijke behandelingen komen er steeds grotere levensmiddelenbedrijven die hun producten dankzij de langere houdbaarheid naar alle landen in de wereld kunnen versturen. Nee, mijnheer Fatuzzo, wij willen dat er in elke stad tuinderijen blijven bestaan waar landbouwers het nodige kunnen telen om de stadsmensen te voorzien van verse groenten en fruit. Daarom moet u er met uw stem voor zorgen dat zo min mogelijk hulp wordt verleend aan dit soort behandeling van landbouwproducten”.

2-118

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Zonder in te gaan op de kern van het vraagstuk - de voordelen van het ioniseringsproces voor de consument, die ook niet worden betwijfeld - legt de rapporteur in het onderhavige verslag de nadruk op de risico’s en bepaalde vormen van misbruik op het gebied van ioniserende straling.

Wij stemmen uitsluitend voor dit verslag omdat hierin wordt gepleit voor behoedzaamheid, hetgeen ons een goede zaak lijkt voor de consument. Het echte probleem vloeit niet zozeer voort uit het ioniseringsproces op zich alswel uit het gebruik dat hiervan wordt gemaakt. Er zijn natuurlijk toepassingen die voordelen bieden voor producenten en consumenten (conservering van voedingsmiddelen, vernietiging van parasieten, enzovoort), maar de voedingssector evenals de grote distributeurs, die het alleen maar om de stijging van hun winst te doen is, kunnen dit proces tegen de consumenten gebruiken. De risico’s worden in het verslag toegelicht: de consument wordt er niet op gewezen, door middel van adequate etikettering, dat het product er goed uit kan zien, dankzij de ioniserende straling, en toch aan bederf onderhevig kan zijn. Dit heeft al tot meerdere gevallen van voedselvergiftiging geleid (er zijn ook enkele gevallen gemeld waarbij werknemers van ondernemingen zijn overleden als gevolg van de blootstelling aan radioactief materiaal).

Ook bij dit innovatieve proces, dat vooruitgang voor de burger zou kunnen betekenen, leidt de druk van de markt eens te meer tot een gebrek aan verantwoordelijkheid en dus tot risico’s, aangezien in het streven naar kapitalistische winst voorbij wordt gegaan aan het leven en de gezondheid van de mens.

2-119

Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De uiteindelijke versie van het verslag is positief, gezien het voorstel de huidige beperkende lijst van producten te handhaven. Ik vind ook de nadruk op regelmatige controles positief, evenals de eis dat direct alle producten uit de markt genomen worden die ten onrechte zijn voorzien van het etiket “niet bestraald”, terwijl tests het tegendeel bewijzen. Er zij aan herinnerd dat het voorzorgsprincipe altijd dient te worden gerespecteerd.

Bij elke technologie dient men de voordelen van het gebruik aan te tonen en rekening te houden met de potentiële risico's voor gezondheid en milieu. Bij de bestraling van levensmiddelen is dat evenwel zeer problematisch. Hoewel voor deze technologie het civiele gebruik van kernenergie als basis dient, lijkt het enige nut ervan de vervanging te zijn van de normale hygiëne- en veiligheidsvoorschriften waaraan verwerkte levensmiddelen nu al dienen te voldoen. Ook voor de consument lijken er geen voordelen aan deze technologie verbonden te zijn. Onjuiste toepassing brengt zelfs vergiftigingsrisico's met zich mee, en bovendien wordt het voor de consument moeilijker onderscheid te maken tussen bestraalde en onbestraalde producten.

Page 38: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

42 17/12/2002

De hogere doelen van deze technologie lijken dan ook op een ander vlak te liggen: het versnellen van de liberalisering van de internationale handel en het versterken van de centralisatie/concentratie van de massaproductie en -distributie van levensmiddelen over de hele wereld. Dat leidt tot verplaatsing van de productie van voedingsmiddelen naar andere landen en tot de ondergang van de kleine lokale boeren, hetgeen de duurzame ontwikkeling in het gedrang brengt.

2-120

- Verslag-Kreissl-Dörfler (A5-0405/2002)

2-121

Adam (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Britse afgevaardigden in de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten hebben tegen het verslag gestemd omdat onze amendementen betreffende de rechtzetting van feitelijke onjuistheden in het verslag niet zijn doorgevoerd. De onjuistheden zijn nog steeds aanwezig in de paragrafen 15, 22, 25, 26, 30, 31, 32 en 33. Bovendien bevatten de paragrafen 6, 16 en 25 beweringen die niet worden geschraagd door het bewijs en daaruit voortvloeiende conclusies en evenmin door de rapporten van de Royal Society. De volgende paragrafen bevatten beweringen die onvoldoende worden bewezen door de bevindingen van de commissie of bevatten feitelijke onjuistheden van minder belang dan die waartegen amendementen zijn ingediend: de paragrafen 3, 7, 9, 11, 20, 21, 34 en 57.

2-122

Miller (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de reden waarom ik tegen dit verslag heb gestemd is niet dat ik de aanbevelingen voor het geval er onverhoopt een nieuwe mond- en klauwzeerepidemie uitbreekt niet zou ondersteunen. Ik heb ertegen gestemd vanwege de fundamentele onjuistheden in de inleiding. Ik stem bij voorkeur voor de feiten en niet voor verzinsels en aangezien bepaalde mensen de waarheid om politieke redenen proberen te verdraaien moest ik wel tegen stemmen. In het verslag wordt beweerd dat meer dan 10 miljoen dieren zijn afgemaakt tijdens de mond- en klauwzeerepidemie, terwijl door de eigenaars slechts compensatie voor 6,5 miljoen dieren is aangevraagd. Ik weet dat boeren over het algemeen niet laks zijn als het om dit soort aanvragen gaat.

Er is geen bewijs dat de wetten voor het welzijn van dieren zijn geschonden. Als dit het geval zou zijn, zouden er zeker processen zijn gevoerd, want de dierenbeschermingsorganisaties in het Verenigd Koninkrijk behoren tot de meest actieve ter wereld.

Ten slotte wordt er in het verslag gezinspeeld op schendingen van de milieuwetgeving als gevolg van het verbranden van kadavers. Het Bureau voor Milieubescherming in het Verenigd Koninkrijk heeft de tijdens de mond- en klauwzeerepidemie gevolgde procedure onderzocht en kwam tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van schendingen op dit gebied. Dergelijke onjuistheden maken het verslag helaas onaanvaardbaar.

2-123

Titley (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de afvaardiging van de Britse Labour-partij in het Europees Parlement wil ik de rapporteur feliciteren met zijn werk en met de eerlijkheid, ruimdenkendheid en volharding waarmee hij zich van zijn taak heeft gekweten. Het verslag is uitstekend daar het nadrukkelijk op de toekomst is gericht; het biedt ons zeer nuttige richtlijnen voor maatregelen voor de toekomst. Helaas hebben de commissie en de plenaire vergadering besloten om de tekst die betrekking had op de gebeurtenissen in het verleden zodanig te wijzigen dat onze afvaardiging het verslag onmogelijk meer kon steunen en er dus tegen heeft gestemd. Zinspelingen op de vermeende onwettigheid van de slachtingen in het Verenigd Koninkrijk wijzen wij resoluut van de hand, omdat het wettige karakter ervan door de plaatselijke rechtscolleges is bevestigd.

Wij maken bezwaar tegen de suggestie dat de wetgeving voor het welzijn van dieren is overtreden, aangezien er geen processen hebben plaatsgevonden als gevolg van onderzoeken naar aanklachten op dit gebied. Wij maken bezwaar tegen de bewering dat de milieuwetgeving is overtreden, want het Bureau voor Milieubescherming heeft de zaak onderzocht en geconcludeerd dat het milieu geen schade heeft ondervonden. Wij maken bezwaar tegen de bewering dat er sprake was van niet-naleving van de bioveiligheidsnormen, want er is geen bewijs dat de ziekte zich heeft verspreid via betrokken personeel of door het transport van kadavers. Wij maken bezwaar tegen het getal van 10 miljoen afgemaakte dieren, want de boeren hebben slechts vergoeding aangevraagd voor 6,5 miljoen dieren. Dat getal van 10 miljoen is verzonnen om politiek voordeel te behalen.

2-124

Berlato (UEN), schriftelijk. - (IT) Ik wil de rapporteur en de collega’s van de Tijdelijke Commissie mond en klauwzeer van harte gelukwensen met hun uitstekende werk.

Dit is een belangrijk verslag omdat het bakens uitzet voor het moeilijke gebied van de preventie van deze verschrikkelijke ziekte. Ten eerste wordt niet alleen aangedrongen op een importverbod uit landen buiten de Gemeenschap waar mond- en klauwzeer endemisch is en op veel krachtigere maatregelen tegen illegale vleesimport - volgens ons de meest waarschijnlijke bron vanwaaruit de ziekte de Europese Unie kon binnenkomen - maar ook op de mogelijkheid van noodvaccinatie, teneinde de verspreiding van de ziekte in de toekomst onder controle te houden. Ten tweede wordt de Europese Unie uitgenodigd haar huidige beleid te veranderen, dat pas in allerlaatste instantie toevlucht tot vaccinatie mogelijk maakt. Als in de toekomst de ziekte uitbreekt, moet aan vaccinatie - waarvan het doel is de dieren in leven te houden - van meet af aan hetzelfde gewicht worden toegekend als aan het onmiddellijk slachten van dieren van besmette kuddes en het vermijden van gevaarlijke contacten.

De Gemeenschap moet in staat zijn een belangrijke rol te vervullen bij de vaststelling van de strategie voor de

Page 39: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 43

aanpak van mond- en klauwzeer. Wij staan derhalve achter de uitnodiging om het zwaartepunt van het beleid van de Europese Unie te verleggen en zuiver commerciële overwegingen overboord te zetten.

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1 van het Reglement)

2-125

Bordes, Cauquil en Laguiller (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) De mond- en klauwzeerepidemie waardoor Europa in 2001 werd geteisterd, was een verschrikkelijke ramp, en niet alleen voor het Verenigd Koninkrijk, waar dieren op grote schaal moest worden afgemaakt. Dit bloedbad en de veterinaire noodmaatregelen die zijn genomen waren niet alleen dramatisch voor de veehouders, maar hebben ook gevolgen gehad die ver buiten de landbouw voelbaar waren.

De rapporteur legt de nadruk op tal van factoren die tot een verergering van de situatie hebben geleid: de veehouderij en de vleesverwerkende sector zijn onderworpen aan de eisen van de importeurs/exporteurs en de strijd om beheersing van de wereldmarkten, Europese veterinaire richtlijnen worden niet omgezet in nationale wetten, de veterinaire controles aan de grenzen worden niet altijd naar behoren uitgevoerd omdat er grote belangen op het spel staan en het aantal dierenartsen neemt continu af.

In het verslag wordt de aandacht gevestigd op de verzwarende factoren en de “tekortkomingen” van de autoriteiten (die men door sommige amendementen tracht te versluieren), maar de rapporteur deinst ervoor terug vraagtekens te plaatsen bij het algemene financiële uitgangspunt van ‘commerciële veeteelt’ - de logica van het kapitalistische streven naar winst. Want het is deze logica die de autoriteiten in hun angst voor aantasting van de Europese concurrentiepositie op de wereldmarkt heeft doen besluiten om profylactische inenting in Europa te verbieden en in plaats daarvan in geval van epidemieën tot massale slachting over te gaan.

Tegen deze achtergrond hebben wij, alhoewel wij achter bepaalde aanbevelingen van het verslag staan, besloten ons van stemming te onthouden.

2-126

Bowe (PSE), schriftelijk. – (EN) Hoewel in het verslag van de commissie van het Europees Parlement belangrijke aanbevelingen worden gedaan voor een betere aanpak van eventuele nieuwe mond- en klauwzeerepidemieën, grijpt een aantal leden van het Parlement de gelegenheid aan om, geheel onterecht en op basis van wijsheid achteraf, de aanval te openen op de Britse regering.

In het verslag van de commissie wordt nog eens nadrukkelijk gewezen op de omvang van de ernstigste mond- en klauwzeerepidemie die ooit heeft plaatsgevonden. We mogen niet vergeten dat op de dag dat voor het eerst alarm werd geslagen, de ziekte reeds

50 boerenbedrijven in 16 verschillende districten in haar greep had.

Ik ben me bewust van de funeste gevolgen die de epidemie heeft gehad voor vele mensen en gemeenschappen in Noord Yorkshire en elders. Ik weet dat de mensen daar behalve hulp om er weer bovenop te komen ook de geruststelling nodig hebben dat er zowel op Brits als op Europees niveau alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat een dergelijke afschuwelijke epidemie ooit weer plaatsvindt.

Ik hoop dat wij ons kunnen concentreren op de zinnige en praktische voorstellen die door de commissie en in andere studies over de epidemie zijn geopperd en op maatregelen die helpen voorkomen dat besmet vlees en besmette vleesproducten de Europese Unie binnenkomen.

2-127

Evans, Robert J.E. (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb mij aangesloten bij mijn Britse Labour-collega’s in de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten door tegen dit verslag te stemmen.

Als voorzitter van de “Intergroup on the Welfare and Conservation of Animals”, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, heb ik natuurlijke een bijzondere belangstelling voor het verslag van de heer Kreissl-Dörfler.

Ik ben voorstander van de in het verslag voorgestelde maatregelen die een soortgelijke epidemie van mond- en klauwzeer kunnen helpen voorkomen.

Ik maak echter bezwaar tegen de beweringen over de vermeende onwettigheid van de preventieve ruimingen. Hoewel het om een uitermate treurige zaak ging, werd het afmaken van de dieren destijds gezien als het meest doeltreffende middel om de epidemie een halt toe te roepen. Achteraf is het altijd makkelijk praten. Het beleid van de Britse regering ten aanzien van de ruimingen was goedgekeurd door de Europese Commissie.

In een verslag zoals dit moet de informatie juist en nauwkeurig zijn. Wanneer bepaalde statistieken bijvoorbeeld de officiële Britse cijfers tegenspreken, komt dit de geloofwaardigheid van het verslag in zijn algemeenheid niet ten goede.

Deze bezwaren vormen de reden dat ik tegen het verslag heb gestemd.

2-128

Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij zijn het in grote lijnen met het verslag eens. Wij vinden het ook noodzakelijk het sinds 1992 geldende algemene verbod op vaccinatie tegen mond-en klauwzeer te schrappen. Het huidige beleid voorziet zelfs niet in profylactische vaccinatie bij het uitbreken van mond-en klauwzeer. Wij dienen echter te benadrukken dat er een relatie bestaat tussen het uitbreken van dierziektes (BSE, mond- en klauwzeer, enzovoort) en andere risicofactoren voor de

Page 40: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

44 17/12/2002

voedselveiligheid (dioxine, zuiveringsslib, enzovoort) aan de ene kant en de concentratie en intensivering van de productie aan de andere kant. Dat is het gevolg van een op export en liberalisering van de landbouwmarkten gebaseerd landbouwmodel, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan slachten boven vaccinatie.

Wij willen wijzen op het irrationele karakter van maatregelen ter bevordering van het vervoer van levende dieren, die leiden tot centralisatie van markten en tot sluiting van plaatselijke slachthuizen. Dat vergroot het risico op de verspreiding van dergelijke ziektes, met name in een interne markt zonder binnengrenzen. In plaats daarvan zou men juist de lokale productie moeten stimuleren, evenals de oprichting van plaatselijke slachthuizen en veterinaire centra, waarvoor meer middelen op decentraal niveau ter beschikking gesteld moeten worden. Tegelijkertijd zou men de ontwikkeling van lokale en regionale markten moeten stimuleren, het vervoer van levende dieren tot het strikt noodzakelijke moeten beperken en de controles moeten opvoeren, zelfs binnen de nationale grenzen van de lidstaten.

Wij dringen aan op het toestaan van “ringvaccinatie” en het hervatten van onderzoek, dat vanwege het vaccinatieverbod vrijwel helemaal is opgegeven. Ook de controlediensten dienen versterkt te worden, met name in de meest geïsoleerde plattelandsgebieden, en het blindelings ruimen of slachten van dieren dient vermeden te worden.

2-129

Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Globaal gezien stemt de aangenomen tekst mij tot voldoening. Alle betrokken partijen (overheden, landbouwsector, burgers) worden bij de besluitvorming betrokken, vooral waar het gaat om de invoering van systemen voor vroegtijdige waarschuwing. Deze waarschuwingssystemen zouden, wanneer zij eenmaal door de Commissie in het leven zijn geroepen, duidelijk moeten profiteren van de controle en het toezicht op het functioneren ervan.

Informatie over risico’s en te nemen maatregelen moet worden bijgevoegd en verspreid. Tevens dient iedere lidstaat, zoals door ons wordt bepleit, voor regelmatige inspectie van de bedrijven te zorgen teneinde te waarborgen dat de algemene voorschriften inzake sanitaire controle en bioveiligheid bekend zijn en naar behoren worden nageleefd. Bij overtredingen dienen naar gelang van de ernst ervan sancties te worden opgelegd.

De veehouders dragen natuurlijk een grote verantwoordelijkheid in het geheel, maar de groei van de gebruiksveestapels wordt te vaak beschouwd als essentiële risicofactor voor het uitbreken van epidemieën. Ook de internationale handel speelt wat dit betreft een rol. Het stemt mij dan ook tot voldoening dat mijn collega’s mijn voorstel steunen inzake de instelling van een verbod op het binnenbrengen van voor vrije entrepots of de proviandering van vaartuigen bestemde producten afkomstig uit landen die geen toestemming

hebben om producten naar de Europese Unie uit te voeren. Momenteel mag dergelijk vlees, dat een potentieel MKZ-risico inhoudt, namelijk nog in entrepots in de Unie worden binnengebracht.

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 137, lid 1 van het Reglement)

2-130

Howitt (PSE), schriftelijk. – (EN) Mond- en klauwzeer heeft een zware tol geëist in mijn kiesdistrict in het oosten van Engeland en ik had gehoopt dat dit verslag van het Europees Parlement recht zou doen aan de getroffenen in de landbouw, de toeristenbranche en de gemeenschap als geheel.

De manier waarop de onderzoekscommissie te werk ging gaf mij aanvankelijk deze hoop, en de hoop dat wij werkelijk lering zouden trekken uit het verleden en een nieuwe epidemie beter zouden kunnen bestrijden of hopelijk zelfs zouden kunnen voorkomen.

Hoe dan ook, zoals andere afgevaardigden al hebben aangegeven, is het definitieve verslag gewijzigd met door bepaalde politieke fracties in het Parlement ingediende amendementen waarin melding wordt gemaakt van wetsovertredingen die nooit hebben plaatsgevonden en waarin opzettelijk een verkeerd getal wordt gegeven voor de hoeveelheid afgemaakte dieren.

Ik had gehoopt dat men met meer respect met dit onderwerp zou omgaan en het niet zou zien als een goedkoop middel om politieke punten te scoren.

Maar helaas.

Nu de zaken er zo voor staan, zie ik mij gedwongen in de eindstemming tegen het verslag te stemmen.

Mijn steun voor de oorspronkelijke aanbevelingen blijft onverminderd van kracht. Deze aanbevelingen zijn een leidraad voor onze toekomstige wetgeving en zullen namens Europa een constructieve bijdrage leveren aan de bestrijding van mond- en klauwzeer.

De mensen die ik hier vertegenwoordig nemen met minder geen genoegen.

2-131

Hughes (PSE), schriftelijk. – (EN) Als afgevaardigde van de Britse Labour-partij in het Europees parlement zal ik tegen dit verslag stemmen.

Hoewel het verslag een aantal nuttige suggesties bevat voor de preventie van nieuwe mond- en klauwzeerepidemieën, vertoont het op een aantal belangrijke punten ernstige gebreken.

Het verslag bevat feitelijke onjuistheden in de verwijzingen naar de vermeende onwettigheid van de preventieve ruimingen, vermeende schendingen van de milieuwetgeving en de wetgeving voor het welzijn van dieren en vermeende nalatigheid in de naleving van de bioveiligheidsnormen. Er wordt ook in vermeld dat er 10

Page 41: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 45

miljoen dieren zijn gedood terwijl de boeren slechts vergoeding voor 6,5 miljoen dieren hebben aangevraagd.

De gebreken in het verslag zijn van dien aard dat ik het niet kan ondersteunen.

2-132

McAvan (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben groot voorstander van de in het verslag voorgestelde maatregelen die kunnen bijdragen aan de preventie van een mond- en klauwzeerepidemie van het soort dat de boerengemeenschappen in het hele land en in mijn eigen regio Yorkshire en Humber heeft ontwricht.

Een aantal punten in het verslag vereist echter nadere toelichting. Ten eerste geschiedden de ruimingen van vee wel degelijk volgens de wettelijke bepalingen en bovendien volledig in overleg met de Europese Commissie. Ten tweede kan het aantal dieren dat gedood is, worden vastgesteld aan de hand van het aantal dieren waarvoor de boeren vergoeding hebben aangevraagd. En dat is 6,5 miljoen, niet 10 miljoen. Ten derde hebben er geen processen vanwege schendingen van de wetgeving inzake het welzijn van dieren plaatsgevonden en heeft het Bureau voor Milieubescherming geen schade aan het milieu geconstateerd. Ten vierde is niet bewezen dat de ziekte zich mede heeft verspreid door het transport van kadavers of door personeel.

Aangezien deze punten bij de stemming in onderdelen en bij de aparte stemming niet voldoende zijn opgehelderd, heb ik besloten in de eindstemming tegen het verslag te stemmen, hoezeer ik de genoemde voorzorgsmaatregelen tegen een nieuwe mond- en klauwzeerepidemie ook toejuich.

2-133

Murphy (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben groot voorstander van de in dit verslag genoemde maatregelen die kunnen helpen voorkomen dat een eventuele nieuwe mond- en klauwzeerepidemie de omvang aanneemt van de epidemie die wij in het Verenigd Koninkrijk en in mijn regio West Midlands hebben meegemaakt. In het verslag van de heer Kreissl-Dörfler worden belangrijke richtlijnen voor toekomstige wetgeving gegeven aan de hand waarvan een nieuwe epidemie in de Europese Unie kan worden bestreden.

Ik heb echter bezwaren tegen een aantal opmerkingen en conclusies in het verslag die onjuist zijn. Het gaat hier over de opmerkingen over het vermeende onwettige karakter van de ruimingen, de vermeende schendingen van de milieuwetgeving en de wetgeving betreffende dierenwelzijn en de vermeende nalatigheid met betrekking tot de bioveiligheidsnormen. Gezien het feit dat de boeren schadeclaims voor in totaal 6,5 miljoen dieren hebben ingediend, maak ik ook bezwaar tegen de stelling dat er tijdens de epidemie 10 miljoen dieren zijn gedood.

De vele positieve aspecten van het verslag ten spijt zal ik er in het licht van het voorgaande tegen stemmen.

2-134

Skinner en Watts (PSE), schriftelijk. – (EN) Het zuidoosten van Engeland was een van de eerste regio’s in het Verenigd Koninkrijk die werden getroffen door mond- en klauwzeer. In dit verslag worden veel maatregelen beschreven die noodzakelijk zijn om een epidemie op een dergelijke schaal in de toekomst te voorkomen.

Er zijn echter veel tegenstrijdigheden in het verslag terechtgekomen die het gevolg zijn van uit politieke overwegingen ingediende amendementen.

Wij denken bijvoorbeeld aan de melding van schendingen van de wetgeving inzake het welzijn van dieren. Er hebben geen vervolgingen naar aanleiding van dergelijke aanklachten plaatsgevonden.

Wat betreft de nalatigheid met betrekking tot de bioveiligheid: onderzoek heeft aangetoond dat er geen sprake is geweest van een dergelijke nalatigheid.

De ruimingen werden als onwettig bestempeld. De rechters hebben de overheid in het gelijk gesteld ten aanzien van de preventieve ruimingsmaatregelen. Men oordeelde dat het een noodzakelijke maatregel was om de verspreiding van de ziekte te stoppen. De Europese Commissie werd bovendien voortdurend op de hoogte gehouden van de gang van zaken.

Wat betreft de schendingen van de milieuwetgeving: het Bureau voor Milieubescherming heeft de zaak onderzocht en heeft geen schade aan het milieu geconstateerd.

Als Europese afgevaardigden van de Labour-partij uit het zuidoosten van Engeland zijn wij van mening dat de onjuiste statistieken en de om politieke redenen verdraaide feiten in het verslag hebben geresulteerd in een onjuiste voorstelling van zaken bij de beschrijving van de epidemie en de manier waarop de Britse overheid deze heeft bestreden.

2-135

Souchet (NI), schriftelijk. – (FR) Het stemt mij tot grote voldoening dat het verslag Kreissl-Dörfler met grote meerderheid is aangenomen, met inbegrip van het essentiële gedeelte betreffende de noodzakelijke forse intensivering van de controles op de invoer van dieren en dierlijke producten uit kwetsbare landen en aangrenzende staten, die de oorzaak was van de epidemie die Europa in 2001 heeft getroffen.

Geen enkele controle op ingevoerde producten kan echter zo grondig, zo nauwkeurig en zo streng zijn als de controles die de lidstaten en de beroepsorganisaties zelf uitvoeren. Controles op de invoer zullen nooit dezelfde veiligheidsgarantie kunnen bieden als die welke geboden wordt door het permanente toezicht op en de traceerbaarheid ten aanzien van de nationale en de communautaire productie.

Een en ander vormt een extra aanmoediging voor een effectieve toepassing van de communautaire preferentie

Page 42: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

46 17/12/2002

en de maximale handhaving van de landbouwproductie op het grondgebied van de Europese Unie.

De communautaire preferentie, die vast in de Verdragen is verankerd, moet voortaan het middel bij uitstek vormen om aan de nieuwe eisen van de Europese consument op het stuk van de voedselveiligheid te voldoen. Reden te meer om de communautaire preferentie binnen de WTO te verdedigen en te streven naar erkenning van ons recht om de kosten voor de controles waaraan invoerproducten moeten worden onderworpen in deze producten door te berekenen.

2-136

De Voorzitter. – Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.

(De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

2-137

VOORZITTER: DE HEER COLOM I NAVALOndervoorzitter

(De vergadering wordt om 15.02 uur geopend)

2-138

Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

2-139

De Voorzitter. – De notulen van gisteren zijn rondgedeeld.

Geen bezwaren?

2-140

Santini (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, in de notulen van gisteren staat onder punt 11 dat ik opmerkingen heb gemaakt op grond van artikel 121 bis van het Reglement. Afgezien van het feit dat ik het secretariaat zou willen vragen waarom mijn opmerkingen niet volledig zijn weergegeven, zou ik eraan willen herinneren dat ik het voorzitterschap had gevraagd namens het Parlement vastberaden stappen te ondernemen bij de Belgische spoorwegen om ervoor te zorgen dat het ernstige, unilaterale besluit tot het opheffen van nachttrein nr. 299 ongedaan zou worden gemaakt. Dit is een legendarische trein die de drie arbeidsplaatsen van het Europees Parlement - Brussel, Luxemburg en Straatsburg - met elkaar verbindt en dan via Zwitserland naar Milaan rijdt.

Deze treinverbinding is nu via een unilateraal besluit opgeheven. Dat levert enorm veel ongemak op, niet alleen voor de werknemers in dit Parlement, maar ook voor de duizenden andere reizigers die regelmatig dit traject afleggen, zeer zeker nu de feestdagen naderen. Aangezien het voorzitterschap van dit Parlement in antwoord op soortgelijke opmerkingen van mevrouw Ghilardotti aan het begin van de vergadering van 5 december heeft gezegd dat stappen zouden worden ondernomen bij de Belgische spoorwegen, zou ik willen vragen welk gevolg is gegeven aan zowel het verzoek van mijn collega als mijn verzoek. Ik wil graag het

antwoord weten van de Belgische spoorwegen. Is er gevolg gegeven aan deze verzoeken? Ik zou ook graag willen weten wat er met mijn interventie van gisteren is gebeurd. Zal ik die kunnen terugvinden in het verslag dat morgen uitkomt?

2-141

De Voorzitter. – Mijnheer Santini, ik wil u erop wijzen dat uw opmerking niets met de notulen te maken heeft. Opmerkingen over de notulen hebben immers betrekking op wat er tijdens de vergadering gezegd is.

U herhaalt een verzoek en in het Reglement is een andere procedure opgenomen voor dergelijke zaken.

Welnu, ik kan u antwoorden – en hiermee ga ik in tegen het Reglement – dat het verzoek van mevrouw Ghilardotti is doorgegeven aan het kabinet van de Voorzitter, dat het aan de bevoegde Belgische autoriteiten heeft overgebracht.

(De notulen worden goedgekeurd)

2-142

Begroting 2003, als gewijzigd door de Raad

2-143

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0440/2002) van de heren Färm en Stenmarck, namens de Begrotingscommissie, over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003, als gewijzigd door de Raad (alle afdelingen) (11138/2002 - C5-0600/2002 - 2002/2004(BUD)) en over de nota's van wijzigingen nr. 2/2003 (14847/2002 - C5-0571/2002) en nr. 3/2003 (15169/2002 - C5-0595/2002) bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003.

Rapporteurs:

- de heer Färm voor Afdeling III en- de heer Stenmarck voor de overige afdelingen.

De heer Färm opent het debat in zijn hoedanigheid van hoofdrapporteur.

2-144

Färm (PSE), rapporteur. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, de begrotingsprocedure is dit jaar bijzonder vlot verlopen. Het is de eerste keer in vele jaren dat het bijvoorbeeld niet nodig was tijdens deze laatste vergaderweek van het jaar in Straatsburg met de leden van de Begrotingscommissie samen te komen om nog enkele knopen door te hakken. Dit is uiteraard te danken aan het feit dat alle partijen hun beste beentje hebben voorgezet om de procedure zakelijk en constructief te laten verlopen, omdat zij allemaal weten hoe belangrijk het is dat wij het vóór de uitbreiding eens worden over de begroting. Ik dank daarom het Deens voorzitterschap en Thor Pedersen, de Deense minister van Financiën, die ik hier donderdag hoop te zien. Hij heeft ertoe bijgedragen dat wij de leden van de Raad voor een constructieve regeling hebben kunnen winnen. Ik dank eveneens de commissie en mevrouw Schreyer, de co-

Page 43: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 47

rapporteurs Per Stenmarck en Joan Colom I Naval alsook de begrotingsrapporteurs van de andere commissies die hun steentje hebben bijgedragen in deze procedure. Tot slot dank ik mijn collega's van de Begrotingscommissie, het voortreffelijke secretariaat van de commissie en vooral haar uitstekende voorzitter, Terence Wynn, die mij de hele tijd gesteund heeft.

Toen dit proces ruim een jaar geleden begon, was een van mijn doelstellingen de procedures in het Parlement zelf te ontwikkelen en ik denk dat we al een eind op weg zijn. Wij hebben reeds vroeg een dialoog over de doelstellingen en richtsnoeren op gang gebracht. Wij hebben nauw samengewerkt met de andere commissies opdat ze actief bij de begrotingsprocedure betrokken zouden zijn. Wij hebben in september een nieuw soort begrotingsdebat uitgetest, dat de volgende jaren beslist nog verder ontwikkeld kan worden. Dit alles is goed gegaan.

Helaas heb ik ook kritiek. Niet op ons werk inzake de begroting, maar op het begrotingssysteem van de Unie. Naar mijn mening is het een probleem dat in de langetermijnstrategieën voor de begroting en in het interinstitutioneel akkoord per sector een plafond voor zeven opeenvolgende jaren wordt vastgesteld. Dit is een bijzonder ondoelmatig model. In een modern begrotingssysteem is een gedetailleerde planning op zo lange termijn onmogelijk. Het herinnert aan sovjettijden. Ik heb niets tegen begrotingsdiscipline en ik ben een groot voorstander van begrotingsplafonds, maar dit model is veel te rigide. Zolang we ons door dit model laten leiden, zullen wij blijven zoeken naar wegen om ons te bevrijden van het strakke keurslijf van de financiële vooruitzichten. Sinds de invoering van de financiële vooruitzichten in 1999 hebben wij het flexibiliteitsinstrument elk jaar in meerdere of mindere mate gebruikt. Wij hebben tevens creatievere en nieuwe methodes voor flexibiliteit ontwikkeld. Wij hebben een reserve voor noodhulp die we steeds meer gebruiken. Er is een nieuw solidariteitsfonds bijgekomen, dat ook een instrument van flexibiliteit is. Dit jaar hebben wij zelf het systematische gebruik van het zogenaamde frontloading ingevoerd, waarbij wij binnen de begroting van het huidige jaar onbenutte reserves zoeken die we aanwenden voor vervroegde betalingen van volgend jaar, waardoor we meer speling krijgen.

Deze creativiteit is goed van pas gekomen, maar ze gaat niet gepaard met veel openheid en transparantie. Op termijn is het geen goede methode voor de begroting. Ik verzoek onze collega's in de Conventie eens goed te overwegen hoe in toekomstige verdragen de invloed van het Parlement op de begroting in het algemeen vergroot kan worden en hoe we op de lange termijn een model voor begrotingsplafonds kunnen creëren dat minder rigide is en meer ontwikkeling toelaat.

Ik heb ook kritiek op de tenuitvoerlegging van de begroting, hoewel wij hier en daar verbeteringen vaststellen, bijvoorbeeld wat het ontwikkelingsbeleid betreft. Het feit dat wij in 2001 15 procent van de bijdragen van de lidstaten dienden terug te geven omdat

wij niet hebben kunnen uitvoeren wat we in de begroting vastgelegd hadden, is natuurlijk onaanvaardbaar. Als het tempo waarin de begroting wordt uitgevoerd ook volgend jaar nog onder de maat blijft, bestaat het gevaar dat gebieden waaraan steun is beloofd en kandidaat-landen waaraan ruime toezeggingen inzake pretoetredingssteun zijn gedaan, zullen protesteren - en volkomen terecht - wanneer deze beloften niet nagekomen worden. Als het uitvoeringstempo verbetert, bestaat anderzijds echter het gevaar dat wij de begroting de komende jaren niet onder controle kunnen houden als we het grote aantal betalingsbeloften willen nakomen, op een moment waarop de uitbreiding nieuwe middelen opeist.

Ondanks deze tekortkomingen vind ik dat we best tevreden mogen zijn. Ik zal daarvoor enkele redenen opsommen. Ten eerste is er de uitbreiding. Dankzij het ontwikkelde model voor frontloading heeft de Commissie de vereiste middelen tot haar beschikking, onder andere voor de 500 nieuwe posten die in verband met de uitbreiding nodig zijn. Ik ben er zeker van dat de heer Stenmarck hierop verder zal ingaan, aangezien dit betrekking heeft op de begroting van het Parlement en de andere instellingen. De uitbreiding heeft ook haar stempel gedrukt op andere gebieden. De nieuwe, aanzienlijke middelen voor voorlichting zullen voor de uitbreiding aangewend worden. Een groot aantal organen op diverse terreinen waaraan de EU steun verleent zal die middelen aanwenden om de nieuwe landen te integreren. Dit geldt voor de sociale dialoog, de samenwerking tussen jongeren, de gezamenlijke strijd tegen de misdaad, enzovoort. Wij hebben ook een nieuw pilotproject gelanceerd voor samenwerking tussen KMO's, zowel in de kandidaat-landen als in de landen aan de andere kant van de nieuwe buitengrens van de Unie – Rusland, de Balkanlanden, Noord-Afrika, enzovoort. Ik denk dat dit de belangrijkste winstpunten zijn.

Ik wil ook de inspanningen van de EU vermelden in de strijd tegen armoede en ziekte in de ontwikkelingslanden. Hoewel ik persoonlijk teleurgesteld ben over het feit dat een duidelijke hervorming van het landbouwbeleid is uitgebleven, omdat dit waarschijnlijk de belangrijkste bijdrage is die we kunnen leveren aan de strijd tegen de armoede, ben ik toch blij dat we andere positieve zaken kunnen verwezenlijken. Ik weet dat er heel wat kritiek is op de beperking van de middelen voor voedselhulp en humanitaire bijstand. Daar zijn echter twee redenen voor: enerzijds willen we de steun aan de hongerlijdende bevolking in de Hoorn van Afrika vervroegen en anderzijds willen we volgend jaar over middelen voor Afghanistan kunnen beschikken. De enige voorwaarde is dat wij en de Raad beloven de extra middelen die hier volgend jaar voor nodig zijn, ter beschikking te stellen.

Wij hebben ook kritiek gekregen voor de manier waarop wij de EU-bijdrage aan het Wereldgezondheidfonds aanpakken. Ik vind deze kritiek niet terecht. Wij hebben de Raad kunnen overhalen het in eerste lezing voorgestelde bedrag ruimschoots te verdubbelen, van 20

Page 44: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

48 17/12/2002

naar 42 miljoen euro. Wij hebben de Raad bovendien de belofte afgedwongen dat hij zal proberen een overeenkomstig bedrag uit het Europees Ontwikkelingsfonds te halen. Tot slot hebben wij samen besloten om er in elk geval voor te zorgen dat wij de middelen ter beschikking stellen die nodig zijn om de EU haar plaats in het bestuur van het fonds te laten behouden. Meer dan dit kan men naar mijn mening niet eisen. Uiteindelijk hebben wij ook een erg goede regeling bereikt voor de toekomstige rol van het Parlement in het buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik geloof dat iedereen daarmee tevreden is.

Beste toehoorders en collega's, dit wordt geen historische begroting, omdat er geen dramatische conflicten noch bijzondere, baanbrekende nieuwe begrotingsinitiatieven geweest zijn. Ze is echter wel historisch in die zin dat het de laatste begroting met de oude begrotingsnomenclatuur is. Volgend jaar zijn wij verplicht te leren werken met het systeem van Activity Based Budgeting. Deze begroting is uiteraard ook historisch omdat het de laatste begroting is voor de Unie met vijftien lidstaten. Ik ben vooral blij dat wij op basis van een ruime politieke consensus de oplossingen hebben gevonden waarmee de uitbreiding kan worden voorbereid. Dat is naar mijn mening het grootste succes van dit jaar.

(Applaus)

2-145

Stenmarck (PPE-DE), rapporteur. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben het einde bereikt van een lang proces waarmee wij de begroting voor de komende jaren hebben vastgesteld en ik dank iedereen die daaraan heeft bijgedragen. Dit geldt uiteraard voor de Begrotingscommissie en in het bijzonder voor haar voorzitter, Terence Wynn, en mijn Zweedse collega, co-rapporteur Göran Färm, maar het geldt vooral voor het zeer bekwame secretariaat van de Begrotingscommissie. Ik dank ook de Commissie en de Raad voor de constructieve samenwerking. Ik richt een speciaal woord van dank tot het Deens voorzitterschap, omdat het er bij de bemiddeling van 19 juli actief toe heeft bijgedragen dat de beide takken van de begrotingsautoriteit van de EU het kader voor categorie 5 hebben kunnen vaststellen, wat naar mijn mening erg belangrijk is.

Gedurende het voorbije jaar is de administratieve begroting van de EU, wat wij doorgaans categorie 5 noemen, een van de probleemafdelingen van de begroting geweest. Wij zijn het jaar begonnen met aanzienlijke verwachte tekorten voor de begroting van 2003. Deze tekorten zijn in verschillende fases weggewerkt, waardoor een bruikbaar overschot is ontstaan en een naar mijn mening volledig aanvaardbare marge voor het volgende begrotingsjaar.

Binnen deze begroting zijn wij er ook in geslaagd de prioriteiten te realiseren die in het begin van het jaar bij de opstelling van de richtsnoeren waren vastgesteld. Daarbij was de allerhoogste prioriteit uiteraard de uitbreiding. Door de besluiten die daarna zijn genomen,

met name het positieve besluit dat tijdens de Top van Kopenhagen is genomen, weten wij dat de lidstaten hun verplichtingen ten opzichte van de tien kandidaat-landen zullen nakomen. Als de overeenkomst in maart ondertekend wordt, zullen de 147 waarnemers uit deze landen hier reeds in april kunnen plaatsnemen. De vereiste besluiten zullen tegen die tijd genomen en uitgevoerd zijn. Tevens was het zaak ervoor te zorgen dat elke instelling de mogelijkheid zou krijgen zich op de uitbreiding voor te bereiden. Met het positieve besluit van Kopenhagen is dit alleen maar belangrijker geworden.

Mijnheer de Voorzitter, ik dank alle instellingen voor hun actieve medewerking aan deze werkzaamheden. Ik denk hierbij met name aan de grote loyaliteit ten opzichte van de uitbreiding en het Europees project die bij iedereen tot uiting is gekomen in het kader van de frontloading-operatie die wij samen uitgevoerd hebben.

De tweede prioriteit betreft de tenuitvoerlegging van de vereiste hervormingen. Deze waren nodig, met of zonder uitbreiding, niet in de laatste plaats wat het Parlement aangaat. Zo zijn er eerst en vooral enkele kerngebieden waar elk parlement, ongeacht of het een nationaal parlement of het Europees Parlement betreft, standvastigheid moet tonen. Voor het Europees Parlement was het belangrijk de begrotingsstructuur te versterken en dan heb ik het niet zozeer over de Begrotingscommissie, maar over een versterking van de andere commissies wanneer die zich met het uiterst belangrijke werk voor de begroting bezighouden. De wetgevende functie van het Parlement moet eveneens versterkt worden. Het Parlement heeft in korte tijd aanzienlijke wetgevende macht gekregen, wat betekent dat de voorwaarden op basis waarvan het Parlement te werk gaat op dit gebied ook versterkt moeten worden. Dit zijn kerngebieden voor het Europees Parlement en precies op deze gebieden moeten wij ons standvastig tonen.

De derde prioriteit betreft de vraag hoe we dit alles met succes kunnen verwezenlijken. Wij moesten zowel de voorbereidingen van de uitbreiding als de vereiste hervormingen binnen het vastgestelde begrotingskader zien te realiseren. Daar zijn wij in geslaagd. Het betekent dat wij het nieuwe begrotingsjaar kunnen beginnen met een betrekkelijk ruime marge, die hopelijk ruim 20 miljoen euro zal bedragen. Dit veronderstelt dat het Parlement zijn goedkeuring hecht aan het mondeling amendement dat mijn collega, de heer Färm, zal indienen en dat ik hiermee steun. Ik ben mij ervan bewust dat de Raad een nog grotere marge wenst. Ik heb daar alle begrip voor en bij een bemiddeling heb ik beloofd dat ik zou doen wat ik kan om een grotere marge te bereiken. Ik heb de hele begroting daarop nog eens doorgenomen en nu zijn we al zover, maar helaas nog niet verder.

Mijnheer de Voorzitter, zoals ik reeds zei is dit de laatste begroting die het Europees Parlement vóór de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten zal vaststellen. Het is belangrijk dat de begroting zo wordt opgesteld dat alle

Page 45: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 49

instellingen de mogelijkheid hebben de voorbereidingen van de uitbreiding in goede banen te leiden. Naar mijn mening kan dit het geval zijn. In het voorbije jaar hebben wij ook een belangrijke beslissing moeten nemen om op termijn problemen met categorie 5 te vermijden. Naar mijn mening hebben wij de juiste beslissingen genomen, maar het is belangrijk dat er een vervolg komt op deze werkzaamheden. In het komende begrotingsjaar zullen wij nog meer beslissingen in dezelfde zin moeten nemen.

(Applaus)

2-146

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de begroting van de Europese Unie voor 2003 mag er zijn. We laten hiermee op voorbeeldige wijze zien dat het wel degelijk mogelijk is een uiterst sobere begroting op te stellen waarbij tegelijkertijd voldoende middelen voor prioriteiten en nieuwe activiteiten worden uitgetrokken. Deze sobere en op de toekomst gerichte begroting is het resultaat van een welhaast ideale samenwerking met het Parlement en de rapporteurs. Ik wil dan ook mijn hoogste waardering uitspreken voor het werk van de heren Färm en Stenmarck. Ook de heer Colom i Naval, uiteraard commissievoorzitter Wynn en de voltallige Begrotingscommissie wil ik namens de Europese Commissie hartelijk danken voor de fantastische samenwerking. Natuurlijk dank ik ook de Raad. Ik wil hierbij vooral de nadruk leggen op de doelgerichte aanpak tijdens de onderhandelingen, die heeft voorkomen dat men zich in een specifiek onderwerp of in bijzaken vastbeet. Er is steeds resultaatgericht verder onderhandeld.

De begroting voor 2003 omvat 99,69 miljard euro in vastleggingskredieten. Voor dit geld kunnen namens de EU nieuwe verplichtingen worden aangegaan. In vergelijking met dit jaar is dat een stijging van slechts 0,26 procent. Dat moet iemand ons maar eens nadoen. Voor betalingen is volgend jaar 97,5 miljard euro beschikbaar. De stijging ten opzichte van het lopende jaar bedraagt 1,9 procent; die ligt daarmee dus onder het inflatiepercentage. Uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands product van de EU wordt voor de Europese begroting van 2003 slechts 1,02 procent uitgegeven. Dat is het laagste niveau sinds tien jaar. Volgens de financiële vooruitzichten die in 1999 zijn vastgesteld, was voor 2003 103 miljard euro voorzien, dus 5 miljard meer dan nu daadwerkelijk voor de begroting van 2003 nodig zal zijn.

Dames en heren, het is nu zeker: de begroting voor 2003 zal de laatste begroting zijn voor de EU van vijftien lidstaten. Ik wil het Deense voorzitterschap graag feliciteren met het resultaat van Kopenhagen. Ik wil op deze plaats ook de heer Böge als rapporteur van het Parlement voor de financiering van de uitbreiding hartelijk danken voor zijn steun in de afgelopen anderhalf jaar. Het financiële pakket had een lange voorbereidingstijd en ik ben als commissaris voor de begroting trots en natuurlijk ook blij dat het resultaat van

Kopenhagen zo dicht bij het Commissievoorstel van januari ligt.

Met Kopenhagen is nu echt aan alle EU-instellingen het sein “mouwen opstropen” gegeven. Het gaat er nu om alle institutionele voorbereidingen te treffen, zodat de veranderingen voor onze instellingen soepel kunnen worden doorgevoerd.

Voor deze voorbereiding zullen de Raad 236 nieuwe formatieplaatsen ter beschikking staan en de Commissie 500. Ik wil namens de Commissie de begrotingsautoriteit voor deze beslissing bedanken. Waar zal de Commissie deze formatieplaatsen inzetten? Van de nieuwe functies gaan er 59 naar mededinging, 53 naar landbouw, 56 naar de structuurfondsen, 10 naar OLAF, 69 naar de vertaaldienst en 60 naar het Publicatiebureau. Het is duidelijk dat op al deze beleidsterreinen de Europese wetgeving van meet af aan volledig moet worden toegepast. Daarvoor moeten voorbereidingen worden getroffen.

Tot slot staat nu ook vast hoeveel middelen in de jaren 2004 tot 2006 beschikbaar zullen zijn voor de nieuwe lidstaten, namelijk ongeveer 10 miljard euro voor landbouwbeleid en 21 miljard euro voor hulp in het kader van het structuurbeleid. Dat zijn hoge bedragen en de besteding daarvan moet natuurlijk goed worden voorbereid.

