16 * 2: Europa

44

description

Het thema van deze uitgave is 'Europa'.

Transcript of 16 * 2: Europa

Page 1: 16 * 2: Europa
Page 2: 16 * 2: Europa

Antropologisch onderzoek is een vreemd soort van onderzoek.Doordat je op veldwerk gaat en daar probeert zo veel mogelijk meete doen, creëer je een bijzondere band met je informanten. Veel vande mensen die je ontmoet zijn 'gewoon' informanten, maar enkelenkunnen op een gegeven moment een 'vriend' worden.Zo gebeurde het ook met mij. Tijdens mijn veldwerk in de LondenseBorough Food Market ontmoette ik Celia, een Londense kok enfoodwriter die gastrotours door de markt organiseert. Ik sprak methaar vaak over de markt, veelal, zoals dat gaat tijdens veldwerk, ineen informele setting met een lekker wijntje of biertje. Dezegesprekken waren niet alleen heel nuttig voor mijn onderzoek, maarik raakte ook steeds meer met Celia bevriend.Nu, anderhalf jaar nadat ik terug gekomen ben uit Londen, kwamCelia op bezoek in Amsterdam. Vanwege onze gedeelde interesse ineten heb ik haar enkele markten hier in de stad laten zien en hebbenwe verschillende Nederlandse gerechten geproefd (waaronderuiteraard de nasi speciaal). Echter, steeds betrapte ik mij erop dat ikheel zorgvuldig en met in mijn achterhoofd steeds de BoroughMarket luisterde naar wat Celia zei. Met andere woorden, ikluisterde naar haar verhalen met een 'antropologisch oor.'“Aha, dus dat was de reden voor dit gedrag in de markt.” “Oh, maardat had ik in eerste instantie anders begrepen.” “Oeh, jammer dat ikdat niet meer in mijn scriptie kan verwerken.” Constant was ik bezignieuwe informatie te verzamelen. Hoe ik ook mijn best deed, ik zagCelia de hele tijd tegelijk als vriend, maar ook als informant.Eenmaal thuis is antropologisch onderzoek dus nog niet ten einde.Omdat het onderzoek over mensen gaat die je meestal goed hebtleren kennen, blijf je in gedachte aan je onderzoek sleutelen, zelfs alsde scriptie of het boek al lang gedrukt is. Er schuilt nu altijd eeninformant in Celia – of schuilt er een antropoloog in mij?Ook de redactie van Cul kan het niet nalaten om – nu ze na eeneditie waarin gereisd is naar Afrika, Latijns-Amerkia en Azië weerterug is in Europa – haar antropologisch oor te luisteren te leggen,haar antropologische blik over het continent te laten schijnen enhieruit een selectie van antropologisch verantwoorde artikelen vooru te selecteren. Ook in Europa blijft de Cul 'antropologischverantwoord.'In dit nummer gaan we van start met de succesvolle en spannendeArtiCul en de Spinhuis Recensie, waarvan de auteur aan de tandwordt gevoeld in Op de bank met.... Jojada Verrips bespreekt zijnAntropologie van het Wilde (in het) Westen en Carlos Reijnenbenadert oost Europa vanuit historisch perspectief László Maráczheeft het ook over Oost-Europa, maar kijkt dan naar economischecrisis en de financiële situatie in dat gebied. (zie EXTRA-bijlagen indeze online editie van de Cul). De voor u allen bekende ThomasHylland Eriksen beargumenteert in deze Cul waarom antropologiebelangrijk is en Mario Rutten laat in een fotoreportage zien dat we,ook als we ons in deze Cul richten op Europa, ons ervan bewustmoeten zijn dat Europa altijd in relatie staat tot de rest van dewereld. Verder maken we uitstappen naar de Zwitserse bergen,naar Manchester, naar Kopenhagen en gewoon naar Amsterdam,waar we voor u een tipje van de sluier zullen oplichten over deberoemde Loesje-posters. Genoeg te zien en te horen dus in dezeCul! Veel plezier,

Freek Janssens

COLOFON

Onafhankelijk antropologisch tijdschrift

Cul is verbonden aan de afdeling

culturele antropologie en sociologie der

niet-westerse samenlevingen van de

Universiteit van Amsterdam.

Hoofdredacteur: Freek Janssen

Secretaris: Lieke Wissink

Penningmeester: Jasmijn Rana

Eindredactie: Sjoerd van Grootheest,

Merel Remkes

Fotoredactie: Mike Rijkers, Gillian Held,

Marita Bruning

Webredactie: Ruben Sibon

Kwaliteits-recruiter: Kaya Bouma

Lay-out: Ruben Sibon, Stefanie

Nijenbandring de Boer, Anneke van

Walsem

Acquisite: Leonie Hosselet, Annemarie

Sterk, Femke Awater

Drukkerij: Drukkerij Wilco B.V.

Vormgeving in opensource software

Scribus

Bijdragen dienen zelf van spelfouten te

ontdaan zijn.

De redactie heeft het recht bijdragen in

te korten of te weigeren. Informatie via

[email protected]

Voor advertentie mogelijkheden mail

naar [email protected]

Oplage: 700

ISSN: 18760309

Dank aan: AIM

Cul, OZ Achterburgwal 185, 1012 DK

Amsterdam, [email protected],

www.tijdschriftcul.nl

(cover: Mike Rijkers en Ruben Sibon)

CU

L december 2

00

8 - Europa

Page 3: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Page 4: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Vanaf de buitenzijde is een stapel zwarte kratten zichtbaar. Aan de binnenkant vormen ze een doolhof,zonder licht. Bij de ingang van het doolhof staat een krat met hoofdlampjes. Ik zet een lampje op mijnhoofd en loop naar binnen. Na een aantal seconden sta ik oog in oog met een mooie man. Hij heeft eenstoere, indringende blik. Ik beweeg mijn hoofd iets naar beneden, zodat de rest van de foto ook zichtbaarwordt. Ter hoogte van zijn borst blijft mijn blik steken. Ik zie twee grote littekens op de plek waar eerstde borsten zaten van deze man.

Ik ben in Mediamatic, waar de foto-expositie XXBoyste zien is. Deze expositie maakt deel uit van hetgelijknamige project, van kunstenaar Kael T. Block.De expositie bestaat uit foto’s van transgenders, indit geval vrouwen die getransformeerd zijn tot man.Jans Possel, een van de oprichters van Mediamatic,vertelt meer over de foto´s.

“Volgens mij is hij een bloggestart en heeft hij de foto’sgemaakt, omdat hij zelf in2003 ook besloot om vanvrouw naar man te gaan. Hijwilde zich gesterkt voelen inzijn wens daarin en wildegraag communiceren metanderen die dat proces al

hadden doorgemaakt ofzouden gaan doormaken. Hij istoen online gaan kijken, wie hierook mee bezig was en heeft eenblog opgestart. Hier kunnenmensen reageren op elkaars vragenen ervaringen uitwisselen. Zelf woonthij in Parijs, maar hij ontdekte dat veel vandeze mensen uit Amerika kwamen. Hij is zetoen gaan opzoeken om met hen te praten enomdat hij fotograaf is, heeft hij ze ookgeportretteerd. Deze mensen kende hij voorheenniet, maar heeft hij ontmoet via zijn blogs, onderandere op MySpace.”

“Het zijn hele confronterend foto’s en op deze manier willen we ook het gevoel geven van het gevangen zitten in je eigen lichaam. Het dient ook

om de foto’s goed te kunnen bekijken, echt af te tasten en hier de rust voor te nemen. In

eerste instantie heb je geen idee waar je naar kijkt, maar op deze manier zie

je goed de details. Het is een mooie manier om op ontdekkingstocht

te gaan. In de etalage hebben we de foto’s ook klein afgedrukt in lijstjes staan, maar dat is een hele andere manier van kijken dan wat je binnen bij de echte expositie doet. Daar word je echt ‘gevangen’.”

“De meeste mensen vinden het heftig en veel gaan discusseren of

dit nu wel kan. Ze discussiëren of je überhaupt mag veranderen van

vrouw naar man. Er zijn mensen die het echt onzin vinden, zij zijn van mening dat je

niet mag veranderen in een andere sekse dan die waarmee je bent geboren.”

“Ja zeker, zij komen ook kijken. Ze reageren heel

Page 5: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

verschillend, al zijn de meeste positief. Ze merken op dat ze anders gaan nadenken over wat het inhoudt. Het is mooi dat mensen gaan nadenken over wat er allemaal gebeurt, wanneer iemand ervoor kiest te veranderen van vrouw naar man. Bezoekers merken ook leuke dingen op. Zo zei een man: ‘Ze hebben allemaal zo’n grote neus, hoort dat er ook bij?’ Er is echt oog voor details.”Ook ik ben erg positief over de expositie. Juist omdat deze mannen er zo mannelijk uitzien, blijf je kijken en zoeken naar een spoortje vrouwelijkheid. Het zijn de littekens die spreken voor het verleden als vrouw, maar verder zijn dit echte mannen! Ik vind de foto’s erg mooi, vaak ook stoer. Ze lijken te zeggen: Kijk naar ons, je kunt niet om ons heen. Wij bestaan en zo zien we eruit. Dit heeft te maken met de vaak indringende blik en stoere houding van de geportretteerde en met de opstelling va de expositie, waarbij de foto’s zichtbaar worden door het hoofdlampje en de details goed zichtbaar worden.

Marita Bruning

Page 6: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Op de Marnixstraat, waar toen nog het Nieuwe de la Mar Theater stond, zat ik in 2004 hard te lachenom een voorstelling van de cabaretier Jörgen Raymann. In zijn show ‘slaaf of niet verslaafd’ die zichafspeelt in het jaar 2020, probeert hij aan de hand van verschillende (Surinaamse) types Fort Europabinnen te komen. Geen gemakkelijke opgave zo blijkt, Europa is een onneembare vesting geworden.Uiteindelijk lukt het hem, tijdens zijn show, wel. Achterin een Russische vrachtwagen ‘lift’ hij Europabinnen.

Het is ook in 2004 dat het Europese agentschapFRONTEX wordt opgericht. Hun hoofdkantoorbevindt zich in Warschau en het agentschap heeftonder andere tot taak de operationelesamenwerking tussen de lidstaten op het gebiedvan het beheer van de buitengrenzen tecoördineren. Frontex doet dit in samenwerking metandere Europese toezichthouders als EUROPOL, deEPA en OLAF. Inmiddels is het 2008. OndanksFRONTEX, of welke andere toezichthouder ook, isillegaal (Fort) Europa binnen komen voor vele ‘niet-Europeanen’ nog steeds een droom. In hetMiddellandse Zeegebied proberen jaarlijksduizenden ‘gelukszoekers’ in kleine, gammele, somsniet eens zeewaardige boten vanuit vooral Marokko,Egypte, Eritrea en Tunesië de Europese kusten tebereiken.

In hun artikel ‘de hardvochtige EU-migratiepolitiek inhet Middellandse Zeegebied’ vragen de auteurs vanHoutum en Boedeltje van de Radbout Universiteit inNijmegen zich af of de Middellandse Zee nouazuurblauw of bloedrood is. Cijfers genoemd in hetartikel stellen namelijk dat geschat wordt dat één opde zes illegale migranten de overtocht niet overleeft.De aantallen zijn enorm, alleen al de Italiaansekustwacht pikte op zee en op Europese bodem hetafgelopen jaar ruim 22.000 mensen op. DeCanarische Eilanden kregen in 2006 zo’n 31.000bootvluchtelingen te verwerken. Het artikel van van Houtum & Boedeltje stelt verderdat ‘de recente drastische militarisering van debuitengrenzen die gevoed lijkt te zijn doorangstpolitiek, een gruwelijke tol eist’. De grenzen van

Europa langs de Middellandse Zee, waar ‘wij’Europeanen genieten van zon, zee en strand zijn deafgelopen jaren voor vele niet-Europeanen eendeadline geworden. De socioloog Zygmunt Baumannoemt de reizigers die, dood of levend, zonder EU-inreisvisum aan de poort van fort Europa komen testaan wasted lives.

De situatie zoals hierboven beschreven, wordtvolgens Bauman gevoed door angstpolitiek.Natuurlijk is dat niet alleen terug te vinden in deMiddellandse Zee regio maar ook in andere delenvan Europa. Xenofobie, oftewel de angst voor hetvreemde lijkt in Europa, in navolging op onderandere Amerika, stevig voet aan de grond tehebben en is de afgelopen jaren vooral aan hettoenemen. Ik ben student antropologie en mij spreekt hetvreemde juist aan. Ik moet bekennen dat ik nietxenofoob ben en wel geloof in een Europa vol met‘vreemdelingen’. Doe mij maar een Poolse klusser,een Braziliaanse schoonmaker, een Marokkaansecoffeeshop en een maaltijd in een Tunesischrestaurant in Europa. Niet xenofoob dus, maar mewel afvragend hoe we de Middellandse Zee weerazuurblauw kunnen krijgen in plaats van debloedrode kleur die het nu heeft. Iemand die hiereen fascinerend antwoord op geeft is professor

Page 7: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Jonathon W. Moses van de Norwegian University of Science and Technology (NTNU). Wat deze man op buitengewoon interessant wijze in zijn boekje getiteld ‘International Migration’ Globalization’s Last Frontier (Moses, J.W. 2006) beargumenteerd probeer ik hieronder in drie zinnen te verwoorden:

Of zoals de band The Asian Dub Foundation in hun liedje Fortress Europe het in een clipje op You Tube mooi verwoord: ‘It’s time to wake up, tear down the walls of fortress Europe’.

Jasper Harlaar

Page 8: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Het was een wat grauwe dag in het begin van maart 1953, waarop het bericht kwam, dat hij dood was.Ik was toen tien jaar oud en liep net als de meesten van mijn schoolkameraden nog op klompen. Wespraken natuurlijk over zijn heengaan en hoe fijn het was, dat hij niet meer leefde, dat monster, dieschoft die niet alleen zijn eigen volk maar vrijwel alle mensen in de wereld in een wurgende angstgreephad gehouden, Stalin. Maar daar lieten we het niet bij. We maakten ook rondedansen op het schoolpleingelegen tussen kerk en kerkhof en stelden ons lachend voor, hoe het lijk van de bruut onder ons houtenschoeisel in pulp transformeerde.

Voor een wijle ontpopten we ons als kleine wilden,vrijwel uitsluitend gedreven door emoties ennauwelijks door verstand. In de verste verte kon iktoen niet bevroeden, dat dit soort leedvermaak meals docent in de culturele en sociale antropologievan contemporain Europa ooit nog eens matelooszou gaan fascineren, dat ik daarover nog eenspapers zou presenteren en onderwijs aanstudenten zou gaan geven in het kader van wat ik inhet begin van de jaren negentig van de vorige eeuw‘De antropologie van het Wilde (in het) Westen’ging noemen. Als ik destijds al dacht aan wat iklater worden wilde, was het aan leerkracht op eenlagere school of -in overmoedige buien- aanpredikant of astronoom. Maar dat werd ik dus niet,want er stond, zo zouden sommigen zeggen, ietsanders over mijn ‘leven & lot’ in de sterren

genoteerd. Na het voltooien van een gymnasialeopleiding in de provinciestad Gorkum vertrok ik–net negentien jaar oud- naar Amsterdam om daarvia een kandidaatsexamen (een beetje tevergelijken met een BA nu) in de cultureleantropologie prehistorie te gaan studeren, wantvuurstenen gereedschappen en oeroude schervenhadden me ondertussen danig in hun bangekregen. Maar dat traject bleef onvoltooid, wantde resten van materiële culturen van reeds langgeleden overleden voorouders bleken bij naderinzien toch minder tot mijn verbeelding te sprekendan de (materiële) culturele variatie van noglevende populaties buiten Europa eerst en alspoedig ook en vooral binnen Europa.

Die groeiende gerichtheid van me op Europese samenlevingen en culturen was met name te danken aan de enthousiaste en bezielende wijze waarop een van mijn leermeesters en later ook promotor, Jeremy Boissevain, de antropologie van het mediterrane gebied in het midden van de jaren zestig aan wat toen nog de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam heette introduceerde. In tegenstelling tot zoveel antropologen in die dagen had hij zijn onderzoeksveld niet in Afrika, Latijns Amerika of Zuid-Oost Azië gekozen, maar op Malta. Die keuze had alles te maken met het feit, dat hij diep doordrongen was van de gedachte, dat de antropologie niet beperkt mocht blijven tot het bestuderen van zogenaamde primitieve of tribale volken in de wereld, maar in principe alle populaties tot studieobject zou moeten hebben.

