1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

40
· ROSTRA 100, juni/juli 1989 Vij{ politieke part yen en hun financiele specialisten Kloosterman en Verbon over beleid onder Lubbers Prestatiebeloning by DO W

description

Vij{ politieke part yen en hun financiele specialisten Kloosterman en Verbon over beleid onder Lubbers Prestatiebeloning by DO W · ROSTRA 100, juni/juli 1989

Transcript of 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Page 1: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

· ROSTRA 100, juni/juli 1989

Vij{ politieke part yen en hun financiele specialisten Kloosterman en Verbon over beleid onder Lubbers

Prestatiebeloning by DO W

Page 2: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Hoe harltinoet •• een manager zlJn voor

een wasverzachter?

In de Marketing/Sales bij Unilever. Een wasverzachter. Door Unilever-werk­

maatsehappijen wereldwijd op de markt gebraeht onder merknamen als Huggie, Snuggle, Robijn of Cajoline. Een produkt dat door miljoenen gezinnen over de gehele wereld wordt gekocht. En dus een business-operatie van betekenis. Maar voora! ook een marketing-operatie van niveau.

Marketing op hoog niveau Voortdurend moeten marketeers zich de

vraag stellen hoe de concurrentie voor te blijven. Haarfijn de specifieke voorkeuren van de consument achterhalen. De juiste positionering kiezen en de beste reclame ontwikkelen. Het prijsbeleid bepalen. En omzetdoelstellingen vaststellen.

De marketeer a1s beslisser Voor de operaties en oplossingen waar

het hjer om gaat, zijn de marketeers in de verschillende landen zelf verantwoordelijk. Zoals trouwens overa! in de sterk gedecentra!iseerde Unilever-organisatie, waar het merendeel van de beslissingen op werkrnaatschappijniveau door de managers zelf wordt genomen. Managers die, elk op hun eigen gebied, als generalist en voor hun taak berekend zijn. Die dus stevig in hun schoenen moeten staan.

Vele produkten wereldwijd Een wasverzachter is natuurlijk maar een

voorbeeld uit de talloze topprodukten die de 500

werkrnaatschapppijen van Unilever in zo'n 75 landen op de markt brengen. Met voedingsmidde­len zoals diepvriesprodukten, margarine, ijs, thee en soepen. Met wasmiddelen, toiletartikelen en speciale chemische produkten. Stuk voor stuk beroemde merken, vaak de marktleiders. Elk met marketing-operaties van hoog niveau.

Unilever biedt u een managementcarrU~re [n een managementcarriere bij Unilever

gaat het om meer dan een baan. Oat proeft u al uit de informatie die u als student opdoet over Unilever. U merkt het ook in de directe contacten met academici die hun loopbaan bij Uni/ever al zijn gestart. En u zult het zeker weten als u zelf een van die academici bent die in enkele jaren worden geconfronteerd met wisselende functies in versdJ iUende werkmaatschappijen en in meerdere landen. U groeit door trai ni ng on-the-job en door ill terne opleidingen. En u werkt samen met andere managers van hoog ni\eau uit disciplines als financien & economie en techniek. Managers die dezelfde zware selectieprocedure hebben door­lop en als uzelf.

Wal is uw meerwaarde voor Unilever? Unilever verwaeht beslist meer van u dan

een voltooide studie. Unilever stelt hoge eisen aan uw persooruijkheid. Aan uw analytische scherpte en dynamiek. Aan uw ondernemingszin. Aan UII'

leidinggevende en communicatieve kwaliteiten. Eigenschappen die moeten zijn af te lezen uit de

activiteiten die u naast uw (natuurlijk met goede resuhaten afgesloten) universitaire studie hebt ontplooid.

Wanneer komi u in aarunerking? Voor een startpositie in marketing/sales

bij Unilever komen studenten in aanmerking die nie! ouder zijn dan 28 jaar, met een vohooide universitaire studie in economie of bedrijfskunde, maar ook academici uit andere rich tingen, mits duidelijk gemotiveerd voor dit dynamische vaJk en met het speciale profiel dat wij eerder hebben geschetst. Het zal u niet verbazen dat wij een strenge selectieprocedure hanteren.Tenslotte gaat het om onze toekomst ige ( top) managers.

Open soUicilatie lInilever lOekt continu naar aankomende

manag rs van hoog niveau. Beantwoordt u aan ons profie/1 Stuur dan een brief met uw curricu­lum vitae aan de heer F.C.]. Kempen, A1gemene Personeelszaken Nederland, sectie Management Development, Nederlandse Unilever Bedrijven B.Y., Museumpark 1,3015 CB Rotterdam. Na een eerste beoordeling op papier berichten wij u dan snel of wij u uitnodigen voor onze selectieprocedure. U kunt ook vooraf telefonisch onze brochure "Perspectieven voor Academici bij Unilever" opvragen: 010 - 464 42 32.

Unilever Een we reId van mogelijkheden

Page 3: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Redactioneel De 1)~rkiezingskoorts is de afgelopen maanden snel opgelopen in Den Haag. De stand

v~m de politieke barometer op het binnenhof wordt voornamelijk bepaald door de vraag wie met wie gaat regeren. De media berichten dagelijks over onderlinge Ufjdesbetuigjngen en oorlogsverklaringen van potentie!e regeringspartijen. De

verpersoonlijking van Neerlands politiek rukt steeds verder 0p. De vraag of Lubbers of Kok het volgende opperhoofd gaat worden, lijkt soms belangrijker dan de beleidsvoorstellen die gedaan worden. Rostra heeft te midden van dit politiek

strijdgewoel de kern van de sociaal-economische problemen in het oog te houden. In dit nummer vindr u interviews waarin de vier grote partijen en Groen Links hierover aan de tand gevoeld worden. •

ROSTRA ECON OM ICA

Blad van de Faculteit der Economuche Welenscbappen en Econometm aan de

Universiteil van Amsterdam nummer 160, jum/juii 1989

Redectie T","&It~ls los d~ &us

Marjory RMirr8a IqUD K /lOIIlm<S

Sujll I'll" lin Krogl Raoul Lming

Pi~/~r vall tier M~ht . L NC Mom

Carill~ """ 001/~" MlJartm SChN /P

Mark IIdIl tin" Vem . }lJS~r Wtsullllg JOM W(I.millg

Redactie Rostra Economica, Kamer 2386

Jodenbreemaat 23, 1011 NH Anu~erdam . Telefoon; (020) 525 2497

Ingezonden bnevm. artikelen en studierappomges kunnen worden ingekort.

. Adre~ijzigingen StudentenadmiDistratie. JodenbreestTa~1 23

1011 NH Amsterdam

Foto voorpagina Rnrr Sioo/w;,g

Oplage 9x per jaar in teD oplage van 4400 ex .

Advertanlies Tuieven up aanvraag verkrligbaar.

Opdrachten schriftelijk t.a.v. ·de redaClie.

Advertentiesin dit nummer van C~opm & L ybra;,J ,J(PMG Klynr'fld Priu W lI((r/lll"Sf VB a(OulllOI/IS .

Zet" en drukwerle. Kaal Bo.k. (020) 26 2908.

IsSN 0166 • 1485 . .

Inhoud 4 Een tweeslachtig beeld

Dr. R.C. Kloosterman

6 Twee kabinetten Lubbers: is er omgebogen m de overheidsfinancien? Dr. H.A.A. Verbon

10 Melkert: "De keuzes die we maken moeten realistisch zijn" Marjory Haringa, Raoul Leering

13 "We hebben ons verkeken op de macht van de overheid" Raoul Leering, Luc Moers

16 Verlaging lastendruk en loonmatiging hoekstenen van VVD programma Raoul Leering, Pieter van der Meche

20 Parlement niet toegerust voor huidige taken Jacco Knotnerus, Jasper Wesse/ing

23 Groen Links: principes belangrijker dan een consistent programma? Jacco Knotnerus, Stijn van der Krogt

26 Overheidsschuld, een last voor onze kinderen? Louis Kuys

29 Het eerste econometrische model en de economische politiek Hugo A. Keuzenkamp

32 Prestatiebeloning bij DOW Teun Bakels, Mark van der Veen

34 Een week met: Prof Dr. Lambooy

35 De econometrist: "specialist of allrounder" Jobs Weverling

36 Let's go west Slijn van der Krogt

39 Nog even dit! Anne-Ismael Leemhuis

Page 4: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- OVERHEIDSBELEID ---------------------------------

Ben tweeslachtig beeld Commentaar

wer kgelegenheids- wer kloosheidsbeleid kabinet Lubbers II

In een memorabele parlementaire sessie is een voortijdig einde gekomen aan het kabinetLubbers II. In de regeringsperiode van Lubbers II, 1986-1989, heeJt de Nederlandse arbeidsmarkt een nogal schizoJreen beeld laten zien: enerzijds een

duidelijke groei in de werkgelegenheid, anderzijds een slechts geringe daZing van de nog steeds zeer aanzienlijke werkloosheid. Alvorens een evaluatie te geven van het

gevoerde beleid, is het nuttig om deze beide ontwikkelingen aJzonderlijk te

Werkgelegenheidsgroei De omvang van de werkgelegenheid in Nederland heeft zich na 1985 voorspoe­dig ontwikkeld. Met een groei in ar­beidsjaren van 1,4 procent per jaar in de periode 1985-1988 is de werkgelegen­heid in Nederland sneller gegroeid dan in de EEG als totaal, waar de jaarlijkse groei voor die peri ode op 1,1 procent is uitgekomen (bron: J aarverslag van De Nederlandsche Bank over 1988). Als we niet kijken naar arbeidsjaren, maar naar de mutaties in aantallen banen, dan valt het groeicijfer nog hoger uit, vanwege het grote aandeel van deeltijdbanen in Nederland. Met het constateren van een (ook naar internationale maatstaven) snelle groei van de deeltijdarbeid in Nederland, zijn wij in feite bij een ander aspect van de groei van de werkgelegenheid aange­land; dit betreft de aard van de nieuwe banen. De groei van de werkgelegenheid vindt in Nederland vrijwel alleen nog plaats in de dienstensector en - in veel geringere mate - in de bouwnijverheid. De werkgelegenheid in de industride sector stagneert of krimpt zelfs verder. Een analyse van de groei van de werkge­legenheid naar de hoogte van het uur­loon wijst uit dat die nieuwe banen in de dienstensector vooral in het laagbetaalde segment zijn gecreeerd. Daarnaast wijst ook de aard van de dienstverbanden van veel van de nieuwe banen - tijdelijke arbeidscontracten, werken op uitzendba­sis, werken als op- of afroepkrachten en andere vormen van flexibele contracten -op schaduwzijden aan de groei van de werkgelegenheid. Een groei van de werkgelegenheid, ook

beschouwen.

Dr. R.C. Kloosterman

al gaat het deels om 'bad jobs', is natuur­lijk vrijwel altijd te prefereren boven een stagnatie of zelfs afname van de werkge­legenheid. Deze laatste situatie heeft zich in het begin van de jaren tachtig in Nederland voorgedaan; in slechts enkele jaren steeg de geregistreerde werkloos­heid toen van 247.000 in 1980 naar een recordhoogte van 822.000 in 1984. In 1988, het laatste volle kalenderjaar van Lubbers II, bedroeg het aantal "onge­schoonde geregistreerde werklozen" nog altijd 682.000.

Werkloosheidsdaling Nu zijn er inmiddels verschillende offi­ciele werkloosheidscijfers in omloop, minimaal twee voor binnenlands ge­bruik en een OESO-gestandaardiseerd cijfer voor buitenlands gebruik. Deze wonderbaarlijke vermenigvuldiging van werkloosheidscijfers schept, naast een beperkt aantal relatief hoogwaardige ar­beicispiaatsen, ook enige verwarring. Maar de verschillende cijfers wijzen wel uit dat de omvang van de werkloosheid in Nederland slechts langzaam afneemt. Onderzoeken naar de duur van de werk­loosheid en de uitstroomkansen van werklozen 'geven bovendien aan dat zich een harde kern van langdurig werklozen heeft gevormd, die steeds verder is ko­men af te staan van de arbeidsmarkt. De nieuwe banen gaan grotendeels aan hen voorbij en komen terecht bij schoolver­laters en (her)intredende vrouwen. De tendens van deze groep van mogelijk permanent werklozen om ruimtelijk te concentreren in bepaalde wijken in de grotere steden, in combinatie met de oververtegenwoordiging van bepaalde

etnische minderheden onder de langdu­rig werklozen, roept - het wordt inmid­dels steeds frequenter gesignaleerd - een perspectief op van getto-vorming in Ne­derland. In de ver uitgebouwde verzor­gingsstaat die Nederland nog altijd is, zou zich dan een zeer scherpe en hard­nekkige ongelijke verdeling van kansen voordoen die tot voor kort voor vrijwel onmogelijk werd geacht. Het oordeel over de feitelijke ontwikke­lingen op de Nederlandse arbeidsmarkt kan dus niet anders dan gemengd zijn: enerzijds een relatief hoge groei van vooral laagbetaalde banen en anderzijds een blijvend hoge werkloosheid met een steeds harder wordende kern. Wat is nu de rol van het beleid zoals gevoerd door het kabinet Lubbers II?

Beleidsevaluatie Een evaluatie van het arbeidsmarktbeleid zoals gevoerd onder het tweede kabinet Lubbers kan in dit bestek niet veel meer zijn dan een ietwat impressionistisch be­toog. Veel onderzoek naar de effecten van het beleid is er nog niet gedaan en met name de relatie tussen het beleid en de recente sterke opleving van de groei van de werkgelegenheid is wetenschap­pelijk nog nauwelijks aan de orde geko­men. Aanwijzingen dat deze omslag in de ontwikkeling van de werkgelegen­heid het directe gevolg zou zijn van het gevoerde beleid lijken evenwel afwezig. Ten eerste is de armslag van het nationa­Ie beleid in een kleine open economie die deel uitmaakt. van een - economisch gezien - steeds verder integrerende Eu­ropese gemeenschap, zeer beperkt ge­worden. Het voeren van een eigen ma-

----- 4 ---------------------'--- ROSTRA 160 J UNI / J ULI 1989 -----

Page 5: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

-------------------------------- OVERHEIDSBELEID ----

:ro-economische politiek ter bevorde­ring van de werkgelegenheid - voor zo­ver men dat na de kritiek van monetaris­ten en neo-klassieken uberhaupt nog mogelijk acht - is door de smalle marges die gesteld worden door enerzijds bet extreem open karakter van de Neder­landse economie en anderzijds veelal gelnstitutionaliseerde Europese afspra­ken op met name monetair gebied, ei­genlijk een illusoire zaak geworden. Het voeren van een beleid ter bevorde­ring van de werkgelegenheid valt na­tuurlijk niet zonder meer samen met een macro-economische politiek. Men kan het beleid ook rich ten op het terrein van de arbeidsmarkt zelf, bijvoorbeeld via wetgeving of via een vorm van loonpoli­tiek. J uist ook op dit gebied lijkt de effectiviteit van het overheidsingrijpen te worden uitgehold. Van overheidswe­ge ingestelde regels op de arbeidsmarkt worden door bedrijven steeds meer om­zeild. Zij zien zich door de toegenomen concurrentie genoodzaakt steeds scher­per te calculeren en ze ontwerpen strate­gien die gericht zijn op het omzeilen van bepaalde belemmeringen. Een goed voorbeeld hiervan is het omzeilen van de uitgebreide wettelijke ontslagprocedu­res. Om in geval van een inzakkende markt niet met een deel van het perso­neel klem te zitten gaat men sneller over tot uitbesteding en maakt men meer ge­bruik van uitzendwerk. Uitbreiding van het personeel wordt dan ook vaak pas overwogen als de mogelijkheden tot overwerk van het vaste personeel zijn uitgeput. Ook micro-economisch is de ruimte voor een werkgelegenheidsbeleid dat (sterk) indruist tegen de marktkrach­ten derhalve beperkt en werkt het vaak eerder contra-produktief. Naast deze argumenten van meer funda­mentele aard, waaruit voigt dat de mo­gelijkheden van de overheid voor het bevorderen van de groei in de marktsec­tor, structureel gezien beperkt zijn, kan ook nog een meer pragmatisch argu­ment worden aangevoerd tegen het toe­kennen van eeri te grote rol aan het kabinet Lubbers II in de groei van de werkgelegenheid na 1985. Het tweede kabinet Lubbers is namelijk in hoofdlij­nen een voortzetting van het eerste kabi­net van die naam en de eerste jaren van dat kabinet was van herstel van de werk­gelegenheid weinig te merken. Toch komt het kabinet wel enige lof toe. Het in reele term en verlagen van het mini­mumloon heeft de vraag naar (bepaalde categorieen) arbeid wel degelijk ver­groot. Hoewel de loonmatiging, die de concurrentiepositie van Nederland heeft verbeterd en waardoor de export een grote bijdrage kon leveren aan de totale eeonomische groei in ons land, in de

eerste plaats de verantwoordelijkheid van werkgevers ~n werknemers is, zal ik genereus zijn en dit ook (deels) op het conto van het kabinet Lubbers II schrij­ven. Komt het kabinet enige lof toe voor het niet frustreren van de groei van de werk­gelegenheid in de marktsector, veel ne­gatiever is het oordeel over het beleid ten aanzien van de bestrijding van de werkloosheid. Te laat heeft men de rich­ting onderkend waarin het probleem zich is gaan ontwikkelen. Te weinig heeft men aan een actief werkloosheids­beleid gedaan. Te lang is men doorge­gaan op de weg waarbij men de werklo­zen alleen een inkomen geeft en ze ver­der aan hun lot overlaat. Symptomatisch voor het falen van het kabinetsbeleid op dit terrein is het feit dat de belangrijkste initiatieven door de oppositie zijn geno­men. De Wet Vermeend/Moor ter be­vordering van het (her)intreden van langdurig werklozen is een initiatief van de Tweede Kamer-fractie van de PvdA en datzelfde geldt voor de meer recente voorsteIlen tot het instellen van arbeids­pools. Het zou niet eerlijk zijn om de lange lijdenswegen van de voorsteIlen ten aanzien van het Jeugdwerkgarantie­plan en de nieuwe opzet van de arbeids­bureaus geheel aan het kabinet te wijten, maar een daadkrachtig beleid is wel heel wat anders. Pas nu het kabient demissio­nair is geworden en de WRR in een nieuw rapport een andere aanpak van het werkloosheidsprobleem onder etnische minderheden bepleit, toont de naamdra­ger van het gevallen kabinet zieh een voorstander van een nieuw, actiever be­leid. Een dergelijk aetief beleid waarbij men werklozen niet aIleen een uitkering geeft en verder in hun eigen sop laat gaar koken zal hard nodig zijn om een Ne­derlandse variant van getto-vorming nog in de kiem te kunnen smoren. Het is tevens een noodzakelijke aanvulling op een aanbodgericht beleid, waarbij men het flexibel funetioneren van de arbeids­markt bevordert door marktconforme maatregelen. Langs deze weg zal de groei van de werkgelegenheid waar­schijnlijk het hoogst zijn: zie de voor­beelden van Reagan's VS en Thatcher's Groot Brittannie. Dezelfde voorbeelden laten echter ook de schaduwkanten van een te eenzijdig op de markt vertrouwen zien. Een aanzienlijk deel van de bevol­king lijkt min of meer permanent van het arbeidsproces te zijn uitgesloten en heeft het feitelijke contact · met de ar­beidsmarkt verloren, waardoor er zelfs tekorten kunnen optreden. Niet aIleen geeft deze situatie op de arbeidsmarkt een inflationaire druk; een dergelijke si­tuatie kan ook ernstige sociale eonse-

quenties hebben. Arbeid betekent im­mers veel meer dan alleen maar het ver­werven van een inkomen. Door opname in het arbeidsproces worden mensen be­trokken bij en raken zij gelntegreerd in een samenleving die nogal wat middel­puntvliedende krachten kent. Het stre­ven naar een hogere arbeidsparticipatie heeft dan ook niet louter een economi­sche achtergrond. •

De auteur is als Akademie-onderzoeker ver­bonden aan het Economisch-Geografisch In­stituut, UvA

----- ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 ----------------------- 5 -----

Page 6: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------- OVERHEIDSBELEID ------------------------------------------------------------------

Twee kabinetten Lubbers: is er omgebogen in de

overlieidSJinancien? In het kader van deze Rostra waarin de komende verkiezingen centraalstaan, is het

ook interessant om terug te kijken. Daartoe geeft dr. Verbon, docent Openbare Financien aan onze faculteit, een evaluatie van het onder Lubbers gevoerde

ombuigingsbeleid en werpt hij een voorzichtige blik op de toekomst.

Inleiding Bij het aantreden van het eerste kabinet Lubbers begin 1983 werden drie beleids­sporen geintroduceerd die kenmerkend zouden moeten worden voor het kabi­netsbeleid. Een van die sporen was het weer beheersbaar maken van de collec­tieve sector. Naar de mening van het kabinet was de sterke expansie van de collectieve sector die zich met name in de jaren 70 en begin jaren 80 voordeed, een belangrijke determinant voor de toenmalige structurele problemen van de Nederlandse economie. Die expansie had zich vertaald in een sterke uitbrei­ding van de consumptieve uitgaven ten koste van de investeringsuitgaven. In­vesteringen zijn de bron van economi­sche groei en dus zou er alleen weer sprake van een toeneming van economi­sche activiteit kunnen zijn als de over­heid zelf haar activiteiten zou beperken. Ais uitvloeisel van de uitgangspunten van het overheidsbeleid werd als taak­stelling gekozen enerzijds een stabilise­ring van de collectieve lastendruk en anderzijds een verlaging van het finan­cieringstekort (van het rijk) naar 7 112% van het nationale inkomen te bereiken tegen het einde van de kabinetsperiode. Daar het kabinet bij zijn aantreden een financieringstekort erfde van ruim 10% lag het voor de hand dat de taakstellin­gen aIleen gerealiseerd zouden kunnen worden door ombuigingen op de rijks­uitgaven aan te brengen. Het tweede kabinet Lubbers zette de lijn van het eerste kabinet Lubbers voort en beoogde een verdere verlaging van het financie­ringstekort naar 51/4%, te bereiken in 1990. Tevens vloeide uit de wens de stijging van de consumptieve uitgaven in de col­lectieve sector te beperken voort dat de overdrachten aan gezinnen binnen het stelsel van sociale zekerheid terugge-

Dr. H.A.A. Verbon

drongen dienden te worden. Dit werd voornamelijk bereikt door de uitkerings­hoogten te bevriezen al werd, middels de stelselherziening, ook een poging ge­daan het beroep op diverse regelingen te beperken. In dit artikel beperk ik mij tot het om­buigingsbeleid ten aanzien van de rijks­begroting. Alvorens de resultaten daar­van te laten zien, zal eerst nagegaan worden wat nu eigenlijk de effecten van ombuigingen zijn: valt na te gaan wie daar nu last van heeft en in hoeverre dienstverlenende activiteiten door de overheid er door worden getroffen?

