Arm Europa
Transcript of Arm Europa
N°2 juni 2016
Vrouwenempowerment in Den Helder Paardencoaching Sociale ongelijkheid in de EU Otwin van Dijk Grensconflict in het Noorden Sandra Brouwer
Arm Europa
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 3
Sandra BrouwerHet gaat nog jaren duren en vergt een cultuuromslag, maar een inclusieve arbeidsmarkt is haalbaar. Daar is hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen Sandra Brouwer positief over. Een nieuwe leerstoel met een nieuw geluid.
Van DijkTien jaar heeft Nederland gewacht met het ratificeren van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking. Kamerlid Otwin van Dijk, zelf aan een rolstoel gebonden, streed al die jaren voor wat er nu dan toch eindelijk van gekomen is.
21, 25, 32 Calendar (G)oldies Een groep oudere WW’ers zette zichzelf vorig jaar in de picture met de ‘Super Senioren Willen Scoren-kalender’, waarin iedere maand een van hen zich op een originele manier aan potentiële werkgevers presenteert. Maak kennis met Januari, April en Juni.
Hebt u nog geen abonnement op UWVmagazine online? Geef u dan nu gratis op via uwv.nl/uwvmagazine.
Het online juninummer:Onderzoekscijfers Banen voor mensen met een psychische beperking Zin en onzin van de sollicitatie-plicht voor 50-plussers Meer maatwerk in de re-integratie
Gijs Vonk over de ratifi catie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking
WAT VINDT U?Reageeronline
22 28GrensgeschilIs het puur wensdenken van Nederlandse grensbestuurders dat werklozen met slechts een klein duwtje in de rug aan het werk kunnen bij de buren Duitsland of België? Of is die vraag stellen nou juist weer een typerend staaltje van het oer-Hollandse doemdenken?
‘Eerlijk gezegd ben ik
bang dat dit het begin
van het einde is.’
N°2juni 2016
D-day voor WajongersWajongers krijgen een herbeoordeling waarin opnieuw naar het arbeids-vermogen wordt gekeken. Onzekere tijden dus, voor alle Wajongers. Iedereen gaat er op zijn eigen manier mee om: we gingen bij drie van hen na hoe.
3026
uwv.nl/uwvmagazine
EmpowermentHet Internationaal Vrouwen Centrum in Den Helder verandert de levens van vrouwelijke immigranten. Trede voor trede leren ze hier om mee te draaien in de westerse samenleving. Daarvoor maken ze gebruik van de participatieladder.
Art und WeiseIn de PES, de afkorting van Public Employment Services, zijn alle UWV’s van de 28 lidstaten van de Europese Unie vertegenwoordigd. De Duitser Frank-Jürgen Weise is voorzitter van de PES. ‘We kunnen zo veel van elkaar leren.’
Arm Europa Dwars door Europa gapen kloven van sociale ongelijkheid. Tussen noord en zuid, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, werkenden en werklozen. Vooral kinderen drei-gen de dupe te worden. De Europese Unie is er dan ook alles aan gelegen de kloven te dichten.
PaardenmiddelPaarden hebben een zesde zin-tuig: ze voelen of een ander dier in de kudde ergens mee worstelt en proberen de spanning over te nemen en weg te laten vloeien door bepaalde gedragingen als gapen. Het leuke is: dat doen ze ook bij mensen.
Elke maand in UWVmagazine onlineDe laatste cijfers en trends op het gebied van sociale zekerheid en arbeidsmarkt De visie van opinion makers over actuele thema’s Spraakmakende columns Overzicht van actuele UWV-publicaties
4 10 14 18
Magazine voor stakeholders van UWV Juni 2016 Verschijnt drie keer per jaar Realisatie: MPG.,
Postbus 2215, 1180 EE Amstelveen Hoofdredactie: Kees Diamant Redactioneel management: Fennie Pruim Mailadres redactie: [email protected] Eindredactie: Jacques Poell
Vormgeving: Marc van Meurs en Yullan Oosterhof Aan dit nummer werkten mee: Bild/Benjamin Zibner, Ruud Binnekamp, Koos
Breukel, Corbino.nl, Getty Images/Keystone France (cover), Gert Hage, Katja Kreukels, Erik Kriek, Martyn F. Overweel, Pim Ras/Hollandse
Hoogte, Hanny Roskamp, Marlies Ruijter, UvA Talen, Martin Waalboer, Els Wiegant Lithografie: Grafimedia, Amsterdam Drukwerk: Roto
Smeets GrafiServices Adreswijzigingen: s.v.p. sturen naar UWV, Postbus 58285, 1040 HG Amsterdam o.v.v. 'Adreswijziging UWVmagazine'.
Het is alleen toegestaan artikelen uit UWVmagazine — geheel of gedeeltelijk — over te nemen na toestemming van de redactie.
colofonUWVmagazine
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 54 | JUNI | 2016
Dwars door Europa gapen kloven van sociale ongelijkheid. Tussen noord en zuid, hoogopgeleiden en laagopgeleiden, werkenden en werklozen. Er is de EU alles aan gelegen om die kloven te dichten en de kinderen van nu alle kansen op de arbeidsmarkt van morgen te bieden. Aart Jan de Geus van de Bertelsmann Stiftung en Ronald van Bekkum van UWV leggen uit hoe dat zou moeten.
Sociale ongelijkheid in Europa
ERK EN SOCIALE ZEKERHEID: het
zijn de twee belangrijkste thema’s
in het werkende leven van Aart Jan
de Geus. Hij was onder meer vak-
bondsman, minister en plaatsvervan-
gend secretaris-generaal van de OESO
(Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling), voordat hij vier jaar gele-
den werd benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur
van de Bertelsmann Stiftung, een Duitse denktank, gericht op
internationale sociale en economische vraagstukken. ‘Mijn
huidige baan ligt in het verlengde van wat ik bij de OESO
deed. Toen onder de vleugels van de lidstaten, nu onder die
van een familieonderneming. De thema’s zijn dezelfde, alleen
heeft de stichting meer middelen voor onderzoek, dat boven-
dien in een grote mate van politieke vrijheid kan worden
verricht.’
Een van de onderzoeken is het eind vorig jaar verschenen
Social Justice in the EU, een studie naar de sociale omstan-
digheden in de 28 EU-lidstaten. De Bertelsmann Stiftung con-
stateert in dit rapport dat ondanks het economisch herstel de
situatie in veel landen slechter is dan vóór de crisis van 2008.
Het percentage EU-burgers dat door armoede of sociale uit-
sluiting wordt bedreigd, is opgelopen tot 24,6%, wat neerkomt
op ongeveer 122 miljoen mensen, onder wie maar liefst 26
miljoen kinderen en jongeren. ‘Wat je ziet,’ zegt De Geus, ‘is
Hoofdartikel ILLUSTRATIE ERIK KRIEK
TEKST GERT HAGE
VOORAL KINDEREN WORDEN DE DUPE
�
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 7
patiemachine, is de kansongelijkheid de afgelo-
pen tien jaar alleen maar gegroeid, iets waar-
van vooral migrantenkinderen de dupe zijn,
bleek uit een half april verschenen onder-
zoeksrapport van de Onderwijsinspectie.
Kinderen van hoogopgeleide ouders krijgen
hogere schooladviezen en zitten op betere
scholen.
Onzekerheid over de toekomst van de kinde-
ren en over de eigen baan, hardnekkige jeugd-
werkloosheid, groeiende onvrede over politiek
en samenleving — Aart Jan de Geus heeft het
allemaal al eens eerder meegemaakt. ‘Toen ik
in 1980 bij de vakbond begon, speelden
dezelfde discussies. Er bestond de vrees dat
het verlies aan banen wel eens structureel zou
kunnen zijn, bijvoorbeeld. We spraken over het
basisinkomen en over verkorting van de werk-
tijd en maakten ons ernstig zorgen over de snel
oplopende jeugdwerkloosheid. Nu leven we
opnieuw in onzekere tijden als gevolg van
digitalisering, robotsering en automatisering.
De grootste detailhandelaar ter wereld,
Amazon.com, heeft geen enkele winkel, ’s
werelds grootste exploitant van overnachtin-
gen, Airbnb, bezit geen enkele hotelkamer en
het grootste taxibedrijf, Über, niet één auto. De
overeenkomst is dat we net als in de jaren tach-
tig weten dat er banen zullen verdwijnen, maar
nog niet weten welke banen er zullen komen.
Er is sprake van wat ik een asymmetrie in infor-
matie noem.’ Dat die nieuwe banen er zullen
komen, daarover bestaat volgens De Geus geen
twijfel. Mensen zullen elkaar nieuwe diensten
en producten gaan leveren, zoals het altijd al is
gegaan en zo zal het blijven gaan. ‘Maar het
arbeidscontract dat voorheen een ticket was
voor inkomen, sociale zekerheid, huis en gezin
Het aantal EU-burgers dat door armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, is opgelopen tot ongeveer 122 miljoen mensen, onder wie maar liefst 26 miljoen kinderen en jongeren
�
6 | JUNI | 2016
Hoofdartikel
‘De sociale agenda moet er één zijn die gericht is op het bieden van kansen aan mensen die nu kansloos zijn. Dat is de belangrijkste les die ik de afgelopen 36 jaar heb geleerd’
Aart Jan de Geus, bestuursvoorzitter van de Bertelsmann Stiftung
dat vooral kinderen de dupe zijn van de toe-
nemende sociale ongelijkheid. Het is iets wat
mij grote zorgen baart. We zullen meer moe-
ten investeren in integratie en voorschoolse
educatie (in peuterspeelzaal en crèche) om
te voorkomen dat kinderen uit achterstands-
gezinnen een toekomst tegemoet gaan van
werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting.
Voor zowel de EU als voor de afzonderlijke
lidstaten zou dit boven aan de agenda moe-
ten staan. ’
Verder constateert het rapport een groeiende
kloof tussen enerzijds het noorden en ander-
zijds het zuiden en het oosten van Europa.
Landen als Spanje, Griekenland, Hongarije en
Roemenië scoren ruim boven het
EU-gemiddelde waar het gaat om kinderen
die het risico lopen op armoede en sociale
uitsluiting. Of dit een bedreiging vormt voor
de toekomst van de EU? De Geus: ‘De toene-
mende ongelijkheid tussen landen, maar ook
die tussen generaties en tussen laag- en
hoogopgeleiden heeft te maken met het slin-
ken van de middenklasse, wat automatisch
leidt tot een groei van de bovenklasse en –
vooral – van de onderklasse. Het gevolg is toe-
nemende onzekerheid en onvrede bij deze
middenklasse en daarmee verbonden een
verminderd enthousiasme voor het project
Europa.’
