18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld....

21
1 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1 Deze tekst werd geactualiseerd tot december 2009 Leerdoelen De natuurgids: kan in hoofdlijnen de geschiedenis van de ecologische bewustwording beschrijven; kent de verschillende argumenten die in de loop van de geschiedenis werden gehanteerd om aan natuurbehoud te doen en ziet in dat deze verschillende argumenten ook nu nog gehanteerd kunnen worden tijdens de educatieve activiteiten van een natuurgids; kan het ontstaan van de belangrijkste landelijke natuurbehoudsorganisaties en milieuorganisaties situeren in hun historische context; ziet in dat persoonlijk en sociaal engagement vaak de motor van maatschappelijke verandering zijn (geweest); kan de bronnen raadplegen om de toestand van het milieu en de natuur in Vlaanderen na te gaan; kan de belangrijkste oorzaken van de verandering van de toestand van de natuur aangeven; kan het begrip duurzame ontwikkeling uitleggen; kent mogelijkheden om in eigen omgeving de toestand van de natuur te verbeteren. Inhoud 1 De geschiedenis van de ecologische bewustwording 1.1 De eerste eco-alarmisten 1.2 De jaren ‘60: de eerste milieubewustzijnsgolf 1.3 De jaren ’70: een piek in de ecologische bewustwording 1.4 Eind jaren ’80: institutionalisering van de milieuproblematiek 1.5 De jaren ‘90: duurzame ontwikkeling, intrede van het milieuthema in de economie, ecopauze 1.6 Wat brengt de toekomst? 2 Natuurbehoud in België van vroeger tot nu 2.1 Het esthetische argument 2.2 Het ethische argument 2.3 Het wetenschappelijke argument 2.4 Het sociale argument 2.5 Het Europese argument 3 Hoe is de natuur in Vlaanderen eraan toe? 3.1 Het Natuurrapport 3.2 Oorzaken van de veranderingen in de natuur 4 Duurzame ontwikkeling 4.1 Waar gaat het over? 4.2 Duurzame ontwikkeling in ons dagelijkse leven 4.3 Duurzame ontwikkeling tijdens een excursie 18 Mens en natuur 1

Transcript of 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld....

Page 1: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

1© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Deze tekst werd geactualiseerd tot december 2009

Leerdoelen

De natuurgids:

• kan in hoofdlijnen de geschiedenis van de ecologische bewustwording beschrijven;• kent de verschillende argumenten die in de loop van de geschiedenis werden gehanteerd om aan natuurbehoud te

doen en ziet in dat deze verschillende argumenten ook nu nog gehanteerd kunnen worden tijdens de educatieve activiteiten van een natuurgids;

• kan het ontstaan van de belangrijkste landelijke natuurbehoudsorganisaties en milieuorganisaties situeren in hun historische context;

• ziet in dat persoonlijk en sociaal engagement vaak de motor van maatschappelijke verandering zijn (geweest);• kan de bronnen raadplegen om de toestand van het milieu en de natuur in Vlaanderen na te gaan;• kan de belangrijkste oorzaken van de verandering van de toestand van de natuur aangeven;• kan het begrip duurzame ontwikkeling uitleggen;• kent mogelijkheden om in eigen omgeving de toestand van de natuur te verbeteren.

Inhoud

1 De geschiedenis van de ecologische bewustwording1.1 De eerste eco-alarmisten1.2 De jaren ‘60: de eerste milieubewustzijnsgolf1.3 De jaren ’70: een piek in de ecologische bewustwording1.4 Eind jaren ’80: institutionalisering van de milieuproblematiek1.5 De jaren ‘90: duurzame ontwikkeling, intrede van het milieuthema in de economie, ecopauze1.6 Wat brengt de toekomst?

2 Natuurbehoud in België van vroeger tot nu2.1 Het esthetische argument2.2 Het ethische argument2.3 Het wetenschappelijke argument2.4 Het sociale argument2.5 Het Europese argument

3 Hoe is de natuur in Vlaanderen eraan toe?3.1 Het Natuurrapport3.2 Oorzaken van de veranderingen in de natuur

4 Duurzame ontwikkeling4.1 Waar gaat het over?4.2 Duurzame ontwikkeling in ons dagelijkse leven4.3 Duurzame ontwikkeling tijdens een excursie

18 Mens en natuur 1

Page 2: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

2 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

1 De geschiedenis van de ecologische bewustwording

Natuurbehoud en milieubescherming zijn niet altijd belangrijke thema’s geweest in de geschiedenis. Vanaf de jaren ‘60 is het milieubewustzijn van onze samenleving enorm gestegen. Dit hoofdstuk schetst in grote lijnen hoe de westerse maatschappij zich bewust werd van het milieuprobleem en hoe ze op deze problematiek heeft gereageerd. In het volgende hoofdstuk zoomen we in op de Belgische situatie. Het onderstaande overzicht van de evolutie in onze ecologische bewustwording, helpt ons om te begrijpen wat er in de samenleving al is bereikt, en wat er nog te doen valt.

1.1 De eerste eco-alarmisten

De algemene bezorgdheid om natuur en milieu is een vrij recent fenomeen. Toch zijn er al eeuwenlang intellectuele enkelingen die hun bezorgdheid uitten. Een van hen was Leonardo da Vinci (1452-1519), hij schreef: “De dieren lijden en hun gejammer vervult de lucht. De bossen vallen ten prooi aan vernietiging. De bergen worden opengescheurd voor de metalen die in hun aderen groeien. En de mens looft en prijst diegenen die aan de natuur en aan de mensheid de grootste schade berokkenen.”

De Engelsman Robert Malthus, een van de grondleggers van de moderne economische wetenschap, wordt beschouwd als de oervader van het eco-alarmisme. In 1798 verscheen zijn boek ‘An Essay on the Principle of Population’. De kern van Malthus’boodschapwasdaterdefinitieveecologischegrenzenzijnaandegroeivan de menselijke bevolking op aarde en dat de mens –als hij zijn dwangmatige vermenigvuldigingsdrang niet inperkt– deze grenzen vlug zal bereiken. Toen Malthus zijn pessimistische boodschap verkondigde, had de wereldbevolking juist de kaap van 1 miljard overschreden. De angst voor een teveel aan mensen –met alle daaraan gekoppelde ongemakken zoals honger, plaatsgebrek en agressie– behoort sinds Malthus tot het angstfundament van de Westerse samenleving.

1.2 De jaren ‘60: de eerste milieubewustzijnsgolf

Bij de pioniers van het natuurbehoud, begin 20ste eeuw, was al een besef aanwezig van de aantasting van natuur door menselijke activiteiten. Dit besef leidde meestal niet tot actief verzet tegen deze aantasting. Meestal beperkte dit zich tot een geschreven aanklacht; soms werd deze aantasting ook als een onvermijdelijk gevolg van de gewenste vooruitgang beschouwd.

Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw riep de toenemende industrialisering bij steeds meer mensen bezorgdheid om het milieu op. Enkele bekende, vroege milieualarmistische werken dragen titels als ‘Our Plundered Planet’ (van FairfieldOsbornuit1948)en‘ARoadtoSurvival’(vanWiliamVogtuit1949).

Als het symbolische beginpunt van de hedendaagse milieubewegingwordtechterhetboek‘SilentSpring’uit1962van de Amerikaanse marinebiologe Rachel Carson beschouwd. Vanuit haar verontrusting over het milieu populariseerde ze haar wetenschappelijke inzichten in een voor het brede publiek toegankelijk boek. Carson laat het verband zien tussen enerzijds vervuiling en pesticiden, die zij ‘de elixiren van de dood’ noemt, en anderzijds de verstoring van de voedselketen en van de natuurlijke ecosystemen. Carsons alarmkreet wordt door de Amerikaanseregeringernstiggenomenenerwordteenofficieelonderzoek opgezet dat Carsons gegevens bevestigt. Dit wordt beschouwd als de eerste overwinning van de milieubeweging. Carson beschouwde de onderwerping en de controle van de natuur met behulp van de moderne wetenschap en technologie als een uiting van arrogant antropocentrisme en riep op tot grotere bescheidenheid en meer wijsheid in de omgang met de natuur. Daarmee was de toon gezet voor de door haar boek in gang gezette ecologische bewustwording.

Page 3: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

3© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Vanaf de tweede helft van de jaren ‘60 worden de meeste West-Europese samenlevingen geconfronteerd met een diepgaande protestgolf. Deze protestgolf werd gedragen door jongeren die zich fel verzetten tegen het gevestigde maatschappelijk systeem. De kritiek op de eenzijdige aandacht van de overheid, patroons en vakbonden op een economie van ‘steeds meer’ groeide en tal van burgers protesteerden tegen de inkapseling van hun leefwereld in het systeem. Uit deze protestgolf ontstonden vredesbewegingen, derde wereldbewegingen, vrouwen- en homobewegingen én ook milieubewegingen.

1.3 De jaren ‘70: een piek in de ecologische bewustwording

De ecologische bewustwording bereikt een eerste piek in het begin van de jaren ‘70.Inapril1970wordtindeVSondermassalebelangstellingdeeerste‘EarthDay’ georganiseerd, de Raad van Europa roept 1970 uit tot Europees Jaar voor het Natuurbehoudenin1972vindtinStockholmdeeerste‘UnitedNationsConferenceon the Human Environment’ plaats onder de slogan ‘Only one earth’.

Ook in 1972 verschijnt ‘Limits to Growth’, het ophefmakende Eerste Rapport van de Club van Rome. Dit rapport stelt dat de verdere exponentiële groei van de bevolking, van het grondstoffenverbruik en van de industriële productie weldra zal botsen op de absolute grens van de natuurlijke beperkingen van deze planeet. Men verwacht dat de groeifase niet nog eens honderd jaar kan doorgaan. Er is, aldus het rapport, een fundamentele koersverandering in de verdere ontwikkeling van de wereldsamenleving nodig. De mens staat voor de taak ‘een volkomen nieuwe weg voor zijn culturele evolutie uit te werken’.‘Limits to Growth’ was het eerste in een hele reeks alarmerende milieurapporten, waartoe ook het Vlaamse natuur- en milieurapport ‘Leren om te keren’ uit 1994 kan worden gerekend.

