1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

33
1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG AARD PLAATS Kenmerken incident Acute dreiging gezondheid mensen Latente dreiging gezondheid mensen; dreiging welzijn dieren Dreiging kwaliteit oppervlaktewater/bodem Dreiging (onvervangbaar cultureel erfgoed Dreiging flora, fauna, cultuurlandschap Dreiging overige: mobiliteit; verlies gemeenschapsgoed; welzijn; welvaart; ... Explosie/ overdruk/ falen constructie/ crowd (zelfredzaamheid > redding) Brand/ vrijkomende straling (zelfredzaamheid > afschermen) Lekkage gevaarlijke stof (waarschuwen > schuilen > behandelen) Uitval vitale sector(en) Zelfredzaamheid > Nood logistiek Besmetting (quarantaine > ontsmetten > behandelen) Uitval verblijfsruimten (bv. bij overstroming) Zelfredzaamheid > noodopvang > herstel Verkeersinfarct Opvang/verzorging > alt. vervoer tie Grondgebonden objecten Mobiel object Voertuig Vliegtuig Trein Vaartuig Buisleiding -product Normale bedrijfsprocessen (bv. brandstofproductie, verkeersmanagement, afvalverwerking, storingverhelping, ) Continuïteits -planning ‘Peloton’ (ca. vijf eenheden) ‘Compagnie’ (max. drie pelotons) ‘Bataljon’ (max. x compagnies) Vreemde capaciteit (bv. USAR) 2 3 4 5 c a d i ‘Basiszorg’ (monodisc. eventueel ‘motorkap/ stuurhutoverleg’) Coördinatie ter plaatse, COPI: formeel gemandateerde coördinatie (leiding) Bovendien coördinatie op afstand/ strategisch niveau: ROT Bovendien bestuurlijke coördinatie op intergemeentelijk niveau: RBT Bovendien bestuurlijke coördinatie op landelijk niveau: NCC GRIP2 GRIP3 GRIP4 GRIP1 Basiseenheid (max. drie voertuigen) Capaciteitsomvang 1 GRIP0 Coördinatieniveau’s bij ‘verstoringen’ van de openbare orde en/of veiligheid b M 1.0

Transcript of 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Page 1: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT

OMVANG

AARD

PLAATS

Kenmerken incident

Acute dreiging gezondheid mensen

Latente dreiging gezondheid mensen; dreiging welzijn dieren

Dreiging kwaliteit oppervlaktewater/bodem

Dreiging (onvervangbaar cultureel erfgoed

Dreiging flora, fauna, cultuurlandschap

Dreiging overige: mobiliteit; verlies

gemeenschapsgoed; welzijn; welvaart; ...

Exp

losi

e/ o

verd

ruk/

fale

n co

nstr

uctie

/ cro

wd

(zel

fred

zaam

heid

> r

eddi

ng)

Bra

nd/ v

rijko

men

de s

tral

ing

(zel

fred

zaam

heid

> a

fsch

erm

en)

Lekk

age

geva

arlij

ke s

tof

(waa

rsch

uwen

> s

chui

len

> b

ehan

dele

n)

Uitv

al v

itale

sec

tor(

en)

Zel

fred

zaam

heid

> N

ood

logi

stie

k

Bes

met

ting

(qua

rant

aine

> o

ntsm

ette

n >

beh

ande

len)

Uitv

al v

erbl

ijfsr

uim

ten

(bv.

bij

over

stro

min

g)

Zel

fred

zaam

heid

> n

oodo

pvan

g >

her

stel

Ver

keer

sinf

arct

Opv

ang/

verz

orgi

ng >

alt.

ver

voer

tie

Grondgebonden objecten

Mobiel object

Voertuig VliegtuigTrein Vaartuig Buisleiding

-product

Normale bedrijfsprocessen

(bv. brandstofproductie,

verkeersmanagement,

afvalverwerking, storingverhelping,

…)

Continuïteits

-planning

‘Peloton’ (ca. vijf

eenheden)

‘Compagnie’ (max.

drie pelotons)

‘Bataljon’ (max. x

compagnies)

Vreemde capaciteit

(bv. USAR)

2

3

4

5

c

a

d

i

‘Bas

iszo

rg’ (

mon

odis

c.

even

tuee

l ‘m

otor

kap/

stuu

rhut

over

leg’

)

Coö

rdin

atie

ter

plaa

tse,

CO

PI:

form

eel

gem

anda

teer

de

coör

dina

tie (

leid

ing)

Bov

endi

en c

oörd

inat

ie

op a

fsta

nd/ s

trat

egis

ch

nive

au: R

OT

Bov

endi

en b

estu

urlij

ke

coör

dina

tie o

p

inte

rgem

eent

elijk

nive

au: R

BT

Bov

endi

en b

estu

urlij

ke

coör

dina

tie o

p

land

elijk

niv

eau:

NC

C

GRIP2 GRIP3 GRIP4GRIP1

Basiseenheid (max.

drie voertuigen)

Cap

acite

itsom

vang

1

GRIP0

Coördinatieniveau’s bij ‘verstoringen’ van de openbare orde en/of veiligheid

b

M 1.0

Page 2: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

4a: OMVANG

De vraag bij welke omvang een incident een ongeval is of calamiteit, ramp of crisis, is te bepalen door het bevoegd gezag openbare veiligheid, de gemeente, straks

veiligheidsregio (Wvr, oktober 2010). De wetgever geeft als kaders aan dat er sprake moet zijn van (dreiging van):

a) veel slachtoffers en/of grote maatschappelijke schade;

b) de inzet van meerdere disciplines waarvoor operationele en bestuurlijke coördinatie noodzakelijk is.

De wetenschap hanteert als kantelpunt die omvang waarbij er schaarste is aan hulpverleningscapaciteit. Hierbij worden de omstandigheden meebeschouwd waaronder

hulpverleningsinstanties moeten werken, bv. de bereikbaarheid van het rampterrein en de hinder die hulpverleners zelf van de ramp ondervinden (denk aan een

overstromingsramp). In formulevorm:

NxS<TC: ongeval (accident)

NxS>TC: ramp (disaster)

N = aantal slachtoffers (number of casualties)

S = gemiddelde ernst van de verwondingen (average severity): S=(T1+T2)/T3. Theoretisch varieerd S tussen 0 en oneindig; in de praktijk is dat 0,5 (botsingen) en 2.0 (explosies)

T1 = slachtoffers van de triageklasse 1, die binnen één uur medisch gestabiliseerd moeten zijn (bij voorkeur gehospitaliseerd) om kans op overleving te hebben;

T2 = slachtoffers van triage klasse 2, die binnen 6 uur gehospitaliseerd moeten zijn om niet af te glijden tot T1;

T3 =slachtoffers van triageklasse 3, die wel medische zorg behoeven maar niet gehospitaliseerd.