Zijn naaste collega, André Köbben, die de benaming culturele antropologie hier te lande introduceerde, stond ook op dat standpunt. Hij begon bij voorbeeld samen met studenten een onderzoek naar de merkwaardige figuur Lou de Palingboer, die verkondigde dat hij (het opstandingslichaam van) Jezus Christus was en als zodanig een soort profetische beweging op gang bracht, die regelmatig bijeenkomsten hield te Amsterdam. Beide antropologen hebben mijn keuze om me regionaal op Europa te richten op beslissende wijze beïnvloed.Waren Boissevain en Köbben belangrijk in dat opzicht, dat waren ze niet waar het betreft het soort sociale en culturele fenomenen, die me

Page 9: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

binnen dat ‘etnologische studieveld’ in toenemende mate gingen fascineren. In plaats van het geregelde, het ordelijke, het beschaafde, het beheerste, het zuivere, het schone en het constructieve, waar heel veel antropologen en sociologen zich op concentreerden trok me veel meer het ongeregelde, het wanordelijke, het ongeciviliseerde, het onzuivere, het vuile en destructieve doen en denken van mensen als onderwerp van studie aan. Het was deze attractie (die waarschijnlijk niet los te zien valt van een diep wortelende angst voor het uitbreken van chaos), die me bewoog tot het ontwikkelen van de al genoemde antropologie van het Wilde (in het) Westen (Verrips 1993). Dat impliceerde dat ik probeerde de schaduwzijden van de westerse beschaving in kaart te brengen en enigszins inzichtelijk te maken. Een belangrijk uitgangspunt, dat ik daarbij hanteerde, was dat etnologen, antropologen en sociologen eigenlijk te weinig aandacht hebben besteed aan de

‘onbeschaafde’ of ‘wilde’ facetten van westerse (i.c. Europese) samenlevingen en culturen in verleden en heden. En dat terwijl al eeuwenlang door allerlei geleerden gewezen is op het feit dat mensen naast keurige ‘beesten’ ook liederlijke wezens kunnen zijn, die er een potje van kunnen maken en een gruwelijk spoor van vernieling in de wereld kunnen trekken. Zo zei Antoine Rivarol (1753-1801) bij voorbeeld: ‘Die zivilisierten Völker sind nicht weiter von der Barbarei entfernt als das glänzendste Eisen vom Rost. Die Völker und die Metalle sind nur an der Oberfläche poliert.’ En de Brit Frazer (1854-1941), een van de grondleggers van de antropologie, wees voor Europa op ‘the permanent existence of…a solid layer of savagery beneath the surface of society’ en op hoe wij ons bewegen ‘on a thin crust which may at any moment be rent by subterranean forces slumbering below.’ Het waren standpunten als deze die de cultuurheld der antropologen, Malinowski (1884-1942), er toe brachten om hun taak alsvolgt te omschrijven: ‘[The anthropologist] has to break down the barriers of race and of cultural diversity; he has to find the human being in the savage; he has to discover the primitive in the highly sophisticated Westerner of to-day, and, perhaps, to see that the animal, and the divine as well, are to be found everywhere in man.’Het heeft volgens mij geen enkele zin en getuigt van volslagen ‘Weltfremdheit’ bovendien om onze ogen te sluiten voor de ‘onbehouwen,’ ‘ruwe’ of ‘wilde’ keerzijde van het civilisatieproces vroeger en nu, of

voor de aanwezigheid van wilde mannen en vrouwen onder ons en –nog belangrijker- de wilde vrouwen en mannen in elk van ons. Ik was al vroeg van de partij getuige mijn woeste vreugdedans na Stalin’s dood. Het beschavingsproces verdringt ‘wildheid’ namelijk allerminst, maar loopt juist parallel aan de geschiedenis van die ‘wildheid,’ van haar manifestatie in allerlei (soms hemeltergende) transgressies van vigerende regels, vooral op het terrein van de ‘alfa’ en de ‘omega’ van ons bestaan, dat wil zeggen van seks en geweld. Het gaat dan ook om voor specifieke tijden en plaatsen te onderzoeken, wat als beschaafd en onbeschaafd, geciviliseerd en ongeciviliseerd gold en geldt, in plaats van uit te gaan van het een of andere rechtlijnig verlopende beschavingsproces dat slechts tijdelijke onderbrekingen of omkeringen zou kennen.Er waren destijds twee redenen, waarom ik het vooral zinvol vond (en nog steeds vind, laat daar

geen misverstand over bestaan) om voor Europa het zoeklicht op ‘wildheid’, ‘barbarij’ en het abjecte te richten. Ten eerste het in dat werelddeel voorkomen van allerlei concrete uitingen van volstrekt onbeschaafd en destructief gedrag gedurende de gehele twintigste eeuw. Wat dat betreft vormden de Eerste en de Tweede Wereldoorlog alsmede de oorlog op de Balkan bedroevende dieptepunten. En ten tweede het op grote schaal voorkomen van collectieve fantasieën onder Europeanen over onbeschaafde lieden (in films, romans, volksverhalen en dergelijke meer), die op allerlei terreinen gewelddadig zijn en hun driften de vrije loop laten, die geen respect tonen voor de fysieke integriteit van andermans lichaam (vooral dat van de vreemd gedachte ander), sterker nog er een groot genoegen in scheppen die integriteit faliekant te schenden. Me dunkt, dat er een nauw verband bestaat tussen het een (fantasie) en het ander (werkelijkheid) en dat het onder de loep nemen van dit verband op veel grotere schaal dan dat tot dusver het geval is geweest voer voor antropologen zou moeten zijn. Dat zou ons immers inzicht kunnen verschaffen in kardinale ontwrichtingen van en in samenlevingen en culturen binnen Europa en waarom die ontwrichtingen hier (net als elders in de wereld) zo doodgewoon zijn en geen uitzondering op de regel, zoals menig antropoloog en socioloog als ook normale burger ten onrechte meent. Dat zou licht kunnen werpen op de achtergronden van processen van in- en

Page 10: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

uitsluiting en op de zin achter allerlei klein en grootzogenaamd ‘zinloos’ geweld tegen medemensen en–Bruno Latour indachtig- ook…dingen. Tenslotte zou het besteden van aandacht aan datverband de al of niet expliciet gemaakte eigendunkvan menig Europeaan als het gaat om zijncivilisatieniveau kunnen relativeren. De tijd mag danvoorbij zijn, waarin men medemensen elders in dewereld zonder blikken of blozen kwalificeerde alsprimitief en daarom plaatste op een lagere trap vanbeschaving, dat wil niet zeggen dat dit soort indelenverdwenen zou zijn. Het tegendeel is waar. Op devraag, waar ‘mijn’ antropologie van het Wilde (inhet) Westen vooral op gericht was, wilde ik somswel eens wat krakkemikkig antwoorden: op hetbestuderen van de manier waarop met nameEuropeanen zoeken te overleven door samenlevenof tegenstreven op basis van classificeren,evalueren, fantaseren, en als onmiddellijk gevolgdaarvan soortgenoten a) vereren en diviniseren, b)incorporeren en/of c) marginaliseren,discrimineren, stigmatiseren, dehumaniseren en zonodig elimineren, liquideren of decimeren.Toen ik nu lang geleden op het schoolplein samenmet een aantal makkers het overlijden van Stalinvierde, had ik geen idee, dat ik als antropoloog ooitnog eens een kromme formule zou bedenken metbehulp waarvan ik dat ‘wilde’ gedrag zou kunnenplaatsen en duiden. Ik ben er sinds echter niet ingeslaagd om me aan al de er in genoemdeprocessen te onttrekken. En met mij zijn tal vanEuropeanen daarin niet in geslaagd en…zullen zedaar nooit in slagen. Kortom, antropologen, gordt jeaan, want er is nog heel veel werk aan de winkel inEuropa, immers de stier die haar eens in degedaante van Zeus ontvoerde is niet dood. Hij ligtslechts in dekking te wachten op een nieuwe kanshaar te ver-leiden tot van allerlei dat walging enafkeer oproept, maar tegelijkertijd ook fascineert,kortom tot het sacrale in de zin van hetbezoedelende. Wie weet gaat voor degenen die mijnoproep volgen de volgende uitspraak van een van degrootste antropologen uit de vorige eeuw, namelijkEric Wolf (1923-1999), gelden: ‘One might say thatanthropology is but a latter-day version of thedescent into hell, into a strange and bizarreunderworld, in which the hero -disguised as TheInvestigator- walks untouched among the shadesbecause he carries in his hand the magic sword ofScience.’ Laten we het hopen.

Jojada Verrips

Page 11: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

met blauwe zee. Of, zoals een Chinese jongen die ikin het buitenland ontmoette, tegen mij zei: “Oh!You’re from Holland! So you walk on woodenshoes!” En zo had ik verwacht dat de pubs in Dublin er nietals ‘Ierse pubs’ uit zouden zien zoals ik ze kende vanhet Leidseplein in Amsterdam en elders. Maar totmijn verbazing bleken de pubs in Dublin wel degelijkop de Ierse pubs die ik in mijn hoofd had te lijken.De pubs zelf, de mensen, de halve liters Guinness,de live muziek... Het paste allemaal precies in mijncliché beeld van Ierland. Hierdoor kreeg ik in eersteinstantie ook bijna het gevoel dat er theater voorme gespeeld werd. Maar eerlijk is eerlijk; ook deschaduwen in Plato’s grot waren er niet geweestzonder dat er daadwerkelijk mensen buiten die grotliepen. Ook als een beeld niet geheel overeenkomtmet de werkelijkheid bestaat er wel een werkelijk-heid die vooraf gaat aan het beeld. Het idee dat ge-geven en gevormd wordt komt ergens vandaan, devraag is alleen waar het vandaan komt en van wie.Maar het is een vreemde transformatie hoe er eenbeeld ontstaat over een bepaalde plek, dit ver-

volgens verspreid wordt en dat uiteindelijk zo clichéoverkomt op buitenstaanders dat deze het beeld on-geloofwaardig vinden of als ‘nep’ beschouwen. Zo-als ik bijna het gevoel kreeg dat mensen in de pubsin Ierland typische Ieren speelden, zo dacht de Ame-rikaanse jongen dat heel Amsterdam theaterspeelt. Nu is het interessant om te weten wat het cliché-beeld precies is dat mensen hebben. Dus als ik eenvolgende keer de vraag krijg over hoe laat ik beginmet mijn acteerkunsten als bewoonster vanAmsterdam zal ik in mijn rol blijven, snel om meheen kijken, en de desbetreffende persoon dan toe-fluisteren: “We’ll pick you up at five tomorrow mor-ning. Our round starts very early. But don’t tellanyone that we’ll take you with us. It’s the secret ofAmsterdam.” Dan wordt het pas echt leuk; hoe zaleen Amerikaan een ‘echte Amsterdammer’ spelen?

Lieke Wissink

Het was nog ochtend, ergens tussen de Dam enhet Spui in, toen een Amerikaanse jongen eenvriendin van me aansprak op straat. Hij wilde haariets vragen: “What time do you start walking?” Ervolgde een stilte. “…walking?” “Yes?” Na een kortmoment van verwarring begon het mijn vriendin,die onderweg was naar haar werk, te dagen. “Oh!What time I start working!” Maar dat was nietwat deze Amerikaan bedoelde. “No, what time doyou start wálking?” De verwarring sloeg weer toe.Na nog enkele zinnen langs elkaar heen te pratenwerd de vraag van de jongen duidelijk. Hij was inde veronderstelling dat heel het centrum vanAmsterdam een in scène gezette toeristenattrac-tie is.

Het idee van Amsterdam en al zijn bewoners, hui-zen, winkels en straten als één groot toneelstukkwam mij absurd voor. Het idee dat toeristen mijzouden zien als een actrice wanneer ik ze bij gebrekaan een fietsbel bijna van de sokken rijd, is ook nietaannemelijk. Maar de vraag van de jongen hoe laatwe beginnen met lopen leek oprechte interesse te

zijn naar het tijdstip waarop het grote schouwspelvan start gaat. Dat er echt mensen wonen in de idylli-sche grachtenpanden die hij kende uit zijn reisgidswas voor hem minder geloofwaardig. Zelf in Amster-dam wonend is dit een op zijn minst opmerkelijk ver-haal. Het is dan ook veelvuldig onder vriendenrondgegaan als vermakelijke anekdote; als de jongengeweten had hoeveel er om hem gelachen was, hadhij nooit meer een stap in Amsterdam durven zet-ten. Maar afgelopen week kon ik me zijn vraag betervoorstellen. Ik liep door de straten van Dublin, waarik voor een paar dagen was, meteen ook mijn eersteIerse bezoek. Het cliché beeld dat ik van Ierland hadwerd dusdanig bevestigd dat ik ook bijna begon tetwijfelen aan de authenticiteit ervan; de pubs zagener stuk voor stuk uit als Irish pubs zoals ik ze kendein Nederland. Via boeken, plaatjes, reisgidsen en ver-halen had ik mezelf verder een beeld gevormd vande pubs, er niet van uitgaande dat dit beeld zou klop-pen in Ierland zelf. Zoals de vakantiefolder met devoordelige, prachtig romantische hotelkamer die bijaankomst niet blijkt te bestaan, laat staan het bijbe-horende uitzicht vanaf het balkon op een wit strand

Page 12: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Ik zie het altijd voor me als een oude koning, grijs en gerimpeld, maar nog altijd recht overeind in zijn troon, gerespecteerd, geliefd. Europa. Haast als een monument geworden, nog niet geheel ont-daan van de oude macht en glorie, maar niet meer van nu. De wereld, het echte leven, het echte avon-tuur, ligt buiten die grenzen. Toch besloot ik deze zomer om niet mee te doen aan het altijd maar verder weg. Europa heeft mij genoeg te bieden voor een levenlang reizen. Maar deze statige oude man bekijk je niet zomaar vanuit een hop-on-hop-off bustour, of in een 10-daagse rondreis. Nee door europa reis je met klasse, in een al net zo statig voertuig als europa zelf, trouw, rechttoe rechtaan en onverwoestbaar. Na een bezoekje aan een ns-kantoortje was de vakantie geregeld. Samen met mijn vriend ging ik 21 dagen met de trein door Europa.

De eerste stop was Schaffhausen (Zwisterland), voor de grootste waterval van Europa. De rijn loopt hier in een bocht en valt, vlak voor de draai in de ge-hele breedte zo’n 23 meter naar beneden. Omdat mijn vriend niet zo van reizen houdt, maar wel van watervallen moesten er – ter compensatie van het gemis van zijn computer, dvd’s en gitaren, veel wa-tervallen bekeken worden. Zo kwamen we uit in de valei van de watervallen, ook in Zwitserland. Waar we kampeerden in een grote kloof vol van lange dunne watervallen en gletsjerwatervallen verborgen in grotten. Na een paar dagen naar stromend wa-ter gekeken te hebben, was ik helemaal klaar met dat te perfecte Zwitserse landschap, het gras fel-groen, de bergen met besneeuwde toppen en alles tot in de puntjes verzorgd. Het benauwde me. Gelukkig vertrokken we naar het landschap waar ik van houd. Het begon al zo gauw we de grens met It-alië over waren: een droog landschap, rotsen, uitged-roogde rivieren, de stationnetjes oud en vervallen, met oude mannetjes op bankjes en in de trein geen conducteur meer te bekennen. Daar lijken ze niet aan te doen buiten Nederland en Zwitserland, want zodra de trein de grens over stak bleven de conduc-teurs (die in Zwitserland fanatiek soms wel elk uur langs kwamen) weg. In Italië hebben we veel ijs en pizza gegeten, uren in het lauwe water van Lago d’Orta gehangen en veel wijn gedronken.

De volgende stop op onze ronde van Europa was An-tibes, een klein plaatsje aan de Franse zuidkust, waar de allerrijkste mensen van de wereld wonen. Wij kenden er toevallig een paar en konden logeren in een luxe villa, tussen die van Poetin en de Engelse koningin in. Annie M.G. Schmidt had er ook ge-

woond, vertelde onze gastheer trots. Behalve dat de heuvels bezaait waren met villa’s en de wegen vol stonden van asociale auto’s, lag ook de zee vol van grote jachten (sommige eerder cruiezeschip dan plezierboot) en de hele dag vlogen helikopters af en aan (de makkelijkste manier om vanuit je achtertuin direct op je boot te komen). Na twee dagen cham-pagne pakten we onze schamele backpacks weer op en vervolgden onze tocht. Barcelona was het vol-gende doel, maar dat bleek iets te veel gevraagd in één dag, zeker als je halverwege per ongeluk de trein terug neemt en daardoor voor de tweede keer die dag in Avignon terecht komt, zonder de brug gez-ien te hebben. Uiteindelijk na anderhalve dag in het gangpad van overvolle treinen gezeten te hebben, was het daar dan: Barcelona. Onze camping lag tussen de snelweg en de zee ingeklemd, maar de laatste was zo heerlijk van temperatuur dat we de voorbij razende auto’s snel vergaten. Hoewel we alle-bei niet zo van moderne kunst houden, vielen we toch voor Gaudi’s schattige gebouwen. Het voelde als de Efteling, dat een stad er zo vrolijk en gekleurd uit kan zien! De Sagrada familia was mijn absolute favoriet, ik wist niet dat er zulke gebouwen konden bestaan. Ik liet meteen weten dat deze bovenaan mijn verlanglijstje stond voor mijn toen al snel nader-ende verjaardag. (Uiteindelijk moest ik genoegen ne-men met een boek over de Sagrada.) Vanwege tijd en geldgebrek gingen we nergens in, maar twee da-gen door de stad sjokken was al fantastisch. En dat ene restaurantje aan de snelweg ook. Daarna door naar wat onze laatste stop zou worden: een oer-Hol-landse familie camping in Frankrijk. Mijn zusje werkte er die zomer en we konden er dus gratis logeren. Vergeleken met de vriendelijke Zwitserse wandelaars die ons een lift gaven, de vrolijke Itali-aanse obers, de rijke wereldburgers aan de zuidkust en het oude mannetje dat midden op het station van Barcelona spontaan in zingen uitbarstte, leken deze Nederlands heel wereldvreemd. Mijn vriend werd met zijn Sri-Lankaanse kleurtje vreemd aan gekeken. De kinderen vroegen zich verbaast af of hij te lang in de zon had gezeten en de volwassen-en vroegen aan mijn zusje of ‘die neger’ mij niet sloeg. Gelukkig was er wel patat. En toen met de Ta-lys terug naar Nederland. Ondanks niet ver van huis geweest te zijn, betrapte ik mezelf erop dat mijn hart even sneller ging kloppen toen ik weer zo’n ver-trouwde blauw-gele stalen vriend zag. Vertraging of niet, de Nederlandse treinen zijn toch wel de leuk-ste.

Kaya Bouma

Page 13: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Eigenlijk begon het allemaal twee weken eerder; toen ging ik namelijk voor het eerst echt ‘native’ tijdens mijn veldwerk in Manchester. Dit veldwerk doe ik in een park in het centrum van de stad, genaamd Urbis. Hier onderzoek ik het gedrag van de alternatieve jongeren die er rondhangen en hun gebruik van de publieke ruimte. En twee weken geleden, na lang observeren en vele kleine gesprekjes was het zover: het werd normaal gevonden als ik erbij zou blijven hangen.

