09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

44
Vervangen Sint Sebastiaansbrug Integraal Programma van Eisen Projectcode 100014154 Datum 24 maart 2016 Rapportnummer Versie 1.0 Opdrachtgever Paraaf Opdrachtgever: MRDH, PZH en Gemeente Delft Opsteller Paraaf Opsteller: M. Said Controleur Paraaf Controleur: W.A. Gellweiler Projectleider Paraaf Projectleider: M. Said

Transcript of 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Page 1: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Vervangen Sint Sebastiaansbrug Integraal Programma van Eisen

Projectcode

100014154

Datum

24 maart 2016

Rapportnummer Versie

1.0

Opdrachtgever Paraaf Opdrachtgever:

MRDH, PZH en Gemeente Delft

Opsteller Paraaf Opsteller:

M. Said

Controleur Paraaf Controleur:

W.A. Gellweiler

Projectleider Paraaf Projectleider:

M. Said

Page 2: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Inhoudsopgave

1. Inleiding 6

1.1 Algemeen 6

1.2 Aanleiding 8

1.3 Scope en projectgrenzen 10

1.4 Relaties met andere werken 11

1.5 Vigerende documenten 12

1.6 Vigerende normen en richtlijnen 13

1.7 Rangorde documenten 13

2. Opbouw document 14

3. Objectoverstijgende eisen 15

3.1 Benodigd onderzoek 15

3.1.1 Milieu 15

3.1.2 Grondmechanisch 15

3.1.3 Landmeetkundig 15

3.1.4 Wet en regelgeving 15

3.1.5 Optimalisaties/kansen 16

3.2 Uitvoeringsfasering 16

3.3 Vormgeving en ruimtebeslag 16

3.4 Wegbebakening 17

3.4.1 Markeringen 17

3.4.2 Bebording en bewegwijzering 17

3.5 Bestemmingsplan 17

3.6 Informatievoorziening 17

3.7 Omgeving 18

3.8 Vooropnamen 18

3.9 Duurzaam bouwen 18

3.10 Grondgesteldheid, grond en oppervlakte water 19

3.11 Waterkering 19

Page 3: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

3.12 Geluidshinder 19

3.13 Vergunningen 20

4. Eisen sloop bestaande brug 21

5. Eisen Aanbrug Noord en Zuid 22

5.1 Functionele verkeerskundige eisen brug 22

5.1.1 Gemotoriseerd verkeer 22

5.1.2 Fiets- en voetverkeer 22

5.1.3 Tram 23

5.1.4 Trappen 24

5.2 Functionele verkeerskundige eisen onderliggende wegen 24

5.3 Openbaar vervoer 25

5.4 Verkeerregelinstallaties 25

5.5 Traminfrastructuur 26

5.5.1 Horizontaal en verticaal alignement 26

5.5.2 Statisch systeem 26

5.5.3 Voorzieningen voor de spoorconstructie 27

5.6 Onderhoud 29

5.7 Hemelwaterafvoer 29

5.8 Parkeergarage Nieuwelaan 30

5.9 Remmingwerk/beschermingswerk 30

5.10 Ontwerpeisen 30

5.11 Overgangsconstructie, te bevestigen en in te storten spooronderdelen 31

5.11.1 Algemeen 31

5.11.2 Eisen t.a.v. de traminfrastructuur 31

5.11.3 Eisen m.b.t. compensatie-lassen 32

5.11.4 Tractie-energiesysteem 33

5.11.5 Bovenleiding 33

5.11.6 Overig 34

5.12 Belastingen en vervormingen 35

5.12.1 Fiets- en voetgangersbelasting 35

5.12.2 Tramverkeer 35

5.12.3 Belastingen spoorconstructie 36

5.12.4 Horizontale belasting 36

5.12.5 Verhinderde vervorming 37

Page 4: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

5.12.6 Doorbuiging/ hoekverdraaiing 37

5.12.7 Vermoeiing 37

5.13 Zettingen 37

5.14 Betonafwerking 38

5.15 Geluidwerende voorzieningen 38

5.16 Kabels en leidingen 38

6. Eisen basculebrug en –kelder 39

6.1 Eisen beweegbare brug 39

6.2 Scheepvaart 39

6.3 Toegankelijkheid basculekelder 40

6.4 Brugbesturingsinstallatie 40

6.5 Potentiaalvereffening 40

6.6 Installaties 41

6.6.1 Voorzieningen voor brugbediening 41

6.6.2 Opslagruimte reserve afsluitbomen 41

6.6.3 Scheepvaartverlichtingsignalen 41

6.6.4 Cameramasten 41

7. Eisen buitenruimte 42

7.1 Ruimtelijke eisen: omgeving en raakvlakken 42

7.2 Antigraffiti coating 42

7.3 Openbare verlichting 43

7.4 Kabels en leidingen 43

7.4.1 Algemeen 43

7.4.2 In het maaiveld 43

BIJLAGEN

Bijlage I : Overzicht K&L

Page 5: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Revisiebeheer

Revisie Status Datum Opmerkingen / omschrijving

0.1 CONCEPT 4 maart 2016 Eerste concept gereed

1.0 Definitief 24 maart 2016 Definitieve versie, commentaar Kernteam verwerkt

Verspreiding

Revisie Verstuurd Naar Actie

0.1 4 maart 2016 Kernteam Ter toetsing

1.0 01 april 2016 Opdrachtgever Ter acceptatie

LIJST MET AFKORTINGEN

RVW : Richtlijn Vaarwegen

SSB : Sint Sebastiaansbrug

PZH : Provincie Zuid-Holland

MRDH : Metropoolregio Rotterdam Den Haag

VRI : Verkeersregelinstallatie

OV : Openbare Verlichting

LCC : Life Cycle Costs

BS : Bovenkant Spoor

HWA : Hemelwaterafvoer

Page 6: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Dit document bevat het Programma van Eisen voor de reconstructie van de Sint Sebastiaansbrug

te Delft. De Sint Sebastiaansbrug, zie figuur 1, is gelegen over het Rijn-Schiekanaal en is in 1963

aangelegd.

Figuur 1: situatie Sint Sebastiaansbrug

De aanbruggen zijn in eigendom bij de gemeente Delft, welke eveneens verantwoordelijk is voor

het beheer en onderhoud. Het beweegbare deel en de aanbrug over het Rijn-Schiekanaal is

geheel in eigendom bij de Provincie Zuid-Holland, welke ook zorgdraagt voor het beheer en

onderhoud hiervan. In onderstaande schematische tekening is de eigendomssituatie

weergegeven.

Page 7: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Figuur 2: bouwonderdelen en eigendommen Sint Sebastiaansbrug

Eerder in het proces zijn drie PvE’s gemaakt: één door gemeente Delft, één door PZH, één door

MRDH.

Dit document zorgt voor de integrale afstemming en bundeling van de verschillende PvE’s.

Binnen het Programma van Eisen vallen de bouwonderdelen zoals aangegeven in figuur 2.

MRDH is verantwoordelijk voor de nieuwe tramverbinding over de brug.

Gedurende de looptijd van het project zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze vele

onderzoeken hebben inzicht gegeven in de onderhoudsstaat van de brug. Daarnaast zorgen de

onderzoeken ervoor dat het een grote opgave is om de relevante informatie eruit te halen. De

relevante informatie is opgenomen in dit PvE.

Page 8: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

1.2 Aanleiding Bestaande situatie De huidige Sint Sebastiaansbrug bestaat uit twee betonnen aanbruggen, een bascule brug en een betonnen rijdek over het Rijn-Schiekanaal. De opbouw van het profiel van de huidige brug bestaat uit zowel gemotoriseerd als niet gemotoriseerd verkeer, zie figuur 3.

Figuur 3: dwarsprofiel Sint Sebastiaansbrug autonome situatie

Sinds medio 2008 is er een tijdelijke indeling van kracht. Uit de onderzoeken is namelijk gebleken

dat de constructie niet sterk/stijf genoeg meer is. Het vrachtverkeer mag dan ook veiligheidshalve

geen gebruik maken van de brug. Met als uitgangspunt de nieuwe tramverbinding is gekozen

voor een nieuwe brug die aan alle eisen voldoet.

Nieuwe situatie

De opdrachtgever (gemeente Delft, MRDH en PZH) heeft besloten de brug in zijn geheel te

vervangen door een nieuwe beweegbare brug. Aanleiding van deze vervanging is de komst van

tramlijn 19 en de huidige staat van de brug.

In Delft zal tramlijn 19 ter hoogte van de Westvest aftakken van het bestaande tracé van tramlijn

1, om via de Zuidwal het Zuidpoortgebied te bereiken. In dit deel van het tracé zal de tramlijn

samenlopen met een busverbinding op een gecombineerde HOV-baan (hoogwaardige openbaar

vervoer). In het voorontwerp van het tramtracé is de tramlijn ter hoogte het Zuidpoortgebied en de

passage over de Sint Sebastiaansbrug in de zijligging gedacht. Het beheer en onderhoud van

tramlijn 19 komt voor rekening van Metropoolregio Rotterdam - Den Haag (MRDH), welke tevens

eigenaar hiervan wordt.

Het kunstwerk omvat een weg voor autoverkeer, fiets- en voetgangers en een HOV- baan

(geschikt voor tram en bus), zie figuur 4. De Sint Sebastiaansbrug kruist het Rijn-Schiekanaal

onder een hoek van circa 10° en heeft een doorvaarthoogte van (minimaal) 4.50 meter. De

draagconstructie bestaat uit twee betonnen aanbruggen, een basculebrug en een betonnen

aanbrug over Rijn-Schiekanaal.

Page 9: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Figuur 4: indeling bovenbouw Sint Sebastiaansbrug volgens bestemmingsplan

Het langsalignement van de brug (zie figuur 5) wordt bepaald door het alignement M1ZA van de

tramlijn. Tevens wordt het dwarsprofiel van de brug bepaald door de assen van de tram. Het

langsalignement en het dwarsprofiel van de nieuwe brug is weergegeven op tekening

100014154-F01-T001.

Op de tekening is te zien dat de nieuwe brug ten opzichte van de huidige brug in oostelijk richting

is opgeschoven als gevolg van de tramlijn.

Figuur 5: langsalignement M1ZA (deel as G – as O)

Doel en gebruik brug

De Sint Sebastiaansbrug heeft als algemeen doel het wegprofiel van de Michiel de Ruyterweg

over het Rijn-Schiekanaal te laten overbruggen. De aanbruggen van deze brug hebben tot doel

om het (beweegbare) brugdeel over het Rijn-Schiekanaal toegankelijk te maken.