(een veel voorkomende verdeling bij transportaccidenten is: 10% T1, 30% T2, 50% T3, 10% dood)

TC = totale capaciteit van de geneeskundige hulpverleningsketen, zijnde de kleinste capaciteit van de Medische redcapaciteit (MRC), Medische transportcapaciteit (MTC) en Ziekenhuisbehandelcapaciteit (HTC).

[Order in chaos; modelling medical disaster management, Prof. Dr. Jan de Boer, AZVU, 1995. idem; Journal of emergency medicine, 1995]

Er worden (door de Regionale brandweer) ongevals- en rampscenario’s ontwikkeld, die groot genoeg zijn om de multidisciplinaire rampbestrijdingsorganisatie voldoende

goed op een onvoorspelbare ramp voor te bereiden. Wegens de kosten wordt bewust niet voorbereid op het ‘worst case scenario’; het bevoegd gezag dechargeert op

voorhand de hulpverleningsorganisaties door de zogenaamde ‘maatgevende scenario’s’ bestuurlijk vast te stellen.

[Wet rampen en zwater ongevallen; t.z.t. Wet op de veiligheidsregio’s]

4b: CAPACITEIT

Eigen versus overheidscapaciteit

Eigen capaciteit; op grond van het algemene ‘zorgprincipe’, nu ook aangeduid met zelfredzaamheid. In gevallen waar het zorgprincipe niet blijkt te werken heeft de wetgever

voorzien in nadere regels; denk aan: aanwijzingen voor de voorziening van hulpverleningsmiddelen, BHV-organisatie en bedrijfsbrandweer.

Voor overmachtsituaties, in ieder geval wanneer anderen (burgers en bedrijven) bedreigd worden, voorziet de overheid in publieke (bv. brandweer), publiek-private (bv.

Kustwacht) of private/geprivatiseerde (bv. ProRail Calamiteitenorganisatie) hulpverleningsdiensten.

Opschaling op basis van ‘vrije instroom’ of eenheidsgewijs

Het is gebruikelijk om, naar bevind van zaken ter plaatse, eenheden naar behoefte op te roepen en ter plaatse te laten gaan. Hierbij kan het gaan om ‘meer van hetzelfde’ of

‘specialistische aanvulling’ of een combinatie daarvan.

Het nadeel van opschaling door vrije instroom is dat de leidinggevende ter plaatse telkens opnieuw de situatie moet uitleggen alvorens de specifieke instructie gegeven kan

worden. Indien de span of control te groot wordt, komt daarbij dat de nieuweling en aan een onderdeelsleidinggevende gekoppeld moet worden. Bij de krijgsmacht,

brandweer en vergelijkbare organisaties, werkt men daarom met samengestelde eenheden van oplopende omvang, telkens met een ‘eigen’ commandant. De basiseenheid

van de brandweer is, afhankelijk van het incidentscenario één tankautospuit (TS) al dan niet in combinatie met een redvoertuig of een hulpverleningsvoertuig. Bij grote

branden werkt de brandweer met pelotons (4 TS’n + enkele gespecialiseerde eenheden + PEL-commando) of compagnieën (twee pelotons + ondersteuningspeloton + CIE-

commando).

In principe zijn de grotere verbanden samengesteld op basis van meer van het zelfde aangevuld met bijzondere eenheden. Deze samenstelling kan ook multidisciplinair zijn,

bijvoorbeeld brandweerreddingseenheden met geneeskundige hulpverleningseenheden van ambulancediensten en eventueel Rode Kruis Korps. Deze combinaties staan

niet op één locatie paraat maar moeten op weg naar het incident, en dus niet ter plaatse ercvan, worden samengesteld. Hiervoor dient de Uitgangsstelling-nabij-het-incident

(UGS-2). Uiteraard mag hierbij geen tijd verloren gaan; de organisatie van de UGS moet hiervoor zorgdragen.

[Leidraad brandweercompagnie, BZK/NIFV, 1996]

3: AARD

De aard van een incident is vanuit meerdere perspectieven te bepalen. Bij incident- en rampbestrijding moeten de hulpverlenende instanties bijna altijd prioriteiten stellen; dit

is daarom een eerste criterium om een mogelijk aan de orde zijnd scenario te kiezen. Een volgend criterium is de aard van de effecten en daarmee de gevolgen voor mens,

dier en goed; de onderscheidenlijke gevolgen vragen om evenzo veel te onderscheiden hulpverleningsprocessen.

1: INFORMATIEMANAGEMENT

De vragen welke disciplines bij welk incident een rol hebben, hoe zij hun monodisciplinaire taakuitoefening afstemmen met die van andere disciplines, welke

samenwerkingsafspraken van kracht zijn, et cetera, worden beantwoord aan de hand van scenario’s. De scenario’s worden afgeleid van enerzijds de risico-inventarisatie en

evaluatie van als gevaarlijk bekend staande technologieën en anderzijds van de beperkte casuïstiek van de incidenten.

De kenmerken, ‘plaats’, ‘aard’ en ‘omvang’ (in deze volgorde) bepalen het type scenario en daarmee de te alarmeren disciplines en de wijzen van optreden, ofwel de

processen. Een van de hoofdprocessen is daarom ‘Melding en Opschaling’ en ‘Informatievoorziening’.

2: PLAATS

Bij het risicobeleid aangaande productie, opslag, vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen (GS) wordt historisch gezien een verschil gemaakt tussen risico’s van

grondgebonden inrichtingen respectievelijk het vervoer en opslag. Bij de risicobepaling van het vervoer van GS is het probleem dat de plaats van een hoeveelheid GS

onbepaald is. Bij transport én opslag (distributie) is de factor tijd waarin een individu of een groep blootgesteld wordt aan het risico verwaarloosbaar tot dusdanig kort dat het

risico aanvaardbaar klein is. Inmiddels is met de aanwijzing van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen, het risicobeheersingsinstrumentarium ook van toepassing op het

transport.