De overige beleidsprioriteiten voor de begroting van 2003, die door Parlement en Raad zijn toegejuicht, zijn “stabiliteit en veiligheid” en “duurzame en geïntegreerde economische ontwikkeling”. Deze beleidsprioriteiten vinden hun neerslag in de begroting voor 2003. Zo groeit het budget voor het directoraat-generaal Milieu met 14 procent en worden specifieke gelden beschikbaar gesteld om het concurrentievermogen van kleine en middelgrote bedrijven in grensregio’s te vergroten. Het budget van het directoraat-generaal Onderzoek en van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek omvat bij elkaar drie miljard euro in 2003. Dat onderstreept het belang van duurzame en geïntegreerde economische ontwikkeling.

Tot de prioriteit “stabiliteit en veiligheid” behoren maatregelen op het beleidsterrein “binnenlandse zaken en justitie” – de begroting van mijn collega Vitorino groeit met 11 procent – en maatregelen op het gebied van extern beleid. De gemeenschappelijke kosten van de politiemacht in Bosnië zullen volgend jaar uit de begroting van de Europese Unie worden betaald. Dat is een belangrijke stap in de richting van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Wij blijven vasthouden aan onze toezeggingen en politieke verplichtingen die we met betrekking tot de Balkan zijn aangegaan. Ik wil graag benadrukken dat voor de vierde keer een groot budget beschikbaar is, namelijk meer dan 680 miljoen euro voor 2003. Verder kan Afghanistan op een grote bijdrage van de Europese Unie rekenen, en voor de strijd tegen aids, tuberculose en malaria zullen opnieuw middelen ten behoeve van het

Page 46: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

50 17/12/2002

Global Health Fund ter beschikking worden gesteld. Hierbij is Europa de grootste donor.

Dames en heren, wij hebben dit jaar een nieuw Solidariteitsfonds opgericht voor hulp in geval van grote natuurrampen in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten. Uit dat fonds zal voortaan jaarlijks maximaal een miljard euro beschikbaar zijn; dat geldt dus ook voor 2003.

In totaal valt de balans van 2002 voor het werk aan het begrotingsbeleid zeer positief uit. We hebben een compleet nieuw Financieel Reglement voor de EU-begroting, voor het Europees Ontwikkelingsfonds en voor de andere voorzieningen. Vandaag heeft de Commissie de gehele uitvoeringsverordening voor dit Financieel Reglement aangenomen. Dit betekent dat de hervorming van het financieel management niet meer enkel op papier bestaat; de nieuwe regeling bepaalt daadwerkelijk het werk van al degenen die met Europese middelen werken. De begroting voor 2003 zal dus de eerste begroting zijn die volgens de nieuwe regels van het Financieel Reglement moet worden uitgevoerd.

De begroting van 2003 is, zoals al gezegd is, de laatste voor de EU van vijftien lidstaten. Nu moeten we de financiële vooruitzichten aan de besluiten van Kopenhagen aanpassen om de begroting 2004 voor de EU van 25 lidstaten te kunnen opstellen. In februari al zullen we gezamenlijk in het tripartiete overleg de maatregelen bespreken die voor de aanpassing nodig zijn. Dan zal er hopelijk ook meer duidelijkheid zijn ontstaan over de toekomst van Noord-Cyprus. De pretoetredingssteun voor Bulgarije en Roemenië moet dan worden verhoogd en Turkije moet in het budget voor pretoetredingssteun worden opgenomen. Dat heeft de Raad in Kopenhagen besloten. In de begroting weerspiegelt zich nu eenmaal de dynamiek van de Europese ontwikkeling. Ik verheug mij nu al op onze samenwerking bij deze vraagstukken. Ik ben er namelijk van overtuigd dat we ook daarvoor weer goede oplossingen zullen vinden, zoals we dat ook voor de begroting van 2003 hebben gedaan.

2-147

Ferber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de voorzitter, geachte fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, beste collega’s, de begrotingsprocedure voor 2003 was in vergelijking met die van voorgaande jaren inderdaad zeer plezierig. Daarvoor wil ik de beide rapporteurs, de heer Färm en de heer Stenmarck, heel hartelijk danken. Het vertrouwen dat wij stelden in Scandinavische degelijkheid waar het gaat om de begrotingsprocedure is dus niet beschaamd. Het geheel werd gecompleteerd met het Deense voorzitterschap, zodat vele klippen tijdig konden worden omzeild en wij gezamenlijk tot een zeer harmonische procedure, met name in de tweede lezing, konden komen. Ik denk dat dit een bijzondere vermelding waard is.

Wij zijn er als christen-democratische fractie erg trots op dat wij samen met de collega’s uit de andere fracties een groot aantal van onze wensen konden realiseren. Wij vragen u natuurlijk, geachte mevrouw de commissaris,

om ons daarin te steunen. Laat ik duidelijk zijn: het heeft weinig zin dat wij als Parlement met veel moeite met de Raad een begroting opstellen als vervolgens bij de uitvoering van de begroting veel zaken die voor beide takken van de begrotingsautoriteit van bijzonder belang waren, niet hun weerslag krijgen in de praktijk.

Wanneer u de begrotingscijfers van 2003 noemt en wijst op de geringe groei, die wij allemaal zeer toejuichen en steunen, dan moeten we eerlijkheidshalve natuurlijk ook zeggen dat we een groot aantal maatregelen hebben genomen om deze lage groeipercentages te kunnen realiseren. De begroting voor 2002 is immers niet zo gerealiseerd zoals die was opgesteld.

Ik denk hierbij aan de maatregelen voor frontloading zoals dat in vakjargon zo mooi heet, dus het aanwenden van middelen uit 2002 om verplichtingen te betalen die eigenlijk pas in het komende jaar op ons afkomen. Middelen die we via het Solidariteitsfonds beschikbaar hebben gesteld, worden dus uit de begroting van 2002 overgeheveld naar 2003. Als we dat allemaal bij elkaar optellen, en we voegen daaraan de nog te verwachten aanvullende begroting toe, dan komen we toch op forse miljardenbedragen. Dat moeten we er eerlijkheidshalve bij zeggen. De geringe groei van het komende jaar wordt mede gefinancierd via een constructie waarbij we gelden die niet goed of niet volgens de regels zijn uitgegeven uit de begroting van 2002 overhevelen.

Wij willen als christen-democratische fractie de Commissie uitdrukkelijk oproepen om vooral werk te maken van de hervorming van de Commissie. Wij zijn benieuwd naar de verslagen die ons door de verantwoordelijke commissaris, de heer Neil Kinnock, zijn toegezegd. Wij zullen ze zeer grondig bestuderen en we moeten op grond daarvan natuurlijk ook nagaan welke verdere maatregelen daaruit kunnen worden afgeleid.

Verder is er een groot succes behaald dat mede door de Fractie van de Europese Volkspartij is geïnitieerd en gelukkig door de collega’s is opgepakt. Dat is namelijk het feit dat de samenwerking tussen Raad en Parlement bij het vaststellen van maatregelen op het terrein van buitenlands beleid is verbeterd. Ik denk dat hier een passende procedure gevonden is om het democratisch tekort op te heffen dat de intergouvernementele samenwerking binnen de Raad kenmerkt. De nationale parlementen dragen immers geen verantwoordelijkheid meer, terwijl het Europees Parlement er nog niet bij betrokken is. Door de dialoogprocedure die we met de Raad zijn overeengekomen, is er nu een brug geslagen. Daardoor worden de doelstellingen op het terrein van het buitenlands beleid op een meer democratische wijze vastgesteld.

Ik beschouw het als een groot succes dat het ons gelukt is om de steun voor Afghanistan die we hebben toegezegd ook in 2003 te garanderen. Ik vind het echter niet aanvaardbaar – dat hebben we hier op deze plaats herhaaldelijk besproken – dat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken steeds weer nieuwe prioriteiten

Page 47: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 51

bedenken, zodat de oude prioriteiten opeens geen rol meer spelen en wij de lastige taak hebben om het allemaal in cijfers en bedragen te vertalen. We zijn er juist voor 2003 heel goed in geslaagd nieuwe uitdagingen en oude verplichtingen in een goed compromis bij elkaar te brengen. Daarvoor een hartelijk woord van dank aan iedereen die daaraan heeft bijgedragen!

Ik denk dat het alles bij elkaar een solide begroting is en ik verzoek de Commissie nogmaals erop toe te zien dat datgene wat de Raad en het Parlement besloten hebben in 2003 ook zo wordt uitgevoerd.

(Applaus)

2-148

Walter (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mevrouw de commissaris, geachte afgevaardigden, uit de mondelinge bijdragen blijkt dat wij het dit jaar in grote mate met elkaar eens waren over de concrete vraagstukken. Daarbij behandelen wij bijna altijd dezelfde onderwerpen, onderwerpen die wij ook nu weer naar voren brengen. Uiteraard kan ik daar dan ook niet te veel vanaf wijken. Ik wil evenwel een opmerking maken over een kwestie waarvan in de Europese publieke opinie misschien wat meer gedecideerd nota genomen zou moeten worden dan de afgelopen jaren gebeurd is. De commissaris heeft gesproken over het stijgingspercentage van de begroting wat betreft de vastleggingen, dat 0,26 procent bedraagt. Onze begroting laat niet de stijgingspercentages zien – laat staan de inflatiepercentages – die in Berlijn nog waren voorzien. Wij zitten daar ver onder. In Berlijn werd al de voorzorgsmaatregel genomen om een marge te creëren teneinde de uitbreiding mogelijk te maken en te vergemakkelijken. In onze huidige begrotingspraktijk zijn wij dit doel nog meer genaderd; we hebben immers een stijging van 0,26 procent bereikt.

Als we naar de betalingen kijken dan lijkt 1,9 procent op het eerste gezicht niet veel. Dit percentage is ook beduidend lager dan hetgeen noodzakelijk is om de nog steeds bestaande betalingsachterstanden weg te werken. Toch is 1,9 procent meer dan wat vele nationale ministers van Financiën tot hun beschikking hebben bij het opstellen van hun begroting. Ondanks alles zijn wij dan ook voorstanders van dit percentage van 1,9 procent, omdat het belangrijk is. Wij moeten eens kijken naar de totale omvang van de begroting. Onze begroting omvat nog geen 100 miljard euro! Dat is een kwart minder dan de vijftien lidstaten van de Europese Unie aan defensie uitgeven. Met dit bedrag – 100 miljard euro dus – dat een kwart lager ligt, bereiken wij dat er in Europa wordt samengewerkt op het gebied van milieu, onderzoek, ontwikkeling en cohesie, wat betekent dat wij de zwakkeren niet aan hun lot overlaten. De landbouw is volledig Europees geworden en er worden uitwisselingsactiviteiten voor jongeren voorbereid. We zijn bezig met de voorbereidingen voor de uitbreiding, er is een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en er wordt samengewerkt op het

gebied van justitie. Mijns inziens moet er eens duidelijk op worden gewezen dat wij aanzienlijk minder geld uitgeven aan al deze zaken, die bedoeld zijn om Europa een veilige toekomst en vrede te garanderen, dan de lidstaten alleen al op het gebied van defensie uitgeven.

Hoewel wij een krappe begroting hebben en ieder jaar nieuwe taken op ons moeten nemen – er is zojuist reeds opgemerkt dat er bijna ieder jaar nieuwe taken aan categorie 4 worden toegevoegd – slagen wij er toch in accenten te leggen waarmee de economische ontwikkeling van Europa wordt gestimuleerd. Daardoor werken we niet alleen aan het ontstaan en het behoud van grote ondernemingen in Europa, maar ook stellen we de kleine en middelgrote ondernemingen hier in staat gebruik te maken van de mogelijkheden die een gemeenschappelijke interne markt biedt. De KMO’s hebben geen juridische afdeling of een afdeling fiscale zaken. Ze hebben derhalve hulp nodig om gebruik te kunnen maken van alle voordelen van de Europese interne markt. En wij willen deze hulp bieden.

Wij reageren op de vergrijzing binnen de Europese Unie en dat moeten wij in ons eigen begrotingsplan nog veel meer doen. Ik heb al vaker de pensioenen aangekaart, maar in de toekomst moeten wij ook reageren op de algemene vergrijzing binnen Europa.

Een zeer belangrijk punt was en is categorie 4. Ik las vandaag in de krant dat het Europees Parlement de bestrijding van aids niet belangrijk zou vinden. Ik kan wat dit betreft vaststellen dat het Europees Parlement het bedrag dat daarvoor ter beschikking moet worden gesteld heeft verviervoudigd ten opzichte van de oorspronkelijke voorstellen. Degene die beweert dat wij daaraan niet voldoende belang hechten heeft dus geen idee waarover hij het heeft.

Ik wil eveneens nogmaals duidelijk onderstrepen dat er met de begrotingsprocedure van dit jaar grote vooruitgang is geboekt. Ik sluit mij volledig aan bij de woorden van de heer Ferber. Er bestaan parlementaire gebreken die wij moeten wegwerken, gebreken bij de controle van beleidsvormen die van nationaal niveau naar Europees niveau worden overgedragen, en die proberen we inderdaad te verhelpen. Wij zijn het met de Raad eens geworden over een gemeenschappelijke verklaring waarmee met name op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt en de burger duidelijk wordt gemaakt dat er op Europees niveau geen parlementaire speelruimte is bij het Europees beleid. Deze zaken worden in de Conventie geregeld maar moeten eigenlijk ergens anders worden geregeld. Desalniettemin hebben wij deze taken reeds op ons genomen.

Mevrouw Schreyer, u heeft zojuist gesproken alsof alles reeds in kannen en kruiken is. Uiteraard zullen wij ons bezighouden met de besluiten van Kopenhagen. Het moge echter duidelijk zijn dat dit niet alleen een zaak is waarover de Raad in Kopenhagen moet besluiten, maar ook een zaak die wij met elkaar moeten bespreken. Wij staan hier zeer positief tegenover, maar uw apodictische

Page 48: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

52 17/12/2002

woorden “Dat is hiermee besloten” kan ik niet zomaar laten passeren. Die woorden zijn enkel van toepassing als de besprekingen goed verlopen en succesvol afgerond zijn.

Ik wil alle collega’s en met name de beide rapporteurs danken, evenals de Voorzitter, die zo geduldig was en mij een halve minuut spreektijd extra heeft gegeven.

(Applaus)

2-149

Virrankoski (ELDR). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, allereerst wil ik de rapporteurs voor de begroting, de heren Färm en Stenmarck, feliciteren met hun uitstekende werk, en ook de voorzitter van de Begrotingscommissie, de heer Wynn, voor de manier waarop hij die commissie geleid heeft. Ik wil ook de Deense voorzitters van de Raad bedanken voor hun goede samenwerking en commissaris Schreyer voor haar geweldige input.

De begroting van de Europese Unie voor volgend jaar is een gedisciplineerde begroting. De groei van de uitgaven ligt beneden de inflatieontwikkeling, namelijk op slechts 1,9 procent. Hiermee laat het Europees Parlement nadrukkelijk zien dat het de lidstaten wil helpen in hun streven de nationale begrotingen in evenwicht te brengen. Het geeft ook aan dat de Europese Unie haar verantwoordelijkheid neemt nu de lidstaten trachten te voldoen aan de criteria van het Stabiliteits- en groeipact.

De Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij steunt dit doel, hoewel het deels de pogingen van de Europese Unie ondermijnt om de Europese economie op de lange termijn in evenwicht te brengen. Het grootste probleem dat de Europese Unie met betrekking tot de begroting heeft, zijn dit keer namelijk de nog uitstaande betalingsverplichtingen. Die bedragen momenteel 103 miljard euro, ofwel meer dan de hele begroting voor een jaar. De betalingsachterstanden zijn sinds begin dit jaar met 17 miljard euro toegenomen, en de grens lijkt nog niet bereikt. De situatie is vooral ernstig bij de structuurfondsen, waar de uitstaande betalingsverplichtingen in een jaar tijd met 13 miljard euro zijn toegenomen. De verhoudingsgewijs grootste problemen doen zich echter voor bij de pretoetredingssteun, waar de uitstaande betalingsverplichtingen in drie jaar tijd al zijn opgelopen tot 8,5 miljard euro en waar dus voor nog geen 2 miljard euro aan concrete steun is betaald.

Het ergste is dat er wel geld was om de met deze verplichtingen samenhangende betalingen te verrichten, maar dat het niet is gebruikt. Een en ander betekent dat er sprake is van een ernstig gebrek aan efficiency op administratief terrein, en daarvoor zijn zowel de Commissie als de lidstaten verantwoordelijk. Daarom is de hervorming van de Commissie uitermate belangrijk. Momenteel stelt de Commissie zich zeer behoudend op en loopt zij van haar verantwoordelijkheden weg. Het is ook nodig dat wij de regels en procedures

vereenvoudigen, zoals afgelopen zomer tijdens de bemiddeling met de Raad is afgesproken.

De uitbreiding drukt nadrukkelijk een stempel op de begroting voor volgend jaar. Dit is de laatste begroting die wordt opgesteld voor een Europese Unie van vijftien lidstaten. Het Parlement heeft de voor de uitbreiding noodzakelijke posten voor de Commissie veiliggesteld, deels door geld te reserveren uit de begroting voor dit jaar. Zo konden de uitgaven voor volgend jaar vooruit worden betaald en konden de administratieve uitgaven in overeenstemming worden gebracht met de strikte kaders van rubriek 5. Mijn fractie steunde deze maatregelen.

Over de inhoud van de begroting kan overigens worden gezegd dat de activiteiten van de Europese Unie adequaat gefinancierd worden. De landbouwuitgaven zijn onder controle, zodat ingrijpende hervormingen vanuit het oogpunt van begrotingsdiscipline niet noodzakelijk zijn. De externe acties konden deels vooruit worden betaald uit de begroting voor dit jaar, waardoor de prioriteiten van het Parlement niet aangepast hoefden te worden. Naast andere activiteiten konden wij de financiering van de Noordse dimensie enigszins verbeteren, wat als een goede zaak beschouwd moet worden.

2-150

Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het totaalbedrag van de begroting voor volgend jaar is in vergelijking met het bbp van de lidstaten nog nooit zo laag geweest. In onze fractie bestaat bezorgdheid over het lage niveau van de betalingskredieten. De vrees bestaat dat die niet overeenkomen met de eerder aangegane verplichtingen en dat er daardoor nieuwe RAL's ontstaan, wat betekent dat de niet-betaalbaar gestelde kredieten zich ophopen. Men vreest dat door de nieuwe regeling, de zogeheten sunset clause, de verplichtingen van de lidstaten inzake betalingen geannuleerd zullen worden. Het probleem is voornamelijk een theoretisch probleem, omdat de Commissie de begrotingskredieten niet betaalbaar heeft gesteld en de lidstaten miljarden euro's aan niet-bestede eigen middelen, ofwel bijdragen, terug hebben kunnen krijgen. Als de betalingskredieten volgend jaar de noodzakelijke betaalbaarstellingen niet dekken, zorgt de sunset clause voor een nieuw soort probleem.

Onze fractie wil de aandacht vestigen op het Interinstitutioneel Akkoord, dat het vorige Parlement voor ons heeft opgesteld. Vooral wat de rubrieken 3 en 4 betreft, zijn er nieuwe behoeften ontstaan die niet met de huidige maxima gedekt kunnen worden. Niemand kon in mei 1999 voorzien dat er middelen nodig zouden zijn voor de wederopbouw in Joegoslavië en Afghanistan in een situatie waarin de Europese Unie de verplichting aangegaan lijkt te zijn om de gevolgen van het Amerikaanse aanvalsbeleid in financiële zin op te vangen. Het lijkt op een taakverdeling waarbij de Verenigde Staten aanvallen en de Europese Unie de kosten op zich neemt voor het opruimen van de puinhopen en de wederopbouw na de oorlog. Een nieuwe oorlog tegen Irak legt waarschijnlijk een grotere

Page 49: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 53

druk op de externe steun van volgend jaar, zodat er in die rubriek geen marges zijn voor het initiëren van nieuwe acties.

Naar de mening van onze fractie zouden de bovengrenzen van het Interinstitutioneel Akkoord opnieuw bekeken moeten worden. Laten we toch in ieder geval de flexibiliteit van het ‘domme’ Stabiliteits- en groeipact vergroten. De begroting kent een specifiek flexibiliteitsinstrument, maar het lijkt erop dat de Raad het misbruikt voor voorspelbare uitgaven. Het mislukken van het visserijakkoord met Marokko kan niet ingeboekt worden als een onvoorziene uitgave waarvoor het flexibiliteitsinstrument echt nodig was. De sloop van de vissersvloot van Spanje en Portugal zou volgend jaar op een totaal andere manier gefinancierd moeten worden - in ieder geval niet deels met het flexibiliteitsinstrument.

Onze fractie vindt het goed dat er is begonnen met een serieus debat over terugdringing van het aantal transporten van levend slachtvee en juicht het toe dat de behandeling van dieren in het primatencentrum in het Nederlandse Rijswijk ter discussie wordt gesteld. Wij staan daarentegen kritisch tegenover het proces dat nu in gang is gezet waarbij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid stilaan uit de EU-begroting gefinancierd wordt. Dit keer wordt civiel crisisbeheer gefinancierd, de volgende keer misschien oorlog. Mij is tijdens de behandeling van de begroting niet duidelijk geworden hoe men van plan is de accountantscontrole te regelen ten aanzien van de middelen waarvoor de Raad verantwoordelijk is, en evenmin op welke wijze en aan wie kwijting verleend dient te worden voor het gebruik van die middelen. Misschien weet de commissaris dat.

2-151

Buitenweg (Verts/ALE). - Voorzitter, ook namens mijn fractie wil ik beide rapporteurs, de heer Färm en de heer Stenmarck, heel erg bedanken voor hun werk en hen ook feliciteren met het eindresultaat. Voor een goede balans wil ik een aantal positieve en een aantal negatieve punten noemen, maar ik begin met de negatieve. Voor mij zijn dat de betalingen, en ik sluit me aan bij wat de heer Virrankoski daar al over heeft gezegd. Het Parlement voert meestal het gevecht over de vastleggingen, dus over de beloften, terwijl de Raad vooral geïnteresseerd is in het zo laag mogelijk houden van de betalingen en dus wat minder in het nakomen van beloften.

Het Parlement heeft tijdens de bemiddeling ingestemd met het verlagen van de begrote betalingen. Ik begrijp wel waarom, maar ik ben er niet blij mee. We riskeren dat de wachttijd langer wordt, dat organisaties en andere ontvangers van "cash in het handje" zeg maar, langer moeten wachten op het geld en dat kan nooit de bedoeling zijn. Daarmee neemt de geloofwaardigheid van de instellingen af, maar misschien kunnen de Raad of de lidstaten daar ook niet echt wakker van liggen.

Een ander probleem dat ik heb, betreft het verlagen van de kredieten voor voedselhulp en humanitaire hulp met 55 miljoen euro. Nu weet ik wel dat de voorstanders

hiervan zeggen dat dat slechts een simpele boekhoudkundige truc is en dat de totale aantallen gelijk blijven. Maar dat is nu precies mijn probleem, omdat de kredieten gelijk blijven terwijl we nu al weten dat er extra geld nodig zal zijn, namelijk voor de Hoorn van Afrika. Het geld blijft wel gelijk, maar de hoeveelheid mensen die geld uit die begrotingslijn moeten ontvangen neemt toe.

Dan, ter compensatie, drie positieve punten: mijn fractie is heel erg blij met het bevriezen van de gelden van KEDO. We hebben het altijd jammer gevonden dat er nooit gekozen is voor een duurzame oplossing voor het Noord-Koreaanse energievraagstuk, namelijk het investeren in energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen. Zo'n duizend Noord-Koreanen worden dankzij de Europese Unie geschoold in moderne nucleaire technologie. Nu blijkt wel dat Noord-Korea zich niet aan zijn deel van de afspraken houdt en wel degelijk investeert in een eigen kernwapenprogramma. En daarom zullen we nu zelf KEDO opnieuw tegen het licht moeten houden en wat ons betreft moeten beëindigen. Die twintig miljoen in categorie vier kunnen we heel goed voor andere zaken gebruiken.

Dan de posten voor de Commissie: dat is toch een belangrijk wapenfeit van deze begrotingsonderhandeling. Via weer een merkwaardige boekhoudkundige operatie hebben we ruimte gecreëerd in de begroting van volgend jaar voor vijfhonderd nieuwe posten in de Commissie. En dat is goed nieuws. Maar als ik net goed naar de commissaris heb geluisterd, dan gaan van die vijfhonderd posten geen extra posten naar DG Milieu en dat ik zou ik wel heel erg jammer vinden, omdat het natuurlijk ook heel erg belangrijk is dat in de kandidaat-lidstaten ook wel degelijk de milieuregels worden nageleefd en gecontroleerd. Dus misschien zou zij er nog even op kunnen terugkomen, omdat we tenslotte wel met zijn allen hebben afgesproken dat er drie prioriteiten zijn van de Europese Unie, waaronder de duurzame ontwikkeling. Dus het zou heel verstandig zijn als van die vijfhonderd posten ook een substantieel aantal gaat naar het versterken van DG Milieu.

Mijn laatste punt, Voorzitter, betreft het dierproevencentrum in Rijswijk. Nu hoor ik de collega's al zuchten omdat dit nogal een langlopende geschiedenis kent, maar het staat nu in de resolutie. We moeten duidelijke, ethische voorwaarden stellen aan de dierproeven op apen die daar plaatsvinden. Als er een alternatief voorhanden is of de testen niet objectief noodzakelijk zijn, dan dient de Europese Unie deze testen niet langer te subsidiëren. En er dient sowieso een onmiddellijk einde te komen aan de testen op mensapen. Dat is ethisch onaanvaardbaar en ik hoop op uw steun.

2-152

Turchi (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, staat u mij toe allereerst de twee rapporteurs van dit jaar, de heren Färm en Stenmarck, van harte te feliciteren met hun uitstekende werk. De begroting van 2003 was niet gemakkelijk en politiek gezien

Page 50: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

54 17/12/2002

allesbehalve een bij voorbaat beklonken zaak. Hiermee moest worden voldaan aan tegen elkaar indruisende vereisten waarvoor geen uitstel meer mogelijk was, zoals de financiering van de administratieve uitgaven met het oog op de uitbreiding van de Unie, en politieke prioriteiten zoals de steun aan Afghanistan. Hiermee moesten bovendien bepaalde beloften gestand worden gedaan, zoals de financiering van de herstructurering van de Portugese en Spaanse vloten - ten aanzien waarvan wij eindelijk een akkoord schijnen te hebben bereikt - en enkele nieuwe, spoedeisende vraagstukken zoals de financiële ondersteuning van de deelname van de Europese Unie aan het Global Health Fund. Het probleem met deze begroting is naar mijn mening dat er geen herziening heeft plaatsgevonden van de in 1999 te Berlijn vastgestelde financiële vooruitzichten. Deze financiële vooruitzichten schieten tekort en zullen in de komende jaren in politiek opzicht steeds minder adequaat worden. Zelfs de op zich belangrijke resultaten die tijdens de bemiddeling in november konden worden bereikt, zullen geen verandering kunnen brengen in de manier waarop de kaarten op tafel liggen. Zo hebben wij een gemeenschappelijke verklaring gekregen op grond waarvan de Raad verplicht is het Parlement te raadplegen alvorens in het kader van het buitenlands en veiligheidsbeleid besluiten te nemen met aanzienlijke financiële gevolgen. Ongeacht de eventuele bezwaren die men tegen deze verklaring kan hebben is dit een belangrijke verworvenheid, een nieuwe stap in de richting van volledige betrokkenheid van het Europees Parlement bij deze strategische sector, bij de ontwikkeling van een sterkere en veiligere Unie.

Dit neemt evenwel niet weg dat het plafond van rubriek 4 laag, of liever gezegd verstikkend laag is. Wat gaan wij doen als er zich een nieuw politiek scenario voordoet in de wereld en de Raad ons vraagt in te stemmen met nieuwe, ook financiële verbintenissen? Zullen wij die instemming weigeren en deze weigering motiveren met het daadwerkelijk gebrek aan middelen, of zullen wij de uitdaging aanvaarden en ons in alle bochten wringen om het geld wie weet waar vandaan te halen? Zo moeten wij nu bijvoorbeeld geld zien te vinden voor het probleem in Galicië. Wat zouden wij bijvoorbeeld gedaan hebben in een geval als dat van Afghanistan? Wat zouden wij bijvoorbeeld gedaan hebben in een geval als dat van de Balkan?

Ik zwijg dan nog over rubriek 3. Ook op het gebied van het intern beleid nemen de verplichtingen van de Europese Unie jaarlijks toe. Elk jaar weer komen er nieuwe, dure en politiek gezien zeer belangrijke meerjarenprogramma’s bij die als zodanig moeten worden behandeld en gerespecteerd. Wat gaan wij echter doen als er geen enkele marge meer is voor welk politiek initiatief van onze kant dan ook? Wat gaan wij doen als het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven gereduceerd wordt tot een onderscheid tussen uitgaven waarbij het Parlement het laatste woord niet heeft en uitgaven waarbij het Parlement niets kan doen uit angst voor gezichtsverlies van de Europese instellingen? En dan heb ik nog slechts twee rubrieken genoemd.

Ik vraag derhalve alle afgevaardigden stappen te ondernemen bij hun delegaties en hun regeringen om te voorkomen dat, als de uiteindelijke rekeningen worden opgemaakt, al hetgeen wij via de bemiddeling in deze begroting hebben opgenomen, onmogelijk wordt gemaakt door een gebrek aan middelen. Laten wij ervoor zorgen dat dit een gemeenschappelijk doel wordt voor eenieder onder ons, ongeacht zijn of haar politieke kleur.

2-153

van Dam (EDD). - Met zuinigheid en vlijt bouwt men huizen als kastelen. Deze oude Nederlandse volkswijsheid is maar ten dele van toepassing op de begroting van de Europese Unie voor het jaar 2003, die deze week zal worden vastgesteld. De vlijt zal ik niet ter discussie stellen. Het doorwrochte resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de Commissie, de Raad en dit Parlement mag er zijn. Nee, het gaat me meer om de eerstgenoemde deugd: zuinigheid. In de voorliggende resolutie roept het Parlement de Commissie op zich te blijven inzetten voor het verminderen van de achterstand van de betalingen, het verbeteren van de programmering door middel van implementatie- en rapporteringsplannen per kwartaal, enzovoort. Allemaal goed. Maar keer op keer wordt aan een belangrijke vraag voorbijgegaan. De vraag namelijk naar de doelmatigheid van de vele lijnen waar zich betalingsproblemen voordoen. Naar onze overtuiging neemt de Commissie veel te veel hooi op haar vork, actief gestimuleerd door dit Parlement. In de resolutie wordt gesproken van 'excessieve overschotten'. Dat moet toch te denken geven. Wij zijn daarom ook verheugd dat er in ieder geval een begin is gemaakt met de verlaging van de vastleggingen en betalingen ten aanzien van structurele maatregelen. De grote achterstand, met name op het gebied van de structuurfondsen, moet leiden tot een grondige sanering van onrendabele begrotingslijnen. Dat zou pas bijdragen tot een geloofwaardiger financieel beleid van de Europese Unie.

Maar ook op andere beleidsgebieden zou een aanmerkelijke sanering van begrotingslijnen welkom zijn. Met name op het gebied van externe acties kunnen lijnen geschrapt worden. Slechts indien de Europese Unie op gebied van buitenlandse politiek een toegevoegde waarde heeft is actie het overwegen waard. Wat bijvoorbeeld te denken van amendement 139 op lijn B7-6000? Daar wordt gepleit voor een earmarking van maar liefst 20 miljoen euro voor zelfstandige en onafhankelijke stichtingen in de Europese Unie. In de motivering wordt dan fijntjes opgemerkt dat politieke stichtingen voor genoemde activiteiten bij uitstek gekwalificeerd zijn. Waar blijf je dan met begrippen als onafhankelijkheid en zelfstandigheid? Zo zijn er nog meer te noemen.

We wijzen hier slechts op amendement 147 op lijn B7-6312. Na een eerdere discussie over ethiek inzake embryo´s in het onderzoekskaderprogramma moet ik opnieuw een ethische kwestie aansnijden. Ditmaal betreft het abortus provocatus. Dit in het kader van een

Page 51: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 55

programma voor de bevordering van seksuele en zogenaamde reproductieve gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden. Officieel zegt de Europese Commissie dat abortus als methode voor gezinsplanning niet gefinancierd kan worden.

In de praktijk blijkt dat echter niet zo duidelijk te liggen. De Europese Commissie werkt namelijk samen met en draagt bij aan de middelen van organisaties die abortus provocatus tot de reproductieve rechten rekenen. Kort en duidelijk: abortus wordt gecofinancierd! Ik roep derhalve op om amendement 147 met kracht te verwerpen!

Deze kwestie toont opnieuw aan dat het financieren van ethisch omstreden activiteiten tot problemen leidt. De Europese Commissie zou terughoudender moeten zijn in dezen.

Bovendien komt de complementariteit van het ontwikkelingsbeleid van de Unie ten opzichte van het beleid van de lidstaten in een ander perspectief te staan. Het mag toch niet zo zijn dat de Europese Unie ontwikkelingssamenwerking van de lidstaten aanvult met activiteiten die die lidstaat zelf niet steunt omdat hij die niet verantwoord acht! Complementariteit in deze vorm geeft mij een nare bijsmaak. Ik ben benieuwd naar de argumenten van de Europese Commissie voor haar indirecte betrokkenheid bij abortus provocatus.

Voorzitter, Laten we zuinig zijn op het in ons gestelde vertrouwen van de burger en naast vlijt ook zuinigheid in acht nemen. De burger betaalt het immers.

2-154

Turco (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, evenals de heer Van Dam wil ook ik iets zeggen over een specifieke begrotingslijn, onder meer omdat ik als lid van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken de zaak van dichtbij heb kunnen volgen. Het gaat om begrotingslijn B7-6310, “Noord-Zuid samenwerkingsprogramma’s bij de strijd tegen verslaving”. Achtereenvolgens hebben de Commissie openbare vrijheden, de Begrotingscommissie en de plenaire vergadering - deze laatste zelfs unaniem -besloten de nieuwe kredieten te blokkeren en de betalingskredieten in de reserve te plaatsen, aangezien er volgens het Parlement voor deze begrotingslijn geen rechtsgrondslag was. Er was geen rechtsgrondslag omdat de Commissie al in oktober 2000 het Parlement een evaluatie had moeten voorleggen over de activiteiten die de Gemeenschap in het kader van deze lijn heeft gefinancierd, alsmede een voorstel voor een nieuwe verordening. Gebleken is evenwel dat deze lijn gedurende twee begrotingsjaren zonder enige rechtsgrondslag is gefinancierd.

Onmiddellijk na de stemming in de plenaire vergadering wees de Commissie de voorzitter van de Begrotingscommissie erop dat er voor deze begrotingslijn geen rechtsgrondslag was. Dat was evenwel in strijd met hetgeen mevrouw de commissaris herhaaldelijk had geantwoord op vragen van

afgevaardigden. Dat antwoord luidde namelijk dat deze lijn werd gefinancierd op basis van een duidelijke rechtsgrondslag en dat het ontbreken van een evaluatie geen hinderpaal was voor de financiering. Achteraf werd ons verteld dat er toch een evaluatie had plaatsgevonden. Welnu, die evaluatie had betrekking moeten hebben op de verordening van 21 oktober 1997 en in juli 2002 aan het Parlement voorgelegd moeten zijn. Zij is echter nooit bij het secretariaat van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken aangekomen. Ik heb de grootste moeite gehad om deze tekst boven water te halen: het gaat om een definitief verslag van 9 mei 2002, dat wij als Commissie openbare vrijheden hadden kunnen bespreken als wij daarvoor de tijd hadden gehad, en dan hadden wij deze situatie kunnen vermijden, dan hadden kunnen voorkomen wat er nu met de komende begroting gebeurt. Het is nu immers zo dat de Commissie, het Parlement en de Raad gezamenlijk afgesproken hebben de reserve ongedaan te maken, omdat er toch een evaluatie blijkt te zijn. Afgezien van hetgeen op het voorblad en in de titel staat is dit een evaluatie die voornamelijk gericht is op de jaren negentig en die betrekking heeft op de samenwerking tussen Noord en Zuid bij de strijd tegen drugs en verslaving, hetgeen slechts gedeeltelijk verband houdt met de op 21 oktober 1997 gepubliceerde verordening. Maar dat is niet het enige: in deze evaluatie zijn alle activiteiten uit de voorgaande jaren opgenomen en wordt niet precies gezegd wat er is gebeurd in de drie jaar van de verordening.

Uit de evaluatie blijkt duidelijk dat in de laatste drie jaar het grootste gedeelte van de activiteiten ondernomen is met en via het agentschap van de Verenigde Naties, onder leiding van de heer Arlacchi. Jarenlang hebben wij erop aangedrongen dat deze Commissie een onderzoek zou instellen naar de activiteiten die door de Verenigde Naties als niet transparant waren erkend, en die zelfs tegen het Financieel Reglement zouden indruisen. Voorzitter Prodi zelf heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen om op te helderen wat de Verenigde Naties aan de kaak hebben gesteld. Tot nu toe is daar niets van terecht gekomen, en nu wordt deze begrotingslijn doodgewoon verder gefinancierd, ofschoon jarenlang geld is uitgegeven zonder enige rechtsgrondslag, en dan nog wel voor twijfelachtige acties ten aanzien waarvan de Commissie zelfs nu nog niet een echte evaluatie op tafel kan of wil leggen.

2-155

Elles (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals de sprekers voor mij juich ik de succesvolle afsluiting van deze begrotingsprocedure toe. Het was ongetwijfeld een van de vredigste die ik heb meegemaakt en mijn gelukwensen gaan uit naar onze twee rapporteurs voor het uitstekende werk dat ze hebben verricht.

Bij elke begrotingsprocedure kent men successen en tegenslagen. In onze politieke fractie hebben we, zoals de heer Ferber reeds opmerkte, meer successen dan tegenslagen gekend. Drie kwesties springen eruit en ik zal deze in het kort behandelen. De eerste heeft te maken met de verbeterde kwaliteit van de uitvoering van de

Page 52: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

56 17/12/2002

begroting. Wij hebben er van meet af aan op aangedrongen om werk te maken van de verklaring van de Commissie, de Raad en het Parlement van december 2000, en zodoende de uitstaande verplichtingen vóór december 2003 terug te brengen tot een normaal niveau. Met dit doel voor ogen stelden wij voor om de vastleggingskredieten voor ambtenaren in de reserve te plaatsen. Als gevolg hiervan is ons een document voor het voorontwerp van de begroting van 2004 beloofd, waarin zal worden aangegeven hoe excessieve uitstaande verplichtingen tegen het einde van 2003 kunnen worden weggewerkt. Ik denk dat we er daarmee nog niet zijn, maar het is wel een stap in de goede richting.

Wat ons verder vooral bezighield, was de vraag hoe het Parlement op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid nauwer kan worden betrokken bij de voorlichtings- en overlegprocedure inzake de besteding door de Raad van de voor dit terrein bestemde gelden. Met het oog hierop hielden we bij de eerste lezing nog geld in de reserve, zodat we bij de tweede lezing goed met de Raad zouden kunnen onderhandelen. En nu hebben we dus een gemeenschappelijke verklaring in overeenkomst met het Interinstitutioneel Akkoord, waarmee voor het eerst wordt geformuleerd hoe het Parlement volledig zal worden betrokken bij de voorlichtings- en overlegprocedure inzake het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, inclusief de politieke dialoog.

Wij hebben ook fondsen in de begroting gereserveerd waarmee de Commissie een onderzoek kan instellen naar de prioriteiten voor de komende vijf jaar op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Ik hoop van harte dat deze studie zal worden voltooid.

Als laatste maar zeker niet minst belangrijke kwestie wil ik het hebben over de succesvolle invoering van de hervormingen van de Commissie. Deze hervormingen zijn voor mijn fractie van zeer groot belang. Wij wilden daarom een overzicht van de stand van zaken op dit gebied en om dit te bereiken plaatsten we in de eerste lezing 500 functionarissen in de reserve, het aantal extra posten waarom gevraagd was. En zie, als gevolg hiervan ontvingen we een zeer uitvoerig verslag, dat ik zojuist nog met mijn collega’s besproken heb, en vanochtend ook met de heer Kinnock, en waarin wordt aangetoond dat er inderdaad vooruitgang is geboekt. We zouden deze vooruitgang graag meer bekendheid geven, maar er worden momenteel nog andere methoden in de Raad besproken en er moeten nog andere besluiten worden genomen voordat we de kiezer in juni 2004 weer onder ogen komen.

Ik vind dat de begroting van 2003 dankzij deze drie punten een succes is. Onze strategie en ons drukmiddel van inhouding van gelden of posten zorgden ervoor dat er actie werd ondernomen. We moeten de komende maanden waakzaam blijven en erop toezien dat de vooruitgang op deze drie punten wordt voortgezet, want

geen van alle is in de begroting van 2003 volledig opgelost.

Maar de vooruitgang op deze drie punten is tot dusverre te danken aan de macht van dit Parlement en aan het vaste voornemen van onze fractie om van deze macht gebruik te maken. Ik wil mijn betoog graag afsluiten met een waarschuwing: de huidige voorstellen in de Europese Conventie lijken als doel te hebben de invloed van het Parlement in de begrotingsprocedure te beknotten. Laten wij ervoor zorgen dat dit niet gebeurt.

(Applaus)

2-156

VOORZITTER: DE HEER PROVANOndervoorzitter

2-157

Wynn, Terence (PSE), voorzitter van de Begrotingscommissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, door alle gelukwensen over en weer en de vele loftuitingen voor de Begrotingscommissie moest ik denken aan een verhaal dat ondervoorzitter Schmid mij eens heeft verteld. Een voormalig voorzitter van de Begrotingscommissie en een voormalig algemeen rapporteur gingen samen op wintersport. Toen ze op een dag aan het skiën waren vielen ze per ongeluk in een diep ravijn. Ze waren ongedeerd maar konden er niet uit komen. 24 uur later werd er een reddingsploeg gestuurd. Toen de reddingswerkers bij het ravijn kwamen, keken ze naar beneden en zagen ze de twee mannen. Ze riepen: “Zijn jullie van de Begrotingscommissie?” “Ja!”, antwoordden de mannen. “Wij zijn van het Rode Kruis!”, riep de reddingsploeg. “We hebben geen geld”, antwoordden de mannen.

(Gelach)

Dit is het beeld dat de meeste mensen hebben van de Begrotingscommissie. Maar bij deze begroting zijn we voor bijna iedereen die is langsgekomen erg aardig geweest. Degenen die bij deze begrotingsprocedure betrokken zijn geweest weten alles van de faxberichten, e-mails, telefoontjes en bezoeken van mensen en organisaties die met hun lobby proberen zo veel mogelijk los te krijgen uit deze begroting.

Hoe het ook zij, deze keer hebben de rapporteurs hun uiterste best gedaan om ervoor te zorgen dat de wensen van de commissies, de verschillende politieke fracties en degenen met externe belangen en een geloofwaardige lobby allemaal zijn meegenomen in de begroting. Wij hebben een begroting waarin nadrukkelijk de goede wil van dit Parlement tot uitdrukking komt. Zo nadrukkelijk zelfs dat, zoals ik al eerder tegen de commissie zei, er te veel geld in de begroting zit, vooral in bepaalde sectoren van categorie 4, waar het geld niet geheel zal worden uitgegeven. Hoe dan ook, de begroting is er en dit is te danken aan het goede werk van de rapporteurs en de Begrotingscommissie en aan onze goede samenwerking met de Raad en de Europese Commissie.

Page 53: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 57

Het moet worden gezegd dat er een flink aantal primeurs is geweest tijdens deze begrotingsprocedure en dit is niet in de laatste plaats te danken aan de opstelling van het Deense voorzitterschap. Allen hebben we dat voorzitterschap gelukgewenst, en het heeft bijzonder hard gewerkt om uiteindelijk tot een begroting te komen waar iedereen trots op kan zijn. Normaliter wordt er in deze eindfase nog even flink gelobbyd, maar dat was deze keer niet het geval. Het enige gelobby dat we hebben gezien had te maken met een of twee lijnen betreffende categorie 4.

Onze onderhandelingen tijdens de bemiddeling met de Raad en de Commissie hebben aanzienlijk succes opgeleverd. In categorie 4 zijn alle wijzigingen waarom door de commissies was verzocht daadwerkelijk aangebracht, behalve de wijzigingen in de begrotingslijnen die betrekking hebben op ECHO, waarvoor zeker alsnog geld kan worden gevonden, en het Global Health Fund. Wij beschikken niet over de 80 miljoen euro die waren gevraagd, maar we hebben 42 miljoen uit de algemene begroting en de garantie dat de Europese Unie een plaats in het bestuur van het Global Health Fund krijgt. Dus in dat opzicht hebben we het niet slecht gedaan.

Maar te midden van alle gelukwensen van vandaag is de belangrijkste boodschap die ik voor u heb dat we erachter moeten komen hoe het geld het komende jaar gebruikt gaat worden. Onze grote zwakte in dit Parlement is dat we hier geen toezicht op houden. De heer Ferber heeft de Commissie en de Raad dringend verzocht ervoor te zorgen dat het geld goed wordt uitgegeven. Dat is ook onze taak. De commissies van dit Parlement moeten maand in maand uit blijven controleren wat er met het geld wordt gedaan. Het laatste wat we willen is aan het eind van het jaar 15% van de begroting teruggeven aan de lidstaten, zoals afgelopen jaar, toen we 15 miljard euro teruggaven. De lidstaten zijn daar natuurlijk blij mee, maar het getuigt niet van een goed begrotingsbeleid.

(Applaus)

2-158

Jensen (ELDR). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de tevredenheid die vandaag door vele sprekers is geuit over het vlotte verloop van de begrotingsonderhandelingen. Voor buitenstaanders lijkt het misschien wat vreemd dat wij elkaar zo demonstratief lof toezwaaien, maar het wederzijds vertrouwen, de openheid en de integriteit die de begrotingsprocedure dit jaar hebben gekenmerkt, sterken ons in onze overtuiging dat het begrotingsproces in lijn met de werkzaamheden van de Conventie zeker korter en eenvoudiger kan worden gemaakt, en dat wij verder kunnen werken om ervoor te zorgen dat de begroting een politiek document wordt waarin duidelijke politieke prioriteiten naar voren komen. Dit proces zal in elk geval tegen volgend jaar duidelijker worden, wanneer wij overschakelen op de praktijk van Activity Based Budgeting en zodoende hopelijk het soms mystieke taalgebruik van de begroting voor een deel kunnen

afschaffen. Dit zal het voor ons allen gemakkelijker maken om de economische en politieke prioriteiten in de begroting te zien.

Bij de begroting van dit jaar zijn goede resultaten bereikt en ik wil eerst en vooral benadrukken dat wij de middelen hebben gevonden om in 2003 de voor 2004 geplande uitbreiding van de Unie voor te bereiden. De EU-wetgeving moet in de talen van de nieuwe lidstaten worden vertaald en er moet personeel uit de nieuwe lidstaten in dienst worden genomen zonder dat we het afgesproken financieel kader te buiten gaan. Naar mijn mening heeft het Parlement bijgedragen tot dit proces. Ten tweede hebben wij middelen gevonden voor de wederopbouw van Afghanistan, en ten derde heeft de Raad duidelijke beloftes gedaan inzake betere samenwerking en ruimere toegang tot documenten waar het gaat om de financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het is belangrijk, en in het belang van ons allen, dat de begroting geen verborgen delen bevat waarop het Parlement geen controle kan uitoefenen.