Onvrede en onmachtEen paar dingen waren Ronald van Bekkum,
senior beleidsadviseur bij UWV, direct opge-
vallen bij het lezen van het Bertelsmann-
rapport. Bijvoorbeeld dat de lidstaten aan de
oostflank, en dan vooral Polen en Tsjechië,
zich langzaam maar zeker weten te ontwor-
stelen aan de armoede, terwijl de zuidflank
steeds dieper dreigt weg te zakken, nadat ze
vóór de crisis van 2008 juist even een ople-
ving hadden gekend. Van Bekkum: ‘Zelfs in
landen als Roemenië en Bulgarije daalt de
armoede, Spanje daarentegen kent een ver-
dubbeling van het aantal mensen dat op of
onder de armoedegrens leeft. Waarbij aange-
tekend moet worden dat armoede geen
absoluut begrip is, maar gerelateerd is aan
het gemiddelde nationale inkomen.’
Een tweede feit dat hem in het oog sprong,
was de positie van Groot-Brittannië op wat de
Bertelsmann Stiftung de ‘social justice index’
(de ranglijst van meest sociale landen)
noemt. ‘Het land dat de meest neoliberale
ideologie is toegedaan, scoort ten opzichte
van de andere Noord-Europese landen
opvallend laag zowel voor wat betreft inko-
men per hoofd van de bevolking als voor wat
betreft ‘social justice’. Ondanks dat men goed
scoort op het punt van werkgelegenheid lukt
het Groot-Brittannië dus kennelijk niet om de
groeiende armoede het hoofd te bieden.
32,6% van de kinderen tot 18 jaar loopt daar
het risico op armoede of sociale uitsluiting.’
Afgaande op de bevindingen van de
Bertelsmann Stiftung is er volop werk aan de
winkel voor Nederland, dat als voorzitter van
de EU (tot 1 juli 2016) armoedebestrijding en
schuldhulpverlening prominent op de
Europese agenda had gezet. Van Bekkum:
‘Sociale ongelijkheid is inherent aan een
markteconomie. Het wordt pas verontrus-
tend als de ongelijkheid duurzaam en struc-
tureel van aard is en als de verschillen groot
worden. Als er, kortom, sprake is van een
diepe kloof tussen landen en bevolkings-
groepen, zoals die nu lijkt te ontstaan. Dit
gevoegd bij een alom groeiend gevoel van
onzekerheid bij de burgers, maakt het voeren
van een meer rechtvaardige sociale politiek
onontkoombaar willen we voorkomen dat
het Europese project het gevaar loopt aan
onvrede en onmacht ten onder te gaan.’
Gescheiden wereldenHet Bertelsmann-rapport past in een reeks
publicaties die de afgelopen jaren zijn ver-
schenen over sociale ongelijkheid. Het begon
met het geruchtmakende boek Kapitaal in de
21ste eeuw van de Franse econoom Thomas
Piketty. Onderbouwd door een indrukwek-
kende reeks data betoogde hij dat historisch
gezien het kapitalisme de ongelijkheid niet
verminderde, maar juist vergrootte – een lijn
die zich de afgelopen dertig jaar versneld
heeft doorgezet. Ook in Nederland, dat toch
de naam heeft een egalitaire samenleving te
zijn, bezit de rijkste 1% bijna een kwart van het
vrije vermogen, berekende het CBS.
In Amerika verscheen Our Kids: The
American Dream in Crisis van Robert D.
Putnam. In dit boek laat hij zien dat het een
illusie is te denken dat ieder kind gelijke kan-
sen heeft. Kinderen van laagopgeleide
ouders en die van hoogopgeleide ouders
leven in verschillende werelden, die boven-
dien steeds verder uiteenlopen. De haves,
aldus Putnam, hebben van alles meer: een
stabielere thuissituatie, beter onderwijs,
betere huisvesting en een betere gezond-
heid. De American Dream, door Putnam
omschreven als ‘de belofte dat iedereen,
ongeacht zijn of haar achtergrond, een eer-
lijke start krijgt in het leven’, ligt volgens hem
aan duigen, nu de sociale mobiliteit in de
afgelopen decennia drastisch is afgenomen.
Sportclubs, scholen en buurten zijn homo-
gene klasse-enclaves geworden.
Het project EuropaVoor ons land kwamen het Sociaal Cultureel
Planbureau (SCP) en de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tot een
vergelijkbare conclusie in hun gezamenlijke
rapport Gescheiden Werelden, dat vorig jaar
oktober verscheen. ‘Tussen lager en hoger
opgeleiden bestaat enige segregatie in de
woonomgeving, op school en op het werk,
maar vergeleken met andere landen is die
segregatie (nog) niet sterk’, concludeerden de
onderzoekers. Toch groeit in Nederland ook
één op de negen kinderen op in armoede,
waarschuwde de Kinderombudsman, ofwel
400.000 kinderen, van wie driekwart jonger
is dan 12 jaar. Dat zijn er aanzienlijk meer dan
tien jaar geleden. Die slechte start zet hen op
een haast onoverbrugbare achterstand. Want
ook in het onderwijs, ooit een solide emanci-
�
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 9
Zweden
Denemarken
Finland
Nederland
Tsjechië
Oostenrijk
Duitsland
Luxemburg
Slovenië
Estland
België
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Litouwen
EU gemiddelde
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
7,23
7,10
7,02
6,84
6,68
6,57
6,52
6,44
6,28
6,24
6,19
6,18
5,97
5,67
5,63
Polen
Malta
Slowakije
Ierland
Cyprus
Portugal
Letland
Kroatië
Hongarije
Spanje
Italië
Bulgarije
Roemenië
Griekenland
5,46
5,43
5,33
5,14
5,06
4,98
4,98
4,93
4,73
4,73
4,69
3,78
3,74
3,61
Werkloosheidpercentages *in de landen van de Europese Unie
Tsjechië 4,1 %
Duitsland 4,2
Malta 4,3
UK 4,9
Hongarije 5,6
Oostenrijk 5,8
Denemarken 6,0
Luxemburg 6,2
Polen 6,3
Nederland 6,4
Roemenië 6,4
Estland 6,8
Zweden 6,9
Bulgarije 7,1
Slovenië 7.8
Litouwen 8.2
Ierland 8.4
EU 28 8.7 **
België 8.7
Finland 9.1
Letland 9.6
Frankrijk 9.9
Slowakije 10.2
Cyprus 11.6
Italië 11.7
Portugal 12.0
Kroatië 14.6
Spanje 20.1
Griekenland 24.2
EU sociale-rechtvaardigheidsindex
RUSLAND
SPANJE4,73
FRANKRIJK6,18
ITALIË4,69
ZWEDEN7,23
FINLAND7,02
POLEN5,46
DUITSLAND6,52LUXEMBURG
6,44
ROEMENIË3,74
VERENIGDKONINKRIJK
5,97
OOSTEN-RIJK
6,57
LITOUWEN5,67
SLOWAKIJE5,33
ESTLAND6,24
TSJECHIË6,68
TURKIJE
BULGARIJE3,78
GRIEKENLAND3,61
PORTUGAL4,98
HONGARIJE4,73
KROATIË4,93
IERLAND5,14
BELGIË6,19
DENEMARKEN7,10
NEDERLAND6,84
SLOVENIË6,28
MALTA5,43
EU gemiddelde5,63
LETLAND4,98
CYPRUS5,06
EUROSTAT / *CIJFERS PER APRIL 2016, TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN**FEBRUARI 2016 BRON: 2015, BERTELSMANN STIFTUNG, BRON: 2015, BERTELSMANN STIFTUNG,
EU IN CIJFERSDe Social Justice Index meet op een 10-puntsschaal hoe rechtvaardig een samenleving is aan de hand van zes facoren: armoedebestrijding; onderwijs met gelijke kansen; toegang tot de arbeidsmarkt; sociale cohesie en non-discriminatie; gezondheid; en gelijke kansen voor mensen van verschillende generaties.
8 | JUNI | 2016
zal aan betekenis verliezen. Dat zal grote
gevolgen hebben voor de rol van de sociale
partners en de sociale zekerheid.’
Die overgang naar de nieuwe economie en
alle onzekerheid die daarmee gepaard gaat,
zal in Europa niet zonder slag of stoot verlo-
pen, voorziet De Geus. ‘Het zal gaan piepen
en kraken, maar ik geloof niet dat het project
Europa eraan zal bezwijken. Vooral bij jonge-
ren zie ik nog steeds veel steun voor de
Europese gedachte, al is dat soms vloekend
en scheldend. Maar misschien is het in dit
verband goed om te zeggen dat ik behoor tot
de optimistische soort.’
Nederland en UWVNa Zweden, Denemarken en Finland komt
Nederland op de vierde plaats in het
Bertelsmann-rapport als het gaat om de eind-
score op sociale rechtvaardigheid. Op het
onderdeel sociale cohesie en niet-discrimi-
natie staat ons land zelfs bovenaan de
EU-ranglijst. Zelfs de financiële crisis, zo com-
plimenteren de onderzoekers, heeft weinig
invloed gehad op de armoede- en sociale uit-
sluitingscijfers. Het staat bijna haaks op de
negatieve stemming in Nederland, zegt
Ronald van Bekkum. ‘Ook bij ons leven sterke
gevoelens van onzekerheid en onvrede. Er
zijn zorgen om de pensioenen en over de
instroom van buitenlandse werknemers en
van vluchtelingen. Natuurlijk hebben we veel
dingen redelijk tot goed voor elkaar, maar bij-
voorbeeld op het terrein van werkgelegen-
heid zijn we al lang niet meer het stralende
middelpunt van Europa. Ook zorgelijk is dat
op een cruciale factor als ‘toegang tot werk’
we slecht presteren. Slechts vijf landen in
Europa scoorden lager dan wij. Dit gevoegd
bij de constatering van het SCP dat het aantal
mensen dat arm is gestaag is gegroeid sinds
2008, maakt dat we zeker niet rustig achter-
over kunnen leunen.’
UWV, vervolgt hij, heeft op deze grote ontwik-
kelingen weinig tot geen invloed. ‘We schep-
pen geen banen en we maken niet het uitke-
ringsstelsel, dat doet de politiek. Wat we wel
doen, is het begeleiden van mensen die hun
baan hebben verloren en van arbeidsgehan-
dicapten. UWV is in die zin de meest tastbare
publieke vertegenwoordiger op de arbeids-
markt. Hoe wij met onze klanten omgaan, is
belangrijk voor hun vertrouwen in de samen-
leving en daarmee voor de sociale cohesie in
ons land.’ Die omgang met klanten, aldus Van
Bekkum, is het afgelopen decennium veran-
derd, mede onder invloed van de bezuinigin-
gen. ‘Het is afstandelijker geworden. Het pri-
maat is de afgelopen decennia steeds meer
komen te liggen bij de eigen verantwoorde-
lijkheid van mensen die in de problemen zijn
geraakt. In het handhavingsbeleid is de toon
verschoven van vertrouwen naar wantrou-
wen en dan hebben we ook nog eens steeds
minder middelen ter beschikking om men-
sen te ondersteunen in de sfeer van scholing
en begeleiding. Dat alles maakt dat de onder-
linge solidariteit enigszins ondermijnd is
geraakt.’