Kenmerkend voor de eerste grote golf van ecologische bewustwording is het gevoel van apocalyptische bedreiging en van uiterste hoogdringendheid. Een kritiek hierop door de zogenaamde ‘eco-optimisten’ is dat het eco-doemdenken geen rekening houdt met ‘de fundamentele vernieuwingsdrang en scheppingsdrift van de mens’.

Bovenop de milieubewustzijnscrisis komt de economische crisis. De oliecrisis in 1973 doet de mens beseffen dat de economische motor sputtert en zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uit het buitenland wordt duidelijk. Economische groei is niet meer vanzelfsprekend. De idee dat de aarde een oneindig reservoir aan grondstoffen en energie is, evenals een bodemloze afvalcontainer, blijkt een fata morgana. Het gaat om meer dan een economische of een milieucrisis, het gaat evenzeer om een legitimiteitscrisis: de maatschappelijke consensus over de economische groei waarop de welvaartstaat zich kon beroepen wordt in vraag gesteld. Het

protestdatalindejaren’60weerklonk,krijgtnueeneconomischfundament.Definancieringvandenaoorlogsewelvaartstaat wordt hiermee in vraag gesteld.

1.4 Eind jaren ‘80: institutionalisering van de milieuproblematiek

Tijdens de milieubewustzijnsgolf in het begin van de jaren ‘70 krijgt het milieuthema, mede onder de actieve druk van de publieke opinie, een vaste en vrij hoge plaats op de culturele en politieke agenda. Er ontstaan groene partijen en traditionele partijen nemen groene thema’s op in hun programma. De Vlaamse politieke partij Agalev (Anders Gaan Leven) werd door pater Luc Versteylen opgericht in 1979.

Pas op het eind van de jaren ’80 en de daarop volgende jaren neemt de overheid de milieuproblematiek ernstig(er): een uitgebreide milieuadministratie wordt uitgebouwd, er komen milieubeleidsplannen en een globale milieuwetgeving en de staat van het milieu wordt wetenschappelijk in kaart gebracht.

In de jaren ‘80 leggen enkele catastrofes nogmaals de risico’s van ons industriële bestel bloot: de ramp met de kerncentrale van Tsjernobyl in 1986 maakt duidelijk dat vervuiling zich niet laat inperken door tijd of ruimte en de explosie van de chemische fabriek van Union Carbide in Bhopal kost aan duizenden mensen het leven. Meteen wordt duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

Page 4: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

4 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

De mens wordt aan den lijve geconfronteerd met het feit dat hij de technologie niet meer onder controle heeft, dat ecologische rampen geen op te lossen onvolkomenheden zijn, maar dat ze inherent zijn aan de technologische evolutie.

Intussen verschuift de aandacht steeds meer naar mondiale milieuproblemen: het gat in de ozonlaag -ontdekt in 1985- en het dreigende broeikaseffect halen de voorpagina’s van de kranten. Een belangrijke bijdrage aan het internationale bewustzijn wordt geleverd door het Brundtlandrapport ‘Our common future’ van 1987. Hierin wordt het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ gelanceerd als alternatief voor het voorheen enig zaligmakende recept van economische groei. Het rapport verdedigt de belangen van de toekomstige generaties en brengt despecifiekesituatievandederdewereldnaarvoren.Menkomthierbijtotdeparadoxaleconclusie dat een duurzame ontwikkeling enkel bereikt kan worden door een verdere economische groei.

In de jaren ‘80 voltrekt zich wat de milieuproblematiek betreft een tegenstrijdige ontwikkeling: aan de ene kant verwerft het milieuprotest een vaste plaats en aanzienlijke invloed in de politieke structuren, aan de andere kant voltrekt zich de zogenaamde ‘neoliberale revolutie’ die komaf maakt met de verstarde naoorlogse welvaartstaat. Aan de grondslag van het neoliberalisme ligt het geloof in de ‘vrije’ wereldmarkt, de staat moet zich zoveel mogelijk terugtrekken uit de economie. In het Brundtlandrapport komt de spanning tussen deze beide evoluties duidelijk tot uiting.

1.5 De jaren ‘90: duurzame ontwikkeling, intrede van het milieuthema in de economie, ecopauze

Hoogtepunt van de mondiale ontwikkelingen vormde de VN-conferentie van Rio in 1992 waaraan maar liefst 178 landen deelnamen. Deze conferentie borduurt verder op het Brundtlandrapport en legt nog sterker de nadruk op het concept ‘duurzame ontwikkeling’ en op de relatie tussen de milieu- en de ontwikkelingsproblematiek. Er worden echter geen concrete afspraken gemaakt of normen vastgelegd, het blijft louter bij intentieverklaringen. Op de markteconomie en economische ontwikkelingen wordt nauwelijks kritiek geleverd.

De twijfels over de aanpak van de milieucrisis door de Verenigde Naties blijven dan ook niet uit. Onder de titel ‘Beyond the Limits’ verschijnt in hetzelfde jaar het Derde Rapport van de Club van Rome. Dit rapport bevestigt de alarmerende boodschap van het eerste rapport uit 1972 en spreekt zich duidelijk uit tegen de groeivisie waarvan het Brundtlandrapport en de Conferentie van Rio uitgaat: “Om maar enigszins leefbaar te zijn moet de toekomst er een zijn van een stap terug, kalmer aan, herstel. Armoede is niet te verhelpen door onbeperkte materiële groei; het probleem zal moeten worden aangepakt in een krimpende materiële economie.” In tegenstelling tot de VN-conferentie kreeg dit rapport echter nauwelijks media-aandacht.

Kenmerkend voor de meest recente milieugolf (vanaf 1987) is het proces van ‘institutionalisering van het milieuthema in de economie’. Mede onder invloed van de internationale conferenties en het concept duurzame ontwikkeling wordt op een meer ‘zakelijke’ toon en vooral in bredere kringen gepraat over de verhouding tussen economie en milieu.

Velen waarschuwen er echter voor dat een al te gemakkelijke en oppervlakkige overname van het milieuaspect dooreconomieenpolitiekdeverzwakkingvaneenkrachtigmilieubeleidtotgevolgheeft.WolfgangSachs(1999),onderzoeker in het m.b.t. onderzoek naar duurzaamheid befaamde Wuppertal-instituut, verwoordt het als volgt: “Duurzaamheid is doorgedrongen in de bestuurskamers van regeringen, ondernemingen, universiteiten. Dat heeft als voordeel dat je op al die niveaus de discussie over duurzaamheid kan aankaarten, maar de prijs die ervoor betaald is, is het opgeven van de strijdgeest, het fundamentele perspectief op verandering. Duurzame ontwikkeling dreigt te verworden tot ‘ongeveer hetzelfde blijven doen als we altijd al deden’. Zo’n evolutie is moeilijk tegen te houden wanneer een bekommernis van basisbewegingen doordringt tot de centra van de macht, maar tegelijkertijd impliceert hetdatbasisbewegingenopnieuwmoetendefiniërenwaarzevoorstaan.Nuiedereenduurzaamis,moetjedefiniërenwat de ecologische, politieke sociale en culturele implicaties zijn van jouw opvatting over duurzaamheid.”

Page 5: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

5© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Midden jaren ‘90 komt er een ‘ecopauze’. De aandacht voor de ecologische crisis in media en politiek verzwakt. Regeringen blijken niet in staat om de milieuproblematiek ten gronde aan te pakken. Ze steken veel tijd én geld in een ‘end-of-the-pipe-aanpak’. Zo worden miljarden geïnvesteerd in waterzuiveringstations en in vernieuwingen aan verbrandingsovens. Gemeenten en hun inwoners doen grote inspanningen voor selectieve ophaling van afval. Ondertussen wordt er nauwelijks werk gemaakt van een doortastend productbeleid dat afvalvoorkomend werkt. Andere oplossingen verplaatsen het milieuprobleem of doen nieuwe moeilijkheden ontstaan: zo heeft bijvoorbeeld de loodvrije benzine een hoog gehalte aan kankerverwekkend benzeen, vormen autokatalysatoren na gebruik een nieuwe bron van toxisch afval en verplaatsen vervuilende fabrieken zich meer en meer van westerse naar derdewereldlanden.

Vijf jaar na Rio maakt de klimaatconferentie van Kyoto (1997), waar concrete afspraken dienden gemaakt te worden om het broeikaseffect in te perken, duidelijk dat het ondertekenen van ambitieuze conventies heel wat makkelijker is dan ze in eigen land na te leven. Intussen blijkt dat de normen die uiteindelijk overeen werden gekomen, nooit tegen de vooropgestelde datumgehaaldzullenwordenenziendeVSinhetvoorjaarvan2001,onderdepas verkozen president George W. Bush, af van de verplichtingen die aan de overeenkomst zijn verbonden.De ecopauze betekent echter niet dat ook de verslechtering van het milieu halt houdt, integendeel. Eind jaren ‘90 wordt de Europese bevolking nog maar eens wakker geschud door alarmistische milieugebeurtenissen: de dollekoeienziekte en de dioxinekippen bedreig(d)en onze voeding, de plotselinge, zware stormen die Frankrijk teisterden in de laatste week van 1999 blijken vrij unaniem

verklaard te worden als gevolg van het broeikaseffect, 1998 was wereldwijd het warmste jaar sinds anderhalve eeuw, de jaren 1990 het warmste decennium,…

1.6 Wat brengt de toekomst?

Er bestaat een ruime wetenschappelijke consensus dat wij globaal gezien voor uitermate ernstige milieuproblemen staan: de te verwachten klimaatswijziging op kop, erosie, vervuiling, verdere bevolkingsgroei, het universeel wordende streven naar materiële welvaart, de materiële expansie van de menselijke leefwereld, de groei van productie en consumptie, het verlies aan biodiversiteit, de schaarste aan zuiver water,…

In2006waserwereldwijdeengrotebelangstellingvoordefilm‘AnInconvenientTruth’ (Een ongemakkelijke waarheid) van de Amerikaanse ex-presidentskandidaat Al Gore. Deze Amerikaanse documentaire gaat over de opwarming van de Aarde. Met defilmverwierfGorewereldwijdeaandachtvoordeklimaatproblematiek,hijkreeger zelfs de Nobelprijs voor de vrede voor. De klimaatproblematiek is intussen een van de grote politieke wereldproblemen geworden. De opwarming van het klimaat en het toenemende aantal zware stormen van de laatste jaren geven duidelijk aan dat er iets zeer ernstigs aan de hand is met het milieu.