Page 10: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

De Sint Sebastiaansbrug is een verkeersbrug die geschikt moet zijn voor gemotoriseerd verkeer,

bus- en tramverkeer alsmede voor fiets- en voetgangers. De Michiel de Ruyterweg heeft een

functie voor regionaal verkeer en heeft de kenmerken van een doorstroomroute.

Het Rijn-Schiekanaal, waarover het kunstwerk ligt, is een belangrijke vaarweg voor de

beroepsvaart.

Daarnaast wordt de vaarweg gebruikt voor de pleziervaart.

Functionele doelstelling:

Het kruisen van het Rijn-Schiekanaal d.m.v. een nieuwe beweegbare brug;

Het vernieuwen van de aanbruggen;

De aanpassing van de verkeersfuncties tussen het Mijnbouwplein en de Zuidwal;

Het instandhouden van de afwikkeling van de onderliggende bestaande verkeersroutes en

het instand houden van de ondergrondse infrastructuur.

Het project moet na oplevering integraal functioneren, wat inhoudt dat alle objecten op elkaar en

de directe omgeving zijn afgestemd en de onderliggende bestaande verkeersroutes en

ondergrondse infrastructuur hersteld of aangepast zijn.

De overgang tussen de beweegbare brug en de aansluitende brugdelen / dek basculekelder dient zodanig vlak en vloeiend te verlopen dat het verkeer geen hinder ondervindt.

1.3 Scope en projectgrenzen

De scope van de brug is op hoofdlijnen als volgt:

De volledige sloop van de bestaande brug (tussen as B en S, zie [1]);

Het bouwen van aardenbanen, aanbruggen en een nieuwe beweegbare brug op (nagenoeg)

dezelfde locatie als de huidige brug passend binnen het huidige bestemmingsplan en het

langsalignement van de tram (M1ZA);

Het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het spoor (zoals waterkabel, fundering

voor bvl-masten, uitsparingen, inkassingen en tramgerelateerde mantelbuizen).

Het verzorgen van een goede inpassing van de brug in de omgeving (o.a. trappartijen,

aansluiting op Zuidwal en Mijnbouwplein);

De nieuwe brug zal een doorvaarthoogte hebben van (minimaal) 4,5 meter;

De brug zal al het verkeer, zowel gemotoriseerd als niet gemotoriseerd, zowel privé als

openbaar en zowel wegverkeer als scheepvaart moet faciliteren:

o Daartoe is het uitgangspunt dat voor het gemotoriseerd verkeer minimaal 2 x 1 rijstroken

gerealiseerd worden (3 x 1 rijstroken ten behoeve van de vrij liggende rechtsaffer);

o Daartoe is het uitgangspunt dat voor het openbaar vervoer een aparte 2 x1 HOV-baan

gerealiseerd wordt, in de zijligging aan de oostzijde van de brug;

o Daartoe is het uitgangspunt dat op de brug aan weerszijde een fiets- en voetpad

gerealiseerd wordt.

Bovenstaande scope is uitgewerkt in [2]. Zie ook figuur 8 in hoofdstuk 2

Page 11: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

De projectgrenzen van het project ‘Vervangen Sint Sebastiaansbrug’, volgend uit het

bestemmingsplan, is in figuur 6 met een gele lijn aangegeven. Als gevolg van uitwerking van de

scope, zie [2], zijn de projectgrenzen ten opzichte van de projectgrenzen in het bestemmingsplan

verruimd.

Figuur 6: projectgrenzen conform bestemmingsplan

Figuur 7: projectgrenzen volgend uit scope

1.4 Relaties met andere werken

Technische inhoudelijke relatie

Reeds uitgevoerde werken:

- Zettingsvrije plaat tram aan de noordzijde ter plaatse van de Zuidwal;

- Reeds verlegde kabels en leidingen noordzijde;

- Duiker / kabeltrace hoogheemraadschap aansluiting Mijnbouwplein;

Aanleg en inpassing tramlijn 19, waarvan een deel van het tracé over de Sint Sebastiaansbrug

loopt;

De nieuwbouw appartementen "de Ruyterhoeck" ten noorden van de Sint Sebastiaansbrug.

Bij dit appartementencomplex is een parkeergarage aanwezig die grenst aan de verbreding

van de Sint Sebastiaansbrug;

Page 12: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

De verkeerskundige aanpassing van de kruisingen aan de voet van de brug ter plaatse van de

aansluiting met de Zuidwal en het Mijnbouwplein.

Vervangen oeverconstructie Delftsche Schie door PZH

Faseringsrelatie

De volgende werkzaamheden kunnen invloed hebben op de planning van de werkzaamheden

van de Sint Sebastiaansbrug:

Werkzaamheden met betrekking tot tramlijn 19;

Werkzaamheden aan de spoorzone;

Werkzaamheden aan de Oostpoortbrug;

Nieuwbouw langs Kanaalpad en Kanaalweg;

Bouwwerkzaamheden Nieuwelaan.

Werkzaamheden Mijnbouwstraat (oost) en Poortlandplein

Groot Onderhoud N470 i.r.t. omleidingroute

1.5 Vigerende documenten

De volgende documenten hebben als uitgangspunt gediend voor de inhoud van dit PvE:

[1] Tekening 100014154-F01-T001

[2] Uitwerking scope en projectgrenzen

[3] Kostenraming

[4] Ontwerpverantwoording

[5] Planning

[6] Documenten van MRDH:

I.1 Alignementen: Spooras M1NA en Spooras M1ZA.

I.2 Geometrische dwarsprofielen van de sporen.

I.3 Stalen goot t.b.v. spoorconstructie op spoordek. Stalen goot t.b.v. spoorconstructie

op val.

I.4 Profiel van Vrije Ruimte (RT-010105).

I.5 Fundatie bovenleiding (tekening .nr. 103-140-003).

I.6 Mastenplan bovenleiding (nog vast te stellen).

I.7 Compensatie-lassen.

[7] Documenten van PZH

Functioneel en Technisch PvE ‘Beweegbare kunstwerken’ versie 4.0.

Functioneel en technisch Programma van Eisen ‘Vaste kunstwerken’.

Provinciaal vaarwegbeleid.

[8] Documenten van Gemeente Delft

Bestemmingsplan 2009.

Technisch Programma van Randvoorwaarden gemeente Delft.

Programma van eisen Openbare Verlichting Gemeente Delft.

Page 13: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

[9] Overige documenten

Geo- en milieutechnisch bodemonderzoek door VanderHelm Milieubeheer B.V. te

Berkel en Rodenrijs namens Haskoning/DHV Nederland B.V. uit 2012 en 2013

1.6 Vigerende normen en richtlijnen

De volgende normen en richtlijnen zijn primair van belang:

NEN-EN1990 – Grondslagen van het ontwerp;

NEN-EN1991 – Belastingen op constructies;

NEN-EN1992 – Ontwerp en berekening van betonconstructies;

NEN-EN1993 – Ontwerp en berekening van staalconstructies;

NEN-EN1997 – Geotechnisch ontwerp;

NEN6786 – Voorschriften voor het ontwerpen van beweegbare bruggen (oktober 2001) 1)

CUR rapport 85 - Beton, scheurvorming door krimp en temperatuurswisselingen in wanden;

CUR rapport 166 - Geotechniek, damwandconstructies;

Richtlijnen Ontwerpen Kunstwerken (ROK 1.2);

CUR 100: 2013 - Schoonbeton - specificatie, uitvoering en beoordeling van

betonoppervlakken waaraan esthetische eisen worden gesteld;

Overige normen en richtlijnen benoemd in hoofdstuk 3 t/m 7 (bv. OVS, NBD).

1) Opgemerkt wordt dat momenteel een complete herziening van NEN6786 plaats vindt en reeds

is de conceptversie gepubliceerd. De publicatiedatum van de definitieve versie is nog niet

bekend. In het project SSB wordt de huidige versie (oktober 2001 met aanvulling A1 van oktober

2002)

1.7 Rangorde documenten

De rangorde van documenten is:

Nederlandse wetgeving (Bouwbesluit);

Integraal Programma van Eisen ‘Vervangen Sint Sebastiaansbrug’;

Vigerende normen en richtlijnen;

Vigerende documenten;

Informatieve documenten onderzoeken bijlage II.

Page 14: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

2. Opbouw document

Om de eisen in voorliggend document van enige structuur te voorzien is gebruik gemaakt van

een work breakdown structure (WBS), zie figuur 8.

De eisen worden geformuleerd onderstaande niveaus:

Sloop bestaande (hoofdstuk 4);

Nieuwbouw aanbrug noord en zuid (hoofdstuk 5);

Nieuwbouw basculebrug en – kelder (hoofdstuk 6); en

Buitenruimte (hoofdstuk 7).

De volgende opmerkingen dienen in acht te worden genomen bij het lezen van dit document:

De eisen uit hoofdstuk 5 zijn ook van toepassing op de basculebrug en –kelder. Alléén de

aanvullende eisen worden in dit hoofdstuk beschreven;

In hoofdstuk 3 worden objectoverstijgende eisen geformuleerd. Deze eisen zijn van

algemene aard en derhalve niet opgenomen in de WBS.

De structuur en terminologie komt overeen met de indeling in paragraaf 1.3, [2] en [3].

Figuur 8: work breakdown structure (WBS)

Page 15: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

3. Objectoverstijgende eisen

3.1 Benodigd onderzoek

3.1.1 Milieu

Ter voorkoming van vertraging in de uitvoering is het wel van belang om vooraf een verkennend

bodemonderzoek uit te voeren, om vast te stellen of er mogelijk sprake zou kunnen zijn van een

geval van ernstige bodemverontreiniging op die plaatsen van de land- en waterbodem waar

werkzaamheden in de bodem gaan plaatsvinden.

Verder is bij de aanvoer van grond en bij de toepassing elders van eventuele afgevoerde grond

het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing

3.1.2 Grondmechanisch

Een geotechnische bodemonderzoek is reeds uitgevoerd door De Ruiter Boringen en Bemalingen

BV: ‘Geotechnisch bodemonderzoek project Sint Sebastiaansbrug te Delft’ (kenmerk

ODS/BB071201.3840363, d.d. 28 juni 2007). In de ontwerpfase moet door de opdrachtnemer

worden aangegeven of er aanvullend geotechnisch onderzoek nodig is.

3.1.3 Landmeetkundig

Het bestaande maaiveld ter plaatse van de Sint Sebastiaansbrug dient in de ontwerpfase

ingemeten worden.

3.1.4 Wet en regelgeving

Bij dit Programma van Eisen wordt er vanuit gegaan dat het wettelijk kader in beginsel altijd

prevaleert boven de inhoudelijk gestelde eisen. Daarnaast is zoveel mogelijk verwezen naar

handboek en standaarddocumenten. Indien specifieke eisen afwijken van de inhoud van de eisen

in de handboeken dan gaan de specifieke eisen voor. Bij tegenstrijdigheden tussen specifieke

eisen onderling en met eisen vanuit de handboeken onderling wordt er van uitgegaan dat dit

gemeld tijdens het ontwerpproces, zodat de gemeente Delft kan aangeven welke eis prevaleert.