2-159

Miranda (GUE/NGL). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik bij een eerdere gelegenheid al heb kunnen zeggen, heeft het financieel geknutsel waartoe men tijdens deze begrotingsprocedure zijn toevlucht heeft moeten nemen eens te meer de wankele toestand van het communautair financieel kader blootgelegd, waarmee ook de noodzaak van herziening en aanpassing van dat kader is aangetoond.

Het is algemeen bekend dat het in Berlijn vastgelegde financieel kader volledig ontoereikend is om het hoofd te kunnen bieden aan de kosten van de uitbreiding en de grotere behoefte aan economische en sociale samenhang. Tegelijkertijd dient er ook een financieel antwoord te komen op de nieuwe prioriteiten die geleidelijk aan ontstaan, met name op het vlak van het interne en het externe beleid. De herziening van de financiële vooruitzichten zou hiervoor de meest aangewezen weg zijn. Nu een dergelijke herziening is uitgebleven, had het legitiem gebruik van alle voorrechten op begrotingsvlak die het Europees Parlement uit hoofde van de Verdragen zijn toegekend het kleinere kwaad kunnen zijn. Dat zou spelletjes rond de herverdeling van de gelden en het knippen in de begroting hebben kunnen voorkomen. Aan die spelletjes zijn wij gewend geraakt en vaak gaan die ten koste van eerder vastgestelde doelen en prioriteiten.

Ik denk in het bijzonder aan het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, waarin op ruime schaal het mes is gezet. Er zijn ondertussen verschillende nieuwe prioriteiten ontstaan: Kosovo, Afghanistan en Palestina, maar ook de pretoetredingssteun voor Turkije en het Global Heath Fund. Bij de huidige stand van zaken was het daarom onvermijdelijk de kredieten voor de armste landen te verlagen. Die bezuinigingen strekken zich nu ook uit tot de voedselhulp, de samenwerking met Latijns-Amerika, de Balkan en het MEDA-programma. Maar ondanks vervroegde overmakingen, overschrijvingen, reserves en

Page 54: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

58 17/12/2002

onderbestedingen lukt het zelfs niet de eerder vastgestelde begrotingsverplichtingen na te komen. Het speciaal voor Afghanistan bestemde bedrag van 55 miljoen euro is daar een voorbeeld van. We zien nu ook dat geprobeerd wordt de financiering van het Global Health Fund onder te brengen bij het Europees Ontwikkelingsfonds, zonder enige vorm van overleg met de landen die middelen uit het EOF ontvangen en met voorbijgaan aan hun belangen. Dit is allemaal een gevolg van het feit dat men weigert het principe van toereikende middelen toe te passen. Volgens dat principe hadden tegenover de nieuwe prioriteiten nieuwe financiële middelen moeten staan. Het is klip en klaar dat op zijn minst een herziening van het plafond van de financiële vooruitzichten voor rubriek 4, dat wil zeggen het externe beleid, hard nodig zou zijn geweest.

Het probleem wordt nog duidelijker en urgenter als wij in beschouwing nemen dat het voorgestelde volume voor de betalingen van 2003 slechts een groei van 1,9 procent laat zien. Die stijging ligt onder de geraamde inflatie, hetgeen een daling van de betalingen in reële termen betekent. Dit betekent dat de begroting voor 2003 verhoudingsgewijs en in termen van de criteria van het Stabiliteits- en groeipact de laagste van de afgelopen tien jaar is. De begroting komt namelijk uit op 1,02 procent of minder van het communautaire bbp. Welnu, het heeft geen zin steeds meer van Europa te verlangen en tegelijkertijd steeds lagere begrotingen vast te stellen.

Staat u het mij toe nu een wat positievere toon aan te slaan ten aanzien van Oost-Timor. Ik ben verheugd over de bereikte resultaten, zowel over de speciale begrotingslijn waar ik altijd voor gevochten heb als over de stijging met 6 miljoen euro ten opzichte van het voorstel van de Raad. Het is een positief politiek signaal voor de bevolking van een land dat pas kort geleden onafhankelijk is geworden en waar nog talloze noden bestaan. Dat politieke signaal stemt trouwens overeen met de verschillende besluiten die wij over Oost-Timor hebben genomen.

Tot slot wil ik nog enkele woorden aan Palestina wijden. Gezien de dramatische toestand in dat land is het belangrijk voor het komend begrotingsjaar terug te keren naar de oude situatie. Er moet een lijn komen met toereikende bedragen, met name om de investeringen van de Europese Unie te herstellen.

2-160

Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, wij zijn niet tevreden met de begroting wat betreft de landbouw. Onze voorstellen zijn niet overgenomen. De Raad heeft weliswaar een aantal kleine concessies gedaan, maar hij is niet tegemoetgekomen aan onze belangrijkste eis, namelijk dat wij een nieuw institutioneel akkoord sluiten om geld van de eerste pijler dat niet wordt gebruikt over te hevelen naar de tweede pijler. De Raad is namelijk van mening dat dit niet eenvoudig te realiseren is. Nu hebben wij vol verbazing geconstateerd dat in Kopenhagen precies het tegenovergestelde is gebeurd. Er is namelijk geld van de tweede pijler bestemd voor de

plattelandsontwikkeling met een pennenstreek overgeheveld om het te gebruiken voor directe betalingen. Ik moet werkelijk zeggen dat ik dit schandalig vind. Het Europees Parlement heeft een resolutie opgesteld waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat wij tegen directe betalingen zijn, tegen de overdracht van directe betalingen aan de nieuwe EU-lidstaten, en dat wij ervan uitgaan dat de totale betalingen niet worden beïnvloed en dat een en ander juist geschiedt door de plattelandsontwikkeling te bevorderen, via de tweede pijler dus. Hieraan is niet voldaan.

In de besluiten van Brussel is een financieel plafond vastgesteld waardoor de mogelijkheden van Berlijn niet volledig worden benut. Bij de tweede ontwikkeling is geen financieel plafond vastgesteld en wij hebben goede hoop dat dit betekent dat de tweede pijler door een hervorming kan worden uitgebreid tot het Europees Parlement, waardoor het Parlement medebeslissingsbevoegdheid kan krijgen en in deze tweede pijler vooruitgang kan bewerkstelligen. Maar als door een besluit van de Raad het bedrag waarover wij het moeizaam eens zijn geworden weer teruggebracht wordt naar een ontwikkeling die wij niet willen, dan, mevrouw de commissaris, is dat niet in overeenstemming met de wil van het Europees Parlement.

Derhalve ben ik van mening dat dit zo niet kan worden goedgekeurd, dat wij hier bij de volgende onderhandelingen over de begroting op in moeten gaan en dat wij zeer nadrukkelijk van de Europese Conventie verwachten dat zij medebeslissing mogelijk maakt op het gebied van het landbouwbeleid. Dat geldt zowel voor de inhoud als voor de zogenoemde verplichte middelen. Wij zullen het op den duur niet meer nemen dat de Raad naar believen het geld heen en weer schuift. Wij willen juist direct besluiten over de begroting kunnen nemen en zelf kunnen beslissen.

2-161

Ó Neachtain (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de rapporteurs een compliment willen geven voor hun werk aan de EU-begroting 2003, die nu bijna 100 miljard euro bedraagt. Bijna 44,8 miljard euro is bestemd voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid van volgend jaar en ik ben bijzonder blij met de ondersteuning die de Europese Unie aan de landbouw in het algemeen geeft. Hiermee erkennen alle Europese sleutelinstellingen het politieke belang van hulp aan landbouwers, hun gezinnen en de plattelandsgemeenschappen waar ze wonen.

We moeten blijven investeren in het veilig stellen van een economisch levensvatbaar Europees landbouwstelsel. Daarom ben ik erg tevreden dat, in de context van het bredere Europese begrotingsbeleid, de EU-leiders ervoor zorgen dat de levensvatbaarheid van het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid gewaarborgd is, nu en in de toekomst. Wat ik tevens bemoedigend vind is de uitbreiding van regionale fondsen in Europa, die uit zullen komen op een bedrag

Page 55: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 59

van 33,98 miljard euro, en ik ben in het bijzonder blij dat dit geld zal worden uitgegeven in gebieden zoals mijn eigen regio Connacht/Ulster in Ierland. Met deze fondsen kan iets gedaan worden aan de onmiskenbare tekortkomingen in de infrastructuur die voorkomen in een regio zoals de mijne en ook in andere Europese regio’s met een ontwikkelingsachterstand.

2-162

Garriga Polledo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte vertegenwoordigers van de Raad, mevrouw de commissaris, waarde collega’s, de grap die mijnheer Wynn hier heeft verteld, zou ongetwijfeld nog meer hilariteit hebben veroorzaakt als hier in plaats van leden van de Begrotingscommissie ministers van Financiën hadden gezeten. Dat neemt niet weg dat wij goed gelachen hebben.

Wij zijn blij dat hier in dit Parlement overeenstemming heerst over de verslagen van de heren Färm en Stenmarck. Ook de Raad kan zich in het ontwerp vinden en bovendien is er rekening gehouden met de volkomen gerechtvaardigde eisen van de Commissie. Kortom, wij zijn van oordeel dat de Noordse dimensie bijzonder gunstige gevolgen heeft gehad voor de belangen van de Europese Unie. Daarom wordt het ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2003 hier vandaag besproken in een buitengewoon ontspannen sfeer. Degenen die op dit vlak reeds jaren ervaring hebben, zoals ik, zullen dat zeker kunnen beamen.

Ofschoon het bedrag van bijna 100 miljard euro dat ter goedkeuring wordt voorgelegd binnen de economie van de Unie niet veel te betekenen heeft, gaat het in relatieve termen om een belangrijke som, aangezien in deze 100 miljard euro alles vervat zit wat wij, politici en burgers, onder Europa verstaan.

De uiteindelijke consensus, die wij voornamelijk aan de discussiebereidheid van het Deense voorzitterschap te danken hebben, biedt echter geen oplossing voor een aantal zaken die nog steeds een doorn in het vlees van dit Parlement zijn. Ik noem er hier enkele. In de eerste plaats – andere sprekers hebben het ook al gezegd – neemt de reële begrotingscapaciteit van dit Parlement voortdurend af. Als het niet gaat om verplichte uitgaven, dan gaat het wel om meerjarige programma’s of geprivilegieerde uitgaven of gewijzigde begrotingen. Elk jaar ontsnapt er een groter percentage van de communautaire begroting aan de besluitvorming en rechtstreekse controle van dit Parlement.

In het kader van de suggesties die mijn fractie aan de Conventie heeft voorgelegd, verdienen de voorstellen om in deze situatie verandering te brengen speciale aandacht. Van een representatief Parlement verwacht men immers dat het over alle uitgaven beslist. Verder moet de medebeslissingsprocedure tot regel worden gemaakt zonder dat de landbouwuitgaven en de structurele maatregelen in het gedrang komen, want die moeten hoe dan ook in stand worden gehouden.

Ik denk overigens dat wij, om tweeërlei redenen, een enorme politieke vergissing begaan door de begrotingsdiscipline van de lidstaten over te hevelen naar de begroting van de Unie. Ten eerste is het onverantwoord dat er gesnoeid wordt in een communautaire begroting die op zich al geen grote schuldmarge heeft. Het is begrijpelijk dat nationale regeringen die zich aan het Stabiliteitspact willen of moeten houden moeite doen om het begrotingstekort in te perken en, indien mogelijk, tot nul terug te brengen, maar als wij dit jaarlijkse groeipercentage van minder dan 2 procent toepassen op de begroting van de Unie ontstaat er onvermijdelijk een chronisch gebrek aan communautaire middelen. Van de Unie wordt verlangd dat zij steeds meer doet met steeds minder middelen. Aan dit mirakel zal snel een einde komen, aangezien het volkomen onhoudbaar is.

Ten tweede zou ik willen weten hoe de Raad verklaart dat er steeds grotere begrotingssaldi aan de lidstaten worden uitgekeerd terwijl het gebruikspercentage van de eigen middelen nauwelijks 1 procent bedraagt, in plaats van de theoretische 1,27 procent. Het antwoord is onduidelijk. Sommige lidstaten hanteren niet gebruikte en niet uitgevoerde structuurfondsen als variabele grootheid voor hun nationale begrotingsaanpassingen.

Ik vraag mij af of dit de juiste manier is om de Europese Unie te beheren en of het Europees Parlement met deze handelwijze moet instemmen. Laten wij hopen dat de Conventie ons helpt een oplossing te vinden voor dit probleem dat ieder van ons aangaat.

2-163

Gill (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil een compliment geven aan de beide rapporteurs, die goede resultaten hebben geboekt. In het bijzonder wil ik de heer Stenmarck bedanken voor het werk dat hij met mij heeft verricht aan de begrotingen van de andere instellingen en aan het uitvoeren van de frontloading-operatie, die van essentieel belang is. Dit betekent dat die begrotingen die in het begin werden overschreden met 66 miljoen euro, zich nu binnen een acceptabele marge bevinden. Dat zou ons tevens moeten helpen bij de begroting van 2004.

2003 was aanvankelijk een moeilijk begrotingsjaar. Niet alleen was er sprake van zeer uitgebreide voorbereidingen bij de instellingen voor de aanstaande uitbreiding, maar ook vormde het werken binnen het rigide raamwerk zoals dat in Berlijn was afgesproken overduidelijk een zware belasting. Dit geldt in het bijzonder met betrekking tot rubriek 4. Ik ben het dan ook eens met wat de heer Färm eerder opmerkte over het keurslijf waarin wij moeten werken. Beide rapporteurs hebben als ware jongleurs moeten optreden, in het bijzonder met betrekking tot onze belangrijkste begroting.

De laatste drie jaar heb ik ieder jaar een crisissituatie waargenomen. De financiële mogelijkheden houden geen gelijke tred met de toename van de verplichtingen en de algehele behoeften van de Unie. Eén van de

Page 56: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

60 17/12/2002

fundamentele problemen van het Parlement is het gebrek aan invloed op de EU-begroting, in het bijzonder met betrekking tot rubriek 1. Terwijl wij afgevaardigden ons inzetten voor een streng begrotingsbeleid, heeft ons onvermogen om invloed uit te oefenen op 50 procent van de EU-begroting een frustrerende uitwerking, omdat we politieke prioriteiten niet volledig kunnen vertalen naar budgettaire. Daarom wil ik zowel de heer Stenmarck als de heer Färm een compliment geven, in het bijzonder de heer Färm, voor de resultaten die hij heeft bereikt met betrekking tot het merendeel van de prioriteiten van het Parlement.

Wij worden geconfronteerd met de realiteit van de uitbreiding. Voordat we de resultaten van de Conventie kennen, en voordat de nieuwe rol van de instelling in haar volledige reikwijdte is gevestigd, zal het echter moeilijk zijn om concrete plannen ten uitvoer te leggen. Hoewel we in deze begroting zijn begonnen met voorbereidingen en er in het Parlement reeds enkele kleine aanpassingen zijn doorgevoerd, is de realiteit van de uitbreiding nog niet volledig doorgedrongen tot de instellingen. We zijn nog niet in toereikende mate begonnen met het aan de orde stellen van alle consequenties van de uitbreiding. Laten we eens naar de drie vergaderplaatsen kijken.

In Straatsburg zullen er waarschijnlijk zo’n 100 nieuwe afgevaardigden bijkomen, plus hun assistenten. Ook de Raad en de Commissie worden uitgebreid met nieuwe leden en medewerkers uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. In concrete termen betekent dit dat er waarschijnlijk 2000 tot 3000 mensen bijkomen die één keer per maand in deze stad aanwezig zullen zijn. Zelfs nu al kunnen de hotels de toestroom maar ternauwernood aan. Ik weet dat we bekend staan als een rondtrekkend circus, maar vanaf mei 2004 zullen we wellicht letterlijk moeten gaan kamperen omdat er te weinig hotelkamers zijn als gevolg van de uitbreiding van het Parlement.

Daar komt nog bij dat de transportverbindingen, in het bijzonder de vliegverbindingen, voor de huidige leden al niet toereikend zijn. Daarom is het absoluut essentieel dat de Conventie de koe bij de horens vat en serieus kijkt naar de drie steden waar wij werken. Hoe kan dit aantal worden teruggebracht? Het is belangrijk dat de Raad en de Conventie erkennen dat zij deze politieke beslissing moeten nemen.

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

2-164

Mulder (ELDR). - Voorzitter, het is al door vele mensen in vele toonaarden gezegd, de begrotingsprocedure van dit jaar was voorbeeldig. Er was een hele goede samenwerking tussen alle onderdelen van de begrotingsautoriteit. Ook mijn complimenten aan de twee rapporteurs en aan de voorzitter van de Begrotingscommissie, die het allemaal in goede banen wist te leiden.

Wij hebben, denk ik, de grootste moeilijkheden ondervonden in rubriek 4 en in rubriek 5. Ik denk dat er voor beide categorieën een goede oplossing is gevonden. Voor de hulp aan Afghanistan en voor het Wereldgezondheidsfonds hebben wij een goede oplossing weten te vinden en ook het instrument van frontloading is goed gebruikt voor categorie 5.

Vanmorgen hebben wij in dit Parlement gesproken over de mond- en klauwzeercrisis van het jaar 2001. In de resolutie die vanmorgen is aangenomen is opnieuw aangedrongen op onderzoek op verschillende terreinen. Wat de begroting van het afgelopen jaar betreft, had de Commissie daar alle kansen toe gehad. Want zelfs voordat de commissie in het leven werd geroepen, had dit Parlement er reeds voor gestemd om onderzoek te beginnen. Ik heb het ook al in de eerste lezing in oktober gezegd dat de Commissie onderzoek zou moeten verrichten op twee gebieden, onderzoek naar markervaccins en naar verzekeringssystemen. Voor zover ik het weet, is het besluit van de begrotingsautoriteit tot nu toe terzijde gelegd en is de Commissie nog niet begonnen met het ondertekenen van contracten. Ik wil nogmaals hier onderstrepen hoezeer ik dat betreur.

In de afgelopen week hadden we Kopenhagen. Er is uiteraard geweldig veel gesproken over geld. Er is één ding: we hebben al programma's voor Oost-Europa die op het ogenblik uitgevoerd zouden moeten worden, maar de uitvoering is bijzonder traag. Dat zie ik als het grote gevaar, ook voor het komende jaar, dat wij wel ons best doen om zo veel mogelijk programma's in Oost-Europa uit te voeren maar dat het gewoon niet lukt. Ik denk dat de Commissie daar bijzondere aandacht aan moet besteden.

Ten slotte kan ik mijn hoop uitspreken dat met het nieuwe systeem van volgend jaar van Activity Based Budgeting de begrotingsprocedure even soepel mag verlopen als dit jaar het geval was.

2-165

Dover (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met buitengewoon veel genoegen stel ik vast dat het opstellen van de begroting voor 2003 zeer voorspoedig is verlopen. Het was een voorrecht om betrokken te zijn bij de tussentijdse bemiddelingsbijeenkomsten en die van het eind van het jaar. Er zijn op redelijke wijze constructieve debatten gevoerd en er zijn zaken gedaan. Ik wil commissaris Kinnock een compliment geven voor zijn hervormingen in de Commissie, hoewel er één blinde vlek is geweest. Het doet me bijzonder veel deugd dat mevrouw Schreyer hier vandaag aanwezig is. Hopelijk zal zij gaan spreken over de boekhoudkundige controle.

Tijdens de behandeling van deze begroting hebben wij, de Fractie van de Europese Volkspartij, geprobeerd aan te geven dat we een betere en strakkere boekhoudkundige controle nodig hebben. Als die er niet zou komen, dan zouden we bepaalde geldbedragen niet vrijgeven en kwantitatieve grenzen stellen aan het

Page 57: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 61

personeelsbestand. Dit is absoluut cruciaal. Het is buitengewoon jammer dat de Begrotingscommissie vooruitkijkt naar de begroting en vervolgens wordt geconfronteerd met zaken op het gebied van begrotingsbewaking. Er is enigszins sprake van een kloof tussen die twee. Er moet echter een naadloze overgang zijn en ik ben erg blij dat mevrouw Schreyer hier vandaag aanwezig is om deze zaak te behandelen.

Vooruitkijkend constateer ik dat het van vitaal belang is dat we op schema blijven bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en geen vertraging oplopen. Dat is van wezenlijk belang voor de uitbreiding van de EU en voor het uitkeren van redelijke subsidies aan de nieuw toegetreden landen, met de klemtoon op het woord redelijke. Het doet me plezier dat we waar voor ons geld krijgen uit de begroting van de Europese Unie. We zijn erin geslaagd om het percentage van het binnenlands bruto nationaal product dat aan de begroting wordt besteed omlaag te brengen, zodat dit nu iets meer dan 1 procent bedraagt, namelijk 1,02 procent. Ik wil alle betrokkenen, in het bijzonder de rapporteurs, een compliment geven voor een zeer geslaagde begroting.

2-166

Dührkop Dührkop (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn korte uiteenzetting beperkt zich tot de visserijvoorschriften. Ik wil hier onderstrepen dat de tweede lezing slechts een formaliteit is, aangezien wij in deze fase een reeks visserijovereenkomsten zullen aannemen die geen noemenswaardige problemen hebben opgeleverd. Het voornaamste knelpunt was de naleving van onze belofte van vorig jaar. Wij moeten er immers hoe dan ook voor zorgen dat de gevolgen van het uitblijven van een nieuwe visserijovereenkomst met het Koninkrijk Marokko voor de voorheen in de Marokkaanse wateren actieve communautaire visserijvloot daadwerkelijk worden opgevangen.

Ofschoon de Raad deze verplichting heeft opgenomen in zijn ontwerpbegroting voor 2003, heeft hij, zoals u allen weet, de 27 miljoen euro die de Commissie in de ontwerpbegroting in het vooruitzicht had gesteld eenvoudigweg geschrapt. Het Europees Parlement is er echter met de steun van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten – met name dankzij de socialistische rapporteur voor de financiële vooruitzichten, de heer Colom i Naval – in geslaagd een oplossing voor dit probleem te vinden. Een deel van het ontbrekende bedrag zal gefinancierd worden door middel van een overschrijving van 15 miljoen uit de begroting 2002 en voor de resterende 12 miljoen euro zal het flexibiliteitsinstrument voor het begrotingsjaar 2003 geactiveerd worden.

Uiteraard zal mijn fractie dit akkoord in tweede lezing steunen. Wij hebben gevochten om dit compromis, waartoe wij het initiatief hebben genomen, erdoor te krijgen. Wij zullen dan ook voorstemmen. Ik hoop overigens dat het voor iedereen duidelijk is dat de socialistische afgevaardigden zowel tijdens de onderhandelingen als bij het sluiten van het akkoord een doorslaggevende rol hebben gespeeld. Mijnheer de

Voorzitter, ik zeg dat hier heel nadrukkelijk, omdat ik tot elke prijs wil voorkomen dat de president van de Spaanse regering, de heer Aznar, de gelegenheid aangrijpt om de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten eens te meer ongegronde verwijten naar het hoofd te slingeren. Hij deinst er immers niet voor terug om ons voortdurend van boycotacties te beschuldigen teneinde de publieke opinie in verwarring te brengen.

2-167

Naranjo Escobar (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, waarde collega’s, in 2003 is de toepassingperiode van de huidige financiële vooruitzichten halfweg. Dit is de eerste begrotingsprocedure waarin de gevolgen van de uitbreiding op het gebied van de administratieve uitgaven met succes worden aangepakt. Mijns inziens beschikken wij hiermee over een goed uitgangspunt om het hoofd te bieden aan toekomstige uitdagingen.

Eerlijkheidshalve moet ik hieraan toevoegen dat de inspanningen om tijdens de bemiddeling van juli overeenstemming te bereiken wel degelijk resultaat hebben opgeleverd. Zij stellen ons in de gelegenheid om morgen voor de begroting 2003 te stemmen. Daarom wil ik eerst en vooral mijn oprechte felicitaties overbrengen aan de rapporteurs, de heer Färm en de heer Stenmarck, en aan onze Begrotingscommissie.

De afspraken die tijdens de bemiddeling zijn gemaakt en in de bijbehorende verklaringen zijn neergelegd, versterken de rol van het Europees Parlement bij de budgettaire besluitvorming en bieden garanties voor een betere controle op de uitvoering van de begroting en de uitstaande verplichtingen.

Er is hier een thema aangekaart dat voor mijn land van wezenlijk belang is. Aangezien de Spaanse en Portugese vissersschepen geen toegang meer hebben tot de Marokkaanse wateren, moet er een oplossing worden gezocht voor de financiering van het tweede gedeelte van het hun toegezegde bedrag. Aan mijn collega Bárbara Dührkop Dührkop zeg ik in alle eerlijkheid dat wij haar doelstellingen onderschrijven maar ons niet kunnen vinden in de methoden en uitspraken die wij hier net hebben gehoord.

Ik geloof dat dit een goed voorbeeld van interinstitutionele samenwerking is. De Commissie, het Parlement en de Raad zijn er samen in geslaagd om tot overeenstemming te komen. Ik vind het een goede zaak dat onze instellingen blijk geven van bezorgdheid en solidariteit op een moment dat regio’s als Galicië kampen met de gevolgen van een tragische ramp. Dat is een positieve noot die wij naar de burgers kunnen uitdragen.

Verder moet ik u erop attenderen dat in de ontvangsten voor het komende begrotingsjaar opnieuw omvangrijke overschotten van het vorige jaar zullen worden opgenomen. Op sommige terreinen is er sprake van een chronische onderbesteding van de middelen. Het is hoog tijd dat aan deze situatie een einde komt.

Page 58: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

62 17/12/2002

Aan de Raad wil ik nog zeggen dat hij de politieke prioriteiten van het Parlement niet mag negeren of bagatelliseren. Bovendien is het belangrijk dat er in de toekomst geen kredieten meer verloren gaan om de eenvoudige reden dat de Raad zich aan de controle van dit Parlement weigert te onderwerpen, zoals nu het geval is met de communautaire financiering van bepaalde acties ter bestrijding van het terrorisme in het kader van Europol.

2-168

Pittella (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, ook ik wil de rapporteurs, de heren Färm en Stenmarck, van harte bedanken voor hun wijze bemiddeling, dankzij welke wij deze procedure nu met een alles bij elkaar tevredenstellend resultaat voor het Parlement kunnen afsluiten. Zoals velen onder u weten heb ik vraagtekens bij bepaalde keuzes, met name bij de vermindering van de betalingskredieten in categorie 2 van de structuurfondsen. Het bereikte compromis is niet echt om over naar huis te schrijven maar wel begrijpelijk, gezien de enorme druk van de lidstaten, die het niveau van de betalingen verminderd willen zien, alhoewel de toename van die betalingen eerlijk gezegd zelfs nog bij de inflatie achterblijft.

Ik wil niet ingaan op vraagstukken van inhoudelijke aard, maar iets anders naar voren brengen. Dit is een overgangsbegroting. Daarin worden wij, zoals de heer Walter al zei, geconfronteerd met de harde realiteit van de cijfers, cijfers die de vrucht zijn van een onwrikbare, gierige houding van de lidstaten. Je moet wel blind zijn om niet te zien dat er een nieuw tijdperk is begonnen. Kopenhagen is een historische etappe. Degenen die in de uitbreiding geloofden hadden werkelijk visionaire capaciteiten. Vóór ons waren het Spinelli, Monnet en Schuman die dezelfde capaciteiten bezaten. Is het nu werkelijk onmogelijk om ook in de begroting blijk te geven van een visionaire geest? Is er iemand die denkt een Europese macht te kunnen opbouwen met gierige landen? Zal ooit de dag aanbreken waarop de financiële vooruitzichten met gulheid zullen worden vastgesteld, gulheid van Nederland bijvoorbeeld, een dag waarop het Solidariteitsfonds geheel zal worden gefinancierd door laat ik zeggen Luxemburg? Zal ooit de dag aanbreken waarop de Commissie begrotingscontrole ons zal vragen méér uit te geven in plaats van minder, een dag waarop de lidstaten niet zullen uitrekenen hoeveel in hun zak terechtkomt of daaruit verdwijnt maar hoeveel werkelijk noodzakelijk is om Europa in staat te stellen aan de behoeften van zijn burgers te voldoen?

2-169

Jeggle (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte dames en heren, in de begroting ligt het accent niet alleen op de uitbreiding en het buitenlands beleid maar ook op het landbouw- en het structuurbeleid. Dat is ook terecht, aangezien de Europese begroting oorspronkelijk een landbouwbegroting was. Dat moeten wij in gedachten houden als wij naar grote delen van het beleid van de Raad kijken.

Het is belachelijk de Europese begroting steeds met nieuwe taken van de Gemeenschap te belasten zonder aan te geven waar het geld voor deze taken vandaan moet komen. Mijns inziens in ieder geval niet uit de landbouwbegroting! Ik beschouw het niet direct als onze taak om door middel van deze werkverdeling voor solide nationale begrotingen te zorgen.

Wat dat betreft zijn de door de Raad overgenomen wijzigingen uit de eerste lezing van het Europees Parlement zowel positief als negatief. Enerzijds ben ik blij dat de lineaire kortingen in de 1A-lijnen in 25 procent van de gevallen door de Raad zijn teruggedraaid. Anderzijds verspillen wij daardoor 200 miljoen euro ten opzichte van de ontwerpbegroting, hoewel er sprake is van een marge van 2,6 miljard euro tot de geraamde bovengrens. Dat geld wordt niet gebruikt waarvoor het nodig is - als hulpmiddel om inkomsten te genereren. Er wordt zelfs gekort op de stimulering van de tweede pijler waar iedereen op aandringt. Ik ben nadrukkelijk voorstander van de bevordering en de ontwikkeling van het platteland als die ertoe leiden dat de mensen die daar wonen er ook willen blijven wonen, en als het geld niet wordt verspild aan lokale prestigeobjecten of ideologisch getinte plannen van lidstaten.

Wat betreft de nota van wijzigingen van de Commissie ben ik blij dat de Commissie een aantal voorstellen van het Parlement uit de eerste lezing overneemt en met name de uitvoerrestituties niet verder verlaagt.

Tot slot vind ik het belangrijk er nogmaals op te wijzen dat de landbouwbegroting van twee kanten wordt aangevallen. Enerzijds probeert de Raad steeds nieuwe uitgaven te financieren uit de landbouwbegroting en anderzijds lopen de boeren inkomsten genererende betalingen uit de eerste pijler mis doordat er geld wordt overgeheveld naar een tweede pijler die nog niet gedefinieerd is. Beide zaken zijn mijns inziens onrechtvaardig en dat wil ik nadrukkelijk onderstrepen.

2-170

Pronk (PPE-DE). - Ik denk dat we inderdaad, en dat is al zo vaak herhaald, echt tevreden kunnen zijn over deze begroting. Nu ik iedereen in dit lange debat aangehoord heb, vraag ik me toch af of het niet een beetje de stilte voor de storm is die we vandaag beleven. Het is nu allemaal goed afgelopen, we zijn er allemaal uitgekomen, maar we hebben dingen doorgeschoven naar de toekomst. Hoe gaat dat dan volgend jaar? Hoe kan deze begroting op de lange termijn de functie blijven vervullen die ze op het ogenblik vervult als er zo overdreven over gesproken wordt. Als men de ministers van Financiën hoort, lijkt het alsof het belangrijkste deel van hun problemen in deze Europese begroting ligt. Aan de mensen in Nederland leg ik uit dat ze van elke 100 euro die ze verdienen, 43 euro belasting betalen en dat daarvan dan slechts één euro naar de Europese Unie gaat. Toch vraagt iedereen zich af waarom er zoveel besteed wordt, ofschoon het vanuit nationaal gezichtspunt toch over relatief weinig geld gaat. Ik ben bang dat één van de redenen is dat het een mooie

Page 59: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 63

afleiding is, omdat men dan niet moet praten over al die miljarden die nationaal worden uitgegeven. Die wil men niet grondig onder de loep nemen. Maar men wil wel erg graag kijken naar een toch relatief gering bedrag, vooral omdat het zogenaamd naar het buitenland gaat en dat is altijd makkelijker om over te praten. Dus ik denk dat we daar rekening mee moeten houden.

Als je dan bijvoorbeeld kijkt naar de defensie-uitgaven, die natuurlijk helemaal nationaal zijn, stel je vast dat we ongeveer de helft uitgeven van het bedrag dat de Amerikanen uitgeven aan defensie, maar dat we maar 10 procent van het rendement hebben. Dan kun je dus ook duidelijk zien dat een meer gezamenlijke aanpak van een dergelijk beleid veel meer kan oplossen dan als je het allemaal apart doet. Ik denk dat dat soort geluiden de laatste tijd te weinig gehoord worden. Iedereen is toch te veel bezig met het betrekkelijk kleine bedrag. Dat hangt ons boven het hoofd en dat is denk ik die stilte die we nu nog hebben, die wellicht een storm wordt eenmaal we geconfronteerd worden met alle gevolgen van de uitbreiding. We kunnen dat overleven, we hebben de goede basis gelegd, maar we moeten wel zeker zijn dat wij dat inderdaad ook kunnen doorstaan.

2-171

Laschet (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het buitenlands beleid is traditioneel een beleidsvorm die ook in de lidstaten tot de bevoegdheden van de uitvoerende macht behoort. Desalniettemin moeten de nationale parlementen toestemming geven voor het ter beschikking stellen van middelen voor bepaalde activiteiten in het kader van het buitenlands beleid. Het begrotingsrecht is in een nationaal parlement het klassieke middel om ook op het buitenlands beleid parlementaire controle te kunnen uitoefenen. Daarom zijn wij blij dat met deze begroting een nieuwe stap in de richting van parlementaire controle op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is gezet. Er is een overeenkomst gesloten met de Raad, die ons verzekerd heeft dat hij in de toekomst het Parlement, de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid en de Begrotingscommissie zal informeren voordat hij een besluit neemt – met name over gemeenschappelijke optredens – en wel op een tijdstip waarop nog invloed kan worden uitgeoefend op de maatregel. Wij dringen er bij de Conventie op aan dit element in de toekomstige Europese grondwet vast te leggen en te versterken. Niemand wil het recht van de lidstaten in twijfel trekken om autonoom te kunnen beslissen over kwesties op het gebied van het buitenlands beleid. Als van het Parlement verwacht wordt dat het daarvoor middelen ter beschikking stelt, moet het echter van tevoren worden ingelicht.

Wij hebben de afgelopen jaren vele gevallen meegemaakt waarin met betrekking tot het buitenlands beleid allerlei toezeggingen werden gedaan met als gevolg dat wij uiteindelijk in onze begrotingsprocedure op andere posten moesten bezuinigen. De heer Bourlanges heeft het ooit als volgt onder woorden gebracht: “De wederopbouw van het voormalig

Joegoslavië op de Balkan heeft Afrika betaald, omdat wij moesten besparen op geld dat voor Afrika bestemd was teneinde deze wederopbouw mogelijk te maken.” De bereikte overeenstemming met de Raad is een belangrijke stap om dit soort zaken in de toekomst te voorkomen en om ervoor te zorgen dat bevoegdheden op het gebied van het buitenlands beleid aan de begrotingsprocedure worden gekoppeld. Wij moeten er nu bij de Conventie op aandringen hiermee rekening te houden bij haar werkzaamheden.

2-172

Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, als rapporteur van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie ben ik van mening dat er over vier gebieden gesproken moet worden die voor ons van belang zijn. Ten eerste de externe handel. De volgende WTO-onderhandelingsronde staat voor de deur. Mijns inziens is de trend om in plaats van de afzet van producten de kwaliteit ervan te bevorderen van groot belang. Deze koerswijziging zal voor Europa van zeer grote betekenis zijn.

Ten tweede dient de WTO dringend aangevuld te worden door een parlementaire vergadering op hetzelfde niveau. Wij moeten constateren dat de druk vanuit de NGO’s steeds groter wordt en dat een politiek debat over kwesties die verband houden met de globalisering steeds belangrijker wordt. Ten derde moet het Parlement zelf zijn activiteiten versterken om opgewassen te zijn tegen de uitdagingen die samenhangen met het omvormen van de WTO tot een toekomstgerichte organisatie. Per slot van rekening is 20 procent van de arbeidsplaatsen in de Europese Unie afhankelijk van deze kwestie.

Met betrekking tot de industrie wil ik erop wijzen dat wij er zeer goed in geslaagd zijn de grensgebieden te stimuleren, met name de kleine en middelgrote ondernemingen. Begrotingslijn B5-510 zou ook zeer geschikt zijn om het budget voor de ‘ARGE 28’ te verhogen. Hierover is reeds een discussie op gang gebracht en dat is mijns inziens zeer nuttig. In het vierde meerjarenprogramma wordt nagedacht over de financieringsvarianten voor Basel II en dat is weer een ander aspect. Deze programma’s zijn naar mijn mening uiterst belangrijk voor de toekomst. Wij willen met name voor volgend jaar een voorbereidende actie starten om in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen bij te staan bij het voldoen aan de eisen van Bazel II. Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is de earmarking voor KMO’s bijzonder prijzenswaardig, en mijns inziens kunnen de 3 miljard die volgend jaar ter beschikking worden gesteld een impuls vormen om de economische ontwikkeling te verbeteren.

Het vierde en laatste punt is de intelligente energie. Ik ben van mening dat wij ook op dit gebied de juiste stap hebben gezet, namelijk in de richting van een continue energievoorziening, meer energieveiligheid en meer energie-efficiëntie, waarbij met name rekening is gehouden met de kleine en middelgrote ondernemingen.

Page 60: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

64 17/12/2002

2-173

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik wil slechts zeer kort ingaan op een aantal vragen die hier gesteld zijn, in de eerste plaats natuurlijk de vragen met betrekking tot de uitvoering van de begroting. Hierover wil ik opmerken dat met name wat betreft de pilotprojecten en de voorbereidende maatregelen bij deze begrotingsprocedure weer een uitstekende overeenkomst is getroffen. Vooraf kan er namelijk een stemming worden gehouden over de ideeën ten aanzien van de uitvoering, om ervoor te zorgen dat de besluiten die de begrotingsautoriteit tijdens de begrotingsprocedure neemt spoedig door de Commissie worden omgezet.

Mevrouw Buitenweg heeft gevraagd naar het aantal posten op het gebied van milieu, onder andere met het oog op de taken die door de uitbreiding ontstaan. De milieuwetten moeten immers – geheel terecht – ook vanaf dag één worden omgezet, tenzij er overgangsregelingen bestaan. Als die inderdaad bestaan, moeten die uiteraard ook nageleefd worden. Als u donderdag de stemming over de begroting 2003 heeft afgesloten, zal het directoraat-generaal Uitbreiding 18 extra posten voor de voorbereiding van de uitbreiding krijgen. Door omzetting van middelen zullen er nog meer posten bijkomen, zodat het directoraat-generaal Milieu in de loop van 2003 33 extra posten ter beschikking zal hebben.

Ik wil ingaan op de kwestie die de heer Walter in zijn bijdrage heeft aangekaart, namelijk de aanpassing van de financiële vooruitzichten in het kader van de uitbreiding. Mijnheer Walter, ik kan u garanderen dat de Commissie uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de aanpassing van de financiële vooruitzichten geen kwestie is waarover bij wijze van spreken al op voorhand is beslist; dit is een zaak waarover Parlement en Raad na een voorstel van de Commissie gezamenlijk zullen moeten besluiten. Ik ben daarover dezelfde mening toegedaan als u. In Kopenhagen moeten de maximumbedragen worden vastgesteld, maar de precieze aanpassingen moeten op basis van samenwerking worden bepaald. Ik zou zeer tevreden zijn als het tijdschema zou worden opgesteld zoals het Griekse voorzitterschap van de Raad dat voor ogen staat, zodat we hierover inderdaad tijdens de eerste triloog de wezenlijke gesprekken kunnen voeren.

De heer Graefe zu Baringdorf – die nu niet meer aanwezig is – heeft gesproken over de beslissingsbevoegdheid van het Parlement inzake de uitgaven op het gebied van het landbouwbeleid. De Commissie is het volledig eens met het standpunt dat in de toekomst het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven en dus ook de verschillen tussen de diverse rechten van het Parlement moeten worden opgeheven en dat het Parlement volledig begrotingsrecht moet krijgen. Mijns inziens heeft met name deze begrotingsprocedure opnieuw aangetoond dat de Europese begroting daar alleen maar op vooruit zal gaan.

(Applaus)

2-174

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 11.30 uur plaats.

(De vergadering wordt om 16.55 uur onderbroken en om 17.00 uur hervat)

2-175

Ontwerpverslag van de Commissie en de Raad over de toekomst van de pensioensystemen /

Modernisering van de boekhouding

2-176

De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Commissie over het ontwerpverslag van de Commissie en de Raad over de toekomst van de pensioensystemen en over de modernisering van de boekhouding.

2-177

Diamantopoulou, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag heeft de Commissie een uitgebreide analyse aangenomen van de methoden die de lidstaten gebruiken om te zorgen voor toereikende en duurzame pensioenen.

Dit verslag is het resultaat van een nieuwe vorm van samenwerking tussen de lidstaten, gebaseerd op de algemeen aanvaarde gedachte dat pensioenstelsels de verantwoordelijkheid van de lidstaten moeten blijven. De rol van de Europese Unie zal dus beperkt zijn tot het steunen van de lidstaten in hun hervormingspogingen.

Dit geldt uiteraard niet voor het beleid van de Commissie op een aantal gebieden die invloed hebben op nationale beleidsmakers. Hieronder vallen het internemarktbeleid en de duurzaamheid van de publieke middelen, die wordt bekeken in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Bovendien hangt de financiële duurzaamheid van de pensioenen sterk af van het succes van het Europese werkgelegenheidsbeleid.

Ik ben bijzonder blij dat het Europees Parlement deze benadering ondersteunt, ook al hebben we tot op heden geen bevredigende manier gevonden om het Parlement meer te betrekken bij de open coördinatiemethode.

Een jaar geleden is tijdens de Europese Raad van Laken afgesproken om de open coördinatiemethode toe te passen op de pensioenen. Bij die gelegenheid werden elf gemeenschappelijke doelstellingen geformuleerd, waaronder de toereikendheid van de pensioenen en de financiële duurzaamheid ervan. Ook werd het streven uitgesproken de pensioenstelsels te moderniseren, zodat deze kunnen worden aangepast aan veranderingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij, waarmee met name aan de behoeften van vrouwen tegemoet kan worden gekomen.

Een belangrijk concept in het verslag is het uitgangspunt dat er drie verschillende dimensies zijn: duurzaamheid, modernisering en toereikendheid van de pensioenen. Het

Page 61: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 65

gaat niet alleen om die ene dimensie waar we tot nu toe naar keken in ons Europees beleid, namelijk die met betrekking tot de publieke middelen.

Ook is afgesproken dat de lidstaten nationale strategieverslagen zouden indienen waarin uiteen gezet wordt hoe deze gemeenschappelijke doelen bereikt kunnen worden. Deze verslagen zijn in september ingediend. Het stuk dat vandaag door de Commissie is aangenomen vormt een analyse van de strategieën op nationaal niveau. Daarin worden de doelstellingen één voor één behandeld.

Het was niet de bedoeling van de Commissie om een ranglijst van lidstaten te maken, of om ze de les te lezen. De open coördinatiemethode toepassen op de pensioenen is geen missverkiezing. Lidstaten moeten zelf uitmaken welk type pensioenstelsel ze willen. In ons verslag hebben we echter geprobeerd om de meest opvallende sterke en zwakke punten van de nationale strategieën en stelsels te belichten.

Er zijn veel verschillende typen pensioenstelsels waarmee de gemeenschappelijke doelstellingen bereikt kunnen worden. De lidstaten kennen ofwel een stelsel met vaste bijdragen waarbij alle inwoners verzekerd zijn, of er is sprake van inkomensafhankelijke regelingen waarbij een pensioen voortvloeit uit een dienstverband. De pensioenstelsels zijn in verschillende gradaties afhankelijk van private financiering om de openbare stelsels aan te vullen en de sociale partners zijn er in mindere of meerdere mate bij betrokken.

Het feit dat we het eens konden worden over een aantal gemeenschappelijke doelstellingen, ondanks de verscheidenheid aan pensioenstelsels, bewijst dat we met recht kunnen spreken van een Europees sociaal model. De verscheidenheid aan pensioenstelsels is geen belemmering voor gezamenlijke doelstellingen op dit belangrijke beleidsterrein.

Over het algemeen was het zo dat de nationale strategieverslagen meer de status quo beschreven dan dat er nieuwe beleidsinitiatieven in werden gepresenteerd. De lidstaten hebben niet alleen de centrale overheidsorganen betrokken bij hun voorbereidingen, maar ook de sociale partners en andere belanghebbende partijen. In sommige gevallen was er ook goedkeuring van nationale parlementen.

Een belangrijke conclusie die we naar aanleiding van de hele exercitie kunnen trekken is dat de lidstaten tegen een vergrijzende samenleving zijn opgewassen en een financiële of sociale ramp in hun pensioenstelsels kunnen afwenden.

Met ons verslag willen we geen onnodige paniek zaaien, maar we willen ook niet achterover leunen als we kijken naar de situatie waarin de pensioenstelsels zich bevinden. Weliswaar worden er in het verslag veel positieve ontwikkelingen aangestipt, maar er zijn ook aanzienlijke zwaktes. In veel landen is een gezonde financiering van toekomstige pensioenen niet

veiliggesteld. Een zeer doeltreffende manier om dit probleem op te lossen is het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Het is zelfs zo dat we bijna uit de nood zouden zijn als we de doelstelling in de verklaring van Barcelona zouden bereiken: een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd met vijf jaar. Dat geldt voor onze financiële problemen zoals die zijn vastgesteld door het Comité voor economische politiek, in de voorspellingen omtrent de pensioenuitgaven van de overheid. Dit kunnen we echter alleen bereiken als de lidstaten zich veel meer inspannen om niet alleen ouderen te stimuleren langer door te blijven werken, maar ook om ze dit mogelijk te maken. Het Europees Parlement hecht in dit verband terecht veel belang aan gezondheid en veiligheid en aan de noodzaak de werkomgeving aan te passen aan de specifieke behoeften van oudere werknemers.

Ook zijn er veel lidstaten die zich meer moeten inspannen om de toegankelijkheid van bedrijfspensioenen te verbeteren. Dat geldt in het bijzonder voor atypische werknemers, een groep waarin vrouwen over het algemeen oververtegenwoordigd zijn. De overdraagbaarheid van bedrijfspensioenen moet eveneens worden verbeterd. Op Europees niveau zullen wij met de sociale partners bespreken hoe dit kan worden gerealiseerd.

Het Europees Parlement heeft zich bijzonder sterk gemaakt voor de positie van oudere vrouwen. Vrouwen leven over het algemeen langer dan mannen. Vrouwelijke gepensioneerden zijn dus in de meerderheid: ongeveer 60 procent van de bevolking boven de 65 jaar bestaat uit vrouwen, en bijna tweederde van de bevolking boven de 75. Om die reden wordt er in het verslag uitgebreid aandacht besteed aan het genderaspect. Dankzij een verhoogde arbeidsparticipatie en kleiner wordende verschillen tussen de inkomens van mannen en vrouwen zullen naar verwachting op individueel niveau de opgebouwde pensioenrechten van vrouwen stijgen. Het is echter nog steeds zo dat loopbaanonderbrekingen vaker bij vrouwen dan bij mannen voorkomen. Daarom blijft het belangrijk om pensioenrechten toe te kennen voor periodes waarin kinderen worden verzorgd. Ook moeten de afgeleide rechten gehandhaafd blijven. Als dat niet gebeurt, kunnen veel oudere vrouwen terechtkomen in een positie van armoede. Onze prioriteit moet echter liggen bij het verhogen van individuele pensioenrechten door het verbeteren van de beroepsmogelijkheden voor vrouwen.