Hoewel we eerst in het park op een betonnen rand zaten, verplaatste de groep zich na een kwartiertje naar één van de portiekjes aan de rand van het park. Hier zaten ze altijd als het regende of als er geblowd ging worden en die dag was het omdat er, voor het eerst in mijn bijzijn, geblowd ging worden. De reden dat ze dan juist hier gingen zitten is niet geheel duidelijk aangezien je ook daar, net als in de rest van Manchester, door camera’s werd bespied. Niet dat ik dat toen al doorhad, nee, ik vond het er ook wel ‘nice and warm’. Toen de joint aan mij aangeboden werd waren CCTV of het Engelse verbod op wiet dan ook wel

het laatste waar ik aan dacht. Wat ik wel dacht was het volgende: ‘Wat zouden Hammersley en Atkinson hier van vinden?’ en ‘Verandert dit mijn positie als buitenstaander niet al te drastisch?’. Deze vragen, die trouwens een einde maakten aan mijn eeuwige twijfel over het feit of ik wel een ‘echte’ antropoloog ben, werden gelukkig na enkele seconden weggedrukt. Eén trekje zou dat verschil niet maken en daarbij, ik had wel zin in een blowtje, na al die pints. Net toen ik het tweede hijsje nam, hoorde ik het, de zin boven dit stukje. Het was één van de twee undercoveragenten die recht achter mij stonden. Ik verstijfde en probeerde de joint in mijn hand verborgen te houden. Dit leek te lukken want het bleef stil, heel stil. Niemand zei wat waarna de politie ons duidelijk maakte dat ze ons allemaal zouden fouilleren als dit zo bleef. Hierop maakte ik heel onopvallend de joint uit tegen de muur waarna ik ‘m in m’n broek stopte. Ook nu gierden de gedachten weer door m’n hoofd. Gedachten

waarvan de volgende toch wel het meest terugkwam: ‘Dan ben je 24 en word je opgepakt voor blowen. Dan ben je 24 en word je opgepakt voor blowen!’Dit werd onderbroken toen er gesproken werd en wel door de jongen van wie de wiet was geweest, Dale, één van mijn belangrijkste informanten. Hij zei dat hij de joint had gerold en liet de politieagenten een leeg zakje zien. Hierna werd hij grondig gefouilleerd en kregen wij allemaal een preek zoals het agenten op softdrugs jacht betaamt; een hele grote. Gedurende deze preek bleef iedereen wat gespannen aangezien we allemaal wisten dat Dale

nog minstens vier gram in zijn broek verstopt had zitten. Gelukkig bleek de CCTV niet zover te reiken en kwamen wij er allemaal met de schrik vanaf. Sterker nog, de jongeren konden me alleen maar meer waarderen omdat ik de joint had verstopt en er zelfs nog een stukje van over was! Hoewel zij die meteen op gingen roken, heb ik ‘m afgewezen. Ik wilde naar huis. Zou dit zijn wat mijn begeleider bedoelde met ‘deep hanging out’?

Lisette Dekker

Page 14: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Lévi-Strauss once spoke, famously, of the ‘three mistresse’ of his youth: geology, psychoanalysis and Marxism. To him, these ways of approaching the world represented three facets of the same crystal, since they all implied that the truth lies beneath the surface. In the case of geology, this is literally the case; you have to dig and hack in order to get somewhere. Freud's psychoanalysis was based on the premise that the conscious mind is shaped in crucial ways by the subconscious and early childhood ex-periences, while Marx and Engels saw hegemonic ideologies as expressions of false consciousness.Lévi-Strauss, who, incidentally, celebrated his hundredth birthday on 28th of November this year, would eventually go on to develop his own theoretical universe where individual subjectivity was merely a re-flection of greater forces hidden from view.

Structuralism went out of fashion a generation ago, although its influence lingers (often unconsciously...), but all anthropological research proper is in fact based on the same intuitive belief that in its day led Lévi-Strauss to formulate the principles of structuralism. Like geology, psychoanalysis, Marxism and structural-ism, anthropology is about excavating that which is hidden from view and revealing its true significance.

The firsts fact of anthropology is that nothing is quite what it seems. If you want home truths, as Clifford Geertz once put it, you might as well stay at home. If you just want to have your own worldview confirmed, stay away from anthropology. And if you cannot live with cognitive complexity, find something else to do. An-thropology is the most humanistic of the sciences and the most scientific of the humanities (in the words of Eric Wolf), and it eschews simplification for the sake of it.

Who but an anthropologist would have said, in the USA of the 1920s, that white middle-class Americans had a lot to learn from heathen Polynesians when it came to child raising? Who but an anthropologist would have compared contemporary Olympic Games to ancient rituals from Southern Africa? And – most shock-ing of all – who but an anthropologist would have argued that contrary to common belief, the unwashed pa-gans of the Trobriand Islands were neither super rational nor fundamentally irrational in their economic dealings with others, but more or less like ourselves?

The Entfremdung of anthropological narratives, whereby commonly held notions about the world are turned upside-down and inside-out, is an almost trivial exercise for the field anthropologist, and it comes by itself through the field experience, which always aims – regardless of the anthropologists' theoretical ambitions or orientations – to capture and elucidate the Lebenswelt, the lived experience, of the people described.

It comes by itself, perhaps, but it is not easily conveyed in an increasingly smug and self-satisfied North At-lantic public sphere. When, twenty years ago, I wrote my first newspaper article about Mauritius, I argued that Norway might have something to learn from this Indian Ocean society when it came to peaceful coexist-ence between different ethnic groups. The response was silence (and perhaps a bit of discreet laughter). If some anthropological character comes out and explains in public that the security and integrity of the family are highly valued among most people from the Middle East and South Asia, they are routinely, and immedi-ately, accused of cultural relativism and moral turpitude, the confused defenders of medieval family struc-tures and oppressive religious practices.

The shrunken world in which we all now live is also a world of heightened frictions between different, often rivaling ways of life. By taking the work of the interpreter and translator seriously, anthropologists are fre-quently caught in the crossfire between human rights activists and minority advocates. Indeed, this is prob-ably where we ought to be – on the frontier between life-worlds, but also between interpretation, analysis and normativity. Since the main moral lesson of anthropology is that all human lives have the same value, such a liminal position is not only necessary, but ultimately desirable. There is no easy way out, and there are no simple answers, but at least we are in a privileged position enabling us to ask some of the questions.

Thomas Hylland EriksenUniversity of Oslo

Page 15: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Zware stormen, heftige golfen, houten bootjes en stugge, stoere mannen vechtend met het wa-ter: dat moeten vissers zijn. Door de eeuwen heen zijn vissers vaak op deze ‘romantische’ wijze geportretteerd, en dat is opmerkelijk. In real life werden ze toch vooral gezien als een stelletje

achterlijke armoedzaaiers, die onderaan de sociale ladder stonden. Ook tegenwoordig hebben de vissers geen hoog aanzien in de publieke opinie. Vissers worden beschouwd als de boosdoeners die zeeën leegvissen en daardoor verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van vissoorten. Ze liggen continu onder vuur van verschillende natuurorganisaties.

Rob van Ginkel is maritiem antropoloog (zie ook ‘Op de bank met…’) en schreef ‘Coastal Cultures:an anthropology of fishing and whaling traditions’. Van Ginkel: ‘Despite the profound shift in the oc-cupation’s social status and imagery, fisher folk still take pride in it and they thoroughly enjoy whatthey do. Fishing is not merely a job, it is also a way of life.’ (van Ginkel, 2007: preface). In zes es-says beschrijft hij het leven, de tradities, de taboes en de identiteit van vissers in verschillende viss-ersgemeenschappen. Het eerste essay is een beknopte inleiding in de maritieme antropologie enin de daarop volgende essays worden vissersgemeenschappen van onder andere Sicilië, de Faroeeilanden, de Verenigde Staten en Texel beschreven. Vooral interessant zijn de essays ‘BloodyRituals’, ‘An Ounce of Luck is Better Than a Pound of Wisdom’ en ‘A Matter of Honour’. De twee laatstgenoemde essays gaan over vissersgemeenschappen in Nederland, namelijkYerseke in Zeeland en de vissersgemeenschap op Texel. Het is interessant om te lezen over dezegemeenschappen: in de media worden vissers vaak slechts getoond als de eerder genoemdeboosdoeners. Van Ginkel laat zien dat de vissers, zowel in Yerseke als op Texel, hechten aan tradit-ie en ‘oude’ omgangsvormen ook al zijn er veel dingen veranderd door de komst van wetten die bij-voorbeeld de visvangst beperken. Zo wordt geluk nog steeds als een bepalende factor genoemdvoor het behalen van een goede vangst, ondanks de moderne technieken die het vangen van viseen stuk gemakkelijker maken. Ook is competitie een belangrijk aspect van de visserij: op Texel isde big man nog steeds diegene die het meeste vis heeft gevangen.In ‘Bloody Rituals’ worden twee oude rituelen van het doden van grote zeedieren vergeleken. Hetene ritueel vindt plaats op Sicilië en wordt de mattanza genoemd. Tijdens deze mattanza wordt debedreigde blauwvin tonijn gevangen in grote netten, waarna de tonijn in het water door enkele viss-ers wordt gedood. Het tweede ritueel is de Grindadráp, waarbij (Griend) walvissen naar de kustvan de Faroe eilanden worden gedreven waar ze vervolgens worden gedood. Deze walvissen zijnechter geen bedreigde diersoort. Toch kent de Grindadráp een veel groter protest dan de mat-tanza; er zijn vele internationale actiegroepen die proberen de Grindadráp te stoppen, terwijl hetvangen van de bedreigde blauwvin tonijn nauwelijks protest ontketent. Een verklaring die hiervoorgegeven wordt is dat de walvis een bijna iconische status heeft, mede dankzij films als Free Willy,terwijl tonijn als een ‘gewone vis’ wordt beschouwd.

‘Coastal Cultures’ is een interessant boek omdat het vissers, en de visserij en zijn tradities vaneen kant laat zien die voor weinigen echt bekend is. Vaak blijft men hangen in stereotiepen, en datis zonde.

Annemarie SterkMede mogelijk gemaakt door Uitgeverij Het Spinhuis

Page 16: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Page 17: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Page 18: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Verwestersing in India, Veroostersing in Nederland

Moderne middelen van transport en communicatie, zoals televisie en internet, hebben in de afgelopen decennia grote delen van de wereldbevolking dichter bij elkaar gebracht dan ooit tevoren. De explosieve toename inmigratiebewegingen, goederenstromen en financiële transacties versterkt het idee van de wereld als een global village. Vaak stellen we globalisering gelijk aan verwestersing, de verspreiding van invloeden vanuit Europa en Amerika naarde rest van de wereld. Het omgekeerde is veroostersing, de verspreiding van invloeden vanuit het Oosten naar het Westen. Die krijgt veel minder aandacht en wordt vaak als een bedreiging gezien. Maar verwestersing van het Oostenen veroostersing van het Westen zijn nauw met elkaar verweven en ze kennen een lange geschiedenis.

In hun fotoproject gaan Huib Rutten en Mario Rutten ervan uit dat westerse invloeden in India en Indiase invloeden in Nederland twee kanten van dezelfde medaille van globalisering vormen. Aan de hand van dubbelportretten tonen zijeen breed veld aan thema’s: huisinrichting, religie, kleding, straatbeelden, economische bedrijvigheid, toerisme, sport en consumptie. Als voorbeeld van de toenemende veroostersing van Nederland is dit project een ‘joint-family’ activiteit van twee broers: Huib Rutten is freelance fotograaf, Mario Rutten is hoogleraar Vergelijkende Antropologie en Sociologie van Aziëaan de Universiteit van Amsterdam.

Page 19: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Verwestersing in India, Veroostersing in Nederland

Moderne middelen van transport en communicatie, zoals televisie en internet, hebben in de afgelopen decennia grote delen van de wereldbevolking dichter bij elkaar gebracht dan ooit tevoren. De explosieve toename in migratiebewegingen, goederenstromen en financiële transacties versterkt het idee van de wereld als een global village. Vaak stellen we globalisering gelijk aan verwestersing, de verspreiding van invloeden vanuit Europa en Amerika naar de rest van de wereld. Het omgekeerde is veroostersing, de verspreiding van invloeden vanuit het Oosten naar het Westen. Die krijgt veel minder aandacht en wordt vaak als een bedreiging gezien. Maar verwestersing van het Oosten en veroostersing van het Westen zijn nauw met elkaar verweven en ze kennen een lange geschiedenis.

In hun fotoproject gaan Huib Rutten en Mario Rutten ervan uit dat westerse invloeden in India en Indiase invloeden in Nederland twee kanten van dezelfde medaille van globalisering vormen. Aan de hand van dubbelportretten tonen zij een breed veld aan thema’s: huisinrichting, religie, kleding, straatbeelden, economische bedrijvigheid, toerisme, sport en consumptie. Als voorbeeld van de toenemende veroostersing van Nederland is dit project een ‘joint-family’ activiteit van twee broers: Huib Rutten is freelance fotograaf, Mario Rutten is hoogleraar Vergelijkende Antropologie en Sociologie van Azië aan de Universiteit van Amsterdam.

Page 20: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Zoals in veel Europese steden zijn er in Londen buurten met een overwegend niet-inheemse bevol-king. Ga naar Green Street bij het negentiende eeuwse Upton Park underground station aan de oostkant van Londen. Dat is een drukke, enigszins armoedige winkelstraat met lelijke winkelpuien en een morsige, maar levendige, overdekte markt. We staan in het vibrerende centrum van het Londense Pakistan (met dank aan Mario Rutten) en op straat wordt geen woord Engels gesproken. Vrouwen zijn traditioneel gekleed, sommigen hebben een gezichtssluier en slechts een enkeling draagt westerse kleding. De straat functioneert als een Oosterse bazaar en de winkels bieden alles wat Pakistanen zo nodig hebben: halalvlees, elek-tronica, een Pakistaanse Khan Fried Chicken, huwe-lijksjuwelen en kostbare bruidsjurken. Overigens wonen er in Upton Park ook Indiërs, zoals zal blij-ken. Vlakbij Liverpool Station ligt Brick Lane waar veel Aziatische restaurants en winkels zijn. De straat is een voorbeeld van de negentiende eeuw-se arbeidersstraten die zo kenmerkend zijn voor East End. De Britse journalist Tarquin Hall schetst in zijn Salaam Brick Lane (John Murrey 2005) een portret van oude en nieuwe bewoners en laat zien dat een achterbuurt niet per se een probleemwijk is.

Hall heeft enkele jaren als journalist in India ge-werkt als hij terugkeert naar zijn geboortestad Lon-den. Zonder baan is hij gedwongen een goedkope studio te huren in Brick Lane in East End. De wijk kent een lange geschiedenis van migranten die zich daar hebben gevestigd. Aan het eind van de ne-gentiende eeuw arriveerden grote aantallen joodse migranten uit Rusland die de pogroms waren ont-vlucht. Brick Lane werd het drukke centrum van een overbevolkte en armelijke joodse buurt. Lang leefden deze joden in hun eigen wereld waar geen woord Engels werd gesproken en bijna niemand ooit een goy ontmoette. Niet veel anders als de

Pakistanen in Green Street. Van dat joodse leven is niets meer over, de joodse bewoners zijn vertrok-ken naar betere buurten in het noorden van Lon-den. Tegenwoordig wonen er veel mensen uit Bangladesh en is de vroegere koosjere slager een halalslager geworden en de synagogen zijn vervan-gen door moskeeën. Er wonen ook nog wat Britse Eastenders die cockney spreken en slangrijmpjes gebruiken. Zoals veel Londenaars gaan ze graag naar de Rub-O-Dub om een pig’s ear te drinken. De schrijver bedenkt dat hij na zijn ervaring in India geen moeite zal hebben om tussen Aziaten te wo-nen, maar hij vreest die proletarische Eastenders met hun pesterige humor. Hall ontdekt dat vrijwel alle vijftigduizend Bengalen in East End en het nabijgelegen Whitechappel uit dezelfde streek in Bangladesh komen, zodat veel van hen met elkaar verwant zijn of elkaar van gezicht kennen. Wanneer Hall’s huurbaas Mr Ali ie-mand ergens voor nodig heeft, is er altijd wel een oom of neef die hem kan helpen: ‘my sister ‘er ‘us-band’s brother’s son’s a dentist.’ Mr Ali is een mos-lim en houdt zich aan de eetregels tijdens de Ramadan, maar aan Hall vertelt hij dat hij de hele dag denkt aan een Whopper Cheese Burger met cola. De dubbele cultuur waarin Mr Ali leeft ver-oorzaakt een tragisch dilemma met betrekking tot zijn jongste dochter, een uitstekende scholiere met hoge cijfers bij haar eindexamen. Ze wil in Cambrid-ge studeren. Maar als ze daar studeert kan ze niet meer bij haar ouders wonen. Haar moeder, fa-milieleden en buren denken dat ze dan in de prosti-tutie terecht zal komen. Ze zijn het er over eens dat ze onmiddellijk moet trouwen. Aan de ene kant ziet Mr Ali heel goed dat verder studeren een ge-weldige kans voor zijn dochter zou zijn, maar an-derszijds durft hij zich niet te verzetten tegen de uit Bangladesh overgeplaatste cultuur. Als fraai contrapunt vertelt Hall over de aanvankelij-ke problemen van zijn Indiase vriendin en latere vrouw Anu met de Engelsen. Ze hebben elkaar leer-

Page 21: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

de kennen toen ze beiden in India woonden, hoewel Anu in Amerika is opgegroeid en een Amerikaans pasport heeft. Ze is in India gaan wonen om te ont-snappen aan de benauwende wereld van een India-se diaspora in provinciaals Amerika. Zoals velen voor haar klaagt ze over de afstandelijkheid van Engelsen en haar Amerikaanse accent helpt ook niet. Ze is eenzaam en ongelukkig en voelt zich niet thuis in Londen. Als Indiase Amerikaanse zijn de Bengalen al net zo vreemd voor haar als de Engel-sen. Ze verlangt naar Indiase gerechten en ergert zich aan het weinig authentieke eten in de curryres-taurants van Brick Lane. Gelukkig beginnen de Engel-sen en Londen na een tijdje te wennen en vindt ze een baan, want anders was het slecht afgelopen met de relatie. In Mr Ali ziet ze een luie, Zuidaziati-sche macho die alles op een koopje doet. Ze valt frontaal aan door hem te beledigen waar zijn handelspartners bij staan. ‘He is so greedy that he refuses to fix the boiler so that another man’s daug-hter must wash in freezing water.’ Dat helpt. In de kortste tijd zijn de noodzakelijke reparaties uitge-voerd.Het stel zit met een ernstig probleem omdat hun ouders tegen de relatie zijn. Maar terwijl Hall’s ouders alleen maar tegen zijn, schakelt Anu’s moeder, die in Florida woont, The International Sisterhood of Indian Aunties in, zoals Anu hen spot-tend noemt. Die onderhouden over de gehele we-reld contacten met elkaar. Op een vroege zondagochtend worden ze opgebeld door de Indiase Mrs Suri uit Upton park die uit het hetzelfde dorp als haar vader komt en familie is. Ze blijkt de kor-date bijenkoningin van alle bemoeizuchtige tantes te zijn en heeft haar huis als een klein paleisje in-gericht met een hofhouding van lokale tantes. Anu ziet zich gedwongen bij haar op bezoek te gaan en merkt dat Mrs Suri via haar moeder alles over haar weet. Ze krijgt te horen dat ze met een Indiase man moet trouwen. Vanaf dat moment ontvangt Anu over de post beschrijvingen van aanbevolen huwe-lijkskandidaten, zeer tot haar ergernis. Dat gaat zo

maanden door, totdat plotseling een brief van Mrs Suri arriveert met een uitnodiging om samen op be-zoek te komen. Ze reizen naar Upton Park undergound station en lopen door Green Street naar het huis van de tante. Dat blijkt vol te zitten met andere tantes en hun kinderen. Als eerste test krijgt Hall een schaal met burfi aangeboden, een soort hapje van zure kaas dat alleen Indiërs lekker vinden. Hall zegt dat het heerlijk is en de tantes knikken instemmend. Na veel gepraat blijkt indirect dat Anu’s ouders zich hebben neergelegd bij het huwelijk van hun dochter met een buitenlander. Maar eerst moet de horo-scoop van beiden worden geraadpleegd voordat het huwelijk door kan gaan. Daarna biedt Mrs Suri nog aan om hun huwelijk te organiseren, maar ze weigeren beleefd. Anu wil eigenlijk in India trouwen.Brick Lane is een straat met een grote dynamiek en ondernemende bewoners die sociaal willen stij-gen, maar zichzelf en elkaar soms in de weg zitten. Maar dat ze zullen vertrekken uit de buurt begint al zichtbaar te worden en waarschijnlijk woont er over dertig jaar een andere groep migranten. Of de buurt is dan veryupt want dat is ook aan de gang. Mr Ali besluit voor veel geld zijn pand te verkopen. Salaam Brick Lane is een prachtig boek, en ik heb nog niet eens verteld over de Indiase antropoloog uit Calcutta die in Benglatown onderzoek doet en Hall herhaaldelijk voorhoudt dat de Engelsen hun ei-gen identiteit verliezen met al die vreemde in-vloeden.