In de handboeken en standaarddocumenten zijn eisen opgenomen die mogelijk ook betrekking

hebben andere fases van projecten. De handboeken en standaarddocument niet speciaal

aangepast ten behoeve van het project Sint Sebastiaansbrug. Daar waar eisen niet toepassing

zijn op de VO fase wordt er vanuit gegaan dat deze niet worden meegenomen.

Het project moet voldoen aan alle wettelijke normen, richtlijnen, waaronder in ieder geval het

Bouwbesluit, beleidsplan van het bestuur Veiligheidsregio Haaglanden, eisen

vergunningverleners (HHD), vaarwegbeleid PZH, de flora en fauna wetgeving en de

boomverordening.

Het project moet voldoen aan de richtlijnen van het CROW, waaronder in ieder geval de

richtlijnen 74, 148, 164a t/m 164b, 207, 222, 230 en 720.

Page 16: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

3.1.5 Optimalisaties/kansen

Uitgangspunt van het project is complete vervanging. Indien hergebruik van onderdelen

technisch mogelijk blijkt, zou dit als een kans binnen het project kunnen worden gezien.

Onderdelen waar mogelijke kansen liggen zijn:Hergebruik bestaande fundering aanbruggen;

Hergebruik (delen van de) basculekelder (incl. fundering);

Hergebruik (delen van de) waterpijler (incl. fundering).

3.2 Uitvoeringsfasering

De sloop en bouw van het kunstwerk zal in één fase plaatsvinden.

Stremming wegverkeer

Hierbij wordt uitgegaan van een volledige afsluiting van de brug voor al het wegverkeer maximaal

12 maanden bedraagt. Of een gedeeltelijke opening eerder mogelijk is om de hinder door

stremmingen te beperken (dit geldt bijvoorbeeld voor het busverkeer), dient in ontwerpfase en

conform communicatie- en BLVC- plannen te worden onderzocht.

Stremming vaarweg

Op grond van de Vaarwegenverordening Zuid-Holland mag een vaarweg nooit worden gestremd,

echter is ontheffing mogelijk op dit verbod.

Belemmeren van de scheepvaart is als volgt gecategoriseerd:

belemmering: beperkte doorvaart is mogelijk in combinatie met bv bloktijden;

oponthoud/korte stremmingen: stremming in bloktijden

geheel stremmen: mogelijk in weekenden en nachten i.v.m. beroepsvaart, meerdaagse

stremmingen in overleg echter zoveel mogelijk beperken.

De benodigde stremming voor de bouw van o.a. de pijlers en basculekelder dient in overleg met

PZH te worden gepland.

Daarnaast zal de vaarweg beschikbaar moeten zijn voor scheepvaart met de volgende maximaal

toelaatbare scheepsafmetingen 65 (l) x 7,50 (b) x 2,50 (d) m, met boegschroef en marifoon max.

lengte 70 m.

Bouwtijd en uitvoering

De streeftijd voor de hinder voor de bussen is 12 maanden in verband met bijkomende kosten

voor omleidingroutes. Voor iedere maand stremming, meer dan de hiervoor genoemde 12

maanden, dient €100.000,- per maand te worden gereserveerd.

3.3 Vormgeving en ruimtebeslag

Conform bestemmingsplan én het budget versus de kostenraming (voor de kostenraming zie [3])

dient vormgeving van de Sint Sebastiaansbrug sober en doelmatig te zijn en moet voldoen aan

de typering uit het bestemmingsplan. De vormgeving en het ruimtebeslag zijn weergegeven op

[1].

Page 17: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Op de brug zal het aantal obstakels tot een minimum worden beperkt door bijvoorbeeld slechts

één lijn van masten op het midden van de brug (combinatiemast bovenleiding en verlichting).

De Sint Sebastiaansbrug is onderdeel van de regionale verkeersroute en heeft een

doorstroomfunctie. De indeling van het brugdek en de materialisatie moeten passen bij dit

verkeerskarakter: zwart asfalt voor de auto en de tram, rood asfalt voor de fiets en trottoirs van

betontegels. De fietspaden en de trottoirs worden zodanig aangelegd dat een duidelijk

onderscheid ontstaat tussen langzaamverkeer en snelverkeer. De trappen zijn een onderdeel van

de brug en mogen de sfeer van de onderzijde niet negatief beïnvloeden. Er dienen geen

zichtbare kabels en leidingen te worden aangelegd.

Het profiel van vrije ruimten (PVR) van de onderdoorgangen van de fiets- en voetpaden zijn

aangegeven op tekening [1].

Aan de noordzijde is, in de huidige situatie, onder de aanbruggen de opslagruimte gesitueerd. Er

komt in de nieuwe situatie géén opslagruimte onder de aanbruggen.

3.4 Wegbebakening

3.4.1 Markeringen

Conform wegontwerp, zie tekening [1].

3.4.2 Bebording en bewegwijzering

Conform wegontwerp [1] dient het project te voorzien in aanpassing van de bebording en

bewegwijzering aan de gewijzigde inrichting. Het project dient tevens te voorzien in voldoende

ruimte voor het plaatsen van het bestaande dynamisch parkeerroutebord aan de oostzijde. Deze

objecten op de brug dienen zoveel mogelijk met elkaar gecombineerd te worden.

3.5 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is van de Sint Sebastiaansbrug is leidend. Voor bestemmingsplan zie [8].

3.6 Informatievoorziening

Bij de bepaling van het ontwerp / de reconstructie van de Sint Sebastiaansbrug zijn de volgende

partijen betrokken:

Gemeente Delft;

Provincie Zuid-Holland;

Metropoolregio Rotterdam Den Haag;

Hoogheemraadschap van Delfland;

Hulpdiensten;

Eigenaren kabels en leidingen;

Veiligheidsregio;

Page 18: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Q-team / stadsbouwmeester;

Overige stakeholders.

De volgende partijen dienen geïnformeerd te worden:

Omwonenden;

Openbaar vervoersbedrijven

Ondernemers;

TU Delft en DUWO

Overige betrokkenen.

3.7 Omgeving

De Sint Sebastiaansbrug ligt in de bebouwde kom van Delft, dicht bij het centrum. Aan alle zijden

van de brug is in de directe omgeving bebouwing aanwezig:

Aan de Nieuwelaan is een nieuwbouw appartementencomplex gevestigd ten noorden

van het Rijn- Schiekanaal;

Aan het kanaalpad ten zuiden van het kanaal is een pand van DUWO aanwezig;

Aan de Michiel de Ruyterweg is een begraafplaats gevestigd aan de zuidzijde van het

Rijn-Schiekanaal (westzijde brug);

Aan de noordzijde van het kanaal aan de Zusterlaan is wooncomplex gevestigd;

Langs de brug zijn op diverse locaties monumentale bomen aanwezig.

3.8 Vooropnamen

ln verband met hei- en grondwerk dienen van de belendende percelen vooropnamen gemaakt te

worden. Gedurende realisatieperiode dient de uitvoerende partij monitoring (gebaseerd op een

monitoringsplan) toe te passen en de resultaten communiceren.

Dit geldt ook voor de monumentale bomen, hiervoor moet een plan opgesteld worden.

3.9 Duurzaam bouwen

Verfsysteem

Conform CROW - CUR / Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen GWW, specificatieblad G055.

Hergebruik sloopafval

Sloopafval dient door een erkend gecertificeerd verwerkingsbedrijf te worden verwerkt.

Grondwater

Aandachtspunt volgend uit het 'Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen' is het zo weinig mogelijk

bemalen van grondwater, ter voorkoming van omgevingshinder.

Page 19: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

3.10 Grondgesteldheid, grond en oppervlakte water

Grondgesteldheid

Geo- en milieutechnisch bodemonderzoek is in 2012 en 2013 door VanderHelm Milieubeheer

B.V. te Berkel en Rodenrijs namens Haskoning/DHV Nederland B.V. uitgevoerd.

Grondwater

Het grootste gedeelte van de brug (m.n. de aanbruggen) wordt boven de grondwaterstand

ontworpen. Mogelijk liggen de poeren / landhoofden van de constructie net onder de

grondwaterstand. Bemaling is dan mogelijk nodig.

Oppervlaktewater

Het Rijn-Schiekanaal dient tijdens de werkzaamheden functioneel te blijven, zie ook paragraaf

3.2. Er zijn drie mogelijkheden:

Belemmeringen;

Oponthoud;

Geheel stremming (alleen toegestaan in de nachtelijke uren en/of weekenden).

M.b.t. vervuiling van het grond- en oppervlaktewater dient te worden voldaan aan de vereisten die

door Hoogheemraadschap Delfland worden gesteld.

Peilen

De gegevens van de waterpeilen:

Boezempeil Rijn-Schiekanaal: NAP – 0,43 meter;

Uit de peilbuisgegevens blijkt dat de grondwaterstand zich nagenoeg op het zelfde niveau bevindt

als het kanaalpeil.

Grond

Een onderzoek naar de verontreiniging van de grond dient uitgevoerd te worden. Zie paragraaf

3.1.2.

3.11 Waterkering

De zuidoever langs Rijn-Schiekanaal is een regionale waterkering van NAP + 0,10 meter. Deze

waterkering, inclusief beschermings- en invloedszone, dient te allen tijde in stand te worden

gehouden. Werkzaamheden in de waterkering, inclusief beschermings- en invloedszone, dienen

met het Hoogheemraadschap Delfland te worden afgestemd.

3.12 Geluidshinder

Aan de wet Geluidhinder dient te worden voldaan. Er worden hiervoor echter geen extra

(constructieve) aanpassingen ten behoeve van geluid opgenomen in / op de nieuwe brug

(bijvoorbeeld geluidsschermen). Zie paragraaf 5.16

Page 20: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

3.13 Vergunningen

De benodigde vergunningen dienen in de ontwerpfase (VO/DO-fase) geïnventariseerd te worden,

in samenwerking met de gemeente Delft, door de het ingenieursbureau van de gemeente

Rotterdam.

Page 21: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

4. Eisen sloop bestaande brug

De brug wordt volledig gesloopt (inclusief het bestaande brugwachtershuisje), waarbij de

fundering tot 1,5 meter onder maaiveld wordt gesloopt. De funderingspalen blijven verder

ondergronds achter; dit heeft de minste impact op mogelijke verstoring van de ondergrond en kan

bijdragen aan het draagvermogen aan de fundering van de nieuwe brug. Palen die niet verwijderd

worden dienen ingemeten te worden en een revisie dient afgegeven te worden aan de gemeente

Delft.