Wat gaat er nu met dit verslag gebeuren? De Europese Raad had verzocht om een gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad. De volgende stap is dus om de tekst van de Commissie in de Raad te behandelen, zodat er voor de vergadering van de Europese Raad in maart een verslag op tafel ligt.

Op Europees niveau zijn er geen plannen voor een tweede ronde van strategische verslagen en de evaluaties ervan. Wel zijn wij vastbesloten om voor 2005 de gemeenschappelijke doelstellingen en werkwijzen te

Page 62: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

66 17/12/2002

bekijken, als basis voor de beslissing omtrent de toekomst van deze samenwerking.

Wij zijn van plan om met de kandidaat-landen samen te werken, waarbij we dezelfde procedure zullen volgen met betrekking tot hun stelsels. Ook werken we aan gemeenschappelijke indicatoren die het mogelijk moeten maken om de prestaties van de lidstaten te meten. Het is echter bijzonder moeilijk om het eens te worden over gemeenschappelijke indicatoren en een dergelijke overeenstemming is dan ook niet op tijd voor dit verslag bereikt.

2-178

Della Vedova (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik waardeer dit verslag vooral om een specifieke reden: in de tekst komt tot uiting dat er een tweevoudig probleem is met betrekking tot de socialezekerheidsstelsels, namelijk financiële duurzaamheid en toereikendheid. Wij - en daarbij doel ik op landen als Duitsland en met name Italië - zijn generaties van arme gepensioneerden aan het creëren. Wij zullen steeds meer bijdragen vragen om de rekeningen rond te krijgen voor steeds lagere pensioenen. Wij zullen vragen om gigantische extra inspanningen om aanvullende bijdragen te verkrijgen. Ik geloof dat dit verslag te optimistisch is. Ik denk niet dat wij paniek moeten zaaien, maar wij moeten wel de realiteit onder ogen zien, en die realiteit is dat wij in Europa - en nogmaals, ik doel vooral op landen als Italië en Duitsland - een generatie van arme gepensioneerden aan het creëren zijn. Wij laten nieuwe gaten in de begroting ontstaan. Ik vrees dat u zich te veel verlaten hebt op de prognoses van de lidstaten.

2-179

Diamantopoulou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag is noch optimistisch noch pessimistisch. Wij hebben twee objectieve factoren: ten eerste het vergrijzingsprobleem en ten tweede de hogere levensverwachting. Als wij naar deze twee factoren kijken, zien wij dat er in de lidstaten concrete beleidsvormen zijn. De rode draad daarin is de verhoging van de maximumleeftijd voor de deelname aan de arbeidsmarkt, hetgeen in de meeste landen al een voorwaarde is. Daarnaast zijn er beleidsvormen om ouderen aan te moedigen aan het werk te blijven. Mijns inziens kunnen wij met een dergelijke aanpak lagere pensioenen voorkomen.

2-180

Bushill-Matthews (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de commissaris, ik ben erg blij met uw opmerkingen. Er is echter één punt waar ik wat dieper op in wil gaan. U zei: “Lidstaten moeten zich veel meer inspannen om het werknemers mogelijk te maken langer te blijven doorwerken.” Daar ben ik het mee eens, maar ik heb een vraag over de actie die hiervoor wordt ondernomen door de Commissie, en niet zozeer door de lidstaten. Ik zou u in het bijzonder dit willen vragen: wat doen de EU-instellingen om niet alleen mensen in staat te stellen langer door te werken, maar ook om zelf oudere werknemers in dienst te nemen? Concreet wil ik vragen of het klopt dat sommige EU-instellingen nog steeds

leeftijdsgrenzen hanteren, zodat iemand boven een bepaalde leeftijd niet in dienst kan worden genomen. Zijn deze grenzen reeds opgeheven? Zo niet, wanneer zal dit gaan gebeuren?

2-181

Cercas (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee vragen voor de commissaris, maar eerst wil ik haar feliciteren met de voortzetting van het debat. De muziek klinkt alvast veelbelovend. Laten wij hopen dat de tekst ons straks niet teleurstelt. Om te beginnen, mevrouw de commissaris, moet ik u zeggen dat wij, leden van het Parlement, de inhoud van de mededeling niet kennen. Ik zou graag van u vernemen wanneer u ons van de mededeling in kennis denkt te stellen en op welke manier het Parlement bij dit proces betrokken zal worden, zodat ons advies kan worden gehoord voordat de lentetop van start gaat

Ten tweede heeft u onderstreept, mevrouw de commissaris, dat het hier gaat om een proces ter ondersteuning van de hervormingen van de lidstaten. Mijn vraag is of er behalve de hervormingen die in lijn zijn met de mededelingen van de Commissie en de door het Europees Parlement onderschreven gemeenschappelijke doctrine nog andere hervormingen voor deze steun in aanmerking komen. Wij kunnen immers niet instemmen met om het even welke hervorming. Mevrouw de commissaris, ik vrees dat louter financiële hervormingen, waarin geen aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke aspecten van het probleem van de vergrijzing, voor een ruime meerderheid van dit Parlement onaanvaardbaar zijn.

2-182

Jensen (ELDR). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de verlaging van de pensioenleeftijd, de hogere levensverwachting en de toename van het aantal mensen dat met vervroegd pensioen gaat brengen met zich mee dat vele pensioenstelsels niet duurzaam zijn. U zegt, mevrouw de commissaris, dat er geen specifiek model is uitgekozen, maar wordt de aandacht niet gevestigd op het Zweedse model, dat ook door Polen en Letland is overgenomen, als een manier om duurzaamheid in de toekomst te bieden?

Wordt in het verslag aandacht besteed aan de daling van de aandelenkoersen van vorige zomer, die in het najaar nog is versterkt? Die zal immers een grote invloed hebben op de pensioenvermogens. Naar onze mening is met dit element geen rekening gehouden, terwijl het toch betekent dat investeringen in de toekomst uiterst behoedzaam moeten plaatsvinden, omdat dalingen van de aandelenkoersen een grote impact hebben op de duurzaamheid van de pensioenen. Heeft u tijdens uw overleg aan dit aspect gedacht?

2-183

Diamantopoulou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wat de eerste vraag betreft: het klopt inderdaad dat in het verleden bepaalde landen een leeftijdsgrens hadden. Ik herinner u eraan dat wij twee jaar geleden de richtlijn tegen discriminatie hebben aangenomen. Deze moet uiterlijk in juli 2003 in alle

Page 63: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 67

landen zijn omgezet. Overeenkomstig deze richtlijn is discriminatie op grond van leeftijd verboden. Met andere woorden, vanaf juli 2003 zal er een Europees kader zijn.

De tweede vraag ging over het Parlement. Ik heb in mijn redevoering gezegd dat wij wat de open coördinatiemethode betreft een duidelijkere rol moeten vinden voor het Europees Parlement. Met de bevoegde commissie is al eens een discussie gevoerd over de manier waarop wij in het kader van de Conventie de rol van het Parlement in de open coördinatiemethode kunnen versterken.

Wat de hoofdlijnen van het verslag betreft, was ik heel duidelijk. Ik heb gezegd dat de hervormingen van de pensioenstelsels een nationale aangelegenheid zijn. Natuurlijk hebben die nationale beleidsvormen ook Europese aspecten. Zo mag men in een bepaald land geen beleid ter hervorming van het pensioensstelsel ten uitvoer leggen als daarin geen rekening wordt gehouden met het Stabiliteitspact, met de wetten van de interne markt of met de werkgelegenheidsstrategie. Ik zou bijgevolg willen zeggen dat dit een kwestie van nationaal beleid is.

2-184

Kuckelkorn (PSE). – (DE) Mevrouw de commissaris, ik wil u verzoeken binnen de Commissie duidelijk te maken dat het bij de pensioenen uiteindelijk gaat om de ouderdomsvoorziening en niet om spaarprogramma’s, zoals die nu in de richtlijn zijn opgezet. Verder wil ik u verzoeken na te denken over de vraag of het concept ‘verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd’ wel zo geschikt is. Er moeten juist meer programma’s worden opgezet voor mensen vanaf 55 of 65 jaar of ouder die erop gericht zijn oudere werknemers te herscholen en in het arbeidsproces te houden. Daardoor kunnen oudere werklozen weer in het arbeidsproces worden opgenomen.

2-185

Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Diamantopoulou gelukwensen en haar zeggen dat ik het roerend met haar laatste verklaring eens ben. Inderdaad is het doel van het verslag niet alleen de totstandbrenging van een beter evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven, maar ook de waarborging van een waardig leven voor ouderen. Dat laatste is zelfs het allerbelangrijkste.

Nu iedereen tevreden lijkt te zijn, wil ik mevrouw de commissaris vragen of het volgens haar niet wenselijk zou zijn indien, binnen het kader van de middelen die elke lidstaat vrijelijk heeft vastgesteld voor de pensioenen, nagegaan zou worden in hoeverre er rechtvaardigheid bestaat in de behandeling van de verschillende concrete situaties. Zo zou men meer kunnen geven aan mensen wier situatie verbeterd moet worden en minder aan mensen die het veel te goed hebben, zonder het niveau van de uitgaven te veranderen. In Italië zijn er bijvoorbeeld weduwes met vier kinderen ...

(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

2-186

Pronk (PPE-DE). - Voorzitter, ik geloof dat de commissaris de problemen goed ziet. Ik heb twee vragen. De eerste: wat is de rol van de supplementary pensions in haar visie? De tweede vraag gaat over de effective retirement age en de rol van de non-discriminatie. Er is inderdaad die richtlijn, Voorzitter, maar ik heb begrepen dat het grootste probleem, namelijk de verplichte pensionering op 65 of op 60 jaar, niet onder de richtlijn valt. Althans, dat dat tot nu toe zo geïnterpreteerd wordt. Als we dat niet oplossen, dan blijft het probleem natuurlijk bestaan. Is het niet nodig de richtlijn op dat punt aan te passen?

2-187

Lambert (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als men de huidige financiële situatie en de economieën van de lidstaten in aanmerking neemt, vormen de raadplegingsprocedures van de lidstaten dan een goede weergave van het vertrouwen bij de burgers dat zij aan het einde van hun werkzame leven een fatsoenlijk pensioen zullen krijgen? In het bijzonder, zijn er lidstaten die onderzocht hebben hoe de pensioenfondsen zelf te werk gaan? Zij zijn immers, zoals mevrouw Jensen opmerkte, belangrijke spelers op de financiële markten. In welke mate streven ze naar een sociaal verantwoorde wijze van zaken doen? In hoeverre kijken ze naar ethisch getinte zaken als de kwaliteit van het werk, het in dienst houden van ouderen, opleidingen en een veelheid aan maatregelen, terwijl ze zich op hetzelfde moment bezighouden met de pensioenen?

2-188

Diamantopoulou, Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het eigenlijk wel eens met de eerste vraag. Hier geldt wat ik ook al in mijn inleiding zei, namelijk dat het probleem zich niet beperkt tot het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd; er moeten ook beleidsvormen komen waarmee ouderen ertoe kunnen worden aangezet op de arbeidsmarkt te blijven of deze zelfs opnieuw te betreden. Daarom heb ik ook het Stabiliteitspact en de werkgelegenheidsstrategieën genoemd.

Ik wil eraan herinneren dat een van de hoofddoelstellingen van de werkgelegenheidsstrategie de integratie van ouderen is. Dit doel kan worden bereikt via concrete voorstellen en scholingsmaatregelen, en via speciale stimulansen. Zo hebben commissaris Monti en ik kortgeleden besloten de ondersteuning van ouderen tijdens de eerste fase van de integratie in de arbeidsmarkt niet als staatssteun te beschouwen. Dat is dus onze aanpak. Wij kunnen de leeftijdsgrens niet verhogen en evenmin kunnen wij beleidsvormen vaststellen voor de ondersteuning van de integratie van ouderen.

Dan de vraag van de heer Fatuzzo over de interne herverdeling van de pensioenen. Ik moet duidelijk maken dat het hier een zuiver nationaal model betreft en dat elke regering aan de hand van haar model en haar principes besluit welke pensioenen zij geeft en aan wie. Ik moet evenwel terugkomen op een van de hoofdlijnen van de strategie: de toereikendheid van de pensioenen.

Page 64: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

68 17/12/2002

Daarvoor worden nu concrete beleidsvormen uitgewerkt. In de toekomst krijgen wij ook indicatoren voor de verschillende bevolkingsgroepen, voor de groepen die met uitsluiting worden bedreigd, die speciale problemen hebben, zoals de eenoudergezinnen waar u over sprak, of indicatoren voor het vrouwenvraagstuk. De lidstaten moeten bijgevolg in de verslagen die zij indienen antwoorden op de vraag wat zij voor elk van deze onderdelen hebben gedaan. Als er concrete sectoren zijn die toereikendheid garanderen, moet elke lidstaat aangeven welke maatregelen in het kader van de hervormingen zijn genomen.

De heer Pronk stelde een vraag over de leeftijd van 60 of 65 jaar. Er is geen richtlijn waarin de pensioengerechtigde leeftijd in de lidstaten wordt vastgesteld. Elk land stelt deze vast aan de hand van zijn economische analyses en mogelijkheden. Nu hebben alle landen de leeftijd van 65 als benedengrens. In Frankrijk hebben wij een uitzondering, maar daar gelden weer andere voorwaarden. Verder wordt in de Scandinavische landen een nieuwe benadering uitgeprobeerd, waarin geen enkele leeftijdsgrens is vastgesteld - deze kan net zo goed 67 als 60 zijn - maar waarin het pensioen wordt aangepast aan de leeftijd waarop men met pensioen gaat.

Tot slot nog het vraagstuk van het beheer door de financiële instellingen en de pensioenfondsen. Ik weet niet zeker of ik de vraag helemaal goed begrepen heb, maar ik kan antwoorden dat de publieke pensioenfondsen onderworpen zijn aan het algemeen kader voor de financiële stabiliteit van elk land. Wat de particuliere pensioenfondsen betreft wil ik erop wijzen dat recentelijk een richtlijn van de Commissie is aangenomen waarin belangrijke veiligheidskleppen zijn opgenomen voor een veilig beheer van de middelen van deze fondsen.

2-189

De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de modernisering van de boekhouding.

2-190

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de Commissie heeft vandaag een pakket hervormingsmaatregelen op financieel gebied aangenomen waarmee een beslissende fase aanbreekt in de hervormingsinspanningen van de Commissie. Ten eerste is nu het wetgevend kader voor het nieuwe Financieel Reglement vastgelegd. De Commissie heeft de uitvoeringsverordening voor het Financieel Reglement en de procedurele voorschriften voor het innen van openstaande vorderingen vastgesteld. Dankzij de inspanningen van alle betrokkenen, met name van het Europees Parlement, is onze doelstelling bereikt: de invoering, per 1 januari 2003, van een nieuwe, moderne begrotingswetgeving voor de Europese Unie. Door deze nieuwe begrotingswetgeving zullen de financiële belangen van de Gemeenschap beter worden beschermd – ik denk hierbij onder andere aan de garanties die de ontvangers bij vooruitbetalingen moeten geven, de verplichting voor contractanten om attesten van accountants over te leggen of de mogelijkheid voor de Commissie om contractanten van de

aanbestedingsprocedure uit te sluiten als er onregelmatigheden uit het verleden worden ontdekt. Door deze nieuwe begrotingswetgeving zal ook de uitvoering van de begroting transparanter en coherenter worden.

Ten tweede heeft de Commissie een globale beoordeling opgesteld met betrekking tot de vraag in hoeverre de Commissiediensten voorbereid zijn op de omzetting van de nieuwe begrotingswetgeving. Daarin wordt geconstateerd dat bij de opname van de oude ex ante-controles in de interne controleprocedures van de diensten aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Nog bestaande problemen zullen nauwkeurig worden bekeken en met gerichte inspanningen van alle betrokkenen worden aangepakt. De horizontale diensten zullen doelgerichte ondersteuning verlenen.

Hiermee zijn de voorwaarden gecreëerd om de centrale financiële controle aan het einde van dit begrotingsjaar te beëindigen en om ook de overgebleven delen van het directoraat-generaal Financiële Controle vóór het voorjaar van 2003 op te heffen. De medewerkers die daarbij vrij komen kunnen voor het merendeel worden ingezet bij de verschillende diensten, als aanvulling op het personeelsbestand voor de financiële hervorming dat de afgelopen drie jaar is opgebouwd. De afdelingen van de Commissie voor het financieel beheer krijgen dientengevolge de volledige verantwoordelijkheid voor het begrotingsbeleid en de noodzakelijke controlemaatregelen.

Ten slotte heeft de Commissie vandaag ook de mededeling over de modernisering van het boekhoudsysteem van de Gemeenschappen aangenomen. Deze mededeling bestaat uit drie delen. Ten eerste de hervorming van de boekhoudregels, ten tweede de aanpassing van het ondersteunende informatie- en technologiesysteem en ten derde de structuur van het projectmanagement. De Commissie heeft het Europees Parlement en de Rekenkamer toegezegd dat ze voor het einde van dit jaar haar maatregelen en het bijbehorende tijdpad zal presenteren. Daarmee zet de Commissie een nieuwe belangrijke stap in haar langetermijnstrategie voor de modernisering van de administratie die in 2000 is van start is gegaan. In 2000 heeft de Commissie een onderzoek gepresenteerd dat heeft geleid tot het Commissievoorstel om voor het Financieel Reglement nieuwe boekhoudregels volgens het zogenoemde accrual accounting-systeem over te nemen. In de onderhavige mededeling worden stap voor stap de acties ontwikkeld die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat in 2005 het moderne systeem ter beschikking staat.

Voor de boekhouding zullen in de toekomst twee methoden worden gebruikt. De jaarrekening zal worden opgesteld volgens het traditionele cash accounting-systeem voor begrotingsinkomsten en -uitgaven, wat nodig is om de begrotingsautoriteit in staat te stellen controle uit te oefenen op de uitvoering en de omzetting van de begroting. Dat betekent dat de daadwerkelijke uitgaven en inkomsten worden afgezet tegen de

Page 65: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 69

geraamde uitgaven en inkomsten zoals deze in de ontwerpbegroting zijn vastgelegd. Met de accrual accounting zal echter ook de vermogensrekening voor de staat van herkomst en besteding van de middelen van de Europese begroting geïntegreerd moeten worden. Voor dit deel van de jaarrekening zullen nieuwe normen moeten worden ingevoerd die voldoen aan de internationale normen die onlangs zijn vastgesteld – daar ga ik zo dadelijk nog op in.

Voor de invoering van de nieuwe normen overeenkomstig het Financieel Reglement vanaf 2005 zal de hoofdaccountant van de Commissie de concrete aspecten tot in detail uitwerken. Het gaat daarbij onder andere om de vraag hoe deze internationale normen moeten worden omgezet voor de diverse maatregelen die uit de begroting van de Europese Unie worden gefinancierd. Daartoe zal een nieuwe commissie voor boekhoudnormen worden ingesteld. In deze commissie zullen verschillende deskundigen van de diensten en ook externe deskundigen vertegenwoordigd zijn. Verder is het ook belangrijk dat dit nieuwe systeem niet alleen voor de boekhouding en de administratie van de Commissie zal worden gebruikt; het zal toegepast worden in alle Europese instellingen, dus ook bij het Europees Parlement en voor de begroting van de Raad, de Rekenkamer en de agentschappen. Deze bindende normen zijn in feite volstrekt nieuw. De eerste norm voor de publieke sector van dit internationale orgaan is in 2000 aangenomen, de laatste norm in oktober 2002. Het gaat hier dus om geheel nieuwe normen, en wij zullen die als benchmark gebruiken voor ons boekhoudsysteem. Wanneer dit project eenmaal is ingevoerd, zal de Europese begroting wat betreft de boekhoudnormen tot de voorhoede behoren.

Voor de implementatie van de nieuwe normen is het eveneens noodzakelijk dat de technische ondersteuning via het onderliggende computersysteem, de informatietechnologie dus, wordt gemoderniseerd. Het huidige systeem dat voor de boekhouding wordt gebruikt is Sincom II, dat in 1997 is ingevoerd en in 1999 is uitgebreid tot alle afdelingen voor financieel beheer. Voor de boekhouding van de Commissie is het SAP-systeem – door alle deskundigen kortweg A3-systeem genoemd – van doorslaggevend belang. De sluiting van de boeken en de opstelling van de jaarrekening vinden volledig op basis dit systeem plaats. Voor de beheerafdelingen werd tegelijkertijd het SI-II-systeem ontwikkeld, waarin gegevens over alle relevante maatregelen, dus alle gegevens die relevant zijn voor de boekhouding, moeten worden ingevoerd. De ervaring heeft evenwel geleerd dat het toekomstige systeem een volledig geïntegreerd systeem voor boekhouddoeleinden moet zijn. Voor zover dit mogelijk is bij volledige integratie moet er evenwel ook rekening worden gehouden met de verschillende eisen van de diensten en met de daarmee corresponderende beheertaken, waaraan eveneens verschillende eisen worden gesteld met betrekking tot de afzonderlijke onderdelen van de Europese begroting.

Wat betreft het IT-systeem in kwestie hebben we drie mogelijkheden. We kunnen met het huidige systeem op de oude voet verdergaan, we kunnen een compleet nieuw systeem invoeren of we kunnen een geïntegreerd systeem opzetten op basis van wat thans reeds aanwezig is. Zoals u uit mijn woorden heeft kunnen opmaken heeft de Commissie de eerste mogelijkheid van de hand gewezen. Voor de tweede en derde optie zal een haalbaarheidsonderzoek worden uitgevoerd in de eerste helft van 2003. Dan zal worden besloten welke maatregelen er genomen kunnen worden voor de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd systeem.

De vraag is nu hoe dit project georganiseerd gaat worden, want dit is een zeer uitgebreid project voor de Commissie en voor alle Europese instellingen. In de opzet van het project staat de hoofdaccountant centraal. Teneinde deze ambitieuze hervorming te realiseren heeft de Commissie vandaag besloten de heer Brian Gray, de nieuwe plaatsvervangend directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting, tot hoofdaccountant te benoemen. Hiermee geeft de Commissie aan dat ze aan dit project de hoogste functieschaal heeft verbonden, namelijk A1. Zo wil ze duidelijk maken dat ook in de functieschaal de noodzakelijke autoriteit tot uitdrukking moet komen, willen we erin slagen alle instellingen en diensten bij het project te betrekken. Er zal een toezichthoudend orgaan met vertegenwoordigers van de belangrijkste diensten en de Europese Rekenkamer worden ingesteld, dat de tenuitvoerlegging van dit ambitieuze en kostbare project zal ondersteunen.

Met de heer Gray als hoofdaccountant en de heer Oostens als directeur van de afdeling Boekhouding hebben we een gekwalificeerd accountant en een bekwaam manager in huis om leiding te geven aan dit ambitieuze project waarmee, als het succesvol is – en daarvan ben ik overtuigd – het EU-bestuur ook wat betreft de boekhouding tot de top van de moderne overheden zal gaan behoren.

Al met al laat het pakket besluiten dat de Commissie vandaag heeft aangenomen zien dat de Commissie en het pakket voor de administratieve hervorming het conceptstadium allang gepasseerd zijn en dat deze hervormingen nu daadwerkelijk geïmplementeerd zullen worden. Ik ben blij dat ik vandaag de gelegenheid heb gehad deze positieve ontwikkelingen in het financieel beheer toe te lichten in het Europees Parlement, dat ons ondersteunt en kritisch begeleidt.

2-191

Blak (GUE/NGL). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris enkele vragen stellen. Het verheugt mij uiteraard dat de Commissie een verslag heeft opgesteld, maar ik moet vaststellen dat het verslag van de Commissie in het geheel niet overeenstemt met de verklaringen van de Rekenkamer. Het zou interessant zijn uw commentaar hierop te horen.

In het verslag wordt vastgesteld dat het systeem ernstige tekortkomingen vertoont. Dat wisten we al van de Rekenkamer en van een zekere mevrouw Andreasen.

Page 66: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

70 17/12/2002

Het gebrek aan onderlinge communicatie binnen het systeem is ook een ernstig zwak punt. Het verheugt mij dat de idee van eventuele fraude of onregelmatigheden terzijde geschoven wordt, maar de Commissie beweert dat er te weinig erkende gebruikers zijn die toegang hebben tot het systeem, wat de Rekenkamer dan weer tegenspreekt. Ik zou graag willen weten waarom de Commissie en de Rekenkamer totaal andere dingen zeggen. De Commissie begrotingscontrole zou graag een antwoord krijgen op deze vragen.

2-192

Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij met de verklaring van de Commissie en het doet mij deugd dat wij steeds vooruitstrevender worden. In boekhoudkundig opzicht komen wij en de Commissie nu langzaam uit de middeleeuwen. Het is interessant om te horen dat u de kwitanties van de gelden van de Commissie gaat controleren. Wie krijgt de contracten, waar gaan de aanbestedingen heen? U gaat uw boekhoudkundige regels veranderen, uw IT-systemen en uw projectmanagement. Maar waar geeft u op dit moment leiding aan? Wat heeft de Commissie de laatste jaren gedaan? Waarom heeft het zo lang geduurd voordat deze hervorming werd ingevoerd?

U heeft bevestigd dat alle aantijgingen van mevrouw Marta Andreasen klopten. Dan vind ik het van het grootste belang dat u aangeeft of u uw verontschuldigingen hebt aangeboden voor de persoonlijke verdachtmakingen die mevrouw Andreasen heeft moeten verduren met betrekking tot haar achtergrond en karakter. Maar wellicht heb ik op dit punt iets over het hoofd gezien in uw verklaring. Kunt u bevestigen dat de disciplinaire procedures tegen uw voormalige hoofdaccountant zullen worden gestaakt en dat zij weer aan boord komt om de hervormingen door te voeren die ze u een jaar geleden had aanbevolen?

Tot slot, wie heeft in vredesnaam in 2001 de onkosten van de Commissie goedgekeurd?

2-193

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, met betrekking tot de vraag van de heer Blak wil ik het volgende zeggen. De Europese Rekenkamer heeft sinds 1994 ieder jaar opnieuw, ook voor de begroting van 2001, vastgesteld dat in de boeken en de jaarrekeningen de inkomsten en uitgaven van de Europese Unie waarheidsgetrouw worden weergeven, evenals de financiële situatie aan het einde van het jaar. Tegelijkertijd heeft de Europese Rekenkamer er met betrekking tot de vermogensrekening steeds bij ons op aangedrongen over te stappen op een ander systeem waarin financiële transacties niet pas worden geregistreerd nadat een betaling of ontvangst heeft plaatsgevonden, maar zodra een vordering wordt ingesteld of een verplichting is aangegaan. Dat is een wezenlijke stap die nu ook in het Financieel Reglement is vastgelegd.

Wij hebben in de afgelopen jaren – en hiermee kom ik op de vraag van de heer Heaton-Harris – reeds stappen

in de richting van een vermogensrekening ondernomen. Daarbij kwamen evenwel allerlei gegevens over onze vorderingen en onze verplichtingen naar voren die niet in het boekhoudsysteem zijn opgenomen. Ik zal u daarvan een voorbeeld geven. Wij hebben bekeken welke verplichtingen de Commissie in de toekomst heeft wat betreft de pensioenen van haar ambtenaren. Deze informatie heeft het directoraat-generaal Personeelszaken en algemeen beheer achterhaald, beoordeeld en vervolgens min of meer in de boekhouding opgenomen. Deze gegevens zijn niet afgeleid uit de jaarlijkse begroting. Ik zal u nog een ander voorbeeld geven, dat te maken heeft met de begroting van het Parlement. Laten we eens kijken naar de vaste activa, bijvoorbeeld dit gebouw. In de jaarrekening waren slechts de uitgaven opgenomen die in één jaar waren gedaan. De activa werden feitelijk niet meer in de boeken vermeld, of ze moesten op basis van een adequate taxatie opnieuw worden opgenomen. Het plan voor de toekomst is nu – en dat zal ook als zodanig worden uitgevoerd – dat de informatie uit de jaarlijkse begroting direct in de vermogensrekening wordt opgenomen. Op die manier weten we welke activa de Europese Unie heeft en hoeven die niet apart te worden toegevoegd.

Ik moet u erop wijzen dat wij helaas ook niet eenvoudig kunnen teruggrijpen op beste praktijken in de lidstaten. Er zijn enkele lidstaten die stappen in deze richting hebben gezet – en daarover hebben wij binnen de Commissie begrotingscontrole meermaals gesproken – maar tegelijkertijd hebben de lidstaten verschillende problemen. Gemeenten bijvoorbeeld zijn eigenaar van infrastructuren en moeten derhalve andere activa en dergelijke taxeren dan wij. Als contractanten die aan een aanbesteding deelnemen of de gunning van een project hebben verkregen nu – en dat is nieuw – bijvoorbeeld de zekerheden in de boeken moeten opnemen, dan moeten wij nieuwe beslissingen nemen. De internationale normen zijn, zo u wilt, beginselen, maar die moeten op de concrete begroting, op onze concrete, in de begroting vastgelegd taken, zijn toegesneden en voor de praktijk geschikt worden gemaakt. Daarover zal de Standards Committee een besluit nemen. Als er goede resultaten worden geboekt, zullen de lidstaten of derde landen dit mijns inziens kunnen overnemen.

2-194

van Dam (EDD). - Voorzitter, als ik dit jaar of, beter nog, deze maand in het Parlement was gekomen en ik had het verhaal van de Commissaris gehoord, dan was ik waarschijnlijk geweldig onder de indruk geweest. Helaas loop ik ondertussen ook al een poosje mee en weet ik dus dat er aan de mogelijke voorhoede die vanaf 2005 getoond zou kunnen worden in de Europese Unie, een periode voorafgaat die vandaag nog niet is afgesloten en waarin een systeem bestond dat bepaald niet aan die standaarden en ook niet aan vroegere standaarden voldoet. Laten we eerlijk zijn: standaarden waren er vóór die tijd ook. Hoe heeft de Commissie het kunnen verantwoorden dat ze elk jaar rekeningen heeft gepresenteerd terwijl ze wist dat er geen betrouwbaar boekhoudsysteem aan ten grondslag lag?

Page 67: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 71

Mijn tweede vraag: hoeveel is er geïnvesteerd, ook in geld, in de interne ontwikkeling van het systeem SI II?

2-195

VOORZITTER: DE HEER PUERTAOndervoorzitter

2-196

Stauner (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de commissaris, u noemt uw mededeling “Modernisering van de boekhouding”. Ik noem deze mededeling – netjes uitgedrukt – een verdraaiing van de feiten! Wat we de afgelopen weken te horen hebben gekregen is immers een complete chaos! In feite staat uw administratie op het punt op spectaculaire wijze ineen te storten en als u de moed daartoe zou hebben, zou u dat ronduit toegeven. Ik vraag mij alleen af waarom u deze schandelijke toestand – ik merk hier slechts op dat kennelijk zelfs niets is gedaan om dubbele boekingen uit te sluiten – nu pas erkent, waarom u blijkbaar nog een paar jaar nodig heeft, namelijk tot 2005, om een eind te maken aan deze situatie, hoewel de Rekenkamer hier sinds 1994 voortdurend op heeft gewezen, en waarom u een hoofdaccountant die begin dit jaar als eerste op deze misstanden heeft gewezen, heeft ontslagen en tegen deze persoon zelfs een disciplinaire procedure bent begonnen! Ik vraag mij in alle ernst af hoe u denkt ons uw grootse ontwerp voor het nieuwe Financieel Reglement te kunnen verkopen terwijl dit niet eens op een goed functionerend boekhoudsysteem is gebaseerd!

2-197

Kuhne (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, neemt u mij niet kwalijk dat ik weg moet gaan voordat u antwoord heeft gegeven, maar er wacht een groep bezoekers op mij en ik heb de gewoonte om altijd op tijd te zijn. Dat is niet overal in Europa gebruikelijk, maar ik heb die gewoonte!

Ik wil u een zeer duidelijke vraag stellen. U heeft met betrekking tot het IT-systeem gezegd dat u een haalbaarheidsstudie wilt laten uitvoeren. Nu zijn wij het erover eens dat wij in deze kwestie onder tijdsdruk staan wat betreft de modernisering van de boekhouding. Als ik ga nadenken over wat aannemelijk is, kom ik tot de conclusie dat een haalbaarheidsonderzoek alleen betrekking kan hebben op optie 2, dat wil zeggen dat het huidige systeem zodanig gemoderniseerd wordt dat het ook aan de toekomstige eisen kan voldoen.

Mijn vraag luidt nu als volgt: wij staan allemaal onder tijdsdruk en het systeem moet dringend worden gemoderniseerd. Zou het dan niet zinvoller zijn tijd te besparen door deze vraag niet meer te stellen en direct over te gaan tot een volledige geïntegreerde vervanging van dit systeem?

2-198

Theato (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Schreyer, ik wil u gelukwensen met dit ambitieuze plan en u de volgende vragen stellen. Vanaf 2005 moet het nieuwe systeem gereed zijn. Welke maatregelen denkt u tot die tijd te nemen? De Rekenkamer heeft immers al sinds 1994 forse kritiek

uitgeoefend op de bestaande boekhouding en administratie. U weet dat het Parlement zich na de behandeling in de Commissie begrotingscontrole zeer intensief met deze problemen zal gaan bezighouden.

Hoe lang zal het na 2005 nog duren voordat werkelijk alles gereed is, wanneer de nieuwe hoofdaccountant – gesteund door de commissie die u zojuist heeft genoemd – daadwerkelijk moet garanderen dat alles werkt zoals het hoort?

2-199

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om terug te komen op de vraag van de heer Heaton-Harris over de verantwoordelijkheid voor de boekhouding in 2001: natuurlijk was de toenmalige hoofdaccountant verantwoordelijk voor de boekhouding over het gehele jaar, inclusief de jaarrekening 2001.

In antwoord op de vraag van de heer Van Dam wil ik u er nogmaals op wijzen dat het niet juist is om te beweren dat de boekhouding van de Europese Unie en de Europese Commissie niet aan de internationale normen heeft voldaan. Er bestaan evenwel verschillende internationale normen. Bepaalde normen zijn gebaseerd op het cash accounting-beginsel, terwijl er nu ook een ontwikkeling gaande is in de richting van meer bedrijfseconomische categorieën.

In het Financieel Reglement, dat wil zeggen de wet die voor ons en de andere instellingen de maatstaf is, werd in het verleden slechts het cash accounting-beginsel voorgeschreven. Dat was in overeenstemming met de norm en daarnaar werd ook gehandeld. Ik heb aangegeven dat de verdere ontwikkeling, ook in de openbare sector, nog betrekkelijk nieuw is. Dus nogmaals: de desbetreffende IPSA-normen van de International Federation of Accounts zijn de eerste normen voor de openbare sector, en die zijn in 2000 vastgelegd. De laatste norm is pas in oktober 2002, twee maanden geleden dus, vastgelegd. Met deze normen zijn nog niet alle kwesties afgedekt en dat betekent dat hier inderdaad sprake is van een lopende ontwikkeling. Wat dat betreft mogen wij wel zeggen dat wij tot de voorhoede behoren als wij besluiten deze richting in te gaan – en dat hebben wij met dit Financieel Reglement gedaan.

Met betrekking tot de vraag van mevrouw Stauner wil ik het volgende zeggen. Mevrouw Stauner, u heeft opnieuw verondersteld dat de Rekenkamer geen betrouwbaarheidsverklaring voor de boekhouding zou afgeven. Dat is niet correct. De Rekenkamer – ik onderstreep het nogmaals – heeft dit jaar voor 2001 wederom vastgesteld dat in de jaarrekening de inkomsten en uitgaven waarheidsgetrouw worden weergegeven. Mevrouw Stauner, u was rapporteur, hoofdrapporteur en u heeft dat in uw verklaring bevestigd. Ik wil nogmaals opmerken dat de jaarrekening uiteraard niet alleen aan de Europese Rekenkamer maar ook aan de Raad en het Parlement wordt voorgelegd. Dat betekent dat de boeken open op tafel liggen.

Page 68: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

72 17/12/2002

De heer Kuhne heeft een vraag gesteld over de ontwikkeling van het juiste computersysteem. Daarover wil ik nogmaals het volgende opmerken. In een aantal lidstaten worden veel verschillende jaarrekeningen opgesteld omdat er nog geen uniform systeem is. Dat in ogenschouw nemende kan ik alleen maar zeggen dat hier in 1999 – door de vorige Commissie – een wezenlijke stap vooruit is gezet, omdat sindsdien alle inschrijvingen in de boeken volgens één systeem gedaan moeten worden.

Dat was een enorme vooruitgang voor de Europese Commissie, die vroeger met vijf of zeven – ik weet het niet meer precies – verschillende jaarrekeningen te maken had die geïntegreerd moesten worden, wat niet altijd helemaal lukte. Deze ontwikkeling was derhalve van groot belang. Zoals wij allemaal weten, gaat de ontwikkeling van software- en computersystemen ook verder. Nu is het zo dat de software van het SAP-systeem waarop onze boekhouding gebaseerd is en waarmee onze boekhouding wordt gedaan nog slechts tot 2004 wordt gebruikt; op dit moment wordt er wereldwijd een nieuw systeem ingevoerd. Aan ons nu de taak dit systeem over te nemen en in deze periode in te voeren.

En dan kom ik nu op de vraag van mevrouw Theato: wat zal er tot die tijd gebeuren? Er wordt natuurlijk al voortdurend gewerkt. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan de totstandkoming van een centraal register voor facturen en een centraal register voor contracten, die voor alle diensten beschikbaar zijn. Voor de afdelingen voor financieel beheer hebben we nu het SI-II-systeem. Vanuit dat systeem worden de gegevens na controle door de financiële controle ingevoerd in het SAP-boekhoudsysteem.

De betreffende financieel beheerders kunnen de bestanden in het boekhoudsysteem niet rechtstreeks raadplegen. Zij hebben geen toegang tot het systeem, dat klopt, maar ze kunnen de bestanden ook niet raadplegen. De bedoeling is nu dat de gegevens inzake de boekhouding door de hoofdaccountant aan iedereen ter beschikking worden gesteld, zodat inconsistentie tot het verleden behoort. Daarbij dienen uiteraard de beveiligingsmechanismen behouden te blijven, zodat de beheerder niet zomaar tot een transactie kan overgaan. Veiligheid moet op de eerste plaats komen.

2-200

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mevrouw Schreyer.

Ik wil de afgevaardigden verzoeken slechts moties van orde in te dienen, omdat de overige commissarissen en afgevaardigden met mij deelnemen aan het vragenuur.

Weest u solidair.

2-201

Harbour (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een beroep op het Reglement. Ik heb met grote belangstelling geluisterd naar mevrouw Stauner en de heer Heaton-Harris, die de commissaris beiden vroegen

op de uitspraken van mevrouw Andreasen te reageren en tevens wilden weten of zij met deze uitspraken niet volledig in haar recht stond. De commissaris heeft deze vragen nog niet beantwoord.

Mijnheer de Voorzitter, wilt u de commissaris vragen dit alsnog te doen, want als twee afgevaardigden dezelfde vraag stellen, hebben zij toch recht op een volledig antwoord.

2-202

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, daar wil ik heel graag antwoord op geven. De Commissie heeft zoals ik reeds heb aangegeven in 2000 een onderzoek laten uitvoeren waarin het boekhoudsysteem werd onderzocht. Wij hebben daarop besloten - en wel in een voorstel van de Commissie-Prodi inzake het Financieel Reglement - nieuwe boekhoudregels voor te stellen. In juni 2001 hebben de diensten van de Commissie een eerste pakket maatregelen uitgewerkt, een eerste actieplan voor wat er moet gebeuren. Op basis daarvan is de hoofdaccountant in januari 2002 aangesteld en dit vormde ook de basis voor het werk dat eigenlijk uitgevoerd had moeten worden.

Volgens mij is het juist een streven van het Europees Parlement dat degenen die binnen de Commissie werken ook verantwoordelijk gesteld worden voor de omzetting. Het is dan niet voldoende bepaalde kritiek te herhalen. Het is dan juist de taak van de persoon in kwestie om te werken aan de invoering van de hervorming.

2-203

De Voorzitter. – Dit is de laatste motie van orde die wij nu nog in behandeling kunnen nemen, want als hierover langer gedebatteerd moet worden, zal daarvoor een ander moment en een andere gelegenheid moeten worden gekozen. Vandaag kunnen wij hiervoor niet meer tijd uittrekken.

Laatste motie van orde.

2-204

Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een beroep op het Reglement. U hebt wel gelijk, maar dit is nu eenmaal een van de voornaamste problemen die we momenteel hebben met de Commissie.

Mevrouw de commissaris, mevrouw Sandbæk heeft u schriftelijk gevraagd een afschrift te mogen zien van de handtekening van de voorganger van uw vorige hoofdaccountant onder de jaarrekening van 2001. Ik heb gevraagd wie deze accountant was. Er is mij ooit verteld dat de accountant op het moment van ondertekening nog in dienst was. Maar deze accountant is op 31 december 2001 uit dienst van de Commissie getreden. Tenzij er tovenarij in het spel is, gaat het dus om de snelst opgemaakte jaarrekening uit de geschiedenis.

Uw uitspraken vandaag hebben mij niet overtuigd en ik betwijfel ten zeerste of de mensen op de publieke tribune overtuigd zijn. Ik zou het zeer op prijs stellen als u deze

Page 69: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 73

zaken gewoon eerlijk en open met ons zou bespreken. Mevrouw Andreasen heeft u immers schriftelijk en in een persoonlijk gesprek laten weten wat er aan de hand was, maar u hebt haar genegeerd. Deze zaak werpt een smet op uw naam en op de instelling waaraan u verbonden bent, en het enige wat u kunt doen is door de zure appel heen bijten en uw boekhoudsysteem grondig hervormen. En daarbij kunt u de hulp van mevrouw Andreasen goed gebruiken.

2-205

Schreyer, Commissie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Heaton-Harris, ik wil u nogmaals zeggen dat de hoofdaccountant die verantwoordelijk was voor de begrotings- en vermogensrekening in 2001 ook verantwoordelijk was voor de jaarrekening over 2001. Deze jaarrekening is op tijd aan de Rekenkamer voorgelegd. De Commissie legt de begrotings- en vermogensrekening voor aan de Europese Rekenkamer, die immers ook voortdurend de boeken controleert. De Europese Rekenkamer is wat betreft de boeken over 2001 wederom tot de conclusie gekomen dat in de jaarrekening de inkomsten en uitgaven en de financiële situatie aan het einde van het jaar correct en waarheidsgetrouw zijn weergegeven.

2-206

De Voorzitter. – Geachte afgevaardigden, wij moeten nu overgaan tot het volgende agendapunt.

Als u nog langer wilt debatteren, zal dat op een ander tijdstip moeten gebeuren.

2-207

Vragenuur (Commissie)

2-208

De Voorzitter. – Aan de orde is het vragenuur (B5-0510/2002). Wij zullen een reeks vragen aan de Commissie behandelen.

Overeenkomstig Bijlage II, lid 2 van het Reglement zullen de vragen 40, 42, 43 en 44 niet worden behandeld daar het onderwerp reeds op de agenda van de huidige vergaderperiode staat: de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Prestige morgen, woensdag.

De vraagstellers zijn hiervan uiteraard op de hoogte gebracht.

Eerste deel

2-209

De Voorzitter. – Vraag nr. 37 van Manuel Medina Ortega (H-0727/02):

Betreft: Controle aan de grenzen met Noord-Afrika

Kan de Commissie uiteenzetten wat de strekking is van de overeenkomsten die met Marokko en andere Noord-Afrikaanse landen zijn gesloten om deze te helpen het illegale verkeer van emigranten naar de Europese Unie aan hun grenzen te controleren? Kan de Commissie mededelingen doen over andere projecten ter zake?

2-210

Nielson, Commissie. – (EN) In december 2001 heeft het MED-comité een speciaal programma voor

grenscontrole goedgekeurd in het kader van het nationaal indicatief programma van 2002 tot 2004 voor Marokko. Dit programma is onderdeel van de dialoog over illegale immigratie zoals neergelegd in de associatieovereenkomst tussen de EU en Marokko en volgt op een initiatief van de Marokkaanse overheid. Voor dit speciale programma is in het nationaal indicatief programma van MEDA, dat loopt van 2002 tot 2004 en dat in januari 2002 door de Marokkaanse regering is ondertekend, een indicatieve begroting van 40 miljoen euro gereserveerd. Het initiatief is onderdeel van een bredere dialoog op het vlak van migratiezaken tussen Marokko en de Europese Unie, waarbij ook kwesties zoals legale immigratie en het sociaal-economische aspect van migratiedruk aan bod komen.

Dit specifieke programma is gericht op institutionele opbouw, ontwikkeling van de wetgeving, modernisering van infrastructuur en uitrusting, opleiding van personeel en bevordering van de samenwerking tussen de betrokken Marokkaanse autoriteiten en hun tegenhangers in de Europese Unie.

In juli 2002 heeft een team van deskundigen uit de lidstaten en van de Commissie een bezoek aan de regio afgelegd om de specifieke behoeften aldaar te bepalen. Op basis hiervan kan een schema worden opgesteld met concrete maatregelen ter verbetering van de situatie. Tijdens dit bezoek zijn de belangrijkste grensposten bezocht, alsmede de grensgebieden waar de meeste mensen illegaal de grens oversteken, vooral uit landen ten zuiden van de Sahara.

De Marokkaanse autoriteiten gaven tijdens dit bezoek blijk van hun krachtige inzet en politieke wil om met de Unie samen te werken in de strijd tegen illegale immigratie, met name op het gebied van grenscontrole. Zo hebben zij, in een geest van openheid en samenwerking, in juli en september 2002 statistische gegevens over illegale emigratie alsmede informatie over de wetgeving en de toepassing daarvan beschikbaar gesteld.

Het rapport van de deskundigen, gebaseerd op hun bevindingen ter plaatse en de door de Marokkaanse autoriteiten geleverde gegevens, dient voor het einde van 2002 te zijn voltooid. Vervolgens zal de inhoud van het programma worden vastgesteld.

Dit programma is het eerste initiatief op het gebied van grenscontrole in samenwerking met een land in deze regio.

2-211

Medina Ortega (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris heeft een bedrag van 40 miljoen euro genoemd dat kennelijk bestemd is voor de periode 2002-2004. Ik zou graag van u vernemen of dit cijfer uitsluitend op 2002 van toepassing is en of het een experimenteel programma betreft. De Marokkaanse grenzen bestrijken immers duizenden kilometers en ik heb de indruk dat het genoemde bedrag absoluut ontoereikend is om de regering van het Koninkrijk

Page 70: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

74 17/12/2002

Marokko te helpen bij de grenscontrole. Tevens zou ik willen weten of u deze bijdrage van 40 miljoen euro slechts als een eerste aanzet beschouwt en de mogelijkheid overweegt om dit initiële bedrag te verhogen. Alleen op die manier kan er een samenwerkingsprogramma met Marokko tot stand worden gebracht dat dit land in de gelegenheid stelt een degelijke grenscontrole uit te voeren.