Lawaai en gemorDat laatste gebeurt niet alleen tussen ver-
schillende bevolkingsgroepen maar ook tus-
sen landen, vult De Geus aan. Overal in
Europa winnen anti-Europese politieke
bewegingen aan kracht, van Wilders in
Nederland tot Le Pen in Frankrijk en van de
Ware Finnen tot de Alternative für
Deutschland. ‘Het zijn in de eerste plaats anti-
establishmentbewegingen die een stem
geven aan de groeiende onzekerheid bij de
onder- en middenklasse. De elite zal met hen
de dialoog aan moeten gaan, wat lastig zal
worden en met veel lawaai en gemor
gepaard zal gaan. Om de kloof tussen landen
te verkleinen zal Europa bovendien meer
schok- en transfermechanismen moeten ont-
wikkelen. Dat zal echter gedoseerd moeten
gebeuren, rekening houdend met een
beleefd gevoel van solidariteit. Als de groot-
ste sociale problemen zie ik de jeugdwerk-
loosheid en de armoede en daarmee
gepaard gaande sociale uitsluiting van kinde-
ren, in het bijzonder die van migranten. Daar
zal fors in moeten worden geïnvesteerd,
anders dreigt een nieuwe onderklasse te ont-
staan. Dan doel ik niet alleen op meer financi-
ele ondersteuning, maar vooral op investe-
ringen die ervoor zorgen dat mensen aan het
werk gaan en in scholen. De sociale agenda
moet er één zijn die gericht is op het bieden
van kansen aan mensen die nu kansloos zijn.
Dat is de belangrijkste les die ik de afgelopen
36 werkende jaren heb geleerd. Investeren in
de toekomst van mensen loont, het bespaart
op de lange termijn meer kosten dan het aan
investeringen kost.’ �
‘Natuurlijk heeft Nederland veel dingen redelijk tot goed voor elkaar, maar op het terrein van werkgele-genheid zijn we al lang niet meer het stralende middelpunt van Europa’
Ronald van Bekkum, beleidsadviseur bij UWV
Re-integratie en schuldhulpverle-ning Schulden kunnen een belemme-ring vormen om aan het werk te komen. Is er in Europa voldoende aandacht voor de samen-hang tussen re-integratie en schuldhulpverle-ning? En wat kan Nederland leren van de aan-pak van andere landen op dit terrein? Een quickscan, uitgevoerd in opdracht van UWV, zocht naar het antwoord op deze vragen. Hoewel lang niet alle landen een goed beeld hebben van de schuldenproblematiek bij uitke-ringsgerechtigden, zien de meeste wel in dat schulden een ‘ernstige barrière’ kunnen vormen voor de terugkeer naar werk. Het aandeel men-sen in de schuldhulpverlening met een uitkering varieert tussen de 16% (Tsjechië) tot 60% (Noorwegen). Met 34% valt Nederland in de middenmoot. Op het gebied van preventie scoort UWV hoog in Europa. Uit de quickscan blijkt dat de integratie van schuldhulpverlening in de publieke arbeidsvoorzieningsorganisaties in Europa nog in de kinderschoenen staat, met Oostenrijk en Estland als gunstige uitzonderin-gen. Deze landen zijn het verst in de integrale aanpak van de schuldenproblematiek.
�
Hoofdartikel
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 11UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 1110 | JUNI | 2016
In het PES-netwerk, de afkorting van Public Employment Services, zijn alle UWV’s van de 28 lidstaten van de Europese Unie vertegenwoordigd. Dit lichaam werd twee jaar geleden door het Europees Parlement en de Europese Raad in het leven geroepen om de arbeidsmarkt in ons werelddeel beter te laten functioneren. De Duitser Frank Weise is voorzitter van dit netwerk. ‘We kunnen zoveel van elkaar leren.’ �
InterviewFOTOGRAFIE BILD-ZEITUNG/BENJAMIN ZIBNER
TEKST JACQUES POELL
‘Ik kijk altijd naar de kansen’
PES-voorzitter Frank Weise over Europa:
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 13
Zijn buitenlandse werknemers een verrijking of een bedreiging voor lokale arbeidsmarkten?
‘We leven samen in een gemeenschappelijk Europa. Producenten en
dienstverleners, maar ook arbeidskrachten mogen zich hier vrij bewe-
gen. Markten worden steeds internationaler. Deze uitwisseling staat
aan de basis van de exportindustrie in heel Europa. Daarom is het
belangrijk dat ook kennis en ervaring niet worden tegengehouden
door landsgrenzen. Onze arbeidsmarkten en de werkgelegenheid pro-
fiteren hier aanzienlijk van.
Geen enkel land kan al zijn vakmensen volledig in eigen land werven
en opleiden. De mobiliteit van geschikte arbeidskrachten heeft overi-
gens altijd al bestaan in ons werelddeel. Het is juist deze eenheid in
verscheidenheid die Europa sterk heeft gemaakt. Ik zou deze uitwisse-
ling niet meer kunnen missen. Samenwerking tussen verschillende
culturele grenzen is niet alleen goed voor de zakenwereld, maar is ook
een verrijking voor onze samenleving.’
Hoe belangrijk is de re-integratie van arbeidskrachten in de Europese context? Welke best practices zijn er in Europa met betrekking tot re-integratie?
‘Wat Europeanen kenmerkt, is dat niemand in de maatschappij aan
zijn lot wordt overgelaten. We kijken vooral naar de sterke punten,
zodat iedereen op zijn eigen manier een bijdrage kan leveren op de
arbeidsmarkt. Iedereen moet dat naar zijn of haar mogelijkheden kun-
nen doen. Iedereen is dus van waarde. Als publieke arbeidsvoorzie-
ningsorganisaties willen we werkgevers helpen om voor een inclu-
sieve arbeidsmarkt te zorgen. Dat is een belangrijk onderdeel van onze
opdracht.’
In welk opzicht beschouwt u Nederland als voorbeeld voor andere landen?
‘Ik heb de indruk dat Nederland eerder dan de meeste andere
Europese landen de belangrijke trends op de arbeidsmarkt heeft her-
kend. De afgelopen twintig jaar is het arbeidslandschap bijvoorbeeld
sterk veranderd en Nederland heeft daar in bepaalde opzichten in een
vroeg stadium op gereageerd. Zo zijn thuis- en deeltijdwerk daar al
jarenlang heel normaal, terwijl deze ontwikkeling in andere landen –
waaronder Duitsland – veel later begon. Bovendien is UWV in zijn
klantencontact altijd al wat moderner en opener geweest dan andere
arbeidsvoorzieningsorganisaties. Veel arbeidsvoorzieningsorganisa-
ties hebben goed gekeken welke diensten en contactmogelijkheden
in Nederland online worden aangeboden. Daar kunnen we bij het
Bundesagentur ook nog veel van leren. Aan de andere kant blijkt uit
de ervaringen in Nederland ook dat de verschillende contactmogelijk-
heden prima naast elkaar kunnen en moeten bestaan. Het ene sluit
het andere niet uit.’
U bent de eerste gekozen bestuursvoorzitter van het Europees Netwerk van Arbeidsvoorzieningsorganisaties. Op welke resultaten bent u trots?
‘Het doet me deugd dat de Europese vergaderingen nu echt produc-
tief zijn. We zijn geen gezelligheidsvereniging en voeren intensieve
discussies. Wat is de beste manier? Hoe kunnen we vooruitgang boe-
ken? Wat zijn voor ons de belangrijkste onderdelen? Het heeft duide-
lijk meerwaarde en we hebben dankzij de oprichting van het netwerk
ook echt een stem. Onze expertise wordt serieus genomen, omdat wij
degenen zijn die politieke besluiten vertalen naar lokale acties voor de
mensen. We worden door de ministerraad, het Europees Parlement
en bij professionele evenementen uitgenodigd om onze ervaringen te
delen. Ik hoop dat er op een goede manier gebruik wordt gemaakt van
deze ervaring. De politiek neemt de politieke besluiten, bepaalt wat er
moet gebeuren en geeft aan wat de belangrijkste thema’s zijn. Daar wil-
len we ons niet mee bemoeien. Maar laat ons als managers met een
publieke taak zelf beslissen hoe we dit uitvoeren. Deze taakverdeling
zorgt volgens mij voor de meest effectieve en efficiënte dienstverle-
ning voor de mensen.
In dit kader vind ik ook het proces van bench learning een wezenlijk
onderdeel van ons werk. Ik ben werkelijk trots op de collega’s die dit op
zich hebben genomen en ben blij dat we al zoveel hebben bereikt.
Inmiddels zijn bijna alle landen bezocht door auditors, die ter plaatse
gegevens hebben verzameld voor onze benchlearning en hebben
gesproken met de directieleden, operationeel managers en medewer-
kers. Deze gegevens kunnen we ook in een zeer verhelderend dash-
board weergeven. Op die manier kunnen we zien op welke gebieden
een arbeidsvoorzieningsorganisatie goed functioneert en wat nog
voor verbetering vatbaar is. De volgende stap is dat ieder lid zelf de
verantwoordelijkheid heeft om een concreet plan van aanpak op te
stellen. Ik hoop dat alle arbeidsvoorzieningsorganisaties zich zo toege-
wijd en welwillend blijven opstellen, zodat we samen echte operatio-
nele verbeteringen voor onze klanten kunnen verwezenlijken. Dit is
uiteraard niet mogelijk zonder de krachtige ondersteuning door het
bestuur van het netwerk.’ �
‘We leven in een gemeenschappelijk
Europa en de mensen uit alle Europese landen moeten
daarvan kunnen profiteren’
12 | JUNI | 2016
Op 27 en 28 juni vond in Amsterdam de vijfde PES Managing Board Meeting plaats. Kunt u een paar voorbeelden geven van de onderwerpen die daar aan bod kwamen?
‘Tijdens onze halfjaarlijkse bestuursvergaderingen bespreken we alle
belangrijke thema’s met betrekking tot de arbeidsmarkt. Maar vooral
willen we er samen voor zorgen dat we beter worden en dat we werk-
gevers, werknemers en werkzoekenden goed van dienst kunnen zijn.
Daarom staat bij elke bijeenkomst het thema bench learning boven
aan de agenda. We willen weten op welke gebieden we van elkaar
kunnen leren en welke goede ideeën van een bepaald land ook voor
andere landen kunnen worden gebruikt.
