1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht...

8
1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek = de uitbeelding van een toestand in de vorm van een monoloog dramatiek = de uitbeelding van een handeling in de vorm van een dialoog De driehoek én de methode werden voor het eerst toegepast door en genoemd naar de Duitse literatuur- theoreticus Julius Petersen (1878 - 1941). 2. Voorhoofse ridderepiek 2.1 Kenmerken Koning der Franken (768-814) Keizer van het Heilige Roomse Rijk (800-814) Hertog van Beieren (788-814) vader: Pepijn de Korte moeder: Bertrada van Laon dynastie: Karolingen handtekening: &

Transcript of 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht...

Page 1: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

1. De driehoek van Petersen

monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand

epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog

lyriek = de uitbeelding van een toestand in de vorm van een monoloog

dramatiek = de uitbeelding van een handeling in de vorm van een dialoog

De driehoek én de methode werden voor het eerst toegepast door en genoemd naar de Duitse literatuur-theoreticus Julius Petersen (1878 - 1941).

2. Voorhoofse ridderepiek

2.1 Kenmerken

Koning der Franken (768-814) Keizer van het Heilige Roomse Rijk (800-814) Hertog van Beieren (788-814) vader: Pepijn de Korte moeder: Bertrada van Laon dynastie: Karolingen handtekening:

&

Page 2: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

2.2 Het verhaal van Karel ende Elegast

Een voorbeeld van voorhoofse ridderepiek: Karel ende Elegast

Het verhaal opent met Karel de Grote, slapend in zijn kasteel te Ingelheim. Dan gebiedt een engel hem driemaal om op te staan, zich te wapenen en te gaan stelen. Karel is verontrust: van wie komt de boodschap en waarom moet hij gaan stelen? De drievuldigheid van de boodschap overtuigt hem van haar goddelijke herkomst, dus hij besluit te gehoorzamen, ook al moet hij daarvoor het dievenpad op. Karel weet – net als het publiek – niet waarom hij van God deze opdracht krijgt, maar wel dat het een zaak van leven of dood is. Hij vertrekt onopgemerkt en treedt alleen het dreigende woud binnen.

Daar ontmoet hij Elegast, een vroegere vazal die hij wegens een vergrijp zwaar veroordeeld heeft, maar die zijn vroegere leenheer desondanks trouw is gebleven. Karel stelt zich voor als Adelbrecht, dief van beroep, en Elegast herkent hem niet. Als Karel voorstelt om gezamenlijk bij de koning in te breken – bij zichzelf dus – weigert Elegast verontwaardigd. Ze besluiten dan maar naar Eggermonde te gaan, de burcht van Karels schoonbroer Eggeric. Met magie weet Elegast de burcht binnen te dringen, en in Eggerics slaapkamer is hij getuige van een ruzie tussen Eggeric en diens vrouw, Karels zus. Zo verneemt Elegast dat Eggeric de volgende dag Karel wil doden. Elegast vertelt aan Karel/Adelbrecht wat hij gehoord heeft, maar wil zelf Karel niet gaan waarschuwen, uit angst voor diens woede. Karel biedt dan zelf aan de koning te waarschuwen. De volgende dag kan Eggeric onschadelijk worden gemaakt en wordt Elegast in ere hersteld. Binnen de beperkte omvang van het verhaal weet de dichter toch een grote spanning op te bouwen. Hij doet dat bijvoorbeeld met de inbraak in Eggermonde, maar zeker ook door de clou – Karel moet gaan stelen om het moordplan van Eggeric te ontdekken – relatief lang uit te stellen. Komische momenten zijn er ook, bijvoorbeeld wanneer Karel aan Elegast vertelt dat hij met een ploegschaar wil inbreken in een kasteel (en daarmee duidelijk maakt dat hij geen professionele inbreker is). Het verhaal is helder gestructureerd, met een duidelijke rondgang langs de verhaalruimten. Die plekken corresponderen telkens met het optreden van de verschillende personages. Het begint in Ingelheim (Karel alleen), verplaatst zich dan naar het woud (Karel en Elegast) en vervolgens naar Eggermonde (Karel, Elegast, Eggeric, Eggerics vrouw), om weer te eindigen in Ingelheim (alle personages, Karel als vorst omringd door zijn hofhouding). Die opbouw wordt ondersteund door een subtiel gebruik van diverse literaire technieken, zoals die van de ‘dubbele lens’: een verhaalgegeven wordt eerst op nuchtere, objectieve wijze beschreven door de verteller en daarna op bewogen, subjectieve wijze toegelicht door een personage, dat daarmee een grote psychologische diepgang krijgt. De moraal van het verhaal? Door te gehoorzamen aan Gods bevel beseft Karel dat hij Elegast te zwaar veroordeeld heeft en Eggeric ten onrechte vertrouwde. Door zich te gedragen als een goed leenman van God, de opperste leenheer, leert Karel dus zelf een betere leenheer te zijn.