Effect van ombuigingen op dienstverlening door de overheid Ombuigingen zijn verlagingen van de overheidsuitgaven ten opzichte van de verwachte uitgaven zoals die in de meer­jarenramingen zijn berekend. De om­buigingen betreffen veelal vier terrei­nen. Op de eerste plaats zijn er de om­buigingen op de rijksbegroting in enge zin. Dit heeft betrekking op alle beleids­terreinen van de overheid, uitgezonderd de sociale zekerheid, de volksgezond­heid en het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de ambtenaren. De laatste drie sec­toren zijn dan de overige drie terreinen waarvoor het kabinet ombuigingen spe­cificeert. De ombuigingen op de rijksbe­groting in enge zin betreffen bijvoor­beeld de aanschaf van materialen, maar ook subsidies aan derden. Ombuigingen bei:nvloeden hier dus op een of andere wijze de activiteiten van departementale afdelingen. Daar departementen zelf hier de tijdens begrotingsvoorbereidin­gen afgesproken ombuigingen dienen te specificeren, plegen ombuigingen op dit terre in nogal eens onduidelijk (om niet te zeggen dubieus) omschreven te wor­den in de begrotingshoofdstukken van de diverse departementen en worden daarom ook niet altijd gerealiseerd. Dit

geldt niet voor ombuigingen op het ter­rein van met name de sociale zekerheid en het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de ambtenaren. Hier gaat het om al dan niet uitschakeling van koppeling van de uitkeringen en ambtenarensalarissen aan de ontwikkeling van de salarissen in het bedrijfsleven. Indien uitschakeling van de koppeling plaats vindt wordt er auto­matisch een ombuiging gerealiseerd. Al kunnen zich ook hier tegenvallers voor­doen. In de sfeer van de sociale zekerheid kan het beroep op de regelingen bijvoor­beeld groter zijn dan verwacht, zodat niet de volledig geplande ombuiging kan worden gerealiseerd. Het achterblij­yen van ambtenarensalarissen ten op­zichte van het bedrijfsleven impliceert dat het voor de overheid moeilijker wordt gekwalificeerd personeel aan te trekken. Soms zal het nodig zijn hogere salarissen te bieden dan oorspronkelijk in de bedoeling lag, hetgeen de geplande ombuigingen doorkruist. De fractieleider van het CDA, de Vries, heeft beweerd dat de collectieve uitga­ven zeker niet minder dan 60% van het nationale inkomen mogen bedragen ten­einde de N ederlandse verzorgingsstaat op een aanvaardbaar niveau te kunnen handhaven. Vit de claim van de Vries voigt dat door het doorvoeren van om­buigingen de dienstverlening van de overheid klaarblijkelijk daalt. Dit roept de volgende vragen op: hoe komen om­buigingen in de nationale boekhouding tot uiting en leiden ombuigingen tot een daling in het produktievolume? Het probleem bij het beantwoorden van dit soort vragen is dat we niet precies weten wat de overheid nu eigenlijk pro­duceert. Daar de overheid geen op de markt verhandelbare produkten aan­biedt, is de omzet en dus ook het volume van de overheidsproduktie niet te bepa­len. Om dit probleem te omzeilen wordt in de nationale boekhouding de over-

--------- 6 --------------------------------------------- ROSTRA 160 JUNI / JU LI 1989 ---------

Page 7: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

heidsproduktie gemeten aan de input­kant, nl. door de som van de betaalde ambtenarensalarissen en gebruikte mate­rialen als maatstaf voor de dienstverle­ning door de overheid te hanteren. Het is direkt duidelijk dat deze (internatio­naal gebruikelijke) conventie gevolgen heeft voor de interpretatie van ombui­gin gen. Ais de ambtenarensalarissen ver­laagd worden, registreert de nationale boekhouding direkt een dating van de overheidsproduktie, ook al blijven de ambtenaren allemaal op dezelfde plek zitten en ook al blijven ze hetzelfde werk doen (zodat de produktie in feite niet verandert). Zo ook als de overheid bezuinigt op material en. De nationale boekhouding registreert een dating van de produktie, ook als door efficiencyver­beteringen de dienstverlening door de overheid constant blijft. Er zijn in de loop der tijd diverse voor­stellen gelanceerd die de doorzichtig­heid van het produktieproces bij de over­heid zouden kunnen vergroten. Tenein­de een grotere prikkel tot · doelmatig handelen aan rijksambtenaren te geven, zouden afdelingen een grotere bevoegd­heid moeten krijgen in het organiseren van hun activiteiten (zelfbeheer). Ook zouden bij de begroting meer gegevens over het geleverde produkt moeten wor­den opgenomen (prestatiebegroting). Het doorvoeren van dergelijke alterna­tieven zou discussies over effecten van ombuigingen minder schimmig kunnen maken. Tegelijkerijd moet echter opge­merkt worden dat het ministerie van financien zelden veel enthousiasme voor dit soort voorstellen heeft weten op te brengen. De reden daarvan is duidelijk. Terwijl kasbedragen, die momenteel een centrale rol in het begrotingsproces spe­len, duidelijk waarneembare en contro­leerbare grootheden zijn, zijn alternatie­yen zoals prestatiemaatstaven haast per definitie willekeurige grootheden die door betrokkenen op een voor hen voor­delige manier gemanipuleerd (of veran­derd) kunnen worden. De beheersbaar­heid van het begrotingsproces zou daar­mee dus niet vergroot worden. Het lijkt welhaast onontkoombaar om bij (ver­meende) financiele problemen een blin­de ombuigingsdrift aan de dag te leggen zonder oog te hebben voor de mate waarin het voorzieningenniveau al dan niet door ombuigingen zou kunnen worden aangetast.

Het beleid ten aanzien van de rijksbegroting Het regeringsbeleid onder de beide kabi­netten Lubbers is zeer sterk gericht ge­weest op het terugdringen van het finan­cieringstekort. Bij het aantreden van Lubbers I werd door diverse critici de

stelling opgeworpen dat een fixatie op het financieringstekort, ongeacht de conjuncturele situatie, tot pro-cyclische effecten kan leiden. Ten tijde van een depressie zal immers een beperking van (de stijging van) de overheidsuitgaven tot nog meer vraaguitvalleiden en aldus de depressie verergeren. De regering heeft zich van dit soort (Keynesiaans gei:nspireerde) kritieken niet erg veel aangetrokken. Ter verdediging van het voortzetten van het bezuinigingsbeleid wees het kabinet vooral op het feit dat internationaal gezien de consumptiequ­ote in Nederland bij het ingaan van de mondiale recessie van de beginjaren 80 veel hoger was dan in andere westerse landen. Desondanks werd Nederland minstens even hard zo niet harder (met name met betrekking tot de werkloos­heid) getroffen dan die andere landen. Achteraf kan geconstateerd worden dat zich in het verloop van de jaren 80 bij het hers tel van de internationale econo­mische conjunctuur in Nederland geen duidelijke tekenen van vraaguitval als gevolg van het ombuigingsbeleid te con­stateren waren. Bovendien is het nog de vraag in hoeverre de Nederlandse over­heid door macro-economisch begro­tingsbeleid de binnenlandse economie daadwerkelijk beinvloedt. Er zijn teke­nen dat dit maar in beperkte mate het geval is. Enerzijds omdat mogelijke ef­fecten van beleidsmaatregelen door indi­viduen voorzien kunnen worden en dan tot reacties zullen leiden die de bedoelin­gen van het beleid kunnen doorkruisen en anderzijds omdat in een open econo­mie als Nederland economische ontwik­kelingen vooral door het buitenland (de Verenigde Staten en West-Duitsland) gedicteerd worden. Het voorgaande impliceert dat we het begrotingsbeleid op zich kunnen beoor­delen zonder de macro-economische bij­effecten op de economie in ogenschouw te hoeven nemen. Het succes van het begrotingsbeleid kunnen we dan onder meer aflezen aan de ontwikkeling van het financieringstekort voor het rijk. In

OVERHEIDSBELEID ----

tabel 1 staat die ontwikkeling vermeld gedurende de be ide kabinetsperioden. Er zijn een aantal opvallende ontwikke­lingen in deze tabel aan te wijzen. Op de eerste plaats is het eerste kabinet Lubbers er in geslaagd het financieringstekort aanzienlijk terug te brengen. Voor het tweede kabinet Lubbers geldt dat echter veel minder. Een tweede opvallend as­pect is dat aan het eind van iedere begro­tingscyclus het financieringstekort steeds lager bleek te zijn dan oorspron­kelijk tijdens de begrotingsvoorberei­ding werd vermoed (zie de kolommen in de tabel). Dit laatste duidt er op dat de regering bij de voorbereiding van de begroting achteraf gezien met voorzich­tige prognoses werkte. Inderdaad blijkt bij de begrotingsvoorbereiding veelal op een groei van het nationale inkomen gerekend te zijn die lager was dan de feitelijke waarde. In dit opzicht hebben be ide kabinetten Lubbers het economi­sche tij mee gehad. Voor de doelstellin­gen van het begrotingsbeleid is onver­wachte economische groei natuurlijk ui­termate gunstig. Zoals in noot 1 is ver­meld betekent onverwachte groei dat de nominale waarde van het financierings­tekort lager mag zijn dan in de begro­tingsvoorbereiding wordt aangegeven. Bovendien zal dan de belastingopbrengst hoger uitvallen dan geraamd, omdat deze uiteraard grotendeels een functie is van de verdiende inkomens. Tegenover de toename van de belasting­opbrengsten stond echter een sterke te­rugval in de aardgasbaten. Dit deed zich met name voor in 1987, toen er zich een daling van ruim 12 miljard voordeed. Deze tegenvaller aan de ontvangsten­kant werd slechts gedeeltelijk gecom­penseerd aan de uitgavenkant, hetgeen de slechte budgettaire prestatie (in ter­men van het financieringstekort) voor dat begrotingsjaar verklaart. Blijkens tabel 1 is het financieringste­kort in 1986 ruimschoots onder de doel­stelling van 7% uitgekomen. Op grond van recente gegevens moet echter be­twijfeld worden of de doelstelling van

Tabell De ontwikkeling van het financieringstekort van het rijk

(in percentages van het netto nationaal inkomen inc!. debudgetteringen)*

verwacht* vermoedelijk* feitelijk*

1983

10,2

1984

10,9 9,3 9,1

1985

8,5 7,5 7,1

1986

7,5 6,8 6,4

1987

7,9 7,6 7,7

1988

7,2 6,7

1989

6

• De rij verwacht geeft de hoogte van het financieringstekort zoals dat werd verwacht bij de voorbereiding van de begroting voor het desbetreffende jaar. De rij vermoede/ijk geeft de hoogte van het financieringstekort zoals dat zich tijdens de begrotingsuitvoering liet aanzien, terwijl de rij feite/ijk de waarde van het financieringstekort weergeeft zoals het na afloop van het begrotingsjaar werd vastgesteld . Bron: Miljoenennota's.

----- ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 ----------------------- 7 -----

Page 8: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- OVERHEIDSBELEID --------------------------------

SIf4 % die voor 1990 is afgesproken in het Regeerakkoord zal worden gehaald. De vraag is nu of de realisatie van de doel­stellingen ten aanzien van het financie­ringstekort tijdens de eerste kabinetspe­riode toegeschreven moet worden aan het doorvoeren van de tijdens de begro­tingsvoorbereidingen afgesproken om­buigingen, terwijl het (nagenoeg zeker) niet halen van de doelstelling tijdens de tweede kabinetsperiode moet worden toegeschreven aan de hier en daar gecon­stateerde ombuigingsmoeheid waaraan men in politiek Den Haag ten prooi zou zijn gevallen. Tabel 2 geeft hier enige informatieover. Voor de periode waaro­ver de realisaties van de door de kabinet­ten Lubbers opgestelde begrotingen be­kend zijn (1984-1988) is aangegeven hoe de uiteindelijk gerealiseerde uitga­ven over een aantal jaren afwijken van de oorspronkelijk verwachte uitgaven (de zgn. meerjarenramingen), en waar deze afwijkingen aan toe te schrijven zijn. De rij 'meerjarenraming 1984' geeft de verwachte uitgaven bij ongewijzigd be­leid (incl. de tijdens de begrotingsvoor­bereiding voor 1984 overeengekomen ombuigingen en beleidsintensiveringen) zoals weergegeven in de eerste door het kabinet Lubbers I geschreven miljoenen­nota, n1. die van 1984. In het bedrag voor 1984 zijn de tijdens de begrotings­voorbereiding afgesproken bezuinigin­gen voor dat jaar al verwerkt, zodat in de tweede rij voor dat jaar geen ombuigin­gen zijn aangegeven. In de overige ko­lommen staat de cumulatieve doorwer­king van afgesproken ombuigingen (t.o.v. de meerjarenramingen) vermeld. Het oplopen in absolute zin van de ver­melde bedragen duidt er op dat er blijk­baar telkens nieuwe ombuigingen nood­zakelijk waren om de doelstelling voor het financieringstekort te bereiken. De derde en vierde regel geeft hier ook direkt twee oorzaken voor aan. Ondanks de afspraak tot ombuigen leidde nieuw beleid (derde rij in de tabel) tot extra uitgaven, terwijl zich bovendien tijdens de begrotingsuitvoering (vierde rij van de tabel) ieder jaar opnieuw per saldo tegenvallers voordeden. Wat deze laatste post aangaat, moet vooral gedacht wor­den aan uitgaven zoals die voor huursub­sidie of studiefinanciering die veelal ho­ger uitvielen dan verwacht (de open­einde regelingen). In de vijfde rij ten­slotte worden de veranderingen van de uitgaven gegeven die uit macro-econo­mische faktoren verklaard kunnen wor­den. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om prijsontwikkelingen voor goederen die de overheid aanschaft of werkloosheids­uitkeringen die ten laste van het over­heidsbudget komen. Per saldo was hier sprake van een meevallende ontwikke-

Tabel2

De ontwikkeling van meerjarenramingen naar realisaties voor de overheidsuitgaven* in miljarden guldens.

meerjarenraming 1984 ombuigingen nieuw beleid begrotingsuitvoering macro-econ. factoren realisatie

1984

161,4

° 0,6 1,3

-1,8 161,5

1985

164,2 -3,4 2,7 6,7

-1,7 168,5

1986

167,7 -6,3 3,9 5,9

-3,2 168,0

1987

172,3 -13,1

6,5 10,5 -5,5

170,7

1988

177,0 -19,4

8,5 6,3

-8,5 163,9

* Bron: Miljoenennota's. Zie voor een toelichting de hoofdtekst.

ling (lagere uitgaven dan verwacht). Vit tabel 2 kunnen we de conclusie trek­ken dat er onder het eerste kabinet Lub­bers per saldo nauwelijks is omgebogen. De gerealiseerde uitgaven zijn immers telkens hoger dan de verwachte uitgaven (die dus al als te hoog werden bestem­peld). Pas onder Lubbers II zien we een daling in de uitgaven t.O.V. de meerja­renraming optreden. Als er inderdaad van ombuigingsmoeheid sprake is, dan moet dat dus weI op grond van slechts twee jaar ervaring met per saldo ombui­gen zijn.

Toekomstig begrotingsbeleid De begrotingsruimte voor een nieuwe regering hangt enerzijds af van de te verwachten groei van het nationale in­komen en anderzijds van de wenselijke daling van het financieringstekort. Ais na 1990 een verdere daling van het fi­nancieringstekort wenselijk wordt ge­acht, dan zal - aannemende dat een stij­ging van de collectieve lastendruk nog steeds uit den boze is - waarschijnlijk alleen ruimte voor nieuw beleid gevon­den kunnen worden als er elders op de rijksbegroting ombuigingen plaats vin­den. Zeker zal dit het geval zijn als er besloten wordt de inkomens in de collec­tieve sector weer te koppel en aan de lonen in de marktsector. Dit lijkt onver­mijdelijk wat de inkomens van de amb­tenaren aangaat (om de positie van de overheid op de arbeidsmarkt niet verder te verzwakken), maar ook wat de inko­mens van de uitkeringsgerechtigden be­treft (om politieke redenen). Wat de wenselijke daling van het financierings­tekort aangaat is het probleem dat de economische theorie geen uitsluitsel geeft over een mogelijk optimale waarde van het financieringstekort en men zich bij gebrek aan beter moet behelpen met vuistregels. Sommige economen be we­ren dat het financieringstekort zo hoog mag zijn dat de rentelasten op de staats­schuld (die onderdeel vormen van de rijksbegroting en dus de uitgaven aan andere voorzieningen kunnen verdrin­gen) niet langer stijgen als percentage

van het nationale inkomen. Andere eco­nomen beweren dat het goed zou zijn als het financieringstekort even groot zou zijn als de investeringsuitgaven die de overheid doet. Beide normen (die op zichzelf discutabel zijn) impliceren dat het financieringstekort nog £link zal moeten dalen naar 2 a 3% van het natio­nale inkomen. Bij een bescheiden groei van het nominale nationale inkomen (van zeg 1 a 2% van het nationale inko­men) zullen dan aanzienlijke ombuigin­gen plaats moeten vinden en is er geen enkele ruimte voor nieuw beleid. Geen aantrekk~lijk perspectief voor een nieu­we regermg. Epiloog Of het financieringstekort nog verder zal moeten dalen en met hoeveel pro­centpunten is een kwestie van persoon­rijke smaak. Naar mijn smaak is het fi­nancieringstekort grotendeels aange­wend voor consumptieve doelen, zoals overdrachten aan gezinnen. Er zijn vol­doende aanwijzingen voor het feit dat de overheid door maatregelen ten aanzien van het stelsel van sociale zekerheid of ten aanzien van subsidieregelingen on­gewenste effecten van individueel ge­drag heeft opgeroepen. Ook in de las­tensfeer zijn er negatieve effecten aan te wijzen. Hoge marginale tarieven in de belasting- of premieheffing leiden tot belastingvermijding ofbelasting-ontdui­king. Bovendien is bij de produktie van overheidsvoorzieningen van een steeds grotere bureaucratisering sprake die niet direkt op een efficiente bedrijfsvoering wijst (al weten we dat, zoals in de tweede paragraaf opgemerkt, nooit zeker). Dit alles pie it er voor het ombuigingsbeleid nog voort te zetten. Nu het echter Ne­derland economisch weer voor de wind gaat, is het moeilijker geworden verkre­gen rechten te beperken. Het valt dan ook niet te verwachten dat er veel pol i­tieke steun te krijgen is voor het voort­zetten van het ombuigingsbeleid, on­danks het boven gestelde feit dat ombui­gingen niet noodzakelijk een verminde­ring van de dienstverlening door de overheid hoeft in te houden. •

----- 8 ----------------------- ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 -----

Page 9: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Ontdek het verschil tussen eenvormigheid en veelzijdigheid

Bij Price Waterhouse kunt u een veelzijdige carriere opbouwen. Onze accountantspraktijk on­

derscheidt zich door een grote diversiteit. Zowel in

de aard van de opdrachten als in de gevarieerdheid

van onze relatiekring.

Onze clienten vertegenwoordigen elk facet van het Nederlandse bedrijfsleven. Dienstverlening.

handel, verzekeringswezen, agrarische sector, farm a­

ceutische, computer- en voedingsmiddelenindustrie, etcetera.

Tijdens uw werkkring bij Price Water­house komt u met deze opdrachtgevers in contact.

Per jaar behoren zo'n 5 tot 10 clienten tot uw taken­

pakket. Uw ervaring wordt er veelzijdiger door. Maar er is meer. Price Waterhouse is zich

van de veranderingen waaraan het beroep van ac­countant onderhevig is terdege bewust. Accoun­

tantspraktijk, financieel beheer en organisatie-advies

vloeien in elkaar over. Op deze punten werken wij nauw samen met Price Waterhouse Vooren, belas­

tingdeskundigen, en Price \\laterhouse Organisatie­adviseurs. Uw controlerende functie wordt vaak

afgewisseld door een adviserende taak. U merkt het, uw verdere accountantsstudie

ligt in het verlengde van uw werkzaamheden. Daar­

bij stellen wij u in staat om deze studie succesvol te

beeindigen. Er zijn goede regelingen om lessen te vol­

gen en examens af te leggen.

Uw honorering behoort tot de beste op ons

vakgebied. Tevens zijn er aantrekkelijke voorzienin­

gen als auto- en studievergoedingen.

Price Waterhouse in Nederland maakt deel

uit van de wereldwijde Price Waterhouse-organi­

satie van accountants, belastingadviseurs en mana­

gementconsultants, met kantoren in meer dan 100

landen.

Wilt u meer weten van Price Waterhouse?

Vult u dan de bon in en zend hem naar Price Water­

house Nederland, t.a.v. Ester Daniels, Postbus

30439, 2500 GK 's-Gravenhage.

BON Ik wil graag uw brochure "Notities van een assistent accountant" ontvangen.

Naam:

Adres:

Postcode: Plaats :

Telefoon :

Studierichting: Studiej""aa...,r,-,-: __ 1-59 RE

Price waterhouse Nederland ACCOUNTANTS

-

Koninginnegracht 8, 2514 AA ·s-Gravenhage. Tesselschadestraat 18 - 22. 1054 ET Amsterdam. Mr H. F. de Boerlaan 64. 7411 AK Deventer. Schouwburgplein 30 - 34. 3012 CL Rotterdam_

Page 10: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN -------------------------------

Melkert: "De keuzes die we maken moeten realistisch zijn. JJ

Met deze opmerking reageert de heer Melkert, Jinandeel-economisch specialist van de PvdA, op onze constatering dat de PvdA iets naar rechts is opgeschoven, teneinde de kans op regeren te vergroten. In onderstaand interview ligt het accent echter niet op de komende coalitievorming maar worden de sociaal economische beleidsvoorstellen van

de PvdA aan de kaak gesteld.

Marjory Haringa, Raoul Leering

gaat uit van het minimum dat nodig is, wat neerkomt op bevriezing, waardoor een extra ruimte van een half miljard ontstaat. Het is te optimistisch om je financide ruimte toe te rekenen door uit te gaan van forse vermindering, terwijl die defensie-uitgaven in hoge mate af­hankelijk zijn van de internationale ont­wikkeling. " In aile partijprogramma's veronderstelt men de economische groei exogeen, daarbij uitgaande van een groei van 4,5% waarvan 2% uit in£latie bestaat. Toch zijn er een aantal problemen aan te wij­zen die de economische groei op korte termijn onder druk kunnen zetten. Te denken valt aan de hoge bezettingsgraad in de VS, VK, Japan, die de in£latie verder zou kunnen opdrijven. Daarnaast blijven ook de enorme tekorten van de VS op de begroting en de lopende reke­ning een bedreiging, gezien het feit dat de VS en daarmee de wereldeconomie zich hierdoor afhankelijk maken van de stemming op de financide markten.

Een terugdringing van het financie­ringstekort heeft dan zeker geen priori­teit. "Soms kan het zelfs vanuit econo­misch oogpunt gewenst zijn geld vrij te maken voor een injectie in de econo­mie."

Werkgelegenheid Beleidsintensivering is het motto van de PvdA teneinde de werkgelegenheid in de komende jaren te verbeteren. Onder beleidsintensivering verstaat deze partij het investeren door de overheid in het onderwijs, de zorgsector en de bouwsec­tor, waar naar verwachting de werkgele­genheid zal stijgen. Tevens wil de partij de wergelegenheid een extra impuls ge­yen door via het verlagen van de werk­geverspremies het brutominimumloon omlaag te brengen. Ook verwacht ze vanuit de milieuproblematiek een im­puis op het particuliere bedrijfsleven, waardoor ook daar meer banen kunnen ontstaan. Vol gens het Centraal Econo­misch Plan gelden de positieve effecten

Hoe denkt de PvdA over de relatie tussen collectieve lastendruk en economische groei, gezien de situatie in Zweden (zie kader 1)? "De stelling dat de collectieve lasten­druk op zichzelf een voorspellende waarde heeft met betrekking tot de eco­nomische groei is de laatste jaren teveel van een fictie tot een dogma verheven. De invloed van een hoge collectieve las­tendruk, ter financiering van de hoge collectieve uitgaven, op de economische ontwikkeling is afhankelijk van de sa­mens telling van de overheidsuitgaven. Het is nuttig om te kijken naar de aande­len die overdrachtsuitgaven en over­heidsinvesteringen in het totaal van de uitgaven innemen. Momenteel kan Zweden haar hoge collectieve lasten­druk waar nodig nog ondervangen door te devalueren. Maar ik ga er vanuit dat de EFT A-Ianden zich in toenemende mate zullen gaan verbinden aan de EG. Naar­mate deze tendens sterker wordt zal hun monetaire speelruimte afnemen. V oor een afzonderlijk N ederlands monetair beleid zie ik geen ruimte gezien de grote mate van interdependentie tussen de Duitse en de Nederlandse economie." Wordt het na zeven jaar rechts bezuinigen niet tijd voor links bezuinigen,met name op de de deJensieuitgaven?

Prioriteit ligt niet bij reductie financieringstekort

"Ik ben niet erg gecharmeerd van de term links bezuinigingen. PvdA kijkt heel kritisch naar de overheidsuitgaven, omdat ze veel waarde hecht aan de taken die de overheid heeft. De financide ruimte waarover de over­heid beschikt is hoofdzakelijk exogeen gegeven, namelijk afhankelijk van de economische groei, maar endogeen zoekt de PvdA ook ruimte. Wij kijken bijvoorbeeld meer dan het CDA verder naar de bedragen die binnen de begro­ting te vinden zijn. In de herschikkings­sfeer hebben we op een aantal begrotin­gen al drie miljard bijeen gesprokkeld. Bij defensie ligt het anders, omdat die uitgaven sterk van de internationale ont­wikkeling afhankelijk zijn. De PvdA

Ais reden voor het exogeen veronder­stell en van de economische groei noemt Melkert dat alle grote partijen in hun verkiezingsprogramma het Centraal Economisch Plan als uitganspunt ne­men. Dit bevordert de zuiverheid van de discussie en de vergelijkbaarheid van de programma's. Naarmate de economie zich gunstiger ontwikkelt staat bij de PvdA koop­krachtverbetering en verdere tekortre­ductie hoog in het vaandel. Bij een te­genvallende groei liggen de prioriteiten van de partij bij koopkrachtbehoud en '\ milieubeleid. Ze gaan hierbij uit van een I

anticyclisch begrotingsbeleid dat via de I bestedingen met de hoogste multiplier bij een tegenvallende economische ont­wikkeling de vraag op peil moet houden. ,

I

/' - ---- 10 ----------------------- RO STRA 160 JUNI / JULI 1989 -----

Page 11: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------------------------------- VERKIEZINGEN ----

vanuit het milieu slechts tot het jaar 2010. Melkert benadrukt echter dat mi­lieu-investeringen in ieder geval geen negatieve effecten opleveren, en tekent aan dat Nederland winst zou kunnen boeken wanneer ze haar kennis en mo­gelijkheden naar het buitenland gaat ex­porteren. In het verkiezingsprogramma komt niet dui­delijk naar voren oj de partij zich nog sterk gaat maken voor arbeidstijdverkorting (A TV) . In 1986 was de PvdA nog voorstan­der van een 32-urige werkweek in 1990, hetgeen nu al is a.£gezwakt tot een 35-urige werkweek in 1993. Als echt politicus antwoordt Melker­t:"Afgezwakt of versterkt, het is maar hoe je het bekijkt." "Ten opzichte van de realiteit is een 35-urige werkweek toch nog een redelijk sterke inzet. De ervaring van de afgelo­penjaren leert det het niet reeel is om uit te gaan van een uniform concept als breekijzer voor het creeren van werkge­legenheid, waarbij we onderkennen dat er in toenemende mate sprake is van fricties op de arbeidsmarkt." Arbeidstijdverkorting zou momenteel een zeer effectieJ instrument kunnen zijn vanwege de /loge bezettingsgraad in veel bedrijven. Hier­door is de interne arbeidsreserve in veel geval­len verdwenen en kan toename van de aJzet niet meer met de huidige capaciteit opgevan-

gen worden. Hoe denkt de PvdA het voor elkaar te krijgen dat de werkgevers daar werk van maken? "Er moet een klimaat worden gecreeerd zonder allerlei wettelijke voorschriften, vooral in die sectoren waar veel meer werkgelegenheid kan worden gecreeerd, waarbij we inspelen op elkaars belangen en behoeften. De PvdA wil bijvoorbeeld met een impuls van een miljard gulden de scholing voor werkenden en niet­werkenden verbeteren, waardoor het voor de ondernemer aantrekkelijker wordt om arbeidstijdverkorting in be­paalde sectoren door te voeren. Dat het langs de kant staan van een aantal matig opgeleide mensen wordt teruggebracht lijkt mij een evident ondernemersbe­lang. De PvdA is geen voorstander van wettelijke dwang." De PvdA streeft een steeds grotere parti­cipatie na van vrouwen, etnische min­derheden en gedeeltelijk arbeidsonge­schikten. Dit heeft een negatieve in­vi oed op de daling van de werkloosheid. Melkert geeft toe dat in vier jaar tijd de grotere participatie slechts ten dele kan worden verwezenlijkt, maar wijst daar­bij op het feit dat er door het PvdA­beleid 175.000 a 225.000 extra banen geschapen worden bovenop het aantal waarvan het Centraal Planbureau bij on­gewijzigd beleid uitgaat (225.000). Aan-

vullend zegt Melkert: "Naarmate de aanzuigende werking op de niet geregis­treerde werklozen meer succesvol is, komt er ook meer druk te staan op het instrument arbeidstijdverkorting, om meer ruimte op de arbeidsmarkt te ma­ken." Alsof de werkloosheid van de afgelopen jaar nog niet hoog genoeg is om druk uit te oefenen op arbeidstijdverkorting. De indruk dat de PvdA arbeidstijdverkor­ting links laat liggen wordt versterkt door de indruk die wij van Melkert kre­gen alsof het vanzelf wel gord komt met de ATV. Dit wordt nog versterkt als . blijkt dat bij de berekening van de stij­ging van het aantal banen met 175.000 a 225.000 nog geen rekening is gehouden met de positieve resultaten die zouden voortvloeien uit de A TV. Melkert hier­over: "De PVDA heeft bewust deze flexibiliteit ingebouwd om een niet te rooskleurig beeld te scheppen." Een op­lossing voor de hogere participatie, die uiteraard nastrevenswaardig is, heeft de PvdA dus niet.

