1 Plannen van activiteiten
Transcript of 1 Plannen van activiteiten
Tijdens je opleiding krijg je informatie over de verschillende
cliënten voor wie je als helpende, VIG of MMZ3 kunt werken.
Het is best lastig om te ontdekken met welke groep je het liefst
werkt. Wat past het beste bij jou?
Gelukkig kun je er tijdens de beroepspraktijkvorming (stage of
werken) achter komen wat jou het beste ligt: ouderen, kinde-
ren, cliënten met een somatische beperking of ben je juist ge-
knipt voor de zorg aan dementerenden? Werk je graag tegelij-
kertijd met anderen in een team of vind je alleen werken (zoals
in de thuiszorg) juist prettig?
Activiteiten worden voor elke doelgroep natuurlijk anders in-
gevuld. Knutselen met een peuter is compleet anders dan een
kerstboom versieren, samen met een oudere in de thuiszorg.
Toch zijn er ook overeenkomsten in de aanpak die je bij elke
activiteit terugziet.
Als zorgverlener moet je bij elke cliënt die je bij activiteiten
helpt de volgende competenties in de praktijk brengen:
!! ! afstemmen op de cliënt;
!! ! een werkplanning maken;
!! ! omgaan met familie, mantelzorgers en vrijwilligers;
!! ! samenwerken met anderen.
Dit hoofdstuk gaat over de verschillende cliëntgroepen en hun leef-
omgeving. Ook krijg je een beeld over het hoe en waarom van de
activiteiten, met wie je samenwerkt en hoe je planmatig activiteiten
kunt begeleiden.
Tot slot lees je welke wetten en regels er zijn als een cliënt aan-
spraak wil maken op hulp bij de activiteiten in het kader van zijn
dagbesteding.
1 Plannen van activiteiten
Nicolien van
Halem
14 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
Cliëntgroepen en hun leefomgeving
De helpende, VIG’er en MMZ’er kan gaan werken in veel verschil-
lende werkvelden van de gezondheidszorg. Welke zorgverlener in
Figuur 1.1 Als helpende, VIG of MMZ3 kun je met verschillende doelgroepen
werken.
1.1
151 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
een bepaald werkveld wordt ingezet, bepaalt de zorg- of welzijnsin-
stelling zelf.
De afgelopen jaren is er veel veranderd: werkten in het verpleeghuis
vroeger voornamelijk ziekenverzorgenden, nu is er een mix van
functieniveaus (zorghulp, helpende, VIG, MMZ3, verpleegkundi-
ge). Ze vullen elkaar aan.
Het aantal zorgsettings is enorm toegenomen. De grote instellin-
gen zijn kleiner geworden en kleinschalige woonvormen voor psy-
chogeriatrische cliënten en verstandelijk beperkten zijn opgeko-
men. En ook de kinderopvang is enorm uitgebreid.
Vanuit de zorgverlener gezien kun je spreken over werkveld ; dat is
waar je als zorgverlener werkt. Vanuit de cliënt gezien gaat het om
zijn leefomgeving . Omdat de cliënt centraal staat gebruiken we het
woord leefomgeving .
Tabel 1.1 geeft een overzicht van de verschillende soorten leefom-
gevingen, de bijpassende doelen en cliëntgroepen. Het is vast niet
compleet; de sector zorg en welzijn verandert namelijk voortdu-
rend. Nieuwe initiatieven kunnen weer leiden tot nieuwe verblijfs-
vormen voor bepaalde cliëntgroepen.
Zin, betekenis en soorten activiteiten
Waarom willen mensen actief zijn? Dat kan van mens tot mens ver-
schillen, bijvoorbeeld:
!! ! verveling tegengaan;
!! ! zich nuttig voelen;
!! ! samen zijn met anderen;
!! ! zich gewaardeerd voelen;
!! ! afl eiding hebben;
!! ! regelmaat vinden in het dagelijks leven.
Activiteiten helpen om deze behoeften te bevredigen, waardoor
mensen het leven als zinvol ervaren.
