Post on 29-Jun-2015
description
KUL: Graduate School of Business Studies
Postgraduaat Verzekeringswezen
2002/2003
De Wet op de Patiëntenrechten en de Anti -
Discriminatiewet: de gevolgen voor de
verzekeringswereld?
Mieke Listhaeghe
Advocaat
Baliestraat 68
8000 Brugge
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
2
Inhoud
Inleiding
1. Algemeen: Analyse van de nieuwe wetten en afbakening naar de
verzekeringswereld toe.
1.1. De Wet op de Patiëntenrechten.
1.1.1. Algemeen.
1.1.2. De Wet op de Patiëntenrechten en de verzekeringswereld.
1.1.2.1. Rechtstreekse invloed.
1.1.2.1.1. Medisch Onderzoek.
1.1.2.1.2. Het gewijzigde art. 95 W.L.O.
1.1.2.2.Onrechtstreekse invloed: de professionele aansprakelijkheid van de
beroepsbeoefenaar?
1.2. De Anti - Discriminatiewet.
1.2.1. Algemeen.
1.2.2. De Anti – Discriminatiewet en de verzekeringswereld.
1.2.2.1. Discriminatie door segmentatie?
1.2.2.2. Objectief en redelijk verantwoord criterium.
2. Concreet: Gevolgen van beide wetten voor de verzekeringswereld an
sich.
2.1. Schadeverzekeringen
2.1.1.Aansprakelijkheidsverzekeringen.
2.1.2.Andere Schadeverzekeringen.
2.2. Persoonsverzekeringen
2.2.1. Levensverzekeringen.
2.2.1. Andere Persoonverzekeringen.
3. Besluit
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
3
Inleiding
Het jaar 2002 was een belangrijk jaar voor de verzekeringswereld.
Na het KB van 16 januari 2002 nopens de opheffing van het bonus malus systeem [1] waren
er de Wetten van 2 en van 22 augustus 2002 houdende diverse bepalingen betreffende de
Verplichte Aansprakelijkheidverzekering inzake Motorrijtuigen, die een geheel van nieuwe
regelingen invoerde op het gebied van de motorrijtuigenverzekering [2].
Voorts werd het Belgische Gezondheidsrecht verder uitgebreid: na de goedkeuring van de
Wet van 28 mei betreffende de Euthanasie [3] werd de Wet van 22 augustus 2002 betreffende
de Rechten van de Patiënt goedgekeurd [4].
De eerste materie werd (weliswaar onder zéér strikte voorwaarden) letterlijk uit het strafrecht
gehaald. De tweede materie – dat al jaren via jurisprudentiële constructies werd opgebouwd /
ondersteund- werd (uit - eindelijk) gecodificeerd en op enkele punten merkelijk uitgebreid
(zie infra).
Ook het jaar 2003 levert met de publicatie van de Anti - Discriminatiewet [5] op 17 maart de
verzekeringswereld een ‘bom’, gezien deze Wet - die alle directe en indirecte discriminatie door
privé-personen verbiedt, hetzij de zogenaamde’horizontale discriminatie’- op het eerste gezicht de
segmentatiepolitiek zoals die gehanteerd wordt in de verzekeringswereld op de helling zet.
Deze recente Wetten zorgen voor de nodige commotie in de verzekeringswereld waar de
contracten – los van de eigen acceptatiepolitiek - globaal gezien beheerst worden door de
dwingende bepalingen Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten en de specifieke
uitvoeringsbesluiten.
Gelet op de bondigheid van deze scriptie laat ik de materie betreffende de Verplichte
Aansprakelijkheidverzekering op het gebied van Motorrijtuigen buiten beschouwing (deze
wordt wel bij de verdere bespreking waar nodig in de marge aangehaald teneinde een globale
interferentie tussen de verschillende nieuwe Wetgevingen mogelijk te maken).
Daar waar de Euthanasiewet a priori geen noemenswaardige (interpretatie)problemen
poneert,
Immers, de Euthanasiewet stelt expliciet in art.15 dat een persoon die overlijdt ten gevolge van
euthanasie geacht wordt een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering van de
overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten (Meer nog :
het invoeren van een uitsluitinggrond zou in se een directe discriminatie uitmaken op basis van een
op het ogenblik van de contractsluiting nog niet gekende toekomstige ziekte……zodat de clausule-
conform de anti-discriminatiewet nietig is, zie infra).
veroorzaken de Wet op de Patiëntenrechten en de Anti – Discriminatiewet (al dan niet
gecombineerd) voor de verzekeringswereld an sich op zijn minst gezegd een aantal
theoretische/praktische problemen.
Het is de bedoeling om - vertrekkend van voormelde nieuwe Wetteksten- de gevolgen voor de
verzekeringswereld te bespreken, voorzien van mijn eigen interpretatie(’s).
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
4
1. Algemeen: Analyse van de nieuwe wetten en afbakening naar de
verzekeringswereld toe.
