Vgt ge voorjaar_2011_deel_1[1]

Post on 26-May-2015

1.649 views 0 download

Transcript of Vgt ge voorjaar_2011_deel_1[1]

VGT GE voorjaar 2011 deel 1.

Jaap Borstlap

Er wordt bij een patiënt een hemi-hepatectomie van de linker- leverkwab verricht.

Segment 1 volgens de Couinaud-Bismuth classificatie wordt hierbij gereseceerd.

Er wordt bij een patiënt een hemi-hepatectomie van de linker- leverkwab verricht.

Segment 1 volgens de Couinaud-Bismuth classificatie wordt hierbij gereseceerd.

• Cantlie’s line– Scheiding links en rechts– Middelste vene– Van galblaasbed naar

vena cava.– Hemihepatectomie links:

segment 2,3 en 4.– Soms ook segment 1

(connectie met VC door andere venen dan de andere segmenten).

Er wordt bij een patiënt een hemi-hepatectomie van de linker- leverkwab verricht.

Segment 1 volgens de Couinaud-Bismuth classificatie wordt hierbij gereseceerd.

Onjuist.

Periportaal oedeem op een CT-scan van de lever is een kenmerk van een acute virale hepatitis.

Periportaal oedeem op een CT-scan van de lever is een kenmerk van een acute virale hepatitis.

• Hepatitis:– Oorzaken:• Viraal: Hep A, Heb B, non-A, non-B, delta• Chemisch: alcohol, medicijnen/toxinen.

– Beeldvorming:• Aspecifiek

– Hepatomegalie– Periportaal oedeem– Ascites– galblaaswandverdikking

Periportaal oedeem op een CT-scan van de lever is een kenmerk van een acute virale hepatitis.

• Periportale halo’s:– Aspecifiek.– Lage densiteit rond portale vaten op CECT.– Oorzaken:• Bloed: trauma• Periportaal oedeem

– Hepatitis– Hartfalen– Tumoren/lymfeklieren die lymfe obstructie geven

Periportaal oedeem op een CT-scan van de lever is een kenmerk van een acute virale hepatitis.

Juist.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

• MRI HCC:– T1:

• variabel

– T1+C:• Korte arteriele aankleuring• Snelle wash-out: hypodens tov normale lever.• Persisterende randaankleuring

– T2:• Hyperintense/variabel.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

• HCC ontstaat vaak in cirrotische lever met fibrose, dus hoe te onderscheiden:– Confluerende fibrose:• Typisch hoog signaal op T2 (HCC kan dit ook geven!)• Geen arteriele aankleuring of washout in de late fases• Peristerende aankleuring in de late fases.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

T2 T1C art T1C laat

Onjuist.

Confluerende fibrose van een lever in patiënten met cirrose kan worden onderscheiden van een infiltratief hepatocellulair

carcinoom (HCC) op een MRI scan. Op een T1-gewogen opname na intraveneus gadolinium kleurt

fibrose over het algemeen niet aan in de portale fase en een HCC wel.

Op een MRI-scan wordt een laesie gevonden in de lever welke op de T2-gewogen opnamen een hypointense “central scar” heeft.

Na intraveneus gadolinium kleurt de rand van de laesie homogeen aan in de arteriële fase.

Een cholangiocarcinoom is meer waarschijnlijk dan een hemangioom.

Op een MRI-scan wordt een laesie gevonden in de lever welke op de T2-gewogen opnamen een hypointense “central scar” heeft.

Na intraveneus gadolinium kleurt de rand van de laesie homogeen aan in de arteriële fase.

Een cholangiocarcinoom is meer waarschijnlijk dan een hemangioom.

• Cholangiocarcinoom:– Aziaten, 70e decade.– Risicofactoren: PSC, cholangitis, Caroli’s, virussen.– Tweede meest voorkomende primaire tumor.– Groeipatroon:

• Extrahepatisch• Intrahepatisch

– Perifeer– Klatskin

Op een MRI-scan wordt een laesie gevonden in de lever welke op de T2-gewogen opnamen een hypointense “central scar” heeft.

Na intraveneus gadolinium kleurt de rand van de laesie homogeen aan in de arteriële fase.

Een cholangiocarcinoom is meer waarschijnlijk dan een hemangioom.

• Cholangiocarcinoom:– CT/MRI:• Retractie leverkapsel.• Arterieel/portaal: hypodens/intens met

randaankleuring• Late fase (10 min!): persisterende aankleuring fibreuze

component (central scar).

Op een MRI-scan wordt een laesie gevonden in de lever welke op de T2-gewogen opnamen een hypointense “central scar” heeft.

Na intraveneus gadolinium kleurt de rand van de laesie homogeen aan in de arteriële fase.

Een cholangiocarcinoom is meer waarschijnlijk dan een hemangioom.

• Hemangioom:– CT/MRI:• Nodulaire perifere aankleuring met progressieve fill in.• Volgt blood pool.

Op een MRI-scan wordt een laesie gevonden in de lever welke op de T2-gewogen opnamen een hypointense “central scar” heeft.