Bert Schijf

Page 22: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Na anderhalf jaar in Londen te hebben gewoondgaat Sohang (23 jaar) begin december terug naarzijn geboortedorp in India. “Ik heb het niet makkelijkgehad in Londen, maar ik heb ook veel geleerd,” zovertelde hij mij op een zondag. “Ik kwam hier vorigjaar in augustus aan en in februari besloot ik omaan het eind van dit jaar al terug te gaan, hoewel ikeen visum had gekregen voor twee jaar.”

In India was Sohang een kleine handelaar inaandelen. Om naar Londen te komen moest hij intotaal 3.000 pond betalen aan bemiddelingskostenen een vliegticket. De eerste weken in Londen konhij geen werk vinden en leefde hij van zijnspaarcenten uit India. Uiteindelijk vond hij een baanals klusjesman in een verzorgingstehuis. “Toen ik deeerste dag op mijn werk aankwam vertelde mijnbaas dat ik de tuin van het tehuis moest opruimen.In India had ik nog nooit dat soort werk gedaan;schoonmaken doen andere mensen in ons dorp. Ikben naar het toilet gegaan en heb minutenlang

zitten huilen. Een paar dagen later kreeg ik deopdracht de binnenmuren van een kamer teverven. In India huren we zes mensen in als onshuis geverfd moet worden en ik dacht dan ooksteeds tijdens het verven: wat doe ik hier, ben ikhiervoor naar Engeland gekomen?”

Na een paar maanden kreeg Sohang eenbaan in de keuken van het verzorgingstehuis.Sindsdien bestaat zijn werk uit het dekken vantafels, het opwarmen van het eten, het helpen vanbewoners die niet zelf kunnen eten, het afruimenvan tafels en het schoonmaken van de vloer in deeetkamer. Hoewel Sohang het langzamerhandmeer naar zijn zin heeft gekregen op zijn werk,moet hij soms discriminerende opmerkingen vanbewoners aanhoren. Een keer schoot hij echt uitzijn slof, zo vertelde hij. Een blanke bewoner die opzijn eten zat te wachten begon hem uit te schelden.“Jullie Aziaten doen je werk niet goed”, zei hij, “jullie

werken niet hard genoeg, waarom zijn julliehiernaartoe gekomen?” Sohang kon zich nietinhouden en antwoordde: “Heeft u hier blankengezien die jullie verzorgen? Er werken hier alleenAziaten en Afrikanen. Als wij er niet waren, kon unu niet verzorgd worden. In het afgelopen jaar isniemand u komen opzoeken, maar wij zijn er welom met jullie te praten en jullie te verzorgen.”Hoewel deze bewoner een klacht tegen Sohangindiende bij het management, werd er verder geenactie ondernomen. Achter de schermen was menhet met Sohang eens, maar hem werd welgevraagd zich in het vervolg niet meer te latengaan.

Meerdere malen gaf Sohang aan dat hij ineerste instantie naar Londen was gekomen omgeld te verdienen, maar dat was hem behoorlijktegengevallen. “In India verdiende ik 25.000roepies per maand met mijn handel in aandelen enhad ik verder geen kosten omdat ik thuis woonde.

Hier in Londen houd ik aan het eind van de maand30.000 roepies over na aftrek van al mijn kosten.In de afgelopen periode heb ik vaak gedacht: ben iknu helemaal naar Londen gekomen om dit soortwerk te doen voor slechts 5.000 roepies (€ 80)per maand? Ik ben daarom heel blij dat ikbinnenkort terug ga naar India.”

Ondanks alle problemen gaf Sohang opandere momenten aan ook mooie ervaringen tehebben gehad in Londen. Samen met elf anderejongeren uit zijn geboortestreek in India woont hij ineen huurhuis, waar ze ’s avonds en in het weekendveel plezier hebben. Soms gaan ze in het weekendnaar een park of een bezienswaardigheid, opandere dagen vieren ze een verjaardag of eenHindoe feestdag. Daarnaast heeft hij ervaringenopgedaan waar hij vooraf geen rekening mee hadgehouden. “Thuis in India ben ik de enige zoon enhoefde ik helemaal niets te doen. Ik ging zitten als

Page 23: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

het eten klaar was en na afloop pakte mijn moeder mijn bord van tafel en waste dat af. Als ik thee wilde vroeg ik dat aan mijn moeder. Ik wist zelfs niet hoe ik thee moest zetten of borden moest afwassen voor ik naar Londen kwam. Ik wist ook niet hoe ik de was moest doen of hoe ik moest strijken. Wij gaven gewoon de was aan de bediende en mijn kleren bracht ik naar de istriwala die de volgende dag de kleren dan gestreken bij ons thuis afleverde. Hier in Londen moest ik leren alles zelf te doen. Ik heb geleerd thee te maken, de was te doen, te strijken en zelfs kan ik nu koken als het nodig is. Ik weet nu dat ik ook voor mijzelf kan zorgen, daar ben ik trots op en dat is een belangrijke ervaring die ik uit Londen meeneem.”

Sohang vertelde dat hij ook onder de indruk was van het feit dat in Londen mensen in principe gelijk zijn. “Hier wordt geen onderscheid gemaakt op basis van beroep, zoals bij ons in India. Wij geven bijvoorbeeld de kapper bij ons thuis eten op een speciaal bord en hij krijgt water in een speciaal glas dat wij daarna apart afwassen en apart wegzetten. En als de kapper ons uitnodigt voor een feest, dan gaan we er wel heen maar we blijven niet eten. We geven hem ons cadeau en zeggen dat we net hebben gegeten en daardoor niet kunnen blijven voor de lunch of het avondeten. Daarna gaan we echter naar huis om alsnog te eten. De kapper weet dat, maar dat zijn nu eenmaal onze gewoontes. In India zijn mensen niet gelijk en kijken

we neer op beroepen zoals kapper of schoonmaker. Maar als ik straks in India terugben ga ik wel bij de kapper eten als hij een feest geeft. Ik heb in Londen geleerd dat alle beroepen belangrijk zijn, want als sommige taken niet worden uitgevoerd moet je het zelf doen. Als de kapper ons haar niet knipt, moeten wij zelf ons haar knippen. En als de schoonmaakster onze vloeren niet schoonmaakt, moeten we dat ook zelf gaan doen. Ook laag werk, zoals schoonmaken en bedienen, is belangrijk en hier in Londen wordt niet op die manier neergekeken op de mensen die dat doen, zoals dat bij ons wel gebeurt. Ik ben me daar nu veel meer van bewust door mijn verblijf in Londen en het werk dat ik hier heb moeten doen. Dat heeft me veranderd en het is een ervaring die ik mee terugneem naar India.”

In december ga ik naar India en zal ik Sohang in zijn geboortedorp opzoeken. Ik ben benieuwd of hij zijn voornemens uit Londen al heeft kunnen uitvoeren in India en hoe zijn ouders en vrienden daar tegenaan kijken...

Page 24: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Christiania is een kleine gemeenschap metongeveer duizend inwoners waar anarchie en liefdehoog in het vaandel staan. Tegenwoordig bestaat erveel onbegrip voor deze samenleving en wordt hetgezien als een broedplaats voor criminaliteit enharddrugs. Het sociale experiment schijnt misluktte zijn. Ruigoord is een cultureel centrum vlak bij Amster-dam dat ooit op dezelfde manier is begonnen alsChristiania. Voor het 35-jarig bestaan van Ruigoord,afgelopen zomer, is een groep kunstenaars naar Ko-penhagen vertrokken om daar steun te betuigenaan een, volgens hen, wél geslaagd sociaal experi-ment van innovatie en idealisme. Ik sprak hierovermet Hans Plomp, een voormalige bewoner van Rui-goord en een van de tachtig personen die dezezomer in Christiania is geweest.

Christiania is ontstaan in 1970, doordat een groepmensen, op zoek naar een groene plek voor hunkinderen, een verlate legerplaats kraakte. Dezegroep mensen groeide en langzaam vormde zicheen kleine gemeenschap, en uiteindelijk een heusdorp. Een dorp met scholen, kinderopvang, een vuiln-issysteem, een huursysteem en met raden waar be-slissingen genomen konden worden. Het was eencommune die zich afzette tegen de samenlevingwaarin ze zich bevonden. In de kapitalistische mani-er van denken en consumeren, de ideeën en deopvattingen voelden zij zich niet thuis en daaromcreëerden zij hun eigen leefwijze waar ze zich welthuis voelden. Er werd een ingenieus systeemontwikkeld om de beslissingen in Christiania zodemocratisch mogelijk te laten verlopen en er be-staan vandaag de dag dertien raden die elk een an-der vlak bediscussiëren. Verder is het belangrijk datieder individu kan spreken en dat iedereen inspraakheeft in deze besluitvorming. Hoewel ze het zelf eenlangdurig proces noemen, noemen zij het ook eeneerlijk proces en eerlijkheid gaat boven alles. Er isvaak geprobeerd het gebied te ontruimen maar om-dat het zo groot was en er zoveel mensen leefden,is dit nooit gelukt en uiteindelijk is het geaccepteerdals sociaal experiment.

Kopenhagen is een stad met kleine huisjes, lieve parkjes, nieuwste mode en lekkere ijsjes. De Deensestad is echter meer dan dit want in het centrum, op loopafstand van de hippe winkelstraten, bevindtzich een heel andere wereld. Er is een afgesloten samenleving waar geen auto’s mogen rijden, geen be-lasting betaald hoeft te worden en waar een geheel andere levensstijl wordt nageleefd. Een klein eilandmidden in Europa.

In 1973 vond een groep kunstenaars een nieuwthuis in een oud dorp vlakbij Amsterdam. Dit oudedorp zou gesloopt worden en stond vrijwel helemaalleeg. De Provo-beweging was op zijn eind en de kun-stenaars zochten een plek waar zij interactief metelkaar konden wonen en leven. De kerk werd nog be-woond door een pastoor die zijn dorp had zien leeg-lopen en zijn kerk graag afstond aan een groepidealisten die met hem de strijd aangingen tegen deregering. Het dorp werd gekraakt, het slopengestaakt en al snel vormde zich in het dorp eengemeenschap waar ook Hans Plomp deel van was.“Er was iets magisch aan het dorp,” vertelt hij. Op-merkelijk was dat op twee plekken in Europa, los vanelkaar, communes ontstonden die open stondenvoor mensen die zich niet thuis voelden in demaatschappelijke werkelijkheid, mensen die zich an-ders voelden en thuiskwamen in deze communes. Het gebied om Ruigoord heen werd industriegebieden de mensen die er woonden moesten weg. Maarniet helemaal, want op een industriegebied mag welgewerkt worden. De kunstenaars hielden dus hunateliers. De commune hield toch stand en werd eenculturele vrijhaven voor iedereen die er wilde zijn.Nog steeds wordt het druk bezocht door moedersen kinderen die in de natuur willen spelen, door dak-lozen die hun steentje bijdragen aan de communeen door kunstenaars van verschillende richtingendie samen interactieve kunst neerzetten.

Hoewel Ruigoord werd gelegaliseerd en geac-cepteerd in deze vorm is Christiania dat eigenlijknog steeds niet. Twee jaar geleden werd ergedreigd met het sluiten van Christiania en datwordt het nog steeds. De krantenkoppen wordensteeds extremer; ze spreken van criminaliteit enharddruggebruikers die Kopenhagen onveiligmaken. De politie valt vaak binnen en Hans Plompbeschrijft de sfeer tussen de politie en de bewonersvan Christiania als gespannen en gewelddadig. Re-cent is er door de politie een hond van een van debewoners neergeschoten, waarop als reactie eenpolitieauto in de brand werd gestoken en er felle rel-len in heel Kopenhagen ontstonden. Maar in hoeverre kloppen de berichten en in ho-everre is Christiania echt een gevaar voor de stad

Page 25: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

en de staat? Er worden veel verhalen gecreëerd om afschuw en geen acceptatie op te wekken. Volgens Hans Plomp zitten er wel drugdealers maar wordt er vanuit Christiania hard aan gewerkt deze person-en weg te krijgen. Softdrugs zijn altijd al gelegal-iseerd en geaccepteerd in deze commune. Harddrugs niet. Toen deze scene te erg werd, hebben de moeders van Christiania zelf de touwtjes in handen genomen en een hele groep eruit ge-gooid. Het blijft echter zo dat er altijd mensen zijn die de vrijheden misbruiken. Toch blijft het de vraag of dit een reden is om het dicht te gooien. Volgens Hans Plomp zitten er nog steeds veel kunstenaars en theatermakers die de wereld verbreden met hun ini-tiatieven. In Kopenhagen blijkt meer dan de helft van de mensen helemaal niet tegen Christiania te zijn. Het blijft deel van de samenleving, trekt veel toer-isme en er staan monumentale gebouwen en kunstwerken die de stad volgens velen juist ver-breed.

Deze langdurige strijd is echter al lang niet meer al-leen tussen de staat en de mensen van Christiania zelf. Ook binnen Christiania liggen veel verschillen en staan groepen lijnrecht tegenover elkaar. De een-heid die in Ruigoord zo aanwezig is, is er in Christi-ania niet. Dit komt voor een groot deel door het grote verschil in afmeting. Maar ook de strijd naar buiten toe zorgt voor verdeeldheid in de commune zelf. Het wezenlijke verschil tussen deze twee groep-en ligt hier, zegt Hans Plomp. De reden dat Rui-goord geaccepteerd wordt door Nederland ligt ook in haar kleinheid en haar simpelheid. Christiania had misschien helemaal niet zo hoeven vechten als zij iets kleiner geweest was.

Veel kritiek over de gemeenschap Christiania be-treft de afzondering van de rest van de wereld. Hans Plomp vertelde dat er juist wel theatergroep-en, kunstprojecten en samenkomsten zijn die zich richten op de buitenwereld. Dat ze er een andere levenswijze op nahouden is natuurlijk wel waar. Dat ze niet mengen met de rest van de wereld is mis-schien ook waar. Ze lijken te kiezen om buiten de samenleving te leven en daar kun je vraagtekens bij zetten maar het kan ook zijn dat de samenleving hen juist uitsluit en dat Christiania enkel een plek bied om deze buitenstaanders op te vangen. Dat er, omdat er geen plek was voor deze mensen in het ge-wone Kopenhagen, een plek is gemaakt en dat deze plek zou verdwijnen met het platgooien van Christi-ania.

Ondanks veel verschillen en moeilijkheden in Christi-ania is er een band ontstaan tussen de Deense wijk en Ruigoord. In de afgelopen zomer zijn meer dan tachtig mensen van Ruigoord naar Kopenhagen ver-trokken om daar samen met de Christianers een in-teractief festival te organiseren en meer eenheid te creëren tussen de twee gemeenschappen. Hans Plomp vertelde over het idee een stam te zijn. Rui-goord als ‘vrije geest’-stam in Nederland en Christi-ania als ‘vrije geest’-stam in Kopenhagen. Want hoewel er geen bloedbanden bestaan tussen de mensen uit deze communes voelt het wel als fam-ilie, als een stam, als een hechte eenheid in de rest van de wereld. In deze gedachtegang maakten de mensen op het festival van afgelopen zomer een totempaal waar iedereen iets op achterliet. De totempaal werd neergezet als teken van eenheid tussen de twee communes en het idee bestaat om nog meer totem-palen achter te laten bij verschillende groeperingen in Europa en wereldwijd. Want het zijn niet alleen Christiania en Ruigoord die zich met dezelfde dro-men bezighouden. Er is een scala van mensen dat zich niet thuisvoelt in de reguliere ideeën van onze Westerse samenleving. Neem het grote Burning Man festival in Amerika of gelijke groeperingen in Frankrijk. De totempaal zou symbool moeten staan voor deze eenheid in een zo verdeelde wereld. Of Christiania zal blijven bestaan? Hans Plomp denkt van wel. De dromen zijn de wereld nog niet uit en Christiania blijft een thuishaven voor veel mensen.

Femke Awater

Page 26: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Door Merel Remkes

Rob van Ginkel studeerde in 1988 aan de UvA af in culturele antropologie én sociologie. Voor zijn proefs-chrift deed hij onderzoek naar twee vissersgemeenschappen op Texel. Hij heeft een indrukwekkendelijst aan publicaties; zijn twaalfde boek verschijnt dit voorjaar en hij schreef zo’n honderd artikelen. Inzijn werk komt een breed scala aan onderwerpen voorbij: maritieme culturen, het symbolische dier, sub-urbia in Nederland, geschiedenis (van de antropologie), Europese etnologie. Op een gure dinsdagmiddagin november nam Cul plaats op de bank naast Rob – overgewaaid vanuit Texel naar het Spinhuis – envroeg hem naar zijn interesse in maritieme antropologie.