1.1. De Wet op de Patiëntenrechten.
1.1.1. Algemeen.
1. De Wet op de Patiëntenrechten is –naast de internationale ontwikkelingen met betrekking
tot regulering van de rechtsbescherming van de Patiënt [6]- het resultaat van een jarenlange
lobby tussen de verschillende belangengroepen ‘spelers’ op het gebied van het
gezondheidsrecht [7].
De aanloopfase duurde daarom lang.
De eerste (wetgevende) initiatieven strandden in 1999 op de dioxinecrisis [8]. De paars –
rood - groene regering nam de draad terug op in het regeerakkoord van 7 juli 1999 ‘dat
kwaliteitsvolle en meer toegankelijke gezondheidszorgen vooropstelde’ [9]. Na uitgebreide
hoorzittingen in het federale parlement werd de Wet ondertekend door Minister Aelvoet, nog
voor haar ontslag naar aanleiding van de Nepal - crisis.
België is thans het zevende land van de Europese Unie – na Denemarken, Finland,
Griekenland, Nederland, Spanje en Frankrijk- waar een Wet bestaat die aan Patiënten
expliciet een aantal subjectieve rechten toekent [10]. De Wet op de Patiëntenrechten werd
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op datum van 26 september 2002 en treedt in werking
volgens de algemene regels, namelijk 10 dagen na publicatie, hetzij op 6 oktober 2002.
2. De aanloopfase duurde niet enkel lang door het lobbywerk van diverse belangengroepen
[11], doch ook door de ontwikkelingsgeschiedenis van de Patiëntenrechten zelf.
In België heeft vooreerst de rechtspraak een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van
de Patiëntenrechten.
Deze ‘recht scheppende’ rechtspraak heeft zich onder meer maar niet uitsluitend ontwikkeld
in het licht van de medische aansprakelijkheid [12] : vb. het recht op een zorgvuldige
behandeling, het recht op informatie, het recht op toestemming, enz….
Deze rechtspraak steunt op internationale verdragsteksten, op grondwettelijke bepalingen, op
strafrechtelijke bepalingen en op algemene rechtsbeginselen [13].
De Wet op de Patiëntenrechten heeft deze ontwikkelingen gecodificeerd en beoogt de rechten
van de Patiënt op het gebied van de gezondheidszorg te definiëren en te versterken (vb. het
recht op inzage en afschrift van het medisch dossier, zie infra).
Patiënt in de zin van de Wet is “de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt, al
dan niet op eigen verzoek” (art.2.1°).
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
5
Onder gezondheidszorg wordt begrepen “ diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar met het
oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand of
om de Patiënt bij het sterven te begeleiden” (art.2.2°).
De Wet kent daarom een zeer ruim toepassingsgebied: zodra een
zorgverlener,‘beroepsbeoefenaar’ [14] genoemd, ‘zorg’ [15] verleent aan een Patiënt, is de
Wet van toepassing [16, verticale artikelsgewijs bespreking van de wet].
1.1.2. De Wet op de Patiëntenrechten en de verzekeringswereld.
1. De Wet op de Patiëntenrechten lijkt op het eerste gezicht een globale codificatie van wat
de rechtspraak gedurende diverse decennia – hoofdzakelijk in het licht van de medische
aansprakelijkheid - heeft gecreëerd.
Er is echter meer.
De Wet voorziet enkele innoverende bepalingen (vb. het recht op inzage en afschrift van het
volledig medisch dossier, gewijzigde art. 95 W.L.O., het ruime toepassingsgebied
waardoor het medisch onderzoek verricht door een arts van de verzekeraar ook
expliciet beoogd wordt, zie infra) en voorziet bovenal de versterkte/gepreciseerde
formuleringen van bestaande ‘patiëntenrechten’.
De invloed ervan op de medische praktijk, a fortiori op de Verzekeringswereld kan men thans
–gezien de recente Wet - nog niet volledig schatten.
2. De verzekeringsovereenkomst is essentieel een kanscontract en wordt als volgt
omschreven ‘ de omslag van de gevolgen van het toeval op het vermogen van de mens door
de onderlinge hulp ingericht volgens de wetten van de statistiek’ [17].
De techniek van de verzekeringen bestaat erin een onzekere toekomstige gebeurtenis die
ofwel betrekking heeft op het vermogen (schadeverzekeringen) ofwel op het leven, de fysieke
integriteit en de gezondheidstoestand (persoonverzekeringen) van een persoon te vervangen
door zekerheid voor wat betreft de economische gevolgen van het zich voordoen van
schadeverwekkende feiten (= risico-overdracht).
Bij het verlenen van de wederzijdse toestemming weten de partijen immers niet hoe groot hun
eigen prestatie dan wel die van tegenpartij zal zijn [18].