Globaal gezien gaat de milieukwaliteit in versneld tempo achteruit en een trendbreuk in deze ontwikkeling lijkt nog niet in zicht. In de meeste landen en in het grootste deel van de wereld is de bescherming van het natuurlijk milieu vrijwel volledig ondergeschikt aan sociaal-economische imperatieven. Milieuoptimisten van vandaag,

zoals de optimisten van dertig jaar geleden, bouwen hun hoop op de technologie. Maar al heeft de technologie de laatste dertig jaar reuzensprongen gemaakt, haast alle vooruitgang op het gebied van meer spaarzame en schonere technologie werd tenietgedaan door de groei van productie en consumptie.

Toch is er goede hoop. De mondiale samenleving wordt zich meer en meer bewust van het belang van een goede natuur- en milieuzorg. De klimaatwijziging en de uitputting van grondstoffen zijn daarin belangrijke drijfveren. Het concept ‘duurzame ontwikkeling’ krijgt steeds meer draagvlak en groeit stilaan uit tot een stevig onderbouwde visie van hoe het nu verder moet met de aarde (zie punt 4 van deze les)

Page 6: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

6 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Reiziger in een woud. Deze ets werd door van Ruisdael gemaakt omstreeks 1650 en bevindt zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam.

2 Natuurbehoud in België van vroeger tot nu

Tegen de achtergrond van de in het vorige hoofdstuk geschetste Westerse ecologische bewustwording, kwam ook in België het natuurbehoud op gang. Op sommige vlakken waren we zelfs pioniers in de wereld, op andere vlakken ging het iets minder vlot.

Dit hoofdstuk bekijkt de geschiedenis van het natuurbehoud in België vanuit de invalshoek van de verschillende argumenten die van belang waren bij de ontwikkeling van het natuurbehoud. Het gaat achtereenvolgens om het esthetische argument, het ethische argument, het wetenschappelijke argument, het sociale argument en het Europese argument. Er zit een zekere chronologische volgorde in deze argumenten, maar ze zijn moeilijk af te bakenen in tijd, omdat de verschillende argumenten voor natuurbehoud tot op vandaag gelden.

2.1 Het esthetische argument

Motieven

De belangstelling voor het landschap in Europa komt tot uiting in de schilderkunst vanaf de zestiende eeuw. De schilderijen van de zeventiende eeuwse Hollandse schilder Jacob van Ruisdael (1628-1682) getuigen van een scherpe natuurobservatie.

De voedingsbodem tot beschermingsacties ten voordele van natuur en landschap is de romantische cultuurstroming op het einde van de achttiende eeuw. Door een stijging van de welvaart kan een kleine groep zich losmaken van de eeuwenlange afhankelijkheidsrelatie van de mens t.o.v. de natuur. Natuurgebieden worden niet langer beschouwd als onherbergzame ‘woestenijen’ maar als bevoorrechte plaatsen waar de mens zichzelf, in zijn ‘natuurlijke staat’, kan terugvinden.Dezeideewordto.a.vertolktdoordefilosoofJean-JacquesRousseau(1712-1778)envindtzijnvertalingin de letterkunde, de schilderkunst en de tuinkunst. Natuurstudie wordt een populaire hobby van de bewoners van kastelen en landhuizen. In Frankrijk en Duitsland en andere Europese landen worden oude bossen als schilderachtige plaatsenbeschermd.IndeVerenigdeStatenwordendeeerstenationaleparkenopgericht,deelsuitreligieuzemotieven. In deze romantische visie is de mens losgeraakt van zijn natuurlijke wortels. Wil men zuivere natuur behouden, dan mag de mens niet ingrijpen. Er is m.a.w. een scheiding tussen mens en natuur.

Page 7: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

7© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Deze publicatie uit 1907 omvat zowel een ‘lofspraak der boomgaardvink’ als ‘een proces tegen de Ekster’.

Beweging

InBelgiëwordtin1909deeerstenatuurbehoudsorganisatieopgericht.DeLiguedesAmisdelaForêtdeSoignesiseeninitiatiefvandeschildersschoolvanTervuren,o.l.v.RenéStevens(1858-1937).Innavolgingvandeschildersschool van Fontainebleau (Frankrijk) ijvert deze groep voor het aanduiden van zgn. ‘schilderachtige kantons’ in het Zoniënwoud, waar de productie niet op hout maar op schilderachtigheid zou zijn gericht. In 1925 komt het schilderachtig kanton van de Zevenster tot stand. Het maakt nu deel uit van een groter bosreservaat.

In1910komtdeeersteVlaamseorganisatietotstand.OokinNatuur-enStedenschoonvormenkunstenaarsdedominante groep. In hun esthetische benadering maken de leden geen onderscheid tussen natuur en cultuur. Acties zijn zowel gericht op het behoud van de gevels van de Gildenkamersstraat te Antwerpen of van het belfort te Mechelen als van landschappen zoals de Kalmthoutse Heide en de Westhoekduinen. De vereniging is toonaangevend in het interbellum maar slaagt er door zijn elitaire en soms wereldvreemde standpunten niet in om uit te groeien tot een brede beweging.Nu:KoninklijkeVerenigingvoorNatuur-enStedenschoon,www.kvns.be

Beleid

In 1931 wordt de Wet op het behoud van monumenten en landschappen gestemd. Ook deze wet vertrekt van een esthetisch standpunt; monumenten zowel als landschappen kunnen aan een beschermingsregeling onderworpen worden. In Vlaanderen wordt in 1942 de Kalmthoutse Heide beschermd als landschap, onder impuls van Jozef Muls, diebandenheeftmetNatuur-enStedenschoon.NadegewestvormingwordtdewetvoorVlaanderenintweestappenvervangen, in 1976 door het Monumentendecreet en pas in 1996 door het Landschapszorgdecreet.

2.2 Het ethische argument

Motieven

Aangezien er van uitgegaan werd dat dieren onbezielde wezens waren, dacht men lange tijd dat ze ook geen pijngevoelens konden hebben. Pas op het einde van de achttiende eeuw dringt het besef door dat er biologische gelijkenissen tussen mensen en dieren zijn die erop duiden dat dieren ook pijn kunnen lijden. De allereerste dieren-beschermingsmaatregelen zijn gericht op dieren die rechtstreeks onder de hoede van de mens zijn geplaatst, de huisdieren. Dieren nutteloos kwellen wordt als een mensonwaardige handeling beschouwd. In een volgende stap worden voor de mens nuttige wilde dieren beschermd. Dit is in de tweede helft van de negentiende eeuw het geval met voor de landbouw nuttige insectenetende vogels. Toenemend ecologisch bewustzijn leidt tot de idee dat alle

levensvormen bestaansrecht hebben; bestrijding is alleen verantwoord als de betrokken organismen een groot nadeel aan de mens kunnen berokkenen.

Beweging

Het Belgisch Verbond tot Bescherming der Vogelen wordt in 1922 opgericht door markiezin Antonia dePierre. Zij was beïnvloed door de Franse professor Legros en leunde nauw aan bij de dierenbescherming. De organisatie promoot het instellen van particuliere ‘refuges’ waar niet aan vogelvangst wordt gedaan en voert ook politieke actie tegen de vogelvangst. Nu: Vogelbescherming Vlaanderen, www.vogelbescherming.be

Page 8: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

8 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Jean Massart

Vinkenzetting, ergens in Vlaanderen.

Beleid

In 1972 wordt de vogelvangst afgeschaft door minister van land-bouw Tindemans. Vooral in landelijke gebieden was dit nog een ruim verspreid populair tijdverdrijf, zodat een tegenreactie niet uitblijft. Amper één jaar later wordt door een nieuwe minister (Lavens) de vogelvangst opnieuw ingevoerd. In 1981 wordt het vangen en houden van vogels geregeld door een Vlaams beschermingsbesluit. In de daarop volgende jaren wordt het aantal te vangen vogelsoorten systematisch beperkt tot alleen de Vink overblijft. Door acties van Vogelbescherming en uitspraken van de Raad vanStateisdevangstsedert2002defactoafgeschaft.(Devogelvangststaat nog wel vermeld in de regelgeving.) Het aantal soorten dat in

gevangenschap gehouden mag worden is in dezelfde periode evenwel alsmaar uitgebreid.

2.3 Het wetenschappelijke argument

Motieven

Uit de periode eind negentiende – begin twintigste eeuw zijn enkele namen te vermelden. De Gentse hoogleraar Julius Mac Leod (1857-1919) is overtuigd van het belang om natuurkennis uit te dragen naar een ruim publiek. Hij publiceert o.a. studies over bloembiologie en een floraenrichtop1december1887hetKruidkundigGenootschapDodonaea(nu:KoninklijkNatuurwetenschappelijk Genootschap Dodonaea, www.dodonaea.ugent.be) op. In 1901 is Mac Leod aanwezig op de stichtingsvergadering van de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging te Amsterdam. Hij wordt er verkozen als ondervoorzitter en vertegenwoordiger van de ‘Belgische beoefenaars der natuurlijke historie’. Mac Leod zet zich daarnaast erg in voor de vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Een tijdgenoot is de Brusselse hoogleraar Jean Massart (1865-1925). Zich bewust van de grote veranderingen die zich aandienen in het Belgische landschap door de opkomst van het kusttoerisme en de ontdekking van steenkool in Limburg, probeert hij alle kenmerkende landschappen op foto vastteleggen.InzijnPourlaprotectiondelanatureenBelgique(1912)roepthijopomde

meest typische landschappen te beschermen. Het oorlogsgeweld stelt een bruusk einde aan dit streven.

Maar de belangstelling van de wetenschap voor de natuur gaat begin twintigste eeuw vooral uit naar de kolonie. Vanuit het in 1846 opgerichte Instituut voor Natuurwetenschappen (nu: Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, www.natuurwetenschappen.be) wordt met de steun van het Hof de natuur van Belgisch Congo geëxploreerd. België zet zich daarbij aan de spits van het internationale natuurbehoud, door in 1925 het eerste nationale park in een kolonie ter wereld op te richten. Dit Nationaal Albert Park beslaat in 1935 al 900 000 hectaren. België staat mee aan de wieg van het internationale natuurbehoud maar komt in eigen land niet aan realisaties toe.