De bepaling van het relevante scenario wordt bij transportincidenten bemoeilijkt doordat de incidentlocatie vaak niet precies bekend is, zich kan verplaatsen

(waterwegincident), moeilijk bereikbaar is (water en spoor), maar vooral doordat er vaak geen of inaccurate informatie is over de betrokken gevaarlijke stof.

Page 3: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

5: Richtlijn IM-GS

Op basis van de voorzienbare plaatsen, aarden en omvangen van incidenten met het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt verderop in dit ‘protocollenboek’ welkmethoden

beschreven. De ontwikkeling van de werkmethoden kunnen op hun beurt als proces beschreven worden. Dit wordt geïllustreerd net de 4e-orde leerkring.

De vierde-orde leerkring geeft op een andere wijze de relatie weer tussen de Richtlijn IM-GS (2.Beheerssysteem) en de hierboven toegelichte uitgangspunten van het

schema, 1.Scenariogestuurd informatiemanagement. De generische benadering van de planning van de werkmethoden is het product van 3.Planningssysteem. De

(maatgevende) scenario’s zijn het product van 4.Causaliteit, wat weer het product is van kwalitatief en systematisch evalueren van (bijna-)incidenten. De normale

bedrijfsprocessen, in casu het verkeersmanagement (1. Voortbrengingssysteem) is hetgeen met de Richtlijn IM-GS zo goed mogelijk in stand wordt gehouden. Het

verbeteren van het ontwerp van het primaire ‘voortbrengingssysteem’ (5. Verbetering voortbrengingssysteem), valt buiten het domein van incidentmanagement maar heeft

daar uiteraard een oorzakelijke relatie mee.

4c: COÖRDINATIENIVEAU‟S

Sinds de opheffing van de Organisatie bescherming bevolking (omstreeks 1980) worden alle organisaties die dagelijks met een of andere vorm van hulpverlening belast zijn,

geacht dat ook onder rampomstandigheden te doen. De burgemeester heeft de bevoegdheid hiertoe te bevelen en de Regionale brandweer heeft de wettelijke plicht de

multidisciplinaire samenwerking voor te bereiden, onder andere door (rampbestrijdings-)plannen te ontwikkelen en oefeningen te organiseren. Gegeven het feit dat veel

betrokken organisaties in normale omstandigheden niet of niet geregeld met elkaar samenwerken, is operationele en bestuurlijke coördinatie van het grootste belang. De

GRIP-procedure, oorspronkelijk in de regio Rotterdam-Rijnmond ontwikkeld en nu min of meer uniform in Nederland van toepassing, voorziet in een protocol waarin lagere

leidinggevenden ter plaatse, doorgaans de Officier van Dienst (OVD) van brandweer, politie of ambulancedienst, met bestuurlijk mandaat, de bestuurlijke en/of operationele

coördinatie onmiddellijk naar het gewenste niveau kan opschalen.

Op basis van het vastgestelde incidentscenario en het daarvoor ontwikkelde plan, kan dus onmiddellijk GRIP2-, 3- of zelfs 4-alarm gegeven worden.

N.B.: Er is geen 1-op-1 relatie tussen het noodzakelijke coördinatieniveau en de omvang van de ingezette capaciteit, denk bv. aan een hoogwatersituatie waarbij nog geen

dijkdoorbraak wordt gevreesd.

De combinaties van capaciteitsomvangen en coördinatieniveau’s kunnen gekoppeld worden aan voor een combinatie karakteristiek ongevals-/rampscenario. De witte vlakke

in de matrix duiden echter op onlogische of onmogelijke combinaties.

a: Indien er ter plaatse meer dan circa 3 eenheden bezig zijn, elk met hun eigen taak, vraagt de span of control om coördinatie. Aangezien incidenten en/of de bestrijding

daarvan in de openbare ruimte (bv. op straat) altijd onvoorzienbare consequenties heeft, is een discipline neutrale coördinator zeer gewenst. De ‘leider COPI‘ heeft bij

kleinere inzetten niet altijd een volledig bemensde en toegeruste commandoplaats nodig. Een COPI-bak ter plaatse heeft echter wel zijn voordelen als werkplek en

herkenningspunt.

b: Bij grote tot zeer grote inzetten moet het coördinerende karakter van de leiding ter plaatse overgaan in een centrale commandovoering. Van oorsprong was hierin

voorzien (commandant rampterrein) maar aangezien er zelden een ramp plaatsvindt waar een massieve, legerachtige leiding nodig is, en veel vaker sprake is van

kleinschalige, multidisciplinaire inzetten, wordt groot belang gehecht aan het optimaliseren van het COPI-concept.

c en d: In een beperkt aantal gevallen kan het Regionaal operationeel team (ROT) zonder bestuurlijke coördinatie functioneren. Dit is het geval wanneer er naast een inzet

ter plaatse van het incident een tot enkele ‘actiecentra’ in de periferie in bedrijf zijn, informatievoorziening op boven lokale schaal nodig is bijvoorbeeld wanneer meetploegen

zijn ingezet en wanneer de logistieke processen centraal georganiseerd moeten worden.

Zodra een GRIP3-situatie ontstaat, bijvoorbeeld doordat de gemeente het proces ‘bevolkingszorg’ en/of ‘voorlichting’ moet uitvoeren, moet er een (kernbezetting van het)

ROT in bedrijf gesteld worden. Het ROT heeft immers de informatiestructurele voorzieningen en daartoe competente functionarissen, die het ‘beeld van het incident ter

plaatse’ kan vertalen naar voor beleid en bevolkingszorg relevante informatie.

Bij een GRIP4-situatie is per definitie een GRIP3-organisatie noodzakelijk aangezien openbare orde en veiligheid een onvervreemdbaar, gemeentelijke verantwoordelijkheid

is.

4d: MAATGEVENDE SCENARIO‟S (VERVOER GEVAARLIJKE STOFFEN)

Wegens de kosten van de voorbereiding op voorzienbare incidenten, rampen en crises en de kwaliteitsborging van de operationele prestaties van alle betrokken publieke,

publiek-private en private hulpverleningsdiensten, worden bestuurlijke keuzes gemaakt ten aanzien van de maatscenario’s waarop de genoemde organisaties worden

gedimensioneerd.