Historisch gezien waren er eerst zeeverzekeringen en dan landverzekeringen [19]. Het hoeft
geen betoog dat huidig werk de “landverzekeringswereld” beoogt die globaal gezien beheerst
worden door de dwingende bepalingen Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten (hierna
W.L.O.) en de specifieke uitvoeringsbesluiten.
3. De Verzekeringswereld wordt door de Wet op de Patiëntenrechten rechtstreeks beïnvloed
enerzijds door het ruime toepassingsgebied van de wet zelf (nl. het medisch onderzoek, zie
1.1.2.1.1.) en anderzijds in de Tak Persoonverzekeringen door art. 19 die art. 95 W.L.O. op
een ingrijpende manier wijzigt (zie 1.1.2.1.2).
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
6
De Verzekeringswereld, meer bepaald de Tak Schadeverzekeringen, Afdeling
Aansprakelijkheidsverzekeringen, wordt m.i. ook onrechtstreeks beïnvloed door
verscheidene bepalingen van de Wet op de Patiëntenrechten die de verplichtingen van de
beroepsbeoefenaar strikt reglementeert/preciseert en daarom (impliciet) zijn aansprakelijkheid
meer in het gedrang brengt (zie 1.1.2.2.).
1.1.2.1. Rechtstreekse invloed.
1.1.2.1.1.Medisch Onderzoek.
1. De Wet op de Patiëntenrechten heeft een zeer ruim toepassingsgebied (zie boven), in het
bijzonder door het begrip gezondheidszorg: “diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar met
het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de
gezondheidstoestand of om de Patiënt bij het sterven te begeleiden” (art.2.2°).
M.a.w. een persoon verkrijgt de hoedanigheid van patiënt in de zin van de Wet op de
Patiëntenrechten wanneer hij/zij bij een beroepsbeoefenaar zijn gezondheidstoestand
laat/moet laten vaststellen.
2. In de verzekeringswereld is de wet op de Patiëntenrechten daarom ook thans expliciet van
toepassing op de arts die in opdracht van de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid/de
ganse tak persoonsverzekeringen de actuele gezondheidstoestand van het slachtoffer of van de
kandidaat verzekeringsnemer moet onderzoeken.
Dit betekent concreet dat de arts –beroepsbeoefenaar- in het kader van het medisch onderzoek
de patiënt in het algemeen een kwaliteitsvolle behandeling moet verzekeren, wat tot op heden
meestal niet evident is….
Immers, de arts die handelt in opdracht van de verzekeraar ‘moet’ ofwel de schade
minimaliseren (bij beoordeling van de schade aan de mens bij
aansprakelijkheidsverzekeringen) ofwel de actuele gezondheidstoestand zo ‘slecht’ mogelijk
voorstellen (bij acceptatie bij persoonsverzekeringen).
Deze handelswijze wordt thans op de helling gezet door de patiënt een aantal expliciete
rechten toe te kennen (vb. recht op inzage in het medische dossier, recht op informatie….),
waardoor de arts zijn beslissing zal moeten staven.
1.1.2.1.2.Het gewijzigde art. 95 W.L.O.
1. De bijzondere bepalingen m.b.t. de persoonverzekering maken het voorwerp uit van de
artikelen 94 tot 138 van de W.L.O., waaronder drie gemeenschappelijke bepalingen die
gegroepeerd zijn in art. 94 tot 96 van voormelde Wet.
Uit de definitie van de (persoon)verzekering zelf (cfr. supra) –dat essentieel een kanscontract
is- blijkt dat informatie nopens de gezondheidstoestand van de persoon onontbeerlijk is bij
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
7
het afsluiten van het contract. Immers, enkel onzekere toekomstige gebeurtenissen kunnen
verzekerd worden en geen voorafbestaande toestand (zie infra).
2. Het doorstromen van medische informatie naar de verzekeringsmaatschappijen (acceptatie
- politiek) was één van de grote knelpunten bij de totstandkoming de W.L.O..
De Nationale Orde van Geneesheren verdedigt tot op heden een absolute opvatting van het
beroepsgeheim. Volgens deze opvatting wordt het beroepsgeheim enkel ingesteld in het
algemeen belang en raakt het de openbare orde. Het belang van de patiënt is daaraan
ondergeschikt en hij kan de arts niet ontslaan van zijn geheimhoudingsplicht, zelfs niet als hij
er belang bij heeft.
De absolute benadering van het beroepsgeheim werkte fraude en oneerlijkheid in de hand
waardoor de verzekeraars dienden vergoedingen te betalen voor schadegevallen die eigenlijk
niet in aanmerking kwamen voor dekking.
Het oude Art. 95 W.L.O. is steeds onderhevig geweest aan hevige kritiek en dito lobbywerk
vanuit de Nationale Orde van Geneesheren, gezien de formulering een functionele
interpretatie van het beroepsgeheim van de geneesheer poneerde, waarbij het medisch
beroepsgeheim een prerogatief van de patiënt is, die zelf beslist dat zijn geneesheer een
volledige en getrouwe beschrijving geeft van zijn gezondheidstoestand [20].