Het is duidelijk dat de wetenschap aanvankelijk vooral oog heeft voor ‘ongerepte natuur’. Het vraagstuk van beheermaatregelen om bepaalde landschappen en biotopen in stand te houden, is nog niet aan de orde. Dit verandert kort na de Tweede Wereldoorlog, vooral onder impuls van de latere Nederlandse hoogleraar Vic Westhoff (1916-2001). Die wijst erop dat de meeste van onze landschappen deels werk van de natuur maar ook deels mensenwerk zijn. Hij vindt daarvoor de term ‘halfnatuurlijke landschappen’ uit. Willen we dergelijke landschappen in stand houden, dan zullen we onder de vorm van natuurbeheer de invloed van de vroegere grondgebruikers moeten bestendigen. Die grondgebruikers hebben om economische redenen afgehaakt. Als gevolg daarvan verdwijnt het halfnatuurlijk karakter van het landschap. Referentiebeeld is het kleinschalige agrarische landschap zoals dat in sommige streken nog tot in de jaren vijftig van vorige eeuw bestond. Bekend is de uitspraak van Westhoff: ‘vroeger deed de mens steeds hetzelfde, maar overal wat anders; nu doet hij steeds wat anders en overal hetzelfde’. Voor de natuurbeheerders is de mens een sturend element in de natuur. Deze invloed situeert zich tussen het minimaal vereiste en het maximaal toelaatbare. Die bovengrens werd evenwel overal overschreden door de moderne vormen van landgebruik. Er is bijgevolg in deze visie geen scheiding tussen mens en natuur, wel een scheiding tussen traditionele en moderne vormen van grondgebruik. De ideeën van Westhoff dringen ook door in de Vlaamse universiteiten (zie ook Natuur en mens 2: actuele strategieën van natuurbehoud: klassiek natuurbeheer).

Page 9: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

9© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Michel Thiery in zijn plantentuin.

Modern mechanisch maaibeheer in een natuurreservaat van Natuurpunt vzw (An)

Beweging

Met de oprichting van De Belgische Vogelreservaten in 1951 (nu: Natuurpunt, www.natuurpunt.be ) worden de ideeën van wetenschappelijk gefundeerd natuurbeheer in ons land in de praktijk omgezet. De vereniging is aanvankelijk vrijelitairenbehoudsgezindenbeschiktoverweinigfinanciëlemiddelen.MetdeaankoopvandeSnepkensvijverteLichtaart (1953) zal de kas geruime tijd leeg zijn. Parallel daarmee nemen enkele bij de Vogelreservaten betrokken personen een eenmalig initiatief: de Antwerpse ZOO koopt in 1952 De Zegge te Geel en in datzelfde jaar richt graaf Léon Lippens het Zwin op te Knokke. De al in 1933 opgerichte natuurvereniging De Wielewaal (zie verder) koopt in 1954 een eerste reservaat aan: de Tikkebroeken te Kasterlee.

Beleid

Zonder dat er al een wetgeving voor bestaat, neemt de Belgische overheid in 1957 het initiatief om tot oprichting van twee ‘domaniale reservaten’ over te gaan: één in Vlaanderen (Westhoekduinen) en één in Wallonië (Hoge Venen). Daarna duurt het tot 1968 vooraleer opnieuw een belangrijke stap gezet wordt, met de oprichting van het staatsnatuurreservaat De Kalmthoutse Heide.

Als gevolg van het Europees Natuur-beschermingsjaar 1970 komt ook in België wetgeving tot stand, in 1973 met de Wet op het natuurbehoud. Deze wet legt de nadruk op het creëren van natuurreservaten maar laat ook maatregelen voor het natuurbehoud in de landelijke ruimte toe. In dat verband wordt na de gewestvorming in Vlaanderen in 1984 een Bermbesluit genomen en in 1993 een besluit dat vegetatiewijzigingen vergunningsplichtig stelt. De wet voorziet ook de oprichting van landschapsparken maar de realisatie daarvan wordt in Vlaanderen tegengehouden door de landbouwlobby. In 1997 wordt de wet grotendeels vervangen voor Vlaanderen door het Decreet op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

2.4 Het sociale argument

Motieven

Binnen het sociale argument plaatsen we enerzijds de acties van natuureducatoren of ‘popularisatoren’ gericht op algemene bewustmaking en anderzijds maatschappelijke acties gericht op concrete doelen.

InAntwerpenmagdefiguurvanHenriVanHeurck(1838-1909)nietonvermeldblijven.Dezeautodidactenall-roundwetenschapper houdt zich bezig met microscopie en ontpopt zich tot een wereldautoriteit op het vlak van kiezelwieren.

Hijisookeenpionierinfotografischeopnamenmetröntgenstralen.In1857 begint hij samen met J. De Beucker praktische zondagscursussen plantkunde en tuinbouw te geven. Ze kennen een groot succes, niet het minst omdat ze in het Nederlands gegeven worden. In 1861 geven ze voor decursisteneenwetenschappelijkeflora,deAntwerpscheanalytischeflora,uit. In 1877 wordt hij directeur van de stedelijke plantentuin die hij op een wetenschappelijk niveau brengt. In de tuin wordt een botanisch museum geopend met een tentoonstellingsruimte en een leslokaal. Het geheel kan worden beschouwd als een van de eerste NME-centra. Helaas zal de educatieve werking na de dood van Van Heurck niet lang blijven bestaan.

Een andere markante persoon is de Gentenaar Leo Michel Thiery (1877-1950). Deze onderwijzer brengt allerlei levende en niet-levende natuurelementen in de klas, conform de moderne pedagogische principes van die tijd. De verzameling breidt zodanig uit dat ze de basis vormt van hetin1924geopendeSchoolmuseum.Bijditmuseumhoorteenplantentuinwaarin kleine landschappen worden nagebootst. Meteen is dit de eerste heemtuin in de Nederlanden, één jaar voor de opening van de befaamde

Page 10: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

10 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Straatmanifestatie tegen de E-10 in het Peerdsbos (archief CVN)

Thijsse’s Hof in Nederland. Thiery publiceert heel wat boeken over natuur, die hij zelf van fraaie illustraties voorziet. Zijn levensloop vertoont heel wat parallellen met zijn in Nederland zeer succesvolle tegenhangers Heimans en Thijsse. Het grote verschil is dat Thierry’s invloed beperkt blijft tot zijn eigen stad en ook na zijn dood snel wegebt. Het Schoolmuseumendeplantentuinwordennajarenvanvervalopnieuwgerestaureerdeningebruikgenomen.

In de twintigste eeuw treedt een aantal mensen op als ‘natuur- of milieupopularisator’. Met moderne communicatiemiddelen proberen ze een ruim publiek kennis te laten nemen van hun ideeën. Jos Van Limbergen (1902-1975) raakt bekend als voordrachtgever en uitgever van het tijdschrift ‘Natuurwereld’. Zijn navolger Roe-land Dirks (1939-1986) maakt zich verdien-stelijk als producer van een reeks populaire en mobiliserende milieuprogramma’s op de BRT-televisie, tijdens en na het Europees Natuur-beschermingsjaar 1970. Hij publiceert ook enkele boeken over milieuproblemen zoals ‘Om te overleven’.

Vooral in de jaren zestig van vorige eeuw vertaalt het sociale argument zich naar het voeren van acties voor het behoud van natuurgebieden of voor het afwenden van milieuverstoring. In 1963 levert een door Natuur- en Stedenschoongecoördineerdeactie‘OperatieStaatsnatuurreservaatKalmthoutseHeide’duizendenhandtekeningenop vanuit allerlei sociale groeperingen die belang hebben bij het behoud van dit bedreigde gebied. In 1968 leiden de plannen om de E-10 aan te leggen door het Peerdsbos (Brasschaat) tot een grote straatmanifestatie. Het televisieprogramma ‘Boomalarm’ leidt tot het oprichten van lokale groencomité’s die zich later vaak ontpoppen tot echtemilieuactiegroepen.Steedsmeerklinktdekreet‘natuurbehoudiszelfbehoud’.

Beweging

De in 1933 opgerichte Ornitho-logische Vereniging ‘De Wielewaal’ (nu: Natuurpunt, www.natuurpunt.be) start in hoofdzaak als een vereniging voor vogelstudie. Drijvende krachteninspiratorispastoorFransSegersuitTurnhout. Hij schrijft vulgariserende teksten over vogels. De vereniging is –althans in de vooroorlogse periode– regionaal (Kempen) en religieus gekleurd en getuigt eerder van een gesloten ‘clubgeest’. Ze promoot het oprichten van particu-liere ‘ornithologische studiecentra’. Na de Tweede Wereldoorlog ver-breedt het aandachtsveld zich tot de ganse natuur en koopt de vereni-ging natuurreservaten aan. De wer-king begint aldus steeds meer te gelijken op die van ‘concurrent’ De Belgische (Natuur- en) Vogel-reservaten.Bij de start in 1971 is de Bond Beter Leefmilieu (nu: Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen, www.bblv.be) een select clubje. De organisatie groeit evenwel snel uit tot de koepel van de talrijke lokale en regionale milieu- en natuurorganisaties die in dit decennium ontstaan zijn. Later zal door de professionalisering van de organisatie de rol als denktank en spreekbuis van de milieubeweging op de voorgrond treden. Parallel met BBL-Vlaanderen werken in België de Brusselse Raad voor het Leefmilieu (BRAL), Inter-Environnement Bruxelles en Inter-Environnement Wallonie.

Page 11: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

11© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Beleid

Natuur- en milieueducatie is een belangrijk beleidsthema geworden op alle bestuursniveaus. Aanvankelijk (vanaf de jaren ’70) namen enkele vooruitstrevende gemeenten de beslissing om een kinderboerderij of een natuurcentrum op te richten. Voorbeeld is de stad Brugge met het Natuurcentrum Beisbroek en de kinderboerderij De Zeven Torentjes. Nadien (vanaf de jaren ’80) volgden de provincies, met Provincie Limburg voorop (Provinciaal Natuurcentrum Limburg). Tenslotte (jaren ’90) bouwde het Vlaams Gewest een netwerk van NME- en bezoekerscentra uit, zowel op het niveau van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie als binnen het Agentschap voor Natuur en Bos.