2-212

Nielson, Commissie. – (EN) Die 40 miljoen euro is voor de periode van 2002 tot 2004. Laat daarover geen twijfel bestaan. Dit bedrag vormt echter niet het totale budget dat beschikbaar is om het probleem in zijn geheel te bestrijden. Dit is slechts onze extra steun, in de vorm van initiatieven en bijdragen die voor Marokko van groot belang zijn om het probleem aan te pakken. Maar Marokko voert ook zijn eigen maatregelen uit. En ik wil er nog bij zeggen dat het in deze kwestie niet alleen om geld gaat. Dat soort zaken komt allemaal ter sprake bij een tussentijdse evaluatie. Het gaat hier om meer dan alleen hier en daar wat uitrusting en apparatuur uitdelen.

2-213

De Voorzitter. – Vraag nr. 38 van Mary Elizabeth Banotti (H-0825/02):

Betreft: Misbruik van EU-wetgeving inzake orphan drugs

In 1999 is door de EU wetgeving aangenomen ter aanmoediging van onderzoek naar de ontwikkeling van "orphan drugs" (weesgeneesmiddelen) voor de behandeling van zeldzame aandoeningen. Gewetenloze farmaceutische ondernemingen schijnen deze wetgeving nu aan te grijpen om exclusieve rechten te verkrijgen op gewone medicamenten die thans voor de behandeling van zeldzame aandoeningen worden gebruikt en daarmee de prijs van die geneesmiddelen op te drijven.

Kan de Commissie toezeggen de omvang van dit misbruik te zullen nagaan? Welke maatregelen denkt zij te nemen om aan dat misbruik een einde te maken en ervoor te zorgen dat die wetgeving wordt gebruikt voor het doel waarvoor zij is bestemd, namelijk onderzoek naar doeltreffende behandeling van zeldzame aandoeningen?

2-214

Liikanen, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, weesgeneesmiddelen worden zo genoemd omdat ze worden gebruikt in de behandeling of diagnose van zeer zeldzame ziekten. De verwachte verkoopcijfers van weesgeneesmiddelen zijn te laag om de kosten van de ontwikkeling en marketing terug te verdienen. Dit is de reden dat de farmaceutische industrie onder normale marktomstandigheden niet bereid is dergelijke geneesmiddelen te ontwikkelen. De verordening betreffende weesgeneesmiddelen, die in januari 2000 van kracht werd, biedt een systeem van maatregelen om sponsors te stimuleren bepaalde weesgeneesmiddelen te ontwikkelen en op de markt te brengen.

Een van deze stimuleringsmaatregelen is het exclusieve verkooprecht voor het betreffende geneesmiddel voor een periode van tien jaar. Dit recht wordt alleen verleend als de verkoop van het product in alle lidstaten is goedgekeurd. Hiervoor moet de sponsor een aantal tests en onderzoeken uitvoeren waaruit moet blijken dat het product voldoet aan de strenge eisen voor kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid die gelden voor alle

geneesmiddelen in de EU. Sinds 2000 zijn er 123 producten erkend als weesgeneesmiddel en als zodanig in het communautair register ingeschreven.

In een aantal zeer zeldzame gevallen bestaat een weesgeneesmiddel uit een bepaalde chemische stof die algemeen verkrijgbaar is en door de fabrikant aan ziekenhuizen wordt geleverd. In het ziekenhuis wordt deze stof vervolgens geprepareerd voor de behandeling van patiënten. Het merendeel van deze weesgeneesmiddelen bevat nieuwe, innoverende bestanddelen. De laatste tijd is het echter voorgekomen dat dergelijke bestanddelen in ruwe, ongeprepareerde staat voor de behandeling van patiënten zijn gebruikt. De betreffende stof is echter niet getest op zuiverheid en veiligheid en is derhalve niet goedgekeurd voor gebruik. De stof voldoet niet aan de farmaceutische kwaliteitsnormen en is mogelijk verontreinigd met andere stoffen die gemeten noch geïdentificeerd zijn. Het zal in dit geval geen verbazing wekken dat een erkend geneesmiddel dat is ontwikkeld om aan de strenge normen van kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid te voldoen, duurder uitvalt dan de onbewerkte grondstof.

De Commissie heeft geen bevoegdheden ten aanzien van de prijs en de vergoeding van geneesmiddelen. De verordening betreffende weesgeneesmiddelen bevat echter een bepaling die het mogelijk maakt de periode van het exclusieve verkooprecht terug te brengen tot zes jaar, indien na vijf jaar blijkt dat het product zo veel winst oplevert dat handhaving van dit recht niet langer gerechtvaardigd is.

2-215

De Voorzitter. – Vraag nr. 39 van Bernd Posselt (H-0773/02)

Betreft: Tsjetsjenië - Bezoek van commissaris Nielson

Heeft de Commissie al besloten wanneer commissaris Nielson naar Tsjetsjenië zal gaan om zich persoonlijk een voorstelling te maken van de humanitaire situatie ter plaatse en de aanzet te geven tot een betere verdeling van de hulpverlening door de EU?

2-216

Nielson, Commissie. – (EN) Mijnheer Posselt, het korte antwoord op uw vraag luidt: “Nee”. Het langere antwoord luidt als volgt: met grote belangstelling volg ik de ontwikkelingen omtrent de humanitaire situatie in Tsjetsjenië en de aangrenzende republieken, waarheen een deel van de Tsjetsjeense bevolking is gevlucht. In de laatste persverklaringen van 27 november en 5 december 2002 heb ik mijn bezorgdheid geuit over de ernst van de humanitaire situatie en de mensenrechtenschendingen in de regio en met name over de toenemende druk die wordt uitgeoefend op vluchtelingen om de kampen in Ingoesjetië te verlaten en terug te keren naar Tsjetsjenië.

Zoals u weet wordt de meeste humanitaire hulp in de regio gegeven door ECHO. ECHO heeft de gedupeerden van het tweede conflict in Tsjetsjenië vanaf het begin geholpen en zal dat ook blijven doen. De Commissie heeft, via ECHO, tot nu toe voor meer dan 90 miljoen euro aan humanitaire hulp toegewezen om de mensen in

Page 71: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 75

de regio te helpen overleven. Alleen al in het jaar 2002 is 25 miljoen euro aan dit doel besteed en er is nog eens 3 miljoen euro onderweg voor extra nood- en voedselhulp.

Terwijl ik dit zeg, geeft ECHO in Ingoesjetië hulp aan ontheemden die in kampen, in provisorische nederzettingen en bij gastfamilies verblijven. De meeste hulp in het kamp bij Aki Joert werd geleverd door ECHO en wij zullen in alle overige kampen aanwezig blijven.

Tegelijkertijd blijft ECHO verantwoordelijk voor een zeer groot deel van de hulp die voor Tsjetsjenië zelf bestemd is. Dit is een loodzware taak, want voor humanitaire organisaties is Tsjetsjenië op het gebied van veiligheid en toezicht een van de moeilijkste plaatsen om te werken. Zoals ik dit Parlement al keer op keer heb laten weten, zijn wij voortdurend met de Russische autoriteiten in discussie over deze punten. Waar het in het kort op neerkomt, is dat het ons ondanks alle moeilijkheden lukt om Tsjetsjenië en de aangrenzende regio te helpen, en dat wij dit ook zullen blijven doen.

2-217

Posselt (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb slechts twee concrete aanvullende vragen. Ten eerste, kunt u er enigszins garant voor staan – dat is natuurlijk nooit helemaal mogelijk – dat de humanitaire hulp daadwerkelijk bij de ontheemde Tsjetsjenen terechtkomt of vertrouwt u volledig op de Russische autoriteiten?

Ten tweede, er worden kampen in Ingoesjetië opgericht en er zijn massa’s mensen gedeporteerd. Kunt u vertellen waar deze mensen gebleven zijn?

2-218

Nielson, Commissie. – (EN) Zeer belangrijk logistiek werk in de regio, werk dat onze volle steun geniet, wordt verricht door de vluchtelingenhulporganisatie van Denemarken, de enige niet-Russische organisatie die voedsel en andere goederen in Tsjetsjenië distribueert. Hoewel de medewerkers gebruikmaken van plaatselijke chauffeurs, houdt deze NGO verder de hele organisatie van het werk in eigen handen. De grote waarde van deze NGO wordt ook erkend door de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen en door de VN in het algemeen, want voor de humanitaire gemeenschap biedt zij de enige directe toegang tot Tsjetsjenië.

Het antwoord op uw vraag of wij toezicht kunnen houden op het hele proces van hulpverlening luidt dus “zo goed als het gaat”. De laatste jaren heb ik het Parlement al een paar keer verteld dat wij werken volgens het principe van “afstandsbediening”, wat inhoudt dat we gebruikmaken van uitvoerende partners afkomstig uit de regio. Problemen als gevolg van slechte controleerbaarheid van de gang van zaken hebben zich tot dusver niet voorgedaan. We houden het verloop van elke operatie dan ook nauwlettend in de gaten. En zo lang de vluchtelingenhulporganisatie van Denemarken haar werk kan blijven doen, weten we in ieder geval met enige zekerheid wat er zich ter plaatse zoal afspeelt. De

bijdrage van de VN-organisaties is ook van groot belang en we werken goed met elkaar samen.

Het probleem met de vluchtelingen die eventueel bereid zijn om terug te keren naar hun woonplaats, en ik vrees dat dat er niet veel zijn, is dat hun situatie bij terugkeer in hun woonplaats nog erg onzeker zal zijn. Daarom staan wij kritisch tegenover de druk die op hen wordt uitgeoefend en maken wij ons veel zorgen.

2-219

De Voorzitter. – Wij gaan nu over tot het tweede deel van het vragenuur en wij beginnen met de vragen aan de vice-voorzitter, mevrouw de Palacio.

Tweede deel

Vragen aan mevrouw de Palacio

2-220

De Voorzitter. – Vraag nr. 41 van José Manuel García-Margallo y Marfil (H-0800/02):

Betreft: Brandstofbelasting in Gibraltar

Volgens een artikel in El País van 20 november bunkeren de meeste schepen die door de Straat van Gibraltar varen hun brandstof bij tankschepen die in Gibraltar voor anker liggen, en niet in de haven van Algeciras, die nochtans over betere installaties beschikt. Deze voorkeur is onder andere ingegeven door de overweging dat de brandstofprijzen in de Engelse kolonie lager liggen dan in Spanje, en dat de Spaanse autoriteiten de communautaire voorschriften inzake veiligheid op zee en het voorkomen van vervuiling strenger toepassen dan die van Gibraltar.

Het is bekend dat deze methode van bunkering een hoog milieurisico met zich meebrengt, aangezien hierbij in de praktijk vaak olie in zee komt. Bovendien zijn de verschillen in brandstofbelasting tussen Spanje en Gibraltar een vorm van fiscale discriminatie en verstoren zij de vrije concurrentie in aanzienlijke mate, zoals het geval is met alle producten waarop communautaire accijnzen van toepassing zijn.

Wat denkt de Commissie te doen aan deze milieugevaarlijke en de interne markt verstorende praktijken?

2-221

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, Gibraltar is inderdaad een van de belangrijkste bunkerplaatsen van het Middellandse-Zeegebied, en het zijn vooral tankschepen die zich met deze activiteiten bezighouden. Ofschoon talloze havens over landinstallaties beschikken, is de voornoemde vorm van bevoorrading nog steeds de meest gebruikelijke, niet alleen in kleine havens maar ook elders, bijvoorbeeld in Rotterdam, Barcelona en Hamburg.

De Commissie is van oordeel dat deze activiteiten nauwlettend in de gaten moeten worden gehouden om lozingen en vervuiling van de zee tegen te gaan. Daarom hebben vele havens specifieke regelgevingen en procedures ontworpen om deze praktijken te reguleren. Overeenkomstig het Verdrag ziet de Commissie van haar kant toe op de naleving van de communautaire milieuwetgeving. Zo heeft zij op 24 januari 2001 bij het Hof van Justitie een zaak aanhangig gemaakt tegen het Verenigd Koninkrijk omdat dit land in Gibraltar een hele reeks milieuvoorschriften overtreedt, met inbegrip van

Page 72: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

76 17/12/2002

richtlijn 93/12/EEG betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen.

Wat het fiscale aspect betreft, is, overeenkomstig de communautaire belastingwetgeving, op zowel communautair als nationaal niveau een vrijstelling van accijnzen van toepassing op koolwaterstoffen die als motorbrandstof worden gebruikt voor de scheepvaart en de visserij in communautaire wateren, met uitzondering van particuliere pleziervaartuigen.

2-222

García-Margallo y Marfil (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de commissaris, achter de zwarte olievloed die Galicië momenteel besmeurt en op andere tijdstippen ook andere Europese kusten heeft bevuild, gaat altijd een enorme vloed zwart geld schuil. Het is dan ook hoog tijd dat naar dit probleem een onderzoek wordt ingesteld. Zwarte olievlekken en zwart geld zijn steeds synoniem met maffiapraktijken. Het gaat hier niet om deugdelijke bedrijfsstructuren, maar om een bolwerk van vrijwel kapitaalloze vennootschappen die hun verantwoordelijkheden ontvluchten en volkomen waardeloze verzekeringen afsluiten. Deze groepen zoeken bescherming in permissieve wetgevingen die geen al te hoge eisen stellen op commercieel, fiscaal en milieugebied. Gibraltar vormt hierop geen uitzondering.

De haven van Gibraltar levert veel meer brandstof af dan die van Algeciras, temeer omdat de havengelden er lager liggen en omdat men het niet zo nauw neemt met de milieuwetgeving en de regelgeving ter bevordering van de veiligheid op zee, zoals de commissaris overigens ook al zei. Bovendien hoeft men er ook minder belastingen te betalen.

Ik heb het dan natuurlijk niet over accijnzen. Iedere eerstejaarsstudent Rechten weet immers dat voor de zeevaart bestemde brandstoffen zijn vrijgesteld van de accijns op koolwaterstoffen. Het probleem is echter dat er ook geen directe belasting en vennootschapsbelasting wordt betaald, hetgeen uiteraard gevolgen heeft voor de prijzen: 35 procent in Algeciras en niets in Gibraltar. Commissaris Monti weet dat maar al te goed.

Ik zou willen weten of er tussen Gibraltar en Algeciras al dan niet belastingverschillen bestaan. Aan de accijnzen kan het prijsverschil niet liggen, dus moet de oorzaak elders worden gezocht. Ook de overige belastingtarieven kunnen leiden tot een stijging van de kosten. Dat blijkt duidelijk uit de factuur die men krijgt voorgeschoteld na een lunch of diner.

2-223

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijn collega Mario Monti heeft reeds twee inbreukprocedures tegen het Verenigd Koninkrijk ingeleid om de goede werking van de interne markt veilig te stellen en een uniforme toepassing van de mededingingsregels te waarborgen in alle lidstaten van de Unie.

Ik twijfel er niet aan dat de heer García-Margallo y Marfil, die al lang geen eerstejaarsstudent meer is, veel

verstand heeft van dit soort zaken, en ik ben er zeker van dat mijn collega Mario Monti alles in het werk zal blijven stellen om te vermijden dat er op het grondgebied van de Europese Unie paradijzen van welke aard ook ontstaan waar de communautaire wetgeving met voeten wordt getreden.

2-224

De Voorzitter. – Vraag nr. 45 van Nuala Ahern (H-0721/02):

Betreft: Europese regelgeving inzake nucleaire energie

Op 12 september gaf de commissaris voor energie een uiteenzetting aan een selecte groep journalisten over de Europese regelgeving met betrekking tot nucleaire energie en de nieuwe plannen terzake.

Dit zijn met name een "kaderrichtlijn" over nucleaire veiligheidsnormen binnen de EU, een richtlijn inzake het beheer en verwijderen van radioactief afval, een richtlijn over de financiële regelingen die de langetermijnopslag van radioactief afval en de ontmanteling van nucleaire installaties moeten verzekeren, een onderhandelingsmandaat ter vergroting van de hoeveelheid in de EU ingevoerde splijtstoffen.

Kan de Commissie meedelen welke bevoegdheden inzake nucleaire veiligheid uit hoofde van het Euratom-Verdrag ontoereikend zijn, waardoor deze veranderingen vereist zijn? Wat heeft de Commissie met lidstaten overlegd met betrekking tot de plannen om meer splijtstoffen in de EU in te voeren en overweegt zij deze stoffen te laten opwerken in Sellafield en La Hague?

2-225

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het Euratom-Verdrag is reeds 45 jaar van kracht. In al die tijd is gebleken dat wij hier te maken hebben met een flexibel instrument dat ons in de gelegenheid stelt in te spelen op de noden en behoeften van elk moment. In die zin heeft het Verdrag ongetwijfeld de ontwikkeling van het communautaire onderzoek bevorderd en vergemakkelijkt, met name wat betreft de totstandkoming van een wetgeving die de controle op radioactieve bronnen en het gebruik van kernmateriaal reguleert en zodoende garanties biedt voor stralingsbescherming.

De voorgestelde maatregelen bewijzen dat Euratom een adequaat regelgevingskader is, aangezien de bepalingen van het Verdrag voorzien in een solide en toereikende rechtsgrondslag.

De Commissievoorstellen dragen vooral bij aan de versterking van de bestaande veiligheidsnormen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers, zoals vastgesteld in titel II, hoofdstuk 3, van het Euratom-Verdrag. In concreto zullen de voorschriften voor stralingsbescherming worden aangevuld met een reeks maatregelen ter bevordering van de nucleaire veiligheid teneinde de correcte naleving van de regelgeving inzake stralingsbescherming te waarborgen.

Wat de handel in nucleair materiaal met Rusland betreft, is de Commissie voornemens haar initiatiefrecht aan te wenden om aan de Raad een voorstel voor een onderhandelingsmandaat ter goedkeuring voor te leggen.

Page 73: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 77

2-226

Ahern (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de commissaris, tot onze grote verbazing kwamen wij erachter dat u, een commissaris met een bijzondere verantwoordelijkheid voor betrekkingen met het Parlement, de pers al in september over deze voorstellen hebt ingelicht, zelfs voordat het Parlement van het bestaan ervan op de hoogte was. Dit is schandalig. Alvorens de pers in te lichten, had u de voorstellen met het Parlement moeten bespreken. Ik kan dat niet genoeg benadrukken

Dat uw voorstellen op een stevige rechtsgrondslag zouden berusten, verbaast mij ook. Ik had begrepen dat de Raad hier momenteel over vergadert, omdat de voorstellen niet op de juiste rechtsgrond berusten. U zit er dus naast, mevrouw de commissaris. In tegenstelling tot wat de Commissie suggereert, zijn artikel 30, 31 en 32 van het Euratom-Verdrag hier niet van toepassing, omdat de voorstellen inhouden dat de Commissie zich zou bemoeien met de veiligheid bij het technisch functioneren van nucleaire installaties. En dit laat het Euratom-Verdrag niet toe.

Ik wil ook zeggen dat er in de lidstaten, in het bijzonder in het Verenigd Koninkrijk, vraagtekens worden geplaatst bij uw uitspraken ten gunste van de opwerking van splijtstof. Ik zou graag van u horen dat u in uw voorstellen de opwerking van plutonium niet ondersteunt.

2-227

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigde, neemt u mij niet kwalijk, maar ik heb dit Parlement als eerste ingelicht over het voornemen van de Commissie om dit maatregelenpakket ter bevordering van de nucleaire veiligheid te presenteren en ik heb dat overigens verschillende malen herhaald. Het gaat dus zeker niet om iets nieuws. U kunt ervan op aan dat ik de pers niet eerder dan dit Parlement van onze initiatieven op de hoogte heb gebracht. Integendeel, ik ben hier gekomen om de in Brussel voorgestelde initiatieven ten overstaan van de plenaire vergadering uiteen te zetten.

Wat de rechtsgrondslag betreft, verwijs ik naar het persbericht van het Hof van Luxemburg van 10 december jongstleden. Het Hof van Justitie is van oordeel dat Euratom bevoegd is op de volgende gebieden: de instelling van een wet- en regelgevend kader betreffende de veiligheid van nucleaire installaties; de tenuitvoerlegging van maatregelen inzake de beoordeling en verificatie van de veiligheid; de voorbereiding op ongevallen; de keuze van de vestigingsplaats van een nucleaire installatie; en het ontwerp, de bouw en de bedrijfsvoering van nucleaire installaties.

De uitspraak van het Hof spreekt boekdelen. Ik geloof dan ook niet dat er nog reden is om te beweren dat het Euratom-Verdrag niet deugt als rechtsgrondslag voor de voorstellen die ik aan de Raad en het Parlement heb gepresenteerd.

Tot slot ben ik helemaal niet voor het opwerken van splijtstoffen. Ik weet niet waar de afgevaardigde die informatie vandaan heeft. Over dat soort kwesties spreek ik mij niet uit. Mijn enige zorg is dat er in alle landen van de Unie een veiligheidskader op hoog niveau wordt gecreëerd. Dat geldt zowel voor de kandidaat-landen als voor de huidige lidstaten. Het komt er met name op aan een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te waarborgen. Daarom is het onder meer belangrijk dat de aanbevelingen van het in Wenen gevestigde Internationale Agentschap voor atoomenergie verplicht worden gesteld.

2-228

De Voorzitter. – Vraag nr. 46 van Laura González Álvarez (H-0737/02):

Betreft: Onafhankelijkheid van de Europese Commissie

Een delegatie van de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement heeft in juni ll. op uitnodiging van het Asturisch parlement een bezoek aan Asturië gebracht. Op een vergadering met verschillende groepen indieners van verzoekschriften heeft voorzitter Gemelli onder andere een verzoekschrift in ontvangst genomen dat klaagt over het tracé van de Kantabrische autoweg in het westen van de regio, gezien de sociale gevolgen en de weerslag op het milieu. Het verzoekschrift is door de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement ontvankelijk verklaard.

Verrassenderwijze hebben een Europees Parlementslid, vergezeld van de regionale secretaris van zijn partij en drie burgemeesters, nog voordat het verzoekschrift volgens de gebruikelijke procedure besproken is, een onderhoud met commissaris Loyola de Palacio en twee ambtenaren van de Commissie gehad. Na hun terugkeer in Asturië hebben de burgemeesters tegenover de pers verklaard dat de behandeling van het verzoekschrift afgesloten is.

Hoe kan een zaak die de bevoegde commissie noch onder ogen gekomen noch door haar besproken is, afgesloten zijn? Hoe kan mevrouw Loyola de Palacio een verzoekschrift dat niet onder haar bevoegdheid valt, zoals blijkt uit een antwoord dat ik van mevrouw Wallström krijg, als afgehandeld beschouwen? Denkt de Commissie niet dat haar onafhankelijkheid en de reserveplicht van de betrokken ambtenaren hier in het geding zijn? Vindt ze niet dat een dergelijk optreden een schending van de bevoegdheden van de Commissie verzoekschriften betekent, en wat erger is: van gebrek aan eerbied tegenover de indieners getuigt?

2-229

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigde meedelen dat ik inderdaad – zoals zo vaak gebeurt – bezoek heb gehad van een groep vertegenwoordigers die zich overigens niet alleen tot mij hebben gericht maar ook tot het directoraat-generaal Milieu, dat verantwoordelijk is voor de kwestie die de afgevaardigde hier aan de orde stelt. Het is volkomen normaal dat de Commissie zich leent voor dergelijke bezoeken. Sterker nog, ik heb ook de afgevaardigde zelf en andere personen verschillende malen ontvangen. Deze gedachtewisselingen lijken mij van fundamenteel belang, omdat zij ons in de gelegenheid stellen kennis te nemen van de opinie van de maatschappelijke groepen en de burgers. Wij moeten immers tot elke prijs vermijden dat wij in de Commissie in Brussel het contact met de werkelijkheid verliezen.

Bovendien is het niet aan mij om commentaar te geven op de verklaringen van mijn bezoekers. Zij hebben immers het recht om zich vrijelijk te uiten. Ik zal

Page 74: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

78 17/12/2002

hierover dan ook niet in detail treden. Ik wil u er echter in de eerste plaats op attenderen dat ik niet bevoegd ben om procedures in te leiden of een onderzoek naar dit soort kwesties in te stellen. Daarvoor moet u bij mevrouw Wallström zijn. Ten tweede heb ik ook geen enkele verantwoordelijkheid ten aanzien van de Commissie verzoekschriften, aangezien het de taak van het Parlement is om deze problemen op te helderen.

2-230

González Álvarez (GUE/NGL). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben tevreden met het antwoord, dus een aanvullende vraag heb ik niet echt, maar ik zou de commissaris attent willen maken op het feit dat men misbruik heeft gemaakt van haar naam en die van twee ambtenaren van het directoraat-generaal Milieu.

Zoals ik in mijn vraag ook al zei, heeft er in Asturië, mijn regio, een ontmoeting plaatsgevonden tussen een groep indieners van verzoekschriften en de heer Gemelli. Daarna zijn de indieners verschillende keren op bezoek geweest bij de commissaris. Volgens de regionale pers hebben de commissaris en de ambtenaren echter gezegd dat het dossier gesloten is. Het lijkt mij ongepast dat de naam van twee ambtenaren van het directoraat-generaal Milieu op die manier wordt misbruikt.

De Asturiaanse indieners hebben mij dan ook volkomen terecht gevraagd hoe het mogelijk is dat een dossier wordt afgesloten zonder dat het in de Commissie verzoekschriften besproken is. Daarom wil ik hier onderstrepen dat de vermelding van de naam van de betrokken ambtenaren en van de commissaris in de pers de geloofwaardigheid van de Europese instellingen en van de Commissie verzoekschriften geenszins ten goede komt. Ik betreur het dat uw naam en die van de twee ambtenaren geassocieerd worden met een politieke kwestie die niet op deze manier in de pers had moeten verschijnen.

2-231

Garriga Polledo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het vreemd dat ervaren afgevaardigden geen onderscheid weten te maken tussen een klacht aan de Commissie en een verzoekschrift aan het Europees Parlement.

Vitale openbare wegenbouwwerken zoals de aanleg van een autoweg in het westen van Spanje – de zogenaamde ‘autovía de Occidente’ – verdienen de onvoorwaardelijke steun van alle Asturiaanse politieke vertegenwoordigers. Daarom zijn enkele Asturiaanse burgemeesters, die zich ernstige zorgen maakten over de klachten die door een aantal plaatselijke verenigingen tegen dit project bij de Commissie zijn ingediend, persoonlijk komen informeren naar de stand van zaken.

De groep heeft een onderhoud gehad met commissaris Loyola de Palacio en met enkele ambtenaren waarin hun werd meegedeeld dat de bij de Europese Commissie ingediende klachten juist diezelfde week waren afgehandeld en dat het dossier definitief gesloten was.

Uiteraard is het niet aan de Commissie maar aan de Europese afgevaardigden om de bij het Europees Parlement ingediende verzoekschriften te behandelen. Laten wij klachten echter niet verwarren met verzoekschriften.

Mevrouw Loyola de Palacio, ik zou graag van u vernemen of de bevoegde diensten van de Commissie nog andere klachten in verband met de bouw van de autoweg in het westen van Spanje hebben ontvangen.

2-232

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, wellicht heeft de afgevaardigde gelijk en is er enige verwarring ontstaan. Rest mij alleen te herhalen dat ik niet kan ingaan op de inhoud van de verklaringen van de personen die mij komen opzoeken.

Ten tweede gaat het hier om twee totaal verschillende dingen: de bij de Commissie ingediende klachten hebben niets te maken met de Commissie verzoekschriften. Ik herhaal dat de Commissie part noch deel heeft aan de behandeling van de verzoekschriften. Die taak valt uitsluitend onder de bevoegdheid van dit Parlement.

Voor de behandeling van de ontvangen klachten kunt u bij mevrouw Wallström terecht. Dat is voor mij onbekend terrein, maar ik ben uiteraard bereid te informeren naar de stand van zaken en ik zal de afgevaardigde met alle plezier van mijn bevindingen in kennis stellen.

2-233

De Voorzitter. – Zoals u weet is dit een vragenuur waarin vragen en zeker ook aanvullende vragen aan de Commissie gesteld mogen worden. Het is niet de bedoeling dat de afgevaardigden verklaringen gaan afleggen of toelichtingen gaan geven.

Ik respecteer uw drang om te debatteren en de feiten toe te lichten, maar dit is een vragenuur.

Daar de vraagsteller afwezig is, vervalt vraag nr. 47 van Herman Vermeer.

2-234

De Voorzitter. – Vraag nr. 48 van Carlos Bautista Ojeda (H-0781/02):

Betreft: Datum Verkeersveiligheidsplan III

In antwoord op mijn vraag E-1265/02 van 26 april 2002 verklaarde de Commissie dat zij in het derde kwartaal van dit jaar een mededeling zou doen uitgaan over het derde verkeersveiligheidsplan. Op 12 september jl. verklaarde commissaris de Palacio echter in een toespraak ter gelegenheid van de viering van het feit dat het Rode Kruis een jaar geleden zijn verkeersveiligheidscampagne startte, dat het derde verkeersveiligheidsplan pas in 2003 zal worden gepresenteerd. In het Europees onderzoeksprogramma “FANTASIE” gaat men ervan uit dat in geval van een duurzame groei van of een duurzaam evenwicht in het Europees verkeer, het tweewielerverkeer aanzienlijk zal toenemen.

Klopt het inderdaad dat de Commissie haar verkeersveiligheidsplan pas in 2003 zal presenteren? Kan zij informatie verschaffen over de specifieke maatregelen die hierin zullen worden opgenomen ter vergroting van de veiligheid in het tweewielerverkeer?

Page 75: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 79

2-235

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, in het Witboek over het Europees vervoerbeleid is sprake van een maatregelenpakket ter verbetering van de verkeersveiligheid en een actieprogramma voor de veiligheid op de weg in het kader waarvan maatregelen zullen worden aangenomen die ons in de gelegenheid moeten stellen het aantal verkeersdoden in de Europese Unie tegen 2010 tot de helft terug te brengen, zoals vastgesteld in de algemene doelstelling.

Aan dit programma wordt momenteel gewerkt. Verwacht wordt dat het tijdens het eerste trimester van 2003 zal worden aangenomen. Het zal onder meer voorzien in een reeks specifieke maatregelen voor voertuigen op twee wielen. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat de heer Bautista Ojeda op dit vlak uitstekend werk heeft geleverd.

Ook de algemene maatregelen zullen bijzonder gunstige gevolgen hebben voor de veiligheid van bestuurders en passagiers van tweewielige voertuigen.

2-236

Bautista Ojeda (Verts/ALE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals de commissaris terecht heeft gesignaleerd, neemt het gebruik van voertuigen op twee wielen gestaag toe ten gevolge van de verbetering van de communicatienetwerken, met name in de steden en de bevolkingscentra in het algemeen, de stijging van het aantal voetgangersgebieden en de toename van het verkeer op vier wielen.

Gelet op de huidige situatie, met name de stijgende kosten van de verzekeringen die het verkoopcijfer van dit soort voertuigen negatief beïnvloeden, zou ik graag van de commissaris vernemen of er een specifiek initiatief ter bevordering van het gebruik van tweewielige voertuigen in de maak is.

2-237

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al zei, zullen wij met specifieke maatregelen komen. Overeenkomstig het veiligheidsprogramma voor automobielen en de overeenkomsten met de automobielindustrie zullen voertuigen worden ontworpen die bij aanrijdingen met onbeschermde weggebruikers – zowel voetgangers als passagiers van tweewielige voertuigen (motorfietsen, fietsen, enzovoorts) – minder schade aanrichten.

Bovendien is het, zoals steeds, van wezenlijk belang dat op Europees niveau toezicht wordt uitgeoefend op de correcte naleving van de bestaande verkeersvoorschriften- en regels. Ik denk bijvoorbeeld aan het verplicht gebruik van een helm voor bestuurders en passagiers van motorfietsen. Het gebeurt immers maar al te vaak dat de vigerende wetgeving niet wordt nageleefd of onvoldoende wordt afgedwongen.

2-238

Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, veel ongelukken met tweewielige voertuigen worden met name veroorzaakt door wegwerkzaamheden, door barrières, door

wegsplitsingen en door onoverzichtelijke gedeeltes van de weg. Is het eigenlijk de bedoeling dat er een soort best practice of een benchmark-systeem wordt ontwikkeld teneinde punten waar veel ongelukken gebeuren, zoals in het verleden is gebleken, minder gevaarlijk te maken, zodat wegwerkzaamheden in de toekomst het verkeer veiliger maken en zodat er minder ongelukken gebeuren?

2-239

de Palacio, Commissie. – (ES) Slechte zichtbaarheid is inderdaad een van de problemen waarmee tweewielige voertuigen en voertuigen in het algemeen te kampen hebben. Met betrekking tot de constructie van barrières heeft de heer Bautista Ojeda reeds verscheidene initiatieven ingediend. In de Commissie wordt momenteel nagegaan of er inderdaad minder agressieve en derhalve veiligere modellen en systemen bestaan. Ik kan u hierover nog geen uitsluitsel geven, maar u kunt ervan op aan dat deze kwestie wordt onderzocht. Wij streven immers ook op dit vlak naar maatregelen die de veiligheid vergroten en soms zeer ernstige verkeersongelukken helpen voorkomen.

2-240

Ortuondo Larrea (Verts/ALE). – (ES) Mevrouw de commissaris, mijn vriend en collega Carlos Bautista Ojeda heeft er al kort naar verwezen, maar ik zou hier nader willen ingaan op een van de punten die hij heeft aangestipt. Zoals u weet, hebben gebruikers van tweewielige voertuigen in Spanje de grootste moeite om maatschappijen te vinden die bereid zijn bromfietsen, motorfietsen en dergelijke te verzekeren. In sommige gevallen is het garantiefonds hun enige toevlucht. Ik vraag mij af of vanuit de Europese Commissie enig initiatief kan worden genomen om hierin verandering te brengen. Het gaat immers om een belangrijke eis van deze gebruikersgroep: zij dringen aan op betaalbare verzekeringsproducten die in verhouding staan tot de kosten waarmee het bezit en het gebruik van motorfietsen en tweewielige voertuigen in het algemeen gepaard gaan.

2-241

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, eigenlijk vallen de vragen die op de interne markt betrekking hebben eerder onder de bevoegdheid van commissaris Bolkestein, maar ik neem in elk geval nota van hetgeen hier door uzelf en de heer Bautista Ojeda is gezegd. Wij zullen ons best doen om deze kwestie te onderzoeken, temeer daar zij rechtstreeks verband houdt met het probleem van het gebrek aan veiligheid en de gevolgen daarvan voor de gezondheid en de fysieke integriteit.

Het komt er in de eerste plaats op aan maatregelen vast te stellen die bijdragen aan de veiligheid van bromfietsen, motorfietsen en fietsen, of liever gezegd, van tweewielige voertuigen in het algemeen, maar uiteraard zal ik in dit verband ook het verzekeringsprobleem bestuderen.

2-242

De Voorzitter. – Vraag nr. 49 van Proinsias De Rossa (H-0786/02):

Page 76: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

80 17/12/2002

Betreft: Bescherming van de spoorwegen van Ierland

Weet de Commissie dat de Ierse spoorwegen, Iarnrod Eireann, onlangs met voorstellen zijn gekomen om zich uit bepaalde operaties over het spoor terug te trekken? Door deze voorstellen zouden naar schatting nogeens 400 extra vrachtwagens elke dag over de weg moeten. Ierland lijdt al aan ernstige verkeersopstoppingen door een ontoereikend wegennet en het overschakelen van spoor- naar wegvervoer zou dit probleem alleen nog maar erger maken. Deze ontwikkeling gaat in tegen de spoorstrategie van de Commissie.

Kan de Commissie op korte termijn deze kwestie bij de Ierse regering aankaarten en ervoor zorgen dat haar huidige strategie leidt tot een binnenlands vervoersbeleid dat consistent is met het Vervoerswitboek? Kan zij zich duidelijk uitspreken over de bedragen die op het ogenblik en bij eerdere rondes van de structuurfondsen zijn toegewezen voor vervoer over het spoor? Hoe denkt zij de ontwikkeling van een vervoersprijsbeleid te hanteren? Zal zij zich bij haar toekomstig beheer van de spoorwegen laten leiden door de beginselen uit het Vervoerswitboek?

2-243

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat wij met het Witboek over het gemeenschappelijk vervoerbeleid een nieuwe impuls willen geven aan het spoorvervoer in de gehele Europese Unie. Om deze doelstelling te bereiken heeft de Commissie talloze initiatieven genomen en heeft zij onlangs ook een reeks voorstellen ingediend.

Deze nieuwe Europese regelgeving is bedoeld om de integratie en interoperabiliteit van de markt te bevorderen. Op die manier zullen de spoorwegmaatschappijen competitiever worden en zullen zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen richten op de groei van marktsegmenten zoals de Europese vrachtvervoerdiensten.

De communautaire financiële steun voor de bouw en modernisering van spoorinfrastructuren heeft samen met het wegwerken van de vroegere knelpunten de fysieke voorwaarden gecreëerd die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het spoorvervoer in de toekomst een aanzienlijk percentage van de verwachte toename van het vrachtvervoer voor zijn rekening zal kunnen nemen.

De Gemeenschap heeft bijgedragen aan de financiering van talloze ontwikkelingsprojecten die bedoeld waren om het trans-Europese spoornet in Ierland nieuw leven in te blazen. Om een voorbeeld te noemen: in 2000 werd er aan deze projecten, overeenkomstig de cofinancieringsregel, ongeveer 3 miljoen euro toegekend uit het beschikbare TEN-budget en circa 16 miljoen euro uit het Cohesiefonds. De Commissie moet zich echter aan het subsidiariteitsbeginsel houden. Zij mag haar bevoegdheden niet te buiten gaan. Het is niet aan haar om te bepalen welke doelstellingen of maatregelen een regering op een bepaald moment in een concrete lidstaat van de Unie voorop moet plaatsen.

2-244

De Rossa (PSE). – (EN) De commissaris weet waarschijnlijk dat de Ierse spoorwegen in handen zijn van een staatsbedrijf waarvan de overheid aandeelhouder is. Dit staatsbedrijf heeft kort geleden plannen aangekondigd om het gehele spoorwegnet onder de loep

te nemen, waarbij de nadruk zal liggen op het vrachtvervoer. De mogelijkheid bestaat zelfs dat het net in zijn geheel zal worden opgeheven.

De Commissie en de Europese Unie streven ernaar de groei van het verkeer te laten opvangen door het spoorwegvervoer. Is de commissaris het dan niet met mij eens dat de plannen in Ierland in strijd zijn met deze doelstelling met betrekking tot het goederenverkeer? En zou het geen goed idee zijn om met de Ierse regering te gaan praten over de noodzaak om een soort compromis te bereiken tussen het Witboek, het landelijke vervoersbeleid waaraan de regering zegt te werken en het voorstel om het spoorwegnet in zijn geheel te sluiten?

2-245

de Palacio, Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, Irish Rail heeft onlangs besloten alle herstructureringsmaatregelen op te schorten totdat de strategische studie over het spoorvervoer beschikbaar komt. Die zal wellicht begin 2003 gepubliceerd worden. De Commissie hoopt uiteraard dat in deze studie van het Ierse spoorwegsysteem niet alleen rekening zal worden gehouden met het algemene vervoerbeleid maar ook met de financiële middelen die de Gemeenschap de afgelopen jaren in het Ierse spoornet heeft geïnvesteerd.

2-246

De Voorzitter. – Vraag nr. 50 van Paul A.A.J.G. Lannoye (H-0793/02):

Betreft: Lawaaihinder door het luchtverkeer

Wanneer denkt de Europese Commissie concrete maatregelen te treffen, nu richtlijn 2002/30/EG1 aangenomen is, om het aantal personen dat de schadelijke gevolgen van lawaai ondervindt, zo gering mogelijk te houden of zelfs te verminderen, zoals aangekondigd in artikel 1 van de richtlijn? Dergelijke maatregelen zouden ook in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van mededeling COM(99)0640/def. over het luchtverkeer en het milieu, en richtlijn 2002/49/EG over meting en beheersing van het lawaai in de omgeving2.

Overweegt de Europese Commissie ook om een handvest van de rechten van omwonenden van luchthavens voor te stellen, zoals ze voor passagiers gedaan heeft, en zo ja, op welke termijn?

2-247

de Palacio, Commissie. – (ES) In richtlijn 2002/30/EG zijn regels en procedures vastgelegd om het probleem van de geluidsoverlast in de omgeving van communautaire luchthavens in te dammen. Deze richtlijn voorziet in een beschrijving van de maatregelen die de lidstaten kunnen toepassen om het lawaai te beperken en in een reeks beginselen en regels voor meetmethoden waarmee het niveau van de geluidsemissies drastisch moet worden teruggebracht.

Op dit moment wil de Commissie er in de eerste plaats op toezien dat deze richtlijn op correcte wijze wordt omgezet in de nationale wetgeving van de lidstaten van de Unie. Dit proces moet uiterlijk op 28 september 2003 voltooid zijn.

1 PB L 85 van 28.3.2002, blz. 40.2 PB L 189 van 18.7.2002, blz. 12.

Page 77: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 81

De richtlijn maakt deel uit van een ruimer maatregelenpakket dat bedoeld is om de geluidsoverlast in de buurt van luchthavens aan banden te leggen.

Wat betreft het voorstel voor een richtlijn inzake de totstandkoming van een communautair kader voor geluidsclassificering van civiele subsonische vliegtuigen met het oog op de berekening van geluidsheffingen, heeft de eerste lezing door het Europees Parlement plaatsgevonden in september. Het is dus nu aan de Raad om de voorgestelde tekst te bestuderen.

De Commissie is niet voornemens een apart handvest van de rechten van omwonenden van luchthavens op te stellen.

2-248

Lannoye (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de commissaris, ik zou u eraan willen herinneren dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de omwonenden van de Londense luchthaven Heathrow, die door nachtvluchten in hun slaap werden gestoord, ongeveer een jaar geleden in het gelijk heeft gesteld en heeft bevestigd dat hun mensenrechten hierdoor werden geschonden. Dit arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou wel eens jurisprudentierecht kunnen worden ten gunste van de omwonenden van luchthavens. Ik ben evenwel van mening dat de Commissie meer vaart moet zetten achter concrete maatregelen om te voorkomen dat deze zaken door de rechter worden geregeld. Er zijn doelmatige Europese maatregelen nodig om, vooral ’s nachts, de geluidshinder voor de omwonenden van luchthavens terug te dringen.

Mevrouw de commissaris, bent u niet ook van mening dat artikel 1 van richtlijn 2002/30/EG van maart 2002, waarin is bepaald dat het aantal mensen dat ernstige hinder ondervindt van de nadelige gevolgen van vliegtuiglawaai moet worden verminderd, concreet zou moeten worden vertaald in praktische maatregelen om dit doel te bereiken?

2-249

De Voorzitter. – Overeenkomstig het Reglement zal vraag nr 51 van Konstantinos Hatzidakis schriftelijk worden beantwoord.

Vragen aan de heer Kinnock

2-250

De Voorzitter. – Vraag nr. 52 van Gerard Collins, vervangen door Liam Hyland (H-0801/02):

Betreft: Het nieuwe Berlaymontgebouw

Op 23 oktober jongstleden werden de belangrijkste bepalingen van het koopcontract van het Berlaymontgebouw van de Commissie openbaar gemaakt. De Commissie zal in totaal 553 miljoen euro betalen en 503 miljoen euro bijdragen aan de renovatiekosten, waarvan 35,6 miljoen voor de uitbreidingswerken. Welke voorzieningen heeft de Commissie getroffen om het Berlaymontgebouw openbaar toegankelijk te maken? Hoeveel denkt de Commissie te besparen zodra er geen behoefte meer is aan "tijdelijk onderdak" en zij opnieuw verhuist naar haar oorspronkelijke gebouwen? Welke vernieuwende maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de onderhoudskosten voor het

Berlaymontgebouw tot een minimum beperkt blijven en het gebouw symbool staat voor een dynamische Europese Unie?

2-251

Kinnock, Commissie. – (EN) Ik ben blij dat er steeds meer belangstelling voor het Berlaymontgebouw ontstaat.

Als antwoord op de oorspronkelijk door de heer Collins ingediende vraag kan ik zeggen dat de toegang voor het publiek reeds in de ontwerpfase van het renovatieproject voor Berlaymont een belangrijke rol speelde bij de nagestreefde integratie van het gebouw in de stad. Het creëren van een nieuwe openbare ruimte rondom het gebouw en het aanbrengen van de wand van veiligheidsglas zijn slechts voorbeelden van dit streven naar integratie. Het ontwerp maakt Berlaymont, met uitzondering van een aantal technische installatieruimtes, volledig toegankelijk voor mensen die niet volledig mobiel zijn. Alle kantoren, vergaderruimtes, tolkencabines en gemeenschappelijke ruimtes zullen rechtstreeks met liften of via traploze routes toegankelijk zijn. Ook zal het gebouw worden voorzien van goed zichtbare borden en markeringen.

Als antwoord op de tweede vraag van de heer Collins kan ik u vertellen dat de Commissie een aanzienlijke hoeveelheid geld gaat besparen. Het Berlaymontgebouw werd voor een relatief lage prijs gekocht en dit geeft een betere onderhandelingspositie op de onroerendgoedmarkt. De hoofdrolspelers op deze markt weten maar al te goed dat er bij de terugkeer van de Commissie naar Berlaymont in het begin van 2004 een aantal vervangende gebouwen zal vrijkomen. Om optimaal van deze situatie te profiteren, heeft de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de huur van kantoorruimte geplaatst.

De uiteindelijke besparing die dit alles oplevert kan pas precies worden vastgesteld wanneer van elk Commissie-kantoor in Brussel de vaste locatie bekend is. Dan zal het mogelijk zijn om een nauwkeurige vergelijking te maken tussen de vaste prijs die de Commissie betaalt en de prijzen in de vrije markt, die in de wijken van Brussel die voor ons belangrijk zijn zeker niet zullen dalen.

Anders dan bij huurovereenkomsten, die na een bepaalde periode worden vernieuwd, zijn de kosten van Berlaymont voor de begroting van de Gemeenschap bovendien volledig te overzien, omdat het jaarbedrag van 31,9 miljoen euro en een jaarlijkse stijging van 2 procent zijn vastgelegd in het contract dat ik in oktober met de Belgische autoriteiten heb getekend.

Overige besparingen, waarvan de omvang op dit moment moeilijk geschat kan worden, komen voort uit de daling van de kosten voor vervoer en communicatie tussen de nu nog verspreid gelegen kantoren van de Commissie. De kosten worden nog verder gedrukt dankzij de energiebesparende en milieuvriendelijke technische kenmerken van Berlaymont, en dankzij het ontwerp is ook het onderhoud goedkoper.

Page 78: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

82 17/12/2002

De kwestie van de financieringskosten, het derde punt dat de heer Collins naar voren bracht, staat centraal in de projectontwikkeling. Het globale ontwerp van Berlaymont heeft in 2000 al de internationale prijs voor beste bouwontwerp van de organisatie PLEA, Passive and Low Energy Architecture, gewonnen. Ik zal de geachte afgevaardigde direct een exemplaar laten sturen van een gezaghebbend vakartikel, waarin uitgebreid en duidelijk wordt aangetoond dat investeringen in nieuwe technologieën voor de bouw van installaties zichzelf dankzij de lagere energie- en exploitatiekosten terugverdienen.

Het nieuwe ontwerp heeft nog veel meer kostenbesparende kenmerken. Regenwater wordt bijvoorbeeld automatisch verzameld en gebruikt voor het doorspoelen en schoonmaken van toiletten. En zoals iedereen weet is er aan regenwater in Brussel geen tekort.