De nieuwe bepaling zet de verplichting tot afgifte (functionele opvatting) om in een
mogelijkheid voor de arts (heeft de Orde daadwerkelijk ‘gewonnen’?, zie infra).
De vraag stelt zich of deze expliciete wetswijziging daadwerkelijk een invloed heeft op de
acceptatie – politiek van de verzekeringsmaatschappij op het gebied van
persoonverzekeringen (zie verder bespreking 2.2.).
1.1.2.2. Onrechtstreekse invloed: de professionele aansprakelijkheid van de
beroepsbeoefenaar?
1. De aansprakelijkheidsverzekeringen behoren tot de schadeverzekeringen naast de
zaakverzekeringen en de kostenverzekeringen (cfr.infra).
Het begrip professionele of beroepsaansprakelijkheid wordt in een ruime betekenis
aangewend ter omschrijving van elke aansprakelijkheid opgelopen in verband met een
beroepsmatige activiteit, ongeacht of het gaat om een onderneming van producten dan wel om
een onderneming van diensten [21].
In casu beoog ik de beoordeling professionele aansprakelijkheid van de ‘beroepsbeoefenaar’,
die beoogd wordt door de Wet op de Patiëntenrechten [22].
Specifieke regels in verband met medische aansprakelijkheid werden immers niet opgenomen
in de Wet omdat ervoor geopteerd is de afdwingbaarheid te verwezenlijken door een
inbedding van de rechten van de patiënt in de vigerende aansprakelijkheidregels [23].
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
8
Zoals al hoger aangegeven hebben de patiëntenrechten zich hoofdzakelijk in België kunnen
ontwikkelen precies in het licht van de beoordeling van de medische aansprakelijkheid.
De rechter die wordt geconfronteerd met een schadeclaim tegen een arts, ontwerpt een strak
model van arts, een hypothetisch en fictieve persoon, waar hij het gedrag van de
aangesprokene zal toetsen. De arts zal een fout kunnen worden verweten, wanneer een
zorgvuldig en omzichtige arts van dezelfde categorie, geplaatst in de zelfde omstandigheden,
deze tekortkoming niet zou hebben begaan.
In de regel komt het dus aan de patiënt toe het bewijs te leveren van de fout van de arts, van
de schade en van het oorzakelijk verband, wat in de praktijk vaak bewijsproblemen schept
voor het slachtoffer.
Zoals bekend gaat een arts in beginsel slechts een inspanningsverbintenis aan, d.w.z. dat
hij/zij de verplichting opneemt een bepaalde inspanning te leveren of bepaalde middelen aan
te wenden om een resultaat te bereiken, ofschoon de arts niet belooft dat hij daarin ook zal
slagen. De rechtspraak heeft een andere houding aangenomen en heeft de rechtspositie van de
patiënt versterkt door het aanvaarden dat ook artsen in welbepaalde gevallen tot een resultaat
gebonden zijn [24].
2. De Wet op de Patiëntenrechten beoogt de rechten van de patiënt op het gebied van de
gezondheidszorg te definiëren/preciseren en legt in het algemeen het recht vast op
kwaliteitsprestaties die aangepast zijn aan de behoeften van de patiënt [25].
De ratio legis is dat een correcte regeling van de rechten van de Patiënt een maximale
preventie van gebeurlijke schadevergoedingen zou betekenen, m.a.w. preventie schakelt het
risico uit [26] .
Deze invalshoek is verzekeringstechnisch correct doch zal m.i. naar de praktijk toe vaak het
omgekeerde effect genereren, namelijk door een graduele toename van de schadedossiers.
Immers, de precieze definiëring van een aantal rechten (vb. procedure’s nopens toestemming,
inzage ed.) verlaagt merkelijk de drempel van de bewijslast van een medische fout bij het
slachtoffer (zie bespreking onder 2.1).
3. Na publicatie van de Wet op de Patiëntenrechten beloofde Minister Tavernier op een
congres – naar aanleiding van de Week Tegen Kanker van 7 tot 13 oktober 2002- een wet
waardoor de schuld van de arts niet meer bewezen moet worden omdat er een fonds zal
opgericht worden om slachtoffers van medische fouten te vergoeden [27].
Het werd echter niet meer dan een belofte. Het is m.i. ondenkbaar dat er ooit een objectieve
aansprakelijkheid ingevoerd worden voor ‘beroepsbeoefenaars’ voor handelingen of
nalatigheden (=beroepsfouten) die onder de toepassing van artikel 1382 ev. van het Burgerlijk
Wetboek vallen, al was het maar onder druk van andere ‘vrij beroepen’ die tevens
geconfronteerd worden met steeds meer aansprakelijkheidsvorderingen (vb. advocaten, …)
Het wetsvoorstel tot vergoeding van de schade veroorzaakt bij therapeutische ongevallen,
ingediend door mevrouw Anne-Marie Lizin kan wel soelaas bieden voor schadegevallen die
niet onder art. 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek vallen, de zogenaamde abnormale schade
veroorzaakt door het uitvoeren of niet-uitvoeren van geneeskundige verstrekkingen [28].