2.5 Het Europese argument

Motieven

België maakt van in het begin deel uit van de Europese Unie. Het streven om tot één Europese economische ruimte te komen, leidt al snel tot het uitvaardigen van milieurichtlijnen. Er mag immers geen concurrentievervalsing ontstaan tussen lidstaten die het meer of minder nauw zouden willen nemen met maatregelen van milieuzorg. Op het vlak van natuurbehoud worden twee belangrijke richtlijnen genomen: de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Op grond van deze richtlijnen moeten de lidstaten een aantal soorten en habitats beschermen. In België is deze taak toevertrouwd aan de gewesten (met uitzondering van de territoriale zee die onder federale bevoegdheid blijft). Het is duidelijk dat deze Europese ‘stok achter de deur’ het verschil maakt, zowel inzake milieubescherming

als natuurbehoud. De beschermingsmaatregelen moeten niet alleen worden uitgevaar-digd; de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie zien nauwlettend toe op de uitvoering ervan.

De Habitatrichtlijn zowel als de Vogelrichtlijn voorzien in de oprichting van speciale beschermingszones. Deze moeten op Europees niveau samen het Natura-2000 netwerk vormen. De idee achter dit netwerk is de zgn. ‘eilandtheorie’. Onze natuur-gebieden zijn te beschouwen als kleine of grotere ‘eilanden’ binnen een cultuurzee. Willen we de biodiversiteit in deze gebieden behouden, dan moeten we deze met elkaar verbinden tot één groot functioneel geheel.

Beweging

Hoewel door de stijgende invloed van de Europese Unie het natuur- en milieubeleid steeds meer internationale proporties aanneemt, worden door de gewestvorming in België vanaf 1980 het milieubeleid en het natuurbehoud toevertrouwd aan de gewesten (regionalisering). Als gevolg daarvan splitsen de aanvankelijk nationaal gestructureerde Bond Beter Leefmilieu en Belgische Natuur- en Vogelreservaten zich op. Voortaan zijn in Vlaanderen Bond Beter Leefmilieu – Vlaanderen en Natuurreservaten actief. De jaarlijks beurtelings in Vlaanderen en Wallonië door het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming georganiseerde Nationale Natuurbeschermingsdag verliest aan betekenis. De werking van het ‘nationaal’ verbond beperkt zich voortaan tot Brussel en Wallonië.

De werking van Natuurreservaten en van De Wielewaal wordt steeds meer gelijklopend; beide verenigingen treden soms zelfs op als rechtstreekse concurrenten. Vanuit de basis ontstaat een stroming die in 2001 uitmondt in de fusie van beide verenigingen tot Natuurpunt (www.natuurpunt.be). Hiermee komt voor het eerst een grotere terreinbeherende natuurvereniging in Vlaanderen tot stand. Na een wat aarzelende start gaat het ledental snel de hoogte in om in 2008 de 70 000 gezinnen te bereiken.

Natuurpunt werkt rond vier pijlers: beheer, beleid, studie en educatie. De vereniging probeert zich onder de leus ‘natuur voor iedereen’ te ontpoppen tot een massabeweging om zo de druk op het beleid te kunnen opvoeren. De vereniging streeft nieuwe coalities na met sectoren zoals recreatie, jeugdwerk, de Antwerpse haven, enz.

Naast Natuurpunt blijven enkele regionale natuurbehoudsverenigingen actief zoals de vzw Durme, de Vrienden van HeverleebosenMeerdaalwoudendeStichtingLimburgsLandschap.

Beleid

In 1989 lanceert toenmalig Vlaams minister Kelchtermans een eerste milieu- en natuurbeleidsplan: het MiNa-plan 2000 (MiNa staat voor ‘milieu en natuur’). Het wordt het jaar daarop geconcretiseerd in een Natuurontwikkelingsplan 1990-1995. Als gevolg daarvan wordt de Groene Hoofdstructuur voor Vlaanderen gelanceerd.

Page 12: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

12 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Deze is erop gericht om, net zoals het Natura-2000 netwerk op Europees niveau, voor Vlaanderen een functioneel netwerk van natuurgebieden tot stand te brengen. Tegen dit dossier rijst zwaar georganiseerd verzet vanuit de landbouwsector omdat een koppeling wordt gevreesd met het nieuwe Mest Actieplan. Daarop trekt Kechtermans’ opvolger De Batselier het in. Kelchtermans geeft het concept een tweede kans als Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) in het onder zijn impuls gerealiseerde Natuurdecreet.

Het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (1997) is de Vlaamse voortzetting van de Wet op het natuurbehoud. Het decreet is vrij ambitieus en omvat de luiken horizontale maatregelen, ecologische milieukwaliteitsdoelstellingen, gebiedsgericht natuurbeleid, soortgericht natuurbeleid en doelgroepenbeleid. Naast het ‘klassieke’ beleid inzake natuurreservaten omvat het gebiedsgericht beleid de aanduiding van 125 000 ha Vlaams Ecologisch Netwerk tegen begin 2003. Een slechte afstemming met de ruimtelijke ordening leidt opnieuw tot onrust, ditmaal ook bij andere gebruikers van het buitengebied. De teller stopt op iets meer dan 88 000 ha, op het punt dat een ruimtelijke meerwaarde moet worden gecreëerd voor het natuurbehoud. De aanduiding van Europese speciale beschermingszones, die eveneens door het decreet geregeld wordt, is ondertussen opgelopen tot meer dan 166 000 ha of 12,3 % van de oppervlakte van Vlaanderen. Hoewel de draagwijdte van hun bescherming niet identiek is met die van het VEN, is er toch een belangrijke overlap tussen beide instrumenten.

Vergelijking tussen de afbakening van de VEN-gebieden (boven) en de speciale beschermingszones Habitatrichtlijn (onder).

Page 13: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

13© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Schema uit het Natuurrapport 1997, deel Biodiversiteit.

3 Hoe is de natuur in Vlaanderen er aan toe?

3.1 Het Natuurrapport

Een belangrijke informatiebron vormt het tweejaarlijkse Natuurrapport. Het komt tot stand onder redactie van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). De verschillende rapporten behandelen niet dezelfde thema’s zodat ook raadpleging van de oudere edities zinvol blijft.

Het Natuurrapport is op papier verkrijgbaar maar ook elektronisch raadpleegbaar op www.inbo.be. Het bevat een beperkt aantal grondig uitgewerkte hoofdstukken. Ze gaan in op de biodiversiteit, op de belangrijkste verstoringen en op het duurzaam gebruik van de natuur. Wie een overzicht wil van de toestand van de natuur en het daarmee samenhangende beleid vindt de meest recente cijfers op de webstek www.natuurindicatoren.be. Een samenvatting van de belangrijkste natuurindicatoren is terug te vinden in de brochure Natuurindicatoren 2008.

Page 14: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

14 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

3.2 Oorzaken van de veranderingen in de natuur

In grote lijnen kun je de milieuproblematiek terugbrengen tot drie aspecten. De eerste twee slaan op de abiotiek, de derde op de biotiek.

• Uitputting: stoffen worden uit de natuur gehaald als grondstoffen voor productie van materialen of voor energieopwekking. Wanneer het om niet hernieuwbare grondstoffen gaat, raken ze uitgeput; voor de natuur vormt de onttrekking van zoet water het grootste probleem;

• Verontreiniging: aan de natuur worden stoffen teruggegeven die als zodanig niet door de natuur kunnen worden opgenomen en opnieuw verwerkt;

• Aantasting van de biodiversiteit: door allerlei menselijke activiteiten gaat het aantal soorten op aarde erop achteruit.

Uitputting, verontreiniging en aantasting bedreigen de natuur zowel kwantitatief als kwalitatief:• Kwantitatief: hoe groter de oppervlakte, hoe meer componenten (ecologische processen en patronen) een

ecosysteem kan bevatten en hoe hoger de biodiversiteit. Zo hebben bepaalde toppredatoren (Wolf, Los of Lynx, grotere roofvogels) zeer grote oppervlakten nodig om zich te kunnen handhaven. Het behoud van de (groene) ruimte en het handhaven of herstellen van de ruimtelijke kwaliteit behoren tot de opdracht van de ruimtelijke ordening. Concreet probleem is hier versnippering en verdwijning van de open ruimte.

• Kwalitatief: milieukwaliteit is eveneens essentieel. Het fysisch milieu is de basis van al wat leeft; indien het milieu (zwaar) verontreinigd is, is leven niet meer mogelijk. Het heeft geen zin de inheemse visstand opnieuw op peil te willen brengen, als niet eerst het water weer schoon geworden is. Het behouden of herstellen van de milieukwaliteit is de opdracht van de milieuhygiëne. Concrete problemen zijn vermesting, verzuring, verdroging, vervuiling, verstoring en klimaatverandering.

Versnippering en verdwijning van de open ruimte

Door het erg laat op gang komen van de ruimtelijke ordening, is de open ruimte –waaronder de natuurgebieden– in Vlaanderen steeds meer versnipperd geraakt (versnippering). Verkleining van de natuurgebieden is hiervan het gevolg. Dit brengt dan weer mee dat de houdbaarheid van de erin voorkomende levensgemeenschappen alsmaar moeilijker te verzekeren is; de zgn. randeffecten doen zich bij een klein gebied veel sterker gevoelen dan bij een groot gebied.

Zelfs in het kleine gewest Vlaanderen is de oppervlakte aan natuur erg ongelijk verdeeld. De natuurrijkste streken zijn het noordoosten van de provincie Antwerpen en Noord- en Midden-Limburg. De relatie met de landbouwwaarde van de grond is duidelijk: de onproductieve Kempense zandgronden hebben veel meer natuur over dan (zand)leem- en polderkleigronden.Een (dure) maatregel die hier en daar in Vlaanderen al werd toegepast is gericht op ontsnippering. Om te voorkomen

dat een verkeersweg de populaties in een natuurgebied van elkaar isoleert, kan een ecoduct worden aangelegd. Het is een brug die met aarde bedekt is waarlangs dieren kunnen migreren. Op die manier blijft de oorspronkelijke populatie min of meer in stand gehouden. Ecoducten werden aangelegd over de E-314 in Limburg en over de Naamse SteenweginhetMeerdaalwoud(provincieVlaams-Brabant).

Vermesting

Wellichtdebelangrijkstebedreigingvoordemilieukwaliteitisvermesting(eutrofiëring).InhetNatuurrapport2007wordt vermesting omschreven als de verhoging van de beschikbaarheid aan voedingsstoffen (in hoofdzaak stikstof en fosfor) in bodem, water en lucht ten gevolge van menselijke ingrepen, waardoor een versnelde groei van planten optreedt.