Strikte eisen worden vanuit de opdrachtgever(s) niet gesteld aan de sloopwerkzaamheden. Bij de

sloop van de bestaande brug dient rekening te worden gehouden met onderstaande aspecten

(niet limitatief):

Omgeving: sloopwerkzaamheden uitvoeren binnen de wet- en regelgeving (o.a. geluid);

De bestaande bebouwing / belendingen (o.a. parkeergarage, monumentale panden);

Monumentale bomen zuidzijde;

Scheepvaart;

Bodemgesteldheid;

Archeologie;

Trillingsarm slopen;

Ondergrondse infrastructuur (o.a. kabels en leidingen);

Eisen volgend uit de sloopvergunning;

Asbest;

Eisen vanuit het Hoogheemraadschap Delfland.

Page 22: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

5. Eisen Aanbrug Noord en Zuid

5.1 Functionele verkeerskundige eisen brug

De Sint Sebastiaansbrug is bestemd voor ontsluitingsverkeer en voor het openbaar vervoer

(trams en bussen). De verkeersfuncties in de nieuwe situatie tussen het Mijnbouwplein en de

Zuidwal worden in deze paragraaf benoemd.

Tekening 100014154-F01-T001 is leidend voor de verkeerskundige indeling van de brug. Er

wordt géén rekening gehouden met een vrij indeelbare brug. (Dit is in afwijking van art 8.2 van

het TPvE Beweegbare Kunstwerken van PZH) De rijstroken voor verkeer zijn bepaald, net zoals

de rijstroken voor de HOV-baan en voor fietsverkeer en voetgangers. Zie ook figuur 4. Het is

alléén mogelijk om op de locatie van de HOV-baan later twee rijstroken te maken. Hiervoor zijn

wel mogelijk aanpassingen op dekniveau nodig i.v.m. de ingegoten spoorstaven.

Om de fiets- en voetpaden afdoende te beschermen dient een stootrand te worden toegepast van

minimaal 200 mm hoog als afscheiding tussen de rijbaan en het fietspad.

5.1.1 Gemotoriseerd verkeer

Het project moet voorzien in de aanpassing ten opzichte van de huidige situatie van de

autoverkeersfuncties voor het gemotoriseerd verkeer: zie paragraaf 1.2;

De verbindingsfunctie voor het gemotoriseerd verkeer is een wijkontsluitingsweg met een

ontwerpsnelheid van 50 km/u;

Voor Nobs dient 125.000 voertuigen per jaar per rijstrook aangehouden te worden. Dit is in

overeenstemming met tabel NB.5 van NEN-EN1991-2 namelijk verkeerscategorie 3 voor

“wegen met weinig vrachtverkeer”. (Dit komt ongeveer overeen met de opgave van de

gemeente Delft per etmaal van 700 voertuigen middelzwaar vrachtverkeer en 250 zwaar

vrachtverkeer);

De verbinding dient geschikt te zijn voor Load Model 1 (LM1) van NEN-EN1991-2;

Het verkeerstype conform NEN-EN1991-2 tabel NB.6 en tabel NB.8 is ‘lokaal verkeer’.

Dient aan te sluiten op Zuidwal aan de noordkant en het Mijnbouwplein aan de zuidkant.

5.1.2 Fiets- en voetverkeer

Het project moet voorzien in het herstel van de huidige functie voor fietsers en voetgangers:

zie paragraaf 1.3.

De fietspaden dienen fysiek gescheiden te zijn van het gemotoriseerde verkeer;

De fysieke scheiding dient te bestaan uit een obstakelvrije zone van minimaal 0,35 meter;

Voetpaden dienen onderscheiden te worden van de fietspaden door ander materiaalgebruik

en een hoogteverschil. Daarbij dient het voetpad hoger te liggen dan het fietspad;

Dient aan te sluiten op Zuidwal aan de noordkant en het Mijnbouwplein aan de zuidkant.

Page 23: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Conform het bestemmingsplan [8] zijn de voetpaden aan weerszijden van de brug 2,0 meter

breed. Tevens dienen de voetpaden obstakelvrij te zijn. Openbare verlichting, afvalcontainers, etc

kunnen worden geplaatst wanneer deze kleiner zijn dan (<1m breed). Hiermee is de verwachting

dat verlichting, afvalcontainers etc. geen probleem vormen.

De fiets- en voetpaden op de Sint Sebastiaansbrug hoeven niet te worden berekend op

autoverkeersbelasting. Wel dienen ze de belastingen uit dienstvoertuigen / onderhoudsvoertuigen

te kunnen dragen (er hoeft geen rekening te worden gehouden met (de belastingen van)

hulpdiensten op de fiets- en voetpaden van de brug). Naar aanleiding hiervan dienen er

voorzieningen te worden aangebracht zodat het niet mogelijk is dat autoverkeer op het voet- en

fietspad kan komen. Deze obstakels mogen worden aangebracht op de scheiding van het voet-

/fietspad.

De hellingbaan van de brug wordt bepaald door het alignement van de tramlijn 19. Zolang het

alignement van de tramlijn 19 dit mogelijk maakt, dient te worden voldaan aan de aanbevolen

hellingpercentages conform de CROW.

5.1.3 Tram

Het langsalignement M1ZA is van toepassing. Hierop staan de eisen met betrekking tot de

dimensionering van de weg aangegeven.

Kenmerkende tramonderdelen op Sint Sebastiaansbrug

De x-y-z-coördinaten van de spoorstaven op het val zijn vanuit het spoor gezien ‘harde’

punten. Als gevolg van o.a. temperatuursinvloeden ontstaan er krachten in de spoorstaven die

moeten worden opgevangen. De hiertoe benodigde compensatie-inrichtingen in het spoor

dienen in een rechtstand te worden ingebouwd. Afhankelijk van het definitieve horizontaal en

verticaal alignement kunnen de locaties van het de compensatie-inrichtingen worden bepaald.

Gezien het trambaanspecifieke karakter worden deze elementen gebouwd door het project

Tramlijn 19;

Voorstel te realiseren tramonderdelen door project SSB

Het trajectdeel gelegen tussen de compensatie-inrichtingen aan weerszijden van het val,

inclusief het val, worden door het project Sint Sebastiaansbrug gerealiseerd. De aan

weerszijden aansluitende trajectdelen worden gerealiseerd door het project Tramlijn 19.

Voorzieningen spoor

Ten behoeve van de tramsporen op de brug moet de gehele overbrugging worden voorzien van

vier stalen goten, met een inwendige breedte van 220 mm en een inwendige diepte van 200 mm.

De gootconstructie is alleen vereist op betonnen en stalen brugdelen.

Voorwaarden:

Aan beide zijden van de brug moet in het brugdek voldoende ruimte worden opgenomen voor

het realiseren van compensatie-lassen;

De goten op de brug dienen aan de noordzijde aan te sluiten op de goten van de bestaande

aanliggende betonplaat ter hoogte van de Zuidwal;

Page 24: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Het ontwerp van (voorzieningen aan de) klep dient zodanig te zijn dat ter plaatse van de

overgangen naar de vaste brugdelen veilige staafovergangen worden verkregen. Aan

weerszijden van de klep moeten in het brugdek sparingen worden opgenomen ten behoeve

van de spoorstaafovergangconstructies.

Stroomvoorzieningen

De klep van de brug moet zijn voorzien van een scharnierende

bovenleidingophangconstructie;

Aan beiden zijden van de klep moet op het brugdek een bovenleidingportaal kunnen worden

gerealiseerd;

Naast de trambaan moeten voorzieningen voor gecombineerde bovenleiding / OV-masten

worden gerealiseerd;

Ten behoeve van de retourstroomkabel dient in het kanaal een zinker te worden aangebracht.

In beide vaste delen van de brug dienen voor deze retourstroomkabel tot aan en in het

brugdek een mantelbuis te worden opgenomen;

Zwerfstromen in de constructie dienen vermeden te worden. De constructie dient zodanig

ontworpen te worden dat eventuele zwerfstromen voorkomen worden c.q. afgevoerd worden

zonder dat er schade optreedt aan de constructie.

Veiligheidsvoorzieningen

Alle vaste metalen elementen van de brug die, bij draadbreuk, in aanraking kunnen komen

met de bovenleiding dienen voorzien te worden van voorzieningen voor doorslagveiligheden;

Ten behoeve van de stroomvoorziening moeten voorzieningen ten behoeve van de aarding

worden opgenomen;

Tussen de trambaan en het fietspad moet een hekwerk worden aangebracht.

5.1.4 Trappen

Het project moet voorzien in het herstel ter hoogte van de Kanaalweg aan de oostzijde van de

voetverbinding (trap) vanaf straatniveau naar het voetpadniveau op de aanbrug.

Het project moet voorzien in het herstel ter hoogte van de Nieuwelaan van een voetverbinding

(trap) vanaf straatniveau naar het voetpadniveau op de aardebaan. Deze trap dient ook voor

onderhoudspersoneel voor de beweegbare brug geschikt te zijn.

5.2 Functionele verkeerskundige eisen onderliggende wegen

Het project moet voorzien in het instandhouden van de afwikkeling van de onderliggende

bestaande verkeersroutes.

Voor profiel van vrije ruimte onder de aanbruggen wordt verwezen naar tekening 100014154-

F01-T001. Op deze tekening staat o.a. de dimensionering van het wegprofiel aangegeven.

Gashouderpad (noordzijde)

Het project dient te voorzien in het herstel van de verbinding voor fietsverkeer, waarvan alleen

onderhoudsvoertuigen gebruik kunnen maken;

Page 25: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Het project dient te voorzien in het aanpassen van de voetgangersfunctie ten opzichte van de

huidige situatie.

Kanaalweg (zuidzijde)

Het project dient te voorzien in het aanpassen van de verbinding voor fietsverkeer, waarvan

hulpdiensten gebruik kunnen maken;

Het project dient te voorzien in het aanpassen van de voetgangersfunctie ten opzichte van de

huidige situatie.

Kanaalpad (evenwijdig - oostzijde)

Het project dient heringericht te worden voor de verbinding van voetgangers.

Nieuwelaan (evenwijdig – oostzijde)

Het project dient te voorzien in het herstellen van de verbinding voor voetgangers en fietsers.

Mijnbouwpad (evenwijdig - westzijde)

Het project dient heringericht te worden voor de verbinding van fietsverkeer;

Het tweerichtingen fietspad dient te voorzien in een minimale breedte van 3,0 meter. De

wens vanuit de gemeente Delft is 3,5 meter.

Zusterlaan (evenwijdig - westzijde)

Het project dient te voorzien in het herstellen van de verbinding voor voetgangers, fietsers en

auto’s.