Daarnaast besteden we natuurlijk aandacht aan actuele vraagstukken
als de integratie van vluchtelingen en langdurige werkloosheid. Dit
jaar bekijken we in het bijzonder wat er voor nodig is om de arbeids-
markt toegankelijker te maken voor mensen met een beperking en
hoe we hier als arbeidsvoorzieningsorganisaties een bijdrage aan kun-
nen leveren.’
Wat is het Europees Netwerk van Arbeidsvoorzieningsorganisaties en welk doel heeft dit netwerk?
‘De samenwerking tussen Europese arbeidsvoorzieningsorganisaties
werd in 2014 geformaliseerd door de Europese Raad en het Europees
Parlement. Inmiddels zijn de publieke arbeidsvoorzieningsorganisa-
ties van alle EU-lidstaten plus IJsland en Noorwegen officieel lid van
het netwerk. Deze ondertussen zeer nauwe en allesomvattende
samenwerking wordt aangestuurd door het bestuur van de Europese
arbeidsvoorzieningsorganisaties. Momenteel staat dit bestuur onder
leiding van Bruno Bruins van UWV, als vertegenwoordiger van
EU-voorzitter Nederland, en ik fungeer nu twee jaar als voorzitter. Ons
doel is helder: als samenwerkingsverband van de belangrijkste
arbeidsvoorzieningsorganisaties van Europa willen we de werkgele-
genheid in de EU waarborgen en de werkloosheid terugdringen.
Daarbij is het van belang dat we van elkaar leren. Elke arbeidsvoorzie-
ningsorganisatie heeft immers haar sterke en zwakke punten.
Bovendien verschillen we ook als organisaties. Het is daarom belang-
rijk dat we allemaal transparant zijn over onze eigen prestaties en op
basis daarvan zorgvuldig bepalen welke maatregelen noodzakelijk
zijn voor de diverse probleemgebieden. Deze vorm van bench lear-
ning verbetert de dienstverlening aan onze klanten en daar profiteren
we allemaal van.’
De gezamenlijke arbeidsvoorzieningsorganisaties hebben in april de Europese werkgeversdagen georganiseerd. Wat was het doel van die dagen en wat hebben ze opgeleverd?
‘De werkgevers zijn onze klanten. We helpen hen met de invulling van
vacatures en ondersteunen het behoud van talent. Bovendien zijn de
werkgevers de belangrijkste partners voor ons kernproduct: een duur-
zame integratie in de arbeidsmarkt. We moeten weten wat bedrijven
nodig hebben om de mensen die ons om ondersteuning vragen van
een passend advies te kunnen voorzien. Dat is alleen mogelijk als we
persoonlijk contact hebben. Daarom was dit zo’n goed initiatief. In april
hebben we in tien dagen tijd contact opgenomen met meer dan
150.000 bedrijven uit heel Europa. In totaal hebben we hiervoor ruim
20.000 medewerkers ingezet. Er werden vacaturebeurzen georgani-
seerd, bedrijven bezocht en veel andere creatieve initiatieven onder-
nomen. Het idee was afkomstig van het Vlaamse VDAB, dat een derge-
lijke dag in januari 2014 met veel succes had georganiseerd. Dit was de
eerste keer dat er voor een activiteit zo nauw werd samengewerkt
door alle Europese arbeidsvoorzieningsorganisaties. De belangrijkste
doelstelling was om bedrijven in veel landen te laten zien dat de lokale
arbeidsvoorzieningsorganisatie werkgevers veel te bieden heeft.’
Wat betekent de europeanisering van de arbeidsmarkt voor de diverse landen? Welke kansen en risico’s zijn hieraan verbonden?
‘Ik kijk altijd in eerste instantie naar de kansen. We leven in een
gemeenschappelijk Europa en de mensen uit alle Europese landen
moeten daarvan kunnen profiteren. Arbeidskrachten kunnen bijvoor-
beeld in andere landen professionele ervaring opdoen en zo hun kan-
sen op de arbeidsmarkt in eigen land vergroten. Daarnaast is het
mogelijk dat mensen in economisch zware tijden in een ander land
meer perspectief hebben. Werkgevers hebben zo meer vakmensen
tot hun beschikking, wat hun kans op zakelijk succes alleen maar ver-
groot. Vanuit onze publieke taak dragen we daar in Europees verband
aan bij. Een belangrijke voorwaarde voor eerlijke mobiliteit is transpa-
rantie: waar zijn er vacatures voor bepaalde vakmensen? Welke
arbeidsvoorwaarden zijn daar van toepassing? Dit vertaalt zich voor
de betreffende mensen in zeer concrete vragen: hoe kan ik me verze-
keren tegen ziektekosten? Waar kunnen de kinderen naar school?
Hoe vind ik een woning? Wat gebeurt er als ik werkloos word? Het is
heel belangrijk dat er niet alleen transparantie op nationaal niveau
bestaat, maar dat mensen ook weten waar ze in andere landen aan
toe zijn. Als arbeidsvoorzieningsorganisaties en binnen het EURES-
netwerk dragen we hieraan bij door het adviseren van werkgevers en
werkzoekenden.’
‘We zijn geen gezelligheidsvereniging en voeren intensieve discussies’
Frank-Jürgen Weise (Radebeul, 1951, lid van het CDU) werd na
zijn eindexamen in 1971 beroepsmilitair. In het leger
was hij onder meer parachutist en doorliep hij met
succes de officiersopleiding. Hij studeerde daar-
naast bedrijfskunde en was enige tijd werkzaam als
legerdocent in die discipline. Na zijn ontslag uit
dienst bekleedde hij jarenlang leidinggevende func-
ties in de auto-industrie en de logistiek. In 2002
ging hij werken bij het Bundesagentür für Arbeit, het
Duitse equivalent van UWV WERKbedrijf, dat hij
vanaf 2004 als bestuursvoorzitter leidt. Sinds 2015
geeft hij ook leiding aan het Bundesamt für
Migration und Flüchtlinge.
Interview
�
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 15
Paardenmiddel
Pony Amber maakt ken-
nis met de groep. Het is men-
sen eigen om eerst de
hand(en) uit te steken naar
een dier. Amber laat zich
daardoor niet van de wijs
brengen, en gaat al snel ver-
der met snuffelen om te
weten waar een eventuele
spanning vandaan komt.
2 In een groepje zitten
mensen via UWV, andere
instanties/bedrijven of als
particulier. Het voordeel is
dat ze elkaar niet kennen en
dan heel open kunnen zijn
over wat ze dwarszit. Vaak
werkt het ook goed dat ze
merken dat ze niet de enige
zijn met (heftige) problemen.
3 Een paard gaat meestal
snuffelen ‘daar waar de
meeste energie zit’. Als het
paard aan iemands hoofd
gaat snuffelen, is het eigen-
lijk altijd zo dat de persoon
veel ‘in het hoofd zit’, dus
veel gedachten heeft en
meestal geen rust in het
hoofd kan vinden. Cliënt
Sacha: ‘Ik werd erg geholpen
met het maken van een
beroepskeuze, een paard is
direct en eerlijk.’
ET PAARDENCOACHING wordt op een snelle
en effectieve manier inzicht verkregen in hoe
een individu of een groep functioneert en waar
verbeteringen mogelijk zijn. Het paard reageert
namelijk op diegene bij wie spanning of stress
zit. Dit wordt niet beoordeeld als ‘goed of fout’, maar geeft wel direct
herkenning en opluchting bij de betrokkene(n). Het paard is als
kuddedier gewend om spanningen als het ware ‘over te nemen’ en
door gapen of andere gedragingen ‘af te laten vloeien’. Doordat er bij
de paardencoaching niet veel gesproken hoeft te worden, kan het
voor alle deelnemers veilig blijven. Bovendien ontstaat er over het
algemeen al heel snel vertrouwen, omdat ieder groepslid bij het
paard in de bak staat en iedereen dus betrokken is.
2
3
14 | JUNI | 2016
Caprilli Coaching & Training is een re-integratiebureau en opleidingsinstituut dat mensen begeleidt naar maatschappij en/of werk. Het bureau zet paarden in als hulpmiddel voor de mens, ook wel ‘paardencoaching’ genoemd. Voor UWV organiseert Caprilli trajecten als ‘Werk Fit’ en ’Naar Werk’.
Paardenmiddel
FotoreportageTEKST EN FOTO’S MARTIN WAALBOER
�
�
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 17
��
fotoreportage
16 | JUNI | 2016
�
� � Coach Sylvia
met paard Winck. ‘Na een
ontslag en burn-out vroeg
een vriend mij om voor
hem een paard te kopen en
te trainen. Dat paard was
Winck. Met Winck is het
besef gekomen om met
paarden, in de natuur en
met mensen te werken.
Caprilli is daar het heel
gelukkig makende resul-
taat van!’
� Een sessie begint met
een introductierondje en
Sylvia vertelt over de
natuur van paarden en
waarom ze op bepaalde
manieren reageren op
mensen. Veel cliënten via
UWV komen op individu-
ele basis en vóór elke ses-
sie wordt dan ingegaan op
wat er de vorige keer is
gebeurd.
� Cliënt Victor: ‘Alles was
bij mij altijd een machts-
strijd. Het paard confron-
teerde mij hiermee; als een
paard je niet toelaat, kun je
er echt niet de baas over
zijn. Ik heb geleerd anders
te reageren op mensen en
zij reageren nu anders op
mij. Ik ben er aardiger door
geworden en als je aardiger
bent, word je sterker.’
� Sylvia’s dochter Lucia
ruimt de poep op.
� Voor een sessie begint,
krijgt een paard de tijd om
rond te snuffelen, of te ren-
nen. Meestal gaan ze nog
even rollen. Sylvia: ‘Er is
heel veel af te lezen aan
het gedrag van het paard
tijdens een sessie. Als het
bijvoorbeeld gaat duwen,
zoals ze bij veulens doen,
dan proberen ze je te moti-
veren stappen te zetten, te
ontwikkelen”.
�
�
�
18 | JUNI | 2016
Marlies Pfann van het Internationaal Vrouwen Centrum in Den Helder leert allochtone vrouwen stap voor stap om mee te draaien in Nederland. En dat resulteert in meetbare doorstroming naar betaalde banen.
HET INTERNATIONAAL VROUWEN
Centrum in Den Helder verandert de
levens van vrouwelijke immigranten.
Stap voor stap, trede voor trede leren ze
hier om mee te draaien in de westerse
samenleving. Volgens een beproefd con-
cept, met de participatieladder als uit-
gangspunt. Motor achter het IVC is Marlies Pfann, afgestudeerd in
Indonesische Taal- en Letterkunde en niet-westerse Antropologie en
sinds 2002 directeur van het IVC.