Page 15: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

15© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Korstmossen zijn bio-indicatoren voor de lucht-kwaliteit (Paul Stryckers)

Bron: Natuurrapport 2007

Hoewel de emissies van stikstof en fosfor sinds 1990 in dalende lijn gaan, behoren ze nog steeds tot de hoogste in Europa. 65 % is afkomstig van de landbouw. Huishoudens, transport en industrie zijn verantwoordelijk voor resp. 14, 11 en 5,9 %. De atmosferische stikstofdepositie (= afzetting op de bodem via de lucht) bedroeg in Vlaanderen in 2004 gemiddeld 39,8 kg/ha. De helft daarvan komt uit het buitenland. De afzetting is zeer ongelijk gespreid in Vlaanderen en heeft rechtstreeks te maken met de invloed van lokale emissiebronnen. Vooral heiden, soortenrijke graslanden op zure, weinig bufferende bodems en bossen zijn gevoelige ecosystemen. Bekende fenomenen zijn de vergrassing van heiden en de ‘verbraming’ van bossen.

De stikstof- en fosforconcentraties in onze oppervlaktewateren behoren tot de hoogste van Europa. In getijdenrivieren, kustwateren en meren geeft dit aanleiding tot algenbloei. Door de overmatige aanwezigheid van stikstof en fosfor treedt er een relatief tekort aan silicium op waardoor kiezelwieren niet meer kunnen groeien. Ze worden dan vervangen door andere wieren en blauwwieren (cyanobacteriën), met beperking van in het water indringend zonlicht, sterke zuurstofschommelingen en de aanmaak van giftige stoffen als gevolgen. In rivieren treedt overmatige groei van bepaalde waterplanten op wat de noodzaak van verstorende kruidruimingen oproept. De groei van draadalgen kan bovendien sterke schommelingen in het zuurstofgehalte veroorzaken. Dit heeft negatieve gevolgen voor vissen, amfibieënenongewervelden.

In zekere zin kun je dit milieuprobleem omschrijven als een welvaartsverschijnsel. Terwijl in grote streken op aarde –en vroeger ook bij ons– het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid een van de zwaarste problemen vormt, kampt de natuur hier nu met een teveel. De vroegere kringloop-landbouw is doorbroken door de invoer van (anorganische) meststoffen uit het buitenland (fosfaatmest uit Noord-Afrika), terwijl de massale aanvoer van veevoeder(SojauitNoord-Amerika;tapiocauitThailand)hiereenware(organische)meststroomopgangbrengt.Oplossingen zijn het beperken van de veestapel, waarvoor een wijziging van ons consumptiegedrag nodig is, en het verwerken van de mest afkomstig van de bio-industrie met het oog op hergebruik.

Verzuring

Bekende fenomenen t.g.v. verzuring zijn: het afsterven van bossen en het verdwijnen van de visstand en van andere levensvormen in vennen.

Verzuring wordt omschreven als de gezamenlijke effecten van luchtverontreinigende stoffen die via de atmosfeer worden aangevoerd en waaruit zuren (zwavelzuur en salpeterzuur) kunnen worden gevormd. Verzuring is vooral het gevolg van de uitstoot vandechemischestoffenzwaveldioxide(SO2), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Tweederden van de verzurende stoffen slaat neer in droge vorm: zure neerslag is dus een betere term dan‘zureregen’.Zwaveldioxide(SO2) en stikstofoxiden (NOx) reageren met water (H2O) tot resp. diwaterstofsulfaat (zwavelzuur; H2SO4) en waterstofnitraat (salpeterzuur; HNO3). Ook verdamping van het basische gas ammoniak kan via enkele tussenstappen leiden tot bodemverzuring. Eerst wordt met water uit de lucht het basische ammonium (NH4+) gevormd, dat echter veelal door de werking vanstikstofbindende(nitrificerende)bacteriënwordtomgezetinnitraat.Bijditomzettingsproceskomtveelzuur(nl.waterstofionenH+) vrij, dat aluminium uit de bodem in het bodemwater oplost.

Dit giftige aluminium tast plantenwortels en bodemleven aan. Meer bepaald mycorrhizaschimmels worden door verzuring aangetast, wat kan leiden tot boomsterfte want het zijn deze schimmels die ervoor zorgen dat de boom op armegrondengenoegvoedselkanvinden.Sommigebodemsbevattenbufferstoffendiedeverzuringtijdelijkkunnenneutraliseren: kalk, silicaten, kleimineralen en humus.

Page 16: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

16 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

De zuurgraad van een bodem wordt uitgedrukt volgens de pH-schaal. Deze gaat van 1 (extreem zuur) over 7 (neutraal) tot 14 (extreem basisch).De uitstoot van stikstofoxiden is grotendeels op rekening van het wegverkeer te schrijven, maar ook industriële activiteiten en gebouwenverwarming dragen ertoe bij. Zwaveldioxide wordt door thermische centrales en door bepaalde industrie uitgestoten, alsook via gebouwenverwarming. Ammoniakemissie is het gevolg van het overmatig gebruik van drijfmest (waterige mest, door de landbouwsector meestal ‘mengmest’ genoemd) door de intensieve veeteelt(31%vanverzurendeemissies).OngeveerdehelftvandeverzurendeemissiesvanSO2 en NOx is van buiten het gewest afkomstig. Omgekeerd draagt Vlaanderen bij aan verzuring buiten zijn grenzen. Ammoniakemissie verspreidt zich doorgaans niet zo ver. Het aandeel in de verzuring bedraagt 29 % van de land- en tuinbouw, 29 % van hetwegverkeer,15%vandeindustrie,11%vandeelektriciteitscentrales,9%vanderaffinaderijenen7%vandegebouwenverwarming. De uitstoot van verzurende stoffen daalt de laatste jaren bij de industrie, de energievoorziening in thermische centrales, de veeteelt en de particuliere gebouwenverwarming. Daarentegen nemen de emissies door de raffinaderijenenhetwegverkeernogsteedstoe.

Verdroging

Verdroging betreft de verminderde waterinhoud van de watervoerende lagen of van de bodem (grondwater), veroorzaakt door de mens. Dat dit een probleem is voor natuurbehoud is minder bekend bij het grote publiek. Periodieke overstromingen die het gevolg zijn van het versneld afvoeren van oppervlaktewater, geven immers de indruk dat er water te veel is. Maar precies dit versneld afvoeren van oppervlaktewater zorgt ervoor dat de grondwaterlagen niet voldoende meer aangevuld geraken. In het laaggelegen Vlaanderen waren oorspronkelijk grote gebieden kenmerkend door hun hoge grondwaterstand: duinvalleien, polderweiden, riviervalleien, laagveenmoerassen, e.a.Eenaanzienlijkdeelvandeinheemsefloraisdanookgebondenaandergelijkehogegrondwaterstanden.

Verdroging is een goed voorbeeld van de onderlinge verwevenheid van de verschillende milieueffecten. Verdroging ontstaat deels door drainage voor landbouwdoeleinden. Door het water sneller van het land af te voeren (o.a. door het rechttrekken van beken) kan het land langer bewerkt worden. In droogteperioden ontstaat dan evenwel spoedig een tekort aan water, waardoor beregening d.m.v. grondwaterbemaling moet worden toegepast. Ook de toegenomen verharding van oppervlakken –vooral in steden en andere bebouwde gebieden– draagt bij aan verdroging (én aan de hoogwaterpieken van oppervlaktewater bij hevige neerslag). Niet minder dan 13 % van de bodem in Vlaanderen is afgedicht! De nog steeds hoge mate van oppervlaktewaterverontreiniging maakt dat drinkwatermaatschappijen en de industrie op grondwater overschakelden.

Verdroging van natuurgebieden veroorzaakt tevens vermesting en verzuring. • Vermesting treedt op als permanent natte gebieden plots droog vallen, zodat het zuurstofgehalte in de bodem

sterk toeneemt. Hierdoor wordt de afbraak van organisch materiaal versneld. Dit leidt bovendien tot verhoogde koolstofemissies waardoor bijgedragen wordt aan de opwarming van de aarde.

• Verzuring ontstaat wanneer t.g.v. grondwaterbemaling de mineralenrijke (diepe) kwel daalt en wordt aangevuld door zuur regenwater.

Gevolgen van verdroging zijn o.a.: verlanding van moerassen (waardoor o.a. Pitrus sterk toeneemt), het uitdrogen van bronnen en het verdwijnen van weidevogels. Oplossingen zijn het creëren van gecontroleerde overstromingsgebieden in de riviervalleien, het aanplanten van bossen en rationeel watergebruik.

Vervuiling

Hier gaat het om het inbrengen –ook omschreven als de verspreiding– van vreemde stoffen in het milieu. De industrie, de landbouw (bestrijdingsmiddelen) maar ook huishoudens produceren allerlei giftige stoffen die in vaste, vloeibare of gasvormige toestand in het milieu terechtkomen. Zwerfvuil is meestal niet giftig maar vormt een zeer directe visuele aantasting van natuurgebieden.

Vervuiling is niet alleen een milieuprobleem, maar tast ook de volksgezondheid aan. Vluchtige organische stoffen breken o.a. de atmosferische ozonlaag af. Tot de producten van onvolledige verbranding behoren de inmiddels beruchte dioxines. In de natuur lijden vooral dieren die aan het einde van een voedselketen staan onder vervuiling. Zo leidde in de jaren zestig van vorige eeuw het overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw tot onvruchtbaarheid bij roofvogels. Een groot probleem vormen de zgn. zware metalen. Deze giftige stoffen blijven steeds in de voedselkringlopen ronddraaien. In onderwaterbodems vormen ze een ware ‘tijdbom’ die kan afgaan ook ruime tijd nadat het oppervlaktewater volledig gesaneerd zou zijn.

Page 17: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

17© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Op pad met een stiltegids (Paul Stryckers)

In sommige gevallen past de natuur zich aan de aanwezigheid van zware metalen aan: zo heeft het van nature aan de oppervlakte voorkomen van zink in het Geuldal in de Voerstreek plaatselijk geleid tot het ontstaan van een zgn. zinkflora.

Algemene oplossingen zijn niet te geven. Het gaat immers om zeer vele verschillende stoffen en productieprocessen. In elk geval moet de verspreiding van de vervuilende stoffen in het milieu voorkomen worden. Dit betekent het recycleren of neutraliseren van de bewuste stoffen of, indien dit niet mogelijk is, het stopzetten van het gebruik. Bestrijdingsmiddelen kunnen worden voorkomen door om te schakelen naar biologische landbouw.

