1191 Boetes Voor Ondernemingsverenigingen Psychologen

2
jurisprudentie 83 zorg & financiering > 8-2005 De Hoge Raad overwoog dat sinds 1 januari 1992 het stelsel van (medewerkers)overeenkomsten tussen beroepsbeoefenaren en zorgaanbieders enerzijds en de ziekenfondsen anderzijds is gebaseerd op contractsvrijheid, waaraan de gedachte ten grondslag ligt dat daardoor de marktwerking in de zorgsector wordt gestimu- leerd teneinde het publieke belang van een kwa- litatief en kwantitatief goede zorg tegen een zo laag mogelijke prijs te verwezenlijken. Bij de herziening van het stelsel is onder ogen gezien dat het ziekenfonds kan weigeren een overeen- komst te sluiten, met dien verstande dat een dergelijke weigering door de burgerlijke rechter wel nog zal kunnen worden getoetst aan de nor- men van het algemene verbintenissenrecht en van het mededingingsrecht. Nu aldus, binnen de zojuist genoemde grenzen, is gekozen voor een stelsel van contractsvrijheid, heeft het Hof, mede in het licht van de in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.10 aangehaalde uitla- tingen uit de parlementaire geschiedenis betref- fende de Wet beperking contracteerplicht, de strekking van die wet en de daardoor gewijzigde strekking van de Ziekenfondswet niet miskend door te oordelen dat een ziekenfonds ervoor kan kiezen alle beoogde wederpartijen een gelijklui- dend en niet-onderhandelbaar aanbod te doen en slechts op die voorwaarden overeenkomsten te sluiten. Naar het oordeel van het Hof was er onvoldoen- de grond voor de conclusie dat de door het zie- kenfonds bepaalde prijs jegens de apothekers onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn. Aldus oordelend had het Hof de economische machtspositie van het zieken- fonds terecht in de beoordeling betrokken. Het had geen blijk gegeven van een onjuiste rechts- opvatting door in de gegeven omstandigheden uit die machtspositie niet de door de apothekers bepleite onderhandelingsplicht af te leiden. Met het oog op een grotere flexibiliteit is in het overeenkomstenstelsel gekozen voor de regel dat slechts overeenkomsten voor een bepaalde duur kunnen worden aangegaan, waarna in beginsel niet langer een recht op een overeen- komst met het ziekenfonds bestaat. Met een dergelijke regel is niet verenigbaar dat uit de duur van de voorafgaande contractuele relatie tussen ziekenfonds en hulpverlener een onder- handelingsplicht zou voortvloeien. Het onderdeel waarin wordt betoogd dat het ziekenfonds slechts een niet-onderhandelbaar aanbod kan doen in bijzondere omstandigheden miste volgens de Raad feitelijke grondslag nu het Hof juist niet als uitgangspunt had aanvaard dat het ziekenfonds verplicht is te onderhande- len en dat die verplichting onder bijzondere omstandigheden kan vervallen. Bron: RZA 2005, 132< De directeur-generaal (d-g) van de NMa nam op 20 april 2005, onder nummer 3309-186, een beslissing op het bezwaar van de onderne- mingsverenigingen Nederlands Instituut van Psychologen, Landelijke Vereniging van Eerste- lijns psychologen, Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie en Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychotherapeuten (resp. NIP, LVE, NVP en NVVP) tegen het besluit waarbij aan hen een boete werd opgelegd wegens overtre- ding van artikel 6, eerste lid, Mededingingswet. De ondernemingsverenigingen hadden de Mededingingswet overtreden door het geven van tariefadviezen aan hun leden in de periode van 1998 tot en met 2002. Het bezwaar tegen de opgelegde boetes was door de Adviescommissie bezwaarschriften mededingingswet gegrond verklaard wegens een onvoldoende motivering. De adviezen van de ondernemingsverenigingen hadden de strekking om prijsconcurrentie en daarmee de (potentiële) mededinging op de 1191 boetes voor ondernemingsverenigingen psychologen