In de matrix van GRIP-niveau’s en capaciteitomvangen wordt gesuggereerd dat er negen maatscenario’s bepaald kunnen worden. Hierover moet het volgende opgemerkt

worden:

1) Elke veiligheidsregio maar ook elke risicodragende organisatie is autonoom in het bepalen van de voor de wettelijk verplichte voorbereiding maatgevende scenario’s. In

het kader van de komende wet op de veiligheidsregio’s (oktober 2010) worden de regio’s met een handreiking voor de bepaling van haar ‘risicoprofielen’ uitgenodigd om

landelijke uniformiteit te bewerkstelligen (zie volgende informatieblad.

In dit kader moeten de al eerder vastgestelde, landelijke scenario’s van spoor-, water- en (snel-)wegbeheerders met vijfentwintig veiligheidsregioo’s worden afgestemd

(ProRail maakt in haar Treinincidentmanagement-regeling (TIM) onderscheidt in 9 scenario’s, waarvan de laatste binnen de matrix van OOV-verstoringen vallen en de

overige in feite bedrijfseigen continuïteitsverstoringen zijn.

2) Wat de uitwerking van scenario’s betreft moet bedacht worden dat de zogenaamde man-made-disasters (technologische rampen) het vaakst voorkomen; deze zijn

bovendien een zekere zin beheersbaar door adequaat veiligheidsbeleid (proactief, preventief en/of preparatief). Bovendien levert een investering in de kwaliteit van

incidentbestrijding van deze categorie incidenten ‘maatschappelijke winst, op vergelijkbare wijze als investeringen in continuïteitsplanning de bedrijfswinst verhoogd. De

voorbereiding op de zogenaamde god-made-disasters (natuurrampen) is ook nodig maar is pas echt zinvol wanneer de incidentbestrijdingsorganisatie optimaal functioneert:

dit is namelijk altijd voorwaardelijk. Voorlopig is het wel van belang inzicht te hebben in de plaats, aard en omvang van natuurrampen. (N.B.: de gevolgen van technologische

rampen, zoals een treinramp) worden vaak overschat in tegenstelling tot natuurrampen (aardbeving) waarvan de gevolgen meestal onderschat worden [Rutherford, 1980]).

3) Wat de keuzes van de incidentscenario’s en de uitwerking daarvan in werkmethoden betreft, moet gestreefd worden naar een generische benadering. Voor

transportincidenten met het vervoer van gevaarlijke stoffen betekent dat bijvoorbeeld:

3a) de door de brandweer primair voor inrichtingen ontwikkelde OGS-procedure is onveranderlijk van toepassing op de transportwegen. Bij een spoor- en (snel-)wegincident

zijn de inzetmogelijkheden alleen minder ideaal dan op een bedrijfsterrein; bij een waterwegincident heeft men bovendien te dealen met de dynamiek van (stromend) water.

3b) het subproces ‘ter plaatse gaan’ is methodisch generiek te beschrijven. De functie van een Uitgangsstelling nabij het inzetgebied is generiek toepasbaar; bij een incident

op een vaarwater begint daar pas het verschil met een wegincident, denk aan de ‘opstapregeling’.

3c) wat de redding van grotere aantallen inzittenden van voertuigen voor personenvervoer betreft, is geen noodzakelijk verschil tussen een bus, trein, tram, metro of zelfs

vliegtuigcompartiment. Net als bij de redding van inzittenden van een personenauto, is het generieke probleem dat er geen werkruimte is om elk individueel slachtoffer met

een brandweerredding - medisch hulpverleningsteam te benaderen. Hiervoor is de methode van werkcirkels bedacht (‘methode Kusters’ en inzetsysteem Omnibus [NIFV]).

Page 4: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

REGIONAAL RISICOPROFIEL

(ex. Handreiking regionaal risicoprofiel, POC, november 2009)

Page 5: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Melding en alarmering Restdekkingsregeling; „kazerne volgorde regeling‟;

Hiervoor bestaan meerdere

systemen met aflopende

betrouwbaarheid: C2000-paging,

automatische telefoonkiezer,

bellijst, e.d.

Ter plaatse gaan

Inrichten ad hoc

‘werkplek’ ter plaatse

incident

Stabiliseren

bedreiging OOV

Tweezijdig aanrijden; uitgangsstelling (UGS, voor

paraatstelling bijstandseenheden); begidsing door

politie c.s.;

Hiervoor bestaan verschillende

regelingen: denk aan

voorrangvoertuigen,

opstapplaatsen waterongevallen,

arbo-regels werkzaamheden op

spoor, etc.

Fence off parkeren; veilige tunnelbuis; inrichting

ontsmettingsveld; buiten-/binnenring;

ondersteuningsgebied/-cirkel (50 of 10 m);

veiligheidsafstanden 500 m (expl.), 100 m (=

straatlengte) verkenning op afstand, 25 m (=

slanglengte) (hittestraling, instorting gevel)

Het betreft hier de eerste

opstelling. Sommige eenheden

kunnen daarna moeilijk of niet

verplaatst worden (bv.

Ontsmettingsveld). In dat geval

moet persé de veiligheidsafstand

toegepast worden.

aanrijdingbeveiliging; valbeveiliging;

adembescherming; filebeveiliging; branduitbreiding

belendingen voorkomen; af-/toedekken slachtoffer; ...

Principe: Eigen veiligheid (1) gaat

voor; vervolgens veiligheid

belanghebbenden (2); dan

getroffenen (3). „Eigen‟ veiligheid

betreft alle hulpverleners (ook de

spontane). De eerste

professionele eenheid ter plaatse

begint met de organisatie van dit

proces.

Niet-limitatieve greep uit bestaande instructies

OVERZICHT IM (GS) (hoofd-/sub)processen

Multi 1.0

Zie M 2.0

Eerste veiligheids-

maatregelen

Richtlijn 1ste veiligheidsmaatregelen eenzijdig/

tweezijdig aanrijdingsgevaar, bovenwinds opstellen,

veiligheidsafstyanden

De richtlijnen voor wegwerkers (idem

spoorwerkers) en die voor

zwaailichtendisciplines moeten optimaal

op elkaar afgestemd zijn, mede wegens

Arbo-/juridische consequenties

Stabiliseren

Milieubedreiging

Kubusgedachte; onmiddelijke effecten; latente

langetermijneffecten ???