Verstoring

Verstoring doet zich voor onder de vorm van lawaaihinder, lichthinder, het verjagen van dieren en het beschadigen van de vegetatie. Bronnen zijn verkeer, recreatie, militaire activiteiten, glastuinbouw en landbouwkundige en bosbouwkundige bewerkingen op ongunstige tijdstippen. Voorbeelden zijn o.a. verstoring van broedvogels en (over)betreding van vegetaties.

De laatste tijd gaat veel aandacht uit naar het inbrengen van exoten. Deze uitheemse soorten zijn door toedoen van de mens tot buiten hun normale verspreidingsgebied gebracht. Dit kan doelbewust gebeurd zijn, als voedsel, tuinversiering, huisdier of als biologisch bestrijdingsmiddel van plagen. Exoten worden ook onbewust ingevoerd bij transport van goederen of in ballastwater of aan de romp van schepen. Exoten worden een probleem als ze invasief worden. Ze verspreiden zich dan tot ver buiten de oorspronkelijke plaats van introductie. Daarbij kunnen ze inheemse soorten gaan verdringen en natuurlijke ecosystemen ontwrichten, economische schade veroorzaken of een probleem vormen voor de volksgezondheid. Hoewel dit verschijnsel al heel lang bezig is, neemt het de laatste decennia exponentieel toe. Een van de oorzaken is het sterk toegenomen hobbytuineren waarbij

geëxperimenteerd wordt met allerlei ‘nieuwe’ soorten; waterplanten en –dieren nemen hier een bijzondere plaats in. Het probleem met de bossoorten Amerikaanse eik en Amerikaanse vogelkers zijn al langer bekend. Waterlopen en vijvers worden recentelijk bedreigd door Grote waternavel, Parelvederkruid en Waterteunisbloem. De bestrijding van al deze soorten loopt in de honderdduizenden euro’s op jaarbasis. Voor de bestrijding van Muskusrat is een honderdtal rattenvangers actief. Ondertussen zijn ook Aziatische grondeekhoorn, Canadese gans, Nijlgans, Grasparkiet en Stierkikkereentwijfelachtigereputatieaanhetopbouwen.

Klimaatverandering

Een bijzondere vorm van verstoring vindt haar oorsprong in de verandering van het klimaat. Hoewel op geologische tijdschaal zich sowieso belangrijke klimaatschommelingen voordoen –de afwisseling van ijstijden en interglacialen– is er nu wetenschappelijke consensus dat de huidige klimaatverandering in belangrijke mate door de mens veroorzaakt wordt. Broeikasgassen bereiken concentraties die de laatste 600 000 jaar nooit bereikt zijn, temperaturen nemen wereldwijd toe, ijskappen en gletsjers smelten af waardoor het zeepeil stijgt. Vooral soorten met een beperkte verspreidingscapaciteit worden getroffen door klimaatverandering. Ze zitten a.h.w. gevangen in hun areaal. Voorbeelden zijn soorten van polaire gebieden en bergtoppen. Relaties tussen predator-prooi en plant-insect worden verstoord omdat de betrokken soorten op een verschillende manier reageren op de klimaatverandering.

De dagvlindersoort Dagpauwoog kwam de laatste 20 jaar gemiddeld 2,4 dagen per jaar vroeger te voorschijn, wat in totaal een verschuiving van 48 dagen is. Bij de libellensoort Koraaljuffer gaat het om 41 dagen over een periode van 15 jaar. Die soort blijft over dezelfde periode gemeten 29 dagen langer rondvliegen. Voor alle libellensoorten samen gaat het om een verschuiving van 16 dagen zowel naar voor als naar achter over 23 jaar. Ook trekvogels komen vroeger aan en vertrekken later. Maar trekvogels die tot in Afrika wegtrekken komen niet vroeg genoeg terug om hun broedsel te synchroniseren met de vervroegde voedselpiek.

Page 18: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

18 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Het Brundtlandrapport

De Universele Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, onder voorzitterschap van de Noorse premier Gro Harlem Brundtland, werd eind 1983 opgericht door de Verenigde Naties. Tweeëntwintig politici en wetenschappers uit Noord en Zuid werden bijgestaan door een hele reeks deskundigen uit de ganse wereld. In 1987 werd het rapport Our Common Future (Onze gemeenschappelijke toekomst) wereldkundig gemaakt. De commissie pleitte voor een samengaan van ecologie en economie. Een nieuw tijdperk van economische groei is mogelijk, uitgaande van een beleid dat de in de natuur beschikbare hulpbronnen in stand houdt en uitbreidt. Deze groei is absoluut noodzakelijk om de bittere armoede in de Derde Wereld te bestrijden. Milieu en ontwikkeling was ook het thema van de internationale milieuconferentie van de Verenigde Naties (UNCED) te Rio de Janeiro in 1992.

Ecologisch verantwoord

Sociaal rechtvaardig

Economisch haalbaar

Duurzame ontwikkeling

hier

nu

later

elders

Klimaatverandering versterkt de druk die door de mens op ecosystemen wordt uitgeoefend. Zo wordt door habitatfragmentatie (versnippering) het moeilijker voor soorten om zich naar een nieuwe geschiktere habitat te verplaatsen. Klimaatverandering heeft algemeen een gunstige invloed op soorten die in veel verschillende omstandigheden kunnen overleven en daardoor algemeen voorkomen (generalisten zoals het konijn) en een nadelige invloedopsoortendieafhankelijkzijnvanspecifiekeomstandighedenendaardoorvaakzeldzaamzijn(specialistenzoals pinguïns)

4 Duurzame ontwikkeling

4.1 Waar gaat het over?

Een concept dat de laatste jaren steeds meer veld wint is ‘duurzame ontwikkeling’. Het werd voor het eerst gelanceerd indeWorldConservationStrategy(1980,IUCN,WWFenUNEP)enverderuitgewerktinhetzgn.Brundtlandrapport(zie kaderstukje).

Duurzame ontwikkeling kan omschreven worden als het tegemoet komen aan de behoeften van alle nu levende mensen zonder afbreuk te doen aan de behoeften van de toekomstige generaties. In het Zuid-Afrikaans spreekt men dan ook over volhoudbare ontwikkeling in plaats van over duurzame ontwikkeling. De kracht van het concept zit hem in het feit dat het de rijke landen en de Derde Wereld achter één project schaart. Duurzame ontwikkeling doet recht aan de legitieme eis van de ontwikkelingslanden om zich verder te kunnen ontwikkelen, maar beantwoordt anderzijds aan de verzuchtingen van de rijke landen die nu volop met de nadelen van hun (over)ontwikkeling worden geconfronteerd.

Duurzame ontwikkeling berust op 3 pijlers: de ecologische, de economische en de sociale. In het Engels spreekt men van de ‘drie P’s’: Planet, People, Profit. Pas als deze drie hoeken van eenzelfde driehoek in evenwicht zijn, kan sprake zijn van duurzame ontwikkeling. Bij iedere keuze die men in de maatschappij maakt, dient men dus een grondige afweging te maken die rekening houdt met deze 3 pijlers. Hoe aantrekkelijk het concept duurzame ontwikkeling ook moge zijn, toch werd het al van in het begin in twijfel getrokken door diegenen die veel belang hechten aan het concept biodiversiteit: het behoud van zoveel mogelijk levensvormen op aarde. Het is duidelijk dat de toekomst van het tropisch regenwoud er anders zal uitzien wanneer vertrokken wordt van het concept duurzame ontwikkeling, dat met name opteert voor duurzame maar soortenarme plantages, bv. van teakhout, dan wanneer vertrokken wordt van het concept biodiversiteit. In de praktijk zal naar een integratie van beide concepten gestreefd moeten worden. De ecologische pijler van duurzame ontwikkeling is gericht op het optimaal behoud ervan; de economische pijler

op een duurzaam gebruik ervan; de sociale pijler op een rechtvaardige verdeling van de opbrengsten (b.v. inheemse volkeren)

Page 19: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

19© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Ook in ons dagelijkse leven bestaan heel wat kansen om bij te dragen aan een duurzamere wereld.

Duurzame ontwikkeling is gericht op solidariteit binnen de huidige generatie, waar ook op aarde, en tussen de huidige en toekomstige generaties. Duurzame ontwikkeling vertoont dus ook 2 dimensies: ruimte en tijd. Het komt er op aan onze belangen te verleggen van ‘hier’ naar ‘elders’ en van ‘nu’ naar ‘later’.

Om te streven naar een duurzame ontwikkeling, is een totaal herdenken van onze manier van leven nodig; het gaat om een echte ‘cultuuromslag’. Dit kan niet van bovenaf worden opgelegd, maar moet door iedereen gedragen worden. In de ontwikkelingslanden gaat het mede om alfabetiserings- en gezondheidscampagnes, om het opzetten van coöperaties,e.d.Maarookbijonsmoetenzoveelmogelijkburgersbetrokkenworden.Metditdoelwerddeideevande ‘Lokale Agenda 21’ gelanceerd. Agenda 21 is het omvangrijke actieprogramma rond duurzame ontwikkeling dat ontstaan is uit de UNCED-conferentie te Rio de Janeiro in 1992.

4.2 Duurzame ontwikkeling in ons dagelijkse leven

Het besef dat we naar een samenleving moeten streven waarin generatie na generatie blijvend in haar behoeften kan voorzien, is inmiddels algemeen aanvaard. Over de aard van de verandering die nodig is om ons te kunnen oriënteren op duurzaamheid, is er ook overeenstemming. Veelal wordt gesproken over meer fundamentele veranderingen in de manier waarop we wonen, werken, ontspannen, enz. Toch kent de weg naar een duurzame samenleving vele barrières. Recepten voor de afweging tussen ecologische, sociaal-culturele en economische belangen, in samenhang met de consequentiesvoorderestvandewereldentoekomstigegeneraties,wordenimmersnietgegeven.Voorelkvandecomponenten en dimensies kan worden beschreven wat duurzame ontwikkeling is, maar de onderlinge samenhang blijkt soms lastig te bepalen. Wat ‘duurzaam’ heet en wat niet, wat een duurzame samenleving betekent en wat niet,… wordt beïnvloed door tal van factoren zoals uiteenlopende maatschappijvisies, verschillen in waarden en normen, tegenstrijdigebelangen,enz.Dezeafwegingisperdefinitiecomplex.