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
9
1.2. De Anti - Discriminatiewet.
1.2.1. Algemeen.
1. De “Wet ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de Wet van 15 februari
1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding”
beoogt de horizontale werking van het grondwettelijke bepaalde en het verder door de
rechtspraak van het Arbitragehof gepreciseerde gelijkheidsbeginsel in de verticale werking
van voormeld beginsel in de relatie tussen overheid en burgers [29].
M.a.w. ook private personen (natuurlijk of rechtspersoon) dienen het gelijkheidsbeginsel te
respecteren in hun relaties tot de medeburgers.
Zoals de Wet op de Patiëntenrechten kwam de Anti - Discriminatiewet niet spontaan tot stand,
doch is (in tegenstelling tot de Wet op de Patiëntenrechten die hoofdzakelijk het resultaat is
van jurisprudentiële ontwikkelingen) het directe resultaat van de implementatie van twee
richtlijnen van de Europese Unie, die een uniforme regelgeving zou moeten garanderen in de
lidstaten [30].
2. Het persbericht van 13 december 2002 – daags na de definitieve goedkeuring van de anti -
discriminatiewet door de senaat- van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding (hierna CGKR) verwoordt zeer bondig de ambitie’s van de nieuwe wet, als
volgt [31]:
De anti - racismewet van 1981 [32] – een van de werkingsinstrumenten van het CGKR- is niet
enkel beperkt in haar toepassingsgebied, namelijk enkel raciale discriminaties, doch ook in de
bewijslast: gezien de anti- racismewet een strafwet is, moet het motief zeer expliciet bewezen
worden en een racistisch motief 100 % bewijzen is zeer moeilijk.
De Anti - Discriminatiewet beantwoordt niet enkel aan de gerechtvaardigde vraag om
wettelijke beschermd te worden tegen raciale discriminaties, maar ook tegen –directe of
indirecte- discriminaties gebaseerd op seksuele oriëntatie, handicaps, gezondheidstoestand,
geloof of filosofische overtuiging, leeftijd…….
Deze brede definitie, die feitelijke discriminatie –al dan niet met opzet- omschrijft
veronderstelt een nieuwe burgerrechtelijke aanpak: de discriminatie wordt niet enkel benaderd
als een misdrijf maar als een situatie die moet rechtgezet worden door een snelle burgerlijke
procedure, met verschuiving van de bewijslast naar de verweerder tegen wie een vermoeden
van discriminatie bestaat door feiten die worden aangebracht door het slachtoffer.
Op strafrechtelijk gebied voert de nieuwe wet de notie ‘verwerpelijke beweegreden’ in, die
nopens de straftoemeting een verdubbeling van de straf kan teweegbrengen indien het
gerechtelijk onderzoek uitwijst dat één van de motieven voor het misdrijf de haat, het
misprijzen of de vijandigheid voor een persoon is wegens zijn/haar ras, huidskleur, afkomst,
geslacht, burgerlijke staat, ed.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
10
De nieuwe Wet poneert ten slotte een open systeem nopens de feitelijke beoordeling van de
directe of indirecte discriminatie: in beide gevallen wordt de mogelijkheid geboden van een
zogenaamde objectieve rechtvaardiging (zie 1.2.2.2.) [33].
1.2.2. De Anti – Discriminatiewet en de verzekeringswereld.
1. De eerste reactie’s van de verzekeringswereld zijn formeel: de verzekeraars discrimineren
niet, gezien deze al bij acceptatie objectieve criteria toepassen, gebaseerd op de statistiek
[34].
Deze techniek noemt men segmentatie in het jargon van de verzekeraars (zie 1.2.2.1).
2. Een onderscheid maken door segmentatie houdt volgens de verzekeringswereld immers
geen discriminatie in, gezien deze steunt in functie van objectief meetbare criteria (zie
1.2.2.2.).
1.2.2.1. Discriminatie door segmentatie?
1. Zoals al hoger weergegeven is het verzekeringscontract essentieel een kanscontract (zie
punt 1.1.1.), namelijk in de verhouding verzekeraar - verzekerde hebben beiden een kans op
winst of verlies.
2. De verzekeringstechniek steunt verder op de oude idee van de mutualiteit, dit wil zeggen
op de vereniging van een bepaald aantal personen die onderworpen zijn aan hetzelfde risico,
teneinde onder hen allen, de last van de schadegevallen die slechts enkele leden van de groep
treffen, te verdelen [35].
Het beroep op de statistiek laat toe op ideale wijze het onderlinge stelsel in te richten en
vooraf op benaderende wijze te voorzien welk het gewicht van de te verdelen schadegevallen
zal zijn, evenals bijgevolg de omvang van de samen te stellen reserves en het peil van de te
bedingen premies.