“Dat is een van de twee zwaartepunten. De tweedeis wat je heel losjes ‘Nederlandse cultuur’ kunt noe-men. Er is niet zoveel overlap, hier en daar wat raak-vlakken. Maar ik vind het aardig om niet alléén bezigte zijn met mensen die hun brood uit de zee halen.”

“Veldwerk heb ik alleen in Nederland gedaan, bij devissers op Texel bijvoorbeeld. Dat zijn zeevissers, eneen klein aantal garnalenvissers, die blijven vrij dichtonder de kust. En voor mijn leeronderzoek, heel langgeleden, deed ik onderzoek bij de oester- en mos-selkwekers in het Zeeuwse Yerseke. Dat is eigenlijkeen beetje toevallig op mijn pad gekomen. Tijdensmijn studie was ik aanvankelijk geïnteresseerd in zui-doost Azië, maar dat verschoof langzamerhandnaar Europa. Er zat een hele enthousiaste clubjonge antropologen die zich daarmee bezig hield.Daar gebeurde wat, daar was het te doen. Ik kwamin aanraking met een boek van David Clark over eenvisserijgemeenschap in Engeland, Between Pulpitand Pew. Dat ging over folk religion. ‘Goh dat is fas-cinerend,’ dacht ik. Toen ik meer over vissers ginglezen, ben ik er in gerold.”

“Misschien denk je bij een vissersgemeenschapaan een afgelegen, geïsoleerde gemeenschap,maar dat moet je heel gauw uit je hoofd zetten. Vis-sers zijn ondernemers die met schepen van zesmiljoen euro werken. Maar die moderne viss-ersgemeenschappen hebben in sommige opzicht-en hele traditionele ideeën. Denk aan taboes.Waarom is dat zo? Waar kun je dat meevergelijken? Dat wilde ik weten.”

“Er zijn allerlei zaken die je niet mag zien of nietmag noemen, omdat je anders pech zult hebben.Zoals ‘varken’, ‘schaap’ of ‘haas’. En als je onder-weg naar je boot een geestelijke of een vrouw te-genkomt, soms nader gespecificeerd als ‘eenvrouw met rood haar’, dan mag je niet uitvarenwant dan zou er een ongeluk gebeuren. Veel viss-ers draaien zich dan vervolgens om en gaan weernaar huis, of voeren een reinigingsritueel uit, zoalszout over hun schouder gooien. Er ligt ook eentaboe op zaken die vergeleken kunnen worden meteen ongeluk. Zo mag een luik op een schip niet on-dersteboven liggen, dan zal ook het schip onder-steboven komen te liggen. Of fluiten op zee is taboeomdat je anders een storm op je afroept. Wat mij opviel is dat veel van die taboes over eenheel groot verspreidingsgebied in het Noord-At-

Page 27: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

lantisch gebied voorkomen. Ook in andere gemeenschappen in Nederland gelden natuurlijk taboes, maar minder intensief, heb ik het idee. Hoe sterk dat nu nog is, daar zou je een mooi onderzoek naar kunnen doen. Maar dat zou ook zo kunnen mis-lukken omdat het vaak taboe is om over taboes te praten…”

“Aanvankelijk had ik het plan om naar de Faeröer eil-anden te gaan, maar het probleem is dat ze daar Faeröers spreken en dat dit nergens in Nederland onderwezen wordt. Toen ben ik naar Yerseke gegaan. Ondanks dat ik geen veldwerk heb gedaan in het buitenland, heb ik me er wel langs andere we-gen in verdiept. In het boek Coastal Cultures, dat vorig jaar uitkwam, speelt Faeröer wel een rol. Ik heb me sterk ingelezen wat er daar aan de hand was en dat ben ik altijd blijven volgen. Met name de jacht op grienden, een klein soort walvis. Als die grienden langs de Faeröer trekken, worden ze de baai ingejaagd. Dan vindt er een grootscheeps ritueel plaats waarbij de beesten worden afgeslacht, waarna ze de pot in gaan. Dat grienden-vlees en –spek wordt door de bewoners van de Faeröer gegeten, dat zijn hun varkens zeg maar. Zij hebben niet de industriële veeteelt die wij hier kennen. De griendenvangst is erg controversieel en er is veel protest tegen. Dat gaat soms heel ver, tot en met boycotacties en dreigbrieven. Ik heb het vergeleken met de vangst van tonijn op Sicilië. In te-genstelling tot de griend wordt de tonijn wél met uit-sterven bedreigd, maar toch roept dat geen internationale weerstand op. Dat vind ik boeiend, waarom is dat protest op de Faeroër er? Het heeft alles met denkbeelden en opvattingen te maken. Wij eten wel zo een stukje vlees uit cellofaan, niet meer herkenbaar als van een dier afkomstig. Maar als je je vlees zelf doodt en opeet, dan is er van alles aan de hand. Dat vind ik een mooie puzzel, waar

een antropoloog zich in vast kan bijten. Wat ik daarmee doe, noem ik netnografie. Vanachter de computer kun je heel veel informatie genereren en analyseren. Al vervangt dat natuurlijk niet het echte veldwerk.”

“Ja, dat is het zeker. Maar er zijn al genoeg biologen en ecologen die het voortdurend hebben over antro-pogene effecten – effecten die door mensen zijn veroorzaakt – op de biomassa in de zee. Ik benader het onderwerp vanuit de vissers. Wat beweegt hen, wat zijn hun motieven, waar komt hun gedrag uit voort, welke opvattingen en denkbeelden hebben zij, hoe gaan zij om met de kritiek die er is, hoe prober-en zij zich daaraan aan te passen? Zonder te zeg-gen: ‘Wat zij doen is fout, a priori’. Toen ik de eerste keer veldwerk deed op Texel, van eind ’89 tot begin ‘91, stonden vissers te boek als grote rovers, die zich nooit aan de regels hielden en voortdurend in conflict waren met de overheid over het overschrijden van hun quota. De overheid ging steeds meer regeltjes verzinnen en controles toep-assen. Dat kostte enorm veel overheidsgeld. In 1993 bedachten ze een nieuw systeem, waarbij de verantwoordelijkheid bij de vissers zelf kwam te lig-gen. Vanaf dat moment moesten zij in groepen gaan werken. Individuele vissers brachten hun vangst in, die de groep beheerde. Samen waren ze verant-woordelijk voor de quota als geheel. Als iemand zijn quotum overschreed, dan werd de hele groep gestraft. Zo ontstond er grote sociale controle. Ook voor de vissers zaten er gunstige kanten aan dit systeem. Ze konden onderling hun quotum ver-huren aan elkaar. Voorheen was je op een bepaald moment uitgevist, dan moest je stoppen. Maar mocht de ene visser nog niet zijn limiet bereikt hebben, dan kan hij een deel verhuren aan een an-dere visser. Over het algemeen zijn ze daar erg tevreden over en houden ze zich aan de regels. Toch blijven biologen roepen dat er overbevissing is, wat veel vissers bestrijden, vooral als het om spe-cifieke soorten gaat. Hoe zij naar biologen kijken is voor mij weer een element voor mijn onderzoek geweest. Mooi vind ik dat.”

“Nee niet heel sterk, ik zie het wel als aparte terrein-en. Al is het wel zo, als het gaat om hoe Neder-landers voorgesteld worden, dan hebben vissers daar heel lang een prominente rol in gespeeld. Vanaf het eind van de 18e eeuw vroeg men zich af:

Page 28: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Welke categorie Nederlanders representeert nuhet beste de Nederlandse cultuur, of de Neder-landse ‘volksaard’ of ‘inborst’, zoals ze er toen overspraken. De Nederlandse elite meende dat typischNederlandse karaktereigenschappen het zuiverst tevinden waren bij vissers. Dan ging het bijvoorbeeldom godsdienstigheid, eenvoud, arbeidsethos. In ver-schillende publicaties vanaf het einde van de 18eeeuw tot in de jaren zestig van de 20e eeuw werdgeschreven dat je op Marken of Texel, in Volendamof Urk een mensentype aantreft dat nog de wareaard van Nederlanders representeert. Dat is eigen-lijk heel merkwaardig omdat al die plaatsen behoo-rlijk perifeer waren; in plaats van 'typisch' zijn zebuitengewoon 'atypisch' voor (of marginaal in)Nederland. Het is dan natuurlijk raadselachtigwaarom ze in de beeldvorming over 'Nederland-sheid' zo centraal werden gesteld. Ook weer eenmooie puzzel voor antropologen.Ook al is die manier van kijken naar de Nederlandsecultuur nu voor een groot deel verdwenen, je kunter nog steeds sporen van terug zien. Als toeristenin Amsterdam aankomen, dan gaan ze met z’n allenmet de bus naar Marken en Volendam, zo’nvoorgekookt traject, waarbij ze mensen in kleder-dracht zien lopen, ‘de échte Nederlanders’. Daarwordt nu heel commercieel op ingespeeld.”

Het is opvallend dat u zich alleen beperkt tot Neder-land, waar antropologie toch voornamelijk bekend isom onderzoek naar niet-westerse samenlevingen.“Ik zie de ontwikkeling dat veel meer antropologenwél in eigen land onderzoek doen. Ook mensen diegewend waren lange tijd in Azië of Afrika te zitten. Ikhad het ook heel leuk gevonden om ergens andersonderzoek te doen, maar voor een deel is het eenzichzelf versterkend proces. Als je eenmaal inNederland onderzoek hebt gedaan, zoals ik, danbouw je al snel voort op iets dat je je eigen hebtgemaakt. Langzaamaan word je een Nederland-deskundige. Maar ik heb dat nooit een probleemgevonden. Waarom zou ik naar een dorpje in Latijns-Amerika gaan, als ik hier in de buurt ook ontzettendinteressant materiaal kan vinden? Er zijn zoveelwerelden in Nederland die mij onbekend zijn enwaar ik meer over wil weten.”

“Mijn boek over Texel komt in het voorjaar van2009 uit. Daarmee sluit ik dat af. Ik zal dan ook nietzo snel weer iets met visserij gaan doen. Als eerstega ik onderzoek doen naar de manier waarop deTweede Wereldoorlog herdacht wordt in Neder-land, en dan met name de symbolische en ideologis-che kant daarvan. Ook een interessant fenomeen,het is namelijk niet zo dat dat vanaf 1945 tot

vandaag de dag altijd op dezelfde manier gegaanis. Daar zitten voortdurend perspectiefwisselingenin, onder invloed van allerlei maatschappelijkeontwikkelingen. Augustus 2010 moet er een boekliggen. Wat er daarna gebeurt… dat is nog zo verweg. Dan zal ik ook wel weer een rol gaan spelen inhet onderwijs.”

HHeett IInnssttiittuuuutt vvoooorr IInntteerrddiisscciipplliinnaaiirree SSttuuddiieess eenn ddee UUnniivveerrssiitteeiitt vvaann AAmmsstteerrddaamm bbiieeddeenn eeeenn kkeeuuzzeemmo-o-dduullee aaaann oovveerr IInnddiiaa vvoooorr ssttuuddeenntteenn,, mmeennsseenn uuiitt hheett bbeeddrriijjffsslleevveenn,, NNGGOOss eenn aannddeerree bbeellaannggsstteelllleennddeenn.. IInn ddeezzee sseerriiee wwoorrddtt iinnggeeggaaaann oopp tthheemmaa''ss aallss ffiillmm,, lliitte-e-rraattuuuurr,, eeccoonnoommiiee,, ppoolliittiieekk eenn mmaaaattsscchhaappppiijj.. DDee ggaasst-t-sspprreekkeerrss zziijjnn oonnddeerree aannddeerree MMaarriiaann LLuuccaass ((ssppeecciiaalliissttee oopp hheett ggeebbiieedd vvaann hheett ccoonnfflliicctt ttuusssseenn IInnddiiaa eenn PPaakkiissttaann oovveerr KKaassjjmmiirr bbiijj IIKKVV PPaaxx CChhrriissttii)),, PPeetteerr RRiieettbbeerrggeenn ((hhoooogglleerraaaarr aaaann ddee RRaaddbboouudd UUnni-i-vveerrssiitteeiitt NNiijjmmeeggeenn eenn sscchhrriijjvveerr vvaann hheett bbooeekk EEuurro-o-ppaa''ss IInnddiiaa)) eenn TThhoommaass BBlloomm HHaannsseenn ((hhooooffdd vvaann hheett IISSHHSSSS eenn hhoooogglleerraaaarr aaaann ddee UUvvAA,, ggeessppeecciiaalliisseeeerrdd iinn oo..aa.. rreelliiggiieeuuss eenn ppoolliittiieekk ggeewweelldd iinn IInnddiiaa)).. IInnsscchhrriijjvveenn iiss mmooggeelliijjkk ttoott 44 ffeebbrruuaarrii 22000099..

Page 29: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Loesje, klinkt bekend? Hoogstwaarschijnlijk heb je wel eens een poster van haar in de stad zien hangen. Want Loesje schrijft al meer dan twintig jaar aansprekende teksten die soms aardig di-cht bij huis komen, je meer dan eens aan het denken zetten, en vaak een lach op je gezicht toveren. Verrassend en humoristisch schrijft zij over de politiek, de natuur, de liefde, haar familie en nog veel meer. Dit jaar viert Loesje haar 25ste verjaardag. Maar wie is ze eigenlijk, waar komt ze vandaan en hoe is ze gegroeid in 25 jaar tijd?

Anderhalf jaar geleden vroeg ik me dit zelf af, toen ik op televisie een korte oproep zag voor nieuwe schrijvers. Loesje was namelijk langzaam uit het straatbeeld van Amsterdam aan het verdwijnen. De witte posters, op plakzuilen of elektriciteitskastjes, die ik door de jaren heen op de Amsterdamse grachten en straten had zien hangen, hadden voor mij altijd al iets mysterieus. Iemand moet toch die leuke en soms kritische teksten bedenken en met de posters de Nederlandse straten versieren. Die ‘iemand’ bleek te bestaan uit meer dan 200 mensen. Al meer dan twintig jaar schreven zij uit alle hoeken van het land onder deze naam.

Loesje werd in 1983 opgericht door zes mensen, afkomstig uit verschillende actiebewegingen. De bewegingen, zoals de anti-kernenergie of kraakbeweging, verloren langzaam hun doel of ze stelden zich te negatief op in hun missie hun doel te bereiken. Deze zes mensen zochten naar een nieuwe manier om hun bet-rokkenheid bij de wereld te laten zien en tegelijkertijd een posit-ieve boodschap de wereld in te sturen. Zo werd Loesje geboren, zo’n 25 jaar geleden aan de keuk-entafel. De bekende teksten ondertekend door Loesje war-en in haar eerste jaren nog alleen plaatselijk te zien in en rondom Arnhem. Loesje bereikte in een klap landelijke bekendheid, toen zij in 1986 als politieke partij meedeed aan de landelijke verkiezingen. Zon-der veel succes. Ze verlegde echter snel daarna haar grenzen. In 1989 vertrokken er vijftig Loesje-leden naar Berlijn met lijm, posters en een lading en-thousiasme, om Loesje Internationaal op te richten.

Na het vallen van de muur werd de Berlijnse afdel-ing van Loesje opgericht, en andere steden in West-Europa volgden snel. Nu zijn haar posters zelfs in Nepal gesignaleerd! In het buitenland richt Loesje zich met name op het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting en expressie, maar richt zich ook op socialiteit, betrokkenheid en bewustzijn van actuele ontwikkelingen in de desbetreffende landen en de rest van de wereld. Ook al is de naam vaak on-mogelijk uit te spreken voor veel van haar interna-tionale lezers, op de meest uiteenlopende plaatsen

genieten mensen van haar tek-sten.

Samen met een vriendin heb ik op de Dam in Amsterdam afge-sproken met iemand van de Loes-je-organisatie, die is gevestigd in Arnhem. We stappen af op het meisje met de grote emmer lijm en een rugzak vol met posters, en niet te vergeten een groot wit T-shirt met de bekende Loesje handtekening; dat kan niet mis-sen! Lotte is vandaag naar Ams-terdam gekomen om ons te introduceren in de wereld van Loesje; ons te vertellen waar zij

voor staat, hoe ze te werk gaat en vooral dat we vandaag veel lol moeten hebben. Spannend, het wordt onze eerste wildplakervaring!Het verspreiden van Loesje-posters is toegestaan, dat valt namelijk onder de bescherming van vrijheid van meningsuiting. Elke gemeente in Nederland is verplicht om openbare plakborden te plaatsen om de vrijheid van meningsuiting te waarborgen. In iedere stad moeten de plakkers wel rekening houden met plaatselijke plakverboden. De openbare plakborden in Amsterdam zitten echter altijd vol! Je plakt er een poster, en de volgende dag heeft Es-

Page 30: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

cape of Paradiso er weer een overheen geplakt. Datschiet niet op, dus we plakken stiekem een posterop een elektriciteitskastje, terwijl een paar anderenop de uitkijk staan. Lotte vertelt ons dat de meestepolitieagenten de plakacties gewoon gedogen en hetmeestal hartstikke leuk vinden. Helaas worden er zonu en dan Loesje-leden betrapt met de kwast in dehand en krijgen ze wel een boete. Nu, alweer anderhalf jaar later, lopen we met onshuidige Amsterdam-team eens in de zoveel wekendoor de straten van de hoofdstad. De ene keerkiezen we de Pijp, en schrijven we over de markt ofover de yuppen. Een andere keer plakken we op enrond de Dam, en kan het koningshuis of de toerist

niet aan de scherpe uitspraken van Loesje ontko-men. Twee staan op de uitkijk, een kwast met lijmverschijnt uit een plastic tas, en een andere plakkerstaat klaar met de poster… Als je een keer met jeogen knippert heb je ons gemist! Een nieuwe postermag haar voorbijgangers weer vermaken!

Vanaf het begin stond ik versteld van de leukeideeën en uitspraken die er op de Loesje-postersstonden, en nog steeds verbaas ik me over de cre-ativiteit die voortkomt uit het samen schrijven. Loes-je heeft namelijk een speciale manier vanbrainstormen bedacht. Door vóór het schrijven ver-schillende woordspelletjes te doen, komen de Loesje-teksten vanzelf. Loesje speelt vaak op een bepaaldemanier met haar woorden, draait ze om of gebruikteen rijmpje. Op een avond produceren we gezamen-lijk een hele stapel mogelijke posters. Het is echteen groepsproces, waaruit uiteindelijk een selectiewordt gemaakt en waarvan de nieuwe Loesje-posters worden gemaakt. Loesje houdt geen blad voor haar mond. Of het nuover homoseksualiteit, het Koningshuis of de reger-ing gaat, het geloof, drugs of het milieu, deschrijvers pakken de onderwerpen op een creatievemanier aan. Niet alleen Loesje trekt haar mondopen over wat haar bezighoudt in de wereld, maarook haar familie – moeder, broertje of neef – latenhun boodschappen op de Nederlandse stratenachter. Soms om gewoon een positieve boodschapbij de mensen achter te laten of iets om over na tedenken. Creatief activisme noemen we dat bij Loesje.