Inkomensbeleid Opmerkelijk voor de arbeiderspartij is dat ze momenteel pleit voor matiging van de lonen en tevens het gedeeltelijk -niet doorvoeren van de lastenverlich­tmg. -Dit lijkt in strijd te zijn met de'

----- ROSTRA 160 JUN I / JULI 1989 -----------------;--- ----11 -----

Page 12: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN ---------------------------------

wensen van Koks oude werkgever, de vakbonden. Melkert wijst hierbij op het feit dat een deel, twee miljard, van de lastenverlichting niet doorgaat en dat de resterende 1,9 miljard die voor de belas­tingverlichting is uitgetrokken niet ten goede zal komen aan de hogere inko­mensgroepen. De vakbonden zien vol­gens hem, vooral in verband met de koppeling van de collectieve sectorlonen aan die van de marktsector, de noodzaak van loonmatiging ook in. Zowel FNV als CNV zouden zich breder opstellen dan alleen als belangbehartigers van hun leden. Verder zegt Melkert redenen te hebben om aan te nemen dat de vakbe­weging zich anders zal opstellen indien de PvdA in de regering komt, dan tegen­over weer een CDA-VVD coalitie. Oat Melkert dit nog wel eens tegen zou kun­nen vallen blijkt wel uit de recente uit­spraak van de voorzitter van de FNV Stekelenburg: "Het woord loonmati­ging heb ik uit mijn woordenboek ge­schrapt." Eerder liet Stekelenburg al we­ten dat er harde afspraken moeten ko­men over de 35-urige werkweek willen de bonden de komende jaren opnieuw offers brengen. De PvdA pieit voor koppeling van de lonen van de uitkeringsgerechtigden, ambtenaren en trendvolgers aan de loonontwikkeling in de marktsector zoiang deze niet uit de hand dreigen te lopeno Dit is precies het voorstel wat het CDA in 1986 deed en waarvan den Uyl zei dat hij dit "een bijzonder laJJe formule" vond. Nu komt de PvdA zelJ met dil voorstel. Handig het onderwerp "den Uyl vermij- . dend zegt Melkert:"De inzet van de for­mule blijft toch verschillend. Onze inzet is: koppeling is regel, tenzij ... CD A­inzet is dat ze van jaar tot jaar vasstellen of er gekoppeld wordt, hetgeen een be­langrijk politiek verschil is. CDA ziet koppeling als een sluitpost op de begro­ting, wij zeggen echter dat het een doel opzichzelf is." Het verschil mag dan in politieke zin groot zijn, maar uitkeringsgerechtigden voelen uiteindelijk hetzelfde, indien de marktlonen te snel stijgen. De grens waar de koppeling door een te grote loonstijging moet worden losgelaten weet de nogal eentonig pratende Mel­kert niet aan te geven, omdat de PvdA deze van te voren niet bepaalt. Er ont­staat op zo'n moment een dilemma tus­sen inkomen en werkgelegenheid." W anneer de werkgelegenheid daalt ten­einde de uitkeringstrekkers een hoger inkomen te verschaffen, bewijs je deze groep hiermee geen dienst."

Koppeling is voor ons een doelstelling en niet een sluitpost op de begroting

Tot slot nog een vraag over uw verkiezings­programma in het algemeen. Wij vinden de tekst voor een linkse partij wat saai aandoen en weiniggedurft, waarbij ideologien amper te vinden zijn. "Bij het schrijven van een programma moet je keuzes maken over wat je op­schrijft, waarbij je het bovendien naast het CDA en VVD moet kunnen leggen.

Kader 1:

Op deze manier komen de markante verschillen tussen de PvdA en beide an­dere partijen naar voren. Ons program­ma is de uitdrukking van waar de partij op dit moment staat. Uitgaande van het belang dat de PvdA deelneemt aan de volgende regering moeten we tot over­eenstemming komen met andere poten­tide regeringspartijen. Regeren vindt ik esentieel. "

---~--------------------.--------------------------

CoHectieve lastendruk, groei en werkloosheid in Nederland en Zweden

Het beleid van de kabinetten Lubbers',! en II heeft zich ger;cht op her . terugdr;rig~n van de uitgaven in de collectieve sector. Deze u;tgaven zijn . ;n Nederland zeer hoog en moeten worden opgebracht door het werken­de gedeelte van de bevolking, de werknemers en ondernemers.De collec­tieve lastendruk per werknemer, ofwelhet aandeel van het inkom en dat menb~1:aalt aan premies en belastingen is in Nederland dan ook nave­nant haag;: Een verdere stijging van deze lasten kan leiden tot een lagere winstmarge wanneer de ondernemer de kostenstijging niet doorberekent in de prijzen. Doet hij dit wei, dan tast het de concurrentiepositie aan. Het kabinetvreest nu dat met name de Nederlandse exporteur door een verslechterende concurrentiepositie ten JJPzichte van het buitenland ;n de . pro~/emen komt. In een kleine, open.economie als Nederland zet 'dit de economische groei onder druk. . . . Wanneer we er van uitgaan dat de werkgevers een deel van de hogere premies.bij stijgende collectieve uitgaven moeten opbrengen, leidt dit tot. stijgende bruto loonkosten. Dit staat' een groe; van de werkgelegenheid in de .• weg. De toch al hoge bruto 10Qnkpsten in Nederland worden vaa/( gezieri':als een van de belangrijkste ' ootzaken van de werkloosheid. Hetvoorbeeld van ZWeden laat echter-zien dat dit geen wetmat;gheid is . . .. Hetland is in meerdere opzichten te itergelijken met Nederland; het is een ' kleine, open economie. Ook Zweden heeft een zeer hoge collect/eve lastendruk, zelfs de hoogste van aile OESO-Ianden. Tegelijkertijd is ' er . echter een lagere werkloosheid '(2.5 % in 7988 tegenover 72.5 % in Nederland) en een hogere econom;sche groei 2.2 % gemiddeJd over de laats.te vier jaar tegenover 7.7 % ;n Nederland). Daarbij moet welopge­merktworden dat Zweden de prijsstijgingen en de daarmee gepaard gaaiideaantasting van de concurretiti~ositie opvangt door haar munt te latende,valueren. Dit is in ons land in principe ook mogelijk, ' maar Nederlarids.treeft naar een vaste wisselkoers van de gulden ten opzichte' van"de-Duitse mark. BroiJ;;::Voikskrant, NRC Handelsblad,:..:¢ESO jaarlijks rapport (7988)

...... .. . , ... . '

.-..... ~,... _2~ ~_-_-_--_________ Z~~_~---------------~":::!=-~~-

- --- 12 -------------- --------- ROSTRA 160 JUNI/JUU 1989-----

Page 13: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

----------------------------'-------- VERKIEZINGEN ----

JJWe hebben ons .verkeken op de macht van de overheid))

Dit zegt financieel-economisch specialist van het CDA en ex-staatssecretaris van Financien Van Amelsvoort. Ret CDA vindt dat het onder Lubbers gevoerde beleid moet worden voortgezet. Desalniettemin worden enige veranderingen gerntroduceerd,

waarvan de belangrijkste de grotere aandacht voor het milieu en de hernieuwde introductie van een koppeling tussen lonen en uitkeringen zijn. Ten aanzien van

werkgelegenheid stelt het CDA vertrouwen in loonmatiging en marktmechanisme. Ret trekt geen extra geld uit voor nieuw werkgelegenheidsbeleid.

Collectieve lastendruk Als we naar Zweden kijken dan zien we

dat een hoge collectieve lastendruk een hoge ecohomische groei niet in de weg hoeji te staan (zie kader 1) . "Niet per definitie, nee. Maar we nemen het Zweedse systeem niet over. U haalt er een element uit waaruit niet voIgt dat je in een totaal ander sociaal-economisch systeem als het N ederlandse ook met een hoge collectieve lastendruk zou kunnen leven." De vergelijking tussen Nederland en Zweden vindt Van Amelsvoort mis­plaatst. Als wij hem vragen de relevante verschillen tussen Zweden en Nederland weer te geven, loopt het gesprek op dit punt voortijdig vast wanneer hij op­merkt: "Ik vind het een beetje vervelend dat u geen vragen stelt, maar een discus­sie aangaat." Het CDA benadrukt in het verkiezings­programma het belang van de kerntaken van de overheid. Een van deze taken is onderwijs. We vragen hem waarom het CDA van de vier grote partijen toch het minste extra geld voor onderwijs over heeft (zie kader 3). Aanvankelijk wil Van Amelsvoort hierover niet praten, aangezien hij financieel-economisch specialist is en dus niet over onderwijs gaat. Het gaat hier toch om produktieve overheidsuitgaven die goed kunnen zijn voor de economie? Heeft hij wei eens van human capital gehoord? Na enig doorvragen wil hij er toch wel wat over kwijt: "Het blijkt ondoenlijk de uitga­ven te ramen, omdat je van\ te voren niet weet hoeveel mensen van een bepaalde onderwijssoort gebruik gaan maken en de verschillende onderwijssoorten zijn nou eenmaaI niet allemaal even duur. Ook het gemiddelde salaris van de on­derwijsgevende blijkt buitengewoon moeilijk te ramen. Met die onzekerheid zullen we moete:n leven."

Raoul Leering, Luc Moers

Het CDA gaat toch niet voorstellen dat de studentenaantallen beperkt moe ten worden, omdat we het niet kunnen betalen? "Studenten zijn een geval apart. Voor hen geldt geen leerplicht meer. Er is dus geen principieel bezwaar tegen beper­king van de aantallen. Als er te weinig geld is moet je keuzes maken. Je kunt elke overheidstaak maar in beperkte mate nastreven." In dit licht is het ook begrijpelijk dat Van Amelsvoort met de voorgestelde verlaging van het financieringstekort met een half procent per jaar tevreden is. Daar waar partijgenoot Ruding het graag met driekwart procent per jaar zou zien dalen, is Van Amelsvoort van me­ning dat daardoor te veel andere zaken in het nauw zouden komen.

het zwarte circuit voor hem een belang­rijke reden om aan te nemen dat de lasten in Nederland te hoog zijn. Je kunt je echter afvragen of de lasten­verlichting wel op het juiste moment komt, gezien de aanwakkerende inflatie. Van Amelsvoort vindt deze overweging niet relevant. De inflatie in Nederland is volgens hem hoofdzakelijk cost-push in­£latie. Dat klinkt aanneme1ijk als je kijkt naar de recente loonstijgingen in een aantal bedrijfstakken, maar DNB heeft onlangs niet voor niets kredietbeperken­de maatregelen genomen. We geven momenteel met z'n allen meer uit dan er binnenkomt; demand-pull inflatie speelt in Nederland weldegelijk een rol.

"ATV een mooi ideaal dat in de praktijk niet uitvoerbaar bleek"

In het verkiezingsprogramma wordt wei vee! geld uitgetroHen voor lastenverlichting (ruim 4 mid). Waarom dat teld niet aan­wenden voor onderwijs en inJrastructuur? "Dat zou niet verstandig zijn. Lastenver­lichting is uiterst belangrijk. lk heb de stellige overtuiging dat in Nederland zo­wel de belastingtarieven als de premies te hoog zijn. Dat werkt verstorend." W at betreft de te hoge premies komt Van Amelsvoort met het bekende ver­haal over het te grote verschil tussen bruto- en netto-bnen (de wig). "Dat maakt de arbeidsmarkt star." Deze visie wordt bevestigd in een onlangs versche­nen rapport van de OESO, waarin de te grote wig als belangrijkste oorzaak van de werkloosheid in Nederland wordt ge­zien. Meer algemeen is de omvang van

Werkgelegenheidsbeleid Een van de opvallenste punten in het verkiezingsprogramma is dat in de fi­nancieIe paragraaf geen bedrag is gere­serveerd voor extra werkgelegenheids­maatregelen. Op dit gebied verwacht het CDA veel van de tripartisering van de arbeidsvoorziening, waardoor naast de overheid ook werkgevers en werkne­mers actiever betrokken worden bij het arbeidsmarktbeleid. Het CDA gaat er vanuit dat het hiervoor eventueel beno­digde extra geld automatisch wordt te­rugverdiend, doordat de overheid min­der werkloosheidsuitkeringen zal hoe­ven te betalen. Dit lijkt verdacht veel op een cirkelredenering: je lost de werk­loosheid op met het extra geld dat je

----- RO STRA 160 JUNI / JULll989-------- ---- --- -------- 13-----

Page 14: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN -------------------------------­

verdient als je de werkloosheid oplost (in soortgelijke bewoordingen opgemerkt door de Tilburgse econoom Van der Ploeg in de Volkskrant van 3 juni jl.). Waarom is er geen extra geld uitgetrokken voor arbeidsmarktbeleid? "Op het gebied van werkgelegenheids­beleid kan de regering heel weinig doen. Het allerbelangrijkste is het algemeen economisch beleid en daarbinnen de loonkostenmatiging. Dan moet je hopen en mag je verwachten dat het bedrijfsle­yen voldoende gaat investeren om ar­beidsplaatsen te scheppen. Dit beleid heeft een enorm succes gehad, alleen is de groei van het arbeidsaanbod zo groot geweest dat de werkloosheid niet vol­doende is gedaald." Van Amelsvoort geeft toe dat het spec i­fieke arbeidsmarktbeleid van de twee ka­binetten Lubbers niet geslaagd is in de mate waarin dat werd voorgesteld. Hij zegt hierover: "Oat is ook een van de redenen waarom ik kom tot mijn stelling dat de overheid op dit gebied weinig kan doen." Maar dat kan toch ook liggen aan het falen van dat arbeidsmarktbeleid (zie kader 2)? "U mag elke term gebruiken die u wilt, aileen kies ik mijn woorden. Van veel programma's voor bijvoorbeeld langdu­rig werklozen is het geld niet eens opge­gaan. Ais blijkt dat een werkgelegen­heidsprogramma niet uitgevoerd wordt en dat ook de doelstelling niet bereikt wordt, dan ligt het niet voor de hand om nog meer geld ter beschikking te stel­len." Een andere maatregel die zou kunnen bijdragen aan het verlagen van de werk­loosheid is arbeidstijdverkorting (ATV). Van Amelsvoort noemt dit "een mooi ideaal dat in de praktijk niet uitvoerbaar bleek." In het verleden heeft ATV inder­daad slecht gewerkt: waar de arbeidstijd werd verkort werden geen nieuwe men­sen aangenomen om de vrijgekomen plaats op te vullen. Oat kwam vooral omdat er vaak een interne arbeidsreserve bestond, die nu echter grotendeels ver­dwenen is. Is de tijd nu niet rijp voor A TV, met name gezien het grote percentage langdurig werklo­zen? "Ik geloof niet dat het werkt. Ik hoor onder werkgevers op het ogenblik nogal eens dat ze bepaalde mensen niet meer kunnen krijgen. Ais je de arbeidstijd van een aantal metselaars verkort, dan kunje daar geen timmerman voor aanstellen. Ik geloof niet dat er onder de langdurig werklozen een relevant aantal is dat de plaats zou kunnen innemen van diege­nen wier werktijd verkort wordt." Daarom is extra geld voor omscholing in het kader van werkgelegenheidsbeleid toch juist zo belangrijk?

"Oat is inderdaad buitengewoon belang­rijk. Alleen, dan kom ik weer bij hetzelf­de punt als daarnet: van veel program­ma's is het geld niet opgegaan. Er is onvoldoende belangstelling voor." Vanwege die onvoldoende belangstel­ling voor scholingsprogramma's zou je kunnen denken aan het instellen van scholingsplicht voor mensen die een uit­kering genieten. Om het voorbeeld van Zweden toch maar weer aan te halen: een systeem van rechten en plichten. Oat functioneert daar uitstekend. Dat laatste zegt Van Amelsvoort, zoals te verwach­ten, "helemaal niets." Bovendien is hij geen voorstander van scholingsplicht, omdat dat vol gens hem in strijd is met de Nederlandse traditie. Het feit dat de geschapen werkgelegen­heid vooral is gaan zitten in banen met weinig arbeidsrechten voor oproep­krachten (zoals blijkt uit een onderzoek van Kloosterman en Elfring) vindt hij een goede ontwikkeling. "Het maakt de arbeidsmarkt flexibeler en het is het be­wijs van het disfunctioneren van de ar­beidsbureau's." Loonmatiging blijft vol­gens hem het belangrijkste in de strijd

tegen de werkloosheid. Dat Lubbers in 1986 heeft gezegd dat de werkloosheid in 1990 met tweehonderdduizend zou zijn teruggebracht (een uitspraak die hem blijft achtervolgen), noemt Van Amelsvoort een misschatting. Meer al­gemeen: "We hebben ons verkeken op de macht van de overheid."

Inkomensbeleid Onder de twee kabinetten Lubbers is flink gedenivelleerd. In de eerste rege­ringsperiode werden het wettelijk mini­mumloon, de uitkeringen en de ambte­narensalarissen vier jaar lang praktisch bevroren. Ook in de tweede regerings­periode bleek er weinig ruimte om deze catagorieen mee te laten profiteren van de algemene welvaartsstijging. Dit alles heeft geleid tot een denivellering van twaalf tot vijftien procent tussen mini­mum en modaal. Het CDA denkt dat de koppeling tussen lonen en uitkeringen in de nieuwe kabinetsperiode weer her­steld kan worden. Die koppeling is ech­ter wel verbonden aan een aantal strin­gente randvoorwaarden, waardoor het nog maar zeer de vraag is of ze de ko-

---------14------------------------------------------ ROSTRA 160 JUNI/JULl1989----

Page 15: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------------------------------------------------------------------- VERKIEZINGEN ---------

mende jaren inderdaad wordt ingesteld. Zo stelt het CDA als voorwaarde dat de loonontwikkeling in de marktsector ge­matigd blijft, zodanig dat deze blijft bij­dragen aan de groei van de werkgelegen­heid. Denkt u dat de koppeling er daadwerkelijk komt? "Als ik kijk naar de loonstijgingen in enkele CAO's op het ogenblik, dan moet ik vrezen dat het er niet van zal komen. Maar als ik de afgelopenjaren bezie, dan constateer ik een grote bereidwilligheid van werkgevers- en werknemersorgani­saties om te mati gen. Deze organisaties hebben het de komende jaren zelf in de hand." FNV-voorzitter Stekelenburg wi! een 35-urige werkweek, anders komen er harde loon­eisen. "Nouja, ik vind dat heel onverstandig." Ais op grond van arbeidsmarktoverwe­gingen extra loonkostenmatiging in de onderste regionen wenselijk is, dan zal deze moeten worden gezocht in een ver­dere relatieve verlaging van de bruto loonkosten op minimumniveau. De pre­mies moeten dan dus omlaag, de koop­kracht van de mensen die aangewezen zijn op het minimumloon mag vol gens het CDA niet verder aangetast worden.

verder zullen moeten gaan in onze mi­lieumaatregelen dan we kunnen eisen van landen als Griekenland en Spanje." In het verkiezingsprogramma staat dat het reiskostenJorfait, waar het kabinet over strui­kelde, afgeschaft moet worden. Het CDA stelt heffingen op brandstolJen voor onder gelijktij­dige verlaging van de motorrijtuigenbelasting; is dat niet tegenstrijdig? "Dat is een hele oude wens, die had de KVP al: benzine duurder, auto goedko­per. Het autorijden belasten in plaats van het autobezit." Mensen kopen geen auto om in de garage te laten staan, waarom die auto niet duurder maken? "De auto duurder maken en toch naar een Europese markt? Ik denk eigenlijk dat wat in ons programma staat al niet kan. Ik woon op veertien kilometer van de Belgische grens. Als de benzine hier duurder wordt gemaakt tank ik niet meer in Nederland." We krijgen het een beetje met hem aan de stok over de vraag wat wel en niet samengaat met een Europese markt. J e zou er toch aan kunnen denken de mo­torrijtuigenbelasting juist te verhogen? Dat verandert toch niets aan de aanschaf­prijs van een auto? Waarom zou dat inconsistent zijn met een Europese markt? "u bent econoom, ik ga niet met

"Lastenverlichting is uiterst belangrijk"

Milieu Nederland zal volgens Van Amelsvoort niet te ver vooruit kunnen lopen op de rest van Europa wat milieumaatregelen betreft. Toch kan Nederland wat hem betreft best een koplopersfunctie op het gebied van milieu vervullen. Hij noemt het voorbeeld van de katalysator, "waar­mee onze minister vooruitliep op de rest van de EG en zelfs op het matje geroe­pen is door Brussel, terwijl datzelfde Brussel nu besloten heeft om het in de hele EG te gaan doen." Zullen milieumaatregelen dan niet toch de concurrentiepositie van Nederland aantasten? "Het grote probleem ligt inderdaad in de concurrentiepositie. Ik denk dat we daar maar een ding tegenover kunnen stellen en dat is ons niveau van technologie. Wij zijn nou eenmaal veel verder dan bijvoorbeeld Griekenland en Spanje, waar men het met milieumaatregelen niet zo nauw neemt. Wijkunnen veel ingewikkeldere produkten maken en ook met veel schonere technieken wer­ken zonder uit de markt gedrukt te wor­den, dat is mijn overtuiging. We moeten ons in landen als Nederland, Belgie, Duitsland en Frankrijk realiseren dat we

u discussieren over markttheorien. Ais een socioloog me dit zou vragen dan zou ik het begrijpen." Toch gaan mensen heus niet naar het buitenland verhuizen, als de motorrijtuigenbelasting in Neder­land omhoog zou gaan. Een andere oorzaak van de milieuvervui­ling in Nederland is het gigantische mestoverschot. Het CDA vindt dat een verdere vermindering van de veestapel, die in het kader van de Europese land­bouwpolitiek al ingekrompen is, als mi­lieumaatregel pas in aanmerking komt als alle andere middelen falen. Daarbij denkt men dan aan de verwerking en de distributie van mest. Van Amelsvoort geeft toe dat dit symptoom- in plaats van oorzaak-bestrijding is, maar: "Een nog verdere beperking van de veestapel zou groot leed bij de boeren veroorzaken. Dat is niet verantwoord zonder eerst andere maatregelen te proberen. Ik denk eigenlijk dat we wat betreft het hele milieubeheer moeten gokken op verbe­tering van de technologie. Dat is trou­wens allerminst een gok als je ziet waar­toe de Nederlandse industrie in staat is, hoe vindingrijk ze is en hoe geweldig ze reageert op het milieuprobleem."

Belangrijkste principe van het CDA blijft: de vervuiler is verantwoordelijk. Milieubeleid moet zodanig gevoerd worden dat de totale milieukosten zo­veel mogelijk tot uitdrukking komen in de produktprijzen. Van Amelsvoort: "Tegen u als economen kan ik het nog korter zeggen: exteme effecten interio­riseren. De overheid kan de last niet aileen dragen. De consument moet we­ten waaraan hij mede schuldig is." Voor bijvoorbeeld aJvaliozingen door bedrij­ven is de consument nou niet zo heel direct verantwoordelij k. "Dat klopt. J e houdt, denk ik, financieel genomen tien tot twintig procent over van milieumaatregelen waar je dat prin­cipe niet kunt toepassen. Verscherping van controle lijkt mij hier noodzakelijk. Het opleggen van draconische boetes heeft volgens mij weinig effect. Ik denk niet dat de afschrikkende werking van hoge boetes erg sterk is. Vergroting van de pakkans is belangrijker. Het is mis­schien veel beter om de weg die de wetgever nu schijnt in te gaan slaan, namelijk om iemand het voordeel dat hij aan criminele handelingen heeft ont­leend af te nemen, ook op bedrijven die illegaal afval lozen toe te passen. Dat is een heel ander idee dan een boete." •

- ------- ROSTRA 160 J UN I / JULI 1989 ------------------------------------------ 15 -------

Page 16: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

__________ ___ _____________ _______ VERKIEZINGEN ----

Verlaging lastendruk en loonmatiging hoekstenen van

VVD programma De VVD heeJt onder de kabinetten Lubbers een vrij grote invloed uitgeoefend op het gevoerde sociaal-economisch beleid. Het terugdringen van de overheid ter versterking van de positie van het bedrijfsleven is altijd al een stokpaardje van de partij geweest. Ook de tot stand gekomen denivellering tussen minimum en modale inkomens is een

aloude wens van de liberalen. Rostra evalueerde met een bevlogen financieel­economisch specialist van de VVD) de heer de Grape) het gevoerde en te voeren beleid.