Cliënten in de sector zorg en welzijn (bewoners van instellingen,
maar ook mensen met een beperking thuis of kinderen in de kin-
deropvang) kunnen niet of niet geheel zelfstandig in hun behoeften
voorzien. In het kader van activiteiten gaat het dan om de behoefte
aan:
!! ! zinvolle dagbesteding;
1.2
16 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
!! ! een gestructureerd woon- of groepsmilieu;
!! ! deelname aan de samenleving
De behoefte aan zinvolle dagbesteding
Veel mensen die je als zorgverlener tegenkomt hebben moeite met
het zinvol invullen van de dag. Zij hebben behoefte aan ondersteu-
ning bij het organiseren en uitvoeren van allerlei activiteiten. Het
begeleiden van activiteiten in het kader van dagbesteding is het
werkterrein van de activiteitenbegeleider of de creatief therapeut.
De helpende, VIG of MMZ3 verleent daarbij vanuit haar beroep on-
dersteuning.
Het doel van activiteitenbegeleiding is dan ook te omschrijven als:
het activeren en begeleiden tot een zinvolle dagbesteding van mensen die
daar zelf onvoldoende vermogen toe hebben.
Oorzaken voor het feit dat deze mensen daar zelf niet toe in staat
zijn, zijn bijvoorbeeld:
!! ! psychiatrische ziekten;
!! ! verstandelijke beperkingen;
!! ! psychogeriatrische functiestoornissen;
!! ! lichamelijke beperkingen;
!! ! somatische aandoeningen;
!! ! afnemende mogelijkheden ten gevolge van ouderdom;
!! ! psychosociale problematiek bij jongeren.
De behoefte aan een gestructureerd woon- of groepsmilieu
Mensen die dag en nacht in een instelling verblijven, wonen en le-
ven vaak in groepsverband: in een leefgroep of woongroep . Zij heb-
ben behoefte aan een gestructureerd woonklimaat. Een woongroep
is een vervangende leefomgeving, een nieuw ‘thuis’. Een goed voor-
beeld van een woongroep is het zogenaamde Thomashuis (fi g. 1.2),
waar mensen met een verstandelijke beperking een nieuw thuis
hebben (zie verder paragraaf 2.4).
De woongroep is het werkterrein van de woonbegeleider die hierin
een zorgende en begeleidende taak heeft.
Activiteiten kunnen iemand helpen meer sociaal vaardig te worden,
beter te leren samenwerken, sociale contacten te ontwikkelen, en-
zovoort.
171 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
Leefomgeving Voorbeelden Doelen Cliëntgroepen
!! ! Zorgcentrum
!! ! Verpleeghuis
!! ! Verzorgingshuis
Zorg- en servicecen-
trum
!! ! Zelfredzaamheid behou-
den of uitbreiden/revali-
deren
!! ! Zorgen voor een goed leef-
klimaat
!! ! Zorg verlenen aan mensen
die niet meer beter wor-
den
!! ! Dementerende cliënten
!! ! Volwassenen en ouderen
met lichamelijke beper-
king
Thuiszorg !! ! Bij mensen thuis
!! ! Fokuswoningen
!! ! Zelfredzaamheid behou-
den of uitbreiden
!! ! Zorgen voor een schoon
huis
!! ! Persoonlijke zorg verle-
nen aan mensen met een
(chronische) ziekte of
beperking
!! ! Dementerende cliënten
!! ! Volwassenen en ouderen
met lichamelijke beper-
king
Kleinschalige
woonvormen
!! ! De Herbergier
!! ! Thomashuizen
!! ! Zelfredzaamheid behou-
den of uitbreiden
!! ! Zorgen voor een optimaal
en kleinschalig leefkli-
maat/wonen
!! ! Dementerende cliënten
!! ! Verstandelijk beperkten
Ziekenhuis Academisch zieken-
huis
Verplegen en behandelen
van mensen met een (chro-