Het werk dat het Internationaal Vrouwen Centrum in Den Helder
doet, is pure noodzaak, vertelt Pfann. ‘We hebben in Europa een
enorme instroom aan migranten. Die mensen gaan niet meer weg.
Terwijl we weten dat vanaf 2020 personeelstekorten ontstaan. We
zouden gek zijn als we die mensen aan de kant laten staan. En we
weten dat het gemiddeld twaalf jaar duurt voordat immigranten deel
uitmaken van een nieuwe samenleving als je ze aan hun lot overlaat.’
Het idee dat je vluchtelingen opvangt, ze een inburgeringscursus
geeft en dat het dan wel goed komt, is failliet. ‘Slechts een derde van
de immigranten heeft een betaalde baan. De rest is afhankelijk van
familie of heeft een uitkering’, vertelt Pfann. ‘De meeste immigranten
zijn niet-westers, die weten niet hoe ze moeten schakelen in onze
samenleving. Dat hebben ze simpelweg niet geleerd. Sterker nog, bin-
nen hun cultuur is het niet de bedoeling dat ze direct zijn of initiatief
nemen.’
Alles telt meeIn het IVC in Den Helder huizen vrouwen van vijftig verschillende
nationaliteiten. Ze horen van de huisarts of van een vriendin dat het
IVC ze kan helpen hun isolement te doorbreken. Ze zien dat vrou-
wen hier aan de slag raken en dat willen zij ook. En ook de gemeente
weet inmiddels de weg naar het IVC en verwijst mensen in de bij-
stand die vastlopen.
Vrouwen doen bij het IVC vanaf het begin vrijwilligerswerk op de
locatie zelf. Tegelijkertijd volgen ze cursussen en trainingen die
gericht zijn op empowerment in werksituaties. Taal en fietsen, maar
ook rollenspellen. Bovendien trainen gevorderden op de participa-
tieladder de vrouwen die zich een trede lager bevinden. Zo geven ze
hun kennis en ervaring door.
Het IVC begon in 1985 als een laagdrempelige organisatie. Pfann
kwam er in 2002 bij en had behoefte aan professionalisering en
methodiek. De participatieladder (in zes stappen van 'geïsoleerd' �
AchtergrondFOTOGRAFIE CORBINO.NL
TEKST HANNY ROSKAMP
Migranten-vrouwen op de participatie-
ladder
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 21
Miss Juni:
CAROLINA HAMILTON
Leeftijd: 64 Opleiding: farmacie, Rotterdam
Laatste baan: duty station manager voor Scandinavian Airlines
Huidige situatie: werkt als praktijkmanager in een tandartspraktijk
Ambitie voor nieuwe baan: alles wat superspannend is
‘Ik heb lang in de luchtvaartsector gewerkt. In mijn laatste functie was ik een soort troubleshooter voor een grote luchtvaartmaatschappij op Schiphol. Ik verlang nog steeds terug naar die tijd. Ik word er nu eenmaal gelukkig van problemen op te lossen. Liefst in een internationale, hectische omgeving en onder flinke tijds-druk. Dan ben ik op mijn best! Of ik dat nog aan zou kunnen? Nou en of. Dat geldt overi-gens ook voor alle anderen die op onze superseniorenkalender staan. Dat is ook wel gebleken. Een groot deel is weer aan het werk gekomen. Sommigen werken weer op hun oude niveau in hun oude sector. Anderen zijn iets totaal anders gaan doen. Zelf heb ik een baan gevonden waar ik blij mee ben. Ik werk nu als praktijkmanager bij een tandartspraktijk. Klopt, een praktijk is geen vliegveld. Maar ik maak het zelf zo interessant mogelijk. In het begin vergiste ik me weleens, noemde ik patiënten passa-giers. Toch zie ik ook overeenkomsten, bange patiënten en bange passagiers heb-ben dezelfde angst: de controle te verliezen. Dan heb je dezelfde vaardigheden nodig om ze op hun gemak te stellen.’
‘Problemen oplossen, daar word ik gelukkig van’
Calender oldiesEen groep oudere WW’ers zette zichzelf vorig jaar in the picture met de ‘Super Senioren Willen Scoren-kalender’, waarin iedere maand een van hen zich op een originele manier aan potentiële werkgevers presenteert. Zijn ze inmiddels aan het werk? We vroegen het aan Januari, April en Juni.
FOTO
GR
AFI
E R
UU
D B
INN
EK
AM
P T
EK
ST
MA
RL
IES
RU
IJT
ER
20 | JUNI | 2016
� naar 'betaald werk') bleek daarvoor het ideale uitgangspunt. Ze paste de lad-
der aan naar de behoeftes die ze signaleerde en begon de vorderingen van
de vrouwen te meten. Daarbij wordt ook gekeken naar competenties als 'je
financiën beheren' en koken. Alles telt mee.
Inmiddels weet Pfann dat haar aanpak werkt en dat vrouwen de ladder
bestijgen tot ze het IVC niet meer nodig hebben en zelfstandig aan het werk
gaan. Ieder half jaar stromen er circa dertig vrouwen in en stromen er drie
tot acht door naar een betaalde baan.
Als Nederlander Er waren ook knelpunten ‘We zagen dat sommige vrouwen de stap van
trede 5 naar trede 6 niet maken: de stap naar een betaalde baan. Toen we
onderzochten hoe dat kwam, bleek dat ze de taal wel beheersten, maar dat
ze niet wisten hoe ze zich “als Nederlander” moesten gedragen. Vervolgens
hebben we lesmateriaal ontwikkeld. We leren ze nu hoe ze in een werksitu-
atie de rol van Nederlander kunnen spelen, zonder dat ze hun eigen cultuur
hoeven te vergeten.’
De gemeente Den Helder ziet het IVC als een 'bovenwettelijke activiteit’, ver-
telt Pfann. Er is weliswaar subsidie, maar het centrum is geen officieel
onderdeel van het gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid. UWV in Alkmaar
is welwillend, maar moet het doen met de middelen die het wettelijk tot zijn
beschikking heeft. Internationaal is er veel aandacht voor de Helderse aan-
pak. Er kwam in samenwerking met Ruud Duvekot, directeur van het
European Centre for Valuation of Prior Learning, een wetenschappelijke
publicatie. En recent werd Pfann uitgenodigd op een expertmeeting in Oslo
om haar methodiek toe te lichten. ‘Daar mocht ik op een seminar voor
experts op het gebied van volwassenenonderwijs een presentatie en lezing
geven omdat onze werkwijze als best practice of Europe te boek staat.’
Ook voor mannenPfann wil haar aanpak uitrollen over de rest van Nederland én Europa. Er
moeten overal non-formal education centers komen, waar allochtonen hun
achterstand op autochtonen kunnen wegwerken. ‘We willen ook bekend-
heid geven aan het certificaat Erkenning voor Verworven Competentie dat
vrouwen krijgen als ze hier zijn geslaagd. Zodat werkgevers weten waar dat
voor staat.’
Die centra moeten ook mannen gaan begeleiden. ‘Ik weet zeker dat onze
aanpak ook werkt voor mannen, maar dan wel in gescheiden groepen
omdat de groepen klein en veilig moeten blijven.’ Dat kan ook belangrijk zijn
bij bijvoorbeeld het terugdringen van huiselijk geweld. ‘Wat gebeurt er als
een man werkloos is? Dan ontstaan er spanningen want geld verdienen,
voor je gezin kunnen zorgen is voor mannen, ongeacht hun cultuur, het
allerbelangrijkste.’ �
Achtergrond
‘Het idee dat je vluchtelingen opvangt,
ze een inburgerings-cursus geeft en
dat het dan wel goed komt, is failliet’
Amandla!In de regio Arnhem draaide van 2012 tot 2015 een met dat van IVC vergelijkbaar project: Amandla (Zuid-Afrikaans voor ‘kracht/macht’), waar allochtone en autochtone vrouwen konden werken aan hun perspectief op een betaalde baan. Amandla heeft in totaal 85 vrouwen begeleid, van wie er 67 zijn uitgestroomd naar werk, een opleiding of vrijwilligerswerk. Eesjen Ploeg is de initiatiefneemster van Amandla en ontwikkelde zelf de methodiek. Samen met coördinator Hanneke Fiesler van Oase, Centrum voor Empowerment en Ontwikkeling van Rijnstad, gaf zij uitvoering aan het project. ‘De focus ligt op empowerment en zelfsturing. Welke krachten en talenten hebben de vrouwen al in huis en hoe kunnen ze daarmee aan de slag. We werken in groepen, liefst zo divers mogelijk. Dat groepsproces is erg belangrijk.’ Niet elke vrouw kan instromen. Ze moet de Nederlandse taal beheersen en beschikken over een vmbo-werk- en -denkniveau. Ploeg zou graag meer willen samenwerken met het bedrijfsleven en met UWV. ‘Dat is belangrijk voor die laatste stap. Geef vrouwen de kans om te laten zien wat ze kunnen.’
UWV en IVCZelfsturing en empowerment zijn ook de wapens van Bertina Hiwat, adviseur Intensieve Dienstverlening van UWV in Rotterdam. Ze begeleidt mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt: Wajongers, 50-plussers en mensen die lange tijd ziek zijn geweest. Ze is vertrouwd met de participatieladder maar door bezuinigingen heeft ze weinig instrumenten om mensen 'baanfit' te krijgen en 'in hun kracht te zetten'. ‘Bij ons komen mensen wekelijks naar een groepsbijeenkomst. Daar proberen we te onderzoeken wat iemand nodig heeft om aan het werk te gaan. We gebruiken verschillende werkvormen, kunnen een scholingsvoucher of voorzieningen inzetten.’ Van haar instromers gaat circa de helft aan het werk. ‘Ik zou graag meer tijd aan mensen willen besteden. Zeker als ze vanuit een werksituatie ziek zijn geworden en daardoor een negatieve ervaring en een laag zelfbeeld hebben. De onzekerheid speelt hun parten bij terugkeer op de arbeidsmarkt. Voor die groep voldoen onze instrumenten niet. Daarom zou ik graag leren van de ervaring van het IVC.’
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 23
DISCUSSIEER MEE OPuwv.nl/uwvmagazine
Het VN-verdrag is uit 2006. Wat is de reden dat de ratificatie van het verdrag tien jaar op zich heeft laten wachten?
‘Het positieve antwoord is dat we er echt serieus werk van
wilden maken. Niet zoals sommige landen het verdrag ratifi-
ceren en dan maar zien wat er van komt, nee, we hebben
eerste alle wetgeving doorgelicht en alle mitsen en maren
zorgvuldig bestudeerd. Het andere, negatieve, antwoord is
dat we een land zijn van kruideniers, die zich bij alles eerst
afvragen: ‘Wat gaat ons dat kosten?’