Raoul Leering, Pieter van der Meche

Collectieve lastendruk In het VVD-verkeizingsprogramma wordt veel nadruk gelegd op het verlagen van de collectieve lastendruk. Zweden heeft ook een hoge collectieve lastendruk en die gaat samen met een hoge economische groei en een zeer lage werkloosheid (zie kader 1) Waar maakt de VVD zich druk over? "De vergelijking met Zweden faalt vol­ledig. Dat heeft de OESO in een van haar rapporten ook aangetoond. Het Zweedse produktenpakket is anders en Zweden is niet als Nederland een open economie." ,Dat zegt U nu maar de exportquote van Zweden ligt tussen de dertig en vijfendertig procent. Ook Zweden kan ilus tot de kleine open economieen gerekend worden. "Ik ben natuurlijk geen econoom. Zon­der me in de economendiscussie te men­gen wil ik er toch het volgende over zeggen. Het laatste OESO-rapport laat weer zien dat Nederland een te hoge collectieve lastendruk kent. V oor een

is dat door een daling van de collectieve lasten de mensen er in koopkracht al op vooruit gaan. Een belangrijke oorzaak voor een verhoging van de brutolonen valt daarmee weg. Ik denk dat daarover weI consensus bestaat in de politiek. Je kuntje trouwens afvragen hoe succes­vol men is geweest met het beleid ge­richt op verlaging ~an de collectieve lastendruk. In de periode 1982-1986 is slechts de stijging ervan licht afgeremd. Pas de laatste twee jaar zien we een stabilisatie en zelfs een lichte daling van de collectieve lastendruk." Ben dalende collectieve lastendruk leidt tot een daling van de colectieve uitgavenquote. Dat heeft tot gevolg dat bepaalde noodzakelijke investeringen niet meer plaatsvinden. Neem bijvoorbeeld het onderwijs daar is de kwali­teitsajbraak al in volle gang. De Grave kan een lach niet onderdruk­ken. "Dat lijkt me wat overdreven voor een land met de hoogste onderwijsquote (onderwijsuitgaven gedeeld door het na-

"De vergelijking met Zweden faa It volledig"

land dat deel uit maakt van een groot handelsblok, de Europese Gemeenschap, heeft dat belangrijke nadelen. De hoge druk op de toegevoegde waarde en de loonkosten als gevolg van de hoge col­lectieve lastendruk maakt ons land on­aantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven. In het verleden heeft de hoge collectieve lastendruk door het afwentelen daarvan op de werkgevers geleid tot een loon­prijsspiraal. Het verhaal is welbekend. Andersom geredeneerd kan je zeggen dat met een daling van de lastendruk een gematigder loonkostenontwikkeling kan worden bereikt. De reden daarvoor

tionaal inkomen) in Europa. Er moet niet meer geld aan onderwijs uitgegeven worden maar binnen het bestaande bud­get moet efficienter met het geld wor­den omgesprongen. Bovendien is er de afgelopenjaren niet bezuinigd op onder­wijs maar zijn slechts de overschrijdin­gen van het budget gecompenseerd." Toch wordt er vanuit het onderwijs en het bedrijfsleven steeds benadrukt dat de bezuini­gingsmaatregelen waaronder de invoering van de tweefasenstructuur, tot een daling in de kwaliteit van ajgestudeerden leiden. "Dat werd in "73 net zo hard verkon­digd en toen was de onderwijsquote nog veel hoger. Ik heb ook met 1600 mensen

in de rechtenfaculteit gezeten. Denk niet dat ik niet open sta voor kritiek op het onderwijs maar ik wil waarschuwen voor overdrijving. De VVD stelt zich op het stand punt dat er niet verder moet worden bezuinigd maar dat er daarnaast efficienter met het bestaande budget moet worden omgegaan. Je zou je bij­voorbeeld kunnen afvragen of een klein land als Nederland wel zoveel universi­teiten nodig heeft. Een concentratie daarvan is een van de mogelijkheden voor efficiencyverbetering."

De VVD heeft een bedrag van 8,2 miijard gulden uitgetrokken voor lastenverlaging voor ae burger (zie kader 3) . De overheid moet dan maar afwachten wat daarmee gaat gebeu­ren. Is het niet beter dat zij het zelJ houdt en aanwendt voor productieve investeringen? "Laat me eerst even benadrukken dat de discussie gaat over slechts 2 procent van het nationaal inkomen. Dat is de 10 miljard gulden die de VVD minder wil uitgeven dan de PvdA. Een verlaging van de collectieve lasten is een van de hoekstenen van ons programma. Een an­der die er mee samenhangt is het voort­zetten van een gematigd loonkostenbe­leid. De PvdA en in mindere mate het eDA zuBen ernstige problemen krijgen met het handhaven van de koopkracht. Voor de ambtenarensalarissen en de uit­keringen is een stijging van twee procent voorgesteld. Dat is slechts ter compensa­tie van de inflatie. Daarnaast zit er ook een aantallastenverzwaringen in de pro­gramma's. Per saldo is er dus sprake van koopkrachtverlies als PvdA en eDA hun zin krijgen. Het lijkt mij niet erg waar­schijnlijk dat de burger bij een, door het ePB voorspelde, economische groei van tweeenhalf procent daarmee accoord gaat. De lonen zuBen in de toekomst naar

- ---16 ---- - - ------ ---------- ROSTRA 160 JUNI / J ULI 1989

Page 17: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN ---------------------------------

mijn mening dan ook hoger uit vallen dan gewenst om het koopkrachtverlies te compenseren. Een belangrijk uit­gangspunt van de verkiezingsprogram­rna's van CDA en PvdA komt dan niet uit. Een koppeling tussen lonen en uit­keringen stuwt de collectieve uitgaven dan nog verder omhoog. Met de door ons voorgestelde lastenverlaging wordt de koopkracht van de werknemers enigszins gesteund." Is het tijdstip voor lastenverlaging niet erg ongunstig gekozen. Landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan kampen reeds met capaciteitsproblemen, de kans op stijging van de geimporteerde in{1atie in Nederland neemt toe. Een lastenverfaging zou de inj7atie nog meer aanwakkeren. "De koopkrachtimpuls van de door ons voorgestelde lastenverlaging, is maxi­maal een compensatie van de inflatie. In een peri ode van vier jaar komt de VVD uit op een koopkrachtverbetering van drie procent. Oat is gemiddeld driekwart procent per jaar. Bij een economische

van de arbeidsmarktrelevante uitkerin­gen. Die vormen vijfentwintig pro cent van het totaal aan uitkeringen. Uiteinde­lijk wordt een behoud van koopkracht van de minima gegarandeerd middels de lastenverlichting, waar ook zij van profi­teren. Naar mijn mening zuBen de werkgelegenheidseffecten beter uit val­len dan met de plannen van CDA en PvdA bereikt zal worden." Aile partijen waaronder de VVD baseren hun programma's op een economische groei van tweeenha/f procent. Waar gaat de VVD het geld weghalen als de groei lager uitvalt? De Grave antwoordt beslist. "Ik kies er dan voor in de lastenverlaging te snijden. Snijden in de uitgaven is altijd moeilij­ker. De VVD is bovendien de enige partij die rekening heeft gehouden met ee~ . tegenvallende ec.onomische groei. W IJ hebben daarvoor In ons programma reserves opgenomen. Weliswaar niet groter dan een miljard, maar toch, het is een signaal."

Werkgelegenheid Uit de rapporten van het CPB (zie kader 2) blijkt dat het kabinet er nog steeds niet in geslaagd is veel aan de langdurige werkloos­heid te doen. Uit het programma blijkt dat de VVD nog steeds veel verwacht van een jeugd­werkgarantieplan. Daarnaast is de VVD een voorstander van herorienteringsgesprekken. Voor scholing wordt daarentegen niet meer dan tweehonderdvijftig miljoen uitgetrokken. Veel minder dan de een miljard die de PvdA voorstelt. "Laat ik allereerst benadrukken dat de groei van het aantal banen spectaculair is geweest. In Europa zijn we onovertrof­fen. Die banengroei is het gevolg ge­weest van de nadruk die CDA en VVD

"Als economische groei tegenvalt kies ik voor snijden in de lastenverlaging"

groei van tweeenhalf procent per jaar is dat zeker niet inflatoir." Met haar plannen voor een lastenverlaging werpt de VVD zich op als beschermer van de werknemers. Tegelijkertijd stelt zij voor de reele minimumlonen te verlagen. "De werkloosheidsproblematiek con­centreert zich al jaren op de laagge­schoolden die veelal het minimumloon verdienen. Onder hen bevinden zich veellangdurig werklozen. Er is dus spra­ke van een relatie tussen de hoogte van het minimumloon en de werkloosheid. Deze veronderstelling wordt al jaren ge­hanteerd. De VVD stelt nu voor het reele minimumloon licht te laten dalen door het niet volledig voor in£latie te compenseren. Eenzelfde verlaging zal ook plaatsvinden voor de reele waarde

hebben gelegd op het herstel van de marktsector. We zienechter dat het werkloosheidsprobleem in toenemende mate van een probleem op macroniveau, een microprobleem wordt. Daarmee doel ik op de situatie waarin de langdu­rig werklozen zich bevinden. Hun pro­bleem is niet op te lossen door er maar extra geld tegenaan te smijten. De gel­den die in het verleden gereserveerd zijn voor dit specifieke werkgelegenheidsbe­leid zijn niet opgemaakt. Er is hier dus sprake van onderuitputting, het knel­punt is het gebrek aan beleid, niet de beschikbaarheid van financiele midde­len. Oat laatste mag ook nooit een knel­punt zijn." Ret specifiek werkgelegenheidsbeleid in de afgelopen zeven Jaar heeft dus gefaald?

----- ROSTRA 160 JUNII JULI 1989 --------- -------------- 17 -----

Page 18: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN ---------------------------------

Kader 2:

-. ---------, .. ~----~----~------------.-, -----~------------

Falend werkgele.genheiosbeleid . Uif de onderstaande ·tabel blijkt dat ongeveer eim kwartyan de hogere wetkloosheidveroorzaakt is door het tegenvallende effect van het ar­beidsmarktbeleid. De aanbod beperkende maatregelen, ~zoals de' VUT, hebben de werkloosheid iets terug gedrongen. De creatievan het9Ctntal banen blijft echter sterk achte; bij de raminge"uit hetr:egeera/(koord. Daarnaast had het kabinet vee' verwacht van de groeilian het :'aantal deeltijdbanen. Van deze opttriistische voorspefling is niet veel terecht gekomen, waardoor 25. 000 inensen minder aan de slag konden. Opval­lend is vootts dat door andere factoren dan het arbeidsmarktbeleid de werkgelegenheid meer is toegenomen dan ten tijde vande regeerak­koordbecijferingen werd verwacht. Brbn: Macro ' Econom,sche verkenningen 1989 .

--------..... ---------~------------------~-----~------:--

Verschillen geregistreerde werkloosheid e,., de voorspelling in het regeerakkoord in duizendtalien.

ooor effect op beleidwerkloosheid

Geregistreerd aanbod -23 -23 Werkge-legenheid in arbeidsjaren -3': 31 Groei deeltijd baner -25 25

Extra werkloosheid 33

"Ja, dat kanje zo zeggen. Nogmaals, niet vanwege een gebrek aan geld maar aan beleid. Ik zie veel in het subsidieren van projecten gericht op dienstverlening. Het opnieuw creeren van banen, bij­voorbeeld huisbewaarders, die in het verleden in grote getale vanwege de scheefgegroeide kosten-opbrengstenver­houding verdwenen zijn.

externe effect op totaal effect factorenwerkloosheidwerkloosheid

73 73 50

26 -26 5

-40 40 65

87 120

In het VVD-programma is de enige voorspel­ling die er over de groei van het aantal banen gedaan wordt een aantal van vijfentachtigdui­zend ten gevolge van de wet Vermeend-Moor. In deze wet wordt een premieverlaging voor de minimumlonen voorgesteld. (De bruto-mini­mumloonkosten gaan daardoor omlaag ter­wijl ze netto gelijk blijven) . Opgeteld bij een schatting van het CPB van de aanwas van banen bij ongewijz igd beleid, komen we op driehonderdtienduizend banen. Ais de graei van het arbeidsaanbod daar van aJ wordt getrokken zal de werkloosheid met honder­duizend kunnen aJnemen. Gezien de huidige omvang van de werkloosheid te weinig. "Honderduizend werklozen minder is toch niet onaardig." Het is toch niet voldoende. De werklozen lijken weer het kind van de rekening te worden . Waarom heeft VVD niet als de

PvdA gedetailleerdere voorspellingen gedaan van de werkgelegenheidsiffecten van het door haar voorgestelde beleid. "Ik heb to en ons verkiezingsprogramma uitkwam aan het CPB gevraagd de door ons voorgestelde beleidsmaatregelen door te rekenen. Het CPB was toen nog niet in staat de gevolgen voor de werk­gelegenheid van een lastenverlichting mee te nemen. Toen dat wel kon wilde men wachten tot de andere partijen hun programma's gepresenteerd hadden om ze dan tegelijk door te rekenen. De cij­fers die de PvdA heeft gepubliceerd zijn natte vingerwerk." De Grave geeft de bijbehorende visualisatie. Hij vervolgt: "Ik heb binnen de VVD toen geadvi­seerd geen eigen berekeningen te publi­ceren. De VVD en PvdA hebben wel met elkaar gemeen dat wij vergeleken met de andere partijen een zeer uitge­breide werkgelegenheidsparagraaf heb­ben."

In de afgelopen jaren hebben bedrijven de atv gebruikt om de overcapaciteit weg te werken. Nu kan atv inderdaad extra banen oplelleren. Waarom is de VVD er geen lIoorstander van de atll te lIerplichten? "Ik zie de invoering van atv niet als taak of instrument van de overheid . Als gene­riek instrument vind ik het slecht . Op verschillende sectoren van de ar­beidsmarkt treden nu al spanningen op. Dan is het een slechte zaak wanneer atv dingend wordt opgelegd. Waar de VVD wel wat in ziet is de kop­peling van atv aan bedrijfstijdverlenging. In plaats van dat machines, zoals nu het geval is, op zaterdag en zondag stilstaan, kan dan zeven dagen per week worden gedraaid. Het stilstaan brengt kosten met zich mee . Uit de kostenbesparingen die met de verlenging van de bedrijfstijd kunnen worden bereikt, kan de atv wor­den betaaid. Je moet dan weI aan de hei­lige huisjes van de zaterdag en de zondag komen . Gekoppeld aan atv is het dan wel zo dat mensen vier dagen per week wer­ken, waaronder het week-end, en daarna drie dagen vrU zUn . Ik kan mij volksstammen voorstellen die dat prettig vinden. " Uit een onderzoek van Kloosterman en El­

Iring blijkt dat de creatie van nieuwe banen vooral heeft plaatsgevonden in de laagstbetaal­de sector. Bij het midden en hoger kader zijn daarentegen per saldo banen verloren gegaan. De groei van het aantal banen in de laagstbe­taalde s.ector is samengegaan met een verslech­tering van de rechtspositie van de werkne-

Een verlaging van het minimum loon is vol gens ons een middel om langdurig werklozen aan een baan te helpen. Van­uit de PvdA is er veel kritiek op dit voorstel." Hij vervolgt verongelijkt, "er wordt ons verweten een asociaal beleid te willen voeren. Het standpunt van de PvdA is daarentegen dubbelzinnig. Zij heeft een premieverlaging voor de mini­mumlonen voorgesteld. Daarmee erkent ze dat er een verband tussen de hoogte van het minimumloon en de werkloos­heid bestaat. Anderzijds is door hen voorgesteld het minimumloon te verho­gen met tweeenhalf procent. Waar kies je als partij dan voor, inkomen of werk? De VVD heeft een duidelijke keuze ge­maakt."

II Je kan zeggen dat specifiek werkgelegenheidsbeleid heeft gefaald"

-----18----- -------------- ---- ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989-----

Page 19: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

------------------------- - ------- VERKIEZINGEN ----

mers. Ret voorstel van de VVD om het ontslagrecht te versoepelen zal dat aileen nog maar verergeren. Het is een van de weinige momenten dat de gedreven pratende De Grave even stil valt. "Ik ben verbaasd, ik wist niet van het bestaan van deze cijfers af. Ze wijken af van wat ik tot nu toe heb gehoord, namelijk dat de groei van de werkgele­genheid vooral in de hoogwaardige dienstverlening plaatsvindt. Ik denk da. iedereen verbaasd op deze cijfers zal rea­geren. Ik kan ze ook niet zo snel verkla­ren, maar ze zijn interessant. Wat betreft de verslechtering van de rechtspositie van de werknemers denk ik dat bijvoorbeeld de oproepkrachtsituatie ook een aantal voordelen biedt, met name voor vrouwen. De versoepeling van het ontslagrecht die de VVD heeft voorgesteld betekent slechts een aanpas­sing van de wet aan de praktijk. Het is nu al zo dat de meeste ontslagprocedures via de kantonrechter lopen en niet via het arbeidsbureau. De eerste procedure werkt sneller. De rechtsbescherming van de werknemers staat daardoor op de tocht omdat iedere kantonrechter zijn eigen normen hanteert. De VVD stelt dan ook voor de bestaande wetgeving zo aan te passen dat de behandeling van ontslagaanvragen door de kantonrechter beter wordt gereguleerd."

Inkomensbeleid Tussen modaal en minimum is in de aJgelo­pen jaren gedenivelleerd, maar vooral het verschil in inkomen tussen werkenden en niet-werkenden is toegenomen. Met de voorge­stelde verlaging van het minimumloon zal ook tussen werkenden onderling gedenivel­leerd worden. "Ja, maar er zijn heel weinig mensen die het minimumloon verdienen. Het mini­mumloon heeft voornamelijk gefunctio­neerd als koppelingsinstrument tussen lonen en uitkeringen. Daarnaast vervult het natuurlijk ook een arbeidsmark­tfunctie. Het is een ondergrens voor de laagstbetaalde lonen. Tussen mensen die werken en niet-werken is bewust gede­nivelleerd, om de sterke nivellering die in de jaren zeventig had plaatsgevonden ongedaan te maken. Uit onderzoeken van het ePB is gebleken dat de toenma­lige verregaande nivellering honderdui­zenden banen heeft gekost. Wilden we nieuwe banen scheppen dan moest het minimum loon bevroren worden. Als ik de uitkeringniveau's in Nederland met het buitenland vergelijk dan staan wij nog steeds keurig bovenaan. Kan je nagaan hoe hoog ze voor "82 waren. Terwijl de verschillen in inkomen tussen werkenden en niet-werkenden zijn toe­genomen zijn onze uitkeringen nog steeds verantwoord."

"Reiskostenforfait heeft geen flikker met milieu te maken"

De belastingverlaging door invoering van het plan-Oort zal voornamelijk de midden en hoger inkomensgroepen ten goede komen. De denivellering tussen de inkomens van werken­den zal dus nog sterker uitvallen. "Het is waal dat Dort relatief meer na­druk legt op de middeninkomens . Zij vormen juist die groep, die in de huidige structuur op marginale tarieven zit die tot honderd procent kunnen oplopen. Dat is natuurlijk dodelijk, dat begrijpt ieder mens. Als je het effect van het ver­lies van aftrekposten meeneemt is het beeld redelijk evenwichtig. Al moet ik toegeven, dat de nadruk ligt op de mid­deninkomens. Ik vind dat terecht omdat zij ook degenen zijn geweest die in het veri eden de rekening hebben betaald van de belastingerhogingen. In absolute be­dragen krijgen de hogere inkomens na­tuurlijk meer, maar het percentage koop­krachtverbetering is voor hen even groot als voor de lagere inkomens.

Milieu. In het VVD-programma staat dat de kosten van de vervuiling zichtbaar moeten worden gemaakt in de consumentenprijzen. De koop­krachtachteruitgang die daarvan het gevolg is wordt door de VVD gecompenseerd met las­tenverlagingen. Is dat niet wat vreemd als je het kopen van die producten wilt voorkomen. Wanneer je een milieuvervuilende auto als­nog betaalbaar maakt laten de consumenten dat apparaat nooit staan. "De VVD acht het prijseffect voldoen­de. Milieuvervuilende producten wor­den duurder in vergelijking met schone producten. De consument zal als gevolg daarvan andere keuzes maken. Het koopkrachtverlies dat zonder compensa­tie van de milieuheffingen zal optreden is na acht jaar volgehouden loonmati­ging en in een tijd van economische groei niet aan de kiezers te verkopen." Als de VVD nu echt met de toestand van het milieu begaan is waarom heeJt zij dan niet voor aJschaffing van het reiskosteriforJait ge­stemd? Een laconieke De Grave: "Omdat het reiskostenforfait geen flikker met het milieu te maken heeft. Er is een onder­zoek gedaan naar de milieueffecten van een afschaffing van het reiskostenforfait. De uitstoot van kooldioxide zou met slechts drietiende procent afnemen. De positieve effecten voor het milieu zijn dus marginaal. Bovendien zou afschaffing van het reis­kostenforfait niet fair zijn. Het forfait is bedoeld als subsidie van het forensenver­keer. In het verleden is de scheiding

tussen wonen en werken gestimuleerd en daarvoor zouden we die mensen nu de rekening presenteren. zelfs al zou het reiskostenforfait afgeschaft zijn, dan nog zouden de forensen de auto niet zo snel laten staan. Ze kunnen geen kant op. Het openbaar vervoer kan die toevloed van forensen niet aan. Bij de nu afgeketste plannen voorinvoering van de ov-jaar­kaart voor studenten was de NS al ge­dwongen om treinstellen uit Belgie te huren. Het is ook niet juist te denken dat ons verzet tegen afschaffing van het reiskos­tenforfait bedoelt was om de hogere in­komensgroepen te beschermen. Integen­deel, zij rijden in een leaseauto of wente­len de kosten op hun werkgever af. Het zijn juist de gewone werknemers in hun Opel kadett die de rekening betalen." Ret milieuprogramma van de VVD is geken­merkt door een gebrek aan concrete maatrege­len. Waarom? "Het leek ons niet zinnig specificaties op te nemen voor de toegelaten hoeveel­heid emissies per vervuilende stof. Oat zou de kiezer weinig zeggen. Het gaat ons om het principe, de vervuiler betaalt. Ook als het gaat om lozingen uit het verleden waarvoor toen nog geen toe­stemming nodig was." Voor een partij die extra geld uittrekt voor de versterking van het rechtsbestel om milieude­licten te kunnen opsporen en te bestraffen, hadden tenminste de straJmaten aangegeven kunnen worden die zij voor de verschillende delicten in gedachten had. "Daar zijn we niet op gekomen. Oat is een goed idee maar niemand heeft er aan gedacht." •

---- ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 ------ ---------- ------- 19 -----

Page 20: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN ---------------------------------

Overheid moet professionaliseren Parlement niet toegerust voor huidige taken

Ben dag voor het verschijnen van het concept-verkiezingsprogramma van D66 legt Maarten Engwirda nog de laatste hand aan de flnanciele invulling. Met een pennetje verschuift gemakkelijk een miljoentje van onderwijs naar de gezondheidszorg. Maar de prioriteiten liggen voor D66 vast. Ret flnancieringstekort, het milieu en een goed

functionerende 'overheid op maat' zijn de belangrijkste pijlers van het verkiezingsprogramma.

Jacco Knotnerus, Jasper Wesseling

Maarten Engwirda (45) is sinds 1975 kamerlid voor D66. Hij was 4 jaar frac­tievoorzitter en is al 12 jaar financieel woordvoerder van zijn partij. Hij was ook 8 jaar voorzitter van de vaste kamer­commissie voor rijksuitgaven. Kortom een financiele man pur sang, die ook deze keer verantwoordelijk is voor de financiele kant van het verkiezingspro­gramma. U heeJt zich altijd zeer sterk gemaakt voor verlaging van het financieringstekort. U bent zelJs wei eens omschreven als 'nog strenger dan Ruding'. Kunt u in het kort zeggen hoe het {inanciele plaatje van D66 eruit ziet (zie kaJer 3)? "Wij willen, evenals de andere drie gro­te partijen, het financieringstekort verla­gen met 2% in de komende 4 jaar. Daar­over be staat duidelijk consensus bij de 4 grote partijen. Maar voor D66 is het milieubeleid van zoveel belang dat we daar veel geld aan besteden (ruim 9,4 mldJW,JK). Wij gaan uit van de veron­derstellingen van het CPB. De ruimte die bestaat vol gens deze ramingen be­steedt D66 deels aan het terugdringen van het financieringstekort, zo'n 12 mId. Stijging van de ambtenarensalarissen en uitkeringen legt ook beslag op 12 mId. Onze beleidsintensiveringen beslaan zo' 8,5 mId waardoor wij 3,5 mId moeten bezuinigen op het overige beleid. De beleidsintensiveringen komen in de eerste plaats ten goede aan het milieu waaraan wij meer uitgeven dan de ande­re partijen. Daarnaast stoppen wij extra geld in het onderwijs (1,4 mId), gezond­heidszor~ (0,9 mid) en werkgelegenheid (0,5 mId)." Naast afschaffing van het reiskostenfor­fait en nuigroei van het defensiebudget

heeft D66 een aantal opvallende bezui­nigingsposten. Zo Ievert een gedeeltelij­ke afschaffing van de VUT een siordige 1200 min op. "De VUT is van een selectief arbeidsmarktinstrument uitge­groeid naar een tegenwoordig bijna au­tomatisch verworven werknemersrecht, dat is nooit de bedoeling geweest." 066 denkt verder 50 mIn op onderwijs te kunnen bezuinigen via een afslanking van het departement van Onderwijs en Wetenschappen.