Transcript of 1191 Boetes Voor Ondernemingsverenigingen Psychologen

Page 1: 1191 Boetes Voor Ondernemingsverenigingen Psychologen

jurisprudentie

83zorg & financiering > 8-2005

De Hoge Raad overwoog dat sinds 1 januari 1992het stelsel van (medewerkers)overeenkomstentussen beroepsbeoefenaren en zorgaanbiedersenerzijds en de ziekenfondsen anderzijds isgebaseerd op contractsvrijheid, waaraan degedachte ten grondslag ligt dat daardoor demarktwerking in de zorgsector wordt gestimu-leerd teneinde het publieke belang van een kwa-litatief en kwantitatief goede zorg tegen een zolaag mogelijke prijs te verwezenlijken. Bij deherziening van het stelsel is onder ogen geziendat het ziekenfonds kan weigeren een overeen-komst te sluiten, met dien verstande dat eendergelijke weigering door de burgerlijke rechterwel nog zal kunnen worden getoetst aan de nor-men van het algemene verbintenissenrecht envan het mededingingsrecht. Nu aldus, binnende zojuist genoemde grenzen, is gekozen vooreen stelsel van contractsvrijheid, heeft het Hof,mede in het licht van de in de conclusie van deadvocaat-generaal onder 2.10 aangehaalde uitla-tingen uit de parlementaire geschiedenis betref-fende de Wet beperking contracteerplicht, destrekking van die wet en de daardoor gewijzigdestrekking van de Ziekenfondswet niet miskenddoor te oordelen dat een ziekenfonds ervoor kankiezen alle beoogde wederpartijen een gelijklui-dend en niet-onderhandelbaar aanbod te doenen slechts op die voorwaarden overeenkomstente sluiten.

Naar het oordeel van het Hof was er onvoldoen-de grond voor de conclusie dat de door het zie-kenfonds bepaalde prijs jegens de apothekersonrechtmatig of in strijd met de redelijkheid enbillijkheid zou zijn. Aldus oordelend had het Hofde economische machtspositie van het zieken-fonds terecht in de beoordeling betrokken. Hethad geen blijk gegeven van een onjuiste rechts-opvatting door in de gegeven omstandighedenuit die machtspositie niet de door de apothekersbepleite onderhandelingsplicht af te leiden.Met het oog op een grotere flexibiliteit is in hetovereenkomstenstelsel gekozen voor de regeldat slechts overeenkomsten voor een bepaaldeduur kunnen worden aangegaan, waarna inbeginsel niet langer een recht op een overeen-komst met het ziekenfonds bestaat. Met eendergelijke regel is niet verenigbaar dat uit deduur van de voorafgaande contractuele relatietussen ziekenfonds en hulpverlener een onder-handelingsplicht zou voortvloeien.Het onderdeel waarin wordt betoogd dat hetziekenfonds slechts een niet-onderhandelbaaraanbod kan doen in bijzondere omstandighedenmiste volgens de Raad feitelijke grondslag nuhet Hof juist niet als uitgangspunt had aanvaarddat het ziekenfonds verplicht is te onderhande-len en dat die verplichting onder bijzondereomstandigheden kan vervallen.Bron: RZA 2005, 132<

De directeur-generaal (d-g) van de NMa nam op20 april 2005, onder nummer 3309-186, eenbeslissing op het bezwaar van de onderne-mingsverenigingen Nederlands Instituut vanPsychologen, Landelijke Vereniging van Eerste-lijns psychologen, Nederlandse Vereniging voorPsychotherapie en Nederlandse Vereniging vanVrijgevestigde Psychotherapeuten (resp. NIP,LVE, NVP en NVVP) tegen het besluit waarbij aanhen een boete werd opgelegd wegens overtre-ding van artikel 6, eerste lid, Mededingingswet.