Na intraveneus gadolinium kleurt de rand van de laesie homogeen aan in de arteriële fase.

Een cholangiocarcinoom is meer waarschijnlijk dan een hemangioom.

Juist

In de lever wordt op CT een complexe cysteuze laesie gezien met dikke onregelmatige septa.

Een metastase van een GIST is meer waarschijnlijk dan een metastase van een bronchuscarcinoom.

In de lever wordt op CT een complexe cysteuze laesie gezien met dikke onregelmatige septa.

Een metastase van een GIST is meer waarschijnlijk dan een metastase van een bronchuscarcinoom.

• Levermetastasen:– Hypovasculair:

• GI, long, mamma, KNO.

– Hypervasculair: • RCC, insulinomen, carcinoid, sarcomen, mamma, GIST.

– Cysteus:• Mucineus ovarium, colon, sarcoom, melanoom, long,

carcinoid.

– Gecalcificeerd:• colon, maag, mamma, endocrien pancreas ca,

leiomyosarcoom, osteosarcoom and melanoom.

In de lever wordt op CT een complexe cysteuze laesie gezien met dikke onregelmatige septa.

Een metastase van een GIST is meer waarschijnlijk dan een metastase van een bronchuscarcinoom.

• Levermetastasen GIST:– Cysteus, hypervasculair/heterogeen, centrale

necrose, bloeding.– Meestal groot– Primair 70% maag.– Als niet resectabel: Glivec.

In de lever wordt op CT een complexe cysteuze laesie gezien met dikke onregelmatige septa.

Een metastase van een GIST is meer waarschijnlijk dan een metastase van een bronchuscarcinoom.

In de lever wordt op CT een complexe cysteuze laesie gezien met dikke onregelmatige septa.

Een metastase van een GIST is meer waarschijnlijk dan een metastase van een bronchuscarcinoom.

Juist

. Bij een coecum volvulus ligt de basis van het coecum meestal links van de middellijn.

Bij een coecum volvulus ligt de basis van het coecum meestal links van de middellijn.

• Volvulus – Draaiing rond mesenterium– Ischemie en infarcten.– Maag– sigmoid– Coecum:• 30-60 jr• Uitgezette dikke darm met lange as van rechts onder

naar links boven: coecum meestal naar li boven verplaatst.

Bij een coecum volvulus ligt de basis van het coecum meestal links van de middellijn.

Een coecum volvulus ligt de basis van het coecum meestal links van de middellijn.

Juist

Een type 1 choledochus cyste is een fusiforme dilatatie van de extrahepatische galweg.

Een type 1 choledochus cyste is een fusiforme dilatatie van de extrahepatische galweg.

• choledochuscysten:– Zeldzaam, meestal diagnose voor 10de jaar.– Meer vrouwen.– Klachten:• Buikpijn• Icterus• Abdominale massa

Een type 1 choledochus cyste is een fusiforme dilatatie van de extrahepatische galweg.

• type I : most common, accounting for 80 - 90%1 (this type can present in utero)– Ia : dilatation of extrahepatic bile duct (entire)– Ib : dilatation of extrahepatic bile duct (focal segment)– Ic : dilatation of the common bile duct portion of extrahepatic bile duct

• type II : true diverticulum from extra hepatic bile duct• type III : dilatation of extrahepatic bile duct within duodenal wall

(choledochocoele)• type IV : next most common

– IVa : cysts involving both intra and extrahepatic ducts– IVb : multiple dilatations/cysts of extra hepatic ducts only

• type V : multiple dilatations / cysts of intra hepatic ducts only (Caroli disease)

Een type 1 choledochus cyste is een fusiforme dilatatie van de extrahepatische galweg.

Een type 1 choledochus cyste is een fusiforme dilatatie van de extrahepatische galweg.

Juist

Op een T1-gewogen vetsuppressie MRI heeft normaal pancreas parenchym normaliter een hogere signaalintensiteit dan een

pancreas carcinoom.

Op een T1-gewogen vetsuppressie MRI heeft normaal pancreas parenchym normaliter een hogere signaalintensiteit dan een

pancreas carcinoom.

• Pancreascarcinoom:– 85% adenocarcinoom uitgaande van duct.– 75% caput.– 80% niet resectabel (vaatomgroei of metas).– Resectabel: 50% radicaal.– Whipple, PPPD.– MRI: T1 FS: tumor hypointens.• Vertraagde aankleuring na gado (fibrose!).

Op een T1-gewogen vetsuppressie MRI heeft normaal pancreas parenchym normaliter een hogere signaalintensiteit dan een

pancreas carcinoom.

T1 FS gado

Op een T1-gewogen vetsuppressie MRI heeft normaal pancreas parenchym normaliter een hogere signaalintensiteit dan een

pancreas carcinoom.

Juist

Een vroeg kenmerk van auto-immuun pancreatitis is atrofie van het pancreas.

Een vroeg kenmerk van auto-immuun pancreatitis is atrofie van het pancreas.