Herstel openbare

voorzieningen

In de volgorde (?) mens, (huis)dier, ...

Doorstromingsplanning; Omleidingsplanning; rijstroken

vrijgeven; scherm plaatsen; ...;

Van buiten naar binnen werkend;

rekeninghoudend met de conditie van de

automobilisten

Repareren/ saneren

Bergen

Opruimen

????????

????????

?????????

………….

………..

……...

Page 6: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

VOORTSCHRIJDENDE INZETPLANNINGMulti 2.0

Acties:

Prio: stabiliseren gevaar,

hulpverlening aan

zelfredzamen,

ondersteunen

burgerparticipatie.

Doel: Zoveel mogelijk SO

redden in zo kort

mogelijke tijd (scope and

run).

Werken met persoonlijke

uitrusting.

Al werkend informatie

verzamelen voor

leidinggevende.

Interne afstemming:

...

Externe afstemming:

Structuering:

Standaardinzetcommand

o’s en afspraak over

informatiebehoeften.

Uitvoering met

basisuitrusting van de

eenheid (voertuig) t.b.v.

(o.a.) stabiliseren T1 en

bevrijden T2

AC

Waarschuwing van de

bevolking

AC

Milieumaatregelen

AC

verkeersmaatregelenRWS x

MIL x

BRW x

Melding en opschaling M3.0

M6.0

M4.0

Eerste

veilgigheidsmaat-

regelen ter plaatse

Ter plaatse gaan

Nader bericht geven

M5.0

Moterkap-overleg

Eerste werkplan

monodisciplinair

Eerste verkenning

Multidisciplinair

opstellingsplan

(inrichting werkcirkels)M7.0

Inrichten werkplek ter

plaatse voor basis-

mono-processen;

eigen veiligheid

voorop!

1e COPI

overlegOpenbare veiligheigheid

Tweede verkenning

Tweede multi

afgestemd werkplanM8.0

Multi afgestemde

monoplanning

2e COPI overleg

Multi plan

Samenwerking optimaliseren

Volgende

werkplannen

Voortschrijdene

infoverzameling en

evaluatie

Uitvoering met

specialistische

uitrusting t.b.v. (o.a.)

bevrijden T1;

Opvolgende werkzaamheden uit te voeren met

inzet van calamiteitendienstverleners met

bijzonder specialistische uitrusting t.b.v. (o.a.)

bergen van doden.

M9.0

Zie volgende blad

Page 7: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

PLAN VAN AANPAK OVERIGEM 2.1Dit kan de (snel)weg

zijn maar ook een

waterweg of een

kunstwerk daarin, etc.

[Processenboekje IM,

VCNL (z.d.]

3r COPI overleg

‘uitvoering’

‘Verkenning’

PvA MilieubeschermingM 10.0

Milieubescherming cf.

regionale

milieuincidentbestrijdings-

plannen (MIP)

4e COPI overleg

Doorstromingsplan

Rijstroken vrijmaken met

behoud van minimaal

veiligheidsniveau voor 1.

hulpverleners, 2. omgeving,

3. weggebruikers

‘verkenning’

‘uitvoering’RWS x

6e COPI overleg

Bergen

Na grondige gevaarsanalyse

bergingsproces

‘verkenning’

RWS x ‘uitvoering’

Zie volgende blad

5e COPI overleg

Omleidingsplan

Algemene mobiliteit;

beperken van domino-

effectongevallen

‘verkenning’

RWS x ‘uitvoering’

Page 8: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

PVA HERSTELWERKZAAMHEDENM 2.2Dit kan de (snel)weg

zijn maar ook een

waterweg of een

kunstwerk daarin, etc.

[Processenboekje IM,

VCNL (z.d.]

‘COPI-RWS’

‘uitvoering’

‘Verkenning’

Schadeherstel

opruimenCf. Handboek tijdelijk

IM

Mobiliteit

‘COPI-RWS’

???

‘verkenning’

‘uitvoering’

‘COPI-RWS’

????

‘verkenning’

‘uitvoering’

Page 9: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

PROCES INFORMATIEVOORZIENING IM (GS)

‘MELDING EN OPSCHALING’

Multi 3.0

Melding van

incident

Door burger(s) ter

plaatse?

Alarmering cf.

gedefinieerd

basisscenario

Melding betrouwbaar?ja

ja

nee

Bij gerucht? Verifieerbaarja

ja

Door competente

professional ter plaatse of

op afstand

(cameratoezicht)?

Alarmering cf.

bijbehorend protocolHerkenning van een

gedefinieerde

incidentscenario

ja ja

Uitgaande van de

werkplanningsfasen,

zullen eerste

eenheden ter plaatse

gaan en de rest naar

een UGS, waardoor

afschalingmogelijk

blijft.

nee

nee

Verkennings-eenheid

ter plaatse sturen

Betreffende

professional is

gemandateerd, zodat

hij bij misinterpretatie

of een onverwachte

uitbreiding van het

incident geen blaam

treft.

Checklist verifieren

melding

Checklist valideren

melding

GRIP-protocol

Voortschrijdende

planning

Ter plaatse gaan M3.0

Procesverantwoordelijk:

VR/Meldkamer

Acties:

Aannemen, uitvragen, en verifiëren van een

incidentmelding; alarmeren van en

communiceren met eenheden die ter plaatse

moeten gaan; informeren van andere

disciplines en autoriteiten; verslaglegging.

Interne afstemming:

Externe afstemming:

Structuerering:

Meldkamerinformatiesysteem;

(basis)scenario’s; voorbereide plannen.

Doel:

Voldoende en juiste eenhedenop tijd ter

plaatse.

Page 10: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Multi 4.0 TER PLAATSE GAAN

Uitrukken vanaf

(stationaire)

standplaats met

kortste

opkomsttijd

i.1

„Eerste-lijns‟ eenheid?

Lijst van

geselecteerde

UGS‟n en/of

Richtlijn opstellen bij

toeritten

Incident benaderbaar?ja ja

Tijdens benaderen

‘verkennen tijdens de

rit’, nader bericht

geven aan

meldkamer,

opdrachten ‘eerste

werkplan’

voorbereiden, ...