Het algemeen toegankelijk maken van het land voor men-
sen met een fysieke of visuele beperking brengt inderdaad
kosten met zich mee. Soms lage, zoals het verlagen van een
stoep, soms hoge, zoals het aanpassen van bussen, stations
en treinen. Maar het levert ook geld op. Mensen met een
beperking zijn niet alleen gehandicapt, ze zijn ook consu-
ment. Als je als restauranthouder of winkelier niet goed toe-
gankelijk bent, loop je dus gewoon omzet mis. Vergeet niet,
we hebben het in Nederland over 2,3 miljoen mensen met
22 | JUNI | 2016
‘Het was tijd om amok te maken’
InterviewFOTOGRAFIE PIM RAS/ HOLLANDSE HOOGTE
TEKST GERT HAGE
Otwin van Dijk over de rechten van gehandicapten
Tien jaar heeft Nederland gewacht met het ratifi ceren van het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking. Kamerlid Otwin van Dijk, zelf aan een rolstoel gebonden, streed al die jaren voor wat er nu dan toch eindelijk van gekomen is.
AN ALLE WONDERLIJKE DINGEN die
Otwin van Dijk als rolstoelgebruiker mee-
maakte, was zijn entree in de plenaire zaal van
de Tweede Kamer misschien wel de meest
wonderlijke. Het kersverse PvdA-Kamerlid kreeg
de deur naar de vergaderzaal niet open. Te zwaar.
Zijn maiden speech hield hij niet vanaf het spreek-
gestoelte, maar vanaf de plek van de griffier. Het
spreekgestoelte kon namelijk niet op zijn hoogte wor-
den ingesteld. Dat gold eveneens voor de interruptiemicrofoon.
‘Uitgerekend de plek van alle Nederlanders bleek ontoegankelijk
voor gehandicapten. Ik had al weinig aansporing nodig om
ervoor te zorgen dat Nederland eindelijk het VN-verdrag inzake
de rechten voor mensen met een beperking zou ratificeren,
maar deze ervaring maakte nog eens extra duidelijk hoe ons
land achterliep’, zegt Van Dijk in zijn werkkamer op het
Binnenhof. Drie jaar na zijn aantreden als Kamerlid is de verga-
derzaal aangepast en is het VN-verdrag geratificeerd.
FOTO
GR
AFI
E R
UU
D B
INN
EK
AM
P T
EK
ST
MA
RL
IES
RU
IJT
ER
Miss April:
GITTE BOSMAN Leeftijd: 63 Opleiding: hbo Facilitair Management
Laatste baan: facilitair manager bij NOS
Huidige situatie: nog werkloos
Ambitie voor nieuwe baan: alles waarin zij haar kennis kan overdragen
‘Toen ik drie jaar geleden in een reorganisatie werd ontslagen, dacht ik snel weer een nieuwe baan te vinden. Ik had immers een goede staat van dienst, veel kennis, veel ervaring, een groot netwerk en niet in de laatste plaats: een heleboel energie. Dat liep anders. Ik heb talloze sollicitatiebrieven geschreven en heb vele netwerkgesprekken gehouden. Ik kreeg vaak te horen: ‘Deze baan is jou inderdaad op het lijf geschreven.’ Maar nooit kreeg ik een uitnodiging voor een gesprek. De reden: mijn leeftijd. Het is zo zonde! Ik heb zoveel te bieden. Ik kan een afdeling of een project managen, medewerkers coachen of opleiden, bedrijven adviseren. Kortom, werk waarin ik mijn kennis kan overdragen. De kalender heeft me tot op heden nog niet geholpen, maar spijt van mijn deelname heb ik niet. Het was een fantastische ervaring en ik heb veel inspirerende leeftijdsgenoten ontmoet. Binnenkort ga ik als freelancer mijn geluk beproeven. Ik hoop dat die flexibiliteit mij gaat helpen. Stilzitten is echt niets voor mij. En vrijwilligerswerk, daar ben ik nog niet aan toe. Ik wil nog even échte verantwoordelijkheid.’
‘Ik wil nog even échte verantwoor-delijkheid’
Calender oldiesEen groep oudere WW’ers zette zichzelf vorig jaar in the picture met de ‘Super Senioren Willen Scoren-kalender’, waarin iedere maand een van hen zich op een originele manier aan potentiële werkgevers presenteert. Zijn ze inmiddels aan het werk? We vroegen het aan Januari, April en Juni.
24 | JUNI | 2016
�
‘Als je als volwaardig burger wil deelnemen aan de samenleving, mag je van de samenleving verwachten dat die toegankelijk is’
Otwin van Dijk (Rhenen, 1975) is sinds 20 september 2012 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal namens de Partij van de Arbeid. Van Dijk studeerde Nederlands recht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn studie werd hij juridisch medewerker bij de gemeente Nijmegen. Van 2005 tot 2012 was hij wethouder van de gemeente Doetinchem. Van Dijk is rolstoelgebruiker als gevolg van een ongeluk op zijn achttiende jaar. Sinds 2009 is hij voorzitter van de landelijke stuurgroep Alles Toegankelijk, een initiatief van overheid, bedrijfsleven en zorginstellingen om producten en diensten voor iedere Nederlander toegankelijk te maken. In juli wordt Van Dijk burgemeester van de gemeente Oude IJsselstreek.
een beperking, van wie 800.000 een ernstige beperking
hebben. Een aardig voorbeeld is het Fries Scheepvaart-
museum in Sneek. Na een verbouwing is het totaal toegan-
kelijk voor iedereen. Het resultaat: 50% meer bezoekers.’
Hoe toegankelijk is Nederland eigenlijk?‘We zijn een beetje een raar land. Het lijkt alsof we alles heel
goed geregeld hebben, maar ondertussen zijn we alles
behalve een inclusief land. We maken scholen niet alge-
meen toegankelijk, maar bouwen aparte scholen voor men-
sen met een beperking. We zorgen er niet voor dat het open-
baar vervoer voor rolstoelen geschikt is, nee, we zetten
aparte rolstoelbusjes in. Dat is niet wat ik versta onder een
inclusieve samenleving. Ik wil dat we elkaar op school, in de
bus en in de buurt tegenkomen, dat het vanzelfsprekend is
dat op de sportclub ook plaats is voor mensen met een
beperking. Het verdrag gaat over meer dan het weghalen
van drempels, het gaat in essentie over wat voor samenle-
ving we willen zijn, een inclusieve of een exclusieve. We
mogen en kunnen toch als rijk en ontwikkeld land niet
accepteren dat studenten met een beperking veel vaker uit-
vallen? Dat de arbeidsparticipatie van mensen met een
beperking half zo hoog is als van mensen zonder
beperking?’
U heeft eind vorig jaar bewust flink op de trom geslagen. Was dat nodig?
‘Ik ben van nature een geduldig mens, maar ik was het
getalm en getraineer toen echt beu. Het was tijd om amok te
maken in media, zo werkt dat in de politiek. Het heeft gehol-
pen, drie maanden later was de ratificatie een feit. Ik kan een
boek schrijven over alle voor- en tegenstanders die op mijn
werkkamer langs zijn geweest om hun zaak te bepleiten. Wie
tegen waren? Die moet je zoeken in de hoek van de werkge-
vers. Zij vreesden dat ratificering ze op kosten zou jagen.
Koudwatervrees, wat mij betreft. Ook bij de VVD lag het las-
tig, zij zagen meer in zelfregulering. Maar ik heb in die tien
jaar gezien dat dat niet werkt. Dwing je iets niet wettelijk af,
dan gebeurt er niks.’
Bent u tevreden met de wet zoals die er nu ligt?‘Waar ik trots op ben, is dat nu wettelijk is verankerd dat
Nederland vanaf 1 januari 2017 toegankelijk moet zijn, tenzij
dat onredelijk is. Je mag niet van een historisch kasteel vra-
gen een toren te slopen voor een lift. Eindelijk maken we de
cultuuromslag van een exclusieve naar een inclusieve
samenleving, waarin toegankelijkheid de norm is, en ontoe-
gankelijkheid de uitzondering. En waarin iedereen gelijke
kansen heeft om mee te doen. Dat vraagt niet alleen van
bedrijven, overheden en organisaties een omslag in het den-
ken, maar ook van mensen met een beperking. Ik proef te
vaak bij deze groep een primadonna-houding van: ‘Ik wacht
rustig af wat ze voor mij organiseren.’ Nee, als je als volwaar-
dig burger wil deelnemen aan de samenleving, mag je van
die samenleving verwachten dat die toegankelijk is. Maar op
haar beurt mag de samenleving van jou verwachten dat je je
uiterste best doet om te participeren. Ik geloof erg in het sti-
muleren van zelfredzaamheid van mensen, niet door ze iets
te ontnemen, maar door ze goed toe te rusten.’
Ratificeren is één ding, belangrijker nog is de uitvoering. Hoe is die geregeld?
‘Bij de wet zat een plan van aanpak dat mij veel te vaag en te
vrijblijvend was. Vandaar dat ik een motie heb ingediend
voor een plan van aanpak naar Fins model. Daarin wordt
thematisch beschreven wat nodig is en welke concrete stap-
pen worden gezet op vijftien verschillende gebieden, van
sport tot openbaar vervoer en van schouwburg tot school.
Die motie is aangenomen, net zoals die van Kees van der
Staaij, waarin gemeenten verplicht worden invulling te
geven aan het VN-verdrag. Dat betekent onder meer dat de
Wmo en Participatiewet zich moeten plooien naar het ver-
drag. Ze mogen dus geen maatregelen nemen die mensen
met een beperking in een negatievere positie brengen. Nee,
dat doet de Participatiewet niet. Ik kan in de uitwerking van
deze wet zo tien dingen noemen die beter kunnen, maar dat
de wet niet strookt met het VN-verdrag waag ik te betwijfe-
len. Het idee achter de wet is juist dat we mensen met een
beperking niet wegmoffelen in een beschutte werkplek,
maar ze een volwaardige plek op de arbeidsmarkt gunnen.
En ja, er is gedoe met het doelgroepenregister en met de kos-
tendelersnorm, daar moet ook zeker iets aan gebeuren,
maar dat laat onverlet dat de achterliggende filosofie van de
Participatiewet deugt en dus mijn volle steun heeft.’ �
Interview
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 27
Grensgeschil
E GRONINGSE ONDERZOEKERS
grijpen terug op verouderde
CBS-cijfers uit 2012. Ze beschik-
ken over te weinig objectieve
informatie, waardoor hun wetenschappelijke
onderzoek maar een beperkt en te negatief
beeld van de werkelijkheid geeft. Je moet reëel
zijn, maar dat is wat anders dan doemdenken.