• Autoimmuunpancreatitis:– Chronisch.– Lymfocyteninfiltratie: fibrose: dysfunctie.– Onderscheid met andere typen belangrijk want

goede respons op corticosteroiden (98%).– Zeldzaam.– Oorzaak onbekend.

Een vroeg kenmerk van auto-immuun pancreatitis is atrofie van het pancreas.

• Autoimmuunpancreatitis:– Vergroting van de pancreas met verlies van

“inhammen”.– “halo” van lage densiteit.– Kan er normaal uizien.

Een vroeg kenmerk van auto-immuun pancreatitis is atrofie van het pancreas.

Een vroeg kenmerk van auto-immuun pancreatitis is atrofie van het pancreas.

Onjuist

Op een CT-scan ziet u in de pancreaskop, naast enkele verkalkingen, een cysteuze laesie en dilatatie en stricturen van de

ductus pancreaticus. Een pseudocyste is meer waarschijnlijk dan een intraductaal

papillair mucineus neoplasma (IPMN).

• IPMN:– Intraductal papillary mucinous neoplasm.– 60-80 jr.– Main duct:

• Lijkt op chronische pancreatitis• Segmentaal/diffuus• Hoogste maligne potentie

– Branch duct:• Kop/processus uncinatus• Meer gelocaliseerd en massa-achtig• Macro- of microcystic• Indolent gedrag.

Op een CT-scan ziet u in de pancreaskop, naast enkele verkalkingen, een cysteuze laesie en dilatatie en stricturen van de

ductus pancreaticus. Een pseudocyste is meer waarschijnlijk dan een intraductaal

papillair mucineus neoplasma (IPMN).

• IPMN:– Communicatie met galwegen (onderscheiden van

o.a. mucineus cystadenoom en cystadenoCA.– DD: bovenstaanden en sereus cystadenoom,

chronische pancreatitis.

Op een CT-scan ziet u in de pancreaskop, naast enkele verkalkingen, een cysteuze laesie en dilatatie en stricturen van de

ductus pancreaticus. Een pseudocyste is meer waarschijnlijk dan een intraductaal

papillair mucineus neoplasma (IPMN).

• Chronische pancreatitis:– Dilatatie en stricturen (beading) ductus

pancreaticus.– Calcificaties.– Pseudocysten.– Verandering van vorm en grootte pancreas.

Op een CT-scan ziet u in de pancreaskop, naast enkele verkalkingen, een cysteuze laesie en dilatatie en stricturen van de

ductus pancreaticus. Een pseudocyste is meer waarschijnlijk dan een intraductaal

papillair mucineus neoplasma (IPMN).

Juist

Beeldvragen deel 1.

28-jarige vrouw met aspecifieke buikklachten. MRI-scan laat een laesie zien in de rechteronderbuik op T1-, T2- en T1- vetsuppressie

gewogen opnamen. Het betreft hier het meest waarschijnlijk een endometriosecyste.

Jt

• Vet in de laesie, dus teratoom cq dermoidcyste van b.v. rechter ovarium meer waarschijnlijk.

28-jarige vrouw met aspecifieke buikklachten. MRI-scan laat een laesie zien in de rechteronderbuik op T1-, T2- en T1- vetsuppressie

gewogen opnamen. Het betreft hier het meest waarschijnlijk een endometriosecyste.

51-jarige man met bovenbuiksklachten. CT-scan in de arteriële en portale fase na intraveneus contrastmiddel toont een laesie in de

pancreaskop. Een sereus cystadenoom is meer waarschijnlijk dan een mucineus

cystadenoom.

51-jarige man met bovenbuiksklachten. CT-scan in de arteriële en portale fase na intraveneus contrastmiddel toont een laesie in

de pancreaskop. Een sereus cystadenoom is meer waarschijnlijk dan een

mucineus cystadenoom.

• Cysteuze laesie in de kop van het pancreas met centrale calcificaties: sereus cystadenoom (70% in de kop).

Dit is een CT-scan zonder toediening van intraveneus contrastmiddel.

Het beeld past beter bij steatose dan bij hemochromatose van de lever.

Dit is een CT-scan zonder toediening van intraveneus contrastmiddel.

Het beeld past beter bij steatose dan bij hemochromatose van de lever.

• Steatose: verlaagde densiteit, zowel blano als portoveneus.

• Haemochromatose: hyperdens.

Dit is een bariumonderzoek van de maag. Op grond van dit beeld is een adenomateuze poliep

waarschijnlijker dan een ulcus ventriculi.

Dit is een bariumonderzoek van de maag. Op grond van dit beeld is een adenomateuze poliep

waarschijnlijker dan een ulcus ventriculi.

• Contractie: ulcus.

Onderstaand CT-beeld past beter bij een invaginatie dan bij een inwendige herniatie.

Onderstaand CT-beeld past beter bij een invaginatie dan bij een inwendige herniatie.

• Verplaatsing vaten en uitgezette dunne darmlissen: inwendige herniatie.

• Invaginatie: geen uitgezette darmlissen, (meeste ileocolisch).

Einde deel 1.