Het project dient te voorzien in het behoud van het aantal parkeerplaatsen op Zusterlaan

(circa 15 stuks).

Het voetpad aan de oostzijde van de Zusterlaan komt te vervallen. (In de bestaande situatie

is dit het voetpad onder de console van de huidige brug.)

5.3 Openbaar vervoer

Op het kunstwerk zal een speciale voorziening voor het openbaar vervoer worden aangebracht,

namelijk een HOV-baan. Deze HOV-baan moet geschikt zijn voor tram- en busverkeer. Het

profiel van vrije ruimte ten behoeve van de RandstadRail dient te worden aangehouden voor de

tramverbinding.

De HOV-baan sluit aan op de bestaande trambaan op de Zuidwal, Het ontwerp moet voldoen aan

zowel het spoor- alsmede het wegontwerp [1]. In het ontwerp moet worden gedacht aan

voorzieningen die hierin een rol spelen: onder andere detectielussen ten behoeve van de VRI

installaties in het dek, de goten voor de tramrails, de bovenbouw van de trambaan en

mantelbuizen.

5.4 Verkeerregelinstallaties

Conform het wegontwerp [1] en eventuele voorzieningen, zoals detectielussen,

De regelingen zijn voertuigafhankelijke verkeerslichtenregeling die reageren op het actuele

verkeersaanbod. De aanwezigheid van verkeer wordt gemeten met detectiemiddelen

Page 26: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

(detectielussen, druknoppen, e.d.). Detectielussen moeten ook in het brugdek kunnen worden

toegepast (toepassen van kunststof bewapening). Alle richtingen dienen conflictvrij te worden

geregeld.

Het zicht op de verkeerslichten mag niet worden belemmerd. Er dient voldoende ruimte aanwezig

te zijn voor verkeersmasten en verkeerslantaarns.

De regeling slagbomen van de brug dienen in overleg met het Stedelijk team van de gemeente

Delft afgestemd te worden met de naastgelegen VRI’s.

5.5 Traminfrastructuur

5.5.1 Horizontaal en verticaal alignement

Het horizontaal alignement is gebonden aan de vrijheden van het bestemmingsplan en moet

aansluiten op het ontwerp op de aansluitende kruisingen bij de Ezelsveldlaan en het

Mijnbouwplein.

Het verticaal alignement is gebaseerd op een bepaalde BS-hoogte. Deze is afgeleid van de

combinatie doorvaarthoogte / constructiehoogte. In samenspraak met de spoorontwerpers zijn er

aanpassingen in het verticale alignement mogelijk.

Onderwerp Omschrijving eis

Horizontaal en verticaal

alignement spoorassen

Spoorassen conform alignement- tekeningen (Royal

Haskoning DHV): LP M1NA, LP M1ZA (Ontwerp van de

spoorassen zal plaatsvinden in overleg met IBR.)

Zie [6]

Dwarsprofielen Deze worden, later, aangeleverd door MRDH.

Netto breedte tram /

busbaan

6,50 meter

Opm.1: Hart van de sporen ligt in het midden van de

tram/busbaan.

Opm. 2: Vanwege de PVR verbreding in bogen kan de netto

breedte aan de zijde Ezelsveldlaan groter zijn.

5.5.2 Statisch systeem

Het statisch systeem heeft gevolgen voor de krachten en verplaatsingen in het spoor. Hierin dient

rekening te worden gehouden met de volgende elementen:

Een compensatie-las heeft de volgende functie: om op lange brugdekken de dilatatie ten

gevolge van temperatuursveranderingen van de spoorstaven en één of twee brugdekken op

te nemen, dan wel van een brugdek in combinatie met aansluitend voegloos spoor;

Een brugovergang heeft de volgende functie: de brugovergang is een voegconstructie in een

(vol)profiel spoorstaaf waardoor een beweegbare brug kan worden geopend. De

brugovergang neemt tevens de dilatatie van de beweegbare brug op;

Een anti-kruip heeft de volgende functie: verschuiving van de benen van een brugovergang

ten gevolge van rem- en aanzetkrachten voorkomen.

Page 27: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Het statisch systeem van de brug dient geschikt te zijn voor de sporen van tramlijn 19 waarbij

rekening moet worden gehouden met de volgende eisen:

Een brugovergang per spoorstaaf aan het begin en het einde van het val;

De aanbrug dient ter plaatse van de brugovergang voorzien te zijn van een vaste oplegging.

Echter, als het statisch systeem anders is dan een vaste oplegging wordt verwezen naar

paragraaf 5.5.3.

Bij de positionering van deze brugovergangen dient rekening te worden gehouden met de

volgende eisen over de gehele lengte van de brugovergang (lengte circa 2,75 meter):

bij voorkeur in een rechtstand;

Rh ≥ 5000 meter;

niet in een overgangsboog;

niet in een verticale boog Rv < 8.000 meter;

Uitzettingen van aanbruggen en spoorstaven dienen te worden opgevangen met behulp van

compensatie-lassen.

Vanuit oogpunt van geluidsreductie is het aantal compensatie-lassen beperkt tot 1 per

aanbrug;

Bij de positionering van deze compensatielassen dient rekening te worden gehouden met de

volgende eisen over de gehele lengte van de compensatie-las (lengte circa 5,75 meter):

bij voorkeur in een rechtstand;

Rh ≥ 5000 meter;

niet in een overgangsboog;

niet in een verticale boog Rv < 8.000 meter;

op het kunstwerk 1,5 m van een voeg in het dek;

De locaties van brugovergang en compensatie-lassen dienen te worden aangetoond met een

langskrachtenberekening. Brugovergangen en compensatie-lassen mogen niet

gecombineerd worden.

5.5.3 Voorzieningen voor de spoorconstructie

Het Programma van Eisen is opgezet vanuit een spoorconstructie met een stalen goot waarin

een ingegoten spoorstaaf is opgenomen. Vanwege de vereiste overrijdbaarheid van de baan,

samen met de brugovergangen en compensatie-lassen is dit de meest in aanmerking komende

spoorconstructie. In het geval andere spoorconstructies worden voorgesteld dienen deze

afgewogen te worden tegenover een ingegoten spoorconstructie.

De rail van de aansluitende tracédelen betreft een 59R2. Op de aanbrug en het val bestaat de

mogelijkheid een lager railprofiel toe te passen onder de volgende voorwaarden:

Toepassen van een ingegoten rail: door het toepassen van een continue ondersteuning wordt

het vereiste traagheidsmoment minder waardoor in principe een lichtere rail mogelijk zou

moeten zijn;

Tot en met de compensatie-las (vanaf het landhoofd gezien) dient de rail 59Ri2 toegepast te

worden;

De haalbaarheid van een andere rail moet aangetoond worden;

Page 28: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Een mogelijk toepasbare, lagere, rail is 54G2. Toegepaste railprofielen dienen een straal van

13 mm in de railkop te hebben. De groefbreedte dient groter te zijn dan 42 mm (vanwege de

wielflens) en kleiner dan 48 mm (vanwege de veiligheid).

Onderwerp Omschrijving eis

Spoorwijdte Nominaal 1435 mm met tolerantie -0 / +2 mm.

Tolerantie gootbodem

(dwarsrichting)

+/- 0,17 graden t.o.v. horizontaal.

Verticale ligging gootbodem Max. verticale afwijking t.o.v. het tracé: +/- 2 mm.

Horizontale ligging gootbodem

Max. horizontale afwijking t.o.v. het tracé:

+/- 3 mm op koorde van 10 meter.

De isolatiewaarde van de

spoorconstructie t.o.v. de

wapening van het beton dan

wel het stalen val

Minimaal 1000 Ohm.

Voorzieningen t.p.v. de aanbruggen

Let op: de grens voorzieningen voor het tramspoor ligt (bij benadering) op as B aan de noordkant

en as S aan de zuidkant.

Onderwerp Omschrijving eis

Gootconstructie aanbruggen

(beton)

Zie paragraaf 5.1.3.

Zie [6].

Spoorstaafprofiel 59R2 (constructiehoogte spoorstaaf: 180 mm).

Gootdiepte aanbruggen. 200 mm.

Gootbreedte aanbruggen 240 mm.

Voorzieningen t.p.v. de beweegbare brug

Onderstaande onderwerpen zijn mede afhankelijk van de te kiezen constructie op het val.

Onderwerp Omschrijving eis

Gootconstructie op het val Stalen goot met afmetingen te bepalen in DO-ontwerp

Zie [6].

Spoorstaafprofiel Zie paragraaf 5.5.3.

Gootdiepte t.p.v. val Wordt bepaald in DO-ontwerp

Page 29: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Gootbreedte t.p.v. val Wordt bepaald in DO-ontwerp

Verplaatsingen val De relatieve verplaatsingen van het val (op railniveau) ter plaatse

van de toekomstige spoorstaafovergangen mogen de volgende

waarden niet overschrijden.

• Hoogterichting: +/- 2 mm;

• Dwarsrichting: +/- 1 mm;

• Langsrichting: +/- 7 mm. (Geldt bij statisch systeem met val

op 2 vaste steunpunten); Bij afwijking van dit statisch

systeem dient een veilig en bereidbaar systeem te worden

ontworpen.

Toelichting bij de eis: eis i.v.m. sprong in de rijspiegel en steilheid

wielprofiel.

5.6 Onderhoud

Objecten moeten onderhoudbaar zijn, daarbij dient rekening gehouden te worden met een goede,

non-destructieve en veilige toegang. Objecten moeten onderhoudsarm worden ontworpen en

uitgevoerd, waarbij geen afweging plaatsvindt op basis van LCC.

Het werk moet zodanig geconstrueerd worden dat de objecten ten minste gedurende de gestelde

levensduur de gevraagde functie kunnen uitoefenen.

Vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud worden de volgende functionele eisen gesteld aan

het ontwerp:

Uitgangspunt dient te zijn dat het dagelijkse beheer en onderhoud uitgevoerd kan worden

met zo min mogelijk hinder voor het verkeer;

Het kunstwerk wordt ontworpen met een levensduur van 100 jaar.

Onderdelen van het kunstwerk welke de levensduur van 100 jaar niet behalen, worden

ontworpen met een extra bescherming of worden uitgevoerd zodat levensduurverlengende

onderhoudsmaatregelen kunnen worden toegepast of dat onderdelen vervangen kunnen

worden (oplegblokken moeten bijvoorbeeld vervangen kunnen worden). Deze vervangbare

onderdelen dienen bereikbaar en inspecteerbaar te zijn;

Onderhoudsmaatregelen welke het milieu belasten dienen waar redelijkerwijs mogelijk te

worden vermeden;

Onderhoud dient veilig en ten minste volgens de ARBO-richtlijnen te kunnen worden

uitgevoerd.