2-252

Hyland (UEN). – (EN) Ik dank de commissaris voor zijn uitvoerige antwoord. Hij heeft van tevoren klaarblijkelijk al aangevoeld welke aanvullende vragen ik namens mijn collega, de heer Collins, nog zou stellen. Mijn excuses overigens voor diens afwezigheid. De commissaris heeft de uitgaven voor Berlaymont op degelijke wijze verantwoord. Ik denk dat hij zodoende veel vragen van het publiek heeft beantwoord, maar ik weet niet zeker of deze antwoorden voor iedereen bevredigend zijn. Hoe het ook zij, de uitleg van de Commissie is naar mijn mening overtuigend genoeg.

Zou de commissaris nog kunnen vertellen waarom het zo lang duurt voordat het gebouw klaar is? En kan hij het publiek geruststellen ten aanzien van de vraag hoe de uiteindelijke kosten zich zullen verhouden tot de oorspronkelijke kostenraming?

2-253

Kinnock, Commissie. – (EN) Ik dank de geachte afgevaardigde en ik zal hem en de heer Collins, die zich al lange tijd voor deze zaak interesseert, met alle plezier de volledige kostenspecificaties doen toekomen die eerder aan het Parlement zijn gestuurd. Deze cijfers zullen u zeker interesseren.

Vooralsnog zal ik de vragen die de heer Hyland heeft gesteld samenvattend beantwoorden. Een belangrijke doelstelling van de Commissie tijdens de onderhandelingen over het contract voor Berlaymont was het verdedigen van de belangen van de Europese belastingbetaler. Dat het project nu al zo lang duurt en nog langer gaat duren, namelijk tot 31 december volgend jaar, wordt deels veroorzaakt door de problemen die er zijn geweest met de verwijdering van asbest uit het gebouw, dat hiervoor in 1991 werd ontruimd. De asbestverwijdering heeft uiteindelijk ongeveer twee jaar langer geduurd dan gepland. Ten tweede was er vertraging bij het totstandkomen van de regeling voor de wijze waarop de renovatie zou worden uitgevoerd. Ten slotte was er nog een aantal geschillen van uiteenlopende aard, waaronder een rechtszaak, die de renovatie nog

maanden - of misschien moet ik zeggen jaren - hebben doen uitlopen.

Het probleem is dat vertraging extra kosten met zich meebrengt en ons uitgangspunt is geweest om slechts een in onze ogen redelijk aandeel van de kosten op ons te nemen. Daarom zijn we overeengekomen dat al onze extra wensen wat betreft uitbreiding en extra voorzieningen door de Commissie zouden worden betaald, wat toch eerlijk is. Ook hebben wij gevraagd om aanpassingen aan het ontwerp die het gebouw beter toegankelijk en helemaal up-to-date zouden maken. Dit alles heeft als gevolg dat we nu een jaarlijks termijnbedrag van 31,9 miljoen euro per jaar gaan betalen tegen de rentevoet die we de afgelopen maanden zijn overeengekomen. Onze kosten pakken zo lager uit dan was voorzien in 1997, toen het protocol, oftewel het “memorandum of understanding”, door de Commissie en de Belgische regering werd getekend.

In totaal zijn de kosten van Berlaymont gestegen, maar in het contract is vastgelegd dat onze bijdrage aan die kosten vastligt en dat bijkomende kosten voor rekening van de Belgische overheid komen. Ik zal ervoor zorgen dat de geachte afgevaardigde alle cijfers in de mededeling die we in oktober aan het Parlement en de Raad hebben gestuurd, voor morgenavond in zijn bezit heeft.

2-254

De Voorzitter. – Vraag nr. 53 van Kathleen van Brempt (H-0818/02):

Betreft: Overstap Commissie ambtenaren naar bedrijfsleven

De Commissie moedigt de overstap van ambtenaren van de particuliere naar de publieke sector en omgekeerd aan. Zij heeft zelfs een stelsel waarbij ambtenaren tijdelijk voor het bedrijfsleven kunnen werken. Op zich mooi, maar de overstap van het afdelingshoofd van Informatiebeleid naar Microsoft roept vragen op, omdat hij betrokken partij was in het antitrustonderzoek naar Microsoft. De Commissie-woordvoerder antwoordde dat de betrokkene in het kader van het onderzoek geraadpleegd werd door DG Concurrentie en stelt dat dit geen probleem is omdat hij in een brief verzekerde dat hij zich bij Microsoft niet gaat bezighouden met onderwerpen waar de Commissie een onderzoek over voert.

Welke garanties heeft de Commissie dat EU-ambtenaren die overstappen geen cruciale informatie doorgeven aan hun nieuwe werkgevers? Zijn schriftelijke beloften van de betrokkene voldoende garanties? Is de Commissie het ermee eens dat nieuwe regels over het tijdelijk overstappen van EU-ambtenaren zich opdringen? Zo ja, wat gaat ze precies doen?

2-255

Kinnock, Commissie. – (EN) Ik ben blij dat deze vraag gesteld wordt. Verlof van de civiele dienst van de Europese Unie om redenen van persoonlijke aard is geregeld in artikel 40 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen. In dat artikel staan de voorwaarden beschreven waaronder een ambtenaar onbetaald verlof kan worden verleend om redenen van persoonlijke aard, onder uitzonderlijke omstandigheden en op zijn of haar eigen verzoek. Zoals de geachte afgevaardigde al aangaf, kan een dergelijk verlof worden verleend wanneer een ambtenaar voor een bepaalde

Page 79: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 83

periode in de privé-sector wil werken, om zodoende zijn of haar kennis en ervaring uit te breiden.

De Commissie is van mening dat dergelijke uitwisselingen van expertise en ervaring onze instelling ten goede komen en daarom in principe dienen te worden aangemoedigd. Maar wij zijn ons er ook van bewust dat een aanstelling in bepaalde functies het risico van belangenverstrengeling met zich mee kan brengen. Het moet dan ook duidelijk zijn dat ambtenaren die om persoonlijke redenen verlof nemen volledig gebonden blijven aan de voorwaarden van artikel 12 van het statuut, volgens welke ambtenaren verplicht zijn toestemming te vragen voordat zij zich aan werkzaamheden buiten de EU kunnen wijden. Dit artikel voorziet ook in de eventuele weigering van deze toestemming en in de oplegging van bepaalde voorwaarden in gevallen waarbij de betreffende werkzaamheden als mogelijk schadelijk voor de werkzaamheden van de Gemeenschappen worden beschouwd. Wanneer sprake is van belangenverstrengeling, beschouwt de Commissie dit als schadelijk voor de Gemeenschap en zal de toestemming voor de betreffende werkzaamheden worden geweigerd of zullen er voorwaarden worden opgelegd die voorkomen dat een dergelijke belangenverstrengeling ontstaat.

Artikel 17 van het statuut bevat een verbod voor ambtenaren om, ongeacht of zij in dienst of met verlof zijn, informatie te verstrekken aan onbevoegden indien deze informatie nog niet openbaar is gemaakt. Indien een ambtenaar of een voormalig ambtenaar die werkzaam is in de privé-sector dergelijke vertrouwelijke informatie misbruikt, zal er zeker een tuchtprocedure tegen deze persoon in gang worden gezet. De brief die was ondertekend door de ambtenaar waar de afgevaardigde in haar vraag naar verwijst, was bedoeld om aan te geven dat hij zich ten volle bewust is van het te allen tijde onvoorwaardelijke en bindende karakter van de bepalingen in het statuut.

De regels in het statuut betreffende verlof om redenen van persoonlijke aard zullen worden verduidelijkt nadat de door de Commissie voorgestelde hervormingen, die momenteel bij de Raad liggen, zijn ingevoerd. Daarnaast onderzoekt de Commissie manieren om ambtenaren en potentiële werkgevers beter te informeren over de noodzaak dat de doelstellingen die de Commissie nastreeft bij uitwisselingen tussen de Commissie en andere organisaties worden bereikt, en tegelijkertijd te voorkomen dat de integriteit en de belangen van de Commissie hierbij in gevaar worden gebracht.

2-256

Van Brempt (PSE). - Zoals ik ook al in mijn vraag zeg, wil ik absoluut niet betwisten dat het belangrijk is dat ambtenaren kunnen overstappen, ook naar de particuliere sector. Maar uw antwoord bevredigt mij toch niet helemaal, commissaris. Ik wil geloven in de goede trouw - ik geloof zeker in uw goede trouw, laat dat duidelijk zijn - van deze ambtenaar. Maar er is een schijn gewekt. Hij werkte aan het antitrustonderzoek

naar Microsoft en hij gaat dan naar dat bedrijf. Ik denk dat het toch een keer duidelijk mag gezegd zijn om welke zaak het in dezen gaat. Ik vraag zeker voor de toekomst een veel duidelijker en afdwingbaar afsprakenkader. Ja, mutatie moet mogelijk zijn, maar niet naar bedrijven of sectoren waarover je zelf binnen de Commissie gewerkt hebt, omdat er dan een schijn van partijdigheid wordt gewekt die uw Commissie en bij uitbreiding alle Europese Instellingen schaadt. Ik wil toch nog eens de commissaris met aandrang vragen wat zijn voornemens voor de toekomst zijn. Bestaat de mogelijkheid zo een afsprakenkader te maken ?

2-257

Kinnock, Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, jazeker, een dergelijk afsprakenkader kan worden gemaakt, daarom noemde ik reeds de voorstellen van de Commissie die nu bij de Raad liggen. Daarom ook vermeldde ik het overige werk dat wordt gedaan om potentiële werkgevers en ambtenaren en ex-ambtenaren van de Commissie duidelijk te maken wat de beperkingen zijn.

De ambtenaar waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst in haar vraag kreeg pas toestemming met verlof te gaan en voor een bedrijf te gaan werken nadat hij een verklaring had getekend waarin hij te kennen gaf bekend te zijn met de verplichtingen krachtens het statuut en waarin hij beloofde geen vertrouwelijke informatie aan zijn werkgever te zullen verstrekken. Zoals al bleek uit de vraag en de aanvullende vraag van de geachte afgevaardigde, begrijpt zij ook dat het noodzakelijk is te vertrouwen op de integriteit van onze ambtenaren als wij in deze vrije samenleving willen blijven profiteren van de wisselwerking tussen onze instellingen en de organisaties daarbuiten. Een extra garantie hierbij is het feit dat een ambtenaar weet dat hij vrijwel automatisch wordt onderworpen aan een tuchtprocedure indien hij zich niet houdt aan de beloften die hij heeft moeten afleggen.

De geachte afgevaardigde en het Parlement vinden het wellicht interessant om te horen dat op dit moment 566 ambtenaren met verlof zijn om redenen van persoonlijke aard. Tot nu toe zijn vierhonderd van deze gevallen nader bekeken, maar uiteindelijk worden alle gevallen onderzocht. Zo’n 10 procent van de onderzochte gevallen, oftewel zo’n veertig mensen, is professioneel actief. De overige 90 procent is met verlof vanwege familieomstandigheden of voor het volgen van een interne of externe opleiding. Wanneer de volledige cijfers beschikbaar zijn, waarschijnlijk ergens begin januari, zal ik ervoor zorgen dat de geachte afgevaardigde deze in haar bezit krijgt.

2-258

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Kinnock.

Vragen aan de heer Monti

2-259

De Voorzitter. – Daar de vraagsteller afwezig is, vervalt vraag nr. 54 van Raimon Obiols i Germà.

2-260

Page 80: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

84 17/12/2002

De Voorzitter. – Vraag nr. 55 van Astrid Thors (H-0828/02):

Betreft: Onderzoek naar mogelijke inbreuken op de mededingingswetgeving van de EU door Microsoft

Kan de Commissie bevestigen dat het besluit dat resulteert uit haar huidige onderzoek naar mogelijke inbreuken op de mededingingswetgeving van de EU door Microsoft zal worden genomen met inachtneming van de omstandigheden die kenmerkend zijn voor de Europese markten en de belangen van de Europese consument, en voldoende maatregelen zal omvatten om de in strijd met de antitrustregels van de EU beoordeelde praktijken van Microsoft te beëindigen en verdere inbreuken te voorkomen?

Is het de Commissie bekend dat vooraanstaande personen uit de consumentenwereld in de Verenigde Staten van mening zijn dat de onlangs door Microsoft en het Amerikaanse Ministerie van Justitie bereikte overeenkomst niet in het belang van de consument is, ondanks tegengestelde verklaringen van de partijen bij deze overeenkomst?

2-261

Monti, Commissie. – (EN) De Commissie wil benadrukken dat het lopende onderzoek naar Microsoft is gebaseerd op een diepgaande analyse van de vraag in hoeverre de zakelijke activiteiten van Microsoft verenigbaar zijn met de antitrustbepalingen van de Europese Unie en dat dus gekeken wordt naar de gevolgen van deze activiteiten voor de EU. Het is de bedoeling dat de uitkomst van het onderzoek de consument ten goede komt en de vernieuwing in de betrokken markten bevordert. Ook moet deze uitkomst een bruikbaar precedent scheppen aan de hand waarvan soortgelijke kwesties in de toekomst kunnen worden onderzocht.

Uiteraard is de Commissie op de hoogte van de ontwikkelingen in het onderzoek naar Microsoft in de Verenigde Staten. Wij mogen echter niet vergeten dat er een wezenlijk verschil is tussen deze zaak en die in de EU, zowel wat betreft de feiten als wat de wetgeving aangaat. Het onderzoek van de Commissie is dan ook gebaseerd op de antitrustbepalingen van de EU. De Commissie zal de schikking die het ministerie van Justitie van de VS heeft getroffen met Microsoft weliswaar in aanmerking nemen, maar in het licht van de hiervoor reeds genoemde feitelijke en juridische verschillen tussen de twee zaken kan zeker niet worden uitgesloten dat er op bepaalde gebieden naar andere rechtsmiddelen zal worden gezocht.

2-262

Thors (ELDR). – (SV) Dank u, mijnheer de commissaris, voor uw antwoord. Ik stel vast dat de Commissie het belangrijk vindt aandacht te besteden aan de betreffende markten, ook met het oog op innovatie. Zoals de situatie nu is, kan dit in de toekomst van belang zijn voor de softwareproducenten en de informatiemaatschappij.

Wanneer is de Commissie van oordeel dat een onderneming een dominante positie inneemt? Zal de Commissie rekening houden met de winstmarges waarover verhalen naar buiten komen, namelijk 85 procent voor bepaalde types software? Wanneer neemt de Commissie in deze zaak de uiteindelijke beslissing, de beslissing waarop de consumenten zitten te wachten?

2-263

Monti, Commissie. – (EN) Het antwoord op de vraag wanneer er volgens de Commissie sprake is van een dominante positie luidt dat wij onze besluiten zullen baseren op jurisprudentie die wordt gevormd door eerdere besluiten van de Commissie en uitspraken van de rechter.

En wat betreft uw vraag over de duur van het onderzoek: wij zijn al ver gevorderd met de analyse van het zeer lijvige dossier. Wanneer alle relevante informatie eenmaal is onderzocht en beoordeeld, kunnen we besluiten hoe we de zaak het beste kunnen voortzetten. Ik denk dat we de slotconclusie redelijkerwijs in het eerste deel van volgend jaar kunnen verwachten.

2-264

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Monti. Hiermee is het vragenuur beëindigd.

Aangezien de voor het vragenuur aan de Commissie gereserveerde tijd verstreken is, zullen de vragen nrs. 56 tot en met 102 schriftelijk worden beantwoord.1

Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.15 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

2-271

VOORZITTER: MEVROUW LALUMIÈREOndervoorzitter

2-272

Bloed en bloedbestanddelen

2-273

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0442/2002) van de heer Nisticò, namens de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité, over de door het bemiddelingscomité goedkeurde gemeenschappelijke ontwerptekst voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG (3652/2002 - C5-0469/2002 - 2000/0323(COD)).

2-274

Byrne, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is bijna twee jaar geleden dat de Commissie haar voorstel heeft aangenomen voor een richtlijn tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor bloed en bloedbestanddelen.

Dit voorstel is in januari 2001 aan de Raad en het Parlement aangeboden. Sindsdien is heel wat werk verricht, en ik ben blij met de constructieve manier waarop het voorstel zowel in het Parlement als in de Raad is behandeld.

Het Parlement heeft nu een belangrijke mijlpaal bereikt in zijn behandeling van dit voorstel. Uw aanstaande

1 Zie bijlage “Vragenuur”.

Page 81: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 85

goedkeuring van het voorstel voor deze richtlijn is de culminatie van grote inspanningen van de kant van de Raad, die tot een gemeenschappelijk standpunt is gekomen en veel van de amendementen uit de eerste lezing van het Parlement heeft goedgekeurd, van de kant van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid, die amendementen op dat standpunt heeft voorgesteld, en van de kant van de delegatie van het Parlement, die met de Raad tot een constructief compromis is gekomen.

Mag ik mijn oprechte dank uitspreken aan het adres van met name de heer Nisticò en de heer Lund voor hun niet-aflatende inspanningen om deze technisch complexe richtlijn in zo korte tijd tot een succesvol einde te brengen en voor het vinden van een compromis op het punt van de vrijwillige en onbetaalde donaties.

Ik hoop van harte dat het voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake weefsels en cellen met net zoveel belangstelling en efficiëntie zal worden behandeld.

2-275

Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris. Zijn bijdrage was kort maar krachtig, maar in dit stadium hebben we het meeste gepraat ook al achter de rug. Ik wil mijn afwezige collega, de heer Nisticò, bedanken voor de enorme hoeveelheid werk die hij voor deze specifieke richtlijn heeft verzet. De richtlijn is in heel bevredigende vorm teruggekomen uit de bemiddelingsprocedure.

Het punt waarbij het debat uiteindelijk is gestaakt, was de vraag of een arts verantwoordelijk moet zijn voor het oordelen over de geschiktheid van potentiële donoren, aangezien de Raad een professionele gezondheidswerker wilde en dat voldoende achtte. Het compromis waarmee zowel het Parlement als de Raad heeft ingestemd, is een gekwalificeerde professionele gezondheidswerker. In de geest van bemiddeling is dat een heel bevredigende oplossing. Anderen geven er misschien een andere naam aan, maar we komen zo wel waar we op dit moment willen zijn. Ik dank al degenen die veel tijd en moeite hebben gestoken in het bereiken van deze stand van zaken.

De richtlijn die voor ons ligt, gaat over het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van menselijk bloed. Dit is in veel lidstaten een behoorlijk controversiële kwestie, niet het minst in mijn eigen land. Wij hebben een commissie gehad, de zogenoemde Lindsey-commissie, die onlangs is opgeheven, die enige tijd heeft geprobeerd een oplossing te vinden voor de zeer tragische situatie van patiënten die besmet bloed toegediend hadden gekregen, van wie velen inmiddels zijn overleden. Andere landen hebben vergelijkbare ervaringen.

Een van de belangrijkste aspecten van deze richtlijn is dat hij het vertrouwen zal herstellen in bloedtransfusiediensten in het algemeen, alsook in de distributie van bloed en bloedproducten in de Europese

Unie, zodat we allemaal vertrouwen kunnen hebben in de systemen van andere lidstaten op dit gebied.

Deze nieuwe richtlijn zal er samen met de bestaande richtlijn 89/381/EEG voor zorgen dat er nu ook bindende communautaire wetgeving van kracht wordt voor bloed en bloedproducten, ongeacht de beoogde bestemming. Behalve bloed en bloedproducten zal de richtlijn ook het hele terrein bestrijken van patiënten die hun eigen bloed doneren vlak voordat zij in een ziekenhuis een operatie ondergaan, en de richtlijn zal tevens specifieke regelgeving op dat gebied bevatten.

Er is bij de eerdere lezingen van deze richtlijn nogal wat discussie geweest over de vraag of alle donaties vrijwillig of onbetaald zouden moeten zijn. Dat zou wel de cultuur moeten zijn; dat moet het ethos zijn dat we koesteren. We mogen weliswaar niet het risico nemen dat zeldzame bloedgroepen of zeldzame bloedproducten als gevolg van onze onwil om te betalen niet beschikbaar zijn voor patiënten, maar betaling moet wel de uitzondering zijn. Betaling kan allerlei vormen aannemen, zoals een onkostenvergoeding of alleen maar een compensatie voor de verloren werkuren, in contrast met geldelijk voordeel.

Het standpunt van de patiëntengroeperingen, die bij de eerste en tweede lezing een heel uitgesproken mening hadden, was dat we een vergoeding niet moeten uitsluiten, maar dat dit niet de regel mag zijn. We moeten doorgaan met het vrijwillige karakter. Ik ben blij dat we dit verslag terug hebben ontvangen uit de bemiddeling, en ik hoop dat het niet te lang zal duren voordat al onze lidstaten de richtlijn in nationaal recht hebben omgezet en hij deel uitmaakt van het communautair recht.

2-276

Lund (PSE). – (DA) Ik dank de heer Nisticò en commissaris Byrne voor hun geweldige werk in deze kwestie. Dankzij het resultaat dat in het bemiddelingscomité is bereikt, kunnen wij nu minimumnormen van een hoog niveau vaststellen voor de veiligheid en de kwaliteit van bloed en bloedbestanddelen bestemd voor transfusie. Er worden eisen gesteld inzake de beroepskwalificatie van het personeel, de exploitatie van bloedbanken, het testen van donorbloed en ook inzake efficiënte controle en toezicht.

Het grootste discussiepunt betrof de vraag of het geven van bloed zonder vergoeding van de donor moet gebeuren. Ik ben van mening dat voldoende is aangetoond dat een vrijwillige en onbetaalde donatie de beste kwaliteit bloed oplevert, vooral wanneer men over een vaste groep van donoren beschikt. Door de uiteenlopende regelgeving in de lidstaten hebben we niet kunnen besluiten dat onbetaalde donatie vanaf dag één in alle lidstaten moet gelden. Toch ben ik tevreden dat in de richtlijn verwezen wordt naar de juiste definitie van onbetaalde donatie van bloed die de Raad van Europa heeft vastgesteld. Het verheugt mij ook dat de lidstaten verplicht worden maatregelen te treffen ter bevordering

Page 82: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

86 17/12/2002

van het vrijwillig en onbetaald geven van bloed, alsook dat ze bij de Commissie om de drie jaar een verslag moeten indienen over de genomen maatregelen. Ten slotte is het naar mijn mening belangrijk dat elke lidstaat het recht heeft bepaalde eisen voor de vrijwillige en onbetaalde donatie van bloed te handhaven of in te voeren, inclusief een verbod op de invoer van bloed en bloedbestanddelen die niet volgens de principes van niet-vergoeding zijn verkregen. Ik ben ervan overtuigd dat de richtlijn waarover een consensus is bereikt in belangrijke mate zal bijdragen tot veiligere en kwalitatief betere bloeddonaties in Europa.

2-277

Ries (ELDR). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Byrne, namens de liberale fractie wil ook ik graag de rapporteur, de heer Nisticò, bedanken voor zijn gedegen werk. Het is jammer dat hij er vanavond niet bij kan zijn om hiervoor de complimenten in ontvangst te nemen. Ik ben heel blij dat deze gemeenschappelijke ontwerptekst in het bemiddelingscomité is goedgekeurd. Het was hard nodig om overal in de Unie dezelfde hoge kwaliteits- en veiligheidsnormen voor bloeddonaties en -transfusies ingevoerd te krijgen. Ook was het hard nodig om de wetstekst aan te scherpen, zoals tijdens de gehele procedure is gebeurd.

Die aanscherping komt met name de donoren en de patiënten ten goede: er wordt nu een apart hoofdstuk gewijd aan hemovigilantie, waaronder ook valt de traceerbaarheid van het bloed en het bekendmaken van ernstige ongewenste voorvallen en bijwerkingen die zich in verband met bloedtransfusies voordoen. Wij vonden dat als liberale fractie van groot belang, omdat men intussen in geheel Europa overtuigd is van de noodzaak van dit soort controles. Netwerken voor hemovigilantie vormen een belangrijk hulpmiddel om de bloedtransfusieketen zo veilig mogelijk te maken.

Over de lastige vraag of het afstaan van bloed moet worden vergoed, heb ik een andere mening dan de heer Lund. Ik ben blij dat sinds de tweede lezing het gezond verstand de overhand heeft gekregen. Ik ben ook blij met de gemeenschappelijke ontwerptekst die weliswaar sterk gericht is op bevordering van vrijwillige en onbetaalde bloeddonaties - zoals bedoeld in artikel 20 - maar niettemin de lidstaten de ruimte laat om binnen strenge regels op betaalde donaties terug te vallen. Ik hoef u er niet op te wijzen dat de Europese Unie zo'n 50 procent van de plasmaproducten voor therapeutische doeleinden van buiten de Unie betrekt en dat het leven van onder meer hemofiliepatiënten en mensen met ernstige brandwonden van deze producten afhangt. In dit opzicht is het meer dan ooit noodzakelijk om in Europa een krachtig beleid te gaan voeren ter bevordering van het gebruik van recombinante bloedproducten.

Daarnaast wilde de liberale fractie graag dat er in de tekst een verwijzing naar de meest recente wetenschappelijke en technische ontwikkelingen zou komen. Deze wens heeft zijn weerslag gekregen in artikel 29, waarin met name heldere richtsnoeren worden

vastgelegd voor de instellingen die bij bloedtransfusie betrokken zijn.

Laatste punt: in de bemiddelingsprocedure is de kroon gezet op het uitstekende werk dat is verricht door de drie bij dit dossier betrokken instellingen. Ik ga nog even heel kort in op het enige twistpunt: de al genoemde kwestie van het medisch onderzoek dat donoren moeten ondergaan voordat zij bloed afstaan. Ik ben het ook hier weer eens met de opvatting van het bemiddelingscomité dat dit onderzoek mag worden uitgevoerd door een gekwalificeerde professionele gezondheidswerker. Vanaf de eerste lezing zeg ik al dat het mij onverstandig lijkt om bepaalde praktijken die in verschillende landen uitstekende resultaten opleveren, te bemoeilijken. Ik denk daarbij vooral, maar niet alleen, aan publiciteitscampagnes ter bevordering van het afstaan van bloed en aan mobiele bloedbanken. Allemaal activiteiten die zouden moeten worden gestaakt wanneer er verplicht een arts aanwezig moet zijn.

Natuurlijk is de Europese Unie niet gevrijwaard tegen incidenten en ook hier kan een nieuw virus opduiken. In Noord-Amerika wordt momenteel de veiligheid van bloedproducten bedreigd door een virus afkomstig van een westers eiland. Extra waakzaamheid is dan ook geboden. Wij moeten ervoor zorgen dat er alleen gecontroleerd en getest bloed wordt gebruikt en dat het traject van donor tot ontvanger en omgekeerd kan worden herleid. Alleen op die manier verzekeren wij ons van een veilige bloedtransfusieketen waarin iedereen in Europa weer vertrouwen kan stellen.

2-278

Caudron (GUE/NGL). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij dat ik vanavond over dit zeer belangrijke en zelfs - letterlijk - vitale dossier mag spreken, niet alleen namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links, maar ook voor mij persoonlijk als doorgewinterde bloeddonor en pleitbezorger van bloeddonaties.

Zoals velen van u weten, zit er aan het afstaan van bloed een uitzonderlijke menselijke kant die ons allemaal aangaat. Allereerst een aantal sprekende cijfers die tot mijn spijt weliswaar alleen betrekking hebben op Frankrijk, maar globaal genomen denk ik ook van toepassing zijn op het merendeel van de lidstaten van de Unie.

In Frankrijk zijn dagelijks 8000 donaties nodig om per jaar 60.000 levens te redden en 800.000 transfusies uit te voeren. Voor één verkeersslachtoffer is soms bloed nodig van tien tot dertig personen en dat terwijl maar 5 procent van de mensen bloed geeft.

Wij kunnen ons dus terecht afvragen waarom er niet meer mensen bloed geven. Uit de doelstelling van het in december 2000 ingediende voorstel bleek gelukkig dat de Europese Commissie heeft begrepen waar een belangrijk deel van het probleem ligt. Het publiek moet meer vertrouwen krijgen in de veiligheid van bloed en

Page 83: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 87

bloedproducten, zodat het mogelijk wordt dat de Europese Unie in de eigen behoefte voorziet.

Ik ga vanavond niet uitweiden over de schandalen met besmet bloed waardoor dat vertrouwen begrijpelijkerwijs geschokt is en waarvoor overigens een aantal politiek verantwoordelijken het veld heeft moeten ruimen. Hun werd gebrek aan toezicht zo niet onbekwaamheid verweten. Zonder daaraan ook maar iets te willen afdoen, concentreer ik mij liever op de volgende drie vragen. Hoe kunnen wij het vertrouwen herstellen? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat meer mensen bloed afstaan en dat zij dat vaker gaan doen? En de derde vraag: zou het een oplossing zijn om een vergoeding te verstrekken aan de mensen die bloed afstaan, zoals nu al in een aantal Europese landen gebeurt?

Ik kan de laatste vraag direct met "nee" beantwoorden. Een ondubbelzinnig nee. Bloed en bloedproducten zijn geen koopwaar. Trouwens, soms pleiten, zelfs in dit Parlement, dezelfde mensen die zich met veel misbaar op ethische beginselen beroepen als het over kwesties inzake menselijke genetica gaat, zonder de geringste gêne voor het betalen voor bloed en daarmee dus ook voor betalen voor het menselijk lichaam. Het liefst zou ik het nu hierbij laten, anders word ik nog boos ook. Ik mag echter de afschuwelijke handel niet omvermeld laten die plaatsvindt in landen waar mensen geen ander middel meer hebben om in leven te blijven dan het verkopen van hun bloed of andere organen. In deze kwestie is dan ook vastberadenheid geboden, zodat de voorschriften worden nageleefd, zodat zich geen nieuwe schandalen voordoen en zodat de menselijke waardigheid en onze zo kostbare gemeenschappelijke ethische principes worden gerespecteerd.

Het afstaan van bloed moet dus gebaseerd blijven op de beginselen van vrijwilligheid, anonimiteit en het ontbreken van een vergoeding. Wat mij betreft mag daaraan op geen enkele wijze worden getornd. Uiteraard moet onderscheid worden gemaakt tussen een vergoeding voor het bloed zelf en het vergoeden van de kosten die iemand daadwerkelijk moet maken om het bloed af te staan, zoals reis- en verblijfskosten en de kosten in verband met de verloren werktijd.

Het ingediende voorstel gaat in de goede richting. Gelukkig heeft het Europees Parlement het voorstel verder aangescherpt en verduidelijkt. Ik maak dan ook graag van deze gelegenheid gebruik om professor Nisticò te feliciteren met zijn uitstekende werk.

Ten slotte wil ik nog eens het belang van een aantal punten benadrukken: de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor bloed, de aanscherping van de voorschriften ten aanzien van het toelaten van donoren en het testen van donorbloed in de Europese Gemeenschap.

Tot besluit kan ik melden dat ik tevreden ben met de resultaten die de bemiddeling over de gerezen geschilpunten heeft opgeleverd met betrekking tot de

traceerbaarheid en de kwalificatie van het personeel dat direct betrokken is bij het inzamelen, testen, bewerken en opslaan.

Om al die redenen, mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, stem ik vóór dit verslag en roep ik u op hetzelfde te doen. Het is onze verantwoordelijkheid om te bevorderen dat het publiek zich meer bewust wordt van het belang van het afstaan van bloed en om duidelijk te maken dat daarmee tienduizenden levens per jaar worden gered en dat er de komende jaren meer donoren nodig zijn om op menselijke en ethisch verantwoorde wijze te zorgen voor voldoende bloed.

2-279

Korhola (PPE-DE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer collega Nisticò met het resultaat van de bemiddeling, dat als een goed resultaat voor het Parlement beschouwd moet worden. Een groot deel van onze doelen is gerealiseerd en de richtlijn zal waarschijnlijk het algemene vertrouwen vergroten in zowel de kwaliteit van donorbloed als de bescherming van de gezondheid van donoren in het steeds verder integrerende Europa.

Voor de Finse burgers is het eindresultaat echter geen schot in de roos, zogezegd. Het Parlement heeft in de eerste lezing in september 2001 mijn amendement over het niet vergoeden van bloeddonatie aanvaard, maar wij moesten daarna het onderspit delven. Wij hadden graag gezien dat het principe van niet-vergoeding onvoorwaardelijk in heel Europa zou worden toegepast; nu wordt het slechts genoemd als wenselijk doel en helaas niet als verplichting. In het eigenlijke artikel inzake niet-vergoeding wordt de hoop uitgesproken dat bloed en bloedbestanddelen voor een zo groot mogelijk deel via dergelijke donaties betrokken worden. Er was verzet tegen het principe van niet-vergoeding omdat zeldzame bloedproducten moeilijk te krijgen zijn. Zelf zou ik gekozen hebben voor een procedure waarbij de zaak van geval tot geval wordt opgelost, zonder de weg vrij te maken voor vergoeding voor alle bloedproducten.

Veel patiëntenverenigingen en autoriteiten deden destijds een beroep op het Parlement om de commercialisering van bloeddonatie niet toe te staan. Er is in de eerste plaats sprake van een veiligheidsrisico.

Er bestaat ook een ethisch risico. Wij zijn er ook verantwoordelijk voor hoe de rest van de wereld onze praktijken kopieert. Als wij toestaan dat er wordt gehandeld in menselijke lichaamsdelen en in bloed, dan moeten wij er rekening mee houden dat de ontwikkelingslanden het voorbeeld van Europa zullen volgen. Dat kan niet alleen leiden tot uitbuiting, maar ook tot een toename van de risico's. Bovendien hebben verscheidene lidstaten een akkoord inzake bio-ethiek ondertekend dat een categorisch verbod inhoudt op het commercieel gebruik van het menselijk lichaam en de delen daarvan, inclusief bloed.

Finland hoeft echter niet af te zien van het principe van niet-vergoeding, want in de overwegingen wordt

Page 84: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

88 17/12/2002

verwezen naar het recht van de lidstaten om op basis van het Verdrag vast te houden aan striktere beschermingsmaatregelen. Ik hoop dat als deze richtlijn te zijner tijd wordt herzien, wij ook de rol van het principe van niet-vergoeding in aanmerking zullen nemen.

2-280

Myller (PSE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega's, ik ben het eens met de sprekers die hebben gezegd dat deze bemiddeling, gezien de situatie waarin wij ons aanvankelijk bevonden, voor het Parlement goed heeft uitgepakt. Het is noodzakelijk dat zaken die zo belangrijk zijn voor het leven van de mens, zoals de kwaliteit en veiligheid van bloed, in heel Europa gegarandeerd worden. Daarom werd er naar mijn mening vooruitgang in deze zaak geboekt toen werd besloten dat het doel vrijwillige donatie en niet-vergoeding moet zijn. Het is weliswaar jammer dat dit doel niet volledig is bereikt, maar ik denk dat wij bij toekomstige discussies over deze kwestie die richting uitgaan. Daar wijst ook de tekst van het compromis op.

Zoals hier is gezegd, kunnen bloed en bloedbestanddelen geen handelswaar zijn. Het gaat eerder om een gift van de ene mens aan de andere en zo moet dat ook worden gezien. Als in de eindfase van de bemiddeling de grootste zorg was te bepalen welk niveau een professionele gezondheidswerker moet hebben om een medisch onderzoek van donoren te mogen uitvoeren, is er naar mijn mening een heel goed eindresultaat bereikt. Het is belangrijk dat het gaat om een professionele gezondheidswerker, maar wij moeten ook vertrouwen op anderen dan degenen die het beroep van arts uitoefenen.

2-281

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

2-282

Nitrofuraan en andere verboden stoffen in gevogelte en garnalen

2-283

De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over nitrofuraan en andere verboden stoffen in gevogelte en garnalen.

Het woord is aan de commissaris.

2-284

Byrne, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in 1966 heeft de Gemeenschap voor het eerst een uitgebreid systeem ingesteld voor het toezicht en de controle op de aanwezigheid van residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong uit de lidstaten en uit derde landen. Dit systeem behelst de invoering van een residubewakingsplan en een wettelijk kader dat officiële controles en een praktische infrastructuur voor laboratoriumtests mogelijk maakt. Deze wetgeving schrijft voor dat de lidstaten en derde landen die naar de EU exporteren, elk jaar een bewakingsplan indienen voor residuen in producten van dierlijke oorsprong.

Het toezicht moet zijn gericht op het opsporen van gevallen van illegale behandeling van dieren en op controle op de naleving van de maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, de maximumwaarden voor bestrijdingsmiddelen en de maximumwaarden die zijn vastgesteld in de relevante wetgeving inzake contaminanten in het milieu.

De residuplannen worden onderworpen aan een uitgebreide evaluatieprocedure. Alleen de derde landen die bevredigende residubewakingsplannen hebben ingediend, krijgen toestemming om naar de Europese Unie te exporteren en worden opgenomen in de van toepassing zijnde lijst.

Deze lijst wordt voortdurend opnieuw bekeken om rekening te houden met de resultaten van de evaluatie van de jaarlijks bijgewerkte residubewakingsplannen.

Deze werkwijze moet echter worden aangevuld met maatregelen in de praktijk.

Op de eerste plaats moeten de lidstaten aan de buitengrenzen van de Unie invoercontroles uitvoeren.

Op de tweede plaats verifieert het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) hoe de residuplannen in de lidstaten en derde landen ten uitvoer worden gelegd.

In het afgelopen jaar hebben we ons met name zorgen gemaakt over ontdekkingen van verboden geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik - namelijk chlooramfenicol en nitrofuranen - in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Het gebruik van deze stoffen in dieren bestemd voor de voedselproductie is in de Europese Unie verboden, omdat het vanwege de toxische effecten bij de mens niet mogelijk is gebleken een veilig niveau voor de residuen te bepalen.

De Commissie heeft nooit geaarzeld maatregelen te treffen wanneer dit probleem zich voordeed. De invoer vanuit China van alle producten afkomstig van landbouwhuisdieren, met inbegrip van aquacultuur, is bijvoorbeeld verboden op grond van de conclusies van een VVB-missie, die nog eens werden geschraagd door ontdekkingen van besmet voedsel.

In andere gevallen was het niet nodig de invoer te verbieden, omdat de betrokken derde landen zelf het initiatief hebben genomen tot uitgebreide actieplannen om de problemen op te lossen - in het bijzonder het testen van alle zendingen die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en schorsing van de ondernemingen die een overtreding hebben begaan.

Deze maatregelen die in derde landen worden genomen, worden aangevuld met strenge, verplichte invoercontroles om voldoende garanties te kunnen bieden. Dit is het geval voor zowel Thailand als Brazilië. De Commissie zal ervoor zorgen dat het noodzakelijke niveau van toezicht op geïmporteerde producten

Page 85: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 89

gehandhaafd blijft, om een consistente aanpak ten aanzien van de veiligheid van de consument te verzekeren. Het snelle waarschuwingssysteem voor levensmiddelen en diervoeder is het instrument om alle relevante informatie tussen de lidstaten en de Commissie alsook derde landen uit te wisselen.

Staat u me toe te zeggen dat de Commissie niet alleen met betrekking tot de invoer vanuit derde landen problemen rond residuen in levensmiddelen heeft vastgesteld. Door de residubewakingsplannen die door de lidstaten worden uitgevoerd, is het ook mogelijk geworden om gevallen van besmetting vast te stellen bij voedsel dat in de Europese Unie wordt geproduceerd.

Er zijn wat zorgen geuit - en dit punt is door het Parlement ter sprake gebracht en de vraag is door het Parlement naar de Commissie gezonden - over de annulering van de inspectiemissies van het VVB naar de derde landen vanwaaruit met zekerheid besmette producten zijn ingevoerd. Misschien moet ik de achtergrond daarvan uitleggen.

De Commissie heeft inderdaad diverse geplande missies met betrekking tot residuen uitgesteld. Het gaat onder meer om missies naar Brazilië en Thailand. Zij vindt dat dergelijke missies op dit moment een verspilling van waardevolle middelen zouden zijn, aangezien gevogelte uit Brazilië en Thailand en garnalen uit Thailand thans voor 100 procent worden getest. Zendingen die positief worden bevonden, worden vernietigd.

Deze maatregelen zijn noodzakelijk omdat de residucontroles in de betrokken landen ernstige tekortkomingen vertonen. Het is overbodig een missieteam te sturen om vast te stellen wat we al weten. In het geval van China bestaat er voor diverse producten al een uitgebreid verbod op uitvoer naar de Europese Unie en zijn de tests voor andere producten uitgebreid. Het is prematuur nu een missie uit te voeren, aangezien de Commissie er niet van overtuigd is dat de noodzakelijke voorbereidende maatregelen zijn genomen. De Commissie is van mening dat het in plaats daarvan beter is concreet bewijs van vooruitgang in de vorm van controles uit hoofde van regelgevende bepalingen, zoals wetgeving enzovoort, af te wachten.

In de komende maanden zouden missies van het VVB echter noodzakelijk kunnen zijn om inzicht te krijgen in de uitvoering van acties en de veranderingen die door de betrokken derde landen zijn ingevoerd op het gebied van de residubewaking. In het inspectieprogramma van het VVB voor 2003 zijn dergelijke missies opgenomen.

Dat is de situatie met betrekking tot de kwesties die in de vragen zijn aangekaart. Ik ben blij deze voor het Parlement in grote lijnen te kunnen weergeven.

2-285

Keppelhoff-Wiechert (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, we behandelen een belangrijk en ingewikkeld onderwerp. Ik heb heel goed naar uw inleiding geluisterd, en ik wil graag een kwestie

bespreken die ik graag van tevoren schriftelijk had voorgelegd, maar waarop ik misschien toch wel een antwoord van u krijg wanneer we allemaal ons best doen.

Nitrofuraan is een verzamelbegrip, waaronder ook nifursol valt, een heel belangrijk product. Nifursol is het laatste histomonostaticum dat in de EU nog is toegelaten; we gebruiken het als toevoegingsmiddel voor voeder voor pluimvee om de zwartkopziekte te voorkomen. Ik geef toe dat ik geen deskundige ben, maar ik heb van deskundigen gehoord dat dit product in verordening nr. 2377/90 definitief verboden is. De Commissie heeft het Wetenschappelijk Comité voor diervoeder (SCAN) gevraagd om vast te stellen of nifursol onschadelijk is. Het definitieve resultaat is nog niet beschikbaar.

Ik heb ook het verslag inzake toevoegingsmiddelen voor diervoeder, en daarom lijkt het me hoog tijd de alarmbel te luiden. Velen die zich met dit onderwerp bezighouden zijn bang dat we binnen een paar maanden problemen krijgen met de behandeling van de zwartkopziekte. Als logisch gevolg van het verbod op nitrofuraan in verordening nr. 2377/90 is op 23 september 2002 verordening nr. 1756/2002 vastgesteld, waarin het gebruik van nifursol vanaf 31 maart 2003 verboden wordt. Zodra dat verbod in werking treedt, krijgen we problemen met de behandeling van de zwartkopziekte, bijvoorbeeld bij kalkoenen. In de EU is er geen legaal alternatief voorhanden, noch als toevoegingsmiddel noch als diergeneesmiddel.

De producenten en de consumenten zitten dan met de gevolgen van dit verbod. Die gevolgen zijn dat er geen behandeling mogelijk zal zijn, dat talloze dieren zullen creperen, dat de boeren bijna geen kalkoenen meer zullen kunnen fokken, dat er een zwarte markt komt die we niet in de hand kunnen houden en dat er meer gevogelte zal worden ingevoerd uit derde landen waar zonder noemenswaardige controles veel stoffen worden gebruikt die in de EU verboden zijn. Vorige week nog hebben we in goedkoop vlees afkomstig uit derde landen wederom verboden antibiotica uit de groep van nitrofuranen gevonden.

Wanneer we consequent zijn moeten de producenten van mengvoer op zijn laatst vanaf januari 2003 stoppen met het gebruik van nifursol, zodat vanaf begin maart geen behandeld voer meer opgeslagen ligt in de silo's.

Ik heb een vraag aan u, maar ik weet niet of u die vanavond al kunt beantwoorden. Welke oplossingen zijn mogelijk? Ik heb moeite om te begrijpen dat de Commissie enerzijds in het verslag dat ik in mijn bezit heb - over het Commissievoorstel waaraan we hard gewerkt hebben - pleit voor het gebruik van histomonostatica, en anderzijds in een andere verordening het enige product verbiedt dat op deze markt beschikbaar is. Daarom heb ik een aantal vragen. Wat moeten we de producenten vertellen? Wat moeten ze doen? Welke mogelijke behandelingen staan hun ter beschikking? Ten tweede: is de Commissie zich ervan

Page 86: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

90 17/12/2002

bewust dat de productie in Europa afneemt en ons eigen marktaandeel bijna nul is, terwijl we al meer kalkoenenvlees uit derde landen invoeren, hoewel we nog steeds niet weten van de kwaliteit van dat vlees is?

2-286

Van Brempt (PSE). - Ik denk dat ik kort kan zijn maar ik zou toch heel graag reageren op het antwoord van de commissaris. Ik denk dat het bijzonder belangrijk is om in eerste instantie het probleem te erkennen. Ik had echter het gevoel dat de commissaris niet helemaal wou erkennen dat er op dit moment een probleem is in de Unie, wat betreft de aanwezigheid van een aantal verboden antibiotica, onder meer in kippen en in garnalen. We weten allemaal, commissaris, dat u bijzonder bezorgd bent en dat u zich heel hard inspant voor de voedselveiligheid en dit Parlement, over alle partijgrenzen heen, steunt u daarin. Maar het is heel erg belangrijk - en daar hebben we toch wel onze twijfels over - dat er één en hetzelfde wettelijk kader wordt toegepast voor producten die bij ons geproduceerd worden en voor producten die bij ons op de markt komen. Ik denk dat daar nu net het schoentje knelt. Ik kom uit België, waar wij de dioxinecrisis hebben gehad, u vast en zeker niet onbekend. Toen is de Commissie bijzonder maar dan ook bijzonder hard opgetreden tegen België. Terecht, terecht bent u hard opgetreden en één van uw grootste verwijten betrof het feit dat de lidstaat niet voldoende informatie gaf.

Ik denk dat wij nu in een gelijkaardige situatie verkeren. We kunnen niet anders dan het probleem erkennen en daarom betreuren wij ontzettend dat de inspectiemissie niet is doorgegaan, want wij zijn ervan overtuigd dat u daarvoor geen goede redenen had. Ik denk dat het absoluut niet kan dat handelsrelaties worden ingeroepen om ervoor te zorgen dat bepaalde inspecties niet worden uitgevoerd of dat lagere of andere normen worden gehanteerd. Ik had dus graag een aantal concretere antwoorden op de vragen gekregen, want ik heb niet de indruk dat u daar ten volle bent op ingegaan. Ik denk ook dat u beter antwoord kan geven om de consument ervan te verzekeren dat datgene wat er uiteindelijk op zijn bord komt, ook veilig is.

2-287

Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wanneer we niet kunnen garanderen dat ook in het buitenland niet wordt gebruikt wat hier niet mag worden gebruikt, zijn er twee punten waarover we ons zorgen moeten maken: enerzijds natuurlijk de gezondheid van de consument, maar anderzijds ook de situatie van de producenten in Europa. De vraag is: wie produceert die toevoegingsmiddelen, en hoe komen ze in de Europese Unie terecht? Als ik u goed begrepen heb, heeft u gezegd dat de controles streng zijn en dat inspectiemissies in derde landen niet nodig zijn omdat de omstandigheden daar toch slecht zijn – het heeft dus geen zin daarheen te gaan.