Democratisering Is het mogelijk om goed onderwijsbeleid te voeren met nag minder geld? "In dit geval wel, wij willen meer decen­traliseren, minder regels vanuit het de­partement. Dan zijn er dus minder amb­tenaren nodig. Democratisering is al

sinds de oprichting een belangrijk uit­gangspunt van D66 en het is ook nu weer in het hele programma te vinden. Bij scholen bijvoorbeeld moeten eigen­lijk de ouders en de leerlingen de belang­rijkste zeggenschap krijgen. Een ander voorbeeld is de Tweede Ka­mer, vroeger zatje wekelijks in de kamer en hoorde je drie kwartier een onderne­mingsraad aan en drie kwartier de direc­tie en dan moest je beslissen of er geld in werd gestopt. Dat was gekkenwerk, die dingen moet je professionaliseren. De Tweede Kamer is daar niet voor uitge­rust. Wij vragen ons meer in het aIge­meen af of je de regering en het parle­ment niet de hoofdIijnen van het beleid moet Iaten bepalen. De uitvoering moet je delegeren aan zelfstandige bestuursor­ganen"

----20---------------------- ROSTRA 160 JUNI/JULl1989-----

Page 21: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

_________________________________ VERKIEZINGEN ----

Collectieve lasten Als de economische groei nu eens tegenvalt, welke consequenties zou D66 daar uit trek­ken? "Wij hebben een onzekerheidsvariant voor 2% groei. In dat geval leggen wij prioriteit bij het milieubeleid, de zwak­zinnigenzorg en in belangrijk mate bij het onderwijsbeleid. Dat betekent dus dat de rest zal moeten inleveren; crimi­naliteitsbestrijding, emancipatie etc." Maar de absolute prioriteit is ook in dat geval het financieringstekort? "Ja, nouja, absoluut. Het is een vooron­derstelling, dat dat tekort omlaag moet. Er zijn, als het ware, een aantal zaken die voor de streep staan. Voordat je de ruim­te gaat verdelen zijn er al een aantal dingen afgetrokken: verlaging van het financieringstekort en een gelijke ont­wikkeling van ambtenarensalarissen en uitkeringen. " CDA en VVD stellen in hun programma een lastenverlichting in het vooruitzicht van res­pectievelijk 4 mid. en 8 mid .. Ziet U daar geen ruimte voor? "Nee, in de komende jaren zit een verla­ging van de collectieve lastendruk er niet in. Wij hebben nou eenmaal onze priori­teiten zoals milieu, ambtenarensalarissen en uitkeringen, een financieringstekort­verlaging en beter onderwijs. Dan blijft er niets over voor verlaging van de col­lectieve lastendruk. Ik vind overigens wel dat die druk nog aan de hoge kant is, maar een verlaging is voor ons geen eerste prioriteit."

Koppeling Kunnen wij hier uit afleiden dat u een forme­Ie kopJ.eling nastreeft tussen lonen in het bedrijjsleven, ambtenarensalarissen en uitke­ringen? "Wij zijn in principe voor een koppeling tussen salarissen en uitkeringen maar wij stellen ook als voorwaarde dat de loon­stijging in het bedrijfsleven beperkt blijft. Het liefste zien wij een sociaal akkoord tussen de overheid en de sociale partners. Zo'n akkoord moet zich vooral richten op de werkloosheidsbestrijding en de duurzame ontwikkeling."

Werkgelegenheid D66 geeft overigens, vergeleken bij de andere partijen, opvallend weinig geld uit aan werk­loosheidsbestrijding. "Dat klopt, onze voornaamste gedach­ten gang is deze: als het nou echt waar is dat iedereen -zowel de overheid als de sociale partners- de werkloosheidsbe­strijding zo belangrijk vindt, dan moet niet ieder zijn eigen lijn volgen maar juist via concrete afspraken daar iets aan doen. Ik denk dan aan loonmatiging, bepaalde ontwikkeling van de uitkerin-

gen, scholing en werkervaringsprojec­ten." Werkloosheidsbestrijding heeft bij D66 geen absolute prioriteit; dus zonder die concrete aJspraken gebeurt er -uitgaande van uw be­groting- bijzonder weinig? "Werkloosheidsbestrijding heeft inder­daad bij ons niet de hoge prioriteit die bijvoorbeeld het milieubeleid heeft. Wij vinden dat het milieubeleid overal bo­venuit gaat." Werkgelegenheid moet uit economische groei komen? "Wij hopen dat het uit economische groei komt. Maar in ieder geval denken wij dat het een illusie is om te denken dat de politiek in staat is om, los van maat­schappelijke organisaties, die werkloos­heid omlaag te krijgen. Dat is sinds Den Uyl nog nooit gelukt. We gaan weliswaar de goede kant op met de werkgelegenheid maar de meeste banen zijn toch in de marktsector tot stand gekomen; zonder dat de overheid daar invloed op heeft. Mijn stelling is dus dat het werkloosheidsprobleem wel heel belangrijk is maar dat de overheid dit niet in z'n eentje kan oplossen."

Verplegers De soda Ie partners hebben ook nog andere belangen. Neem bijvoorbeeld de huidige loon­eisen van de verplegers, dat zijn toch geen eisen die bijdragen aan het oplllssen van de werkloosheid. "Dat is waar, maar deze groep heeft dan ook een echte achterstand. Daarom zijn die eisen terecht. Verplegers lopen als trendvolger achter op de lonen van de ambtenaren die op hun beurt weer achter lopen op de lonen in het bedrijfsleven." De verplegers hebben wei een duidelijke sig­naalfunctie naar andere bonden. "Dat klopt, daarom moet je door 100n­matiging in het bedrijfsleven proberen

de groei in de ambtenarensalarissen niet te uitbundig te laten zijn."

Kanslozen Een onderzoek van Kloosterman en Elfring wijst uit dat de groei in werkgelegenheid met name plaats vindt in lager beta aide banen onder verslechterde omstandigheden; dat we enigszins de Amerikaanse kant opgaan. Dat is een niet zo rooskleurig beeld voor die nieu­we werkgelegenheid. Ik heb aaar ook over gelezen maar, ik betwijfel of het waar is. Als ik om mij heen kijk zie ik dat vooral in de diensten­sector, de advocatuur en de accountancy bijvoorbeeld, veel hoogbetaalde nieuwe banen zijn gecreeerd. Het beeld is dus genuanceerder. Ik kan mij ook niet voor­stell en dat, gegeven het niveau van be­scherming dat wij hier hebben, onze situatie vergelijkbaar zou zijn met die van de Verenigde Staten. Waar ik wel in geloof is dat we er voor moeten hoeden kansarmen, zoals bijvoorbeeld langdurig werklozen, niet buiten de maatschappij te plaatsen." Is het niet zo dat bepaalde groepen werklozen al als 'kans/oos' kunnen worden bestempeld? Nee, dat is denk ik niet het geval, er moet echter een ander beleid komen. Het belangrijkste dat nu ten aanzien van het werkloosheidsbeleid moet gebeuren is niet -zoals bijvoorbeeld de PvdA wil­sloten geld uittrekken voor scholing. Dat geld raakt gewoonweg niet 0p. Het is veel belangrijker dat er geld wordt uitgetrokken voor actieve arbeidsbemid­deling. In Zweden is er op de honderd werklozen een arbeidsbemiddelaar. In Nederland is die verhouding een op de veertienduizend. Het is duidelijk dat je voor zovee1 mensen niet veel kan do en inje eentje. Naar mijn mening zijn er als je kijkt naar de behoeften in de samenle­ving daarom in principe zelfs voor die zogenaamde kanslozen hele goede en nuttige arbeidsplaatsen te creeren. Er zijn gewoonweg nog teveel arbeids­bureaus die passiefblijven wachten tot er een werkloze komt binnenlopen. Ar­beidsmarktbeleid kan naar mijn mening veel efficienter. Een belangrijke stap is hierbij om met werkgevers en werkne­mers samen beleid te maken. Verder heeft D66 50 mIn uitgetrokken voor uitbreiding van het personeel op -onder andere- arbeidsbureaus."

Individualisering Vier jaar geleden stond arbeidstijdverkorting centraal in het D66-program. Nu is het niet

Vervolg op pagina 25

----ROSTRA 160 JUNI/JULl1989----------------------21----

Page 22: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN --------------------------______ _

Vergelijking finaneiele programma's in miljoenen guldens

PvdA COA VVO 066

Groei nationaal (f) inkomen 1990-1994 84.400 84.400 83.000 84.400 Ruimte bij gelijk-blijvend aandeel colleetieve sector 47.500 47.500 47.000 47.500 Beslag op ruimte bij handhaving huidig beleid (a) -18.800 -18.400 (b) -18.000 -18.400

beleidsruimte 1990 - 1994 28.700 29.100 29.000 29.000

Niet wegwerken vermogensoverschot soeiale fondsen (e) -1.600 0 0 (e) -1.600 Reduetie financieringstekort -10.500 -10.500 -10.000 -10.500 Koppeling uitkeringen en ambtenaren-salarissen aan lonen -12.100 -12.000 -11.100 -12.000

te besteden aan nieuw beleid 4.500 6.600 7.900 5.000

Werkgelegenh. -uitgaven -2.850 0 -1 .350 -550 -inkomsten(g) 1.200 0 0 240

-1.650 0 -1 .350 -310

Milieu -uitgaven -3.330 -2.600 -5.000 -9.410 -inkomsten 1.650 2.300 3.950 7.395

-1.680 -300 -1.050 -2.015

Onderwijs -uitgaven -1.920 -500 -600 -1.405 -inkomsten 340 0 600 50

-1.580 -500 0 -1.355

Overige uitgaven (d) 4.550 200 4.250 1.850

Ruimte voor lastenverliehting 0 4.050 8.200 (e) 1.000

Bron: partijprogramma's PvdA, VVO, COA, 0'66.

(a) PvdA heeft een extra bedrag voor kinderbijslag al bij uitgaven op basis van huidige beleid gerekend.

(b) VVO heeft stijging van ambtenarensalarissen met 2% niet automatisch meegerekend. (c) PvdA en 0'66 willen het bestaai;lnde overschot in de sociale fondsen niet wegwerken met een

premieverlaging de komende 2 of 3 jaar, zoals in de CPB-berekeningen is opgenomen. PvdA wil het geld in kas houden om in 1994 in te kunnen zetten voor koopkracht ondersteuning van de lagere inkomens. 0'66 voorspelt een tekort bij de fondsen in 1984 en wil daarom de overschotten vasthouden om premieverhoging in de toekomst te voorkomen.

(d) PvdA wil een deel van de belastingverlaging die bij het plan Oort optreedt ongedaan maken. Hiermee is 1.9 miljard gemoeid .

(e) Het bedrag voigt niet uit bovenstaande cijfers. Oit komt door onzorgvuldig rekenen in de financiele verantwoording van 0'66 .

(f) Oe groei is gebaseerd op een reele groei van 2%% en een inflatie van 2% voor 1990-1994. 2% stijging van de lonen in de marktsector en een vermindering van het financieringstekort van 2% in 4 jaar. Alles is gebaseerd op cijfers van het Centraal Planbureau.

(g) Bij uitgaven aan de gespecificeerde beleidsonderdelen ben ik uitgegaan van de netto uitgaven door de overheid. Van de totale uitgaven zijn bezuinigingen binnen de zelfde sector, heffingen en besparingen binnen de sector. afgetrokken.

-----22-------------- --- ---- - ROSTRA 160 J UNI / JU LI 1989 -----

Page 23: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------------------------------- VERKIEZINGEN ----

Groen Links: Principes belangrijker dan een consistent

programma? Bij bestudering van het voorlopig partijprogramma van Groen Links viel een ding direct op; Er is nadrukkelijk rekening gehouden met de verlangens van aile vier de

coalitiegenoten) PSP) PPR) CPN en EVP. De opstellers van het programma) waaronder de voorzitter van de PSP Saar Boerlage) kwamen daarom tot een

uitgebreid wensenpakket. Marjon van Leeuwen) eeonomiseh specialist in de PPR­Fraetie) Zieht toe hoe het expansieve beleid gefinancierd kan worden.

Jacco Knotnerus, Stijn van der Krogt

Prioriteiten Een eerste vraag die het programma op­roept is welk beleidsonderdeel voor de coalitie prioriteit heeft. Na enige discus­sie kiezen Van Leeuwen en Boerlage voor achtereenvolgens vredesbeleid, in­komensbeleid, werkgelegenheidsbeleid en milieubeleid. Het eerste, meer beken­de, beleidsonderdeel passerend vragen we opheldering over tegenstrijdigheden tussen onderdelen van het inkomens en werkgelegenheidsbeleid. Vervolgens gaan we in op de vraag hoe de partij gestalte wil geven aan een nilieuvriende­lijke economie. Tenslotte gaat onze aan­dacht uit naar de financiering van de plannen. Deze is de komende verkiezin­gen van belang, temeer nu de partij niet aileen verkiest om vanuit de oppositie­banken het regeringsbeleid kritisch te volgen. Nu Groen Links zich heeft uit­gesproken voor deelname aan een pro­gressief kabinet is de partij genoodzaakt een consistent financieel plan op te stel­len.

Werkgelegenheid In het programma lijkt het of alleen de overheid voor werkgelegenheid moet zorgen door middel van het opschroeven van de overheidsinvesteringen. Maar dat is niet helemaal juist. Enerzijds heeft de overheid vol gens Groen Links de be­langrijke taak om de infrastructuur te versterken. Met name de investeringen in het onderwijs en het railtransport -resp 2 en 1 miljard- moeten werkgele­genheid opleveren. Anderzijds moet een milieuvriendelijke produktie worden gestimuleerd met een gericht subsidiebe­leid. Omdat het dan gaat om arbeidsin­tensieve produktie zal de werkgelegen­heid toenemen. Hiermee zaljaarlijks een bedrag van 10 miljard gemoeid zijn dat

voor de helft door vervuilende, kapitaal­intensieve bedrijven moet worden opge­bracht. Daarnaast haalt de partij de ar­beidstijdverkorting weer naar voren om het bestaande werk anders te verdelen. Er moet binnen enkele jaren nog maar 32 uur gewerkt worden. Het probleem met arbeidstijdverkorting is echter al ja­ren de geringe herbezetting. Vol gens Van Leeuwen komt dit omdat de werk­nemers met arbeidstijdverkorting tot nu toe heel zwak stonden omdat de derde partij, de overheid absoluut niets heeft gedaan. De oplossing moet van de over­heid komen: "Zij zou de arbeidstijdver­korting en maximale herbezetting cen­traal moeten afdwingen. Als strafmaatre­gelen kun je denken aan geldboetes en dergelijke. Bedrijven moeten worden verplicht om hun maatschappelijke ver­antwoordelijkheden te dragen." Voor de financiering van arbeidstijdverkorting moeten de bedrijfstakken met voldoende produktiviteitsstijging zelf opdraaien. Voor de bedrijven waar de stijging ach­terblijft zal een fonds worden gecreeerd waar de overheid aan mee betaald.

de vakbeweging. Het probleem is dat verdeling van arbeid moet worden afge­dwongen. De overheid moet in principe sturend optreden en waar nodig ingrij­pen in het overleg tussen werknemers en werkgevers. De vakbeweging zit nu een­maal steeds in het dilemma om te moe­ten kiezen tussen de belangen van wer­kenden en werklozen. Wanneer arbeids­tijdverkorting door de werknemers moet worden betaald is dat voor de vakbond moeilijk verdedigbaar. Met de CBA's los je dat dilemma niet op." Hoe lossen jullie dan het probleem van het al bestaande tekort aan geschoold personeel in bepaalde bedrijfstakken op, wannneer er nog minder wordt gewerkt? Boerlage geeft aan dat scholing uitkomst moet bieden. Maar dat staat lijnrecht tegenover een andere wens van de partij om werklozen niet langer te verplichten om zich te scholen of te solliciteren. We vragen ons af wie zich dan nog wil om of bijscholen in precies de beroepen waar tekort aan is. Van Leeuwen nuanceert het voorstel van Groen Links: "Zo staat het in het pro-

Desnoods met boetes moet verdeling van arbeid worden afgedwongen

De overheid moet dus meer dwingende maat­regelen opleggen. Er dreigt nu met de instel­ling de nieuwe Centrale Bureaus Arbeids­voorziening -arbeidsmarktbeleid door over­heid en socia Ie partners gezamelijk- een situ a­tie te ontstaan dat de overheid dit soort maat­regelen niet meer eenzijdig mag opleggen. Van Leeuwen: "Wij staan dan ook hui­verig tegenover de hele construcie van de CBA's gezien de zwakke positie van

gramma, maar zoals de zaken er nu voor staan zullen we de sollicitatieplicht en scholingsprojecten moeten handhaven. Bij het idee van afschaffing hiervan gaan we eigenlijk uit van het bestaan van een basisinkomen. " In het werkgelegenheidshoofdstuk spreken jullie verder ook over verdere flexibilisering van de arbeid. Voor ons betekent dit dat men meer onregelmatig en soms langer moet kun-

- - - - ROSTR A 160 JUNI/J ULI 1989 ----------------------23----

Page 24: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- VERKIEZINGEN ------------------------_______ _

nen gaan werken. Gaat dat niet in tegen het idee van algemene arbeidstijdverkorting? Van Leeuwen hierover: "Een slecht uit­gangspunt van veel mensen is dat de wereld vergaat als ze niet zeventig uur kunnen werken. Iedereen moet dus min­der gaan werken waarbij de werktijd flexibel moet worden ingevuld. Bij het idee van flexibiliteit is het bestaan van een basisinkomen min of meer een voor­waarde, omdat men dan iets heeft om op terug te vallen. Dan kunnen ook wij akkoord gaan met bijvoorbeeld het be­staan van afroepkrachten en andere flexi-contracters.

Basisinkomen Twee keer is nu het idee van het basisin­komen naar voren gekomen. Hoewel het niet met zoveel woorden in het programma staat blijkt dit wel een van de grondbe­ginselen voor het wergelegenheidsbe­leid. Tegenstanders geven aan dat de invoering van een basisinkomen onbe­taalbaar is. Bij een inkomen van 1100 gulden is het nationaal inkomen al gro­tendeels opgesoupeerd. De collectieve lasten gaan sterk omhoog en het uurloon achteruit. Wie wil er nog werken voor een half uurloon? Van Leeuwen is met Groen Links toch een sterk voorstander: "Voor de PPR was het basisinkomen altijd een belangrijk item. Dat komt nu weer, zij het iets minder expliciet, naar voren in het programma van Groen Links. In de discussie over het basisinko­men gaat het er om wat je er voor hebt om het inkom en werkelijk anders te ver­delen. Be1angrijk is dat ook bij lagere lonen het plezier aan arbeid voor vee1 mensen een vergoeding zal blijven. Er is natuurlijk arbeid die men dan niet meer zou willen verrichten. De kwaliteit van arbeid moet dan ook omhoog."

Inkomensbeleid Groen Links wil de koppeling tussen lonen en uitkeringen onvoorwaardelijk herstellen. Daarnaast moet ook de achterstand die is opgelopen tijdens de kabinetten Lubbers wor­den ingehaald. Hoe geven jullie dit conmet inhoud? Van Leeuwen: "Het inhalen kan op twee manieren. We kunnen de ambtenaren en uitkeringstrekkers het verschil zonder meer erbij geven. Maar we moeten op­passen dat een verhoging van uitkerin­gen en minimuminkomens van 15 pro­cent niet een gigantische inflatie tot ge­volg heeft. We kunnen ook, zoals we in het programma voorstellen, de hogere inkomens zwaarder be1asten. De hogere inkomens gaan er op achteruit en dat betekent een relatieve inkomensstijging voor de laagstbetaalden."

Het gaat jullie dus niet om absolute inkomens maar om de verhoudingen. Eigenlijk belazer je dan de lagere inkomens. Van Leeuwen: "Dat hangt er van af wat je doet op andere beleidsterreinen. J e kunt bijvoorbee1d de lasten voor mensen met een laag inkomen verlagen op het gebied van woonlasten en vervoer.

Sociaal Economisch Plan Voor een snellere uitvoering van het inkomens en werkgelegenheidsbe1eid moet de overheid een duidelijker wette­lijk kader scheppen. in een ander dee1 van het programma komt zelfs het idee van een Sociaal Economisch plan naar voren. In dit oude PSP voorste1 moet de produktie in 'maatschappe1ijk nuttige sectoren' uitdrukke1ijke prioriteit krij­gen. De bedrijven moeten opereren bin­nen de lijnen van het plan. Dat klinkt nog erg vaag maar l.eeft in ieder geval aan dat de overhei , tegen de huidige tendens in,juist meer direct in de econo­mie zou moeten ingrijpen. Zo'n plan gaat misschien wat ver. Van Leeuwen geeft aan dat hier weer duide1ijk wordt dat er door verschillende partijen is mee­gewerkt. Het gebruik van een Econo­misch Plan is wel wenselijk maar niet erg haalbaar. De belangrijkste taak voor de overheid is dat zij duide1ijke rand­voorwaarden en richtlijnen opste1t. Zij zegt dan ook: "We kunnen niet tegen Philips zeggen dat ze precies dat wel en dat niet mogen produceren."

nen bepalen waarin belegd wordt. Be­leggen in kinderdagverblijven moet dan bijvoorbeeld tot de mogelijkheden gaan behoren. De overheid moet hier dan we1 zorgen voor een dekking van de risico's door het instellen van een speciaal fonds. Verder willen jullie de positie van het mid­den- en kleinbedriif versterken terwijl de wins ten toch onder ([ruk komen te staan door belastingverhoging en lagere bedrijfssubsidies. Van Leeuwen: "We stellen buiten deze maatrege1en een lastenverschuiving voor van arbeidsextensieve naar de meer ar­beidsintensieve bedrijven. De kleine zelfstandigen zullen het daardoor mak­ke1ijker krijgen. Maar ik geef toe, pas bij invoering van het basisinkomen zal het er voor deze ondernemers beter uit gaan zien. Zolang dat er nog niet is zou je bijvoorbee1d een betaalbare ziekterege­ling kunnen opzetten voor kleine ze1f­standi gen. " Dit hande1t over de kleine ze1fstandige maar niet over een midde1groot bedrijf. Dat betekent nog steeds dat bedrijfswin­sten van de midde1grote en grote onder­nemingen sterk onder druk komen te staan. Volgens het programma moeten deze tot "rede1ijke proporties" worden teruggebracht. De vraag is of de winsten over alle bedrijfstakken zo buitensporig hoog zijn en of het bedrijfsleven over enkele jaren nog met het buitenland kan concurreren bij een verder stijgende be­lastingdruk. Wanneer er voor de bedrij­yen minder ruimte overblijft om te in-

De overschakeling naar een milieubewuste produktie is niet binnen een regeringsperiode te realiseren

Financiering en economische groei Om het expansieve beleid te kunnen financieren worden verschillende voor­stellen gedaan: Gezien de huidige staat­schuld kan het financieringstekort vol­gens Groen Links absoluut gezien niet verder stijgen. Een verlaging zit er als gevolg van het uitgebreide wensenpak­ket ook niet in. Bij het vastleggen van het tekort op een bepaald bed rag onstaat er ruimte bij stijging van het nationaal inkomen. Andere be1angrijke financie­ringsbron is een korting van 5 procent op het defensiebudget. Verder kunnen de bedrijfssubsidies gerichter worden uitgegeven, kan de vennootschapsbe1as­ting weer omhoog naar 48 procent en stijgen de inkomstenbe1astingschijven. Daarnaast wil Groen Links kijken of het geld van pensioenfondsen meer produk­tief kan worden aangewend. De pens i­oenbetaler moet meer zeggenschap over zijn gelden krijgen en dient zelf te kun-

vesteren, wie moet dan zorgen voor een verdere de economische groei? Van Leeuwen: "Wat betreft de winsten hoorde ik Van Lede (VNO) zelf zeggen dat er de laatste tijd bij ondernemers een enorme oppotneiging be staat. Daar lig­gen dus grote, beter besteedbare, bedra­gen. Maar een heleboel bedrijven zuBen inderdaad slechter gaan concurreren. Vooral voor de vervuilende bedrijven lopen de kosten hoog op. Er zal dan ook vee1 moeten veranderen in het export­pakket. Het zal moeilijk worden om over te schakelen naar produkten en pro­duktie die ecologisch gezien wel haal­baar is op de langere termijn. Je moet ook niet pretenderen dat dat in een re­geerperiode te realiseren is." Stel nu eens dat er inderdaad vernieuwde, milieuvriendelijke produkten op de Neder­landse en Europese markt worden gebracht maar dal consument ze helemaal niet wil kopen.