Mijn collega’s en ik zien een toename in de
grensoverschrijdende bemiddelingen in
samenwerking met Duitsland. Ook al kunnen
we dat nog niet met cijfers onderbouwen. In
zo’n opbouwfase houdt iedere regio zijn eigen
lijstjes bij. Er is geen totaalbeeld. Nu zijn we
bezig om het stimuleren van grensarbeid
structureler aan te pakken. Vanuit UWV is daar
ook extra menskracht voor vrijgemaakt.
Ik denk dat goede projecten beginnen met
mensen die verder vooruit kunnen kijken. Dat
begint met een wens. Iets waar je in gelooft.
Maar er zijn ook reële kansen. In de eerste vier
maanden van 2016 hebben we in de regio
Emmen tachtig Nederlandse werklozen aan
een baan – in de sectoren techniek, metaal,
logistiek en zorg – kunnen helpen in Duitsland.
We zijn geen romantici die dikke sigaren roken
en over de toekomst mijmeren. Het moet ook
wat opleveren.
We weten dat we moeite moeten doen. Ten
eerste om de Duitse werkgever te overtuigen
die soms nog wil afhaken als die een Duitser
kan krijgen met vergelijkbare kwalificaties. Ten
tweede om de Nederlandse werknemer goed
voor te bereiden. Die zet niet makkelijk uit zich-
zelf die stap. Er is veel verjaardagspraat: ‘Als je
over de grens gaat werken, raak je je hypo-
theekrenteaftrek kwijt.’ of: ‘In Duitse bedrijven
zijn ze streng.’
Ik besef dat het een hele uitdaging is om in een
ander land te gaan werken. Het duurt ook wel
even voor je deel uitmaakt van een Duits
bedrijf en bent gewend aan de soms wat meer
hiërarchische structuur. Maar de beloning is
groot. Je hebt niet alleen een baan, maar vaak
ook een vaste baan. In Duitsland maak je veel
meer kans op langdurige contracten dan in
Nederland.
Je moet er wel tijd in willen stoppen. Met het
opzetten van de website werkeninDuitsland.nl
willen we de werkzoekende daarbij helpen. Na
het invullen van je gegevens kun je bijvoor-
beeld zien hoe een Duits salaris zich netto ver-
houdt tot je huidige inkomsten, wat je diploma
waard is en hoe je aan vacatures komt. Met
praktische hulp en goede voorbeelden probe-
ren we werkzoekenden over de streep te trek-
ken. Ik vind dat je de kansen in Duitsland niet
kunt laten liggen. De werkloosheid in
Niedersachsen is nog maar 3%. Bij ons in
Drenthe is dat 11%. Uiteindelijk moet het gaan
voelen als één arbeidsmarkt.’
Er gebeurt veel als het gaat om grens-arbeid, zegt Geert van der Wal, manager werkgeversdienstverlening bij UWV Emmen. Veel meer dan het onder-zoek naar grensarbeid van de Groningse onderzoekers laat zien. Hij is liever een wensdenker dan een doemdenker.
‘Mijn collega’s en ik zien een toe-
name in de grens-overschrijdende
bemiddelingen in samenwerking
met Duitsland’
26 | JUNI | 2016
ET LIJKT EEN simpele reken-
som. Aan de Nederlandse
kant van de grens heb je veel
werkloosheid. Aan de Duitse
kant veel vacatures. Grensarbeid zou dé
oplossing zijn om Nederlandse werklozen in
de regio een nieuwe kans te bieden. Maar uit
ons onderzoek blijkt dat de grenspendel
vooralsnog minimaal is. Uitgaande van het
aantal banen in grensregio’s en de maximale
acceptabele reisafstand zijn de pendel-
stromen voor Nederlanders die in België
of Duitsland werken maar 2% van wat
mogelijk is.
Ondanks alle proeftuinen en experimenten
in de regio blijven de arbeidsmarkten strikt
gescheiden. Opmerkelijk is ook dat het
Nederlandse beleid erop gericht is
Nederlandse werklozen in Duitsland aan de
slag te laten gaan. Maar in de praktijk werken
er meer Belgen en Duitsers in Nederland dan
andersom.
Ik denk dat er absoluut kansen bestaan op
de grensoverschrijdende arbeidsmarkt,
maar we moeten eerst beter in beeld krijgen
wat er gebeurt. Er is veel bestuurlijke drukte,
maar er is heel weinig inzicht in de feitelijke
grenspendel en het grenseconomische
verkeer.
Er wordt bijvoorbeeld geschermd met krapte
op de Duitse en Belgische arbeidsmarkt,
maar vergelijkbare vacatureoverzichten aan
beide kanten van de grens ontbreken. Er is
kortom veel mist en geen systematisch over-
zicht van wat wel en niet werkt. Aan ons de
taak om dat wat inzichtelijker te maken.
Om het werken over de grens te bevorderen
zijn er een hoop obstakels die overwonnen
moeten worden. Denk aan betere informatie
over de beschikbare vacatures, erkenning
van diploma’s en opleidingen. Het betalen
van belastingen en sociale premies moet
niet ingewikkelder zijn dan het voor een nor-
male burger al is. En ook al zou je deze obsta-
kels opruimen: de taalbarrière en culturele
verschillen kunnen ook nog voor een rem
zorgen. Voor sommige werkzoekenden blijft
het te avontuurlijk. Duitsland is leuk om naar
toe te gaan op vakantie, maar er elke dag
werken is een ander verhaal.
Samen met mijn collega-onderzoekers pleit
ik ervoor dat we alle romantische verhalen
over grensarbeid achter ons laten en begin-
nen met het opbouwen van een goede fei-
tenbasis. We weten nauwelijks hoeveel men-
sen de grens overgaan, wat ze verdienen en
in welke sectoren ze werken. Er worden
lokaal en regionaal veel acties ondernomen,
maar die worden nauwelijks geëvalueerd.
Het is allemaal te projectmatig, te ad hoc.
Om grensarbeid te professionaliseren moe-
ten het rijk, de provincies, gemeentes en
UWV de handen ineenslaan en er structu-
reel in willen investeren. Samen met de colle-
ga’s over de grens. Een succesvol internatio-
naal arbeidsmarktbeleid valt of staat bij
wederkerigheid en gemeenschappelijke eco-
nomische belangen.’
AchtergrondILLUSTRATIE MARTYN F. OVERWEEL
TEKST KATJA KREUKELS
Het is puur wensdenken van Nederlandse grensbestuurders dat werklozen met slechts een duwtje in de rug aan het werk kunnen bij de buren Duitsland of België. Dat stelt socioloog Arjen Edzes van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij leidt een onderzoek naar werken over de grens.
‘Ondanks alle proeftuinen en experimenten in de regio blij-ven de arbeids-markten strikt gescheiden’
Grensgeschil
‘Het moet op z’n kop’
28 | JUNI | 2016
‘Het moet op z’n kop’
InterviewFOTOGRAFIE KOOS BREUKEL
TEKST ELS WIEGANT
ZO SIMPEL ALS de opdracht geformuleerd is — maak
een duurzame match tussen individu en arbeid , zo
ingewikkeld is de weg ernaartoe. Zeker als het gaat om
de doelgroep van Brouwers leerstoel Arbeidsparticpatie
en re-integratie van kwetsbare groepen: mensen voor
wie werken niet vanzelfsprekend is als gevolg van een
chronische ziekte of handicap.
Van oudsher ging het in de sociale zekerheid om het
financieel compenseren van een beperking als gevolg van ziekte. Maar dit
model volstaat niet meer als je mensen aan het werk wilt helpen en de
nadruk legt op wat zij nog wél kunnen, legt Brouwer uit. ‘Als je alleen naar het
ziekte-aspect zou kijken, zou iedereen met chronische rugpijn niet kunnen
werken, terwijl dat in de praktijk verschilt. Niet alleen de aandoening, maar
ook psychosociale factoren als motivatie en sociale context zijn bepalend,
alleen — hoe meet en beïnvloed je die?’ Aan beide uiteinden van een duur-
zame match — arbeidsvermogen en passende arbeid — zijn verbeteringen
mogelijk, stelde Brouwer in de inaugurele rede die ze dit voorjaar hield.
U stelt: arbeidsvermogen is te beïnvloeden, onder meer door betere diag-nose en behandeling. 'Een voorbeeld: iemand komt in de WIA als gevolg van somatische klachten,
maar op den duur gaan ook psychische en sociale problemen meespelen.
Die worden vaak niet behandeld. Terwijl ze heel belemmerend kunnen wer-
ken op iemands re-integratie. Betere samenwerking tussen professionals op
het gebied van zorg en van werk zou zoden aan de dijk zetten. Dat zijn nu
twee gescheiden wegen. Vooral aan de curatieve kant is werk een onderge-
schoven kindje. In de spreekkamer van de dokter komt werk nauwelijks ter
sprake. Dat komt mede door de positie van de sociale geneeskunde in de
medische wereld. Het vakgebied staat minder hoog aangeschreven dan
andere disciplines, en dat is onterecht. Ik durf te stellen dat sociaal-genees-
kundigen zoals verzekeringsartsen echt meer verstand hebben van de com-
binatie werk en gezondheid dan andere artsen. Doordat de samenwerking
ontbreekt, krijgt een patiënt van zijn huisarts te horen dat hij rustig aan moet
doen terwijl de bedrijfsarts vindt dat hij beter aan het werk kan gaan.
Patiënten luisteren dan meestal eerder naar hun huisarts.'
Voor een duurzame match is passende arbeid net zo belangrijk als arbeidsvermogen. Werkgevers hebben daarin een sleutelpositie. Maar kunnen ze die verantwoordelijkheid wel aan?'Dat is natuurlijk een enorme uitdaging, want die rol hebben ze nooit gehad.
Het zal pas lukken als we het met z'n allen doen. Werkgevers moeten de
bereidheid hebben om mensen met een beperking werk te bieden — en vele
hebben die ook, maar ze moeten ook de juiste ondersteuning krijgen. En
daarin werkt de huidige organisatie van bedrijven en arbeid remmend. Het
moet dus op z’n kop! Essentieel is het (deels) loslaten van het functiehuis, dat
in bedrijven nu meestal de ruggengraat van het arbeidsvoorwaarden- en
personeelsbeleid vormt. Dat systeem is erop gericht om een passende werk-
nemer bij een vastomschreven functie te zoeken en dat laat weinig ruimte
om de functie aan het arbeidsvermogen van een sollicitant aan te passen.
Om voor mensen met een beperking passende arbeid te creëren is kennis
en ervaring voor professionals nodig, en creativiteit om na te denken over
hoe het anders kan. Veel HR-mensen zijn ernaar op zoek. Ze zitten vaak met
de handen in het haar, maar door de Participatiewet en Quotumwet is er
bewustwording en bereidheid gekomen en dat vind ik een positieve
ontwikkeling.'