nische) ziekte of beperking
!! ! Kinderen
!! ! Volwassenen
!! ! Ouderen
Kraamzorg !! ! Kraamafdeling
ziekenhuis
!! ! Kraamkliniek
!! ! Thuiszorg
Zorg en begeleiding tijdens
en na de bevalling (‘kraam-
tijd’)
Moeder en kind (pasgebo-
renen)
Maatschappelijke
dienstverlening /
jeugdzorg
Welzijnsinstelling !! ! Zelfredzaamheid uitbrei-
den
!! ! Zorgen voor een goed leef-
klimaat/wonen
!! ! Ondersteunen op sociaal
gebied
!! ! Jongeren of ouderen
!! ! Alleenstaande moeders
Kinderopvang !! ! Kinderdagverblijf
!! ! Buitenschoolse
opvang
Opvangen en begeleiden van
kinderen van wie de ouders
werken
Kinderen 0-12 jaar
Gastouderopvang Gastouderbureau In huiselijke omgeving
opvangen en begeleiden van
kinderen van wie de ouders
werken
Kinderen 0-12 jaar
Beperktenzorg Gezinsvervangend
tehuis (GVT)
!! ! Zelfredzaamheid behou-
den of uitbreiden
!! ! Zorgen voor een goed leef-
klimaat/ wonen
!! ! Lichamelijk beperkten
!! ! Verstandelijk beperkten
Tabel 1.1 Leefomgeving
18 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
De behoefte aan deelname aan de samenleving
Deelname aan de samenleving zegt iets over hoe iemand zich als
burger voelt. Activiteiten kunnen hierbij helpen. De zelfstandigheid
en zelfwerkzaamheid worden gestimuleerd. Dit is vooral van toe-
passing op psychiatrische en verstandelijk beperkte cliënten.
In tabel 1.1 zie je onder ‘doelen’ een aardige opsomming van ver-
schillende doelen van activiteiten. De doelen van activiteiten zijn in
te delen in de volgende vier hoofdgroepen:
1 arbeidsmatige activiteiten : maken van producten en verlenen van
diensten;
2 educatieve activiteiten : computervaardigheden, leren zwemmen, so-
ciale vaardigheden ontwikkelen;
Leefomgeving Voorbeelden Doelen Cliëntgroepen
Geestelijke
gezondheidszorg
Kleinschalig wonen
voor psychiatrische
cliënten
!! ! Verplegen en behandelen
van mensen met een psy-
chiatrische ziekte
!! ! Zorgen voor een goed leef-
klimaat/wonen
Psychiatrische cliënten
Asielzoekerscen-
trum
AZC Ter Apel Hulp en begeleiding in
opdracht van het Ministerie
van Justitie
Vluchtelingen/asielzoe-
kers
Sociale werkplaats De Sluis Groep:
maatschappelijke
onderneming in het
Groene Hart
Bieden van werk en begelei-
ding in een beschutte werk-
omgeving
Cliënten met een arbeids-
handicap (psychiatrische,
verstandelijk beperkte
of lichamelijk beperkte
cliënten)
Dagactiviteiten-
centrum
‘DAC’ Begeleiden bij activiteiten
op het gebied van werk,
recreëren en educatie
Psychiatrische, verstande-
lijk beperkte of demente-
rende cliënten
Zorgboerderij Zorgboerderijen
Utrecht
Ondersteunende en active-
rende begeleiding bij dag-
activiteiten en logeren/kort
verblijf
!! ! (Dementerende) oude-
ren
!! ! Cliënten met een ver-
standelijke beperking,
lichamelijke beperking
of psychische hulpvraag
!! ! Cliënten met een burn-
out of met een autisti-
sche stoornis
!! ! Logeeropvang voor kin-
deren
!! ! Kinderopvang
Basisonderwijs De Brede School Onderwijs Kinderen 4-12 jaar
191 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
3 zelfzorgactiviteiten : (weer) leren aankleden, boodschappen doen,
met geld omgaan, huishoudelijke klusjes;
4 ontspanningsactiviteiten : in een koor zingen, sporten, creatief bezig
zijn.