5.7 Hemelwaterafvoer

Voorzieningen om hemelwater te kunnen afvoeren dienen in het kunstwerk opgenomen te

worden.

Het project dient te voorkomen dat hemelwater de functionaliteit kan verstoren. De afvoer van

hemelwater van het project dient zodanig te zijn dat deze geen wateroverlast veroorzaakt in de

omgeving. Er dient te voorkomen dat waterafvoer gepaard gaat met vervuiling van grond- en/of

oppervlaktewater.

Page 30: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Onder de voegovergangen en dilataties in het dek dient een afwateringsvoorziening te worden

aangebracht.

Het afvoerstelsel dient te zijn voorzien van aansluitingen op het gemeentelijk schoonwater riool.

De afvoercapaciteit en de grootte van de open goten of kolken en afvoerleiding dient gebaseerd

te worden op een theoretische regenbui die niet vaker dan één keer per jaar zal optreden. Het

afvoersysteem dient te worden gedaan volgens de 'Handleiding Wegenbouw en Ontwerp

Hemelwaterafvoer’ van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (uitgave juni 1988).

Afvoerbuizen voor hemelwater dienen een diameter van ten minste 110mm te bezitten. De

afvoerbuis dient zoveel mogelijk recht te zijn. Bochten <135 ° zijn niet toegestaan. De waterafvoer

zodanig detailleren dat de buizen ook vanaf de onderzijde van de brug door te spuiten zijn.

De oplegpijler afwaterend maken richting landzijde zodat de pijler niet verontreinigd kan worden

door afstromend water. Het water dient te worden opgevangen in een goot die in het beton aan

de bovenzijde van het oplegvlak van de pijler is geformeerd. Breedte van de goot ten minste

150mm; de goot (in lengterichting van de goot) afwaterend maken richting waterafvoer.

5.8 Parkeergarage Nieuwelaan

De wand van de particuliere parkeergarage aan de Nieuwelaan (noordoostzijde van de brug), zie

ook paragraaf 3.7, is niet gedimensioneerd op de gronddruk die voortkomt uit de belasting van de

Sint Sebastiaansbrug. In het ontwerp dient hier rekening mee te worden gehouden om de extra

gronddruk op de constructie van de parkeergarage te voorkomen.

5.9 Remmingwerk/beschermingswerk

Het remming/beschermingswerk wordt vernieuwd en dient te voldoen aan de vigerende normen.

Uitgangspunten voor remmingwerk:

Maatgevende scheepsklasse: CEMT III.

Max vaarsnelheid: 3,5 m/s (richting as van het kanaal) [bron vaarwegbeheerder]

Aanvaarhoek 15 graden met de as van het kanaal

Tonnage/waterverplaatsing van het maatgevende schip: 1250 ton

Situatie: beschutte omgeving

Geen afmeer voorzieningen zoals bolders of ladders

Verlichting

5.10 Ontwerpeisen

Ontwerplevensduur

De verhardingen van de weg dienen ontworpen te worden op een levensduur van 15 jaar.

De ontwerplevensduur van constructieve onderdelen van de brug dienen 100 jaar te zijn conform

opgave van de opdrachtgever. (dit is in afwijking van het gestelde in NEN-EN1990)

Page 31: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Veiligheidsklasse

Het kunstwerk is ingedeeld in gevolgklasse 2 (CC2) conform tabel NB.20 van NEN-EN1990.

Geotechnische categorie

Het kunstwerk is ingedeeld in de geotechnische categorie 2 conform de NEN 6702.

Milieuklasse

De onderstaande milieuklassen zijn gedefinieerd:

Voor het brugdek geldt XC4, XD3, XF4;

Voor de schamprand geldt XC4, XD3, XF2;

Voor de pijlers en landhoofden geldt XC4, XD3, XF2;

Voor de poeren geldt XC4. XD3. XF4;

Voor de funderingspalen geldt XC4, XD3, XF4.

Ontwerpsnelheid

Het tracé ligt binnen de bebouwde kom. De ontwerpsnelheid is 50 km/uur.

5.11 Overgangsconstructie, te bevestigen en in te storten spooronderdelen

5.11.1 Algemeen

De wegen worden bij de overgang naar het kunstwerk voorzien van overgangsplaten. De

overgangsplaten dienen zoveel mogelijk haaks op de wegas geplaatst te worden. De

overgangsplaten dienen ontworpen te worden conform het revisierapport van Rijkswaterstaat op

de richtlijn overgangsconstructies (stootplaten) met als documentnaam: NBD 00750, uitgave 01-

02-2006.

Tevens dient voor de aansluiting van de HOV-baan op het kunstwerk een overgangsconstructie

ontworpen te worden, waarbij de maximale hoekverdraaiing van de HOV-baan bij de te

verwachten zetting voldoet conform de NEN 6706.

5.11.2 Eisen t.a.v. de traminfrastructuur

De brugovergangen bevinden zich aan de einden van het val van de brug en dienen het openen

en sluiten van het val mogelijk te maken.

Er dient rekening gehouden te worden met een ruimtereservering voor acht brugovergangen, vier

aan de voorzijde van de brug (niet-draaipuntzijde) en vier aan de achterzijde (draaipuntzijde).

Deze brugovergangen moeten geschikt zijn voor:

aansluiting op spoorstaafprofiel 59R2;

toepassing in een door busverkeer bereden dek (HOV-baan);

Page 32: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

de ingegoten spoorconstructie.

Lengteveranderingen van het val moeten door de brugovergangen kunnen worden opgenomen.

Hierbij uit te gaan van een temperatuurvariatie van ± 35°C bij een middentemperatuur van 20°C.

Verplaatsingen van het aansluitende spoor op de aanbrug en de kelder moeten worden

voorkomen; waar dat niet (geheel) lukt, moeten de brugovergangen die verplaatsingen kunnen

opnemen.

Onderwerp Omschrijving eis

HTM wielprofiel De brugovergangen dienen geschikt te zijn voor het HTM wielprofiel.

Zie paragraaf 5.13.2

Onderhoud Brugovergangen moeten vervangen kunnen worden zonder dat aansluitende

spoorstaven uitgewisseld moeten worden.

Retourstroom Er moet een voorziening worden getroffen voor het doorleiden van de

retourstroom.

Opm: Het spoordeel op de brug moet in gesloten toestand elektrisch

verbonden zijn zodat het retourcircuit niet doorbroken wordt.

De delen voor en na de brug moeten eveneens bij een geopende brug leiden

tot een niet onderbroken retourcircuit.

Levensduur

brugovergangen

Minimaal 30 jaar.

Dwarshelling De brugovergangen worden niet in een dwarshelling gelegd, maar horizontaal.

Opleggingen De elasticiteit t.p.v. de brugovergangen dient zodanig te zijn dat de invering

daar niet groter is dan bij het standaard spoor.

5.11.3 Eisen m.b.t. compensatie-lassen

Compensatielassen moeten in staat zijn de dilatatie van het spoor op te vangen en worden

toegepast op plaatsen waar een overschrijding van spoorstaafspanningen en/of relatieve

verplaatsingen in het ingegoten spoor optreden. Het aantal en de locatie waar deze toegepast

gaan worden, dient in een langskrachtenberekening conform NEN-EN 1991-2 (Verkeersbelasting

op bruggen) onderbouwd te worden.

Het aantal compensatielassen dient tot een minimum beperkt te worden (uit oogpunt van geluid

en onderhoud), zie eisen in onderstaande tabel.

Compensatie-lassen moeten geschikt zijn voor:

aansluiting op spoorstaafprofiel 59R2;

toepassing in een door busverkeer bereden dek (HOV-baan);

een ingegoten spoorconstructie.

Page 33: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Onderwerp Omschrijving eis

Aantal compensatielassen Aanbruggen noordzijde: 1 per spoor.

Aanbruggen zuidzijde: 1 per spoor.

Langshelling Eisen aan het alignement, ter plaatse van compensatielassen, zijn

opgenomen op de door MRDH te leveren tekening M1ZA/M1NA.

Dwarshelling Compensatielassen dienen horizontaal te worden aangebracht.

Waterafvoer De inkassingen t.b.v. de compensatielassen dienen voorzien te zijn

van een (te ontstoppen) waterafvoer.

5.11.4 Tractie-energiesysteem

Onderwerp Omschrijving eis

Zinkerconstructie In het ontwerp dient rekening gehouden te worden met een zinker

ten behoeve van het tractie-energiesysteem (plus- en minkabel).

Minkabel Aansluiting van minkabel op beide sporen nabij het val (max. 5

meter uit beide pijlers).

Aansluiting van pluskabel op bovenleidingmasten nabij het val.

Shuntkasten Ter hoogte van het opstijgpunt van de minkabels moeten

funderingen voor shuntkasten worden aangelegd.

Hiertoe dienen vanuit de zinker mantelbuizen opgenomen te worden

(t.b.v. retourkabels naar shuntkast):

Diameter: 90 mm;

Bochtstraal: 700 mm.

Noot: De shuntkasten worden door MRDH geplaatst.

5.11.5 Bovenleiding

Onderwerp Omschrijving eis

Bovenleidingmasten De masten t.b.v. de bovenleiding buiten het val worden door MRDH

aangebracht. In het ontwerp dient slechts rekening gehouden te

worden met de positie en verankering van deze masten. (in te

storten delen)

Zie [6].

Bovenleidingportaal Het (beweegbare) bovenleidingportaal ter plaatse van het val dient

door opdrachtnemer ontworpen te worden.

Hierbij horen tevens de aangrenzende portalen op de vaste brug

waar de ‘normale’ bovenleiding op afgespannen moet worden, incl.

overgang naar rijdraden aan weerszijden van het beweegbare deel

van de brug.

Page 34: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Belastingen De belastingen uit de bovenleidingconstructie zijn in [6] gegeven.

Stroomrail In het ontwerp van het bovenleidingportaal rekening houden met de

stoomrail zoals weergegeven in [6] (E-CU Stroomrail).

Ophangconstructie De rijdraad van de bovenleiding bevindt zich op 5,50 m+BS.

Voorschriften Rekening dient gehouden te worden met het HTM Infra Voorschrift

‘Aanraakspanning versus zwerfstromen’, doc.nr.: 2005-1283.

De rijdraad van de bovenleiding bevindt zich op 5,50m+BS.

Noot: De actuele versie van doc. 2005-1283 is op te vragen bij HTM.

Aarding Alle elektrisch geleidende delen van de brug moeten elektrisch

doorverbonden zijn (zoals leuningen, lantaarnpalen, goten, etc.).

Van toepassing is EN 50122-1.

Noot: Maat Y in figuur 1, par. 3.3.8 ‘Overhead contact line zone and

pantograph zone’ is bij HTM 2 meter.