Het gaat nog jaren duren en vergt een cultuuromslag, maar een inclusieve arbeidsmarkt is haalbaar. Daar is hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen Sandra Brouwer positief over.
Volgens Sandra Brouwer kunnen meer mensen meedoen, maar ...
UWV.NL/UWVMAGAZINE | JUNI | 2016 31
-day‘Ik fl ipte de pan uit’
Erna (41): ’De eerste keer dat ik over
de herkeuring hoorde, flipte ik de pan
uit. Ik ben autistisch en voor mij is
iedere verandering aanleiding om
weer onrustig te worden. Ik ben kunstenaar en
designer en ik werk hard. Aan mijn handen en crea-
tiviteit mankeert niets. Maar hard werken en geld
verdienen zijn twee verschillende dingen. Ik lever
goed werk, maar ik kan absoluut niet in opdracht
werken. Dan word ik nerveus en loop ik vast. Ik ver-
dien dus nagenoeg niets. Omdat ik zo productief
ben, vermoed ik dat ik meer arbeidsvermogen krijg
toegeschreven. Ik ben allerlei dingen aan het verzin-
nen om er niet meer van in paniek te raken. Ik ont-
werp meubelen en ben bijvoorbeeld begonnen om
een voorraad te maken. Dan kunnen fabrikanten
zien dat ik continuïteit kan leveren. Misschien dat
dat mij straks een contract kan opleveren. Ik heb
ook aan UWV voorgesteld om gekoppeld te worden
aan een andere Wajonger die goed is in regelen en
een soort manager van mij kan worden. Twee vlie-
gen in een klap, zou je denken. Maar ik weet ook dat
die dingen niet zo simpel zijn als ze lijken. Daarom
stel ik mezelf ook gerust met mijn laatste troef: ik leef
sober, maar als ik straks op mijn uitkering wordt
gekort, kan ik nog soberder leven. Echt, ik red het.’
‘Dit is het begin van het einde’
Jan (53): ‘Eerlijk gezegd ben ik bang dat
dit het begin van het einde is. Voor een
buitenstaander klinkt 5% minder uitke-
ring misschien niet dramatisch, maar
mijn uitkering is al geen vetpot. Ik ben mijn hele
leven al aangewezen op een minimumuitkering. 5%
is gewoon een grote hap. Maar het gaat eigenlijk niet
om geld. Waar een ander misschien graag aan het
werk zou gaan, raak ik compleet in paniek bij die
gedachte. Niet uit luiheid of gemak, maar omdat ik
er gewoon niet toe in staat ben. Ik heb het heus
geprobeerd, maar die keren raakte ik helemaal over-
stuur en stortte ik in. Ik ben gepest en zelfs een keer
tot bloedens toe mishandeld. Daar heb ik een
trauma aan overgehouden. Ik kan nu al voorspellen
dat ik in een grote psychische crisis terechtkom
omdat ik er totaal niet mee om kan gaan. Ik ben psy-
chisch een heel gevoelig en kwetsbaar persoon.
Mijn grote angst is dat Wajongers met arbeidsvermo-
gen doorgeschoven zullen worden naar de gemeen-
telijke Sociale Dienst. Bij UWV word ik al 26 jaar met
respect en begrip behandeld, dat kan ik helaas over
de Sociale Dienst niet zeggen. Ik vrees de dag dat ik
weer met hen te maken krijg. Daar wordt schandalig
omgegaan met mensen met een psychische beper-
king of ziekte. Ik hoor daar als zieke gewoon niet
thuis. De Wajong-uitkering geeft me de rust en stabi-
liteit die ik nodig heb. De neerwaartse spiraal van
Sociale Dienst en verplichte tewerkstelling is voor
mij een niet te overzien leed.’
‘Ik lig er niet wakker van’
Sander (27): ‘Ik lig zelf niet wakker
van de herbeoordeling. Ik werk momen-
teel 32 uur per week. Ik heb bij mijn
geboorte een lichte hersenbeschadiging
opgelopen, maar ik heb energie voor tien. Voor
andere Wajongers is dat natuurlijk anders. Niet
iedereen is geschikt om te werken. Sommige men-
sen raken echt in paniek van drukte of lawaai. Of ze
klappen juist helemaal dicht. Dat heb ik om me
heen zien gebeuren. Het is belangrijk dat bedrijven
echt de tijd nemen om Wajongers goed te begelei-
den, anders loopt het echt mis. Daarom ben ik er
ook geen voorstander van om bedrijven te verplich-
ten om Wajongers aan te nemen. Ik denk dat de her-
keuring – en alles wat daarbij hoort – voor veel pro-
blemen gaat zorgen. Zelf moet ik er niet aan denken
om thuis te zitten. Thuis wordt je wereld zo klein.
Bovendien stimuleren mijn ouders me om hard te
werken en wil ik de wereld laten zien wat ik kan. Het
is wel frustrerend dat, hoe hard ik ook werk, ik nooit
meer dan 75% van het minimumloon zal verdienen:
dat is immers de hoogte van een Wajong-uitkering.
Dat maakt het soms moeilijk om gemotiveerd te blij-
ven. Mijn werkgever betaalt hiervan 50% als loon-
dispensatie, UWV vult de rest aan. Ik woon nu nog
bij mijn ouders, maar wil graag samenwonen met
mijn vriendin. Dat ga ik van dit bedrag niet redden.
Het voelt oneerlijk. Het enige waardoor ik meer kan
verdienen, is als ik ooit uit de Wajong kom, maar dat
is met mijn aandoening niet realistisch.’
Wajongers
30 | JUNI | 2016
In samenwerking met onder meer UWV en gefinancierd door Instituut Gak gaat u de komende vijf jaar een aantal onderzoeken verrichten. Wat zijn dat voor onderzoeken?‘Door het langere tijd volgen van chronisch zieken wil ik meer
kennis vergaren over de invloed van persoonskenmerken, externe
factoren, en van het type aandoening op arbeidsvermogen en inzet-
baarheid van kwetsbare groepen. Het beoordelen van arbeids-
vermogen is een complexe taak en die vereist betrouwbare en
valide meetinstrumenten. Er zijn de afgelopen jaren legio methodes
ontwikkeld, maar er is geen wetenschappelijk bewijs voor dat die
het arbeidsvermogen ook betrouwbaar en valide kunnen meten.
Het arbeidsvermogen wordt grotendeels in de spreekkamer van de
verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bepaald, maar het is geen
statisch begrip. Het varieert in de tijd en tijdens het uitvoeren van
dagelijkse activiteiten; de ene dag of het ene moment kan iemand
meer of juist minder dan op een andere dag of een ander moment.
Daarom ben ik speciaal geïnteresseerd in producten die voort-
komen uit nieuwe technologieën, zoals apps of sensoren die
vermoeidheid meten.'
U richt uw onderzoek ook op de thuissituatie van mensen met een arbeidsbeperking. 'De sociale context kan belemmerend of juist bevorderend werken,
dat weten we al. Om die reden wordt de partner van een patiënt in
de gezondheidszorg betrokken in het behandeltraject. In ons vakge-
bied wordt daar nog heel weinig mee gedaan. Ik beschouw mijn
leerstoel als geslaagd wanneer we meer onderbouwde manieren
van beoordeling en begeleiding van kwetsbare groepen hebben
ontwikkeld. Het is nu nog te veel trial and error.' �
�
Interview
‘Vooral aan de curatieve kant is arbeid een ondergeschoven kindje’
Sandra Brouwer (Bedum, 1976) studeerde bewegingsweten-schappen in Groningen, met als afstudeerrichting Arbeid & Gezondheid, en promoveerde in 2004 aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift Measuring work-related disability in chronic low back pain. Sinds 2006 is zij werkzaam binnen de afdeling Sociale Geneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Ze is voorzitter van de programmaraad van het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde (KCVG), een samenwer-kingsverband tussen het AMC, UMCG, VUmc en UWV. Daarnaast is zij actief binnen het Arbeidsdeskundig Kennis Centrum (AKC) en het Academisch Centrum voor Private Verzekerings-geneeskunde (ACPV). In 2014 is zij benoemd tot hoogleraar Sociale Geneeskunde, in het bijzonder arbeidsparticipatie en re-integratie van kwetsbare groepen. Haar leerstoel wordt financieel onder-steund door Instituut Gak.
Wajongers worden opnieuw beoordeeld op arbeidsvermogen. Wie arbeidsvermogen heeft, kan daardoor op de uitkering worden gekort. Onzekere tijden dus, voor alle Wajongers. Iedereen gaat er op zijn eigen manier mee om.
D-dayvoor Wajongers
AchtergrondTEKST MARLIES RUIJTER
Mister Januari:
JAAP LEUNIS Leeftijd: 61 Opleiding: hbs Laatste baan: eigenaar diverse ondernemingen
Huidige situatie: heeft een stapelbaan
Ambitie voor nieuwe baan: bedrijfstrainer
‘Ik heb verschillende bedrijven gehad in hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden. Mooi werk, dat me over de hele wereld heeft gebracht. Helaas is dat door een zakelijk verschil in inzicht met mijn zakenpartner geëindigd. Solliciteren in die branche was lastig, ik klopte immers aan bij mijn voormalige concurrenten. Op verzoek van een bevriend bedrijf ben ik mijn chauffeursdiploma gaan halen en heb ik tijdelijk in het zittend ziekenvervoer gewerkt. Ondertussen bleef ik zoeken naar een functie die beter bij mijn ambities paste. Zo kwam ik via UWV terecht bij de netwerktraining Succesvol naar werk. Er zat een bijzondere chemie in de groep. Het klikte gewoon. Toen een van ons met het idee van de kalender kwam, was iedereen meteen enthousiast. Als je in de zestig bent, moet je alles uit de kast halen. Het heeft mij zeker gesterkt. Ik doe nu het beheer van diverse Verenigingen van Eigenaren, daarnaast doe ik weer zittend ziekenvervoer. Ik heb een zogenaamde stapelbaan. Het gevoel dat ik weer meedoe, is belangrijk voor mij. Het zorgt voor sociale acceptatie. Maar liever zou ik nog vijf jaar doen wat ik deed: een bedrijf of een afdeling opbouwen. Ik heb bedrijven veel te bieden als manager of als trainer. Veertig jaar werkervaring kun je beter inzetten dan wegzetten.’
‘Als je in de 60 bent, moet je alles uit de kast halen’
FOTO
GR
AFI
E R
UU
D B
INN
EK
AM
P T
EK
ST
MA
RL
IES
RU
IJT
ER
Calender oldiesEen groep oudere WW’ers zette zichzelf vorig jaar in the picture met de ‘Super Senioren Willen Scoren-kalender’, waarin iedere maand een van hen zich op een originele manier aan potentiële werkgevers presenteert. Zijn ze inmiddels aan het werk? We vroegen het aan Januari, April en Juni.