De wet van de grote aantalen is één van de grondslagen van de statistiek. Immers, het is
dankzij een groot aantal waarnemingen dat het mogelijk is de waarschijnlijkheid van het
voorval te bepalen, dit wil zeggen de kansen op verwezenlijking van de beschouwde
gebeurtenissen. Deze waarschijnlijkheid wordt in beginsel nagegaan in nieuwe groepen die
beantwoorden aan dezelfde kenmerken als deze waar de berekening werd gemaakt [36].
3. Segmentatie (steunend op de statistiek) betekent dat een totale bevolking wordt opgedeeld
in subgroepen, in functie van een aantal parameters.
Door een goed doorgevoerde segmentatie kunnen een aantal specifieke behoeften en
gedragingen geïdentificeerd worden, waardoor men een aangepast product kan voorstellen.
Welnu, de eigenlijke risicodifferentiatie, in functie van bepaalde segmentatiecriteria, geeft
echter aanleiding tot prijsdifferentiatie. Concreet houdt dit in dat voor bepaalde subgroepen de
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
11
gevraagde prijs lager zal liggen dan die van een standaardproduct, maar dat voor andere
subgroepen die prijs hoger zal liggen [37].
4. Segmentatie betekent dat de verzekeraar bij acceptatie van de risicio een onderscheid kan
maken tussen de invloed verschillende ‘objectieve criteria’ op het te beoordelen risico.
Het onderscheid dat gereflecteerd wordt in de prijsdifferentiatie van verzekeringsproducten
moet wel voor iedereen gelijk zijn in de ‘ongelijke’ categorie.
Immers, discriminatie ontstaat slechts wanneer gelijke categorieën, ongelijk behandeld
worden (zie 1.2.2.2.).
1.2.2.2. Objectief en redelijk verantwoord criterium.
1. Zoals al hoger gesteld poneert de Anti - Discriminatiewet de zelfde beoordeling van de
draagwijdte van het gelijkheidsbeginsel zoals deze wordt uitgevoerd door het Arbitragehof
(en het Europees hof) betreffende de toepassing van het gelijkheidsbeginsel op de verticale
verhoudingen tussen overheid en burgers.
Concreet zal de toetsing daardoor de volgende fasen omvatten [38]:
a. de vergelijkbaarheidtoets: personen, situaties en verhoudingen moeten voldoende
vergelijkbaar zijn;
b. toetsing aan het teleologische criterium: het nagestreefde doel moet geoorloofd en niet
willekeurig zijn;
c. toetsing aan het objectiviteitcriterium: het onderscheid moet objectief zijn;
d. toetsing aan het pertinentiecriterium: het gemaakte onderscheid moet adequaat en relevant
zijn ten aanzien van het nagestreefde doel;
e. toetsing aan het evenredigheidscriterium: er moet een kennelijke evenredigheid bestaan
tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.
Daarbij moet m.i. ook rekening gehouden worden met de specifieke finaliteit van de
verzekeringen, meer bepaald met het solidariteitsprincipe (=sociale functie van de
verzekering gebaseerd op economische solidariteit) die toch als één van de basisbeginselen
van de verzekeringen wordt beschouwd.
2. De concrete vraag stelt zich dus of de verzekeraars hun ‘grenzen’ (objectief
criterium/solidariteitsprincipe als basis van de verzekering) respecteren door de verregaande
segmentatie – politiek bij acceptatie van risico’s? (zie punt.2)
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
12
2. Concreet: Gevolgen van beide wetten voor de verzekeringswereld an
sich.
1. De Landverzekeringsovereenkomsten worden globaal gezien beheerst door de dwingende
bepalingen Wet op de Landverzekeringsovereenkomsten (W.L.O.) waarvan de bepalingen in
beginsel dwingend zijn [39] en de specifieke uitvoeringsbesluiten [40].
De verzekeringsovereenkomst is een kanscontract onder bezwarende titel: er wordt een
prestatie geleverd in ruil voor het betalen van een premie [41].
De summa divisio in de W.L.O. is het onderscheid tussen schadeverzekeringen en
persoonsverzekeringen, die elk hun eigen wetmatigheden hebben, zie infra.
2. De verzekeringsovereenkomst is bovendien een toetredingscontract: de verzekeraar zal
in vele gevallen een zekere superioriteit aan de dag leggen bij het sluiten van de overeenkomst
[42].
In het bijzonder komt de acceptatiepolitiek van de verzekeraar zowel in schadeverzekeringen
als in persoonsverzekeringen door de Wet op de Patiëntenrechten en de Anti -
Discriminatiewet zowel expliciet als impliciet opnieuw ter discussie (zie punt 1).