Je kunt iets op honderd verschillende manieren zeg-gen. De kunst is om het zo te zeggen dat iedereen jehoort, mensen nieuwsgierig worden, reageren en

zelf mee gaan doen. Je maakt dus niet zomaar tek-sten. Je maakt aansprekende teksten, verrassend,humoristisch, relativerend of strijdbaar. Vooriedereen. Loesje wil graag onafhankelijk zijn van subsidies engrote geldschieters. Vandaar dat Loesje actief enmet succes boekjes, scheurkalenders en andereproducten verkoopt. Uit de inkomsten hiervanbetalen we onze activiteiten. Op dit moment teltLoesje ongeveer duizend leden waarvan er 200actief zijn. Actieve leden verzinnen samen met an-dere leden teksten, zorgen voor goede ideeën enverspreiden de posters. Iedereen is welkom bij Loesje. Iedereen kan invloed

hebben op de wereld, op welke manier dan ook.Loesje kiest ervoor om dat via posters te doen. Hetis eenvoudig en direct onder de mensen. Deposters brengen hopelijk een stroom van pro-gressieve ideeën met zich mee, en zolang weblijven schrijven en plakken droogt deze niet op.

Ook een paar antropologen en sociologen in Ams-terdam zijn actief voor Loesje. Vorig jaar ben iksamen met een stel anderen begonnen de Amster-damse afdeling van Loesje nieuw leven in te blazen.Wij zijn altijd op zoek naar enthousiaste nieuweleden voor onze ploeg. Iedereen kan schrijven voorLoesje! Dus lijkt het jou ook leuk om eens mee tedoen met een van onze gezellige, creatieve en in-spirerende schrijfavonden, of eens een keer metons op stap te gaan in Amsterdam met een rolposters onder de arm, mail dan naar [email protected], of kijk op www.loesje.nl voor meer inform-atie.

Stefanie Nijenbandring de Boer

Page 31: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Gabriela MendesKleurrijke melancholie uit Kaapverdië. De muziek-stijl weerspiegelt gracieus de melancholische zielvan deze Afrikaanse archipel.Tijd: 21.00 uurLocatie: Rasa Wereld culturen Centrum, UtrechtInfo: www.rasa.nl

Palestina 1948Documentaire 'Saz: The Palestinian Rapper forChange'Gekoppeld aan tentoonstelling Palestina 1948Tijd: 14:00 - 15:00Locatie: Tropenmuseum Amsterdam

Manuela y ManuelDrag queen in San Juan wordt gevraagd vader tezijn voor het kind van zijn beste vriendin. Tijd: 22.00Locatie: De Bali, AmsterdamInfo: www.debalie.nl

Het godinnenspektakel EventDerde golf emancipatie manifestatie voor man envrouw.Tijd: 14.39-22.39Locatie: Het zonnehuis, AmsterdamInfo: www.godinnenspektakel.nl

Nieuw Cultureel burgerschapCultuurvernieuwers uit diverse domeinen komensamen om het Nieuw Cultureel Burgerschap te on-derzoeken en ontwikkelen. Centrale vragen zijn:Hoe kunnen wij Nieuw Culturele Burgers zijn? enWie kan ons vormen tot Nieuw Culturele Burgers?Locatie: 9/10/11 jan. in Den HaagEn v.a.12/14/15 jan. in RotterdamInfo: www.stichtinginterart.nl

India collegecyclus 2009Keuzemodule van Instituut voor InterdisciplinaireStudies en de Universiteit van Amsterdam over In-dia voor studenten, mensen uit het bedrijfsleven,NGOs en andere belangstellenden.Tijd: 19.00-21.00 uur,Locatie: UvA, AmsterdamInfo: www.iis.uva.nl/interdisciplinaire_collegecycli

Gandhi: Geweldloze actie - Vrede is dewegDeze tentoonstelling geeft een beeld van het levenen denken van Gandhi.Een tentoonstelling van het Museum voor Vrede enGeweldloosheidLocatie: Etty Hillesum Centrum, DeventerInfo: 0570-64.10.03.

Expositie ‘The games must go on…’Over de spanning tussen sport, politiek en mensen-rechten waarbij de Olympische spelen centraalstaan.Locatie: nationaal monumentkamp in VughtInfo: www.nmkampvught.nl

Kiki on steroidsIntieme kijk in de wereld van transgenderisme enzelfpresentatie op internet.Locatie: Mediamatic Bank, AmsterdamInfo: www.mediamatic.net

Palestina 1948Herinneringen aan een verdwen-en vaderland. Locatie: Tropenmu-seum AmsterdamInfo: www.tropenmuseum.nl

Music in MotionMuziek als cultureel fenomeen verplaatst van plaatsnaar plaats, wordt overgenomen, verandert en reistverder. Tentoonstelling in combinatie met live con-certen.Locatie: Museum Volkenkunde LeidenInfo: www.rmv.nl

De PerzenMuziektheater van "De Perzen". Deklassieke tekst van Aeschylus in eenIraans Nederlandse bezetting van deStichting Albarica i.s.m. Alan Yade-garian.Locatie: verschillende locaties inNederlandInfo: www.albarica.nl/index.html

Page 32: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

De Opleidingscommissie is een adviesorgaan binnen de opleiding Culturele Antropologie. De commissiegeeft gevraagd en ongevraagd advies over onderwijsgerelateerde onderwerpen en probeert onderandere door middel van evaluaties de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De OC bestaat uit vierdocentleden: Oskar Verkaaik (voorzitter), Yolanda van Ede, Thijl Sunier en Vincent de Rooij, en vierstudentleden Carlijn van de Meulenhof, Sanna Burggraaf, Mardjan Abidian en Willemijn Rijper. Bij dezeweer een update voor jullie over de ontwikkelingen.

Elk jaar organiseert de Opleidingscommissie panelgesprekken. De studentenpanels dragen er toe bij dat dekwaliteit van het gegeven onderwijs wordt bewaard of zelfs verbeterd. Afgelopen maand hebben deze danook weer plaatsgevonden. In de gesprekken, die in kleine groepjes plaatsvonden, vroegen wij studenten uitverschillende jaren om in een informele sfeer te vertellen over hun onderwijservaringen van het voorgaandejaar. Op deze manier hebben wij een beeld gekregen van de kwaliteit van de vakken die worden gegeven, dedocenten, de werkdruk, etcetera. Van de uitkomsten van de gesprekken maken wij een verslag metalgemene bevindingen. Deze zullen het uitgangspunt vormen van een rapport waarin wij een aantalaanbevelingen zullen voordragen die voor een verbetering van de opleiding en het onderwijs zullen leiden. Wijwillen iedereen die heeft meegewerkt aan de panelgesprekken bedanken voor hun bijdrage en hopelijkkunnen we bij de volgende gesprekken weer op jullie bijdrage rekenen.

Aan het einde van elk semester worden er evaluaties afgenomen over de gevolgde vakken. Het is van hetgrootste belang dat jullie deze evaluaties invullen zodat de OC (en ook de docenten) een goed en kritischbeeld kunnen krijgen over de vakken. Aan het eind van elk semester gaat de OC per vak kijken naarkritiekpunten die jullie aandragen om de kwaliteit van de vakken te verbeteren of te waarborgen. Vakken diegoed worden geëvalueerd kunnen een voorbeeld zijn voor het algemene onderwijs, dus ook goede evaluatiesworden in beschouwing genomen. Wij zullen onze bevindingen beknopt naar jullie communiceren doormiddel van een extra nieuwsbrief in de Cul. Alvast bedankt voor het invullen en houdt de Cul in de gaten voormeer informatie over de evaluaties!

Op dit moment zijn wij met een aantal punten bezig die kritisch bekeken moeten worden binnen de opleiding.We willen niet te veel vooruit lopen op bepaalde zaken en daarom willen we in deze nieuwsbrief de meesturgente problemen ten gehore brengen, namelijk: het immense verschil in studielast bij de verschillendevakken, de hoeveelheid literatuur, de toetsingsvorm en de afronding van de themamodules. Wij zijn vanmening dat een diversiteit in de toetsing van themamodules goed is. Een terugkerend punt is echter nogsteeds het afronden van de bachelor met een derde themamodule. Deze regel houdt in dat een student metdrie themamodules een themamodule moet afronden met een paper van 6000 woorden. Wij vinden dat erbinnen de modules dan ook de mogelijkheid moet zijn om dit correct te doen. De huidige toetsing van demeeste themamodules (6 van de 10) bestaat op dit moment uit een aantal kleine opdrachten (korteessays, presentaties, take-hometentamen etc.). Dit kan problematisch zijn voor zowel de student als hetprogramma en de opzet van de docent: moet de student dan wel zijn/haar korte opdrachten maken of enkeleen eindpaper schrijven? Worden bijvoorbeeld drie korte essays goedgekeurd als een lange? Wordt eenpaper dat door meerdere personen is geschreven goedgekeurd? Moet de student een 'derde themamodule'kiezen naar toetsing en niet naar onderwerp? Dit zijn een aantal vragen waar binnen de opleiding nog nietgenoeg antwoord op kan worden gegeven. Waar wij voor pleiten is een beter afgestemd format waaraanthemamodules moeten voldoen. Dit betekent niet een standaardisering van toetsing en manier van collegegeven, maar eerder een afstemming van hoeveelheid werk en afronding van de module. Ook zien wij graageen betere toepassing van de opgegeven literatuur op de colleges en in de kennistoetsing. Dit wordt namelijkons inziens bij een aantal themamodules afdoende gedaan. De gehele kwestie zal worden besproken in dekomende docentenvergadering in december. Uiteraard houden wij jullie op de hoogte.

Vergeet niet dat je eventuele klachten en/of vragen altijd bij de studentleden van de commissie kwijt kunt.Spreek ons dus aan! Dit kan als je vragen hebt over de opleiding, de vakken die je volgt, de ontwikkelingen en

Page 33: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

veranderingen die gaande zijn, of als je een klacht hebt over een vak, een docent, een te hoge of te lage werkdruk, etc. Wij kunnen je helpen door antwoord te geven op je vragen of om met je klacht aan de slag te gaan. Op dit moment wachten wij nog op een nieuw emailadres dat we van de UvA krijgen, maar tot die tijd kunnen jullie ons bereiken via [email protected]. Zodra wij beschikking hebben over een UvA account, dan zullen wij per e-mail aan jullie bekend maken. Natuurlijk zijn jullie van harte welkom om even langs te komen in de studentenkamer (0.13) van het Spinhuis, maar jullie kunnen ons natuurlijk ook aanspreken in de wandelgangen of na colleges.

Groetjes van de OC!

Workshop Spoken word: Woord Barriers!

Afgelopen woensdag 12 november vond de workshop Woord Barriers plaats. Woorden geven de vrijheid ons te uiten maar zorgt ook voor barrières, wat wij als antropologen met de vertalingsproblematiek maar al te goed weten. 'Kain The Poet' en onze eigen Rufus en Juan-Carlos bezorgde ons een diepe, leerzame en leuke avond waarin onze kijk op poëzie en spoken word werd verdiept. 'Kain The Poet' begon met vertellen over de opkomst van Spoken Word in Amerika. Hij heeft meegemaakt en eraan bijgedragen dat de zwarte bevolking van Amerika hun stem liet horen doormiddel van spoken word. Door bijvoorbeeld de voorheen onderdrukkende term

“Nigger” te gebruiken als wapen tegen onderdrukking werden ze gehoord door de main stream blanke Amerikanen. Tijdens dit verhaal werd een aantal prachtige gedichten ten gehore gebracht. Vervolgens vertelde Rufus over Nederlandse rap en hoe hij zijn ideeën en gevoelens uit tijdens zijn rap optredens. Juan-Carlos gaf ons vervolgens een kijkje in zijn eigen gedichten welke hij eerst in het Papiamento voordroeg en vervolgens vertaalde in het Nederlands. De gedichten/raps die werden voorgedragen gaven ons een duidelijk inzicht in de mogelijkheden die er zijn binnen de spoken word scene. De avond eindigde met de mogelijkheid voor de (helaas weinige) studenten een eigen stukje te schrijven en on the spot voor te dragen. Hierin ontpopte sommigen zich als ware poëten met onderwerpen als het doel van M&T en de kwelling van inspiratieloosheid. Deze avond was een leuke voorbereiding voor de, in het aankomende semester geplande, poëzie avond.

Voorzitter Sco Kwakiutl, Tetske van Dun

Halloween Party

The Texas Chainsaw Massacre herleefde in Club 8 toen vele verklede antropologen en sociologen zich onder het mom van het Amerikaanse feest kwamen bezatten. Ondersteund door de stuiterende skeletten die de VJ’s op het witte doek toverden, draaiden achtereenvolgens; Boef, Roger Kox, DG Rico en Aram. De gekostumeerde feestgangers gingen zowel los op de dansvloer, als aan de ping pong tafel. Toen het bier al redelijk aan het vloeien was werd de winnares van de ‘Beste Kostuumprijs’ bekend gemaakt. Vera Hoetjes a.k.a. Lucia de B. was het meest angstaanjagend en mocht zich terecht de engste der aanwezigen noemen. Props voor alle mensen die ook hun best hebben gedaan, de feestcommissie is erg blij met de inzet en creativiteit! Het was uiteindelijk een meer dan geslaagde avond. De feestcommissie kijkt net als jullie uit naar de volgende party!

Jelmer Hoogeboom

Page 34: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

samen te werken en een goede coördinatie, ontwik-kelde zich een uitgebreid systeem van structurenen regels.Met behulp van een stelsel van netten – de tonnara– wordt jaarlijks de tonijnvangst georganiseerd. Hethoogtepunt van de tonijnvangst is de mattanza, alsde tonijn met speren vanuit het water op de bootwordt getrokken. De mattanza is een spannendmoment dat niet alleen de basis is van de economievan Favignana, maar tegelijkertijd ook een momentwaarop de visser, in nauw contact met de giganti-sche tonijnen, zijn moed en kunde moet tonen. Detonijnvangst bepaalt de status van de vissers in deFavignaanse samenleving.Om dit alles goed te laten verlopen is er een duidelij-ke hiërarchie nodig. De raís – Arabisch voor koning– staat aan het hoofd van de vangst en bezit een ab-solute autoriteit tijdens deze periode. Hij leidt desoms wel honderd man tellende groep vissers, detonnaroti, en bepaalt wanneer er voldoende tonij-nen in de netten zitten om de mattanza te starten.

De mattanza is een gebeurtenis van grote symboli-sche betekenis in Favignana. Nadat de vissen tel-kens van één kamer van de netten in de volgendekamer zijn geleid, opdat zij nog kunnen paren,komen ze uiteindelijk aan in de laatste kamer, decamera della morte. Deze met bloemen versierdekamer is het toneel van een bloedige vangst.

Op de ochtend van de vangst wordt er een mis op-gedragen en op het land rondom de tonnaraworden beelden geplaatst van de heiligen die de vis-sers moeten beschermen en wordt er gezongen.Vervolgens geeft de raís het startsein voor devangst. Clemente, een tonijnvanger, zegt hierover:

Met name in het gebied rond Siracusa en dewestelijke Egadische eilanden worden in de lente –als de tonijn vanuit de koudere wateren, honderdvijf-tig kilometer per dag afleggend, naar de Middelland-se Zee trekt om te paren – met netten enharpoenen tonijnen gevangen. Als een bron van pro-teïne nam de tonijn een belangrijke plaats in dezegebieden in. De tonijnvangst creëerde werk voor dui-zenden mensen – visslagers, technici, steenhou-wers, magazijnknechten, timmerlui, koks, sjouwers,kistenmakers, kantoorbedienden, kassiers, vrouwendie in de crèche werkten, loodgieters, elektriciens,secretaressen, bewakers, portiers, blikmakers, em-balleurs en expediteurs. Het was hier in Sicilië, waarwerk zo kostbaar was dat het bij de wet verbodenwas twee banen te hebben, zelfs geaccepteerd datvrouwen werkten, er was zelfs een uitgebreid sys-teem aan faciliteiten voor werkende vrouwen. In Fa-vignana, een van de Egadische eilanden, was detonijnvangst al vroeg van zo'n groot economisch be-lang voor de regio dat de eerste koning van Sicilië,Rogier II, bepaalde dat de tonijnvangers ten tijdevan de vangst ook op zondag mochten werken.Al in de veertiende eeuw was tonijn de belangrijksteindustrie op Sicilië en de hoofdbron van inkomstenvan de koning. Om deze winsten veilig te stellen,werden er vele vrijstellingen doorgevoerd voor detonijnvangers, zoals onschendbaarheid voorstrafvervolging tijdens de periode van de vangst. In1829, onder Vincenzo Florio, steeg de tonijnvangsttot recordaantallen van soms wel drieduizend perdag. Technische ontwikkelingen maakten het indeze tijd ook mogelijk om tonijn wereldwijd teexporteren. De tonijnvangst was in die tijd in dit ge-bied zo winstgevend dat er personeel uit omliggen-de plaatsen moest komen om te helpen enFavignana nog vóór Rome elektriciteit had.

Behalve het economische belang was detonijnvangst ook van groot sociaal en cultureel be-lang in Favignana en andere Siciliaanse plaatsen.De reusachtige vissen van soms wel 750 kilokomen in de lente ‘uit het niets’ in grote getalelangs de kusten van Sicilië. Omdat de vissen zogroot zijn en alleen gevangen kunnen worden door

In Sicilië is de tonijnvangst van grote economische, sociaal-culturele en symbolische betekenis – de tonijn is een symbool van het leven. Tegelij-kertijd is de vangst levensgevaarlijk en bloedig. Een gebeurtenis vol te-genstrijdigheden – een ‘verloren overwinning.’