Min. afstand van

bewegende objecten tot

bovenleiding

40 cm

Doorslagveiligheden Alle elektrisch geleidende delen van en rondom de brug welke

binnen het valbereik van de bovenleiding liggen dienen d.m.v. een

doorslagveiligheid te zijn verbonden met de retour (= spoorstaaf).

5.11.6 Overig

De rijbanen en voet-/fietspaden dienen afgesloten te worden met slagbomen en dienen voorzien

te zijn van de noodzakelijke brugseinen. Tevens dient rekening te worden gehouden met

inmeldlussen voor OV in het asfalt voor de beïnvloeding van de VRI’s in de directe omgeving van

de brug.

Waterdichtheid

De dilataties van het gehele kunstwerk dienen waterdicht te zijn. De betonconstructie onder de

voeg- / dilatatieconstructie dient te worden gedetailleerd als het ware het een open dilatatie /

voeg.

Page 35: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

5.12 Belastingen en vervormingen

In de, nog op te stellen, ontwerpbasis zullen de relevante normen worden uitgewerkt. In dit

document worden de te hanteren normen genoemd en worden alléén eisen genoemd die

afwijkend/aanvullend zijn op vigerende normen.

5.12.1 Fiets- en voetgangersbelasting

De fiets- en voetgangersbelasting moet worden aangehouden conform NEN-EN1991-2. In

afwijking van de NEN1991-2 artikel 5.3.2.3 dient te worden gerekend met een door de gemeente

Delft gespecificeerd dienstvoertuig met een totaal gewicht van 50 kN met twee assen. De

maximale asbelasting bedraagt 31 kN. De overige kenmerken van dit dienstvoertuig zijn in

overeenstemming met de NEN1991-2.

5.12.2 Tramverkeer

De trambelasting is gespecificeerd door de tramexploitant HTM. Het type voertuig waarmee

rekening wordt gehouden is het Agglo voertuig. De specificaties zijn als volgt:

Ledig gewicht 570 kN;

Maximaal statisch gewicht (vol beladen) voor overbelasten: 960 kN;

Voertuig bestaat uit 4 draaistellen (onderlinge afstanden: 10,475 meter - 7,4 meter - 10.475

meter) met elk twee assen (h.o.h. 1,9 meter);

Maximale statische asbelasting (vol beladen) voor overbelasten: 120 kN;

Voertuiglengte is 37 meter;

Voertuigbreedte is 2,65 meter.

In principe wordt er niet gereden met dubbele rijstellen. Echter, voor overbelasten moet wel

rekening worden gehouden met dubbele rijstellen.

De stootfactor bedraagt een factor 1,5 op de globale constructie en bedraagt een factor 3 op

lokale onderdelen van de brugconstructie.

De voertuigen zijn (schematisch) als volgt:

Aangehouden wordt het volgende voor vermoeiing: (zonder stootfactoren)

Page 36: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Beladingsgraad Percentage van voorkomen: Totaalgewicht [kN] Aslast [kN]

Leeg 0% 570 71,25

30% beladingsgraad (= alle

zitplaatsen bezet + 1 pers/m2)

80% 659 82,4

100% beladingsgraad (=alle

zitplaatsen bezet + 4 pers/m2)

20% 732 91,5

Voor de vermoeiingsberekening wordt aangehouden dat:

18720 trams per jaar per rijrichting (=4 trams x 18 uur x 260 dagen);

12% van de trams passeren elkaar gelijktijdig op de brug (in overeenstemming met

OVS00030-6).

5.12.3 Belastingen spoorconstructie

Onderwerp Omschrijving eis

Belastingen van tramverkeer

Belastingstelsel voor tweerichtingen materieel met

een totale lengte van 1 x 37 meter (enkel rijstel).

Totaal gewicht per rijstel: 960 kN verdeeld over vier

draaistellen.

Verdeling van de

draaistelafstand

10,475 meter - 7,4 meter - 10,475 meter.

Asafstand Elk draaistel bevat twee assen: h.o.h.1,9 meter.

Voertuiglengte 2 x 37 meter.

Stootfactor op de brug

een factor van 1,5 (globaal) op de brugconstructies en

een factor 3 (locaal) op onderdelen van de

brugconstructie.

Rem en aanzetkrachten (tram) Maximaal 3.78 m/s

2 (= noodremvertraging)

Ontwerpsnelheid (tram) 50 km/u op de aanbruggen en 25 km/uur op het val.

Aslast onderhoudsmaterieel 130 kN (statisch) of 30 kN/m (hiervan de maatgevende

waarde aanhouden). As-configuratie zoals hierboven

gegeven. Rijsnelheid 5 km/uur.

5.12.4 Horizontale belasting

De in rekening te brengen horizontale belasting conform NEN-EN1991 – Belastingen op

constructies en CUR166.

Grond- en waterdrukken

Voor de grondwaterstand en het waterpeil Rijn-Schiekanaal: zie paragraaf 3.10. Voor

maaiveldhoogtes: zie [1] en geotechnisch onderzoek [9].

Page 37: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

5.12.5 Verhinderde vervorming

Krimp- en kruipinvloeden

Conform NEN6723 en CUR rapport 85. Voor alle constructieonderdelen moet worden nagegaan

of er verhinderde vervorming kan optreden. Hier moet op gewapend worden ter voorkoming van

doorgaande scheurvorming, waarbij de scheurwijdte-eis geldt van 0,2 mm.

Calamiteiten

Aanrijding onderkant dek en/of onderbouw

Aangezien er géén sprake is van een wegverkeer onder de brug is de kans op een aanrijding van

de onderbouw of van het dek zeer beperkt. Als er al sprake zou zijn van een aanrijding dan zal dit

met lage snelheid zijn en waarschijnlijk ook een voertuig met een lage massa. Daarom wordt er

géén rekening gehouden met aanrijdbelasting op de onderbouw of op het dek.

5.12.6 Doorbuiging/ hoekverdraaiing

Doorbuiging conform de NEN-EN1990:

Voor het tramverkeer gelden comforteisen aangaande hoekverdraaiingen en doorbuiging

conform NEN-EN1990.

Opbuiging (positieve zeeg):

De opbuiging van het kunstwerk dient onder de permanente belasting 1/1000 tot 1/2000 van

de overspanning te bedragen.

5.12.7 Vermoeiing

Voor Nobs dient 125.000 voertuigen per jaar per rijstrook aangehouden te worden. Het

verkeerstype conform tabel NB.6 (voor staalconstructies) en tabel NB.8 (voor betonconstructies)

is ‘lokaal verkeer’ van NEN-EN1991-2+NB

5.13 Zettingen

Na oplevering mag een maximale restzetting van de aardebaan van maximaal 10 cm over een

periode van 30 jaar optreden (met uitzondering van de tram??!). De toelaatbare zakking van de

fundering van de aanbruggen gedurende de referentieperiode bedraagt maximaal 0,02 meter.

Ten behoeve van de verkeersweg, fiets- en voetpad is ter plekke van de aardebaan een

overgangsconstructie nodig. De minimale lengte van de stootplaten voor de gehele brug (met

uitzondering van de voetpaden) is 5,0 meter. De stootplaten dienen hooggelegen te zijn.

Tevens is ten behoeve van de aansluiting van de HOV-baan op de aardebaan met het kunstwerk

een overgangsconstructie nodig. De overgangsconstructie dient te voldoen aan de maximale

Page 38: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

toelaatbare hoekverdraaiing die optreedt ten opzichte van de te verwachten zetting van de

aardebaan.

5.14 Betonafwerking

De vlakheid van in het zicht blijvende betonoppervlakken dient te voldoen aan klasse A van NEN

6722:2000 / CUR 100.

5.15 Geluidwerende voorzieningen

De nieuwe situatie brengt meer en andere verkeersbewegingen teweeg. Als gevolg hiervan wordt

extra geluid verwacht. Gemeente Delft neemt extra maatregelen. In dit project zijn daarom geen

extra voorzieningen met betrekking tot de geluidsreducerende maatregelen van toepassing.

Conform het bestemmingsplan (zie [8]) dient te worden gezocht naar geluidsreductie met

betrekking tot asfalt en voegen. In het ontwerp van de nieuwe brug dient het aspect

geluidsreductie te worden meegenomen.

5.16 Kabels en leidingen

In het dek moeten voorzieningen worden aangebracht ten behoeve van;

Openbare verlichting;

Brugbediening, zoals: stopseinen, afsluitbomen en camera's van de beweegbare brug;

Detectielussen ten behoeve van de VRI. De detectielussen worden aangesloten op een

grondkabel die in het trottoir van de aanbruggen wordt gelegd. Hiervoor moeten

voorzieningen voor worden aangebracht;

PRIS (parkeerrouteinformatiesysteem);

Kabels en leidingen voor derden (i.c. mantelbuizen ten behoeve van niet brug-eigen kabels

en leidingen).

De benodigde afmetingen van de zinker dienen te worden bepaald. De afmeting van de zinker

dient hierop te worden afgestemd.

Tijdens het ontwerp (VO/DO-fase) dienen de eisen en wensen aangaande de voorzieningen voor

kabels en leidingen in de constructie geïnventariseerd te worden. In overleg met de

opdrachtgever wordt besloten hoe met deze eisen wordt omgegaan.

Page 39: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

6. Eisen basculebrug en –kelder

Let op: De eisen uit hoofdstuk 5 zijn ook van toepassing op de basculebrug en –kelder. Alléén de

aanvullende eisen worden in dit hoofdstuk beschreven.

6.1 Eisen beweegbare brug

Brugopeningen

Voor het constructieve ontwerp wordt een aantal brugopeningen van 1.000.000 gehanteerd.

(=100 jaar x 10.000 openingen per jaar)

Voor het bepalen van de onderhoudsintervallen en voor de gebruiksslijtage wordt rekening

gehouden met het te verwachten aantal openingen van 300.000, gehanteerd. (=100 jaar x 3.000

openingen per jaar).

Aandrijving

De nieuwe Sint Sebastiaansbrug dient te worden uitgevoerd met een elektromechanische

aandrijving met panamawiel.

6.2 Scheepvaart

De Provincie Zuid-Holland beheert, onderhoudt en bedient een groot areaal aan beweegbare

kunstwerken zowel voor zichzelf als voor derden. Vanuit de beheer-, onderhouds- en

bedienfilosofie en de eisen gesteld aan beschikbaarheid en betrouwbaarheid heeft de provincie

Zuid-Holland een functioneel en technisch programma van eisen opgesteld, FTPvE4.0 [7]. Dit

document dient gebruikt te worden als basis bij het specificeren van nieuwbouwwerken en

(grootschalig) onderhoudswerken. Het detail ontwerp dient per object in overleg met de

beheerder aan de lokale situatie en specifieke eisen te worden aangepast. De object specifieke

eisen zijn in dit document per onderdeel weergegeven.