-----24 --------------- -------- ROSTRA 160 JUNI/JULll989-----

Page 25: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------------------------------- VERKIEZINGEN ----

D'66

meer terug te vinden. Is atv onwerkbaar geble­ken? "Ik heb persoonlijk nooit zoveel gezien in die boekhoudkundige sommetjes: we hebben nu zoveel werklozen en iedereen werkt nu zo lang en als je allemaal zo­veel uur minder gaat werken dan heeft iedereen werk. Minder werken voor ie­dereen, daar heb ik persoonlijk nooit veel in gezien. Vier jaar geleden heb ik die strijd nog niet gewonnen, nu wel, het werkt gewoon niet. Flexibilisering van arbeid is echter wel heel belangrijk, ik geloof dat op allerlei gebieden terecht sprake is van individua­lisering. J e ziet tegenwoordig een gigan­tische verscheidenheid. Neem bijvoor­beeld de bijna twee miljoen alleenwo­nenden. Wij spelen daar in ons program­ma heel positief op in door enige veran­deringen in het belasting- en het sociale zekerheidsstelsel voor te stell en. Een voorbeeld is dat we vrijlatingsbepalingen voor partnerinkomen willen verruimen. Een ander voorbeeld is dat we de met betaald werk opgebouwde economische zelfstandigheid langer willen behouden dan nu het geval is, door een verlenging van de individuele vervolguitkering in de nieuwe werkloosheidswet van een tot drie jaar. Die stelsels moeten niet meer op het gezin, maar op het individu ge­richt zijn. Een kamerlid bijvoorbeeld moet meer dan 40 uur kunnen werken, maar minder moet natuurlijk ook kun­nen. Deze dingen moet je mogelijk ma­ken door bedrijfstijdverlenging, daar houden wij een groot pleidooi voor.

Je kunt veronderstellen dat men tegen die tijd meer milieubewust zaIIeven, maar dan stel je weer een randvoorwaarde. Misschien is het gevolg dat een aantal bedrijven uitwijken naar het buitenland. Oat moeten we dan maar voor lief ne­men. Enkele bedrijfstakken hebben hier in de toekomst in feite ook niets meer te zoeken. Groen Links streeft bijvoorbeeld naar een vermindering van het autover­keer van 30 procent. Dan is er voor de autoindustrie in ons land geen afzet­markt meer. Deze bedrijfstak is dus ge­doemd om uit Nederland te verdwijnen. We willen dat ons land de eerste stap neemt en gel oven dat Nederland die

Rechtspositionele problemen (voor bij­voorbeeld oproepkrachten en deeltijd­werkers JW,JK) als gevolg van deze flexibilisering zie ik niet zo snel ver­schijnen. Er ontstaat een grote keuzevrij­heid waar ik een groot voorstander van ben. Ik herinner me nog dat de vakbewe­ging en de PvdA en de andere linkse partijen heel huiverig waren toen de uitzendbureaus zo omhoog kwamen. Als je echter ook daar ziet wat een geweldige vlucht die hebben genomen, dan zeggen wij: ja, dat voorziet dus blijkbaar in een behoefte."

Basisinkomen CDA, VVD en PvdA zien een basisinko­men absoluut niet zitten, Groen Links is erg voor. Hoe staat D66 tegenover een gei'ndivi­dualiseerd basisinkomen? "In beginsel staan wij daar positief te­genover. Bovendien zijn er praktische voordelen: de regel~eving wordt simpe­ler, de sollicitatiephcht valt weg en bo­vendien kunnen de arbeidskosten dalen. We twijfelen echter sterk aan de uit­voerbaarheid van het basisinkomen. Ze­ker na 1992 kan je in dat geval een forse hoeveelheid immigranten verwachten, bovendien zullen de collectieve lasten aanmerkelijk stijgen met als gevolg dat de wig (het verschil tussen bruto- en netto-lonen jw,jk) nog groter wordt."

Nieuwe issues Bestaan er nou nog echte verschillen tussen de grote partijen? "Er lijkt inderdaad nauwe overeenstem­ming te zijn wat betreft de 'oude' issues. Op economisch vlak is men het.bijvoor­beeld vrijwel eens over zaken als het financieringstekort en koppelingen, en ook op het gebied van defensie en bui-

tenlandse politiek bestaat consensus. Bij de 'nieuwe' issues liggen de verschillen. Ik vind het bijvoorbeeld interessant dat, misschien een beetje overdreven gezegd, de VVD van milieukampioen onder mi­nister Nijpels nu tot een kampioen van de auto en het eigen huis is geworden. J e ziet dat er naast het milieu nieuwe politieke problemen ontstaan zijn waar wel degelijk weer tegenstellingen tussen partijen tot stand zijn gekomen en tot stand zullen komen. Euthanasie is een van die immateriele problemen waar re­geringspartij CDA een minderheid vormt die zich verzet tegen en de meer­derheid van de kamer, en de meerder­heid van de bevolking, en zelfs de meer­derheid van de CDA-achterban, maar waar de tegenkrachten toch zo groot zijn dat ze die meerderheid kunnen tegen­houden. Datzelfde geldt voor de Wet Gelijke Behandeling, over de discussies die geweest zijn over voortplantings­technieken en over de behandeling van homoseksuelen, daar zie je toch heel duidelijk nieuwe verschillen ontstaan."

Vervuilende en kapitaalintensieve bedrijfstakken als de autoindustrie hebben in de toekomst geen afzetmarkt meer

en zullen uit Nederland verdwijnen

uitdaging met de rest van Europa aan­kan. J e moet niet vergeten dat we nou eenmaal een land zijn met een goed opgeleide bevolking, flinke afzetmerkt en goede infrastructuur. Natuurlijk kun je dit idee, en meer in het algemeen trouwens het hele programma niet uit­voeren als er niet een bepaald draagvlak, een redelijke consensus is. Die moet er dan weI snel komen want jullie

moeten in september misschien al ais rege­ringspartij aan de slag. "Ja, maar aileen wanneer het gaat om een progressief kabinet. En als we mee­doen zullen we duidelijk onze eisen stel­len aan het te voeren beleid."

----- ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 - ---------------------25----

Page 26: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- OVERHEIDSBELEID --------------------------------

Overheidsschuld} een last voor onze kinderen?

De overheid en haar invloed op de economie zijn veel voorkomende discussieonderwerpen. Een mogelijk kanaal waarlangs overheidsoptreden invloed op de economie uitoeJent is de overheidsschuld. De verschillende theoretische stromingen

hebben elk een eigen visie omtrent de overheidsschuld. OJ het aangaan ervan schadelijk dan wei wenselijk is blijkt sterk ajhankelijk te zijn van de gemaakte

veronders telli ngen.

Bij debatten over de overheidsfinancien moeten twee discussiepunten onder­scheiden worden: de relatieve grootte van de overheid (weergegeven door b.v. de verhouding overheidsuitgaven/BNP) en de wijze waarop een gegeven taken­pakket gefinancierd moet worden. De vraag of het aangaan van over he ids­schuld nadelig is voor toekomstige gene­raties hoort hierbij thuis in de tweede categorie. Een gegeven hoeveelheid overheidsuitgaven kan in principe gefi­nancierd worden door belastingheffing, een lenin~ op de kapitaalmarkt of mone­tarisatie ("geld drukken"). Een nadeel van monetarisatie is dat daarmee het mo­netaire beleid van de centrale bank door­kruist wordt. In Nederland is het dan ook zonder meewerking van De Neder­landsche Bank niet mogelijk. De "national debt controverse" draait o de vraag of in een neo- klasieke economie de financiering van een gege­yen hoeveelheid consumptieve over­heidsuitgaven (bijvoorbeeld uitkerin­gen) door middel van een lening in plaats van het heffen van belasting reele effecten heeft en zo de welvaart van toekomstige generaties aantast. Een aan­vechtbare aanname hierbij is dat bij een door belastingheffing gefinancierde overdracht geen lange termijn effecten optreden. Men stelt dat macro gezien de netto inkomens constant blijven zodat het lange termijn groeipad niet bein­vI oed wordt. Dit impliceert dat afgezien wordt van trade-off effecten tussen vrije tijd en werken bij hogere belastingtarie­yen en van verschillen in spaarquotes voor verschillende inkomens. In de Keynesiaanse theorie dient de overheid in tijden van laagconjuctuur en overcapaciteit (keynesiaanse werkloos­heid) een door schuld gefinancierd ex­pansiefbudgettair beleid te voeren om de economie te stimuleren. Hoewel dit be­leid gericht is op de korte termijn wordt

Louis Kuys

er geen last verschoven naar toekomstige generaties als de produktie genoeg groeit, zodat de verhouding rentelas­ten/BNP niet toe hoeft te nemen. In de neo klassieke theorie, met perfekte markten en flexibele prijzen, ontkent men het bestaan van door gebrek aan effectieve vraag ontstane werkloosheid. Via het prijsmechanisme zijn de produk­tiefaktoren volledig bezet, zodat het Keynesiaanse argument voor het aan­gaan van overheidsschuld vervalt.

Neutraliteit Het Ricardiaanse gelijkheidstheorema stelt dat schuldfinanciering neutraal is ten opzichte van belastingheffing (geen reele effecten sorteert). Cruciaal hierbij zijn twee vooronderstellingen. Mensen laten het nut van directe erfgenamen meewegen bij hun beslissingen (laten daarom erfenissen achter) en lijden niet aan "fiscal illusion"; ze realiseren zich dat de rentelast over de overheidsschuld in de toekomst gefinancierd moet wor­den door additionele belasting. Vol gens Ricardo is er "in point of economy no real difference in either of the modes". De contante waarde van de toekomstige belasting-verplichtingen (nodig ter financiering van de rentelast) in geval van schuldfi­nanciering is namelijk gelijk aan de addi­tionele belasting die geheven zou wor­den in geval van financiering door huidi­ge belasting, Een recente uitwerking hiervan is die van Barro. Ais alle leden van een homogene generatie al in het initiele geval (geen overheidsschuld) een erfenis achter laten en zich realiseren dat de netto erfenis zou afnemen (als gevolg van toekomstige belastingverplichtin­gen) als de overheid schuld aangaat ter financiering van een overdracht, com­penseren ze dit. Ze gaan additioneel spa­ren om de bruto erfenis te verhogen i.p.v. de overdracht te consumeren. Bar-

ro leidt via nutsmaximalisatie af dat deze compensatie volledig is, zodat de natio­nale bestedingen en het netto beroep op de kapitaalmarkt constant blijven en er dus niets verandert aan het lange termijn groeipad van de economie. Hij is niet voor niets een van de belangrijkste verte­genwoordigers van de zogenaamde ra­tionele verwachtingen school.

Overconsumptie In de traditioneel neo-klassieke V1Sle, met mensen die ofwel streven naar maxi­maal individueel nut, of lijden aan "fiscal illusion", leidt het vervangen van belas­tingheffing door het aangaan van over­heidsschuld tot "overconsumptie ten koste van toekomstige generaties". Ais mensen geen rekening houden met de toekomstige belastingverplichtingen die het aangaan van de schuld met zich mee­brengt, nemen de totale consumptieve bestedingen toe, terwijl ze bij belasting­heffing constant bleven. Het komt erop neer dat particulieren niet compenseren (extra sparen) voor de ontsparing van de overheid, zodat de nationale besparingen afnemen. Het gevolg hiervan is een af­name van de kapitaalgoederenvoorraad of een toename van de netto nation ale schuld. De welvaart van latere generaties wordt aangetast door hogere belastin­gen, nodig ter financiering van de rente­last van de overheid. Bij autarkische en grote open economien treedt bovendien een verlaging van het bruto inkomen 0p. Ais n.l. de rente niet zoals bij een kleine open economie door het buitenland ge­dicteerd wordt, zorgt de verlaging van het netto inkomen via lagere besparin­gen voor een renteverhoging. De afna­me van de kapitaalgoederenvoorraad doet dan, via een afname van de arbeids­produktieviteit, de produktie en het bru­to inkomen afnemen. Bij een autarkische economie, waar alle markten, dus ook de kapitaalmarkt, afge-

----- 26 ----------------------- ROSTRA 160 JUNII JULI 1989 -----

Page 27: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

-------------------------------- OVERHEIDSBELEID ----

schermd zijn van het buitenland, is het van belang onderscheid te maken naar interne en externe lening. Bij een lening op de binnenlandse kapitaalmarkt zorgt het additionele beroep hierop via stij­ging van de rente al direct voor verla­ging van de produktie en bruto inko­mens (ex ante crowding out). Daar de rente over de overheidsschuld echter aan ingezetenen wordt betaald, bestaat het lange termijn effect op macro niveau alleen uit de daling van de bruto inko­mens. Bij een open economie, in contact met de wereldkapitaalmarkt, is er geen on­derscheid nodig naar interne en externe lening. Daar het brutoloon in een kleine open economie via de wereldmarktrente gedicteerd wordt, zorgen nu aileen de hogere belastingen voor welvaartverlies. De door de inkomensdaling veroorzaak­te daling van de particuliere besparingen maken echter wel dat in nieuw even­wicht de toename van de nationale schuld groter is dan de eenmalige toena­me van de overheidsschuld. Een kenmerk van een grote open econo­mie is dat deze de prijzen op de wereld­markt, en dus ook de wereldrente, kan beinvloeden. Evenals bij interne lening in een autarkische economie treedt er direct een renteverhoging op als gevolg van het extra kapitaalmarktberoep (ex ante crowding out), al is deze wel kleiner dan claar omdat het nu de wereldkapi­taalmarkt is waarop een beroep wordt gedaan. Evenals bij een kleine open economie en externe lening bij autarkie neemt de net-

to nationale schuld toe, maar minder dan claar omdat vanwege de hogere rente het spaartekort (I-S) kleiner is. De rentever­hoging zorgt nu via een lagere kapitaal­/arbeidsverhouding voor een bruto in­komensdaling in de hele wereld. In het "thuisland" is bovendien de belasting hoger (ter financiering van de rentelas­ten van de overheid). Het is nu van belang ofhet "thuisland" in de uitgangs­situatie een netto crediteur of debiteur was. Ais het thuisland een netto vorde­ring op het buitenland had, heeft schuld­financiering aileen maar een daling van deze vordering tot gevolg, terwijl het partiele effect van de gestegen rente op rente-inkomen positief is. Ais deze vor­dering groot genoeg is, zou het totale effect in het "thuisland" positief kunnen zijn. Uiteraard is het over de wereld geaggregeerde effect negatief. De bei'n­vloeding van de rente op lange termijn door het aangaan van overheidsschuld wordt wel een "intertemporeel ruilvoe­teffect" genoemd. Het voorgaande is natuurlijk theorie, waarbij de resultaten steunen op restric­tieve, en soms niet aannemelijke, voor­ondersteilingen. Het gelijkheidstheore­rna en de theorie van Barro worden niet ondersteunt door empirisch onderzoek, en lijken ook onwaarschijnlijk. De be­schreven compensatie treedt vol gens sommige onderzoeken wel gedeeltelijk op. Afwijzing van het gelijkheidstheore­rna betekent echter niet dat daarmee aan­genomen kan worden dat de traditioneel neo-klassieke effecten optreden. Be­dacht moet worden dat die optreden in

een neo klassiek model van de economie met voiledige werkgelegenheid, perfec­te markten en een bruto inkomen gelijk aan het marginaal produkt van arbeid. Het feit dat schuldfinanciering een ex­pansieve maatregel is (de bestedingen doet toenemen), wordt in de Keynesi­aanse theorie nu juist als argument ge­bruikt om het toe te passen in tijden van recessie. Ook zijn kanttekeningen te plaatsen bij het afzien van trade-off ef­fecten. Bij de analyse van de effecten van schuldfinanciering met belastingheffing als alternatief wordt gewerkt met een lump sum belasting. De feitelijke belas­tingen (loon en vennootschapsbelasting) hebben echter een negatieve invloed op het aanbod van arbeid en de produktie. Dit effect werkt ten gunste van schuldfi­nanciering als de belastingtarieven bij voldoende economische groei niet om­hoog hoeven ter financiering van de ge­stegen rentelasten van de overheid. Al met al is het niet zo simpel aan te geven of de forse schuldfinanciering van overheden sinds het begin van de jaren 70 schadelijk is (geweest) op langere termijn. _

Bovenstaande is een ingekorte versie van een werkstuk van de auteur. Het is de bedoeling dat er in de toekomst vaker dergelijke stukken gepubliceerd worden. Dus: wi! je je werkstuk­ken niet alleen in een bureaulade op de uni­versiteit zien verdwijnen maar er ook iets meer meer mee zien gebeuren, stuur dan een ingekorte versie naar de Rostra (maximaaL vier kanfjes, getypt op A4-formaat in Word­perfect 4.2).

Als de draad van je gedicht tot een strop wordt gemaaktJ

Als je roep tot de wereld tegen jou wordt gekeerdJ

Voel je in je batten wat minachting vermagJ

Hoar je in de leegte slechts geluid van papier.

Lu Xun

Lu Xun begon met schrijven van verha­len tijdens zijn studie medicijnen. Bo­venstaand gedicht schreef hij in 1933. Zijn onafhankelijke geest bracht hem in conflict met zowel de Republikeinse re­gering als communistische partij. In de Volksrepubliek China wordt hij nu geeerd als de grootste Chinese schrijver van deze eeuw.

----- ROSTRA 160 J UNI/ JU LI 1989 --------- --------------27 -----

Page 28: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Het laatste nieuws voor studenten komt nu eens nietuit Den Haag.

Omdat we vinden dat er al genoeg bezuinigd wordt op stu­

denten, komt de Verenigde Spaarbank je tegemoet met het

nieuwe en voordelige Studentenpakket.

Met dit pakket kun je niet aileen betalen, maar ook spa­

ren, verzekeren en reizen. Je kunt er dus bijvoorbeeld je basis­

beurs op laten storten en je collegegeld mee betalen. Zo hou je

al je betaalgemak in een pakket.

Als je een Studentenpakket wilt openen moet je tussen

de 18 en 30 jaar oud zijn en aan een Wo- ofHBO-instelling

studeren of gaan studeren. Je bent van harte welkom bij aile

425 kantoren van de Verenigde Spaarbank.

Studentenpakket: • Gratis Eurocheques en -pas. • Voor­

delige verzekeringen. • Gebruik geldautomaten. • Hoge

spaarrente .• Voordelig 'rood' staan. ,---------------------------, IS T U 0 E N TEN B 0 NI I Ja, stuur mij de folder Studentenpakket. I I I I Naam: I

II Adres: '\J Postcode: __________________ rI.-o

I I I Woonplaats: ________________ _

I Deze bon sturen naar: I Verenigde Spaarbank, Md. Direct Marketing, Antwoordnummer I 2704,3500 VJ Utrecht. Een postzegel is niet nodig. ~---------------------------~

De Verenigde Spaarbank doet meer voor de particulier. -.--5i verenigde spaarbank

Page 29: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

_____________________________________________________________________ TINBERGEN ______ __

Het eerste econometrische model en de economische politiek

Op uitnodiging van de redactie van Rostra voIgt hier een stukje van een hobbyist in de geschiedenis van het economisch denken over Tinbergen. Om het artikel (en mijn inspanning) beperkt te houden, is het thema niet "Tinbergen in het algemeen", maar (interessant met de verkiezingen in het vooruitzicht) hoe Tinbergen ruim vijftigjaar

geleden het econometrisch model "uitvond", en probeerde te gebruiken om de economische politiek te bei"nvloeden.

Hugo A. Keuzenkamp

Inleiding De cijfers spreken boekdelen: het werk Het eerste econometrisch model dat is loosheidsprobleem was enorm groot. De gemaakt, is het resultaat van onderzoek vraag voor economen was natuurlijk: dat Tinbergen deed bij het CBS. Hij was kon hier wat aan gedaan worden, en zo daar in 1929 bij de afdeling Conjunc- ja: wat dan? Tinbergen was echter geen tuuronderzoek komen werken (hij bleef econoom. Hij promoveerde in 1929 op tot 1945 aan het CBS verbonden, was een natuurkundig proefschrift, waar aan bovendien korte tijd privaatdocent aan het eind nog eens tien bladzijden econo­de GU, en sinds 1933 buitengewoon mie aan vastgeplakt zijn. Tinbergen ver­hoogleraar aan de N ederlandse Econo- koos een verdere loopbaan in de econo­mische Hogeschool te Rotterdam). mie: hij dacht dat hij daar nuttiger zou Twee dingen zijn van belang om Tin- zijn dan in de natuurkunde. Uit zijn . bergen's werk uit die tijd te begrijpen. werk, en onlangs nog uit een interview, Ten eerste de politiek-maatschappelijke blijkt dat hij zeer betrokken was bij de situatie rond 1930. In de jaren dertig arbeidersbeweging. Tinbergen's stap werd de wereld geteisterd door de hevig- naar de economie was dan ook mede ste economische crisis sinds het begin ingegeven door zijn wens om de SDAP van de industrialisatie. Een crisis die veel van dienst te kunnen zijn bij het werken erger was dan die van de jaren tachtig: aan de bestrijding van de crisis. Dat Tin­niet aileen was het aantal werklozen re- bergen geen econoom, maar latief hoger, maar de uitkeringen waren natuurkundige was, was daarbij eigenlijk uiterst laag. Bovendien was eerder een voordeel dan een nadeel: hij slechts een fractie van het aantal werklo- had de technische kennis om een aantal zen voorzien van een uitkering, zoals de volstrekt nieuwe technieken te beden­onderstaande tabel laat zien. ken en in de economie toe te passen. Hij

1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936

De werkloosheid in de crisisjaren (in duizendtallenl

Januari

62 57

100 186 254 241 241 242

Werklozen met een uitkering

Juli

12 29 69

140 147 154 162 163

Voorzichtige schatting van het totale

aantal werklozen* Totale

bevolking

Winter Zomer

34 7.800 80 7.900

359 158 8.000 494 367 8.100 603 412 8.200 612 460 8.300 661 530 8.400 717 579 8.500

Bron: Werkloosheidscijfers: J.H . van Zanten. Preadvies voor de Nederlandse Vereniging voor de Staatshuishoudkunde en de Statistiek, 1937, p85; bevolkingscijfers: C.B.S., Nationale rekeningen tabel63. * Werkloosheid onder overheids-, spoor- en tram-, huis- en onderwijspersoneel is hierbij niet inbegrepen.

zag daarbij de economie als een contro­leerbaar apparaat, zoals de 'engineer' in technische wetenschappen pleegt te doen. De economen wilden weten of, en hoe, de crisis kon worden bestreden. Dit leidt tot het tweede punt dat belangrijk is om Tinbergen's werk te begrijpen: de stand der kennis. Er was nog maar weinig inzicht in de aard van conjunctuurbewe­gin gen. In de Verenigde Staten werd op een vrij a-theoretische wijze aan con­junctuurvoorspelling gedaan: onder an­dere Wesley Mitchell fabriceerde 'baro­meters' om de economische situatie te kunnen peilen en voorspellen. Theore­tisch beter onderbouwd was statistisch onderzoek naar vraagcurves. De samen­hang tussen verschillende goederen, en de dynamiek van schommelingen, bleef echter grotendeels buiten beschouwing. Empirisch conjunctuuronderzoek stond dus nog in de kinderschoenen. Maar ook de economische theorie had nog weing te zeggen over conjunctuurbewegingen. Keynes moest zijn General Theory nog schrijven, en deze was trouwens statisch (in plaats van dynamisch) van aard. Tin­bergen kon zich dus niet op Keynes verlaten bij zijn conjunctuuronderzoek. Tinbergen werd dan ook, of hij wilde of niet, een der grondleggers van de dyna­mische economische theorie.

De politiek en de crisis De 'rechtse' partijen hadden niet het idee dat de overheid een serieuze rol van betekenis kon spelen bij de crisisbeheer­sing. De regering Colijn hechtte sterk aan de gouden standaard, waardoor Ne­derland zeer lang een erg dure gulden bleef houden. Verder waren de over­heidsuitgaven simpelweg de sluitpost op de begroting. In tijden van neergang betekende dit enorme overheidsbezuinigingen.

------- ROSTRA 160 J U N I / J U LI 1989 ------------------------------------------ 29 --------

Page 30: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Een groot man.

-----30 --- ------------- --- ----- ROSTRA 160 J U N I / JULI 1989 -----

Page 31: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

___________________________________________________________________ TINBERGEN ______ __

De oppositie was verdeeld. Ten eerste waren er diegenen die de crisis als voor­bode van de ineenstorting van het kapi­talisme zagen: de kladdaradatsch. Verder, en deze stroming was dominant binnen de SOAP, waren er diegenen die pro­beerden de crisis te keren, de gevolgen en het leed te beperken, zonder een alge­mene ineenstorting af te wachten of te bevorderen. Oat was het standpunt van velen binnen de SOAP, zo ook dat van SOAP-lid Tinbergen. De werkgelegen­heid moest zo snel mogelijk worden hersteld. Tinbergen nam dit als begin­punt voor zijn economische analyse. Vaak hanteerde hij een soort utilitaristi­sche nutstheorie, met de werkgelegen­heid als datgene wat gemaximaliseerd moet worden. In het interview in Econometric Theory verklaart Tinbergen dar zijn interesse voor de economie voortkomt uit wat hij om zich heen zag als gevolg van de economische crisis. Het antwoord dat de SOAP op de crisis gaf, en waar Tinber­gen een actief aandeel in heeft gehad, kreeg vorm in het plan van de Arbeid. Zo'n Plan was eerder reeds door onze socialistische zuiderburen voor Belgie was gemaakt, maar er waren duidelijke verschillen met het Nederlandse Plan. Een verschil was de sterkere kwantitatie­ve onderbouwing van het N ederlandse plan. In het Plan stond de doelstelling om de werkloosheid te drukken vooraan. De vraag was natuurlijk: welke middelen konden daarvoor het beste worden aan­gewend. Oeze vraag kon niet in rokerige vergaderzaaltjes worden opgelost. Eco­nomische analyse moest worden aange­vuld met empirische kennis. Aan Tin­bergen werd gevraagd of hij raad wist. Rond dezelfde tijd kreeg Tinbergen van de Nederlandse Vereniging voor Staats­huishoudkunde het verzoek om een "preadvies" over dezelfde vraag uit te brengen. En zo werd een nieuwe disci­pline geboren: de macro-econometrische modelbouw.