Ik heb gehoord dat vandaag tijdens de vergadering van het Permanent Comité eigenlijk zou moeten worden gesproken over de vraag of Thailand weer zou kunnen

worden geschrapt van de lijst van landen die bijzonder streng gecontroleerd moeten worden. Waarop zou dat besluit dan zijn gebaseerd? Ik heb ook gehoord dat u voor volgend jaar inspectiemissies naar deze landen wilt organiseren. Wat voor redenen heeft u om te vermoeden dat die missies de moeite waard zouden kunnen zijn? Als deze landen niet aan onze eisen voldoen, moeten ze op de zwarte lijst komen te staan, en dat betekent dat ze ons hun producten niet mogen leveren totdat ze kunnen garanderen dat die producten aan de eisen van de Europese Unie voldoen.

Een andere kwestie is ook nog niet opgehelderd. Wat gebeurt er eigenlijk met die garnalen die worden afgekeurd, met dat vlees van kippen of kalkoenen dat in de Unie wordt ingevoerd en dat niet aan onze eisen voldoet? Wordt het teruggestuurd? Waar blijft dat spul? Een verbod is niet genoeg, dat hebben we lang en breed besproken toen we keukenafval behandelden. Dat is ook gebleken bij die garnalen uit China, die destijds op de een of andere manier in diervoer zijn verwerkt en langs die weg dus in de voedselketen terecht zijn gekomen. Ik wil u vragen om een duidelijk concept voor te leggen. Als afgevaardigden dragen we een bepaalde verantwoordelijkheid, ook voor wat de Commissie doet. Ik zou graag willen dat wij achter u kunnen staan en kunnen zeggen dat de Commissie en de hele Europese Unie streng genoeg zijn. Ik zou u niet graag willen horen zeggen dat de Commissie handelsrelaties aangaat met bepaalde landen en bij die landen dan minder streng is. Dat wordt wel eens gefluisterd. Ik hoop dat u dat in uw antwoord recht kunt zetten.

2-288

Whitehead (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het lijkt pas gisteren dat de commissaris en ik het over andere zaken hadden met betrekking tot de veiligheid van enkele van deze levensmiddelen.

Is de commissaris nog steeds van mening dat zijn verklaring van 28 juni een noodzakelijk en afdoend antwoord was op de zorgen die zijn geuit? Hij heeft ons net verteld dat de missies van het VVB naar Brazilië en Thailand, en waarschijnlijk naar andere landen, zijn geannuleerd omdat nu 100 procent van de producten wordt getest binnen de lidstaten. Als de commissaris dat niet heeft gezegd, heb ik hem verkeerd verstaan. Het is zeker waar dat in enkele van deze lidstaten - met name in Duitsland en Nederland - grote bezorgdheid is geuit over de hoeveelheid nitrofuraanresidu in gevogelte en over het feit dat zelfs een zeer ontwikkelde lidstaat niet zelf de mate van testen kan garanderen.

Het probleem is niet alleen wat er binnen de lidstaat gebeurt - zoals de commissaris weet, is er in 2002 een hele reeks snelle waarschuwingen geweest. Ik zou graag willen weten hoeveel snelle waarschuwingen er in dit kalenderjaar in de hele Europese Unie zijn uitgevaardigd als gevolg van deze voortdurende bezorgdheid over carcinogenen zoals nitrofuraan op het moment dat er residuen in ingevoerde producten worden ontdekt. Ik zou graag willen weten of de commissaris wel of niet het gevoel heeft dat ingevoerd gevogelte uit landen zoals

Page 87: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 91

Brazilië reden tot ernstige zorg geeft. Ik zou graag zien dat de commissaris schriftelijk het standpunt van de Commissie en haar eigen residuexperts vastlegt over het aantal ton gevogelte uit de landen in kwestie dat zonder fatsoenlijke inspectie in de Europese Unie is binnengelaten. Volgens mijn gegevens is zo'n tweeduizend ton Braziliaans gevogelte op deze manier de EU binnengekomen.

Hoe dicht komen we volgens de commissaris bij 100%- veiligheidstests in de lidstaten? Waarom worden deze missies uitgesteld? Staat het DG Gezondheid en consumentenbescherming onder druk van andere directoraten? Spelen hier zaken die te maken hebben met het mogelijk in gevaar brengen van handelsbesprekingen, dat wil zeggen dat men andere staten niet verdacht mag maken? Als dat het geval is, is het geen afdoend antwoord aan degenen wier belangrijkste zorg de voedselveiligheid is - zoals ze dat is voor de Commissie.

Tot slot, op welke termijn zullen deze voorgestelde missies plaatsvinden? De commissaris heeft eerder vandaag in het debat over mond- en klauwzeer gezegd dat hij niet van verkapte vormen van protectionisme houdt - dat geldt ook voor mij. Ik hou echter evenmin van verkapte vormen van verzwijging in gevallen waarin er sprake van risico is. Als er geen geld is en als dat de reden is waarom deze missies van het VVB zijn uitgesteld, zegt u ons dat dan. Er zijn hier nu leden van de Commissie begrotingscontrole aanwezig. Het Parlement zal u heel graag steunen, maar daar hebben we wel openheid voor nodig.

2-289

Turmes (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, vroegen noemden we elkaar vieze varkens, tegenwoordig zouden we elkaar eigenlijk gore garnalen moeten noemen. We hebben in de mededeling COM (2002) 422, die u gisteren heeft gepresenteerd, gelezen dat een bedrijf Vietnamese garnalen met een heel hoog gehalte aan nitrofuraan - 20 mg - via Oostende in Duitsland heeft ingevoerd. Vandaar zijn ze in Oostenrijk, Luxemburg en ook in Duitsland zelf op de markt gebracht.

Hoe is dat mogelijk? Deze mededeling dateert van 25 november, en pas nu, bijna vier weken later, komt er een early alert. Waarom heeft dat vier weken moeten duren? Ook namens de Luxemburgse consumenten vraag ik u om duidelijke antwoorden.

Mijn tweede vraag luidt: op 2 oktober heeft u de controles voor Vietnam versoepeld. Dat was een besluit van de Commissie. Ik citeer uit de tekst:

2-290

“The Vietnamese competent authority has provided the appropriate guarantees, and the results of the checks carried out by the Member States on shrimps imported from Vietnam have been favourable”.

2-291

(DE) Hebben er controles ter plaatse in Vietnam plaatsgevonden? Zo ja, was dat één keer of meerdere keren? Zo niet, mijnheer de commissaris, op welke basis kunt u met een goed geweten beweren dat de Vietnamese “competent authorities have provided the appropriate guarantees”?

2-292

Byrne, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik willen zeggen hoe dankbaar ik de leden van het Parlement ben dat zij deze belangrijke punten ter sprake brengen. Ik wil ook zeggen dat ik er zeker van ben dat u dit allemaal als een waardevolle bijdrage aan de debatten in het Parlement kunt erkennen, maar soms komen er na algemene vragen uiterst gedetailleerde vragen die het beste schriftelijk kunnen worden beantwoord. Ik zal echter mijn best doen om de vragen die u hebt gesteld, te beantwoorden. Ik heb wat aantekeningen gemaakt en als ik bepaalde technische zaken van specifieke aard niet kan beantwoorden, krijgt de vraagsteller schriftelijk een reactie van mij.

De punten die naar voren zijn gebracht, draaien om de vraag waarom de inspecties zijn opgeschort en wanneer deze inspecties weer zullen worden hervat. Zoals ik in mijn eerdere bijdrage heb aangegeven, zijn deze inspecties opgeschort ofwel omdat er een invoerverbod voor producten uit dat land van kracht is, ofwel omdat in de twee landen in kwestie alle producten uit die landen voor 100 procent worden getest.

Naar verwacht doen de controles die in de lidstaten zijn ingevoerd op een effectieve manier wat ze moeten doen, omdat men begrijpt dat deze inspecties 100 procent van de producten moeten betreffen. Het is daarom belangrijk dat ze alle residuen aan het licht brengen in alle levensmiddelen waarvan is bepaald dat ze moeten worden getest. Ik wil nog bevestigen dat deze producten worden vernietigd wanneer de tests positief blijken, zoals ik eerder heb aangegeven.

Sommigen van u hebben de vraag gesteld of er twijfels waren over de standaarden en of er met betrekking tot het uitvoeren van tests of het wijzigen van procedures, door inspecties van het VVB in derde landen op te schorten of door dat juist niet te doen, druk op de Commissie en in het bijzonder op het DG Gezondheid en consumentenbescherming wordt uitgeoefend door andere DG's. Ik kan tegenover dit Huis bevestigen dat dergelijke overwegingen nooit van invloed zijn op besluiten die betrekking hebben op de voedselveiligheid. Ik heb dit al vele keren gezegd hier in dit Parlement en ik zeg het nu graag nog een keer.

Onvermijdelijk kom je vertegenwoordigers tegen van de ontwikkelingslanden waar we het over hebben, en vaak ook van andere landen, soms leden van dit Parlement, die suggereren dat de Europese Unie wellicht bezig is voorzorgsmaatregelen in te voeren ter vervanging van tariefmuren. Dit is een belangrijk punt waarmee rekening moet worden gehouden, maar ik heb altijd gereageerd door te vertellen dat de bescherming van de volksgezondheid, de bescherming van de consumenten

Page 88: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

92 17/12/2002

en het behoud van de standaarden die de consumenten verwachten met betrekking tot de invoer van voedsel, op de eerste plaats moeten komen.

Ik kan de leden van het Parlement die dit punt naar voren hebben gebracht, geruststellen: de besluiten die worden genomen met betrekking tot dit soort zaken - het testen op residuen - zijn strikt gebaseerd op de wetenschappelijke analyse en de boordeling door het technisch en wetenschappelijk personeel van het DG Gezondheid en consumentenbescherming, dat advies geeft over de gepaste manier om verder te gaan met betrekking tot deze zaken. Er wordt nooit rekening gehouden met andere politieke of handelsoverwegingen. Dat gebeurt gewoon niet.

Wat betreft de vraag over het moment waarop de inspecties zullen worden hervat: dat zal in het voorjaar zijn, maar het heeft weinig nut om inspecteurs naar derde landen te sturen - of naar de landen die ik heb beschreven - om tests uit te voeren en vast te stellen wat we al weten, om te bevestigen dat een verbod of het 100%-testen moet worden voortgezet. De enige conclusie die wordt voorgesteld door degenen die deze vraag hebben gesteld is dat we onmiddellijk moeten besluiten tot instelling van een verbod op de invoer van levensmiddelen uit die ontwikkelingslanden indien deze tests en inspecties doorgaan en indien blijkt dat er toch nog residuen zijn of dat 100%-testen een inefficiënte en inadequate reactie is.

Dat is een heel zware beslissing. We moeten vaststellen of het wel een proportionele reactie is op het risico dat de consumenten in de Europese Unie mogelijk lopen, daarbij niet alleen handelsoverwegingen in gedachten houdende, maar ook het soort overweging waarvan ik zeker weet dat de vraagstellers haar vandaag hier in gedachten hebben. Ik weet dat u zich ook zorgen maakt over het welzijn en het profijt van de ontwikkelingslanden. Dit is geen onbelangrijk aspect. Wanneer we bepalen wat een passende reactie is, moeten we al deze zaken in overweging nemen en ervoor zorgen dat we tot proportionele reacties komen.

Een van de moeilijkste aspecten van mijn werk in het omgaan met voedselveiligheid is het bedenken van oplossingen die proportioneel zijn. Heel vaak wijzen mensen je erop dat je te hard bent. Soms wijst de andere kant je erop dat ze vinden dat je te mild bent. Het is niet altijd mogelijk om iedereen in alle gevallen tevreden te houden. Maar ik ben tevreden, gezien de striktheid waarmee de inspecteurs van het Voedsel- en Veterinair Bureau hun werk doen, gezien de verslagen die zij opstellen, die op internet voor het grote publiek beschikbaar worden gesteld, zodat iedereen ze kan lezen, en ook gezien het werk dat de controlerende autoriteiten in de lidstaten verrichten om te verzekeren dat ook echt 100 procent wordt getest waar dat verplicht is gesteld. Dat lijkt mij de proportionele reactie op het risico dat mogelijk is vastgesteld.

We houden dit aldoor in het oog. In het geval van een probleem in de mate zoals zich dat in China heeft

voorgedaan, vond men dat in die omstandigheden een verbod de enige gepaste reactie was. Als gevolg daarvan is een verbod ingesteld op de invoer van kippenvlees, schaaldieren, honing en een of twee andere producten. Dat was de gepaste reactie in die omstandigheden. Als we tot de conclusie komen dat, in plaats van voortzetting van een 100%-controleprogramma, een verbod ook de gepaste reactie is voor andere landen die met de Europese Unie handel willen drijven en levensmiddelen hierheen willen sturen, zal zo'n verbod worden ingesteld. We hebben dat standpunt echter nog niet ingenomen met betrekking tot de twee landen die ik heb genoemd.

Van de meer gedetailleerde en technische vragen die door velen van u zijn gesteld, heb ik kennis genomen. Ik zal ervoor zorgen dat ieder van u te zijner tijd een schriftelijk antwoord ontvangt.

2-293

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer de commissaris.

Het debat is gesloten.

2-294

Gevaarlijke stoffen en preparaten (pentabroomdifenylether, octabroomdifenylether)

2-295

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0437/2002) van mevrouw Ries, namens de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité, over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vierentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (pentabroomdifenylether, octabroomdifenylether) (PE-CONS 3664/2002 - C5-0500/2002 - 2001/0018(COD)).

2-296

Ries (ELDR). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Liikanen, geachte collega's, ik zou graag allereerst mijn dank willen uitspreken aan de twaalf collega's die deel uitmaakten van de delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité. Ik zie hier de heer Bowe, mevrouw Schörling, de heer Lund en mevrouw Van Brempt, die allen krachtig en doortastend zijn opgekomen voor het recht van de consument op betrouwbare en doelmatige brandvertragende middelen. Deze gemeenschappelijke tekst had niet tot stand kunnen komen zonder het efficiënte werk van het Deense voorzitterschap – dit bericht zal het voorzitterschap ongetwijfeld bereiken – en dat van de Commissie natuurlijk.

Er is heel wat gebeurd sinds de Commissie ons op 16 januari 2001 het bewuste voorstel voor een richtlijn voorlegde. De doelstelling van die richtlijn was - ik zeg het nog maar eens - het invoeren van een verbod op het in de handel brengen en het gebruik van alleen pentabroomdifenylether (pentaBDE), een broomhoudende brandvertrager die bij de productie van polyurethaanschuim voor meubilair en stoffering wordt

Page 89: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 93

gebruikt. PentaBDE is een chemische stof die schadelijk is voor het milieu en voor onze gezondheid. De stof komt in hoge concentraties voor in met name moedermelk, waardoor er een aanzienlijk risico op besmetting van zuigelingen bestaat. Het was dan ook logisch dat het Parlement zich in eerste lezing uitsprak voor een verbod op pentaBDE in al zijn vormen en op die manier instemde met de rode kaart die de Commissie aan deze stof uitdeelde. Er bestond dus eenstemmigheid wat betreft die eerste stof.

Tijdens de stemming in september 2001 heeft het Parlement echter de wens uitgesproken om het voorstel ook te laten gelden voor twee verwante stoffen, namelijk octabroomdifenylether en decabroomdifenylether. Gezien de sterke aanwijzingen die er waren, zowel op het vlak van milieu als ten aanzien van de volksgezondheid, voor de schadelijkheid van octabroomdifenylether, heeft het Europees Parlement zich, ook nu weer met zeer grote meerderheid, uitgesproken voor een onmiddellijk verbod op die stof.

Voor decabroomdifenylether wenste het Parlement een gele kaart. Een eventueel verbod zou uiterlijk op 1 januari 2006 moeten ingaan, afhankelijk van de eindresultaten van de risicoanalyse. Deze benadering gericht op een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel werd in dit stadium niet onderschreven door de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt noch door de Commissie in haar gewijzigde voorstel. Besprekingen in dit soort zaken, waarin chemische stoffen in het beklaagdenbankje staan, zijn altijd lastig. Er moet een juist evenwicht worden gevonden tussen - aan de ene kant - de duidelijke voordelen met betrekking tot de veiligheid in geval van brand, en aan de andere kant de eveneens in bepaalde gevallen aangetoonde schadelijke effecten op het vlak van milieu en gezondheid. In de besprekingen in het bemiddelingscomité heeft juist dat evenwicht in risicobeheer centraal gestaan, een evenwicht waarbij rekening moet worden gehouden met zeer uiteenlopende factoren zoals de wetenschappelijke risicobeoordeling, evenredigheid en de kosten-batenanalyse.

Drie tripartiete overlegronden zijn er uiteindelijk nodig geweest om de standpunten bij elkaar te brengen en tot een voor iedereen aanvaardbaar compromis te komen. Dit compromis geldt dan met name voor decabroomdifenylether, want voor octabroomdifenylether, en dat wil ik graag benadrukken, heeft de druk die wij als Parlement hebben uitgeoefend, succes gehad. Die druk heeft bijgedragen aan een snelle risicobeoordeling met uiteindelijk een negatief resultaat en heeft de Raad ervan overtuigd zich aan onze zijde te scharen voor een verbod op het gebruik van deze stof.

Inzake decabroomdifenylether is in de gemeenschappelijke ontwerptekst een overweging opgenomen waarin de Commissie wordt verzocht de resultaten van de risicobeperkingsstrategie onverwijld te beoordelen. Die resultaten worden uiterlijk 30 juni 2003 verwacht. Dit lijkt mij objectief gezien het beste compromis dat in dit stadium kan worden bereikt, omdat

er nu nog geen harde aanwijzingen zijn voor de noodzaak van een verbod. Voor decabroomdifenylether bestaat namelijk geen gerichte risicobeperkingsstrategie zoals het geval is bij octabroomdifenylether, en er zijn ook geen risico's voor de volksgezondheid – de conclusies van de Franse rapporteur zijn in dat opzicht stellig. Uitstel, onder de genoemde strikte voorwaarden, is dan ook gerechtvaardigd. In dit verband is ook van belang dat decabroomdifenylether, dat vooral wordt gebruikt in isolatieproducten in de bouw en textiel, een uitermate effectief brandwerend brandvertragend middel is. Alleen al in het Verenigd Koninkrijk werd door de verwerking van dit soort stoffen in meubelbekleding in het jaar 2000 aan 155 personen het leven gered en van nog eens 4537 personen voorkomen dat zij gewond raakten.

Maar wat een inspanningen heeft het gekost, kan ik u zeggen, voordat dit akkoord in het bemiddelingscomité werd bereikt. In mijn hoedanigheid van rapporteur had ik soms de indruk dat ik meer als lid van het Europees Bureau voor chemische stoffen aan het werk was dan als rechtstreeks door de burger gekozen volksvertegenwoordiger. Dit werd veroorzaakt door de uiterst omslachtige en ondoorzichtige procedure voor risicobeoordeling. De beoordeling van broomhoudende brandwerende middelen heeft in totaal bijna tien jaar in beslag genomen, terwijl deze middelen toch boven aan de lijst stonden om als eerste te worden onderzocht.

Ik hoop vurig dat door deze ongewenste gang van zaken de Commissie en vooral ook de lidstaten doordrongen zullen raken van de noodzaak om bij de voorbereiding van toekomstige reglementering inzake chemische producten een nieuwe beoordelingsmethode in te stellen die sneller, doelmatiger en transparanter is: een REACH-systeem dat is gebaseerd op een echte strategie voor risicobeheer op communautair niveau, zoals is voorgesteld in de resolutie die het Parlement in november 2001 heeft aangenomen.

Tot slot, en daarvoor grijp ik terug op mijn voetbalbeeldspraak: daar waar de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel slechts een halve rode kaart geeft aan pentabroomdifenylether, delen het Parlement en de Raad, als onafhankelijk en rechtvaardig scheidsrechter, zowel aan pentabroomdifenylether als aan octabroomdifenylether een rode kaart uit, terwijl decabroomdifenylether een gele kaart krijgt. Het gaat er namelijk vooral om dat de directe veiligheid van burgers bij brand in overeenstemming is met de voordelen op langere termijn op het vlak van volksgezondheid en milieubeheer. De gemeenschappelijke ontwerptekst waarover het Parlement morgen beslist, voldoet aan deze dubbele doelstelling. Om al deze redenen zou ik alle ik alle collega's willen oproepen de tekst goed te keuren.

2-297

Liikanen, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil beginnen met de leden te danken voor hun belangstelling voor dit voorstel, en in het bijzonder mevrouw Ries, de rapporteur, voor haar constructieve

Page 90: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

94 17/12/2002

werk, alsook de delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité.

Dit is een belangrijke richtlijn, aangezien hiermee een verbod wordt ingesteld op stoffen die zijn aangemerkt als gevaarlijke broomhoudende brandvertragers waarvan het gebruik onaanvaardbare risico's met zich meebrengt voor de volksgezondheid en het milieu.

Het is een verstrekkend voorstel, aangezien het een verbod betekent op het in de handel brengen en het gebruik van alle artikelen die deze stoffen bevatten. De voorgestelde richtlijn zal er derhalve toe leiden dat er veiliger alternatieven op de markt worden gebracht en worden gebruikt.

De voorgestelde richtlijn voorziet voorts niet alleen in de bescherming van de volksgezondheid en het milieu, maar zou ook de interne markt beschermen, aangezien met de richtlijn in de gehele Gemeenschap geharmoniseerde regels ingevoerd zouden worden.

Voor de bemiddelingsprocedure die op het punt staat te worden afgesloten is het een goede zaak geweest dat in juli van dit jaar de risicobeoordeling en de risicobeperkingsstrategie voor octaBDE beschikbaar zijn gekomen. We konden daardoor ook 'octa' in deze richtlijn opnemen. De Commissie is van mening dat dit een positief resultaat is.

Wat betreft de discussies over de uitbreiding van het verbod tot de derde broomhoudende brandvertrager, decaBDE, is verder onderzoek nodig, en ook moet de risicobeoordeling die op dit moment wordt uitgevoerd afgerond worden. Tegelijkertijd zal een risicobeperkingsstrategie worden ontwikkeld. Dit is een belangrijke stap in de procedure. Deze maakt het mogelijk een juist evenwicht te vinden tussen de bescherming van de volksgezondheid en het milieu aan de ene kant en de noodzaak van effectieve bescherming tegen brand aan de andere kant.

Wanneer de risicobeoordeling en de risicobeperkingsstrategie over een paar maanden gereed zullen zijn, zal de Commissie snel verantwoorde maatregelen kunnen voorstellen.

Samenvattend kan ik zeggen dat ik heel blij ben met de geslaagde samenwerking tussen het Europees Parlement en de Raad, en ik hoop dat deze belangrijke richtlijn nu kan worden afgerond.

2-298

Bowe (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, net als de vorige twee sprekers verwelkom ik dit verslag en complimenteer ik de rapporteur met haar werk. Het aanvankelijke voorstel om het gebruik van de brandvertrager pentaBDE te verbieden werd door het Parlement als ontoereikend beschouwd, aangezien nauw verwante stoffen - octaBDE en decaBDE - niet onder het verbod vielen. Het Parlement was voorts niet tevreden over het tempo waarin de risicobeoordeling werd uitgevoerd, omdat dit echt concrete besluiten ophield.

Niemand onderschat de waarde en het belang van deze stoffen: het zijn zeer effectieve brandvertragers en ze redden levens. Ze blijken echter ook gevaarlijke effecten te hebben op het milieu en op de volksgezondheid, en daarom vonden we dat er iets moest worden gedaan.

Ik ben er zeker van dat het Parlement tevreden is over het feit dat het oorspronkelijke voorstel nu is uitgebreid en dat octaBDE nu ook is verboden. Het Parlement kan echter niet totaal tevreden zijn met het lot van decaBDE, dat onbeslist blijft. Het Parlement zou graag een duidelijke datum vastgesteld willen zien waarop actie wordt ondernomen op dit punt. Wat er met deze overgebleven stof gaat gebeuren is nog onzeker. We hebben een duidelijke geruststelling van de Raad en de Commissie nodig - door invoeging van een paragraaf in de tekst tijdens de bemiddeling - dat snel concrete actie zal worden ondernomen zodra, zoals beloofd, in juni 2003 de resultaten van de risicobeoordeling beschikbaar komen. Ik hoop dat de commissaris dat vanavond zal bevestigen.

Op grond hiervan kan de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten haar steun geven aan dit voorstel, dat morgenochtend in stemming zal worden gebracht.

2-299

Schörling (Verts/ALE). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw Ries heeft op voortreffelijke wijze uiteengezet hoe de onderhandelingen bij de bemiddeling zijn verlopen en welke problemen daarbij zijn ontstaan. De bemiddelingsdelegatie van het Parlement mag tevreden zijn dat ze erin geslaagd is ook octabroomdifenylether in de richtlijn te doen opnemen, wat uiteraard betekent dat het verbod sneller kan worden ingevoerd.

Dat de Commissie en de Raad het voorstel van het Parlement om het verbod uit te breiden tot decabroomdifenylether niet hebben willen overnemen, is naar mijn mening toch een tegenslag voor de bescherming van het milieu en de volksgezondheid in de EU. Ten minste 75 tot 80 procent van alle toepassingen van gebromeerde brandvertragers betreft decaBDE en uit de gemaakte risicobeoordeling blijkt dat decabroomdifenylether onmiddellijk verboden had moeten worden. Als we nog langer te wachten komt de volksgezondheid in gevaar. Deze stoffen hebben een lange levensduur en bioaccumulatieve eigenschappen. Ze stapelen zich op in levende organismen en leiden tot gedragsstoornissen bij proefdieren. Deze stoffen kunnen ook omgezet worden in penta- en octabroomdifenylether, precies de stoffen die de Raad wil verbieden. Daarnaast kunnen ze omgezet worden in gebromeerde dioxides.

De wetenschappelijke bewijzen zijn zo alarmerend vanuit het oogpunt van volksgezondheid en milieu dat het Europees Bureau voor chemische stoffen de lidstaten heeft aanbevolen een politieke beslissing te nemen en, meer in het bijzonder, het voorzorgsprincipe te hanteren. De bevoegde autoriteit voor de lidstaten achtte het in

Page 91: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 95

juni 2002 noodzakelijk onverwijld maatregelen te nemen.

Ter afsluiting herhaal ik dat het resultaat een domper is voor het EU-beleid op het gebied van milieu en gezondheid. Ik reken erop dat mevrouw Ries er begrip voor kan opbrengen dat mijn fractie zich bij de eindstemming zal onthouden.

2-300

Lund (PSE). – (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik dank mevrouw Ries van harte voor de vlotte samenwerking in deze aangelegenheid, die aantoont welke rol het Europees Parlement kan spelen als het erom gaat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid in Europa te verbeteren. De Commissie beperkte zich in haar voorstel voor een verbod betreffende het op de markt brengen en het gebruik van brandvertragers tot pentaBDE. Na druk van het Parlement werd de richtlijn uitgebreid, met als resultaat dat de uiteindelijke tekst van het bemiddelingscomité nog twee andere brandvertragers bevat. Wat octaBDE betreft, heeft de risicobeoordeling duidelijk aangetoond dat deze stof voor het milieu en voor de gezondheid van de mens risico's inhoudt. Er blijkt nu ook een consensus te bestaan over de noodzaak het gebruik van deze stof onmiddellijk te verbieden en dat is een goede zaak.

Met betrekking tot de derde stof, decaBDE, blijven de lidstaten en de Commissie zich tegen een verbod verzetten. Een meerderheid in het bemiddelingscomité koos ervoor zich te voegen naar deze situatie, waardoor de stof slechts in een overweging van de richtlijn genoemd wordt en een gele kaart heeft gekregen, om de woorden van mevrouw Ries te gebruiken. Het komt er dus op neer dat het milieu en de gezondheid van de mens het risico in verband met het gebruik van deze stof nog lange tijd zullen moeten dragen. Naar mijn mening is dat een ongelukkige situatie, waaruit nogmaals blijkt hoe belangrijk het is dat wij op het gebied van chemische stoffen de bewijslast omkeren, zodat de producenten moeten aantonen dat de stoffen die zij gebruiken geen risico inhouden voor het milieu en voor de mens. In tegenstelling tot mevrouw Schörling ben ik echter van mening dat het resultaat van het bemiddelingscomité toch een duidelijke verbetering betekent in vergelijking met de huidige situatie. Ik zal dus bij de eindstemming van morgen voor het bemiddelingsvoorstel en het resultaat van het bemiddelingscomité stemmen.

2-301

Liikanen, Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, er was een directe vraag over de timing van het voorstel van de Commissie. Zoals ik eerder al heb gezegd, zal het oordeel waartoe het Wetenschappelijk Comité in zijn risicobeoordelingsprocedure komt in de loop van de komende paar maanden worden afgerond, en daarna kunnen we de risicobeperkingsstrategie afronden. Als dat is gebeurd, zal de Commissie in juni van het komende jaar met een voorstel kunnen komen. Mijn antwoord aan de heer Bowe is daarom 'ja'.

2-302

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

2-303

Elektrische en elektronische apparatuur: 1. Afval (AEEA), 2. Gevaarlijke stoffen

2-304

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0438/2002) van de heer Florenz, namens de delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité, over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerpteksten van de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad betreffende:1. afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PE-CONS 3663/2002 - C5-0486/2002 - 2000/0158(COD));2. beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PE-CONS 3662/2002 - C5-0487/2002 - 2000/0159(COD))

2-305

Florenz (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, deze tekst is niet eenvoudig. Velen hebben mij in de loop van de afgelopen anderhalf jaar gevraagd: "Waarom moet die kwestie van afgedankte elektronische apparatuur eigenlijk in Europa worden geregeld? Wat heeft dat voor zin?" De zin is simpelweg dat we in de Europese Unie enkele jaren geleden hebben besloten dat we een duurzaam economisch en sociaal beleid en een duurzaam milieubeleid willen voeren. In de zes miljoen ton afgedankte elektronische apparatuur per jaar zit een enorme hoeveelheid aan waardevolle grondstoffen en onderdelen, die we in de toekomst weer willen gebruiken. Dat is de reden voor deze richtlijn.

Ik zou de collega's in het bemiddelingscomité van harte willen bedanken, maar ook de commissaris en de leden van de Raad, die met dit verslag over elektronische apparatuur volgens mij een fraai succesje hebben geboekt. Uiteindelijk zijn we het over de moeilijke punten eens geworden. Zo hebben we ook kunnen vastleggen dat de consument vanaf 2005 er door zijn lidstaat min of meer toe kan worden gebracht - al had ik de voorkeur aan een echte verplichting gegeven - de apparaten niet meer in de vuilnisbak te gooien, maar apart in te leveren.

We hebben bindende streefdoelen vastgelegd. Helaas blinkt Europa altijd uit in het onbeperkt gebruik van juridische begrippen die niet gedefinieerd zijn. In deze richtlijn hebben we zogezegd horden opgesteld, en die horden zijn weliswaar niet erg hoog, maar ze zijn er in ieder geval, en iedereen moet ze nemen. Dat lijkt me een fraai resultaat.

Helaas zijn we enigszins vaag gebleven ten aanzien van de vraag hoe we dit materiaal in de toekomst zullen verwerken, maar we gebruiken in ieder geval de beste techniek die beschikbaar is. Ik weet echter maar al te goed dat in mijn land het begrip “de beste techniek die beschikbaar is” op zestien verschillende manieren gedefinieerd wordt, omdat we zestien deelstaten hebben. Dat laat zeker nog achterdeurtjes open, maar

Page 92: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

96 17/12/2002

toch zijn we flink opgeschoten bij de recyclingpercentages. Ik geloof dat die percentages voor de industrie haalbaar zijn, dus eigenlijk kan niemand zeggen dat er van hem of haar te veel gevraagd wordt.

De burger heeft vanaf 2005 de mogelijkheid om zijn producten gratis af te geven op een inzamelpunt, tenzij de lidstaat nog een stap verder gaat. Daarover beslissen de lidstaten individueel.

Een mooi succes is volgens mij dat we hebben gekozen voor "individuele financiering". Dat is een stap in de juiste richting, omdat we met ons beleid de markt willen sturen. Wie nu een computer bouwt die gemakkelijk kan worden gerecycleerd - zoals deze bijvoorbeeld - moet daarvoor ook beloond worden. Wie een ouderwets en conventioneel apparaat wil blijven bouwen moet daarvoor boeten in de vorm van hoge kosten voor de verwijdering. Sommige landen voelden niets voor deze benadering, maar ik ben blij dat we de vertegenwoordigers van die landen in marathonvergaderingen en met de hulp van afgevaardigden uit allerlei fracties ervan hebben kunnen overtuigen om toch akkoord te gaan.

Na de verordening inzake verpakkingen en de verordening inzake autowrakken is deze vorm van individuele verantwoordelijkheid de eerste stap op weg naar een werkelijk duurzaam milieubeleid dat, gecombineerd met economisch beleid, mijn volle steun heeft.

Misschien zijn we erin geslaagd om profiteurs, die je bij een dergelijk systeem altijd hebt, af te schudden. Er zijn grote concerns die kort voor Kerstmis in het Pacifisch gebied 100.000 koelkasten bestellen en die vervolgens niet voorzien van een merknaam, zodat achteraf de kleine ondernemer of de consument de rekening betaalt.

We hebben een regeling gevonden die bepaalt dat op ieder product een naam moet staan, zodat daadwerkelijk kan worden bepaald wie de kosten moet dragen. Op die manier is er dan ook geld beschikbaar voor de recycling, hoe de lidstaten die ook regelen - dat laten we graag over aan de subsidiariteit. Belangrijk is de garantie dat het ook echt gebeurt, en die wens is met deze tekst in vervulling gegaan.

Het is vanzelfsprekend dat de nu bestaande bedrijven zorgen voor de recycling van oude apparaten en ook de kosten daarvan dragen, in dit geval gezamenlijk. Daarvoor bestaat geen alternatief. We hebben de lidstaten echter de ruimte gelaten om zichtbaar te maken hoe een en ander wordt gefinancierd, zodat voor de oude apparaten een zogenaamde visible fee - of hoe men dat ook noemen wil - kan worden geïnd. Ik geloof dat ook dat een stap in de juiste richting is.

Ik zou hebben gewenst dat we in het debat over autowrakken en elektronische apparatuur nog meer en nog energieker hadden gepleit voor het bevorderen van het gebruik van secundaire grondstoffen in de toekomst. We hebben helaas nog steeds de vreemde gewoonte om

primaire grondstoffen met plezier te gebruiken, en secondaire grondstoffen min of meer met tegenzin. Ik zou nog wel wat verder kunnen gaan - ik zou kunnen zeggen dat voor zulke secondaire grondstoffen een lager BTW-percentage zou moeten gelden. Dat is niet bepaald het klassieke standpunt van mijn fractie, maar het zou wel een aansporing zijn om meer duurzaamheid op dit gebied te bereiken.

Daar gaat het namelijk om, dames en heren. We willen in de toekomst grondstoffen opnieuw gebruiken. Door de fabrikanten een reden te geven om de apparaten zo te bouwen dat ze kunnen worden hergebruikt hebben we binnen de regels van de markteconomie - en ik hoef u niet te vertellen hoe belangrijk dat voor mij is - een manier gevonden om alle betrokken partijen mee te laten werken. Ik was trouwens heel blij dat de NGO’s bij deze kwestie aan onze zijde hebben gestreden, en dat het bedrijfsleven en de NGO’s een gezamenlijke resolutie hebben aangenomen waarin ze onze inspanningen ondersteunen. Dat is nog nooit gebeurd sinds ik lid van dit Parlement ben, en dat is al sinds dertien en een half jaar!

Er zijn altijd genoeg collega’s die bij een beetje zeegang het schip verlaten. Daarom zou ik diegenen willen bedanken die in moeilijke tijden aan boord zijn gebleven, die aan mijn zijde stonden wanneer de Raad weer druk uitoefende. Uiteindelijk hebben we daar ons succes aan te danken, en dat zeg ik ook tegen de commissaris. U heeft uitstekend meegewerkt, mevrouw.

Eigenlijk bestaat deze richtlijn echter uit twee delen. Het tweede deel is de vraag wat we in de toekomst doen met gevaarlijke producten zoals cadmium, lood en zeswaardig chroom. Op dat punt zijn we een stapje verder gekomen. Uiteindelijk willen we bijvoorbeeld komen tot een regeling voor het inzamelen en bundelen van lood dat verspreid voorkomt in lampen, kleine radio's en andere kleine apparaten die we allemaal kennen. Tien ton lood op een grote hoop is volkomen ongevaarlijk, maar los, in kleine deeltjes, is het een probleem. Een veelbelovende oplossing hebben bijvoorbeeld de Japanners gevonden. Ook wij proberen nu de fabrikanten de nodige impulsen te geven en duidelijk te maken dat we deze bijzonder gevaarlijke stoffen op de lange termijn niet meer in ons milieu, in onze samenleving willen.

Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zou nog een persoonlijk woord willen richten tot mijn persoonlijke medewerkers, die hier dag en nacht aan gewerkt hebben. Ik zou mijn collega’s willen bedanken, maar ook mevrouw de commissaris en haar medewerkers, die ons uitstekend hebben geholpen telkens wanneer wij vragen hadden. Ik was trots op dit Europese Huis, en ik mag hopen dat we bij de komende richtlijnen ook zo te werk kunnen gaan.

2-306

Wallström, Commissie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega's, ook ik ben blij dat deze twee

Page 93: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 97

belangrijke richtlijnen nu eindelijk in het laatste stadium van het besluitvormingsproces gekomen zijn.

Tegenwoordig zijn afgedankte elektrische en elektronische producten de snelst groeiende afvalsoort. Elke Europeaan produceert jaarlijks gemiddeld 14 kg van dit soort afval. Het grootste deel komt op stortplaatsen of in verbrandingsovens terecht. Deze nieuwe richtlijnen zijn belangrijke mijlpalen waarmee de aanpak van toekomstige milieuproblemen vergemakkelijkt wordt, omdat we dit soort afval nu gaan sorteren voor recyclage of hergebruik en zodoende de potentiële gevaarlijke effecten ervan beperken.

De nieuwe richtlijnen verplichten de lidstaten erop toe te zien dat afval van elektrische en elektronische apparatuur afzonderlijk wordt ingezameld. In de richtlijnen is een bindend streefdoel voor de inzameling vastgelegd van 4 kg per inwoner per jaar voor particuliere huishoudens. Deze doelstelling moet gebaseerd zijn op individuele verantwoordelijkheid zoals bedoeld in het voorstel van het Parlement. Vanaf 1 juli 2006 wordt een aantal gevaarlijke stoffen in de Unie verboden, wat tot gevolg heeft dat vele problemen in de afvalketen vermeden worden, simpelweg doordat ze niet kunnen ontstaan.

Deze richtlijnen zijn een enorm succes voor het Europees Parlement en voor de samenwerking met de Raad in het bemiddelingscomité. Ik wil de hoffelijke woorden van de heer Florenz beantwoorden en ik dank hem en alle leden van de bemiddelingsdelegatie van het Parlement voor hun bijdrage aan de constructieve overeenkomst, die woensdag in stemming wordt gebracht. Dit is een belangrijke stap in het milieubeleid. Nog eens mijn beste dank aan de heer Florenz, met wie het altijd plezierig samenwerken is.

2-307

Ahern (Verts/ALE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil graag mijn dank uitspreken aan het bemiddelingscomité voor het constructieve werk dat is geleverd. Het vormt een succes voor het Parlement en niet in de laatste plaats voor de Europese burgers.

Het afval van elektrische en elektronische apparaten vormt een van de grootste afvalstromen in de Europese Unie. Zoals de commissaris al heeft gezegd, bedraagt de hoeveelheid van dit afval bijna 14 kg per inwoner en neemt deze hoeveelheid toe met 3 tot 5 procent per jaar. Elektrische en elektronische apparatuur vormt een van de grootste bekende bronnen van zware metalen en organische gifstoffen in de totale afvalstroom. Zonder goede voorbewerking kunnen de zwaar giftige onderdelen de bodem, het grondwater en de lucht verontreinigen.

Deze richtlijn kan worden beschouwd als een van de belangrijkste instrumenten voor een geïntegreerd productbeleid, waarbij de gehele levenscyclus van een product in beschouwing wordt genomen en waarbij milieuvriendelijke ontwerpen worden ondersteund. Het bedrijfsleven onderkent in steeds sterkere mate de

noodzaak om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden en meer rekening te houden met het milieu en de leefomgeving. Gedurende het proces dat geleid heeft tot deze richtlijn, zaten bedrijfsleven en de NGO’s op dezelfde golflengte, wat zeker niet altijd het geval is.

Ook wordt algemeen aangenomen dat landen en industrieën die sneller innoveren uiteindelijk een beter concurrentievermogen zullen hebben dan actoren die hierin vertraging oplopen. De aanneming van deze richtlijn zal in dit opzicht een belangrijk signaal zijn.

De leidraad achter deze richtlijn is de reikwijdte van de verantwoordelijkheid van producenten. Hierbij is het doel producenten financieel verantwoordelijk te maken voor hun producten, tot en met het moment waarop deze producten afval zullen zijn. Zo wordt er een stroomopwaarts effect gecreëerd dat leidt tot milieuvriendelijke ontwerpen waarin rekening wordt gehouden met de duurzaamheid van het product, het hergebruik ervan of de verwerking van het uiteindelijke afval en met de mogelijkheid tot reparatie of verbetering van het product. Daarnaast gaat het om het hergebruik en het gescheiden inzamelen van grondstoffen, en ook wordt voorkomen dat gevaarlijke stoffen, zoals die zijn opgenomen in de lijst met afvalstoffen van elektronische en elektrische apparaten, in het milieu terechtkomen.

In deze richtlijn wordt ook het beginsel van het internaliseren van externe kosten toegepast. De kosten voor verwijdering van producten, die tot nu toe werden gedragen door plaatselijke overheden – meestal gewoon als een onderdeel van de gehele afvalverwerking – worden nu geïnternaliseerd. Er worden voorzieningen getroffen voor de demontage, het hergebruik en de verwerking van deze apparatuur. Uiteindelijk leidt dit tot een duurzame ontwikkeling, omdat het ontstaan van afval wordt voorkomen.

2-308

Doyle (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil me bij de anderen aansluiten en mijn waardering uitspreken aan allen die hierbij betrokken zijn geweest, met name aan degenen die de overeenstemming in de bemiddeling tot stand hebben gebracht. In het bijzonder wil ik mijn collega, rapporteur Florenz, feliciteren met de grote betrokkenheid die hij heeft laten zien bij de behandeling van dit onderwerp, ondanks alle problemen die hij heeft ondervonden vanuit de industrie en vanuit de verschillende fracties in deze vergadering – niet in de laatste plaats zijn eigen fractie. Ik wil hem bedanken voor zijn inzet en voor de toewijding die hij heeft laten zien ten aanzien van deze beide richtlijnen.

De twee richtlijnen die thans voorliggen, gaan over respectievelijk de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen en het beperken van het afval van elektrische en elektronische apparaten. Collega’s hebben reeds aangegeven in welke mate de hoeveelheid afval van elektrische en elektronische apparaten toeneemt. Het is interessant om te weten dat deze vorm van afval in 2010 driemaal zo snel zal groeien als huishoudelijk afval

Page 94: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

98 17/12/2002

– een beangstigende gedachte. Vanwege de gevaarlijke bestanddelen kunnen elektrische en elektronische apparaten tijdens de afvalverwerking een probleem vormen voor het milieu wanneer ze niet op de juiste manier worden behandeld, gesorteerd, gescheiden of hergebruikt, of wanneer deze gevaarlijke stoffen niet op de juiste manier worden verwijderd, enzovoort. We zullen een verbetering van het ontwerp van producten moeten afdwingen, wat het hergebruik en de verwijdering van de producten aan het einde van hun levenscyclus gemakkelijker maakt. Tegen deze achtergrond moeten we de twee richtlijnen bespreken.

Ik heb opgemerkt dat de gezichtspunten van de verschillende partijen tijdens de bemiddeling overeenkwamen – ook die van Ierland, Portugal en Griekenland en enkele andere landen waarin de verwerking van afval en het hergebruik van materialen nog veel minder ontwikkeld zijn dan in sommige andere landen van de EU. Ik hoop dat de betrokken functionarissen, ministers en anderen die zich hebben vastgelegd op doelstellingen en tijdschema’s, dit op een realistische manier hebben gedaan. Het is niet goed als we ons vastleggen op iets dat we niet waar kunnen maken. Als het een kwestie van tijd is voordat landen voor het Hof van Justitie gedaagd worden omdat zij zich niet houden aan bepaalde regelgeving en deze niet omzetten in nationale wetgeving, dan brengt dit alle wetgeving die in deze vergadering tot stand komt in gevaar. Ik ben verheugd dat de verschillende landen het met elkaar eens waren, maar ik ben ook bezorgd: namen zij hun taak wel serieus? En ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het ‘onderontwikkelde’ niveau van afvalverwerking en hergebruik van materialen in mijn eigen land, Ierland. Van harte hoop ik dat de betrokkenen daadwerkelijk staan achter hetgeen zij in deze richtlijn hebben opgenomen; dát zij dat hebben gedaan ondersteun ik ten volle.

Een van de kwesties met betrekking tot de richtlijn voor afval van elektrische en elektronische apparaten die de industrie het meest dwarszat, was de vraag hoe om te gaan met afval uit het verleden: wie draagt de kosten voor de verwerking hiervan. Vanuit de industrie begrijp ik dat dit nog steeds een punt van zorg is. Ook al heeft men – wellicht met tegenzin – geaccepteerd dat de kosten hiervoor alleen collectief en op een eerlijke wijze gedragen kunnen worden. Iedere fabrikant van nieuwe producten is verantwoordelijk voor zijn eigen kosten, en het verzamelen en verwerken van afval van nieuwe producten kan gezamenlijk worden gedaan. Fabrikanten zullen, voor zij een nieuw product op de markt brengen, moeten garanderen dat er voldoende financiële middelen zijn om het uiteindelijke afval van dit product te kunnen verwerken. Bijvoorbeeld door hier een verzekering voor af te sluiten of door middel van een geblokkeerde bankrekening. Mocht de fabrikant ophouden te bestaan, dan kunnen de kosten van de verwerking van het afval in ieder geval gedekt worden en hoeven de samenleving of de andere fabrikanten hier niet voor op te draaien.

Ten slotte. We moeten realistisch zijn als het gaat om doelstellingen en tijdschema’s voor de verwerking van

gevaarlijke stoffen, in het bijzonder lood en soldeer, mede gelet op de zorgen die de industrie hierover heeft uitgesproken. Met oog op het milieu moeten we, voordat we een product verbieden, er zeker van zijn dat we technologisch in staat zijn om een veiliger alternatief te bieden.