De doorvaarthoogte van de brug is bestuurlijk vastgesteld op (minimaal) 4,5 meter. De

doorvaarthoogte wordt gemeten ten opzichte van het zomerpeil dat is vastgesteld op -0,42 m

NAP. In het FTPvE 4.0 [7] staan in hoofdstuk 2.2 de richtlijnen waar de brug aan dient te voldoen.

Hier wordt o.a. verwezen naar de Richtlijn Vaarwegen 2011 (RVW) van Rijkswaterstaat. Het

doorlopen van de RVW op hoofdlijnen geeft het nautisch ontwerpkader. Het doorlopen van het

RVW is al gedaan door PZH. Dit heeft geresulteerd in de volgende eisen die betrekking hebben

op de beweegbare brug en de aanbrug (vaste deel) die zich over het watergang bevinden.

De doorvaarthoogte en -breedte van de nieuwe brug mogen niet kleiner zijn dan de huidige

doorvaarthoogte en -breedte.

Het deel van de aanbrug dat over het Rijn-Schiekanaal is gelegen dient te worden ontworpen

op een aanvaarbelasting;

Page 40: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

De brug (bovenbouw en onderbouw) moet, voor wat betreft delen die kunnen worden

aangevaren te worden ontworpen op aanvaarbelastingen. De klasse van de vaarweg is

hiervoor CEMT III. De belasting dient te worden ontleend aan de ROK;

Het profiel voor de recreatievaart is BM;

De doorvaartwijdte van het beweegbare deel moet minimaal 10,5 meter zijn (haaks op de

vaarrichting van het schip). De gevraagde doorvaartwijdte is niet conform de RVW;

De doorvaartwijdte van het vaste deel van de brug moet minimaal 10,5 meter zijn (haaks op

de vaarrichting van het schip) om de vaarwegbreedte optimaal te benutten. De gevraagde

doorvaartwijdte is niet conform de RVW;

Het beweegbare deel van de brug moet aan de noordzijde gesitueerd worden;

Het val moet richting het noorden openen om de mogelijkheid van bijzondere transporten te

behouden (de Hambrug opent ook richting het noorden).

Wanneer trams in de toekomst over de brug gaan rijden heeft dit nog meer invloed op de

bediening op de omliggende bruggen. Een opening moet zo min mogelijk hinder veroorzaken

voor het tramverkeer, een opening van de SSB wordt dus kritischer en de andere twee

bruggen zullen hierop moeten volgen met een langere openingsduur. Uitgaand van een

maatgevend klasse III schip van 8,2 meter x 85 meter en met toepassing van par. 5.2.5 en

5.2.6. RVW 2011 moeten de Ham- en Oostpoortbrug in tandem worden bediend met de SSB.

Die invloed op de overige bruggen volgt dus uit het toepassen van de RVW.

VRI net buiten de brug is gekoppeld aan de rode lichtseinen. Scheepvaart is leidend. Als de

schip komt gaat reageert VRI. Wellicht moeten wij voor wat voorzieningen (lussen) zorgen. In

ontwerp moet rekening gehouden worden met communicatie/signalering tussen brug en tram.

6.3 Toegankelijkheid basculekelder

De huidige basculekelder is toegankelijk door een deur aan de oostzijde. De toegang tot de

basculekelder dient aan de oostzijde te worden gehandhaafd. Daarnaast dient er een tweede

vluchtweg te worden gecreëerd in verband met de lengte van de basculekelder (>8 meter)

6.4 Brugbesturingsinstallatie

In het ontwerp dient rekening te worden gehouden met voorzieningen ten behoeve van het

brugbesturinginstallatiesysteem. Hieronder vallen onder andere de stopseinen, afsluitbomen,

cameramasten en de voorzieningen voor de bekabeling. Een en ander dient afgestemd te worden

met de opdrachtgever (Provincie Zuid-Holland).

6.5 Potentiaalvereffening

Vreemd geleidende delen, zoals leuningen, mogen bij bovenleidingbreuk niet onder spanning

komen te staan.

Page 41: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

6.6 Installaties

6.6.1 Voorzieningen voor brugbediening

ln samenspraak met de provincie Zuid-Holland dienen de voorzieningen t.b.v. de beweegbare

brug te worden bepaald, deze voorzieningen kunnen o.a. bestaan uit:

Voorseinen;

Stopseinen;

Afsluitboomkasten;

Cameramasten;

Seinen HOV;

Bord J15 (al of niet elektrisch);

Doorvaartsein conform BPR art. 626;

Zinker voor kabels.

6.6.2 Opslagruimte reserve afsluitbomen

Er dient een, voor de Provincie Zuid-Holland toegankelijke, ruimte in de aanbrug te worden

opgenomen om de reserve afsluitbomen in op te slaan.

6.6.3 Scheepvaartverlichtingsignalen

Ten behoeve van de oostelijke verbreding van de brug dienen basculekelder en de kanaalpijler

verbreed te worden. De huidige scheepvaartseinen zullen verplaatst moeten worden of moeten

worden vernieuwd.

6.6.4 Cameramasten

Om afstandbediening van de beweegbare brug mogelijk te maken zullen voorzieningen worden

aangebracht om later cameramasten te kunnen plaatsen. Hierbij wordt onder andere rekening

gehouden met doorvoerbuizen ten behoeve van de bekabeling naar de masten. De positie van de

cameramasten volgt uit ontwerp en pre LOR en zullen met beheerder worden afgestemd.

Page 42: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

7. Eisen buitenruimte

7.1 Ruimtelijke eisen: omgeving en raakvlakken

Eisen t.a.v. de bestaande objecten

Het project dient langs de grenzen van het project in alle opzichten aan te sluiten op de

omgeving;

Het project dient te voorzien in het voorkomen van schade aan naastgelegen constructies en

gebouwen tijdens de realisatie en na oplevering. Vooral dient te worden aangetoond dat de

parkeergarage en de direct aangrenzende panden aan de noordoostzijde van de brug en de

monumentale bomen aan de zuidzijde langs het Rijn-Schiekanaal geen schade ondervinden;

Bestaande objecten (deze worden in de volgende fase (VO-fase) gekwantificeerd door de

gemeente Delft), welke binnen de projectgrens vallen, dienen verwijderd te worden, voor

zover dit nodig is voor de realisatie van het project of indien deze geen functie hebben na

oplevering.

Ruimtelijke inpassing

Aan de zuidzijde van het Rijn- Schiekanaal bevindt zich een boezemkade. Hiervoor gelden de

regels en bepalingen van het Hoogheemraadschap van Delfland;

De nieuwe brug wordt breder en zal aan de oostzijde dichter bij de bestaande bebouwing

komen te liggen. Deze toenadering is nodig vanwege de ligging van de trambaan en het

fietspad aan deze zijde. De ruimte tussen de brug en de naastgelegen bebouwing wordt

hierdoor smaller. Zie tekening 100014154-F01-T001.

Onder de brug komen géén parkeerplaatsen. Er is later ook geen mogelijkheid om deze onder

de brug aan te brengen.

Aan de noord-westzijde (Zusterlaan) dient het aantal bestaande parkeerplaatsen te worden

behouden;

Het ontwerp van de brug dient aan te sluiten op de bestaande pleinen aan de noordzijde en

zuidzijde van de brug inclusief VRI, zonder aanpassing van de Zuidwal. Het Mijnbouwplein.

Kan, indien noodzakelijk, nog aangepast worden aangezien deze ook heringericht wordt door

MRDH

Het ontwerp van het project dient aan de zuidzijde aan te sluiten op het wegontwerp zie

tekening [1] en de VRI van het project Mijnbouwplein van MRDH;

De wens van de Gemeente Delft is om gedurende de uitvoering ten minste één van de voet-

/fietsverbindingen van de Kanaalweg of het Gashouderpad/Nieuwelaan beschikbaar te

houden. Onderzocht dient te worden of dit mogelijk is.

Ruimtes onder de aanbruggen (inrichting ruimtes)

Er worden geen opslagruimtes voorzien onder de aanbruggen.

7.2 Antigraffiti coating

Page 43: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

ln het zicht blijvende, verticale en gemakkelijke openbaar bereikbare betonoppervlakken dienen

aan de buitenzijde te worden voorzien van een antigraffiti coating. Beleid van Delft is geen anti

graffiti coating. Vanuit het project wordt dit meestal wel gedaan met een onderhoudstermijn van 2

tot 5 jaar, om de brug niet gelijk vol gekliederd te hebben.

7.3 Openbare verlichting

De openbare verlichting moet worden uitgevoerd conform het ‘Programma van Eisen aanleg

openbare verlichting’ van de gemeente Delft.

7.4 Kabels en leidingen

7.4.1 Algemeen

Ter plaatse van het kunstwerk zijn verschillende kabels en leidingen aanwezig. In de nieuwe

situatie zijn de landhoofden en pijlers van de constructie zo gunstig mogelijk gepositioneerd ten

aanzien van de kabels en leidingen: zie tekening [1].

In de volgende fase (VO-fase) dienen de eisen en wensen van de kabel en leidingen beheerders

te worden geïnventariseerd. Ook moet een KLIC-melding gedaan worden. Na overleg met de

opdrachtgever wordt besloten hoe deze eisen in het ontwerp verwerkt kunnen worden. Indien de

kabels en leidingen verlegd moeten worden, dient er een verleggingsplan van de kabels en

leidingen te worden opgesteld.

Rekening dient te worden gehouden met de reeds verlegde kabels en leidingen.

De aanwezige kabels en leidingen zijn geïnventariseerd en aangegeven op tekening

DW-BA6506144114-L-0003. Zie bijlage 1.

Tevens dient rekening te worden gehouden met een glasvezelkabel ten behoeve van de

brugbediening op afstand.is deze al aangelegd? Staat deze al op tekening?

Bestaande K&L stroken dienen beschermd te worden tegen zettingen a.g.v. belastingen uit de

aardebaan. Uitwerking hiervan i.o.m. de K&L-eigenaren tijdens de voorbereidingsfase.

7.4.2 In het maaiveld

De aanwezige kabels en leidingen zijn geïnventariseerd en aangegeven op tekening DW-

BA6506144114-L-0003. Zie bijlage 1. Bij het ontwerp dient rekening te worden gehouden met de

eisen die gesteld worden aan de kabels en leidingen. De eisen aangaande de kabels en leidingen

dienen in de ontwerpfase geïnventariseerd te worden.

Page 44: 09.3 Bijlage 1 Integraal PVE definitief versie 1.0.pdf

Bijlage I: Overzicht K&L