Het hoofdzakelijke raakvlak tussen beide wetten ligt immers in het feit dat de Wet op de
Patiëntenrechten de gezondheidstoestand (zowel de huidige als de toekomstige na het
ondergaan van een behandeling) van de patiënt beoogt, wat de verzekeraars bij acceptatie van
een risico door de Anti – Discriminatiewet a priori niet in aanmerking mogen nemen.
Bij de bespreking van de nieuwe wetten en hun link naar de verzekeringswereld toe zijn onder
punt 1 enkele theoretische/praktische vraagstellingen uitgewerkt, die als volgt samengevat
worden:
(1) Heeft het ruime toepassingsgebied (medisch onderzoek) van de Wet op de
Patiëntenrechten een invloed enerzijds, op de evaluatie van schade bij de mens door de
arts van de verzekeraar burgerlijke aansprakelijkheid bij
aansprakelijkheidsverzekeringen, anderzijds op de acceptatie – politiek van de
verzekeringsmaatschappij op het gebied van persoonverzekeringen?
(2) Heeft de expliciete wijziging van art. 95 W.L.O door de Wet op de Patiëntenrechten.
een daadwerkelijke invloed op de acceptatie – politiek van de verzekeringsmaatschappij
op het gebied van persoonverzekeringen?
(3) Zou de precieze definiëring van een aantal Patiëntenrechten (vb. procedure’s nopens
toestemming, informatie Ed.) merkelijk de drempel van de bewijslast van een medische
fout bij het slachtoffer verlagen en aldus de professionele aansprakelijkheid van de
beroepsbeoefenaar verhogen?
(4) Respecteren de verzekeraars hun ‘grenzen’ (objectief criterium/solidariteitsprincipe
als basis van de verzekering) – thans gedefinieerd door de Anti – Discriminatiewet- door
de verregaande segmentatie (in casu meer specifiek op basis van de
gezondheidstoestand) – politiek bij acceptatie van risico’s?
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
13
Deze vraagstellingen worden thans bij gebreke aan praktijkgevallen gezien de recente datum
van beide wetten theoretisch uitgewerkt naar de relevante takken en onderafdelingen van de
‘Landverzekeringswereld’, volgens de gekende vertrouwde structuur van de W.L.O.
2.1. Schadeverzekeringen
1. De schadeverzekering wordt in de wet omschreven als een verzekering waarbij de
verzekeringsprestatie afhankelijk is van een onzeker voorval dat schade veroorzaakt aan
iemands vermogen [43].
2. Deze soort verzekering wordt beheerst door het indemniteitsprincipe: een
schadeverzekering mag er enkel op gericht zijn het werkelijk geleden nadeel van het
vermogen van de verzekeringsnemer te vergoeden en mag voor hem geen verrijking inhouden
[44].
2.1.2. Aansprakelijkheidsverzekeringen.
1. De aansprakelijkheidsverzekeringen dekken het vermogen van de verzekerde tegen de
aantastingen die het bedreigen als gevolg van aansprakelijkheden die hij zou kunnen oplopen
[33].
2. De Wet op de Patiëntenrechten beoogt de rechten van de patiënt op het gebied van de
gezondheidszorg te definiëren/preciseren en legt in het algemeen het recht vast op
kwaliteitsprestaties die aangepast zijn aan de behoeften van de patiënt [46].
De Rechten van de Patiënt t.a.v. de ‘beroepsbeoefenaar’ zijn zo omschreven, dat men gewag
kan maken van een werkelijk (geschreven) ‘contract’ tussen partijen met als basis het medisch
dossier (=bewijsfunctie): vb. uitdrukkelijke toestemming bij ingreep, verzoek om schriftelijke
informatie…..[47].
Het hoeft m.i. geen betoog dat een dergelijke omschrijving de bewijslast van de Patiënt bij
een gebeurlijk schadegeval – die de professionele aansprakelijkheid van de
‘beroepsbeoefenaar’ impliceert- een stuk eenvoudiger maakt (zie 1.1.2.2.).
De vrees bij de ‘beroepsbeoefenaars’ dat er door onredelijke eisen of voortdurende klachten
afgegleden wordt naar Amerikaanse toestanden is dus reëel.
Een verhoging van het aantal schadegevallen/klachten zal daarom ontegensprekelijk de
verzekeraars professionele aansprakelijkheid van de ‘beroepsbeoefenaars’ aansporen om
ofwel geen dekking meer te verlenen om ofwel hogere premie’s te vragen.
Het hoeft geen betoog dat de artsen niet gerust (kunnen) zijn in verwezenlijking van de Wet
op de patiëntenrechten (zie 1.1.2.2. randnummer 3).
Hierbij kan de Anti – Discriminatiewet bij acceptatie in professionele
aansprakelijkheidsverzekeringen een ook een belangrijke rol spelen: er is discriminatie tenzij
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
14
het onderscheid (segmentatie : vb. leeftijd arts/specialisatie’s) steunt op een objectieve en
redelijke verantwoording.