Sommige activiteiten zijn niet puur in te delen in één hoofdgroep.
Leren zwemmen kan educatief zijn, maar net zo goed ontspannend.
Voorbeelden
Arbeidsmatige activiteiten
Jan, een 49-jarige man met het syndroom van Down, werkt
twee ochtenden per week in een supermarkt. Hij vult de vak-
ken. Dat doet hij langzaam maar goed, omdat hij heel precies
is. De mensen uit de buurt maken vaak een praatje met hem.
Educatieve activiteiten
De buitenschoolse opvang (BSO) is gehuisvest op het terrein
van de tennisvereniging. Daar is genoeg buitenspeelgelegen-
heid voor de kinderen. Ze kunnen een balletje slaan op de ten-
Figuur 1.2 Thomashuis Zegveld.
20 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
nisbaan. Ook kunnen de kinderen tijdens de BSO tennisles
krijgen.
Zelfzorgactiviteiten
Chantal woont sinds twee weken in een psychiatrische woon-
voorziening. Zij moet opnieuw leren om haar kamer schoon te
houden. Wekelijks begeleid je haar daarbij.
Ontspanningsactiviteiten
In de huiskamer van de psychogeriatrische afdeling van het
zorgcentrum zit mevrouw De Wit. Zij luistert naar klassieke
muziek en heeft een zachte knuffelbeer op schoot die zij voort-
durend aait. Zij heeft een glimlach op haar gezicht.
Dit is een voorbeeld van ‘snoezelen’ . Dat wil zeggen: mensen
worden via het prikkelen van zintuigen in de gelegenheid ge-
steld hun emoties en gevoelens te uiten. Snoezelen bevordert
het algemeen welbevinden van iedere individuele oudere.
Activiteiten die passen bij de ontwikkeling van een kind
In de zorg en begeleiding van kinderen (kinderopvang, basis-
school) wordt vaak een indeling gemaakt in activiteiten die te ma-
ken hebben met een bepaald aspect van de ontwikkeling van het
kind: van baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber tot adolescent.
Het gaat om de volgende aspecten, beginnend bij de baby:
!! ! motorische ontwikkeling : van het optillen van het hoofd tot pakken,
lopen, klimmen en rennen tot sportbeoefening;
!! ! verstandelijke ontwikkeling : van herkennen, denken, fantaseren,
inleven tot bewust denken en leren;
!! ! sociaal-emotionele ontwikkeling : van naast elkaar spelen tot samen
spelen, zelfstandiger worden, ontwikkeling van waarden en nor-
men en de eigen identiteit, tot vriendschappen en intieme rela-
ties.
Voorbeelden
Motorische ontwikkeling
Jette van 2 wil graag de glijbaan af, maar ze durft nog niet. Jij
helpt haar door haar vast te houden bij het trappetje en haar
211 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
een beetje te remmen bij het naar beneden roetsjen. Aan het
einde van middag doet ze alles zelf.
Verstandelijke ontwikkeling
Het regent tijdens de buitenschoolse opvang. Met een groepje
kinderen van rond de 8 jaar oud speel je spelletjes. Om beurten
kiezen ze Memory ® , het bonenspel en Rummikub ® (fi g. 1.3).
Sociaal-emotionele ontwikkeling
In het buurthuis wordt wekelijks een meidenmiddag georga-
niseerd. Activiteiten zijn kletsen, darten en computeren. In het
beleidsplan van de welzijnsorganisatie staan als doelen van
deze meidenmiddagen:
!! ! inzicht krijgen in jezelf;
!! ! bezig zijn met jezelf en de ander;
!! ! sociale vaardigheden praktiseren.
Werken met een werkplanning
Of je nu met kinderen, jongeren of ouderen werkt, elk mens heeft
zijn eigen ‘gebruiksaanwijzing’. Als zorgverlener vraag je je dus
Figuur 1.3 Een bordspel spelen.
1.3
22 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
voortdurend af: wat heeft deze specifi eke cliënt vandaag nodig? Dat
hoeft niet ingewikkeld of tijdrovend te zijn; je moet het zien als on-
derdeel van je beroepshouding.