Sitrap aan

meldkamer geven

met suggesties voor

overige

uitrukeenheden; op

afstand verkennen;

alternatief plan

bedenken, eventueel

randvoorwaarden

kortsluiten met

hogere

leidinggevende; ...

nee

Voor bekende

verkeersknelpunten

en voor

onderhoudsituaties

moeten de

alternatieven

geprepareerd worden

(‘plan B’).

nee

Taak in eerste werkplan? ja

nee i.1

Vanaf de UGS2 kunnen eenheden die door

afschaling niet meer nodig zijn, snel weer

terug naar de standplaats; bovendien wordt de

weg niet onnodig geblokkeerd.

Wanneer de inzetplanning dat vereist kunnen

eenheden ook langs een alternatieve route de

incidentlocatie benaderen.

Cf. alarmeringsregeling, rekening houdend met

noodzaak bovenwinds op te stellen; rekening

houdend met files of andere obstructies op de

route, eventueel tweezijdig aanrijden, ...

Opstellen cf.

protocol Eerste

veiligheids-

maatregelen

...

Zie verder Richtlijnen

Zwaailichtengebruik,

Fens off, ..

Doorrijden en cf.

richtlijn xyz

opstellen bij/

achter „eerste-

lijnseenheid

Afwachten in

Uitgangsstelling-

nabij-inzetgebied

(UGS2)

ja

Wegsituatie? ja

nee

Bij water- en

spoorwegen

aanrijden naar

„Aansluitpunt‟

Voor hulpverlening op het water hebben varende disciplines

‘Opstapplaatsen’ geselecteerd voor voertuiggebonden

disciplines.

Bij spoorwegincidenten mag de spoorbaan alleen betreden

worden door daartoe gecertificeerde functionarissen: deze

zullen niet-spoorwegfunctionarissen dus moeten opvangen,

begeleiden en bewaken.

Procesverantwoordelijk:

VR/Preparatie

Acties:

Uitrukken vanaf standplaats; aanrijden via kortste/

snelste route of cf. aanwijzing meldkamer; al dan niet

wachten in UGS nabnij incident; opstellen cf.

richtlijn(en).

Interne afstemming:

Taakverdeling ploegen

Externe afstemming:

Nadere info van meldkamer; info over andere OHD’n

ter plaatse; verkenning bij het naderen of door haasje-

over-systeem.

Structurering:

Fens off; eerste veiligheidsmaatregelen.

Doel:

Meer incidenten (domino-effect) voorkomen.

Page 11: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

EERSTE VEILIGHEIDSMAATREGELEN

………………….

……………..

Primaire processen zijn

organisatie c.q. discipline

afhankelijk ergo parate, niet-

parate overheidshulpdiensten;

particuliere hulpdiensten;

spontane hulpverlening [het rood-

blauwe boekje VCNL, 2004]

Multi 5.0

Page 12: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Multi 6.0 INFORMATIEVOORZIENING

(‘nader bericht’)

i.1

Kies inzetplan dat

voor het

BASISscenario is

geprepareerd

Géén kans op uitbreiding?Kleiner dan

BASISscenario?

ja

ja

nee

nee

Kies een kleiner

inzetplan

i.1

Overmachtsituatie.

Met evaluatie en

rapportage

teruggrijpen op

bestuurlijke

besluitvorming over

keuze

BASISscenario

De kleinere

inzetplannen kunnen

minder omvangrijk

zijn door (1) een

minder omvangrijke

bestuurlijke en/of

operationele

coördinatie (zie

GRIP), en/of (2)

minder disciplines,

zelfs

monodisciplinair, en/

of (3) minder

eenheden per

discipline.

Bekend BASISscenario? ja

nee

Bestuurlijk vastgesteld

plan ter zake volgen

N.B.: met de

handtekening van de

burgemeester is

deze al op

betreffende datum in

werking gesteld!

Groter dan

BASISscenario?

Nog capaciteit

beschikbaar?ja ja

Rekening houdend

met restdekking.

N.B.: Onderschrijding

van de restdekking

heeft juridische

gevolgen, immers

geen

overmachtsituatie.

Verder opschalen

Handelen naar

bevind van zaken

neeOvermachtsituatie.

Met evaluatie en

rapportage

teruggrijpen op

bestuurlijke

besluitvorming over

keuze BASISscenario

nee

M 6.1

Page 13: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Multi 6.1 OPSCHALING OPERATIONELE EN/OF

BESTUURLIJKE COÖRDINATIE

GRIP-niveaus

Momentaan

vastgestelde

plaats, aard en

omvang van

incident

is het een

monodisciplinair / bedrijfs-

intern probleem?

De betrokken bestuursorganen

OOV, eventueel betrokken

functionele besturen (bv.

waterschap) en

belanghebbende

bestuursorganen van private

instellingen stemmen hun het

beleid onderling af.

Is bevolkingszorg in het

geding?

ja

nee

Meerdere disciplines /

bevoegde gezagen

belanghebbend?

ja

nee

Elk moment kan blijken dat de plaats, aard en/of

omvang toch anders of veranderd is. In principe

kan men beter (bewust) afschalen dan uit

onwetendheid) te laat opschalen.

(Voortschrijdend) informeren

van belanghebbenden is vaak

voldoende

In principe is er altijd een

meldingsplicht voor

eenieder bij een

(dreigend) gevaar; het

laatste ter beoordeling

van de door het bevoegd

gezag veiligheid

aangewezen deskundige

(brandweer).

Indien processen „Voorlichting‟,

„Opvang & Verzorging‟, en/of

andere gemeentelijke

processen een rol spelen, moet

het gemeentebestuur, c.q. de

burgemeester ingeschakeld

worden.

GRIP 3

Opschalen cf.

bestuurlijk

vastgesteld plan

GRIP 4

Opschalen cf.

bestuurlijk

vastgesteld plan

Is er ook een

effectgebied?

nee

nee

Zijn meerdere

bestuursorganen

betrokken? „boven lokale

betekenis‟

Is de nationale of

internationale veiligheid in

het geding?

GRIP 0

(business as usual;

geen

opschalingsacties)

GRIP 1

Opschalen cf.

bestuurlijk

vastgesteld plan

Belanghebbende organen

vaardigen een OVD af voor het

COPI.