Page 35: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Twee mannen aan de voorkant van de tonijn en twee aan de achterkant dragen lange speren van drie meter om de tonijn in eerste instantie vast te houden en in positie te brengen voor de vier middel-ste mannen, die allen een korte speer hebben, een speta, van ongeveer een armlengte lang. Van de mannen met de speta, twee aan elke zijde van de tonijn, zijn er twee die arringatore worden ge-noemd; de sterkste en meest ervaren tonijnvissers. Zij hebben nauw fysiek contact met de tonijn op het moment van het vangen. De arringatore tillen de vis-sen met hun speren in hun geheel rechtop uit het water, waarna de spartelende vis in de boot moet belanden.De combinatie van spanning, moed en fysieke kracht van de vissers en daarnaast de strijd van de tonijnen die naar Sicilië komen om te paren, maar er vervolgens gedood zullen worden, zorgt ervoor dat de mattanza emotioneel erg aangrijpend is. De zee kleurt roze – het rode bloed van de tonijnen dat zich mengt met het schuim van de zee en het kuit. Tegelijkertijd moeten de vissers doorgaan omdat de economie en hun leven afhangen van de vangst van de tonijnen. Hoe kunnen Sicilianen deze tegenstrijdigheid – van dood en geweld enerzijds en leven anderzijds – den-ken? Hoe kunnen de vissers in Favignana deze die-ren, die naar Sicilië komen om te paren, die de bron zijn van de economie en de sociale structuur van Fa-vignana, zo gewelddadig doden? Alleen door een ver-schil te veronderstellen tussen de tonijn voor de vangst en de tonijn na de vangst is het mogelijk de tegenstrijdigheid te overkomen. Het zijn niet de vis-sen als zodanig waar de Sicilianen in geïnteres-seerd zijn, maar de tonijnen. De vissen komen naar de Middellandse Zee om te paren, maar de tonijnen worden gevangen. Er wordt pas van tonijnen ge-sproken zodra de vissen gedood zijn. Daarvóór zijn het slechts vissen. Dit betekent dat de vissers hun vallen bouwen voor vissen en dat ze hun speren steken in de lichamen van vissen. De tonijn, als symbool van leven, ontstaat pas als de mattanza voorbij is.

Rond de jaren '80 verandert de tonijnvangst in Si-cilië, wat enorme gevolgen heeft voor zowel de eco-nomie van het dorp, als ook voor de sociale structuren. Door de grote vraag naar tonijn vanuit Japan – met name het vette buikvlees – nemen meer en meer Japanse bedrijven de tonijnvangst over of zorgen ervoor dat ze, met moderne boten, de tonijnen uit de zee vissen voordat zij in Sicilië aan-komen. De fabriek in Favignana waar meer dan dui-zend mensen werkten in de verwerking van tonijn,

sloot in 1981 zijn deuren.De vangst vindt nog wel plaats op Favignana, maar het zijn nu de Japanners die de baas zijn. De raís, ooit een onbetwistbaar gezag, wacht nu op de komst van de Japanse koelboten alvorens de mat-tanza te starten. Door voor toeristen de mattanza nog jaarlijks op te voeren, verdienen de inwoners van Favignana nog steeds iets aan de tonijn. Waar de raís vroeger als enige wist hoeveel tonijnen zich in de camera della morte bevonden en dus ge-heime kennis had over de tonijnvangst, houdt hij de aantallen nu om heel andere redenen verborgen; als de Japanners er achter komen dat er veel tonij-nen gevangen gaan worden, daalt de prijs die ze willen betalen. Als belangrijkste bron van de eco-nomie, als basis van sociale structuren en als be-langrijk symbool van het leven is de tonijn nu weggevallen. Het is een verloren overwinning.

Freek Janssens

Page 36: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Twee jaar geleden gaf ik een interview aan de Te-legraaf en schreef ik een opiniestuk in Trouw overde financiële en morele crisis die in Hongarije wasontstaan naar aanleiding van de bekentenis van deHongaarse premier, Ferenc Gyurcsány dat hij voor-afgaande aan de verkiezingen in het voorjaar van2006 bewust de macro-economische statistiekenvan het land vervalst had om de kiezers in zijn landaan zijn kant te krijgen. Het ging hierbij niet om degebruikelijke halve procent waarmee de meeste lan-den van de Europese Unie sjoemelen om hiermeeeen betere indruk van zichzelf te geven. Zelfs ginghet niet om de gebruikelijke twee-tot-drie procentdie de nationale Griekse en Italiaanse statistischebureau’s ons voorspiegelen maar het was nog veelerger. De voorspelling van de groei van het BNP diein werkelijkheid nog geen drie procent bedroeg,werd neergezet als meer dan tien procent. De leuzevan de verkiezingscampagne werd hierop afge-stemd. Er werd gekozen voor een goed klinkendeHongaarse sound-bite ‘de economie dondert voor-uit’. De Hongaarse tegenhanger zal ik de lezer maarbesparen. Vooral de klanknabootser ‘bulderen, don-deren’ moest het geluid van een wals of een tank bijhet electoraat oproepen. Daar is ook Gyurcsány enzijn socialistische MSZP aardig in geslaagd. HetHongaarse electoraat niets vermoedend dat hetland financieel-economisch aan de rand van de af-grond stond en dat er in werkelijkheid helemaalgeen spectaculaire groei was geweest, hono-reerden de leugens van de premier en zijn ver-kiezingsteam. Ferenc Gyurcsány en zijnsocialistische MSZP kregen opnieuw een mandaat.

Op de eerste bijeenkomst van de nieuw gekozenfractie in een staatsconferentie-centrum aan hetBalatonmeer eind mei 2006 gaf de premieropening van zaken. Dat deed hij niet in het openbaarmaar voor zijn eigen fractie in besloten kring. Hetdoel van de bijeenkomst was om zijn eigen fractiele-den die blijkbaar tot dan toe niet geïnformeerd wa-ren over de werkelijke staat van de Hongaarse

economie te informeren over het beleid van de af-gelopen vier jaar en om de steun van zijn fractie tevragen onder de bekendmaking van de werkelijkestand van zaken. Gyurcsány gaf toe dat hij gelogenhad over de ware staat van de economie en dat hijdat wel had gemoeten anders waren de verkiezin-gen verloren gegaan. Hij gaf toe dat hij en zijnregering een wanbeleid hadden gevoerd en dat deHongaarse financieel-economische situatie in hetgeheel niet zo goed was. Hongarije stond aan derand van de financiële afgrond. Verdere bezuinigin-gen van de overheidsuitgaven waren onvermijdelijkgeworden die bij het publiek verbitterde reactieszouden oproepen. Gyurcsány sommeerde deangsthazen van de fractie de politiek te verlatenals zij bang waren voor de tegenstand en intimida-tie uit de samenleving. De premier bereidde zijnfractieleden voor op een heuse “oorlog” tegen zijneigen bevolking. Voor degenen die het Hongaarsmachtig waren en de speech gehoord of gelezenhebben, moet vooral het taalgebruik van dit heer-schap ongelofelijk in de oren geklonken hebben. Hijsprak vele keren over het “hoerenland Hongarije”als hij het over Hongarije had, het land waar hij zelfpremier van was. Een land wat al meer dan dui-zend jaar een plaats op de kaart van Europa heeften sinds 1999 en 2004 lid is van beschaafdeWesterse gremia als respectievelijk de NAVO ende Europese Unie.

We zullen nooit te weten komen of het de bedoe-ling was de geheime rede aan het Balatonmeer telaten uitlekken of niet. Er gingen in de zomer van2006 geruchten in Boedapest dat de oppositie inhet bezit gekomen was van een bandopname meteen geheime rede van Gyurcsány. Gyurcsány, eengetrainde bolsjewist koos voor de vlucht naar vo-ren. In september 2006 liet hij op de staatsradiodie in handen is van de socialistische regering hetbandje zogenaamd uitlekken. Gyurcsány nam deregie zelf ter hand. Hiermee koos Gyurcsány er be-wust voor om de gespannen politieke verhoudin-gen in het land op scherp te zetten. Met het latenlekken van het bandje sloeg hij de oppositie de stokuit handen om hem te slaan. Nu moest hij de pu-blieke verontwaardiging incasseren en zien te over-leven. De dag van het uitlekken reageerde deHongaarse bevolking inderdaad verontwaardigd.De Hongaren voelden zich bedondert over de“bulderende economische vooruitgang” die dusfake was. Massa’s mensen kwamen bijeen op hetKossuth-plein voor het Hongaarse parlement omhun afkeuring over de leugens van de premier tegeven. Op een van de avonden werd het studioge-bouw van de Hongaarse staatstelevisie dat nietver van het parlementsgebouw is door de menigte

Page 37: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

bestormd nadat de televisieleiding geweigerd had om een petitie van de demonstranten waarin voor meer openheid werd gepleit in de Hongaarse maat-schappij op te lezen. De verzamelde menigte re-ageerde zijn frustratie af en viel het televisiegebouw aan waarbij rake klappen vielen en er vernielingen werden aangericht. Opvallend was dat er op de Hon-gaarse staatstelevisiezenders en satellietzenders li-ve verslag werd gedaan van de “bestorming” van het televisiegebouw. Dat is ongebruikelijk omdat tot aan de dag van vandaag het “nieuws” in de Hongaar-se media zwaar gefilterd wordt, zeker als je dat met Westerse televisiezenders vergelijkt. Verder was op-merkelijk dat de premier die avond en nacht zelf de coördinatie van de verdediging van de openbare or-de in Boedapest voor zijn rekening nam. Hij zette de verantwoordelijke politiecommandant van Boeda-pest en zijn eigen minister van Justitie aan de kant. De aanwezige politie die een flink pak slaag had ge-kregen, kreeg pas laat in de nacht versterking van andere politietroepen in het land. Nu is Hongarije niet zo’n klein land – bijna drie keer zo groot als Nederland – maar toch nog klein genoeg om bin-nen een aantal uren troepenversterking naar de hoofdstad Boedapest te kunnen dirigeren. De Rus-sen lukte dat ook bij het neerslaan van de Hongaar-se Opstand in 1956. Pas bij het krieken van de ochtend was de orde in de hoofdstad en ook rond het televisiegebouw hersteld. Gyurcsány vertelde doodleuk de volgende avond in een lang interview uit-gezonden door de staatstelevisie dat hij de hele nacht aan de knoppen van de operatie had gezeten en dat het hem niet gelukt was om eerder troe-penversterkingen naar de hoofdstad te sturen. In de dagen ernaar bleek wat het verzuim de calcule-rende premier had opgeleverd. De demonstranten die te hoop gelopen hadden tegen de leugens van Gyurcsány werden verantwoordelijk gesteld voor de vernielingen in het televisiegebouw. Heel handig werden op de staatstelevisie beelden gemengd van de demonstraties op het Kossuth-plein voor het parlement en de vernielingen die in het televisiege-bouw aangericht waren. Hierdoor leek het alsof de vreedzame betogers die een politieke boodschap hadden, namelijk “weg met Gyurcsány” onzuivere bedoelingen handen, namelijk het met geweld om-verwerpen van de zittende, “democratisch” gekozen regering. In plaats van dat de demonstranten een stok hadden om hem te slaan, had de geplaagde premier nu een punt om de demonstranten tegen zijn beleid in diskrediet te brengen.

Voor de politie was het uithuilen. Gyurcsány was er niet in geslaagd om versterkingen op tijd naar Boed-apest te krijgen en dat speet hem zeer. Daags na de bestorming van het televisiegebouw bezocht hij

Page 38: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

theatraal een aantal gewonde politieagenten in hetziekenhuis. Gyurcsány sprak de belofte uit dat de po-litie versterkt zou worden. Hij wist zijn politiemen-sen goed te motiveren en wist dat er spoedig eengelegenheid tot revanche zou komen. De nieuweconfrontatie tussen de Hongaarse politie en de de-monstranten tegen het beleid van Gyurcsány kwamop de dag van de viering van het vijftigjarige jubile-um van de Hongaarse Opstand van 1956 tegen deSovjetoverheersing van Hongarije die op 23 okto-ber begon. Wat een nationaal hoogtepunt had moe-ten worden waarbij leiders uit alle delen van dewereld aanwezig waren, werd een ware veldslag.De Hongaarse politie vergreep zich aan de demon-stranten. Maar niet alleen aan de demonstrantenook aan toevallige voorbijgangers. De willekeur vangeweld zoals de veiligheidspolitie dat in de jaren vijf-tig onder het stalinisme in Hongarije had ge-praktiseerd, maakte zich meester van een stad diedampte van de traangasbommen en waar hetbloed op de straten het spoor van het politieop-treden markeerde. Ook de buitenlandse gasten ver-bleven die dag in Boedapest om de officiële vieringmee te maken, ook onze Jan Peter, maar diehebben niet veel gezien. De tribune met hoge gas-ten die de officiële plechtigheden mochten bijwo-nen, was kundig van de buitenwereld afgeschermd.

September 2008. De kredietcrisis dient zich aan.Eerst in de VS maar ook onze eigen banken wordengetroffen. De Belgisch-Nederlandse Fortis Bankwordt met staatssteun overeind gehouden. Spoe-dig volgen andere banken. Voor één bank is het telaat. De IJslandse Icesave. In de maand oktoberzien we de gedupeerde spaarders waarondergemeentes en provinciën jammerend in beeld. Despeculanten die voor een onsje meer hun hebbenen houden ingezet hebben, moeten gered worden.Zielige vertoning. Ondertussen kondigt de EuropeseCommissie af de Europese spaarders tegemoet tekomen. De spaarders kunnen erop rekenen dat100.000 euro van hun spaargeld gegarandeerd is.De maatregel wordt met veel bombarie aangekon-digd. Wat geen enkele media echter melden is datde nieuwe, Oost-Europese lidstaten niet verdergaan dan 50.000 euro garantie voor spaarders.De helft van het bedrag in het oude Europa dus.Worden onze nieuwe medeburgers in het oostelijkedeel van de Unie wederom in de steek gelaten? Enleidt dat niet tot kap[itaalvlucht naar West-Europa?En wat nog erger is. In Oost-Europa dreigen niet al-leen banken om te vallen maar hele landen. Het zalmij gaan benieuwen wat er gaat gebeuren. Het kanniet anders of Hongarije zal ook omvallen, als ergeen hulp komt. Eerst moet Oekraïne op de been

gehouden worden. De kolos, het land is zo grootals Frankrijk dat de buffer met het Rusland van Pu-tin moet gaan vormen maar zelf verdeeld is tus-sen een pro-Westers en een pro-Russisch kamp.Het IMF werpt een reddingsboei toe. Het landkrijgt 15 miljard euro van het IMF en de Wereld-bank waardoor het de facto onder Westerse cu-ratele geraakt. De kans is groot dat het bedragnet genoeg is om weer een jaartje te overleven.

In de tweede helft van oktober raakt de Hongaarsemunteenheid, de forint in een vrije val. De economi-sche meltdown van Hongarije is dan toch begon-nen. Ik had het al twee jaar geleden al voorspelt.Niemand wilde luisteren. Persoonlijke genoeg-doening is altijd leuk maar ik weet niet of ik er nuzo blij mee moet zijn. In een week tijd verliest de fo-rint meer dan dertig procent van haar waarde tenopzichte van de euro. De Hongaarse NationaleBank probeert het tij nog te keren met eenrenteverhoging maar dat wil maar moeilijk. Dankomt het IMF, de Wereldbank en de EuropeseCommissie met een reddingsprogramma. Honga-rije krijgt bijna 19 miljard aan leningen. Voor Hon-gaarse begrippen een astronomisch bedrag. Ishet hele land wel 19 miljard waard, vraag ik meaf? Vreemd is dat de voorwaarden waaronderdeze lening wordt toegekend niet bekend wordengemaakt. Waarom eigenlijk niet? Het is een feitals het IMF hoofddonor is en er een lening ver-strekt wordt dan volgt er een keiharde ronde vanbezuinigingen. De lening geldt voor 17 maanden.Toeval of niet maar dan zijn er weer verkiezingenin Hongarije. Een deel van het geld moet gebruiktworden om eerdere leningen af te lossen. Het heleidee van de leningen is gebaseerd op een sub-stantiële groei maar de Hongaarse regeringmaakt in november bekend dat de economie zalkrimpen volgend jaar. Een negatieve groei van éénprocent. Gezien de reputatie van het vervalsen vanstatistieken zal dat best weleens meer kunnen zijnen dan zit het land in een stevige recessie. Het zalniet anders kunnen dan dat volgend jaar weer eenstevige kapitaalinjectie nodig zal zijn. Twintig jaarhervormingen onder leiding van de Westerse inter-nationale monetaire wereld en de Europese Unieheeft ervoor gezorgd dat het land feitelijk niets op-geschoten is. De publieke voorzieningen zijn in eenslechtere staat dan twintig jaar geleden in de nada-gen van het goelasj-communisme. Het land is fail-liet en leeggeplunderd. Het hoe en waarom is aande gewone Hongaarse burger niet uit te leggen.

Hoe gaat het met het “wonderkind” van Hongarije,premier Gyurcsány. Wel hij is nog steeds premier

Page 39: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

maar dit keer heeft hij nog weinig binnenlandse me-destanders over. Hij leidt een minderheidsregering. Hij heeft de afgelopen twee jaar twee prioriteiten gehad. Ten eerste heeft hij voor de Europese Com-missie braaf zijn huiswerk mogen maken. Zijn bezuinigingprogramma’s, convergentieprogram-ma’s geheten met een sjiek woord waren elke keer weer achterhaald bij publicatie. Dan moest er hals over kop een nieuwe, aangepaste versie worden ge-schreven. Het tempo hiervan gelijk een Hongaarse csardas was voor de Brusselse bureaucraten niet bij te houden. Niemand behalve Gyurcsány kent de laatste versie. Ten tweede heeft hij de politie tot aan de tanden bewapend. Hongaarse politieagen-ten zien er tegenwoordig uit als ufonauten met een gummiknuppel in de aanslag, maaiend naar een ie-der die het met het “genie van de poesta” niet eens is. Miljoenen zijn er de laatste jaren gegaan naar het handhaven van de “orde” op nationale feestda-gen in Hongarije, de herdenking van de Hongaarse Opstand tegen de Sovjet overheersing op 23 okto-ber; de Hongaarse Vrijheidsstrijd van 1848-1849 op 15 maart tegen de Oostenrijkse overheersing; en op 20 augustus, op St. Stefanusdag, de grond-legger van Hongarije. Ik geef toe dagen die aanzet-ten tot verzet tegen terreur. Gyurcsány weet echter niet van opgeven. Als een echte bolsjewist is macht het enige wat telt voor hem. Onvoorstelbaar dat de Hongaarse staatstelevisie zijn aankondigin-gen en persconferenties nog op uiterst serieuze toon becommentariëren. Je barst in lachen uit als de man weer opkomt en zijn act als een volleerde “tovenaar van Oz” weer opgevoerd heeft. Maar dan dringt het ook weer tot mij door. Dit is ook de EU waarin ik leef en deze man is de hoop van het Wes-ten in Hongarije. Hij is hun man. Hoe is dat mogelijk? Mijn EU waar respect voor mensenrech-ten, vrijheid van meningsuitingen, burgerrechten, democratisering, transparantie, goed bestuur en ci-viele maatschappij hoog in het vaandel staan. De premier van een minderheidsregering staat garant voor de lening. Niemand in Hongarije behalve hij weet hoe het zit. Wij geven hem krediet. Vol onge-loof staar ik naar zijn persconferenties.