Page 3: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

2.3 Over Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Moriaen Lantsloot vander Haghedochte

Bron: http://literairecanon.be/werken/karel-ende-elegast

2.4 Analyse verhaal Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Karel ende Elegast

Page 4: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

3. Hoofse ridderepiek

Floris ende Blancefloer

Eneit Aneis

Een figuur uit de Keltische legenden en de middeleeuwse hoofse literatuur, wiens historiciteit niet vaststaat. Hij is de centrale figuur in de Arthur-legenden.

In vroege Welshe teksten wordt hij nergens koning genoemd, maar ‘dux bellorum’ (leider van de strijd), en middeleeuwse teksten noemen hem vaak ‘amerauder’ (heerser).

Wat is hoofsheid nu? Het hoofdkenmerk van de hoofse ridder is ‘mate’, een deugd die in de Griekse filosofie omschreven werd als een evenwichtspositie tussen overmoed en lafheid (niet laf, niet onbezonnen, maar wel dapper). Hoofs zijn betekent dus rekening houden met anderen, zichzelf uitschakelen voor anderen, beheerst zijn, zich houden aan regels en voorschriften. Concreet voorbeelden: welgemanierd zijn, handen wassen, niet schrokkerig eten, niet nieuwsgierig zijn, niet brutaal zijn, vlot spreken en altijd het juiste woord vinden. Dit begrip ging gepaard met een gewijzigde houding tegenover de vrouw: de vrouw geeft zin aan het leven, de liefde wordt een positieve kracht. Dit weerspiegelt zich in de literatuur: de ridder wordt een individu (dolende ridder), de problematiek van de liefde wordt nu langs alle kanten benaderd en er wordt meer aandacht geschonken aan het gevoelsleven van de personages.

Page 5: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

3.1 Het verhaal van Walewein

3.2 Over Walewein

Een voorbeeld van hoofse ridderepiek: Walewein

Wanneer het bord weer door een van de vensters verdwijnt, roept Arthur zijn ridders driemaal op om er achteraan te gaan. Tevergeefs. Pas wanneer de koning plechtig bevestigt dat degene die hem het bord brengt zijn koninkrijk zal erven, neemt Walewein, de voortreffelijkste van Arthurs ridders, de uitdaging op zich.

Met deze openingsscène is de toon gezet, maar die toon zal in de volgende 11.000 verzen onophoudelijk blijven variëren: van het heroïsche naar het ironische, van het voorbeeldige naar het bedenkelijke en terug. Zeker, Walewein is een voortreffelijk ridder: hij verslaat draken en roofridders, verdedigt gemaltraiteerde jonkvrouwen, geeft verslagen tegenstanders een tweede kans, leent zelfs zijn trouwe paard Gringolet aan een jonge knaap die van het zijne is beroofd, dient een boze ridder de laatste sacramenten toe en geeft hem een christelijk graf… En ook wast hij, steeds weer, zijn handen na het eten. Maar tegelijk laat hij zijn wapens en zijn paard stelen door een vos, durft hij – anders dan Lancelot in andere romans – de zwaardbrug niet over, valt hij in slaap zodat zijn geliefde wordt ontvoerd, deelt hij haar wel heel laat mee dat hij haar in opdracht van een ander uit haar vaders rijk heeft weggehaald, en heeft hij er blijkbaar geen problemen mee dat ze aan het eind van het verhaal weer braaf naar huis gaat. Een mengeling van ridderlijk-hoofs idealisme en burleske situaties maakt deze roman moeilijk grijpbaar, en daardoor juist zo bijzonder. Wanneer Walewein het versterkte kasteel van koning Assentijn binnendringt, verslaat hij in zijn eentje zoveel tegenstanders dat die denken dat er een heel leger voor hun poorten staat. In opperste verwarring gaan ze – zoals in hedendaagse stripverhalen – in het nachtelijke duister ook elkaar te lijf. De tot over haar oren verliefde Ysabele weet van haar vader te bekomen dat ze toegang tot de kerker krijgt, zogezegd om de gevangen Walewein eens flink te martelen, maar eigenlijk om met volle teugen van de liefde te proeven. En hoe lieftallig ze ook mag lijken, blijkbaar kon ze geen beter middel bedenken om een tunnel geheim te houden dan door de architect te laten verdrinken, zoals ze ook zonder haar ogen te knipperen Walewein aanspoort het hoofd af te hakken van een ridder die weerloos op de grond ligt.