Voorbeeld
Fatima werkt als VIG in zorgcentrum Rijnzicht. Ze legt uit hoe
ze elke dag weer keuzes maakt: ‘Als een bewoner verdriet heeft,
dan neem ik rustig de tijd. Het bed vraagt niet: luister naar mij,
maar de bewoner wel. Dan maar later het bed verschonen of
dat ’s middags doen.’
Elke dag stem je dus af op de cliënt. Wat kan hij vandaag? Plannen
maken is natuurlijk noodzakelijk, maar een fl exibele houding van
de zorgverlener ook.
Doelgericht en methodisch werken is een voorwaarde voor je werk
als professional in zorg en welzijn. Dat geldt ook voor het begelei-
den van activiteiten. Het hangt van het soort activiteit af of je een
uitgewerkt plan gebruikt of niet.
Als je samen met een cliënt boodschappen doet, staat dat weliswaar
vermeld in het begeleidingsplan, maar je hebt er natuurlijk geen
draaiboek voor nodig. Je gebruikt wel een draaiboek bij een spel-
middag in de ouderenzorg of een themamiddag in het kinderdag-
verblijf. Een draaiboek bevat dezelfde stappen als het activiteiten-
plan (voorbereiding, uitvoering, evaluatie), maar is meer opgezet
als invul- en aftekenlijst.
Elk werkveld kiest zijn eigen manier om planmatig te werken. De
stappen van methodisch handelen zijn daar wel steeds in terug te vin-
den (kader 1.1).
Kader 1.1 Methodisch handelen
Methodisch handelen is:
!! ! Doelgericht : je kiest samen met de cliënt een bepaalde activi-
teit. Deze activiteit staat niet op zichzelf, maar maakt deel
uit van het zorg-, leef- of begeleidingsplan. Een doel geeft
richting aan je handelen. Je kunt ook aan een collega of
iemand van een andere discipline duidelijk maken waar je
231 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
mee bezig bent. Je bent daarop aanspreekbaar. Bovendien
voorkom je de willekeur of goede bedoelingen van begelei-
ders, die steeds een ander idee hebben.
!! ! Bewust : je denkt kritisch na over de doelen, de werkwijze en
de middelen die je gebruikt. Ook sta je stil bij wat de activi-
teit voor de cliënt oproept of betekent.
!! ! Systematisch : je handelt consequent. Het een volgt logisch
op het ander. Dit zorgt voor continuïteit. Houd er rekening
mee dat een kleine verandering een groot gevolg kan heb-
ben voor het geheel.
!! ! Procesmatig : je werkt bij het begeleiden van de activiteit
stapsgewijs en logisch. Je houdt rekening met veranderin-
gen die zich tussentijds kunnen voordoen en je kunt daarop
bijsturen.
Je kunt activiteiten op verschillende manieren stapsgewijs beschrij-
ven. Elk werkveld zal daarvoor zijn eigen stappenplannen en bijpas-
sende formulieren gebruiken.
Een van deze manieren is het driefaseplan . Dit bestaat uit de fasen
voorbereiden , uitvoeren en evalueren van de activiteiten. Elke fase is
weer onderverdeeld in drie stappen, wat het totaal op negen stap-
pen brengt. Tabel 1.2 toont hoe het driefaseplan er in schema uit-
ziet.
Hoe uitgebreid je een stap beschrijft en uitvoert, verschilt per acti-
viteit en per organisatie. Het driefaseplan kun je zien als een stan-
daard voor het beschrijven van groepsactiviteiten.
voorbereiden
Als je een activiteit gaat voorbereiden moet je eerst weten met wie je
de activiteit gaat doen: met een cliënt alleen, met een tweetal of met
een groep?
Een activiteit moet aansluiten bij de mogelijkheden en behoeften
van de cliënt. Bij het beschrijven van de beginsituatie wordt in kaart
gebracht hoe de situatie van dit moment is, wie de cliënt is en wat
zijn mogelijkheden, behoeften en interesses zijn. Daarna kijken we
wat we met deze cliënten willen bereiken en door middel van welke
activiteiten we dat willen doen. Kortom: past de activiteit bij deze
cliënt(en)?