Duurzame ontwikkeling plaatst mensen dagelijks voor dilemma’s. Dat is eigen aan het meervoudige karakter van het begrip. Er moeten immers voortdurend afwegingen gemaakt worden tussen:• de verschillende componenten (ecologisch, economisch en sociaal)• de korte en de lange termijn• het persoonlijk en het algemeen belang• de belangen in eigen land en het ruimer belang.

Belangrijk daarbij is dat duurzame ontwikkeling vraagt om keuzes die vaak net iets anders liggen dan onze primaire impuls ons ingeeft. We zijn geneigd om ons individuele eigenbelang en de resultaten op korte termijn in onze afwegingen te laten doorwegen, terwijl duurzame ontwikkeling juist vraagt om een collectief denken op lange termijn. Bovendien kunnen de afwegingen verschillen per situatie. Biologisch geteelde Nieuw-Zeelandse kiwi’s kunnen in Nieuw-Zeeland een duurzame en dus zeer geschikte voedselbron zijn, maar het vraagt enorm veel energie (brandstof) om diezelfde kiwi’s naar West-Europa te transporteren. In West-Europa zijn dezelfde kiwi’s dus veel minder ‘duurzaam’. Ze komen immers ’s nachts met het vliegtuig toe, wat behalve veel luchtvervuiling en energieverspilling ook nog nachtlawaai tot gevolg heeft.

Page 20: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

20 © Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Voorbeeld: buurtbewoners moeten begrijpen wat de ecologische betekenis van een bos is en waarom het belangrijk is de biodiversiteit er te bewaren of verhogen. Maar duurzame ontwikkeling gaat nog een stap verder. Buurtbewoners moeten ook begrijpen dat bossen een economisch betekenis hebben, want zonder bossen geen hout. Bovendien moeten ze ook leren inzien dat bossen een sociale betekenis hebben; kinderen hebben ze nodig om te spelen, volwassenen om erin te ontspannen of te sporten. Als men dat allemaal weet, kan men begrijpen waarom de overheid bij haar bosbeheer rekening houdt met deze verschillende factoren en ziet men waarom bepaalde beleidskeuzes worden gemaakt. Als buurtbewoners deze 3 aspecten van duurzaam bosbeheer hebben geïntegreerd, dan kunnen ze met kennis van zaken met de overheid mee beslissen welke delen van het bos opengesteld kunnen worden voor ontspanning en in welke delen de ecologische en economische componenten hun hoofdplaats kunnen krijgen.

De ecologische voetafdruk

Om een idee te krijgen hoeveel iedere mens aan milieugebruiksruimte in beslag neemt, werd in de jaren ‘90 het begrip ecologische voetafdruk geïntroduceerd door de onderzoekers Rees en Wackernagel uit Canada (Our Ecological Footprint, 1996). Het betreft een maat, uitgedrukt in hectare per persoon, voor het beslag op natuurlijke hulpbronnen, inclusief de verwerking van afvalstoffen.Als iedere mens op aarde gelijke toegang zou hebben tot natuurlijke hulpbronnen, dan zou er per persoon 1,5 ha land en 0,5 ha visgrond zijn. Daarvan wordt een gedeelte (0,3 ha) afgetrokken voor behoud van biodiversiteit in de toekomst.

Het ‘eerlijke-aarde-aandeel’ is dus 1,7 ha. De gemiddelde ecologische voetafdruk van inwoners van rijke landen is thansechter3,5ha.Datwordtveroorzaaktdoordatderijkelandenzeerveelprofijttrekkenvanhulpbronneneldersindewereld.Denkmaaraanolie,koffie-entheeplantages,sojavoorveevoeretc.Mededaardoorisdeecologischeduurzaamheidnogsteedsbedreigd.Wiljejeeigenecologischevoetafdrukberekenen?Surfdannaarhttp://wwf-footprint.be/nl/ .

Ieder van ons zal in zijn eigen leven voortdurend afwegingen moeten maken op vlak van voeding, huisvesting, transport, enz. Zo kun je bijvoorbeeld op het vlak van kleiding kiezen tussen goedkope kledij (made in Taiwan), kleding gemaakt met biologisch geteeld katoen, tweedehands-kleding of gewoonweg geen extra kleding. Een handig instrument om een idee te krijgen van je eigen milieugebruiksruimte is de ecologische voetafdruk (zie kaderstukje).

Naast individuele keuzes moeten ook overheden, bedrijven, verenigingen enz. duurzaam beleid voeren en daartoe keuzen maken. Lokale overheden kunnen/moeten bijvoorbeeld werk maken van een duurzaam mobiliteitsplan voor hun gemeente, Maar ook bij het beheer van bijvoorbeeld bossen neemt de overheid haar verantwoordelijkheid en probeert een duurzaam beheer van bossen uit te werken. Het Vlaamse Bosdecreet van 1990, dat vooruitstrevend was door uit te gaan van multifunctioneel bosbeheer, werd in 1999 verder georiënteerd op duurzaam bosbeheer. Bedrijven moeten dan weer, al dan niet opgelegd door de overheid, werk maken van een duurzaam afvalbeleid.

4.3 Duurzame ontwikkeling tijdens een excursie

Een abstract begrip als duurzame ontwikkeling handen en voeten geven tijdens je natuurexcursie is niet eenvoudig. Een droge uitleg over hoe we rekening kunnen houden met de verschillende ecologische, economische, sociaal-culturele componenten én de ruimtedimensie en tijdsdimensie bij het beheren van bijvoorbeeld een bos zal maar weinig wandelaars boeien. Duurzame ontwikkeling kun je daarom best concretiseren door een of meerdere thema’s aan bod te brengen:

a. Betekenis van natuur en milieu voor de mens (kernwoord: verwondering)

Natuur en milieu hebben zowel economische, ecologische en sociaal-culturele betekenissen die vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ook wordt duidelijk dat hier en nu onlosmakelijk verbonden is met daar en later.

Page 21: 18 Mens en natuur 1...duidelijk dat de milieuproblematiek zich ook verschuift naar de Derde Wereld. Een aantal auteurs ziet deze grote rampen als keerpunten in het milieubewustzijn.

21© Cursus Natuurgids CVN - Hoofdstuk 18: Mens en natuur 1

Voorbeeld: vooral in de buurt van grote luchthavens worden deelnemers aan een natuurwandeling geconfronteerd met lawaaihinder. Niet alleen zakenlieden en toeristen zijn daar verantwoordelijk voor. Ook wie jaarrond vers fruit uit alle windstreken op zijn bord wil, draagt bij aan het luchtverkeer. Ook autostrades nabij natuurgebieden veroorzaken op een soortgelijke veel lawaaihinder waarvoor iedereen die vaak met de wagen rijdt mee verantwoordelijk is.

Voorbeeld: natuurbeschermers willen zuiver water met natuurlijke oevers, zodat een maximale biodiversiteit in en rond het water mogelijk is. Maar tegelijk moeten waterpartijen en grondwaterlagen beheerd worden als noodzakelijke drinkwatervoorraad. Om de grond niet te snel te ontwateren, kunnen we best zuinig omgaan met drinkwater. De gebieden rondom de rivieren doen vaak dienst als overstromingsgebied om woonwijken te beschermen tegen wateroverlast. Bovendien moeten ook de generaties na ons over schoon drinkwater kunnen beschikken en dus mogen er niet teveel mest en andere vervuilende stoffen in het grondwater insijpelen. Door klimaatveranderingen nu en in de toekomst vallen bepaalde gebieden elders in de wereld, waar vroeger voldoende neerslag viel, volledig droog, met o.a. drinkwaterproblemen tot gevolg. Als de natuurgids zijn publiek enkel wijst op het natuurlijke leven in de plaatselijke poel, dan blijft een heel deel relevante informatie over het belang van water en de manieren waarop we ermee (kunnen) omgaan achterwege. De deelnemer zal niet vanzelf de link leggen tussen bijvoorbeeld amfibieënineenpoelendenoodzaakomzelfzorgvuldigomtegaanmetzijnwaterverbruik.Hetispasalsdelinkentussenbeideduidelijk worden gemaakt dat de deelnemer zich anders kan gaan gedragen.

Meer info over duurzame ontwikkeling tijdens een natuurexcursie vind je in de CVN-publicatie ‘Samen op weg’.

2005-2014 werd door de UNESCO uitgeroepen tot decade van educatie voor duurzame ontwikkeling.

Verwondering stimuleren voor de natuur in al haar betekenissen is de basis voor duurzame ontwikkeling. Verwondering opwekken gaat hier dus over de veelheid van betekenissen die natuur en milieu in onze samenleving hebben.

b. De invloed van de mens op natuur en milieu (kernwoord zorg)

Aandacht besteden aan de invloed die de mens heeft op natuur en milieu maakt duidelijk dat de mens een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de natuur. De mens kan een zeer negatieve invloed uitoefenen wanneer hij

voortdurend bezig is met het belasten van de natuur en het milieu zonder rekening te houden met de draagkracht van de natuur en het milieu. Anderzijds kan hij ook een zeer positieve invloed uitoefenen wanneer de mens daadwerkelijk werk maakt van het beschermen van de natuur. Het gegeven van de invloed van de mens op natuur en milieu moet aangegrepen worden om zorg voor de natuur en het milieu op te wekken.

c. De groei naar een duurzame samenleving (kernwoord: rechtvaardigheid)

Om tot een duurzame samenleving te komen, moeten we groeien in rechtvaardigheid. Pas als alle burgers op een rechtvaardige manier rekening houden met anderen en met hun omgeving, nu en later, hier en elders, kan een duurzame samenleving tot stand komen. Dit betekent dat mensen moeten leren hun gedrag aan te passen en de minst belastende optie te kiezen. Groeien in rechtvaardigheid betekent dus bewust kiezen voor het meest duurzame gedrag.

Ook dit kan tijdens een natuurwandeling concreet worden gemaakt. Deelnemers kunnen in contact gebracht worden met voorbeelden van de groei naar een duurzame samenleving (waarbij de gemotiveerde afweging tussen ecologische, sociale, culturele en economische waarden gemaakt is, rekening houdend met de generaties na ons en andere mensen op deze wereld). Daarnaast kunnen ze tijdens de activiteit gestimuleerd worden om de vertaling van duurzame keuzes

te maken naar hun eigen leven.