Niet vertegenwoordigde

organen worden waargenomen

door brandweer of politie

ja

GRIP 2

Opschalen cf.

bestuurlijk

vastgesteld plan

De gevolgen voor het

effectgebied moeten

onderzocht en beheerst

worden. Belanghebbenden in

het effectgebied moeten

adequaat geïnformeerd worden.

ja

nee

ja

ja

GRIP 5

Opschalen cf.

bestuurlijk

vastgesteld plan

Belanghebbende ministers en

eventueel de coördinerend

minister treffen zo nodig

landelijk werkende

maatregelen. Cf. Europese

verdragen worden buitenlandse

overheden geïnformeerd.

Belanghebbend zijn in

ieder geval instanties die

van toepassing zijnde

wetten moeten

handhaven.

Vaak hoeft niet een

volledig ROT opgetuigd

worden maar volstaat de

meetplanorganisatie. De

kernbezetting van het OT

maakt in ieder geval een

multidisciplinaire

opertationele en

bestuurlijke beoordeling

van de toestand en

handelt vervolgens cf.

Het gaat hier primair om

bevolkingszorg, een

gemeentelijke

verantwoordelijkheid,

portefeuillehouder

burgemeester.

Vaak hoeft geen BT in

actie te komen maar

alleen voorlichting en de

burgemeester als

woorvoerder.

Door de schaalvergroting

en centralisatie van het

bestuur naar het niveau

van Veiligheidsregio, zal de

bestuurlijke opschaling in

de toekomst niveau 3 eerst

overslaan tot zeker is dat

het lokale b.g. moet

optreden.

De bestuurlijke coördinatie

betreft vaak vooral de

coördinatie van

bestuursorganen; alleen bij

crises met bovenregionale

uitstraling zal ook sprake

zijn van centrale,

bestuurlijke aansturing van

het lokale

veiligheidsbestuur

Page 14: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

RAMPTERREIN

5.000 m

Maatgevend scenario ammaniak (transport)incident:

1)lekkage, 2)plasbrand, 3)pluimvorming NOx:

Voorlichtings richtwaarde (VRW-) contour: 7.300 x 1000

m na ca 1 kwartier bij neutraal weer (D5)

R hulpverleningsgebied (theoretisch) 5 km

R rampterrein (theoretisch) 10 km

5.1.9

M 7.0

Page 15: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

AFMETINGEN RAMPTERREIN

(karakteristieken, maatscenario gerelateerde afstanden voor een eerste theoretische

inzetplanning).

EXPLOSIE („plof‟)SCENARIO

De (warme) BLEVE is het maatgevend scenario.

De schadegebieden t.g.v. de hitte, straling, drukgolf (met primaire en secundaire

effecten) respectievelijk weggeslingerde objecten en zijn theoretisch cirkelvormig. De

secundaire schade door branduitbreiding beslaat een sector met de wind mee.

De afzetting van de (theoretisch) cirkelvormige gebieden moet pragmatisch bepaald

worden op basis van de aanwezige infrastructuur en natuurlijke hindernissen.

Rampterrein (gebied waarin burgemeester bijzondere regelgeving kan toepassen):

R1000m

Hulpverleningsgebied (gebied waarin hulpverleningsdisciplines moeten optreden):

R500m

Ondersteuningsgebied: het (theoretisch) ringvormige gebied tussen de cirkels,

waarin logistieke functies plaats vinden.

PLUIMSCENARIO

Ammoniak lekkage met plasbrand met een nitreuze wolk als gevolg.

Het bedreigde gebied is sigaarvormig met de wind mee. De brandweer bepaald het

gebied in eerste instantie theoretisch met een 12-stralige windroos met diameters van

xxxkm respectievelijk yy km. Afhankelijk van de onzekerheid over de plaatselijke

windrichting wordt het gebied bepaald op 1 tot 3 sectoren.

Het gebied wordt op basis van het gevaar voor de mens onderverdeeld in hot

(levensbedreigende-waardecontour (LBW), warm (alarmeringsgrenswaardecontour

(AGW) en cold (voorlichtingsrichtwaardecontour (VRW)).

In de cold-zone moeten mensen geïnformeerd worden i.v.m. de incidentgerelateerde

stankklachten; in de andere zones, ofwel sirenegebieden, is de beste tactiek „schuilen‟

en het devies “ramen en deuren sluiten, informatie van het bevoegd gezag afwachten,

…”.

Rampterrein (alle zones????)

7,3 x 1 km bij neutraal weer (D5) (80% van het jaar);

65 x 2,5 km bij stabiel weer (F2) (voornamelijk „s nachts)

Hulpverleningsgebied (hot zone)

550 X 60 m bij neutraal weer (D5) (80% van het jaar);

1700 x 30 m bij stabiel weer (F2) (voornamelijk „s nachts)

Ondersteuningsgebied (warm zone)

1900 x 210 m bij neutraal weer (D5) (80% van het jaar);

16 x 0,5 km bij stabiel weer (F2) (voornamelijk „s nachts)

Page 16: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

R25m

Werkcirkel OGS

R50m

Ondersteunings-

cirkel OGS

Opstelplaats t.b.v.

GASPAKINZETPROCEDURE

INZETGEBIED

M 7.1

Page 17: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

AFMETING INZETGEBIED cf. OGS-PROCEDURE

Voor Ongevallenbestrijding met gevaarlijke stoffen (OGS) hanteert de brandweer een

procedure waarmee gewaarborgd wordt dat:

De eenheden de incidentlocatie veilig, i.c. bovenwinds, bereiken;

Er voldoende afstand is van het gevaarsobject i.v.m. de kans op escallatie;

De hulpverleningsploeg die in gaspakken het lek moeten dichten, veilig weer uit hun

beschermende kleding geholpen worden;

De contaminatie (indien relevant) niet onnodig verspreid wordt;

Er voldoende back up is voor het geval de hulpverleningsploeg zelf iets overkomt.

De „OGS-trein‟ telt tenminste vijf eenheden (waaronder een personenauto)

HV: Hulpverleningseenheid met gaspakken en afdichtgereedschap en de

„hulpverleningsploeg‟;

HAD: Haakarmvoertuig met decontaminatieunit (ter plaatse af te zetten) met

voorzieningen voor de ontsmetting van de gaspakinzetploeg;

AS: Tankautospuit met water- en schuimsystemen om dampen neer te slaan, plassen af

te dekken en „handjes‟ om het decontaminatieveld in te richten, gereedschappen

gebruiksklaar te maken t.b.v. de HV-ploeg, i.c. de „Ondersteuningsgroep‟;

DA: Dienstauto van de Officier van dienst (OVD), die de gaspakinzet operationeel leidt.