24 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
Ook zul je rekening moeten houden met de lichamelijke, psychi-
sche en sociale vermogens. Afhankelijk van de doelgroep ligt het
accent op het een of het ander.
Tabel 1.2 Het driefaseplan bij het organiseren van activiteiten
Fase Stap Actie
Fase 1:
Voorbereiden
Stap 1 Het beschrijven van de beginsituatie:
!! ! algemene gegevens van de cliënt(en)
!! ! mogelijkheden en beperkingen van de cliënt(en)
!! ! zin en betekenis van activiteiten voor de cliënt
!! ! conclusies uit de beginsituatie
Stap 2 Het formuleren van doelen:
!! ! kiezen van een activiteitensoort
!! ! vaststellen van doelen
!! ! kiezen van een activiteit/activiteiten
!! ! formuleren van werkdoelen van activiteiten
Stap 3 Het maken van een planbeschrijving/draaiboek*:
!! ! opbouw
!! ! benodigdheden
!! ! cliënteneisen
!! ! omgevingseisen
!! ! budget
!! ! randvoorwaardelijke organisatie
Fase 2:
Uitvoeren
Stap 4 Introductie van de activiteit aan de cliënten:
!! ! welkom
!! ! uitleg over de doelen van de activiteit
!! ! uitleg over de opzet van de activiteit
Stap 5 De activiteit zelf:
!! ! begeleiden van de cliënten tijdens de activiteit
!! ! indien nodig bijsturen tijdens de activiteit
Stap 6 Afronden:
!! ! afsluiten van de activiteit samen met de cliënten
!! ! opruimen na afl oop van een activiteit
!! ! nabespreken van de activiteit met de cliënten
Fase 3:
Evalueren
Stap 7 Productevaluatie
!! ! maken van een productevaluatie
!! ! evaluatie van de doelen
Stap 8 Procesevaluatie
!! ! maken van een procesevaluatie
!! ! evaluatie van de voorbereiding
!! ! evaluatie van de uitvoering
Stap 9 Conclusies:
!! ! conclusies uit de evaluatie voor de toekomst
* Een voorbeeld van een draaiboek vind je in bijlage 1.
Bron: C. Laming, 2002.
251 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
Bij chronisch zieke ouderen houd je natuurlijk rekening met licha-
melijke beperkingen: kan de cliënt zelf bewegen of lopen? Kan hij
de activiteit volhouden? Kan hij het goed zien en horen?
Bij psychische vermogens kun je denken aan concentratie, het ge-
heugen of de emotionele beleving bij een activiteit.
Sociale vermogens zie je terug in de communicatie met anderen: is
iemand hulpvaardig, op zichzelf of heeft hij veel contact met zijn
familie of anderen?
Bij mensen met een verstandelijke beperking zul je moeten uitgaan
van het verstandelijk functioneren van de deelnemers.
Om informatie over de cliënt te verzamelen kun je de volgende vier
belangrijke bronnen raadplegen.
1 De cliënt
In de eerste plaats kun je informatie krijgen door met hem te pra-
ten, door goed te luisteren naar wat een deelnemer wel en niet ver-
telt.
2 Jijzelf als begeleider van activiteiten
Door de cliënt goed te observeren binnen de woonsituatie en/of
de activiteitensituatie zie je wat de cliënt wel of niet kan, wil, doet,
kent, hoe hij zich gedraagt en wat zijn dagritme is.
3 De omgeving van de cliënt
In een instelling is vaak veel informatie over de deelnemer bekend.
Dit vind je in behandelingsplannen en archieven, maar je kunt zul-
ke informatie ook inwinnen bij andere disciplines. Ook de familie
kan zinvolle en aanvullende informatie geven, vooral over het verle-
den van de cliënt.