2-309

VOORZITTER: DE HEER PACHECO PEREIRAOndervoorzitter

2-310

Van Brempt (PSE). - Voorzitter, commissaris, rapporteur, ik wil het om twee redenen kort houden. Ten eerste vind ik het nog altijd een beetje gek om hier voor de derde keer in plenaire vergadering met exact dezelfde mensen hetzelfde debat te voeren. Maar de tweede reden is misschien belangrijker en een heel positieve noot. Dit is nog nauwelijks een debat te noemen, dit zijn statements van mensen die het eigenlijk voor het overgrote deel met elkaar eens zijn. Dat is het mooie aan de procedure die we doorlopen hebben, want tijdens de eerste lezing was dat hoegenaamd niet het geval. We zijn gaandeweg tijdens de discussie tot mekaar gekomen. We zijn wat dat betreft een sterk Parlement geweest en een sterke delegatie in de onderhandelingen. Daardoor zijn de allerbelangrijkste aspecten die we naar voor geschoven hebben er ook uitgekomen. Niet voor niks heeft de rapporteur lang stil gestaan bij het concept van de individuele producentenverantwoordelijkheid. Ik ga het niet nog eens uit de doeken doen, maar het is van cruciaal belang, het vormt een precedent en het is een manier waarop we de komende maanden en jaren in ons milieubeleid moeten voortgaan. En ja, dat wil ik toch rechtzetten, het gaat niet over het collectief organiseren, het gaat over het collectief financieren.

Ik wil nog een aantal punten vermelden die belangrijk zijn omdat we ze voor een stuk niet helemaal gehaald hebben. Ik denk bijvoorbeeld aan de bindende doelstellingen. We hebben weliswaar de bindende doelstellingen, maar qua niveau hebben we moeten inbinden. We zijn van 6 naar 4 kilogram gegaan. Ik til daar niet zo ontzettend zwaar aan, om de simpele reden dat ik in mijn land, in België, in Vlaanderen, gezien heb dat we in één jaar tijds 4 kilogram hebben ingezameld en dat we dat cijfer tegen een heel snel tempo opvoeren. Ik zeg dat ook aan mijn Britse collega's. Ik nodig ze graag uit in België. We zijn niet altijd de beste leerling van de klas op milieugebied, maar op het vlak van afvalpreventie en afvalrecyclage zijn we dat wel. We doen dat ook op korte termijn. Als de politieke wil er is, kan je dat ook op korte termijn bereiken. Daarom is een bindende doelstelling op zich goed.

Wat ik heel erg vind is de kwestie van de export. Een pak problemen exporteren we gewoon. We hebben wat dat betreft om juridische redenen ons doel niet bereikt. Ik wil mij daarbij neerleggen maar ik denk wel dat wij via andere wegen moeten zorgen dat we dat probleem opgelost krijgen.

Ik concludeer met een laatste punt dat ik persoonlijk altijd verdedigd heb, namelijk hergebruik. Het principe

Page 95: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 99

zit in de richtlijn. Ik hoop dat we de volgende keer ook concrete doelstellingen inzake hergebruik kunnen bereiken. Er rest mij alleen nog de rapporteur en mijn collega's van harte te danken voor de plezante nachtelijke samenwerking die we hebben gehad. Ik heb er veel van geleerd en het heeft mij veel plezier gedaan.

2-311

Davies (ELDR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, uiteindelijk weet ik nu hoe Europese wetgeving tot stand komt. Ze wordt gemaakt in het gebouw van de Raad van ministers, door uitgeputte mensen die midden in de nacht in de gangen naar elkaar lopen te schreeuwen. De rapporteur en de commissaris zullen precies weten waar ik op doel.

Als me gevraagd zou worden om een voorbeeld te geven van de manier waarop aan uitgangspunten van duurzame ontwikkeling in de praktijk vorm kan worden gegeven, dan zou ik deze richtlijn naar voren brengen. Gevraagd naar de zware last van nieuwe regelgeving die het Parlement voorschrijft aan de industrie om te komen tot verbetering van het milieu, zal ik deze richtlijn noemen als een voorbeeld van de manier waarop de industrie en het Parlement kunnen samenwerken. Het is uitstekende wetgeving. Het vormt nog slechts een begin, maar wel een goed begin, en niet in de laatste plaats dankzij de Commissie en onze rapporteur.

Ik ben in het bijzonder gelukkig met het uitgangspunt van de individuele verantwoordelijkheid van de producent, die in deze regelgeving zo nadrukkelijk tot uiting komt. In de afgelopen week hebben we twee voorbeelden gezien van de wijze waarop de industrie effectief en professioneel met dit uitgangspunt omgaat. Vier van de grootste producenten van elektrische apparaten, waaronder onze voornaamste lobbyist Electrolux, hebben de handen ineengeslagen om een gezamenlijke benadering voor de beheersing van afvalstromen te ontwikkelen. Een benadering die zowel innovatief als kostenbesparend is. En de producenten van mobiele telefoons zijn wereldwijd overeengekomen om op een milieuvriendelijke manier om te gaan met het afval van hun producten.

Waar ik met name bezorgd om ben – en ik sluit me aan bij wat mevrouw Doyle hierover gezegd heeft – is de wijze waarop deze regelgeving in de praktijk zal worden ingevoerd. Enkele weken geleden hebben de vertegenwoordigers van de verschillende regeringen zich tijdens het overleg in die kamer van de Raad achter deze wetgeving gesteld. Men gaat ervan uit dat een en ander binnen achttien maanden zal zijn omgezet in nationale wetgeving. Maar gelet op onze ervaring met de richtlijn voor de verwerking van autowrakken zal dit voor een groot aantal van de lidstaten niet het geval zijn. De wetgeving van de heer Florenz is door de regering van het Verenigd Koninkrijk nog steeds niet omgezet in nationale wetgeving.

Ik spreek mijn hoop uit dat de Commissie de Conventie over de toekomst van Europa zal benutten om voorstellen te doen die lidstaten ertoe dwingen

wetgeving in te voeren, zodat er een einde komt aan de situatie dat ze zich aan hun verplichtingen onttrekken en een spelletje spelen met het systeem.

Tot slot. In het begin refereerde ik aan wat er in artikel 4 staat. Ik schetste de manier waarop we zouden kunnen omgaan met het probleem van de printercartridges. Veel van deze cartridges worden niet hergebruikt uit concurrentieoverwegingen en komen uiteindelijk als zwaar giftig afval terecht in China. Ik heb begrepen dat het Verenigd Koninkrijk probeert onder de eis uit te komen die moet voorkomen dat producenten hergebruik bemoeilijken, door te stellen dat deze producten verbruiksgoederen zijn. Er zal waarschijnlijk een Britse rechter aan te pas moeten komen om hen duidelijk te maken dat een cartridge dat is uitgerust met een elektronische chip, een elektronisch apparaat is.

Ik hoop dat andere lidstaten in dit opzicht, maar ook ten aanzien van andere aspecten, het voortouw zullen nemen om deze richtlijn volledig in praktijk te brengen. Zo laten zij zien wat een lovenswaardig stuk regelgeving deze richtlijn zal blijken te zijn. Ik wens alle collega’s, de leden van de bemiddelingsdelegatie en de commissaris en haar medewerkers een goede Kerst.

2-312

De Roo (Verts/ALE). - Ook ik wil rapporteur Florenz feliciteren. Dit is een historische doorbraak. Tien jaar geleden hebben wij als Groenen individuele producentenverantwoordelijkheid bij de verpakkingsrichtlijn voorgesteld. We zijn toen weggelachen. We hebben een verpakkingsrichtlijn die zoals wij in Nederland zeggen "van geen meter werkt", en dat komt omdat er een gedeelde verantwoordelijkheid is tussen de overheid en de producent. Bij de autowrakken twee jaar geleden was het bijna gelukt. Daar zijn de producenten hoofdzakelijk verantwoordelijk en het is interessant om te zien dat de Duitse industrie die toen zo tegen was nu honderd procent verantwoordelijkheid neemt. En morgen is het dan eindelijk zover: voor elektrisch en elektronische afval worden de producenten zelf honderd procent verantwoordelijk. Het is niet zo dat de industrie op één lijn stond. Het grootste bedrijf op dit gebied in mijn land, Philips, was heel duidelijk tegen. Maar het feit dat wij in het Parlement bij de eerste lezing al tussen de verschillende fracties een compromis hadden gesloten, en dat hebben volgehouden tot en met de nachtelijke zitting en het geschreeuw dat erbij hoorde, heeft tot ons succes bijgedragen en daarvoor wil ik met name Karl-Heinz Florenz hartelijk danken.

2-313

Titford (EDD). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de zorgen die leven over de toenemende hoeveelheden afval van elektrische en elektronische apparaten zijn uitgebreid aan de orde geweest. Het is duidelijk dat deze vorm van afval een probleem vormt. Het is ook duidelijk dat dit probleem in de toekomst steeds groter zal worden. Toch is er een groot verschil tussen erkennen dat iets een probleem vormt en instemmen met een voorgestelde oplossing.

Page 96: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

100 17/12/2002

Het doel van mijn bijdrage is duidelijk te maken dat ik het volstrekt oneens ben met deze richtlijn. De kern van mijn bezwaar is dat deze richtlijn economisch gezien niet deugt. Als gevolg van deze richtlijn zullen er enorme hoeveelheden materiaal ontstaan in een markt die in hoge mate onzeker is. Wanneer deze hoeveelheden toenemen als gevolg van deze richtlijn, zal de waarde van deze gerecycleerde materialen sterk dalen, waardoor recycling een hoogst onzekere business wordt. Dit betekent dat we producenten – en uiteindelijk de eindgebruikers – vragen een ongedekte cheque te tekenen.

Ook lijkt het erop dat in deze richtlijn volstrekt geen rekening is gehouden met het probleem van de werving van voldoende arbeidskrachten. Het recyclen van materialen is erg arbeidsintensief, terwijl het geen aantrekkelijk werk is om te doen. Óf de beloning voor het werk moet sterk worden verhoogd om voldoende mensen aan te kunnen trekken, óf het systeem zal ten onder gaan aan een tekort aan personeel. De verwerkingsbedrijven die nodig zijn om te kunnen voldoen aan deze richtlijn zijn in hoge mate kapitaalintensief. Omdat de opbrengsten zo onzeker zullen zijn, is het hoogst onwaarschijnlijk dat men bereid zal zijn om de nodige voorzieningen beschikbaar te stellen.

Ten slotte wil ik aan deze lijst met bezwaren – die verre van compleet is – het volgende toevoegen. Zoals we gewend zijn van regelgeving in de EU, is het systeem in hoge mate bureaucratisch. Het levert een enorme overhead op en een volslagen onnodige last voor de industrie. Het dwingt de lidstaten er ook toe nog meer delicten in de wet op te nemen, als middel om de markt te reguleren. Criminaliseren van de zakenwereld – is dat echt waar het om draait bij de Europese integratie? Is dat wat Monnet voor ogen had? Er moet toch een betere weg zijn.

Er zal logischerwijze een markt ontstaan wanneer er belastingvoordelen worden ingevoerd voor bedrijven die gebruik maken van gerecycleerde materialen, wanneer er invoerbeperkende maatregelen worden getroffen die apparaten met een hoog gehalte aan gerecycleerde materialen bevoordelen en wanneer er belastingvoordelen worden ingevoerd voor bedrijven die deze materialen verwerken. Deze nieuwe markt zal ontstaan zoals dit gebeurde bij de accu’s – voordat de EU ervoor zorgde dat deze markt ten onder ging. Dit systeem, mits goed opgezet, leidt ertoe dat eindgebruikers een vergoeding krijgen voor het inleveren van afvalproducten. Bij de accu’s leidde dit er uiteindelijk toe dat meer dan 80 procent werd verwerkt – voordat de EU ingreep. Deze mate van deelname leidt ertoe dat het duurste onderdeel van het systeem – de kosten van het verzamelen – minimaal zijn.

Het lijkt erop dat wanneer er een keuze is tussen een eenvoudig en effectief systeem en een systeem dat kostbaar, bureaucratisch en inefficiënt is, en ook nog eens de zakenwereld criminaliseert, de Europese Unie altijd kiest voor de laatste optie. Deze en vele andere

richtlijnen vormen een verklaring voor de toenemende onvrede over de Europese Unie.

2-314

Korhola (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van collega Florenz is voor het Parlement een van de belangrijkste prestaties van deze zittingsperiode.

Ten eerste worden de producenten nu verantwoordelijk gesteld voor de hele levenscyclus van de apparatuur die zij verkopen. Een duidelijke toepassing van de individuele producentenverantwoordelijkheid is een zaak waarover ik, als degene die het amendement oorspronkelijk heeft ingediend, zeer verheugd ben. Dit is precies de manier om milieuvriendelijke productontwikkeling en daarmee een goede uitvoering van de richtlijn te garanderen. Als de producent weet dat hij de kosten moet betalen wanneer een apparaat het einde van zijn levenscyclus heeft bereikt, minimaliseert hij de kosten op voorhand en zorgt hij er dus voor dat er zo weinig mogelijk afval ontstaat en dat ook die kleine hoeveelheid afval zo veel mogelijk gerecycled kan worden. Ook met de wens van het Parlement om het free riders moeilijk te maken, is op redelijke wijze rekening gehouden, onder andere door van de producenten al een kostendekkende garantie te eisen als de producten op de markt worden gebracht.

Ten tweede moeten wij de schitterende oplossing van onze rapporteur noemen inzake de verplichte inzameling; hij heeft op dit punt volledig bindende voorschriften weten af te dwingen, in die zin dat een inzamelingshoeveelheid van vier kilo afval per inwoner per jaar aangetoond moet worden. Op die manier blijft er geen gram afval over zonder dat iemand er de verantwoordelijkheid voor neemt, hoewel om verschillende praktische redenen - en dit is het uiteindelijke compromis van de bemiddeling - slechts vier kilo verplicht moet worden aangetoond. Op die manier dragen alle schakels in de keten - producenten, importeurs, winkeliers, consumenten, degenen die zorgen voor afvalverwerking en -recyclage en de autoriteiten - een eigen verantwoordelijkheid, maar het evenwicht dat tussen de verantwoordelijkheden van al deze actoren is gevonden, is uitstekend. Bovendien zijn de marktmechanismen precies zo gebruikt als nodig is: er ontstaan goede stimulansen voor milieuvriendelijker praktijken.

Helaas moet gezegd worden dat het standpunt waarin de Raad tot het laatst heeft volhard met betrekking tot het vraagstuk van de kosten een regeling inhield die niet op een soortgelijke manier zou hebben gewerkt en niet zo milieuvriendelijk zou zijn geweest, hoewel ze in fiscaal opzicht waarschijnlijk aantrekkelijk voor de lidstaten zou zijn.

Ik hoop dat de lidstaten ook een rechtvaardige oplossing vinden voor het organiseren van inzamelingspunten. Voor zover mogelijk is dat de verantwoordelijkheid van de plaatselijke autoriteiten, en de verantwoordelijkheid van de producent met betrekking tot de kosten begint bij het inzamelingspunt.

Page 97: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 101

Ik denk dat wij in de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur een uitstekend model hebben gevonden, een model dat wij hopelijk spoedig op veel andere productgroepen kunnen toepassen. Moge de unanieme steun die wij voor het onderhavige voorstel van milieu- en consumentenorganisaties en de industrie in deze sector hebben gekregen een stimulans zijn voor de Commissie wanneer zij nieuwe voorstellen op dit gebied voorbereidt.

2-315

Bowe (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stem in met alle voorgaande sprekers van vanavond. Het gaat hier om een wezenlijk en belangrijk voorstel. Wanneer het volledig wordt doorgevoerd, zal het in veel lidstaten een omkeer betekenen in het omgaan met hergebruik van materialen.

De rapporteur mag terecht trots zijn op hetgeen tot stand is gebracht en hij verdient hiervoor gelukwensen. Het zal voor veel mensen technisch en financieel moeilijk zijn om te voldoen aan de twee eisen die in dit voorstel zijn neergelegd: ten eerste de eis het hergebruik van grote hoeveelheden afval van elektrische en elektronische apparaten veilig te stellen en ten tweede de eis de hoeveelheid gevaarlijke stoffen in deze producten sterk te verminderen. We zullen geduld moeten hebben met die lidstaten die hiermee nog een begin moeten maken en die over weinig of geen infrastructuur beschikken om materialen te verwerken. Met name van de nieuwe landen die toetreden kunnen we niet verwachten dat zij gemakkelijk en op korte termijn het hoge niveau van hergebruik van deze materialen bereiken waarvan sprake is in enkele lidstaten die al veel verder zijn op dit terrein.

We moeten gelukkig zijn met het feit dat individuele consumenten hun afgedankte apparaten gratis kunnen inleveren en dat de primaire verantwoordelijkheid voor het inzamelen en verwijderen van deze elektrische en elektronische apparaten bij de producent ligt. Toch moeten we de ongelukkige situatie van lokale overheden – en dus lokale belastingbetalers – onder ogen zien. Zij hebben te maken met erfenissen en afval uit het verleden. De overheden die hebben ingestemd met dit voorstel hebben de verantwoordelijkheid om de verwerking hiervan financieel te ondersteunen. Ik voorzie nog veel problemen in het ten uitvoer leggen van dit voorstel in delen van de Europese Unie. Toch zetten we vanavond en morgenavond, wanneer het voorstel in stemming wordt gebracht, een belangrijke stap. Een heel concrete stap voorwaarts in de richting van een duurzame toekomst van de economie van Europa en een duurzame toekomst voor ons allemaal.

2-316

Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, ook ik wil de heer Florenz bedanken voor dit verslag, vooral omdat hij vroeger bij de richtlijn inzake autowrakken een heel ander standpunt had. Het pleit voor iemand wanneer hij de moed heeft van gedachten te veranderen en duidelijk te zeggen dat producentenverantwoordelijkheid wel degelijk mogelijk

is. Wanneer we die goede oplossing bij de richtlijn inzake autowrakken niet hadden gevonden, zou ook deze richtlijn niet tot stand zijn gekomen. Het zou tenslotte niet logisch zijn dat de verantwoordelijkheid van de producent in bepaalde gevallen wel geldt en in andere gevallen niet.

Daarom lijkt dit me een groot succes, niet alleen voor het milieu, maar ook voor de consument. Het lijkt me namelijk essentieel dat de consument er in de toekomst van opaan kan dat de prijzen de ecologische waarheid vertellen en dat hij niet voor ieder nieuw softwareprogramma nieuwe hardware moet kopen. Dat is voor het bedrijfsleven ook een stimulans om een beleid te voeren dat niet alleen milieuvriendelijk is, maar ook consumentvriendelijk. Het lijkt me ook heel belangrijk dat we erin geslaagd zijn een regeling te vinden voor de individuele financiering, en dat we hebben kunnen vermijden wat de Raad absoluut wilde, namelijk dat het midden- en kleinbedrijf zich aan zijn verantwoordelijkheid zou kunnen onttrekken. Ik zou de Commissie echter ook willen vragen om de concrete invulling van de individuele financiering later ook streng te controleren. Alleen dan zal deze richtlijn werkelijk een mijlpaal zijn voor de bescherming van het milieu en van de consument.

2-317

Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, allereerst wil ook ik Karl-Heinz Florenz van harte feliciteren. Hij heeft zijn verslag met hart en ziel geschreven, hij heeft ervoor gestreden en volgens mij een mooi resultaat bereikt. Hij plaatst de eigen verantwoordelijkheid van de fabrikanten in het middelpunt, en dat is volgens mij precies de kern van de zaak. Die producenten kunnen vanaf nu openbare aanbestedingen organiseren, ze kunnen gebruik maken van lokale of regionale openbare faciliteiten en offertes laten maken. Dat betekent dat het voor de consument veel goedkoper kan worden.

Voor het midden- en kleinbedrijf is het probleem natuurlijk hoe ze garanties kunnen geven voor de verschillende prestaties. De vraag hoe ze die garanties in de toekomst kunnen bieden staat juist op dit moment centraal bij de opstelling van de voorschriften van Basel-II, die betrekking hebben op kredietwaardigheid, garanties en transparantie. Het is van belang dat de beleidsmakers op nationaal, regionaal en lokaal niveau nadenken over de vraag hoe ze het midden- en kleinbedrijf daarbij kunnen helpen in de toekomst.

Een ander punt is het verbod op bepaalde stoffen. Ik denk dat de Commissie er beslist voor moet zorgen dat het bewijs van duurzaamheid in de komende drie jaar wordt geleverd. Dat betekent dat we moeten kunnen vaststellen dat het verbod op het gebruik van deze stoffen de facto tot betere, duurzamere en milieuvriendelijkere resultaten leidt. We moeten vermijden dat door het verbod op bepaalde stoffen in bepaalde sectoren het verbruik en de kosten stijgen, want dat zou negatieve gevolgen hebben voor het systeem.

Page 98: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

102 17/12/2002

Al met al is de discussie volgens mij zeer de moeite waard geweest. Ik zou ook de commissaris van harte willen bedanken, omdat ook zij heeft bijgedragen tot deze grote stap voorwaarts op het gebied van de verwijdering van vuilnis en afval, en omdat dit volkomen nieuwe kansen biedt voor het midden- en kleinbedrijf.

2-318

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer Rübig.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

2-319

Toegang van het publiek tot milieu-informatie

2-320

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A5-0435/2002) van mevrouw Korhola, namens de delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité, over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PE-CONS 3667/2002 - C5-0512/2002 - 2000/0169(COD)).

2-321

Korhola (PPE-DE), rapporteur. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de Commissie bedanken voor de grote steun die het Parlement tijdens de gehele, tweeënhalf jaar durende wetgevingsprocedure heeft gekregen. Ik denk dat het onderhavige eindresultaat zonder die steun lang niet zo geslaagd zou zijn geweest, ook al is de eigen wil van het Parlement de hele tijd duidelijk en onwrikbaar geweest.

Ik heb zelf de standpunten van het Parlement krachtig verdedigd, omdat wij hier op velerlei wijze te maken hebben met zaken die de kerntaak van het Parlement betreffen. Ten eerste geven wij de burgers met deze richtlijn belangrijke nieuwe rechten, ten tweede versterken wij de principes van goede administratie en transparantie en ten derde bevorderen wij de duurzame ontwikkeling op de manier zoals overeengekomen tijdens de Top van Rio. Bovendien zorgen wij voor een gezond milieu voor onze burgers. Eén richtlijn kan onmogelijk meer zaken bevatten die voor het Europees Parlement van belang zijn.

Een specifieke uitdaging van de bemiddeling was het uitzonderlijk grote aantal uiteenlopende amendementen. Wij stelden bovendien vast dat de Raad, nadat wij de eigenlijke bemiddeling waren begonnen, volgens het toenmalige voorzitterschap helemaal niet bereid was een richtlijn tot stand te brengen. Als het verslag-Florenz als een grote overwinning van het Parlement kan worden beschouwd vanwege de inhoud, is mijn eigen richtlijn een van de grootste overwinningen van het Parlement vanwege het feit dat wij ondanks forse tegenwerking van de Raad een positief resultaat hebben kunnen bereiken. En het is niet zomaar een resultaat, maar een richtlijn die

het standpunt van het Parlement in hoge mate vertegenwoordigt en die ruimschoots voldoet aan de minimumcriteria van het Verdrag van Århus.

De belangrijkste details van het in de bemiddeling bereikte compromis hebben te maken met uitzonderingen. De bemiddeling heeft ertoe geleid dat de mogelijkheden inzake het gebruik van uitzonderingen zodanig zijn beperkt dat transparantie daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Bovendien worden de autoriteiten verplicht zich aan de praktijk te houden waarbij per geval een afweging moet worden gemaakt tussen het nut van een uitzondering en het nut van het publiceren van informatie. Informatie over milieu-uitstoot moet altijd gegeven worden, ook in uitzonderingsgevallen, behalve om redenen die verband houden met defensie, de waarborging van de rechtsgang of de bescherming van bedrijfsgeheimen of eigendomsrechten.

Het tweede belangrijke onderhandelingsresultaat betreft de betalingen. In de richtlijn wordt het principe van kosteloze informatieverstrekking als algemene praktijk aangemerkt, vooral wanneer er sprake is van het ter plekke bestuderen van informatie of het gebruik van openbare registers en openbare lijsten. Als er kosten worden geïnd, moeten die redelijk zijn: zij mogen niet hoger zijn dan de kosten die de levering van het betrokken materiaal met zich meebrengt.

Het derde belangrijke onderhandelingsresultaat is dat er voor de richtlijn een specifiek nieuw deel is aanvaard voor de kwaliteitseisen inzake milieu-informatie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat informatie actueel, nauwkeurig en bovenal vergelijkbaar is. Wat de uitstoot betreft moeten ook de meetmethodes vermeld worden, zodat vergelijkingen kunnen worden gemaakt. De kwaliteit van informatie is vooral belangrijk nu de toegang tot informatie het recht wordt van een groot en dus met de materie weinig vertrouwd publiek. Deskundigen zouden immers wel in staat moeten zijn in te schatten of bij de opstelling van de informatie over uitstoot die zij bestuderen bijvoorbeeld een heel andere maatstaf of meetmethode is gebruikt dan bij de opstelling van de cijfers waarmee zij de desbetreffende informatie vergelijken.

Een ander goed resultaat is dat de autoriteiten de plicht hebben degenen die informatie zoeken te helpen en te adviseren, zodat zij hun rechten op de best mogelijke manier kunnen uitoefenen. Ook de andere in de richtlijn toegepaste praktische regelingen functioneren goed en zijn billijk te noemen ten aanzien van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan.

Wij kunnen zodoende constateren dat een van de doelen van de richtlijn, namelijk het corrigeren van de zwakheden en gebreken die bij de uitvoering van de oude richtlijn zijn geconstateerd, daadwerkelijk wordt bereikt.

Het punt waar de richtlijn het minst voldoet aan de verwachtingen is in feite de doelstelling de tekst in de

Page 99: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 103

pas te laten lopen met de ontwikkelingen in de informatietechnologie. Het lijkt heel gemakkelijk te zijn gemeenschappelijke plechtige verklaringen uit te brengen over e-Europe, maar als het gaat om de verplichting aan dat project een concrete inhoud te geven, verzet een deel van de lidstaten zich zelfs tegen het noemen van internet. Gelukkig hebben wij een speciale verklaring weten af te dwingen die inhoudt dat bij een herziening van de richtlijn specifiek rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingen op het gebied van telecommunicatie en elektronische media. Ik denk dat de autoriteiten al voor de herziening ingezien zullen hebben dat het in feite in hun belang is als er eenvoudig te gebruiken gegevensbestanden beschikbaar zijn waar de burgers zelf informatie kunnen vinden. Op die manier zien de autoriteiten geen kostbare tijd verloren gaan met het voldoen aan verzoeken van de burgers.

Het resultaat van de bemiddeling kan als bevredigend voor het Parlement worden beschouwd, aangezien de in het Verdrag van Århus gestelde minimumdoelen in elk belangrijk opzicht worden gehaald en er een belangrijke stap wordt gezet in de richting van de ratificatie van het Verdrag. Het eindresultaat zal een wetgeving zijn die werkbaar en evenwichtig lijkt te zijn en die de verschillende lidstaten, ook de nieuwe, met niet al te veel moeite kunnen integreren in hun nationale wetgeving en kunnen uitvoeren.

Ik kan goedkeuring van het resultaat van de bemiddeling bij de stemming van morgen warm aanbevelen.

2-322

Wallström, Commissie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, deze richtlijn is echt een grote stap vooruit. Het publiek heeft recht op milieu-informatie. Dit wil zeggen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon - ongeacht staatsburgerschap, nationaliteit of woonplaats - recht heeft op de milieu-informatie die de overheid bezit of opstelt. De richtlijn verplicht de autoriteiten ertoe op eigen initiatief te zorgen voor de opslag van dergelijke informatie in elektronische databanken, die door het publiek gemakkelijk te raadplegen dienen te zijn, bijvoorbeeld via internet.

De openbare autoriteiten zijn verplicht ervoor te zorgen dat de milieu-informatie waarover zij beschikken niet alleen gemakkelijk toegankelijk is, maar ook ter beschikking wordt gesteld van eenieder die daartoe een uitdrukkelijk verzoek aan de autoriteiten richt. Voorts moeten de autoriteiten de databanken met de vereiste zoekmachines uitrusten.

De burgers wordt nu een uitgebreide en eenvoudige toegang tot milieu-informatie geboden, en daardoor zullen hun kennis van en hun inzicht in milieuproblemen toenemen, evenals hun algemeen milieubewustzijn. Daarom is dit een belangrijke stap vooruit.

Tot slot dank ik de rapporteur, mevrouw Korhola, en alle leden van de bemiddelingsdelegatie van het Parlement.

De Commissie stelt vast dat het Parlement streeft naar een efficiënte wetgeving en een verankering van het recht van de burger op milieu-informatie van goede kwaliteit. Deze richtlijn vormt een belangrijk onderdeel van de communautaire wetgeving die noodzakelijk is voor de ratificatie van het Verdrag van Århus.

2-323

Hautala (Verts/ALE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor het feit dat zij werkelijk als een leeuwin heeft gevochten voor de toegang tot milieu-informatie. Ik kan u dit zeggen: dat ik me in het bemiddelingscomité van stemming heb onthouden, lag absoluut niet aan de inzet van de rapporteur of het Parlement, maar aan het feit dat bij de Raad duidelijk de wil ontbrak om de richtlijn betreffende milieu-informatie daadwerkelijk te actualiseren en om ambitieuze doelen te stellen wat betreft de doelen van Århus inzake de toegang tot milieu-informatie.

Ik denk dat het Parlement erin is geslaagd de meest kwalijke aspecten weg te nemen van de doelstelling van de Raad om de lidstaten een zeer ruime interpretatiemogelijkheid te geven, bijvoorbeeld wat betreft de uitzonderingen in de richtlijn op grond waarvan de burgers geen informatie hoeft te worden verstrekt. Het is zeer kenmerkend dat de bestuurlijke instanties van de lidstaten voor zichzelf de macht willen hebben om dergelijke zaken te interpreteren, zodat ze zo nodig kunnen weigeren informatie te verstrekken. Ik denk echter dat wij erin geslaagd zijn het ergste te voorkomen.

Anderzijds kunnen wij wat de betalingen betreft tevreden zijn over het feit dat het principe van kosteloze informatie wordt toegepast. Ik kan echter zeggen dat als de informatiegarantie aan de burgers het doorzoeken van archieven en het verzamelen van informatie vereist, de autoriteiten nog steeds de mogelijkheid hebben kosten in rekening te brengen. Ik weet niet of het de plicht van de burgers is om ervoor te betalen dat de overheid doet wat van haar wordt verwacht.

Ten slotte wil ik een voorbeeld aanhalen. Advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie, de heer Tizzano, heeft onlangs gezegd, dat het niet mogelijk is het publiek informatie te verschaffen op basis van bijvoorbeeld de richtlijn betreffende de etikettering van genetisch gemodificeerde producten. Ik wil dan ook zeggen dat deze richtlijn nu wordt getoetst ten aanzien van de vraag of wij een voldoende brede definitie hebben voor milieu-informatie. In die definitie wordt bijvoorbeeld de voedselketen genoemd en ik hoop dat dit daadwerkelijk garandeert dat wij in de toekomst ook dergelijke informatie aan de burgers kunnen verstrekken.

2-324

De Voorzitter. – Hartelijk dank, mevrouw Hautala.

Het debat is gesloten.

Page 100: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

104 17/12/2002

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.1

(De vergadering wordt om 23.03 uur gesloten)

2-265

Bijlage - Plechtige vergadering

2-266

VOORZITTER: DE HEER COXVoorzitter

(De plechtige vergadering wordt om 12.01 uur geopend)

2-267

Uitreiking van de Sacharovprijs 2002

2-268

De Voorzitter. – Mijnheer Oswaldo Payá, het is met diepe ontroering dat wij u vandaag welkom heten om u de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken uit te reiken.

Het is niet eenvoudig geweest een visum te krijgen voor uw heen- en terugreis naar Straatsburg. Ik wil mijn dank betuigen aan allen die eraan hebben bijgedragen dat het toch gelukt is, onder meer enkele afgevaardigden van het Parlement die deze zaak bij de Cubaanse autoriteiten aan de orde hebben gesteld toen zij vorige week op Cuba waren.

Ik heb de president van Cuba, de heer Fidel Castro, gevraagd u toestemming te geven naar deze bijeenkomst te gaan, als signaal dat de Cubaanse autoriteiten de mensenrechtenagenda serieus nemen. Het verheugt mij dat dit signaal is afgegeven aan het Europees Parlement.

Zeer geachte heer Payá, voor vele Cubanen vertegenwoordigt u op dit moment wat Andrej Sacharov in de jaren tachtig vertegenwoordigde voor vele burgers van de Sovjet-Unie: u vertegenwoordigt hoop.

Al vanaf uw jeugd wordt u onder druk gezet, achternagezeten, vervolgd, veroordeeld en gevangengezet wegens uw openlijke kritiek op het officiële regeringsbeleid. Desondanks blijft u zich inspannen voor de opbouw van uw beweging, de Christelijke Bevrijdingsbeweging voor Vrede.

U pleit voor een nationale discussie om democratische veranderingen op Cuba mogelijk te maken. Onvermoeibaar zet u zich in voor een geweldloze totstandbrenging van een democratisch alternatief, op basis van een zo breed mogelijke coalitie. U wilt de bestaande juridische en politieke kaders gebruiken om hervormingen door te voeren teneinde een overgang naar een pluralistische democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden op gang te brengen.

Onder uw leiding is het burgerinitiatief “Varela-project” opgezet. Met dit initiatief wordt opgeroepen tot vrije verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, vrijlating van 1 Agenda voor de volgende vergadering: zie notulen.

politieke gevangenen en vrij ondernemerschap. Tot op heden heeft het project de steun van meer dan honderd organisaties in Cuba en hebben tienduizenden mensen hun handtekening gezet.

Samen met andere oppositieleiders heeft u het manifest “Todos Unidos” opgesteld en voor het eerst heeft de oppositie, dankzij u, de handen ineengeslagen ten behoeve van één enkel initiatief: het Varela-project.

Wij zijn ons ervan bewust dat de talloze obstakels op uw weg u zwaar op de proef hebben gesteld. Wij brengen hulde aan uw persoonlijke moed. Uw plan is niet een theoretisch bouwwerk; u belooft niet de hemel op aarde, maar herinnert mensen aan de grondbeginselen waarvoor zovelen van ons zo lang gestreden hebben: de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele democratische beginselen.

Door de jaren heen heeft het Europees Parlement ervoor gezorgd dat het vraagstuk van de mensenrechten hoog op de politieke agenda bleef staan.

Onze inzet voor de mensenrechten is niet gebaseerd op een abstracte overtuiging; hij is ingegeven door de tragische gebeurtenissen van de barbaarse twintigste eeuw van Europa. Met die inzet hebben wij de afgelopen vijftig jaar gebouwd aan een Europa dat geleerd heeft van zijn verleden, maar dit verleden niet vergeten heeft.

Wij zetten ons in voor de beginselen van de democratie en voor de eerbiediging van de het universele en ondeelbare karakter van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat. Met de Sacharovprijs vieren wij die inzet jaarlijks.

De Sacharovprijs voor de vrijheid van denken voor 2002 is toegekend aan Oswaldo Payá, als eerbetoon aan zijn inzet voor de vrijheid van denken, de democratie en de verzoening van het Cubaanse volk.

Wij prijzen de keuze van Oswaldo Payá om de pen te gebruiken in plaats van het zwaard, handtekeningen in plaats van kogels, vrede in plaats van terreur, om de democratie in Cuba tot stand te brengen.

Mijnheer Payá, vandaag zeggen wij tegen u, en via u tegen degenen die het Varela-project steunen: “Wij vergezellen u op uw reis. U bent niet alleen. U werkt niet in afzondering.”

Tijdens het eerste bezoek dat u ooit buiten Cuba heeft afgelegd eert het Europees Parlement via u al diegenen die opkomen voor de mensenrechten, en het zware werk dat zij en u verrichten door de democratie op te bouwen vanaf de basis, stap voor stap, persoon voor persoon, dag na dag.

(Applaus)

2-269

Oswaldo José Payá Sardiñas, winnaar van de Sacharovprijs. - (ES) Mijn oprechte dank aan de

Page 101: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 105

Voorzitter, Pat Cox, en aan dit Parlement, waarin vele volkeren van Europa vertegenwoordigd zijn.

U hebt de Sacharovprijs toegekend aan de Cubaanse bevolking, want het is mijn volk dat deze prijs verdient. Ik bedoel daarmee al mijn landgenoten, zonder uitzondering, ongeacht hun politieke overtuiging. Rechten hebben immers geen politieke kleur en zijn niet voorbehouden aan een bepaald ras of een bepaalde cultuur. Ook dictaturen hebben geen politieke kleur. Er zijn geen rechtse of linkse dictaturen; er zijn enkel dictaturen tout court. Mijn land telt duizenden mannen en vrouwen die opkomen voor de rechten van alle Cubanen en daarvoor vervolgd worden. Honderden van hen zitten gevangen, enkel en alleen omdat zij deze rechten verkondigen en beschermen. Daarom ontvang ik dit blijk van erkenning in hun aller naam.

Ik onderstreep hier dat deze prijs alle Cubanen toekomt omdat ik ervan uitga dat Europa met dit gebaar wil zeggen: “Ook u hebt recht op rechten”.

Wij hebben daar nooit aan getwijfeld, maar er zijn momenten geweest dat deze waarheid kennelijk niet overal ter wereld als vanzelfsprekend werd beschouwd.

Ik kom hier geen steun vragen voor de oppositie tegen de Cubaanse regering. Het ligt evenmin in mijn bedoeling om degenen die ons vervolgen te veroordelen. Cuba heeft er niets aan dat sommigen het uit ideologische overwegingen opnemen voor de Cubaanse regering en dat anderen zich onder het banier van de oppositie scharen. Wij wensen dat men partij kiest voor het Cubaanse volk, voor alle Cubanen. Daarom willen wij dat al hun rechten worden geëerbiedigd, dat ons streven naar openheid wordt gesteund en dat er verkiezingen worden gehouden waarin ons volk zich kan uitspreken over de veranderingen waarom wij verzoeken. Wij vragen om solidariteit, zodat ons volk zijn stem kan laten horen via de stembus, zoals wordt voorgesteld in het Varela-initiatief.

Vele mensen hebben deze prijs met het Varela-initiatief in verband gebracht, en zij hebben gelijk, aangezien de duizenden Cubanen die ondanks het risico van vervolging hun handtekening onder deze petitie voor een referendum hebben gezet, een beslissende bijdrage hebben geleverd aan de veranderingen die Cuba nodig heeft. De veranderingen die wij voorstaan zijn gericht op deelname aan het economische en culturele leven, erkenning van de politieke en civiele rechten en nationale verzoening. Op die manier zou ons volk eindelijk zijn recht op zelfbeschikking kunnen uitoefenen. De mythe dat wij, Cubanen, zonder rechten door het leven moeten gaan om de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van ons land in stand te houden moet eens en voor altijd uit de wereld worden geholpen.

Pater Félix Varela heeft ons geleerd dat waarden als onafhankelijkheid en nationale soevereiniteit onlosmakelijk verbonden zijn met de uitoefening van de grondrechten. Wij, Cubanen, of wij nu in Cuba of daarbuiten wonen, beschikken samen, als één volk, over

de wil en de nodige capaciteiten om zonder haat en wraakgevoelens een democratische, rechtvaardige en vrije samenleving tot stand te brengen, zoals José Martí zich die wenste: “Met ons allen en voor ons allen”.

Wij kiezen niet voor een vreedzame oplossing om tactische redenen maar omdat geweldloosheid de enige weg naar de eindbestemming van ons volk is. De ervaring leert ons dat geweld tot nieuw geweld leidt en dat politieke omwentelingen die op gewelddadige wijze worden doorgevoerd nieuwe vormen van onderdrukking en onrechtvaardigheid in het leven roepen. Wij willen dat er nooit meer geweld en dwangmiddelen worden gebruikt om crises de kop in te drukken en onrechtvaardige regeringen aan te pakken. Ditmaal zullen de veranderingen plaatsvinden door toedoen van de burgers. Hun engagement heeft reeds een nieuwe fase in de geschiedenis van Cuba ingeluid waarin overleg, democratische participatie en solidariteit de overhand zullen hebben. Op die manier zullen wij echte vrede tot stand kunnen brengen.

De strijdlustige en heldhaftige Cubaanse burgers, de helden die het Varela-project onderschrijven, dragen geen wapens. Wij gebruiken geen geweld. Wij strekken onze twee armen uit en, als broeders, reiken wij alle Cubanen en alle volkeren van de wereld de hand. De eerste overwinning die wij kunnen claimen is dat wij in ons hart geen haat voelen. Daarom zeggen wij aan degenen die ons vervolgen en proberen te domineren: jij bent mijn broeder, ik haat jou niet, maar ik weiger nog langer onder angst gebukt te gaan, ik wil jou mijn waarheid niet opleggen en ik wil niet dat jij mij jouw waarheid oplegt, laten wij samen naar de waarheid op zoek gaan.

Dat is de bevrijding die wij bepleiten.

Er zijn nog steeds mensen die geloven dat de uitoefening van politieke en civiele rechten onverenigbaar is met het vermogen van een samenleving om sociale rechtvaardigheid tot stand te brengen en de ontwikkeling te bevorderen. De twee sluiten elkaar echter niet uit. Het ontbreken van civiele en politieke rechten heeft voor Cuba ernstige gevolgen gehad. Denkt u maar aan de ongelijkheid, de armoede die een groot deel van de bevolking treft, de privileges die slechts voor een minderheid gelden, en de afbrokkeling van de dienstverlening, ondanks de humane bedoelingen die aan het dienstensysteem ten grondslag liggen. Ofschoon vele Cubanen zich jarenlang met volle overgave en vertrouwen hebben ingezet, ziet de huidige situatie er allesbehalve rooskleurig uit, met name op het gebied van de civiele en politieke rechten. Ook de toenemende ongelijkheid en de achteruitgang van de levenskwaliteit van het merendeel van de bevolking zijn bijzonder verontrustend. Erger nog is dat de burgers in een keurslijf worden gedwongen, zodat de immense creativiteit en de werklust die eigen zijn aan de Cubanen eenvoudigweg in de kiem worden gesmoord. Daarin ligt de hoofdoorzaak van onze armoede.

Page 102: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

106 17/12/2002

De bewering dat het Cubaanse volk dit systeem uit vrije wil heeft gekozen, is geen geldig argument. U weet evengoed als ik dat geen van de volkeren die hier in dit Parlement vertegenwoordigd zijn, noch enig ander volk, ook maar enigszins bereid is afstand te doen van de uitoefening van zijn grondrechten.

Het wordt steeds duidelijker dat het welzijn en de economische en maatschappelijke ontwikkeling het resultaat zijn van de uitoefening van onze rechten. Anderzijds is een democratie geen echte, volwaardige democratie zolang zij niet in staat is een proces op gang te brengen en in stand te houden dat bijdraagt aan de verbetering van de levenskwaliteit van al haar burgers. Logischerwijs kiest geen enkel volk dat vrijelijk zijn stem uitbrengt voor armoede en ongelijkheid, aangezien die optie voor het merendeel van de bevolking kansarmoede en uitsluiting met zich meebrengt. Onze Latijns-Amerikaanse volkeren dringen aan op de totstandkoming van een heuse democratie, die ruimte biedt voor rechtvaardigheid. Het is schandalig dat er in naam van de doeltreffendheid methoden worden gehanteerd die bedoeld zijn om crises te bedwingen en de armoede uit te bannen, maar die in de praktijk de armen zelf van de aardbol dreigen weg te vagen.

Ik ben niet voornemens nieuwe standpunten of modellen te promoten. Ik wil alleen maar signaleren dat ons volk verschillende politieke en economische systemen gekend en ondergaan heeft. Ondertussen zijn wij tot het inzicht gekomen dat ieder systeem of model dat zich in het kader van de zogenaamde zoektocht naar rechtvaardigheid, ontwikkeling en efficiëntie boven het individu verheft of indruist tegen de mensenrechten tot onderdrukking en uitsluiting leidt en de betrokken volkeren in het verderf stort. Wij willen van hieruit onze solidariteit uitspreken met alle mensen die op de een of andere manier het slachtoffer zijn van onderdrukking en onrechtvaardigheid, met al degenen die tot zwijgen gedoemd zijn en gemarginaliseerd worden.

De strijd voor de mensenrechten heeft een universeel karakter, net zoals de mensheid zelf. Iedereen heeft het tegenwoordig over de mondialisering. Wij heffen echter een waarschuwende vinger. Zonder mondiale solidariteit zullen niet alleen de mensenrechten maar ook het recht op het mens-zijn zelf in het gedrang komen. Zonder menselijke solidariteit zullen wij er ook niet in slagen een schone wereld in stand te houden waarin menselijk leven mogelijk is.

Daarom denk ik dat er niet zozeer behoefte bestaat aan nieuwe modellen alswel aan een nieuwe geest, zowel op maatschappelijk gebied als op het vlak van de internationale betrekkingen. Dat is althans mijn bescheiden mening.

Die nieuwe geest van solidariteit, samenwerking en rechtvaardigheid moet vorm krijgen in de betrekkingen tussen landen. De ontwikkeling zal er niet onder lijden, want vanaf het moment dat de beleidsmaatregelen en systemen ondergeschikt worden gemaakt aan de ontplooiing van het individu en de totstandkoming van

rechtvaardigheid en democratie, vanaf het moment dat er een menselijk beleid wordt gevoerd, zullen de verschillen tussen de volkeren verdwijnen en zullen wij één grote mensenfamilie worden.

Moge deze boodschap van vrede en solidariteit uit Cuba alle volkeren ter wereld bereiken. Alle Cubanen nemen deze prijs in alle waardigheid in ontvangst. Wij hopen van harte dat wij erin zullen slagen onze samenleving weer op te bouwen met de liefde van allen, als broeders, als kinderen van God. Wij, Cubanen, zijn eenvoudige mensen. Wij willen alleen maar een vreedzaam bestaan leiden en ons werk doen. Wij kunnen en willen echter niet zonder vrijheid leven.

Wij vestigen onze hoop op God, die in een nederige kribbe te slapen werd gelegd. Dat is ons eerbewijs aan Hem.

Ik dank u van harte en ik wens u allen een zalig kerstfeest toe.

(Staand applaus)

Page 103: 2-001 · Web viewTot slot wil ik graag de commissaris bedanken. Gezien zijn portefeuille en prioriteiten is het juist dat hij degene is die

17/12/2002 107

INHOUD

VERGADERING VAN DINSDAG, 17 DECEMBER 2002 5Mond- en klauwzeer........................................................5Nu een korte samenvatting van onze belangrijkste eisen. Voor het toekomstige 6Stemming......................................................................29Stemming (voortzetting)...............................................32STEMVERKLARINGEN.............................................32Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering46Begroting 2003, als gewijzigd door de Raad................46Ontwerpverslag van de Commissie en de Raad over de toekomst van de pensioensystemen / Modernisering van de boekhouding..................................................................64Vragenuur (Commissie)................................................73Eerste deel.....................................................................73Tweede deel..................................................................75Vragen aan mevrouw de Palacio...................................76Vragen aan de heer Kinnock.........................................81Vragen aan de heer Monti.............................................84Bloed en bloedbestanddelen..........................................85Nitrofuraan en andere verboden stoffen in gevogelte en garnalen 88Gevaarlijke stoffen en preparaten (pentabroomdifenylether, octabroomdifenylether) 93Elektrische en elektronische apparatuur: 1. Afval (AEEA), 2. Gevaarlijke stoffen9598Toegang van het publiek tot milieu-informatie.......102Bijlage - Plechtige vergadering...................................104Uitreiking van de Sacharovprijs 2002.........................104