DA: Dienstauto van de Adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), die ter plaatse met andere

deskundigen het plan-van-aanpak voor de OVD bedenkt.

Page 18: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

5m-werk‟cirkel‟

HV-PLOEG

10m-werk‟cirkel‟

ONDERSTEUNINGS-

PLOEG

„rode‟ (besmette) loopzone

van hulpverleningsplaats

naar decontaminatieunit

M 7.2 WERKGEBIED

Page 19: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

AFMETINGEN WERKCIRKELS WERKGEBIED

- Het theoretische model (m.n. de cirkels) zal bij snelweg- en spoorwegongevallen in de

praktijk met enig vernuft moeten worden toegepast; de cirkels zullen in de dwarsrichting

verplat worden tot ellipsen. De afstanden tussen de op te stellen voertuigen en de voor- en

achterkant zal echter steeds voldoende moeten zijn om verstoring in de 'werkcirkel' te

voorkomen. Bij kettingbotsingen (zonder bussen) zal men enkele gecrashte voertuigen tot één

pelotonsinzetvak moeten clusteren. Rekenend in eenheden van plusminus 5 m komt men dan

ook snel aan de R=25m grens van de werkcirkel.

grensgebied werkcirkel – ondersteuningscirkel. AMBU = gewondennest; HAB-basisuitrusting = verzorgingsplaats.

Het zeiltje is bij de volgende inzetoefening dichter bij de bus gelegd.

M 7.2

Page 20: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

KLOK

BESLUITVORMING MULTIDISCIPLINAIR IN COPI (april 09)

24

3

1

Monodisciplinaire planning,

op basis van kennis van

(maatgevende) scenario‟s en

(oefen)ervaring met

multidisciplinaire

samenwerking

Uitvoering van de planning al

dan niet in

samenwerkingsverband;

periodieke

voortgangsbespreking

Multidisciplinaire afstemming

van de mono-plannen >

multi-plan van aanpak binnen

mandaatvrijheid, anders

bestuurlijk besluit

Voor dit proces is vooral van belang hoe nauwkeurig waarnemers van een incident hun

melding kunnen doen. Herkenning van het incidentscenario (burgervoorlichting c.q.

uitvraagprotocol centralist), plaatsaanduiding (b.v. hectometerpaal), kwaliteit van het

communicatiekanaal.

Multi 8.0

Vergaderklok (voorbereiden : vergaderen : uitvoeren = 1 : 1 : 2)

Alle disciplines op zijn beurt, die met de meeste info eerst; volgende alleen nieuwe info

toevoegen

Korte presentatie besluitvorming (zonodig al luisterend aangepast aan nieuwe info)

Plotter maakt plot van situatie nu, situatie na x tijd, inzetplanning

Gespreksleider agendeert de knelpunten (waar de planningen elkaar hinderen; waar

win-win mogelijk is)

Gespreksleider onderhandelt over de knelpunten

Samenvatting van multi-plan-van-aanpak

Afspreken wanneer eerste voortgangsoverleg (wijze van (radio)comminicatie is volgens

„vaste order‟)

Besluitvorming op basis van PDCA-cirkel: Plan > Do > Check > Act

of Kolb:

1. Situatieanalyse >>> probleemeigenaars, prioriteiten, hakken in vakken, ...

2. Probleemanalyse >>> kenmerken zoals dynamiek, afbreukrisico, weersafhankelijkheid,

...

3. Oplossingsanalyse >>> tactisch plan, alternatieve plannen, logistiek plan

4. Implementatie-analyse >>> motivatie, communicatie, informatievoorziening,

verzorging, ...

Page 21: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

MULTIDISCIPLINAIR OPERATIONEEL PLANM 8.0

INLEIDING PLANVORMING

…………...

Page 22: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

OPERATIONEEL PLAN (BASIS) PUIMSCENARIO

Toelichting voorbeeld ammoniakkoelinrichting te Bemmel

Page 23: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

MAATGEVENDE SCENARIO‟s PLUIMSCENARIO

Inleiding …………………...

Page 24: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

MAATGEVENDE SCENARIO‟s

Vervolg ...

Page 25: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

MAATGEVENDE SCENARIO‟s

Vervolg ...

Page 26: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

NUANCERING GENERIEKE, OPERATIONELE PLANNING

…...

Page 27: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

OGS INZETPLAN

………………….

……………..

BRW x

Page 28: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

WAARSCHUWEN VAN DE BEVOLKING

………………….

……………..

BRW x

Page 29: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

MILIEUBESCHERMING

………………….

……………..

MIL x

Page 30: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

BERGINGSPLAN TANKWAGEN

………………….

……………..

RWS x

Page 31: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

OPRUIMPLAN WEG

………………….

……………..

RWS x

Page 32: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

REPARATIE/ SANERINGSPLAN

………………….

……………..

RWSx

Page 33: 1. SCENARIOGESTUURD INFORMATIEMANAGEMENT OMVANG ...

Casus ongeval

gekantelde tankwagen

grootte/ lading

locatie L

uur U

Melding en opschaling

Eerste

veiligheidsmaatregelen

Ter plaatse gaan

Stabiliseren bedreiging

OOV

Stabilseren Milieudreiging

Inrichten ad hoc werkplek

(werkcirkels)

Herstel openbare

voorzieningen

Bergen

Opruimen

Repareren/ saneren

Groepen (groups)

Functionarissen (agents)

die op een plaats

(location), op basis van

professionaliteit (believes),

activiteiten (activities)

ontplooien.

Serie van taken (work

frames) bestaande uit

communicatie, beweging,

primitieve acties, andere

samengestelde? acties

Denkconcepten

(thoughtframes) gebaseerd

op begincondities en

gevolgen?

N.B.: De

tijdvolgordelijkheid van de

hieronder, als protocol

verbeelde processen, is

niet representatief voor de

praktijk maar hier gekozen

voor de leesbaarheid van

het schema: in de praktijk

overlappen de processen

elkaar.

Arbeidsanalytische

uitwerking van de multi en

mono processen tot het

niveau van actoren (cf.

BRAHMS taxonomy)

Op basis van

incidentbestrijdings-

concepten ???

Op basis van standaard

instructies, les- en leerstof

???

???

Af te leiden uit

organisatiebeschrijvingen

???

?

?

?

?

?

?

?

?

?

0.0