4 Vakliteratuur
Vakliteratuur is een andere bron voor het verzamelen van gegevens.
Al is de informatie vaak algemeen, je kunt het vaak wel toepassen
op de situatie van een specifi eke cliënt.
26 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
De organisatie van de activiteit (en) vraagt de nodige voorbereiding.
Hiervoor kun je de volgende aandachtpunten langsgaan:
1 Cliënten:
!! ! Weten de cliënten hoe laat de activiteit begint?
!! ! Moeten cliënten worden opgehaald? Zo ja, wie doet dat?
!! ! Weten de cliënten wat er van hen verwacht wordt?
!! ! Zijn de cliënten op de hoogte van hun eigen voorbereiding
(speciale kleding, lunchpakket, enz.)
2 Materialen:
!! ! Is het materiaal aanwezig en goed bruikbaar?
!! ! Moet ik het materiaal klaarleggen of pakken de cliënten het
zelf ?
!! ! Werkt het gereedschap goed en veilig?
!! ! Beheers ik alle technieken zelf of heb ik hulp nodig?
3 Ruimte:
!! ! Is de ruimte beschikbaar?
!! ! Is de ruimte geschikt?
!! ! Zijn er voldoende tafels en stoelen?
!! ! Is er een EHBO-doos aanwezig?
4 Organisatie:
!! ! Heb ik specifi eke deskundigheid van anderen nodig (vrijwil-
liger, kok, klusjesman)?
!! ! Zijn andere betrokkenen op de hoogte en heb ik met deze
mensen goede afspraken gemaakt?
Het is gebruikelijk om van de organisatie van een uitgebreide activi-
teit een draaiboek te maken. Je kunt een draaiboek bijvoorbeeld ge-
bruiken bij een themadag of themaweek.
In bijlage 1 vind je een beknopt voorbeeld van de voorbereiding van
een activiteit. Je kunt dit uitbreiden met afspraken over wie wat doet
en wanneer het uiterlijk klaar moet zijn.
Bij iedere activiteit hoort een duidelijke start. Je begint met het wel-
kom heten van de cliënten, zodat een cliënt zich uitgenodigd voelt
om deel te nemen. Ook leg je uit wat de bedoeling van de activiteit
is; zo snapt een cliënt beter wat er van hem verwacht wordt. Contro-
leer ook of de cliënt je begrepen heeft.
Een activiteitenbord op een duidelijk zichtbare plaats is een handi-
ge geheugensteun voor cliënten, bewoners en bezoekers (fi g. 1.4).
271 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
uitvoeren
De cliënten gaan aan de slag. Begeleiders hebben de taak de cliën-
ten te stimuleren en te motiveren om actief te blijven. Hoe je dat
doet hangt af van de doelen die je met een activiteit hebt. Tijdens de
Figuur 1.4 Een activiteitenbord in de huiskamer voor psychogeriatrische
cliënten. (huiskamer zorgcentrum Zuwe te Woerden)
28 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
activiteit kan het nodig zijn om iets bij te stellen: het tempo (sneller,
langzamer), je hulp (meer of minder hulp bieden) of de activiteit
zelf.
Voorbeeld
Mevrouw Yilmaz doet mee met een spelletjesmiddag. Tijdens
het woordspel blijkt dat zij vanwege haar Turkse achtergrond
hier niet goed aan mee kan doen. Daarom deel jij haar in bij an-
dere spelactiviteiten.
De afsluiting van een activiteit hangt af van het soort activiteit: moet
er samen worden opgeruimd? Moeten er mensen bedankt worden?
Moeten mensen worden weggebracht? Enzovoort.
evalueren
In de productevaluatie stel je de vraag of je bereikt hebt wat je wilde
bereiken. Hebben we de doelen bereikt? Is de cliënt tevreden? Zo ja,
waaruit blijkt dat? Zo nee, waar lag dat dan aan?
Deze informatie verkrijg je door observatie tijdens de uitvoering en
door navraag bij de cliënt. Noteer je bevindingen schriftelijk en pro-
beer duidelijk oorzaak en gevolg aan te geven.