Het Model voor de Nederlandse Economie Tinbergen's model verscheen in 1936 als Preadvies voor de Nederlandse Vereni­ging voor de Staatshuishoudkunde en de Statistiek (voor het eerst sinds vele jaren deed deze vereniging inderdaad iets aan statistiek). In De Economist van 1937 (p. 81 - 107) verscheen een licht gewijzigde versie van het model, waarop ik me zal baseren. Het samenhangende, dynamische model van Tinbergen bevat ruim twintig ver­gelijkingen. Om het rekenwerk te ver­eenvoudigen werden aIle variabelen ge­schaald. Voordat het echte schatten van

de vergelijkingen geschiedde werden eerst 'plaatjes' van aIle tijdreeksen ge­maakt. Die werden dan een beetje boven elkaar gelegd, zodat al een indruk be­stond welke variabelen wellicht belang­rijk waren als verklarende grootheden. Tegenwoordig is het gemakkelijk om direct wat te proberen en in de computer te stoppen, als het resultaat dan niet bevalt probeert men gewoon wat anders. De computer doet het werk. Vijftig jaar geleden moest er meer worden nage­dacht, anders zouden de rekenaars met hun pensioen nog niet klaar zijn en bo­vendien chronische hoofdpijn krijgen. Het model beschrijft lonen, prijzen, vo­lume-grootheden als productie en beste­dingen, werkgelegenheid, import en ex­port, en waardebedragen zoals de loon­som en wins ten. Een tamelijk volledig macro-economisch model dus. Monetai­re grootheden ontbreken echter, maar dat is niet geheel toevallig. Tinbergen had namelijk gevonden dat er empirisch weinig steun was voor een invloed van de rente op bijvoorbeeld investeringen. Van veel groter belang voor het verkla­ren van de conjunctuurbeweging bleken schommelingen in het buitenland, en schommelingen van de winsten te zijn. Oit waren dan ook de belangrijke aan­grijpingspunten voor anticyclisch beleid. De invloed van een slechte winstont­wikkeling zou gecompenseerd kunnen worden door overheidsinvesteringen: openbare werken. En de buitenlandse invloed zou minder sterk worden door de wisselkoers te va­rieren, devaluatie dus. Oevaluatie was lang een taboe voor de regering Colijn. Tinbergen's berekeningen lieten echter zien dat dit enorm effectief zou zijn. Andere middelen om de crisis te keren, zoals loonmatiging, hadden in het mo­del nauwelijks enig resultaat. Loonda­ling zou ook de koopkracht aantasten, en daarmee haar doel voorbij schieten.

De reactie op Tinbergen's werk De resultaten van Tinbergen kwamen wonderwel overeen met wat door het Plan van de Arbeid werd bepleit. Met het eerste macro-econometrische model werd dan ook direct de twijfel over dat soort modellen geboren. Wie bijvoor­beeld het verslag van de bijeenkomst van de Vereniging voor Staatshuishoudkun­de leest, ziet dat de discussie veel meer over deze beleidszaken ging, dan over het model zelf. De meeste deelnemers aan de discussie begonnen met te verkla­ren dat ze van het model weinig begre­pen. Sommigen waren op zichzelf wel positief over de nieuwe methode, maar er waren ook uitgesproken sceptici. En zeker hadden de aanwezigen niet het idee getuige te zijn van een revolutie in

het economisch denken. De beleidsimplicaties van Tinbergen's studie trokken dus meer de aandacht dan zijn methode. En hier is het moeilijk om nu precies te bepalen of Tinbergen veel bereikt heeft. Zelf is hij sceptisch, of zeer bescheiden (zie het ET interview). Het Plan van de Arbeid is nooit echt uitgevoerd, hoewel er een klein begin werd gemaakt met de uit­voering van werken zoals het Amster­damse Bos. De gulden werd weI gedeva­lueerd, en daarmee werd voldaan aan de roep van vele economen (de bijeenkomst van de Vereniging voor de Staatshuis­houdkunde yond eind oktober 1936 plaats, de devaluatie eind september van dat jaar. Tinbergen's preadvies was toen al beschikbaar, maar het is de vraag of het een erg grote rol heeft gehad in het loslaten van de gouden standaard). Van de kant der economische theoretici kreeg Tinbergen veel meer waardering. De Keynesiaanse revolutie kan vol gens velen beter de Tinbergiaanse revolutie worden genoemd. V reemd genoeg was echter een van Tinbergen's felste critici Keynes. Keynes (zelf de schrijver van een stan­daardwerk over waarschijnlijkheidsreke­ning) klaagde over 'black magic' of 'ho­cus'. Hij begreep weinig van wat Tin­bergen deed, maar had een fundamenteel kritiekpunt dat nog altijd van belang is. Namelijk: vormen economische tij­dreeksen wel een 'homogeen proces', dat in een model vastgelegd kan worden? Volgens Keynes was het antwoord nee. Het had geen zin om coefficienten te schatten: in de economie liggen die nooit vast. Be­leid was er juist om ze te veranderen. Meer recent is er de kritiek op de Tinber­giaanse modellen, dat deze de beleids­mogelijkheden sterk overschatten. Ener­zijds omdat het gedrag van individuen vaak slecht wordt gemodelleerd, zo ook het gedrag als reactie op overheidsbeleid. Oeze reacties kunnen het beleid volledig ondermijnen. Oit wordt vooral door de nieuw- klassieke economen naar voren gebracht. Anderzijds is het de vraag of de overheid een goedwillende weldoener is, of veel meer de speelbal van allerlei belangengroepen. Dit is een populair thema in de openbare financien, waaro­ver ook het laatste woord nog niet gesproken is. Het aanvankelijke enthiousiasme voor de 'engineer' bena­dering van de economie, zoals door Tin­bergen voor het eerst ontwikkeld, en voor het gebruik van 'control'-technie­ken om de economie te sturen, is in ieder geval aardig bedaard.

Vervolg op pagina 37

ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 --------- --------------31 -----

Page 32: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- ARBEIDSVERHOUDINGEN ----------------- -------------

N aast schouderklopje wordt waardering in salaris uitgedrukt

Prestatiebeloning bij DOW De laatste jaren komt prestatiebeloning steeds meer in de aandacht. De werkgevers den ken een middel te hebben om de productie te verhogen, de vakbonden zijn bang voor opjaagsystemen. DOW Benelux is een bedrijf dat al vele jaren prestatiebeloning toe past. Wij spraken met de heer IE. van den Braak, human resource manager bij DOW, over de mogelijkheden en de

beperkingen van prestatiebeloning.

Bedrijfscultuur Nog voor wij ook maar een vraag heb-1;en gesteld, gaat de overheadprojector aan en krijgen wij eeil ilitgebreide intro­ductie over DOW. Waar willen we het over hebben? Ais we zeggen dat we vooral over prestatiebeloning willen pra­ten, lijkt Van den Braak wat teleurge­steld. Misschien had hij Hever over het cafetariaplan gesproken. Geoefend vist hij er enkele sheets tussenuit en stelt een maatprogramma voor ons samen. De show gaat verder. De introductie blijkt zeer nuttig te zijn. De theoretische be­zwaren die wij hadden meegenomen, blijken grotendeels niet van toepassing op DOW. Prestatiebeloning staat bij DOW niet op zich; het vormt een on­losmakelijk onderdeel van de bedrijfs­cultuur. Van den Braak: "Een veel voor­komende fout is dat prestatiebeloning als iets aparts wordt gezien. Dat is ook wat ik veel huidige bepleiters verwijt. Men is niet bereid ook de rest van de organisatie en de omgang met mensen ter discussie te stellen. Daarbij komt nog dat men de methode van de boekenplank afhaalt, een handboek voor beoordelingsge­sprekken aanschaft en het zo klakkeloos in wil voeren. Prestatiebeloning is echter slechts een element, een voortvloeisel uit de bedrijfscultuur. Wij hebben voor prestatiebeloning een bepaald systeem gekozen, waarvan ik helemaal niet wil zeggen dat dit het beste systeem is. Het systeem staat ook binnen DOW con­stant ter discussie. Maar honderd maal zo belangrijk als de systematiek zijn de randvoorwaarden. Het systeem moet passen in de bedrijfscultuur." DOW houdt er een aantal duidelijke principes op na. Zo beperkt het bedrijf zich zeer strikt tot haar kernaktiviteiten. Diensten als onderhoud en de kantine worden uitbesteed. Hierdoor lopen er in Terneuzen op het moment 1500 mede­werkers van derden rond tegenover

Mark van der Veen, Teun Bakels

2800 eigen medewerkers. DOW streeft naar een vlakke organisa­tie met uiterst korte communicatielij­nen. Op de "site" in Terneuzen bestaan maar drie niveaus: de directie-, de staf-, en de werkvergadering. De personeels­sterkte wordt zo krap mogelijk gehou­den en nieuwe medewerkers worden streng geselecteerd. De organisatie moet zo in staat zijn tot grote flexibiliteit. Van den Brm gaat er van uit dat medewer­kers houden van verandering. "Er wordt geklaagd dat mensen niet flexibel ge­noeg zijn. Maar je maakt mij niet wijs dat mensen het leuk vinden om op 23-jarige leeftijd het bedrijf binnen te ko­men, daar te horen krijgen wat er precies van ze verwacht wordt om uiteindelijk met dezelfde baan weer met pensioen te gaan. Maar de organisatie moet de mo­gelijkheden bieden. Mensen moeten goed gei:nformeerd zijn, zodat ze weten waarom veranderingen plaatsvinden. Dat heeft meer met gezonde betrokken­heid te maken dan met democratisering. Je moet mensen geemancipeerd benade­ren. Zo van: "dit gaat ookjou aan en we willen erover praten". De stelling dat mens en weerstand zouden hebben tegen verandering is de grootste onzin die ooit getracht is wetenschappelijk te pone­ren." "De belangrijkste relatie binnen het be­drijf is die tussen employe en supervisor. We spreken in dit verband van een "di­rect partnership". Elke supervisor heeft vijf tot vijftien medewerkers onder zich. De supervisor is verantwoordelijk yoor hun technologische, financiele en zeker ook sociale reilen en zeilen. Mijn afde­ling verricht de ondersteunende taken. De supervisor beslist over carriereplan­ning, beoordeling en training. Er is wel een procedureboekje, maar de eerste re­gel daarvan luidt: "Het gezond verstand gaat v66r deze procedures." "Een gevolg van de platheid van de orga-

nisatie is dat voor specialisten in uitvoe­rende functies, de carrieremogelijkhe­den al vrij snel uitgeput zijn. Juist deze groep kan uitstekend gemotiveerd wor­den door prestatiebeloning. Dit geldt meer in het algemeen ook in tijden van stabilisatie van de groei. Bij bedrijven zonder prestatiebeloning klimmen pri­ma specialisten op naar managersfunc­ties. Je loopt dan het risico een goede vakman te verliezen en er een slechte baas bij te krijgen."

Beoordeling "Op basis van een enquete onder het personeel zijn we tot drie uitgangspun­ten voor het arbeidsvoorwaardenbeleid gekomen. Ten eerste moeten de lonen concurrerend zijn, ten tweede moeten ze varieren naar prestatie en ten derde moe­ten ze gebaseerd zijn op de individuele wensen van de werknemers. De hoogte van concurrerende salarissen bepalen we aan de hand van een vergelijking binnen onze bedrijfstak. Daarbij houden we een

-----32 --------- -------- ------ ROSTRA 160 J UNI / JULI 1989 --- - -

Page 33: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

------------------------------ ARBEIDSVERHOUDINGEN ---­

zogenaamde driekwart-lijn aan. Dit houdt in dat wij, als het loon voor een bepaalde functie bij andere bedrijven va­rieert van 100 tot 200 gulden, 175 gul­den betalen. De salarissen binnen een functiegroep kunnen echter ook ver­schillen. Dit verschil wordt onder meer bepaald door de prestatie van een em­ploye. Elke employe wordt aan het eind van hetjaar door zijn chefbeoordeeld en op basis · van de beoordeling wordt de loonsverhoging vastgesteld." Vol gens V dB leidt deze subjectieve beoordeling zelden tot onoverkomelijke conflicten. "Mensen weten redelijk goed hoe ze zich verhouden tot de groep waarin ze hun werk doen. In een werkgroep op de universiteit is toch eigenlijk ook altijd duidelijk wie de meest zinvolle bijdrage levert? En degenen die aan de onderkant slingeren zijn over het algemeen ook wel bereid dat toe te geven. Verder pro­beer je natuurlijk hulpmiddelen aan te dragen waardoor de subjectiviteit kan worden teruggebracht. Alle chefs krij­gen een uitgebreide training, waardoor de beoordeling veel gestructureerder kan worden. Maar het blijft natuurlijk een oordeel dat nooit objectief kan zijn. Daarom is het ook belangrijk dat de chefs de employe's duidelijk kunnen ma­ken hoe het systeem werkt en waarom ze een bepaalde beoordeling hebben gekre­gen." U sprak in het begin over open communicatie en een goede band tussen de supervisor en de employe, is dat niet voldoende om de werkne­mers te motiveren? "De kracht van je cultuur is juist dat er verschillende zaken zijn die de werkne­mers motiveren. Prestatiebeloning is daar een onderdeel van. N aast een schouderklopje willen de mensen waar­dering 66k in het salaris uitgedrukt zien."

Vakbonden Omdat de vakbonden zich verzetten te­gen het invoeren van prestatiebeloning, besloot Dow in 1982 niet langer een CAO af te sluiten. "Wij hadden het idee dat de eisen van de bond niet overeen­stemden met de wensen van onze werk­nemers. Niet alleen uit onze enquete, ook uit landelijke enquetes door FNV en CNV blijkt dat werknemers voor een of andere vorm van prestatiebeloning zijn. Binnen de OR, die een vitale rol speelt in het overleg, is het afschaffen van pres­tatiebeloning nu absoluut geen item. Be­loningsverschillen moeten aanvaardbaar zijn en daarover "stoeien" we permanent met iedereen, ook in de werkvergade­ring en de OR. Daarom kunnen er ook jaarlijks verschillen optreden in het sys­teem. Ik vind Je negatieve houding van de

----- ROSTRA 160 JUNI/JULll989

FNV tegen prestatiebeloning De FNV heeft zich in de onlangs verschenen nota ·Flexibeler beloneo· uitge­sproken tegen prestatiebeloning, onder meer omdat geen ,nkel systeem objectief kan zijn. Wij vroegen Jos Besteman, schrijver van de nota, en Pieter Hazelager, districtsbestuurder van het FNV in Zeeland, een reactie op de uitspraken van Van den Braak. '

. Van den Sraak meent dat de subjectiviteit van het systeem geen onoverkomen- . lijke problemen geeft, omdat ieclereen het over het algemeen wei eens is met de rangschlkklng die de chef maakt. _ ' Besteman: -Oat staat dan haaks op wat uit andere onderzoeken blijkt. Boven­dien is het niet altijd mogelijk iedereen extra tebelonen die. daar recht op heeft. Ais aile 15 werknemers in een bepaalde afdeling een gelijke prestatie leveren, kun je ,er toch maar een of twee een toeslag geven.-Uit enqu~tes is gebleken dat lllierknemers vaak zelf prestatiebeloning willen. Besteman: ·Onlangs is er een enqu@te onder de werknemers van Philips

: gehouden. Daar bleek inderdaad een groot aantal personen voor ~en of andere . vorm van loon naar prestatie tezijh. Ais je echter doorvraagt naar. de praktische invulling van hetsysteem, blijken veel mens en terug te krabbelen. Het aantal voorstanders is dan veel geringer. Met name oudere werknemers herinneren zich de toestanden uit de jaren vijftig. Prestatiebeloning leidde toen zeer vaak tot een opjaagcultuur.· Hazelager: ·Ook bij DOW is niet iedereen tevreden. Wij krijgen per jaar zo'n 5 a

, 6 werknemers van DOW over de vloer die de prestatiedwang niet aankunnen. • Besteman: -De. situatie kan zich natuurlijk voordoen dat onze eigen leden prestatiebeloning willen. Men is het niet altijd eens met de 'pririCipemakers op het hoofdkantoor'. Ook kan de werkgever in de cmderhandelingen aandringen op prestatiebeloning. Wij proberen er in dergelijke gevallen voor te zorgen dat aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. De prestatiebeloning mag bijvoorbeeld maar een klein gedeelte van het loon beslaan. Ook vinden wij dat een 100nsverl1oging die eenmaat is gegeven niet meer moet worden afgepakt. Wat vindt u van het felt dat DOW geen CAO .afsluit? . Besteman: -Zij kunnen zich dat beleid permitteren omdat ze lonen betalen die boven het landelijke gemiddelde liggen. Ik vraag mij af wat ergaat gebeuren als DOW in een serieuze crisis terecht komt, waarin reorganisatie onafwend­baar is. Vaak kunnen bedrijven die hoge lonen beta len dat dan toch niet volhouden. In dergelijke perioden worden de bonden er vaak bijgeroepen. Het probleem is dan echter dat e'r in de goede tijden geen klimaatontwikkeld is waarin bedrijf en bonden met elkaar samenwerken. De arbeidsvoorwaarden bij DOW staan natuurlijk niet los van het vakbondsbeleid. Zij zijn gebaseerd op de lonen die elders na CAO-onderhandelingen tot stand zijn gekomen.­Hazelager: -DOW is aileen ge"iriteresserd in haar eigen werknemers, daarom praat ze wei met de OR. De blik van de vakbond reikt verder. Wijhechten ook belang aan zaken als werkgelegenheid en arbeidstijdverkorting.-Besteman: -8ij DOW werkt men aan een cultuur waarin de werknemers zich zeer sterk aao het bedrijf gebohden voelen. In .v~el, Amerikaanse multinationals is dat een zeer sterk ontwikkeld beleidsterrein. Wij als vakbond richten ons meer op de maatschappij.· . ' ~ •

bonden vreemd. Ze zouden zich beter kunnen toeleggen op het bewaken van bepaalde randvoorwaarden zoals een ge­zond klimaat en het voorkomen van een opjaagsysteem. " De vakbond voelt zich waarschijnlijk aange­tast in haar macht, die groter is bij collectieve onderhandelingen. "Het onderhandelen over salarisverho­gingen, arbeidstijdverkorting en derge­lijke, vastgelegd in gedetailleerde groei­schema's is inderdaad veel gemakkelijker te beheersen dan een subjectiever geheel dat op individuen is toegespitst. Overigens kan ik mij de houding van de bonden weI voorstellen als de directie prestatiebeloning eventjes snel in wil voeren. Er zijn tijden geweest dat we

hier drie tot vier bedrijven per week over de vloer kregen die dan wilden weten welk systeem ze moesten invoeren. Maar een krakkemikkig systeem waar mensen zich in kunnen herkennen is beter dan een sophisticated systeem dat in een kan­toortje is uitgedacht. Belangrijk is ook dat het systeem door aile geledingen heen wordt doorgevoerd, dat vergroot de acceptatie. Iedereen die ik beoordeel weet dat ikzelf in precies hetzelfde schuitje zit. Je ziet bij andere bedrijven vaak dat men het eerst links onderin de organisatie uitprobeert.

Vervolg op pagina 37

------------------------------------------33---------

Page 34: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

--------EENWEEKMET----------------------------------------------------------------

Maandag Het leven van een dekaan wordt door een aantal vaste punten gemarkeerd. In ieder geval is de maandag een ge£1xeerd punt in de week. 's Morgens vergadert het Faculteitsbestuur (FB) en's middags is er de Faculteitsraad (FR). In de ochtendbijeenkomst wordt aller­eerst de ingekomen post aan de orde gesteld. Vaak ontwikkelen zich-Iangdu­rige discussies om een beleidslijn te bepa­len. Uiteraard spelen geld en formatie­plaatsen daarbij een centrale ro1. De Directeur van de Faculteit geeft ver­slag van het reilen en zeilen van het Bureau en van de plannen van 'het Maagdenhuis'. Vooral de decentralisatie veroorzaakt allerlei problemen, omdat er wel gedecentraliseerd wordt voor wat betreft de taken, maar dat niet door meer geld ondersteund wordt. Onze Faculteit is een groeifaculteit, maar desondanks worden we stiefmoederlijk bedeeld -eerder als Assepoester dan als goudhaan­tje. Wij subsidieren de zwakke facultei­ten. Dit probleem komt voortdurend in aller­lei vormen op tafe1. Natuurlijk is dat het pijnlijkst als er besloten moet worden om personen niet langer in dienst te houden, of om noodzakelijke vacatures niet te vervullen. Vandaag nam Cornelie Goedhuis af­scheid van het FB en van de FR. Om haar te verrassen geven wij een briefkaart met bloemen erop - de bloemen zelf kwamen pas's middags, in de vergade-ring van de FR. _ De vergadering van de FR is deze keer kort. Er zijn geen zware punten op de agenda. Bovendien willen sommigen nog naar de ora tie van Professor De Marchi, die ons daarvan zo laat bericht gaf dat de FR-vergadering niet meer kon worden uitgesteld.

Dinsdag Een congres van de Vereniging van Ne­derlandse Gemeenten (VNG) in Maas­tricht. Natuurlijk is het onderwerp actu­eel: 'De gemeenten na 1992'. Er is zeer veel belangstelling: 2.500 deelnemers, na de ochtendzitting verdeeld over 12 'workshops'. Samen met de heer H. Hekkelman, directeur van de Bank voor Nederlandse Gemeenten, spreek ik in

Ben week met: Prof. Dr. J. G. Lambooy

Dekaan FEE

een daarvan over de 'Effecten van Euro­pa 1992 op het gemeentelijk econo­misch en financieel beleid'.

- De zitting 's morgens was op obligate wijze geopend door Commissaris An­driessen, :lie een weinig bezield betoog hield. Kennelijk leeft de gemeente niet op dat top-niveau. Dat is jammer, want deze bestuurslaag staat h~t dichtst bij de burger en doet ook steeds meer aan eco­nomisch beleid. Overigens bestaan er grote verschillen in de positie van de gemeenten in Europa.

Woensdag Na een gesprek met de voorzitter van het College van Bestuur over benoe­mingskwesties en over samenwerking met buitenlandse Universiteiten, volgen diverse gesprekken over facultaire be­slommeringen. Ik lunch met een collega uit Manchester, die met ons wil samen­werken bij het opzetten van een Bache-

lor's Degree Business in Europe. Na de lunch is er een gesprek over een proef­schrift met een komende promovendus. Verder komt onze Amerikaanse gast, Professor Richard Knight, spreken over zijn project 'Stedelijke groei en kennis als economische basis'. Daarvoor is £1-nanciering nodig en dat is altijd moei-lijk. -

Donderdag In de ochtend spreekuur. Meestal heb ik dat 's middags, maar deze keer moet ik naar Rotterdam, voor de promo tie van J. van der Meer. Ik ben lid van de beoorde­lingscommissie voor het proefschrift 'Wat beweegt de stad?'; promotor is Pro­fessor Klaassen, de nestor van de N eder­landse regionale economie. Het proef­schrift geeft aan hoe de economie van Rotterdam zich na de Tweede Wereld­oorlog heeft ontwikkeld en hoe de op­stelling van het gemeentebestuur zich heeft gewijzigd in de richting van een politiek gericht op het bedrijfsleven. Rotterdam heeft een veel eenzijdiger structuur dan Amsterdam en daardoor heeft Rotterdam het op lange termijn moeilijker.

Vrijdag In het kader van de opzet van onze cursus Vastgoedeconomie, heb ik met een van de sponsors, de N ederlandse Vereniging van Makelaars, afgesproken enkele colleges te geven voor bedrijfs­makelaars. Het onderwerp vandaag is 'Inleiding in de Marketing van Vast­goed'. In de middag is er het wekelijks terugke­rende lezen van de facultaire post. Ver­der heb ik op Schiphol nog een bespre­kin over de ATAN-leerstoel Luchtvaar­teconomie voor onze Faculteit.

Zaterdag Voor de Rotary Districtsconferentie in de Grote Kerk in Naarden spreek ik over 'Milieu: economie of ecologie'. Een oude hobby; tenslotte ben ik een der oprichters van de Vereniging voor Mi­lieudefensie. Het thema Economie & Milieu wordt steeds actueler. •

Amsterdam, 5 juni 1989.

-----34 ----------------------- ROSTRA 160 JUNI / JULI 1989 -----

Page 35: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

------------------------------------------------------------------ ECONOMETRIE--------

De econometrist: "Specialist of allrounder))

Op 25 mei jl. vond in Groningen de vierde landelijke Econometristendag plaats. Het bovenstaand thema werd nader belicht, waarbij wetenschappers van uiteenlopende econometrische disciplines tot een analytisch 'of = en' kwamen. Dit maakte het

thema tot: De econometrist: "specialist en allrounder".

Geschiedenis Om de achtergrond van het thema in een breder perspectief te kunnen zien is het interessant om terug te blikken. De oorsprong van de econometrie voert te­rug naar het begin van deze eeuw. Door het toepassen van voortgezette statistiek op economische situaties ontwikkelde de Amerikaan H.L. Moore het idee dat complexe mathematische theorieen in staat waren verbanden aan te tonen in sociaal-economische aangelegenheden. Op deze manier overlapte het statistisch deelgebied van de wiskunde en de eco­nomie elkaar ten dele en ontstond de econometrische wetenschap als een spe­cialisatieterrein van de economie. Na de tweede wereldoorlog werden veel econometrische modellen gemaakt van de Keynesiaanse theorie (hoewel Keynes zelf hier sterk tegen was). Deze waren noodzakelijk om de overheid informatie te verschaffen en fungeerde als bestu­ringsinstrument. De jaren vijftig en zes­tig stonden in het teken van overheids­manipulaties via deze modellen. In deze politiek oefende de overheid een regule­rende werking uit op de conjunctuur door de belastingen bij een laagconjunc­tuur te verminderen en bij een hoogcon­junctuur te vergroten. Begin zeventiger jaren nam het vertrouwen in de conjunc­tuurpolitiek sterk af. In deze tijd ont­stond ook de Lucas-kritiek; conjunctuur­politiek succesvol voeren is onmogelijk, omdat reacties op een voorspelling de realiteitswaarde van die voorspelling doen afnemen. Tegenwoordig is de mo­dellenanalyse van belang om inzicht te verwerven in de realiteit en om geor­dend en consistent te kunnen denken.