Dat de Westerse banken onder toezicht worden ge-plaatst is een goede zaak. Het werd zo langzamer-hand een stuitende vertoning. De limousines werden steeds groter en het marmer van de bank-gebouwen steeds glimmender. Oost-Europa werd gebruikt om zwart geld wit te wassen. Oost-Europa niet als de assemblagehal van de wereld maar als de gokhal van Europa. Ook daar grote limousines terwijl het gemiddelde maandinkomen van Janus modaal toch maar zo’n 300 euro gemiddeld be-draagt. Speculerende bankdirecties worden onder

druk gezet om af te treden. Toezichthouders worden aangesteld om namens de overheid, namens ons allen, de vinger aan de pols te houden. De kaste der hebzuchtigen is tot de orde geroepen. Er was een kredietcrisis voor nodig om tot het in-zicht te komen dat het zo niet verder kon. Spijtig dat een aantal van deze mensen voor hun hebzucht, een van de klassieke ondeugden, niet publiekelijk boete heeft moeten doen. De schandpaal had zeker de goede plaats geweest. Het oude Europa komt er waarschijnlijk met een sisser vanaf behalve IJsland. Maar de IJslanders hebben de kredietcrisis vooral aan zichzelf te danken. Maar hoe zit het in het nieu-we Europa? Daar lijken de hebzuchtigen gewoon te blijven zitten. We pompen er miljarden in en zullen er nog vele miljarden in moeten pompen. We stellen niet eens toezichthouders aan zoals bij onze eigen banken. We hebben blind vertrouwen in de zit-tende elites, in de Gyurcsány’s die er een puinhoop van hebben gemaakt. Zelfs heeft nog niemand het idee geopperd om gepensioneerde West-Europese politici met een onbesmet blazoen als gevolmachtigd minister namens de EU aan te stellen in landen als Hongarije, Bulgarije en Roemenië. Laat ik dan de eerste zijn. Wat mij be-treft is Wim Kok een goede kandidaat om in Honga-rije orde op zaken te stellen.

László Marácz

Page 40: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

Europa is opnieuw ontvoerd. De favorietemaîtresse van filosofen en literaire salontijgerswerd volgens de Griekse mythe ooit geschaaktdoor oppergod Zeus, maar is nu al jaren inhanden van politici en campagneteams. Terwijlhet label Europa tot aan de TweedeWereldoorlog vooral een religie, beschaving ofcultuur vertegenwoordigde, kunnen we Europasinds enkele decennia misschien eerder alsmerknaam zien. Merknamen waarderen weonder invloed van de waan van de dag. Wat heefthet oude Europa met het nieuwe Europa temaken en wat is het echte belang van markt,diversiteit, idealisme en cultuur in Europa?

Zoals ook Duitsland ooit synoniem van cultuur ofjuist straffe politieke orde was, maar nu vooralassociaties kent als Volkswagendegelijk Made inGermany, worden ook onze ideeën over Europainmiddels vooral door de Euro en landbouwquotabepaald. Europa is een merk en een formule,steeds minder een cultuur of een verlangen. Datklinkt nostalgisch en verbitterd, maar nodig is datgeenszins.Merknamen zijn conjunctuurgevoelig. Hetoptimisme dat ertoe leidde dat prestigieuzeuitkijktorens ‘Euromast’ werden genoemd, datcampings kwaliteit konden etaleren met namen alsEurocamp, dat verkopers van religieuze kitsch inbedevaartsoorden gelovigen konden verleiden metl’Europe, of dat een supermarkt op de kleintjesdurfde te letten met Euroshopper is nu weer evenondenkbaar. Geen marketingcampagne zou daarnu nog aan beginnen. Na een wat al te ambitieuzeuitbreidingsobsessie en een paar mislukteverdragen is de glans heel even van de goudgelesterren op de Europese vlag. Het zal ook geenbevlogen betoog van een schrijver-intellectueel ofpresident-filosoof zijn die deze glans weerterugbrengt: de impact van olieprijzen of eenkredietcrisis op het geweten van Europa is opnieuwgroter dan een moreel appèl. Misschien kunnen wevolgend jaar dus weer aan de Eurokaviaar. Natuurlijk, ook het Europa van voor de TweedeWereldoorlog had zijn dalen en pieken. Zovervingen de donkere dagen van SpenglersUntergang des Abendlandes ooit het kritieklozeimperialisme van het einde van de negentiendeeeuw als eerste associatie bij Europa. Eerder nogmaakte het Middeleeuwse niet-nationale christelijkeEuropa plaats voor een elitair humanistisch Europa.Toch waren de breuken toen anders, dieper dan

het gemopper rond verdragteksten en heteuforische vuurwerk bij uitbreidingen. De vraagnaar wat Europa is, kan steeds moeilijker losgezienworden van Europa als merknaam en als formule. Sommigen zouden graag een Europese canon zien,zodat we onthouden wat Europa is, ook als dekoers van de Euro daalt. Dat is al te ambitieus. Eencanon leer je van buiten en wordt een catechismusvan Europese identiteit. Die tijden zijn voorbij. Wel is Europa een uniek object van studie vooracademici, uit alle disciplines. Juristenverwonderen zich over de macht van het Europeesrecht, politicologen over een ondoorgrondelijkpolitiek systeem, historici over de jongste Europeseherrijzenis en antropologen over de gelijktijdigeafwijzing en bevestiging van een Europeseidentiteit. Om de lezer op weg te helpen, volgt hier eenzakwoordenboek van Europa.

De Europese Unie is een uniek politiek systeem datzich geleidelijk tot een nieuwe staat(-svorm)ontwikkelt. Politici en wetenschappers (we hebbener zelfs een nieuwe wetenschappelijke disciplinevoor bedacht) peinzen dag en nacht over de vraaghoe we dit politicologisch unicum moetenbenoemen. Dat hoofdbreken heeft enerzijds temaken met een verkrampte zoektocht naarmogelijkheden om burgers en politici toch nog'Trots op Nederland' te laten zijn, maar heeft ookveel te maken met het feit dat de Europese Uniede logica van elke vorm van federalisme ofinternationale organisatie tart. Federaties knappendoorgaans zaken als buitenlands beleid, defensieen economisch beleid centraal op en laten lokalebestuurders milieu of onderwijs uitvechten. In

Page 41: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

Europa kennen we nauwelijks buitenlands beleid of militairen onder dezelfde vlag, maar zien we daarentegen wel eindeloze lijsten van milieubepalingen, veiligheidsvoorschriften en pogingen om het onderwijs dichter bij elkaar te brengen. De Europese Unie is in veel opzichten een ouderwetse federatie, maar dan op zijn kop. Daar waar samenwerking wordt verwacht, gebeurt het niet en daar waar het minder vanzelfsprekend is, is de Unie heer en meester. Daarom ook zien weinigen hoeveel we al afscheid hebben genomen van soevereine staten. De Europese Unie is een kind voor wie de ouders een kinderzitje blijven aansnoeren terwijl de kroost al achter het stuur zit en de eerste snelheidsovertredingen maakt. Lidstaten regeren vanaf de achterbank, maar begrijpen dat vaak niet.

Communisten zagen de klasseloze samenleving, religieuzen de hemel, neoliberalen de markt, maar Europese idealisten zien geen einddoel. Europese idealisten zijn progressief, niet omdat ze toekomstgericht zijn, maar gewoon omdat het nooit af is. Misschien is het nooit af omdat we niet weten waarheen het voert (de superstaat, de federatie of de gelegenheidssamenwerking), of omdat we niet mogen uitspreken waarheen het voert. Maar er is meer aan de hand dan alleen het feit dat we het F-word (federalisme) of het double-S word (supranationale superstaat) niet mogen uitspreken. De voortdurende inzet, de waakzaamheid en de morele toon van Europese idealisten doen een bijna religieuze zelfkritiek vermoeden. Europese idealisten zijn veelal geen optimisten, maar doen denken aan calvinisten, die aan zichzelf moeten blijven werken, verleidingen moeten weerstaan, weten dat het grootste gevaar van binnen schuilt, ongeacht de vaststaande lotsbestemming van hemel of hel, of ongeacht de gouden bergen die Europa omringen. Europees idealisme is geboren uit zelfkritiek, vanuit het besef dat Europa’s grootste vijand Europa zelf is.

Het motto van de Europese Unie is ‘In verscheidenheid verenigd’, dat overigens geen haarbreed afwijkt van het door de Verenigde Staten van Amerika gehanteerde ‘E pluribus unum’, verwijst naar datgene waarin velen Europa’s kracht en zwakte lokaliseren. Europa zou haar succes danken aan een zo groot mogelijke diversiteit op een zo klein mogelijk territorium. De desolate Russische landschappen en de alsmaar repercussieloos te verleggen Frontier in Amerika staan haaks op de Europese noodzaak tot schikken en aftroeven, zo verklaart men de Europese

uniciteit. Tegelijk wordt die wirwar van verschillen ook zo gekoesterd dat nationale splintergroepjes elkaar het licht niet in de ogen niet gunnen. Diversiteit zelf is niet genoeg, niet voor succes, niet voor falen: datgene waarin Europa historisch gezien waarachtig afsteekt tegen de rest van de wereld, is het vermogen en de wens tot vertalen en kopiëren. Niet het anders-zijn maakt grote verzameling Europese naties zo uniek, maar het feit dat ze zo op elkaar lijken. Nationale mythen en sagen zijn veelal creatief gekopieerd van die van andere naties. Talen en literaturen zijn tig keer anders, maar volgen dezelfde patronen en zijn geïnspireerd op elkaar. Zelfs Hitler’s en Mussolini’s nationale preoccupaties lijken vanuit Azië of Zuid-Amerika bezien niet eens zo heel verschillend, en met wat goede wil voegen we Stalin’s Russische droom ook daaraan toe. ‘In verscheidenheid verenigd’ betekent in Europa dat we eigenlijk allemaal hetzelfde willen.

De markt vervult in Europa de functie die ooit de taal en de cultuur vervulde. De eerste manifestaties van een Europees bewustzijn ontstonden op basis van een gedeelde cultuur (met klassieke, religieuze en humanistische elementen) die met het medium van de taal nader tot elkaar kwam. Die taal was of een universeel Latijn, of later Frans of Duits. Vaker nog was het medium de ‘vertaling’, die verscheidenheid en eenheid, verschil en gemeenschappelijkheid verenigde. In het naoorlogse Europa zorgt nu allereerst de markt en de munt voor het besef van gemeenschappelijkheid. Daarom ook zijn onze ideeën over Europa conjunctuurafhankelijk geworden. De vervanging van taal en cultuur door markt en munt is niet noodzakelijk iets kwaadaardigs: liever constateren we dat beide niet erg solide zijn als basis voor Europa. Taal en cultuur zijn stabiel, maar elitair; markt en munt brengen arbeiders en vakantiegangers samen, maar reageren op economische groeicijfers. De identiteit en stabiliteit van politieke systemen berust op een stevige civil society weten academici sinds jaren. Zonder communicatie, gedeelde waarden en een vrije markt bestaat geen civil society, zonder civil society geen Europa.

Hier moet Europa veel leren. Het naoorlogse Europa met vrome mannen als Konrad Adenauer en Robert Schuman aan de leiding en een legioen historici lieten ons geloven dat Europa begon bij het christendom en de Karolingische Middeleeuwen. Die waren niet heidens en decadent zoals de klassieke oudheid, maar supranationaal en

Page 42: 16 * 2: Europa

CU

L december 2

00

8 - Europa

christelijk. Deze moderne fabel heeft Europa goedediensten bewezen om de schade, schande enreddeloosheid van de Tweede Wereldoorlog teoverwinnen, maar keert zich nu tegen ons. Na deTweede Wereldoorlog konden we met hetchristelijke Europa uitleggen waarom alles draaideom het Europa van Frankrijk, Duitsland, Italië eneventueel Engeland. Voor het oog betrouwbarepolitici zoals de Franse oud-president ValerieGiscard d’Estaing wijzen op de onmogelijkheid vande Turkse toetreding: niet omdat het grenzeloosduur is, of omdat de Turken one step up, two stepsback gaan met de Kopenhagen criteria, maaromdat de islamitische Turken wezensvreemd zijnaan de Europese identiteit. De ontwikkeling van deEuropese gedachte verliep historisch gezien veelalparallel aan vrijmaking van religieuze keurslijven enis tot op zekere hoogte juist een soort seculierereligie.

zijn de drie ernstigste aandoeningen aan hetcentrale Europese zenuwstelsel. Deze ziektes zijn in

hun huidige verschijningsvorm veelal progressiefen slechts te genezen na torenhoge koortsen enduizelingwekkende hallucinaties, zoals bleek met deEerste en Tweede Wereldoorlog. Deze oorlogenhebben het eurocentrisme beheersbaar gemaakt,maar de nieuwe aandoeningen euroscepsis eneurosclerose kennen nog geen remedie en wordenbestreden met een cocktail van nationalisme,bureaucratisering en depolitisering van deEuropese Unie. Naar het zich laat aanzien zijn dezeaandoening in essentie psychosomatisch en vindenhun oorsprong niet in een genetische gesteldheid,maar eerder in hedonistische navelstaarderij.

Europa heeft een lange traditie van uitbreidingen,van kruistochten tot ontdekkingsreizen enimperialisme. Toch waren de uitbreidingen zoalswe die in 1973, 1981, 1986, 1995, 2004 en2007 zagen geen uitbreidingen, maar in het bestegeval herwonnen grondgebied. Als we uitbreidingzien als het herwinnen van verloren grondgebiedzien we opeens ook de debatten over het Turkselidmaatschap van de Europese Unie door geheel

Page 43: 16 * 2: Europa

CU

L de

cem

ber

20

08

- Eu

ropa

andere ogen. Wie herneemt hier wiens grondgebied? Maken we de scheuring in het christelijke geloof in een oostelijke en westelijke variant hiermee ongedaan of bevestigt Turkije hiermee juist een roemrijk verleden dat ooit tot Wenen strekte? Natuurlijk, bij Turkije staat ook een voor het oude Europa wat ongemakkelijke Islam op het spel, maar misschien is Turkije meer dan een islamitische blok, een sterke staat en een politieke macht. De Europese Unie heeft decennia besteedt aan het binnenlokken van makke schapen. Gewassen en geschoren staan ze nu op stal, maar Turkije is geen schaap, eerder een extra herder. Naast Turkije noemen onverbeterlijke idealisten een enkele keer Oekraïne, of helemaal heliumgeladen, Rusland als toekomstige Unielanden. Het begrip uitbreiding is van twee kanten achterhaald: tot nu herwon Europa wat ooit verloren was, vanaf nu, vanaf Turkije en Oekraïne kunnen we misschien beter van fusie dan van uitbreiding spreken. De heer en horige-, herder en schaap-retoriek is gedateerd en zorgt al jaren voor irritatie en onbegrip bij toetredingslanden.

Een goede stelregel over de Europese cultuur is dat zij zich graag ontwikkelt dicht tegen de periferie van Europa aan. Sinds jaar en dag is goede smaak in de Europese culturele elite synoniem aan een juiste dosis Tolstoj en Sjostakovitsj of Salman Rushdie en Orhan Pamuk, allen afkomstig uit net-niet of net-wel Europa. Een wat technische definitie van Europese cultuur sinds de dagen van het humanisme leert dat Europese cultuur niet reproductief is, maar zich vergewist van de geschiedenis om dan iets te produceren dat nieuw is en de strijd aangaat met het oude. Europese cultuur, zo die al bestaat, bestaat bij de gratie van de het streven naar het nieuwe, dus misschien naar het niet-Europese. Een Europese canon van geschiedenis of cultuur, of de definitie van een Europees erfgoed is zeker zinvol, mits we erbij vermelden welke grenzen het waren die telkens overschreden werden. De periferie van Europa is bij herhaling het hart van Europa. Dat was vroeger zo, en het laat zich niet vermoeden dat dat nu anders zal zijn.

Zoals gemankeerde politici welig tieren op acute problemen als een beurscrash of een kredietcrisis, zo herrijst Europa als een feniks uit de Koude Oorlog, terreurdreigingen of olietekorten. In vroeger eeuwen was Europa’s bescherming expansie, nu bouwen we aan Fort Europa. Fort Europa sluit de grenzen voor degenen die hun geluk willen beproeven in Europa en zet koers op een Europa dat grootmacht wil zijn. De luchtkastelen van een herrijzenis van Europa, waarvan men tijdens de Koude Oorlog droomde, zijn nu gerealiseerd in de zandkastelen van de Fort Europa-gedachte. Deze zullen weer snel verdwijnen in de oceaanstormen van globalisering. Die economische migranten die uit deze wervelstormen boven zee tegen de zandwallen van Fort Europa worden geslingerd, zijn de tastbare tekenen van zwaar weer op komst. De oude les van de Europese expansie geldt nog steeds: de grootste waarborg voor Europa’s toekomst bevindt zich waarschijnlijk ook nu buiten Europa.

Europa is dus niet wat het lijkt en lijkt ook niet op wat het was. Wat we missen in de bestudering van Europa is het inzicht dat de merknaam Europa verschilt van Europa als beschaving en cultuur, maar dat beide wel implicaties hebben voor elkaar. Met het schommelen van de beursnotering van de merknaam Europa verandert ook onze waardering van de cultuur Europa en met de beschaving Europa in ons hoofd hebben we vaak te hooggespannen verwachtingen van de merknaam Europa. Dit zakwoordenboek van Europa wil daarmee ook een pleidooi zijn om de bestudering van Europa niet te versplinteren over disciplines: de Europese Unie voor de politicologen, de geschiedenis voor de historici en de culturele praktijken voor antropologen. Nee, laat historici zich met Europese filosofie bezighouden, laat economen zich in de Europese geschiedenis verdiepen en laat antropologen graven in de wondere wereld van de Euro.

Carlos Reijnen

Page 44: 16 * 2: Europa