De procesevaluatie gaat over ons eigen werk. Hoe hebben we ons
voorbereid en hoe hebben we de cliënten begeleid? Bij elke stap uit
het driefaseplan kun je je afvragen:
!! ! Wat ging er goed en wat kan er beter ten aanzien van de cliënt, de
materialen, de ruimte en de organisatie?
De antwoorden op deze vragen geven je informatie voor toekomsti-
ge activiteiten.
Met deze methodische aanpak werk je aan constante verbetering
van je werk. Zo werk je aan kwaliteit van zorg.
291 p l a n n e n v a n a c t i v i t e i t e n
Samenwerken met collega’s
Bij activiteiten zijn vaak meerdere mensen betrokken. Dat kan varië-
ren van ouders, mantelzorgers en vrijwilligers (zie paragraaf 1.5) tot
verschillende professionals .
De volgende professionals kun je tegenkomen bij het begeleiden
van activiteiten :
!! ! Activiteitenbegeleider met als taak begeleiding geven aan mensen bij
het realiseren van een zinvolle, volwaardige of leuke dagbeste-
ding (fi g. 1.5). Andere benamingen voor deze functie zijn: activi-
teitentherapeut , dagbestedingscoach , jobcoach , bezigheidsthe-
rapeut of trajectbegeleider (zie competentieprofi el Activiteitenbe-
geleider, mbo 4, op www.calibris.nl).
!! ! Creatief therapeut met als taak veranderingen of acceptatieproces-
sen bij de cliënt realiseren. De creatief therapeut gebruikt daarbij
creatieve vormen, zoals drama , beeldende vorming , muziek of
dans .
Een therapeut heeft een hbo-opleiding.
!! ! Psychomotorisch therapeut (als specialisatie van de creatieve thera-
pie) met als taak het realiseren van bewustwording en gedrags-
verandering met behulp van bewegingsactiviteiten en lichaams-
gerichte therapievormen.
!! !Sportleider (CIOS of Sport en bewegen, mbo 3 en 4) met als taak
(helpen bij) les- en leidinggeven aan sport- en bewegingsactivi-
teiten voor jong en oud, gezonde en niet-gezonde mensen, men-
sen met of zonder handicap.
!! ! Vakmensen met als taak een voorbeeldfunctie en leidinggeven aan
de meewerkende cliënten.
Voorbeelden
In een lunchcafé waar mensen met een verstandelijke beper-
king werken, maakt een professionele kok de meeste gerechten
klaar en geeft hij leiding aan de medewerkers.
In kaasboerderij ‘Jong en Oud’ werken psychiatrische cliënten
onder supervisie van een professionele kaasmaker.
1.4
30 h e l p e n b i j a c t i v i t e i t e n
Ook andere medewerkers kunnen een taak hebben bij het begelei-
den van activiteiten. Denk aan de fysiotherapeut (bijvoorbeeld bij een
spelmiddag voor ouderen in een zorgcentrum) en de ergotherapeut ,
die met de cliënt zoekt naar de juiste hulpmiddelen om dagelijkse
activiteiten of hobby’s te (blijven) doen. In de kinderopvang zijn de
pedagogisch medewerkers verantwoordelijk voor de spel- en ontwikke-
lingsgerichte activiteiten.
Samenwerking is iets tussen mensen. Alles wat tussen mensen kan
gebeuren aan positieve en negatieve ervaringen, gebeurt ook bij sa-
menwerken met collega’s. Belangrijke vaardigheden bij het samen-
werken zijn:
!! ! luisteren naar de ander;
!! ! geïnteresseerd zijn in de ander;
!! ! onderhandelen;
!! ! weten wat je zelf wilt en wat de ander wil en daar duidelijk over
communiceren;
!! ! respect hebben voor de deskundigheid van de ander.
Goed samenwerken draagt bij aan de kwaliteit van zorg, de bele-
ving van het welzijn en het werkplezier.
Figuur 1.5 Activiteitenbegeleider samen met een cliënt aan het werk.