De ondernemingsverenigingen hadden deMededingingswet overtreden door het geven vantariefadviezen aan hun leden in de periode van1998 tot en met 2002. Het bezwaar tegen de opgelegde boetes wasdoor de Adviescommissie bezwaarschriftenmededingingswet gegrond verklaard wegenseen onvoldoende motivering. De adviezen van de ondernemingsverenigingenhadden de strekking om prijsconcurrentie endaarmee de (potentiële) mededinging op de

1191 boetes voor ondernemingsverenigingen psychologen

ZenF0805-cyaan.qxd 5-10-2005 13:19 Pagina 83

Page 2: 1191 Boetes Voor Ondernemingsverenigingen Psychologen

stelsel

84 8-2005 > zorg & financiering

betrokken markten te belemmeren. Juist in sec-toren of markten waarin mededinging nog nietin al haar facetten en in volle omvang tot ont-wikkeling is gekomen achtte de d-g Nma derge-lijke gedragingen schadelijk. Een boetegebaseerd op de betrokken omzet zou tot eenevident onbillijke uitkomst leiden, zodat de d-gNma de financiële middelen van partijen, geïn-

diceerd door de omvang van de jaarcontributietot uitgangspunt nam, daarbij in aanmerkingnemend dat partijen rechtstreeks invloed heb-ben op de eigen financiële positie door het vast-stellen van de hoogte van de jaarcontributie vande leden. Bron: RZA 2005, 133<

De directeur-generaal (d-g) Nma nam op 27 mei2005, onder nummer 3473 EA, een besluit ophet handhavingsverzoek van fysiotherapeutenen huisartsen, ten aanzien van de weigering vanziekenfondsen met hen te onderhandelen overeen zorgovereenkomst.

De d-g Nma overwoog dat op grond van hetAOK-arrest van het Europese Hof van Justitie deNederlandse ziekenfondsen geen ondernemin-gensactiviteiten uitoefenen bij het uitvoeren vande Ziekenfondswet. Aangezien fysiotherapievoor een groot deel buiten het ziekenfonds valten zorgverzekeraars in de regel gecombineerdfysiotherapeutische zorg inkopen voor de zie-kenfonds- en aanvullende verzekering is volgensde d-g Nma de Mededingingswet van toepassingop de gedragingen van zorgverzekeraars. DeMededingingswet is niet van toepassing op degedragingen van zorgverzekeraars bij de inkoopvan huisartsenzorg nu die zorg uitsluitend voorziekenfondsverzekerden wordt ingekocht. De

criteria op grond waarvan een zorgaanbiedereen contract krijgt moeten objectief en transpa-rant zijn en een zorgverzekeraar mag zijninkoopmacht niet discriminatoir toepassen,maar dat wil niet zeggen dat de Mededingings-wet dwingt tot individuele onderhandelingen.Een zorgverzekeraar met inkoopmacht die wei-gert te onderhandelen maakt niet op voorhandmisbruik van een economische machtspositie.Er is geen sprake van misbruik van inkoop-macht als een zorgverzekeraar ervoor kiest dezorg voor de aanvullende verzekering alleen inte kopen bij de fysiotherapeuten die hij ookcontracteert voor de hoofdverzekering. De stij-ging van de tarieven van de fysiotherapeuten vantien à vijftien procent in een situatie van over-aanbod vormde volgens de d-g Nma geen aan-wijzing voor misbruik van inkoopmacht doorzorgverzekeraars. Het handhavingsverzoekwerd afgewezen.Bron: RZA 2005, 134<

1192 verzoek tot handhaving mededingingswet bij inkoop fysiotherapie en huisartsenzorg door ziekenfondsen

De president van de Rechtbank Rotterdam,wees op 27 januari 2005, onder nummer230931/KG ZA 05-6, vonnis in kort geding ineen geschil tussen een stichting die verzor-gingshuizen exploiteert en een zorgkantoor

over de vraag of de stichting aan het zorgkan-toor een boekenonderzoek moet toestaan enover door de directeur van het zorgkantoor inde media gedane uitspraken.

1193 zorgkantoor heeft recht op onderzoek naar financiële administratie

ZenF0805-cyaan.qxd 5-10-2005 13:19 Pagina 84