Toepassing Econometrische technieken zijn midde­len om de werkelijkheid te modelleren. De econometrie in engere zin is daarom ook toepasbaar op de meest uiteenlopen­de zaken. Dit impliceert enerzijds enorm veel verschillende specialisatiemogelijk­heden, anderzijds een analytische basis

Jobs Weverling

Universiteit

wiskunde statistiek informatica verpl. keuze hieruit

totaal

N.B.

VU ke

18 12 8

38

ke: kwantitatieve economie ae: algemene econometrie e: econometrie variant ov: overige richtingen be: bedrijfseconometrie

ov

18 12 8

6

44

te: toegepaste econometrie variant

EUR ae

23 25

4

52

die heel allround dient te zijn. Dat deze basis meestal niet in de theoretische (spe­cialistische) richting ontwikkeld wordt blijkt uit het feit dat negen van de tien afgestudeerde econometristen geen re­gressie meer uitvoert. Gezien de arbeids­terreinen waar de econometrist zich be­vindt vah te concluderen dat deze een multidisciplinair academic us is.

Academicus Volgens Schweigmann, toegepast wis­kundige, is een econometrist na zijn af­studeren in de eerste plaats academicus. Dit betekent niet alleen dat er tijdens zijn studie zowel een wetenschappelijke als een sociale en culturele vorming plaatsgevonden moet hebben, maar ook dat er een maatschappij-kritische blik ontstaan moet zijn. De assertiviteit van de doorsnee student is tegenwoordig echter beperkt, me de door toedoen van de tweefasen-structuur. Voor een econo­metrist is zijn wiskundige basis noodza­kelijk doch niet voldoende, met name het intellectueel debat wordt te weinig gestimuleerd, aldus Schweigmann. Kri­tisch en zelfstandig wordt een student door zelf keuzes te maken. Bovendien

be

34 14 4

52

KUB e

26 18 8

52

te

20 16 8

44

UvA e

22 21 12

55

te

18 13 8

39

RUG

31 19 8

58

neigt een strict voorgeschreven pro­gramma opgelegd door hoogleraren naar een beroeps- in plaats van een weten­schappelijke opleiding.Dit druist in te­gen de visie van Wansbeek, hoogleraar econometrie in Groningen. Deze is van mening dat de studenten zomin moge­lijk vrijgelaten moeten worden in de invulling van hun econometriestudie. Hiermee zit Wansbeek in Groningen, waar de eerste twee en een half jaar van de econometriestudie min of meer vast­liggen, op de juiste plek. Hier ligt nog meer nadruk op een wiskundige en sta­tistische basis dan op aIle andere univer­siteiten.

Eigenaardig In vergelijking met het buitenland heeft de econometrische opleiding in Neder­land zich, ten opzichte van de studies bedrijfseconomie en algemene econo­mie, sterker ontwikkeld. Op vijf univer­siteiten is zij een zelfstandige studie. De verhoudingen liggen hier heel anders dan in het buitenland. Daar is de econo-

Vervolg op pagina 37

----- ROSTRA 160 JUNI/ JULI 1989 ----------------------35 --------

Page 36: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---- STUDEREN IN HET BUITENLAND ----------------------------

Let's go west Op de faculteit wordt voornamelijk uit Amerikaanse literatuur gedoceerd en als

gevolg daarvan is Friedman onderhand bekender dan Tinbergen. Ret lijkt of we alles over het land weten maar slechts enkelen zijn er zelJ voor langere tijd geweest. Toch

is het niet zo'n prob/eem om een paar jaar in de VS te wonen door aan een Amerikaanse universiteit te studeren. Met Stefan Oppers en Esther-Miriam Sent gaan we na hoe het mogelijk is om een post-doctorale opleiding in de Verenigde

Staten te volgen.

Info Vlak voor het gesprek heeft Stefan de bevestiging binnen gekregen van Har­vard University, Esther-Miriam van Stanford. Om dat voor elkaar te krijgen zijn ze al een jaar geleden met de procedures be­gonnen bij de Netherlands-American Commision for Educational Exchange (NACEE) in Amsterdam. Een eerste be­zoek was door de onvriendelijke behan­deling niet bepaald bemoedigend. Dit is waarschijnlijk om de grote toeloop van avonturenzoekers te zuiveren. Eenmaal in de kaartenbak van de NACEE was het contact echter intensief en persoonlijk.

Keuze De NACEE beschikt over een uitgebreid bestand van de Amerikaanse universitei­ten. De verschillen in het niveau en specialiteit van de universiteiten zijn enorm. In de eerste plaats wordt dit sterk bepaald door de geografische ligging. Een universiteit in het zuiden van Texas zal logis~rwijs meer regionaal geo­rienteerd z1Jn dan Harvard. In de tweede plaats hebben de scholen een veel duide­lijker profilering en specialisering dan in Nederland. Deze on staat onder invloed van de professoren en komt nadrukkelijk tot uitdrukking in de onderwijspro­grammas. Wat betreft de politiek-eco­nomische stromingen kunje globaal on­derscheid maken tussen een meer mone­taristische (Chicago, waaronder Fried­man) en een meer n~-keynesiaanse in­valshoek. Op basis hiervan kan een voorlopige keuze gemaakt worden voor een enkele universiteiten.

Test Na een eerste orientatie wordt een test afgelegd. Daarbij wordt, naast kennis van de engelse taal en algemene ontwik­keling, economische kennis getoetst. De test bevat een over macro, micro en eco­nometrische component. Vooral het goed scoren op een onderdeel is hier van

Stijn van der Krogt

belang. Deze test geldt samen met een persoonlijke motivering als doorslagge­vend selectiecriterium voor de universi­teiten. Aan de hand van testen van voor­gaande jaren is dan in te schatten op welk niveau je de universiteit moet zoe­ken waarbij je een redelijke kans maakt om aangenomen te worden. De meeste kans maak j!.dan bij inschrijving aan een reeks van universiteiten maar dit is erg kostbaar als gevolg van het inschrijfgeld van gemiddeld 40 dollar. De Nederlandse student zal bij de test in verhouding goed scoren door het hoge niveau van onze universiteiten. De kans om op een goede Amerikaanse opleiding te komen is dan ook groot. De werving van studenten is overigens een prestige­kwestie. De universiteiten strijden om de beste studenten en wanneer zij daarin niet slagen zullen ze dit nooit toegeven. Het is dan ook mogelijk dat je met zes­sen in de doctoraal opleiding geslaagd bent en toch als een topstudent bij een gemiddelde Amerikaanse universiteit wordt binnengehaald.

Beurzen De stu die kan op verschillende manieren worden gefinancierd. Een mogelijkheid is het aanvragen van een beurs van parti­culier stichtingen of bedrijven. Hier heeft Esther-Miriam een Full-Bright­beurs verworven en wordt de studie van Stefan gefinancierd met eenQgeurs van een Italiaans bedrijf. Deze btfi(zen zijn echter niet makkelijk te krijgen doordat gevraagd wordt naar vrij hoge cijfers in de doctoraalfase en hoge testresultaten. Een eenvoudige~plossing is om mee te dingen naar een van de beurzen die door vele universiteiten zelf worden ver­strekt. De studenten die hiervoor in aan­merking komen worden dan aangeno­men als medewerker aan de universiteit en worden geacht een aantal uren te werken. Daar staat een salaris en kwijt­schelding van het collegegeld tegenover.

~

Chronologie De aanvraag voor beurzen en het in­schrijven moet al in december van het voorgaande jaar gebeuren. Stel dat je in het studiejaar 1990-1991 wilt studeren dan moet je na de zomer van dit jaar met de procedure starten bij de NACEE. Daarna in december inschrijven. Dan wordt eind maart 1990 een bevestiging toegezonden waarna er twee weken tijd is om te reageren. Hoewel het misschien een vrij lange voorbereidingstijd vergt is, zoals gezegd, bij inschrijving aan drie of vier universiteiten van verschillend nivo de kans zeer groot om aangenomen te worden.

Studieprogramma Na deze uitgebreide procedurebescrij­ving om op de universiteit te komen nog enkele opmerkingen over het studeren zelf. Anders dan in Nederland wordt het eerste jaar een strak studieprogramma gevolgd met een examen aan het eind van het jaar ter afsluiting. Deze heeft een sterk technische inhoud met veel aan­dacht voor econometrische en wiskundi­ge vraagstukken. Ander markant detail is het gebruik van de oorspronkelijke lite­ratuur bij micro-en macroeconomiss­vakken. Met de door uitreksels en art ike­len gevulde syllaby wordt daar niet ge­werkt. Bedrijfsecononmie is overigens geen onderdeel van het lesprogramma omdat hiervoor een aparte opleiding kan worden gevolgd aan de business schook Probleem is misschien dat door het wer­ken en het volgen van colleges de voor­bereiding van het eigen onderzoek in het gedrang komt. Een post-doctorale oplei­ding in Nederland geeft in dit opzicht veel meer ruimte. Esther-Miriam en Ste­fan geven aan dat er hier slechts een beperkt aantal assistent in opleiding plaatsen beschikbaar zijn. Verder del en zij de verwachting dat de veel dynami­scher instelling op de Amerikaanse uni­versiteiten zeer stimulerend zal werken.

-----36----------------------- ROSTRA 160 JUNI/JULll989-----

Page 37: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

---------------------------- STUDEREN IN HET BUITENLAND ----

Daardoor raak je gewend om sneller en gerichter aan een onderzoek te werken. De Nederlandse universiteiten missen in veel gevallen deze dynamiek en een sfeer om hard te werken.

Studeren in Nederland of in de VS? Oat wil niet zeggen dat er aan het stude­ren in de Verenigde Staten zo wie zo beter is. Aan het elders studeren zijn natuurlijk risico's verbonden. Het bliift

DOW

Onze contacten met de bonden zijn mi­nimaal maar we zijn zeker niet afhou­dend. Wat wij met de bonden zouden kunnen bespr~ken is waar de employe's behoefte aan hebben. Maar ik krijg geen enkel signaal dat onze medewerkers het nodig zouden vinden dat wij met de bonden rond de tafel zouden moeten gaan zitten om over arbeidsvoorwaarden te praten. Vakbonden spelen in Neder­land natuurlijk een belangrijke rol, denk aan hun positie in overlegorganen van de overheid. Daar hebben we geen enkel probleem met de vakbonden. Wij zijn in het licht gekomen omdat we de CAO hebben afgeschaft, maar andere bedrij­yen hebben nog nooit een CAO afgeslo­ten." Nu het goed gaat met DOW kunt u concur­rerende salarissen bieden. Wat gaat er gebeu­ren als het slechter gaat? "Er zijn jaren geweest waarin we verlies

De econometrist

metrie veelal een tak van de algemene economie. Wansbeek heeft hier een ka­rakteristieke verklaring voor. Het eeu­wige gevecht met de zee heeft van het Nederlandse yolk geen dertkers maar in­genieurs gemaakt. Grote namen van Ne­derlandse wetenschappers komen ook voor in de fylosometrie, psychometrie en in de econometrie; de ons welbekende Tinbergen en Theil. Een positieve boodschap in deze roerige tijden kwam van Schweigmann. Hij

Tinbergen

De politieke partijen van vandaag trek­ken zich van de kritiek echter weinig aan. Integendeel, hoe minder mensen in

moeilijk ")sr; om het niveau en dus de zwaarte Van de studie aan de sterk ver­schillende universiteiten van te voren precies in te s£.hatten. Daardoor is het mogelijk dat ai;l:eraf blijkt dat het nivo van de opleiding te laag is of dat het examen aan het eind van het eerste post­doctorale jaar juist veel te moeilijk is. Ze zien de vervolg studie dan ook ats een aanvulling op en niet als een mogelijke vervanging van de doctoraalopleiding in

draaiden. We zijn toen toch die concur­rerende salarissen blijven betalen. We hebben ook een situatie gehad dat we van de ene op de andere dag besloten de salarisverhogingen drie maanden uit te stellen. Dan hangt het van de sterkte van je organisatie af, van de openheid en de wijze waarop je met de employe's com­municeert, hoe daarop gereageerd wordt. Ais wij tijdelijk of permanent van de concurrerende salarissen zouden af­stappen, dan ben ik ervan overtuigd dat daar zo'n pakket extreme oorzaken aan ten grondslag zalliggen dat ik in staat zal zijn daarvoor begrip te krijgen." DOW heejt geen centrale ondernemingsraad. Maar strategische beslissingen zullen wei niet op Jabrieksniveau worden genomen. Zijn werknemers daarmee uitgesloten van invloed op deze beslissingen? "We zijn een global company. Oat bete­kent dat er richtlijnen zijn ten aanzien van wat er op lokale, Europese en we­reldschaal wordt besloten. Ik denk dat je een OR rtiet moet belazeren, en alleen moet praten over die dingen waar z~i

stelde dat het vinden van een werkkring overeenkomend met idealen en princi­pes, in verband met de nog groeiende vraag naar econometristen, weinig tot geen problemen oplevert. .

Conclusie Hoewel de econometrie is ontstaan uit een behoefte aan wiskundige specialisa­tie op economisch terrein is dit deelge­bied in de loop der jaren uitgegroeid tot een zelfstandige studie. Hiermee is de

deze modellen zijn gaan gel oven, hoe meer de partijen eraan hechten om hun programma's door het Centraal Planbu­reau te laten 'doorrekenen', en van een keurstempel te laten voorzien. Wat dit

Nederland. In Nederland zijn alle uni­versiteiten van een redelijk vergelijkbare kwaliteit. Een Nederlands studiebewijs staat vol gens Stefan nu eenmaal als een huis. •

Zie voor meer informatie het boekje "Stude­ren in het Buitenland", een publica tie van de UVA.

invloed op uit kunnen oefenen. Het be­sluit om hier nu een nieuwe fabriek te bouwen is in Amerika genomen en er is hier niet een manager of OR-lid dat er moeite mee heeft dat hij niet persoonlijk gehoord is. Maar er zijn daarnaast ook strategische keuzes die wei in het land zelf gemaakt worden. De voorzitters van de OR's zien elkaar regelmatig en er is d~s wel sprake van informele afstem­mmg. Een COR zou dwingen om in Neder­land tot centralisatie te komen. Wat je een COR laat beslissen, gaat ten koste van de OR. Ideeen uit Terneuzen zou­den per definitie ook in de andere DOW -vestigingen getmplementeerd moeten worden en daar begin ik niet aan. In andere vestigingen leven andere prioriteiten. Je moet dan ook toestaan dat er lokaal afwijkingen ontstaan. Wij hebben gekozen voor de identiteit van de kleine unit. Het liefst zou ik nog verder gaan en hier in Terneuzen 5 of 6 decentrale OR's instellen. •

mogelijkheid gecreeerd de studie zoda­nig in te vullen dat afgestudeerden kun­nen concurreren op de markt der genera­listen. Idealiter moet gezocht worden naar een balans tussen verplichte en keu­ze vakken, zodat het econometrische ge­halte van de studie op peil blijft.

betreft is er heel wat veranderd sinds de jaren dertig. •

De auteur is als aio verbonden aan de Katho­lieke Universiteit Brabant.

----ROSTRA 160 JUNI/JULI 1989 ----------------------37 ----

Page 38: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

Mgestudeerd, een flinke sprong . ." In uw carnere ....

Mogen wij ons even voorstellen: VB, een ambitieus accountants­kantoor met een eigen visie op dienstverlening. Wij zijn het verzelfstandigde accountantskantoor van de VNG. Op dit moment werken bij ons ongeveer 1.200 medewerkers, verspreid over een dertigtal vestigingen in het gehele land. Binnen ons vakgebied zien wij vele groeimogelijkheden. Daarom zoe ken wij een aantal afgestudeerde economen. Niet degenen die in een gespreid Ooopbaan) bedje terecht willen komen, maarzelfstandige mensen die net als wij een eigen kijk hebben op dienstverlening. Bij ons kunt u snel doorgroeien, als u de accountantsstudie en het werk goed weet te combineren. Zo legt u de basis voor een snelle persoonlijke groei. Wij zien dat graag, want VB ontwikkelt zich ook snel. Bij VB verdient u meteen een goed salaris. Toch gaat het daar niet alleen om. U moet zich kunnen ontplooien en een eigen weg vinden in een uitdagend beroep. Daarom kent VB naast het salaris een zeer goed pakket onder­steunende arbeidsvoorwaarden (auto, PC, verlof). Wilt u meer van ons weten? Bel dan 070-738388 of stuur een brief met curriculum vitae naar VB Accountantskantoor VNG, afdeling Personeel & Organisatie, postbus 19331, 2500 CH 's-Gravenhage.

VB ACCOUNTANTSKANTOOR VNG IS GEVESTIGD IN AMERONGEN, ASSEN, BENNEKOM, BERGEN OP ZOOM, BILTHOVEN, BREDA,

BREUGEL. DELDEN, DOETINCHEM, DORDRECHT, DRACHTEN, HAARLEM, HEERENVEEN, DEN HELDER, HELMOND, HENGELO,

',-HERTOGENBOSCH, LEEUWARDEN, LELYSTAD, MAASTRICHT, NIEUWEGEIN, ROERMOND, TIEL. TILBURG, VEENDAM, VENLO,

VLAARDINGEN, VLISSINGEN, WORMERVEER, ZOETERMEER EN ZWOLLE. HET HOOFDKANTOOR IS GEVESTIGD IN ', ·GRAVENHAGE.

Page 39: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

.....

----- Anne-Isma(ll Leemhuis -----------\,""..---------------------- NOG EVEN DIT -----

Nag even ditl Anne-Ismael Leemhuis

Deze pagina is nieuw. Nou nieuw, "Fracties" is "Nog even dit!" geworden en de schrijver was eenjaar lang Cornelie Goedhuis maar is nu ondergetekende; Anne-Ismael Leemhuis. Zo gaat dat als er een nieuw studentbestuurslid is. Cornelie heeft een jaar lang in nauwe samenwerking met de AGE en de NOBAS goed op de studentenbelangen gepast. Nu is zij het bedrijfsleven ingedoken, van hieruit succes toegewenst. Nu verder ter zake!

Uitslag Bleke gezichtjes en glimlachjes bij de uitslag van de verkiezingen. Dat is inherent aan politiek; mee- en tegenvallers. Ter herinnering: in mei waren er verkiezingen voor de faculteitsraad. Studenten konden op AGE of NOBAS stemmen. Pas op 15 juni kwam de uitslag. De universiteit heeft, voor het tellen van de stemmen, de spreekwoordelijk lange Oost-Europese tijden nodig. Hier de nieuwe zetelverdeling met, ter vergelijking, de verdeling uit de jaren '86, '87 en '88:

Zetelverdeling

AGE NOBAS

1989

3 3

1988

2 3

1987

2 4

1986

3 3

(In 1987 was de opkomst zo laag dat de studenten een zetel minder kregen.) De cijfertjes spreken voor zich, de AGE heeft zich hersteld en verdere interpretaties laat ik aan de lezer.

"Politi eke economie" Nieuwe vakken worden zelden voorgesteld en ingevoerd op onze faculteit. Maar onlangs, in de faculteitsraad van mei, werd een nieuw yak voorgesteld: "Politieke Economie". Wie denkt dat nieuwe initiatieven, ondernemerschap op onderwijsgebied, met open armen ontvangen worden komt bedrogen uit. Zulke zaken kunnen bijzonder gecompliceerd zijn. In tegenstelling tot wat je misschien denkt, kan niet iedere docent zo maar een nieuw yak gaan geven. Voor het zover is, moet een concreet voorstel de nodige procedures doorlopen hebben. Ten eerste moet de betrokken vakgroep een advies geven over het voorstel van haar medewerker. Ais tweede zijn er de onderwijsdeskundigen (voor insiders: Studie Richtingen Commissies -SRC's) die het nieuwe yak kritisch bezien. Ten slotte beslist de Faculteitsraad definitief. Bij die definitieve beslissing wegen de verkregen adviezen uiteraard zwaar mee. Zo ook in dit geval. Maar er lagen twee, tegengestelde (!) adviezen over het al dan niet instellen van het yak "Politieke Economie". Het voorstel voor het nieuwe yak kwam uit de vakgroep macro, maar de vakgroep adviseerde zelf in meerderheid negatief!. Het tweede advies kwam van de onderwijsdeskundigen van de faculteit (de SRC dus). Deze club adviseerde in meerderheid positief. Wat moest de faculteitsraad beslissen? De formeel verantwoordelijken in meerdeheid tegen en de onderwijs specialisten in meerderheid voor! De faculteitsraad ging als "politieke-raad" in debat en

formuleerde een compromis: het yak zal voor twee jaar ingesteld worden, waarna een evaluatie zal plaats vinden. Dat compromissen niet zaligmakend zijn bleek snel: er moest toch nog gestemd worden. Een aanzienlijke meerderheid van de raad stemde voor het compromis en liet het onderwijsbelang het zwaarst we gen. De hooggeleerde heren zaten hier niet bij.

Dames In het kader van "leuke initiatieven" draait er op onze faculteit een bijscholings programma economie voor doctorandi (v) om een betere positie op de arbeidsmarkt te verwerven. Het programma duurt pak weg eenjaar en wordt thans ('88/'89) voor het eerst gegeven. Hoewel niemand het succes van de cursus betwijfelt was het niet zeker of ze ook in '89/,90 gegeven zou kunnen worden. Geld was uiteraard de bottleneck. Dat geld-probleem is opgelost: het arbeidsbureau betaald. Maar toen begon de ellende. Er waren sterke meningsverschillen over de bestaande cursus. Was de organisatorische constructie wel optimaal, kon het onderwijsprogramma niet beter enz. Onder tijdsdruk werd gewerkt en geknokt. Kenmerken van deze knok; onduidelijkheden, vaagheden van procedures, hevoegdheden, (on)welwillendheid, al dan niet vermeende deskundigheid enz. enz. Resultaat: een omstreden voorstel voor de faculteitsraad dat snel beoordeeld moest worden. Na de nodige toelichting bleek het voorstel voor de meerderheid van de raad aanvaardbaar. De AGE yond dat er teveel onduidelijkheden in de procedure en het voorstel zaten en stemde, evenals enkele anderen, blanco.

Op straat "Kunnen we hier niets tegen doen!" werd uitgeroepen in de faculteitsraad. Aanleiding tot deze uitroep was dat Folia had geciteerd uit vertrouwelijke rapporten van onze faculteit en dat is niet elegant. De kritiek richt zich dan natuurlijk niet op F?lia, vrije nieuws gaaring moet er zijn. De kritiek (overigens met door de hele raad expliciet uitgesproken) richt zich op onbekende personen uit de faculteit. Vertrouwelijke rapporten hebben geen pootjes om naar de media te lopen en moeten dus "GELEKT" worden. Het facu lteitsbestuur kan hier echter weinig aan doen en weigerde dan ook om voor "politieagentje " te spelen.

Kom langs Het studentbestuurslid is er onder andere letterlijk voor studenten. Als er problemen met de faculteit (docenten bijv.) zijn enje weet niet bij wie je voor de problemen en/of vragen moet aankloppen kom dan langs. Kamer 2173 (bij 2174) tel: 525.4286 (prive: 120502)

Welnu, dat was het voor deze zomer, tot september en: Prettige vakantie. •

-----ROSTRA 160JUNI/JULl1989-----------------------39---~

Page 40: 1989 - Nummer 160 - juni - juli 1989

IkhebeenABN Studenten­bu etrekening waarop it f2.0 0; rood mag staan.

Ikben bij deABN. Deelname mogelUk aan de regeling gespreide betaling collegegeld.

Speciaal voor H.8.0,. en W.O,.studenten met een maandeIijkse studietoelage volgens de Wet Studiefinanciering heefl de ABN de Studenten-budgetrekening. Een rekening die u gedurende het he Ie studiejaar de nodige financiele speelruimte geeft, omdat u er tot f 2.000.- rood op mag staan. En dat tegen een rente die belangrijk lager is dan normaal. GemakkeIijk voor het opvangen van pie ken in uw uitgaven. ZC'lI<; aan het begin van een nieuw studiejaar. Bijvoorbeeld voor het betalen van collegegeld. studieboeken etc. Uiteraard heeft de ABN Studenten-budgetrekening aile gemakken (gebruik cheques en geld- en betaalautomaten) van een gewone betaal­rekening waarop uw inkomsten binnenkomen. Oaardoor staat u niet onnodig rood en beperkt u de kosten. Zeker als u weet, dat u een aantrekkelijke creditrente krijgt. Kortom: een rekening waar u veel plezier aan kunt beleven. Voor mindetjarige en deeItijd-studenten. die geen WSF-studie­toelage ontvangen. heeft de ABN een andere uitstekende betaalrekening.

I~ ben geInteresseerd in de ABN Studenten-bUdget---1 1 rekening. Stuurt u mij vrijblijvend nadere informatie. 1

1 Naam: mlv 1

1 Geboortedatum: 1

I M~ 1 Postcode: ________________ _

1 Woonplaats: 1

1 Opsturen in een ongefrankeerde envelop naar: ABN Bank, 1 1---.2:0.80, Antwoordnummer 1555,1000 PA Amsterdam. _I

ABN Studenten-budgetrekening ........................