Page 6: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

3.3 Over de auteurs

na die wort die hi van Penninge vant bescreven na die wort

Bron: http://literairecanon.be/werken/walewein

3.4 Analyse verhaal

Roman van Walewein

-

ordo- manque- queeste

- ordo

Page 7: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

Roman van Walewein

4. Spreekwoorden en uitdrukkingen

De ridderperiode heeft heel wat sporen nagelaten in onze taal. Hieronder vind je enkele spreekwoorden en uitdrukkingen terug die vandaag nog gebruikt worden. De historische achtergrond is handig om de betekenis van een uitdrukking opnieuw transparanter te maken. Over ridders, soldaten, wapens en overige:

Hij gedraagt zich ridderlijk. hoffelijk en edelmoedig In het strijdperk / krijt treden. De strijd aanvatten. Uitleg: strijdperk en krijt betekenen beide toernooiveld. Iemand tegen zich in het harnas jagen. Iemand tot vijand maken, uitdagen. Uitleg: als een edelman beledigd werd of vertoornd was,

trok hij zijn harnas aan om een gevecht te beginnen. Hij werd dan in het harnas gejaagd door de ander.

In het harnas sterven. Sterven tijdens de uitoefening van je werk. Uitleg: als een ridder tijdens een gevecht omkomt, sterft hij in het harnas.

Met open vizier strijden. / Iemand met open vizier tegemoet treden.

Openlijk, zonder zijn naam te verzwijgen. Uitleg: een vizier is de scharnierende klep van de helm. Als een ridder deze tijdens een gevecht had open staan, kon de tegenstander goed zien met wie hij vocht.

Iemand uit het zadel lichten. Iemand zijn positie doen verliezen; ontslaan. Uitleg: als een ridder door een lans van zijn paard wordt gegooid.

Iets of iemand in de gaten / in het vizier hebben.

Iemand in het oog hebben. Uitleg: in een vizier van een helm zaten kijkgaten.

Kleur bekennen. Voor zijn standpunt uit (moeten) komen. Uitleg: in de middeleeuwen droeg men de kleuren van zijn heer. Dit om te laten zien wie men diende, tot de dood erop volgde. Tijdens een toernooi droeg een verliefde ridder de kleuren van zijn geliefde dame.

Ergens een lans voor breken. Voor iemand een lans breken.

Iets verdedigen of aanprijzen. Voor iemand opkomen. Uitleg: als een ridder in moeilijkheden zit, krijgt hij hulp van vrienden.

Te vuur en te zwaard verwoesten. Door brandstichting of brandstapel en met wapenen vernielen en doden. Van leer trekken. Fel uithalen tegen iemand. Uitleg: ridders droegen hun zwaard vaak in een hoes die aan hun

riem hing. Die hoes was van leer gemaakt. Als een ridder van leer trok, haalde hij zijn zwaard uit het leren omhulsel.

Hij voert iets in zijn schild. Iets van plan zijn, stilzwijgend een plan uitvoeren. Uitleg: ridders lieten hun wapen op hun schild schilderen zodat iedereen kon zijn wie zij waren. Maar vanachter dat schild kun je de vijand ook verrassen. Die weet niet wat je van plan bent.

Hij heeft zijn sporen verdiend. Hij heeft zijn bekwaamheid bewezen. Uitleg: een schildknaap moet van alles doen voordat hij tot ridder wordt geslagen. Dan krijgt hij sporen aangeboden. Dat zijn metalen puntjes aan de hiel van de rijlaars.

Iemand in het zadel helpen. Iemand aan een functie helpen. Uitleg: ridders hadden hierbij veel hulp nodig vanwege hun zware harnas.

Stevig in het zadel zitten. De macht hebben; een positie hebben waar je niet makkelijk bent uit te zetten. Uitleg: tijdens een gevecht was dit natuurlijk erg belangrijk als een ridder tijdens een gevecht van zijn paard viel liep het vaak slecht met hem af. Hij zich door het zware harnas moeilijk bewegen.

Page 8: 1. De driehoek van Petersen1. De driehoek van Petersen monoloog dialoog uitbeelding bericht handeling toestand epiek = een bericht over een handeling in de vorm van een monoloog lyriek

De boog kan niet altijd gespannen staan.

Men moet zich soms ook kunnen ontspannen. Uitleg: als een boog niet gebruikt wordt moet hij ontspannen worden, anders wordt hij op den duur te slap.

Als een pijl uit een boog. heel snel Hij heeft al zijn pijlen verschoten. Hij heeft al zijn krachten verbruikt. Niet meer weten van welk hout pijlen te maken.

Ten einde raad zijn; radeloos zijn.

In het zand bijten. Tegenstand verduren; verliezen. Uitleg: als een ridder van zijn paard valt, valt hij in het zand en heeft hij verloren.

Iemand de handschoen toewerpen. Iemand ergens toe uitdagen. Uitleg: als teken dat een ridder een andere ridder voor de strijd uitdaagde, wierp hij die ander een handschoen voor de voeten. Als de uitgedaagde ridder die handschoen opraapte, gaf hij hiermee te kennen dat hij bereid was de strijd aan te gaan.

In de bres springen. Iemand te hulp komen, iets/iemand steunen of iets/iemand verdedigen. Uitleg: bres betekent breuk, of breken. Belegeraars van bijvoorbeeld een burcht of stadswal konden een bres (gat) in de muur slaan. Als een verdediger in de opening ging staan sprong hij dus letterlijk in de bres.

Het geheim van de smid. Een cruciaal, voor buitenstaanders niet goed te begrijpen onderdeel in het fabriceren van een bepaald product. Uitleg: een geldkist van een landheer had zeer ingewikkelde sloten. Buiten de landheer was de smid de enige die dit geheim kende.

Iemand een loer draaien. Iemand op stiekeme wijze voorliegen of anderszins bedonderen. Uitleg: valken komen, wanneer ze eenmaal zijn losgelaten, niet uit zichzelf terug. Ze moeten dus gelokt worden. Dat gebeurt met een loer: een met zand gevulde leren buidel met een lange riem eraan. Op de buidel wordt een stukje vlees bevestigd. Valken eten alleen levende prooien. Het stuk vlees moet daarom bewegen. De valkenier draait de loer in het rond op het moment dat de vogel komt aanvliegen. Hij houdt zijn valk voor de gek met een nepprooi.

Dat is monnikenwerk. Een saaie, harde, langdurige taak; een taak waar heel veel geduld bij komt kijken. Uitleg: monniken schreven boeken over met de hand (zij waren vaak kopiisten). Het maken van rijk versierde hoofdletters (initialen) was echt monnikenwerk.

Gewogen en te licht bevonden. Je bent niet goed genoeg bevonden; het gaat verkeerd met je aflopen. Uitleg: vrouwen waarvan men dacht dat ze een heks waren, werden op een weegschaal gewogen. Als zij te licht waren, konden ze vliegen op een bezem en waren ze dus een heks. In dat geval liep het vaak slecht met ze af.

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Iemand verwijt een ander gebreken die hij zelf heeft. Uitleg: potten en ketels werden allemaal zwart door het roet van het vuur.

Iemand in zijn eigen sop gaar laten koken.

Iemand niet helpen, maar zelf diens situatie laten ondervinden. Uitleg: braden of roosteren met vet dat uit het vlees zelf komt. Dat vet wordt sop genoemd.

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Iemand verwijt een ander gebreken die hij zelf heeft. Uitleg: potten en ketels werden allemaal zwart door het roet van het vuur.

Dat is een heet hangijzer. Een netelige zaak; een moeilijke onderwerp waar veel discussie over bestaat. Uitleg: in de schouw hangt een ijzer met verschillende haken eraan. Zo kan de kok de kookpot op allerlei hoogten hangen. Zo’n hangijzer kan er heet worden.

Iets in de doofpot stoppen. Ergens totaal niet meer over praten; verzwijgen. Uitleg: ’s nachts moet het vuur uit. De kok stopt dan de vuurresten in een doofpot. Dit was een pot van metaal of aardewerk met een goed sluitend deksel.

Hij is een pottenkijker. Een nieuwsgierig iemand; een ongewenste toeschouwer. Uitleg: iemand die nieuwsgierig in de etenspot kijkt om te zien wat er te eten valt.