In de marge kan ten slotte verwezen worden naar de recente wijzigingen op het gebied van de
Wet op de Aansprakelijkheid voor Motorrijtuigen door de Wet van 2 augustus 2002 [48] waar
er als het ware geanticipeerd heeft op de Anti - Discriminatiewet: er werd een tariferingbureau
opgericht om personen die geen (betaalbare) autoverzekering bekomen toch aan een
verzekering te helpen [49].
3. In dit verband mag men zeker niet ‘vergeten’ dat de arts van de verzekeraar bij de
evaluatie van schade aan de mens (vb. het slachtoffer in het kader van de polis burgerlijke
aansprakelijkheid motorrijtuigen en de patiënt - het slachtoffer - in het kader van de eigenlijke
professionele aansprakelijkheid van de arts bij medische fouten) ook onderworpen is aan de
Wet op de Patiëntenrechten (zie 1.1.2.1.), wat de kwaliteit van het onderzoek ten goede zou
moeten komen in het voordeel van de patiënt.
De Anti – Discriminatiewet interfereert hier duidelijk met de Wet op de Patiëntenrechten: de
arts van de verzekeraar mag niet discrimineren op basis van de gezondheidstoestand van het
slachtoffer van een ongeval of van een medische fout louter door het feit dat zijn
opdrachtgever de verzekeraar zelf is (= een gelijke behandeling in vaststelling van de schade
aan de mens als het ware het slachtoffer “ zijn” eigen patiënt zou zijn).
2.1.2.Andere Schadeverzekeringen.
1. De praktijk leert dat de invloed van de gezondheidstoestand van de kandidaat-
verzekeringsnemer zelf op de zaakverzekeringen een soms cruciale invloed heeft, namelijk bij
de beoordeling van het risico: vb. het bekomen van een brandverzekering door een licht
mentaal gehandicapte.
In het bestek van deze scriptie wordt hier niet verder op ingegaan.
2. De gebeurlijke evolutie’s bij de eigenlijke rechtsbijstandsverzekering zijn m.i.
onlosmakelijk verbonden met de te voorziene ‘evolutie’ in de professionele aansprakelijkheid
van de ‘beroepsbeoefenaar’ in het licht van de Wet op de Patiëntenrechten. Immers, een
toename van schadegevallen/klachten impliceert een toename van slachtoffers die zich
beroepen op de polis rechtsbijstand.
In het bestek van deze scriptie wordt ook hier niet verder op ingegaan.
2.2. Persoonsverzekeringen
1. De persoonsverzekeringen is een verzekering waarbij de verzekeringsprestatie of de premie
afhankelijk is van een onzeker voorval dat iemands leven, fysische integriteit of
gezinstoestand aantast [51].
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
15
2. Terwijl de schadeverzekeringen noodzakelijkerwijze verzekeringen tot vergoeding van
schade zijn (zie punt 2.1), zijn de persoonsverzekeringen hetzij verzekeringen tot uitkering
van een vast bedrag hetzij verzekeringen tot vergoeding van schade ‘naargelang partijen
bedongen hebben’ [52].
2.2.1. Levensverzekeringen.
1. Enkel levensverzekeringen zijn uitsluitend van forfaitaire aard, gezien de omvang van de
verbintenis.
Deze verrichtingen veronderstellen dat de verbintenissen van de verzekeraar vooraf vaststaan
en niet afhangen van een rechtvaardiging a posteriori van de schade die werkelijk voortvloeit
uit de verwezenlijking van het risico [53].
2. De verzekeringsovereenkomst is een tevens een contract te goeder trouw: conform art.
1134 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek [54] bepaalt dat de overeenkomsten te goeder trouw
moeten worden uitgevoerd.
Vrij algemeen wordt thans geargumenteerd dat voormeld artikel vooral een gedragsregel
poneert zowel bij het afsluiten van de overeenkomst als bij uitvoering van de overeenkomst:
het betreft meestal samenwerkingsverplichtingen, zoals de verplichting om de
medecontractant te informeren, raad te geven of te waarschuwen of om zich te onthouden van
gedragingen die de uitvoering van de verbintenis van de wederpartij bemoeilijken, alsook
schadebeperkingverplichtingen [55].
Bij persoonverzekeringen, waarbij de verzekeringsprestatie of de premie afhankelijk is van
een onzeker voorval dat iemands leven, fysieke integriteit of gezinstoestand aantast, is
medische informatie betreffende alle elementen van het risico noodzakelijk.
3. Het doorstromen van medische informatie naar de verzekeringsmaatschappijen wordt
geregeld door art. 95 W.L.O. dat door art. 19 van de Wet op de Patiëntenrechten ingrijpend
gewijzigd werd.
Vergelijk dienaangaande de twee teksten nopens de door de kandidaat – verzekerde te
verstrekken medische informatie [56].
De nieuwe bepaling van art.95 W.L.O. zet de verplichting tot afgifte door de arts aan de
kandidaat-verzekeringsnemer om in een mogelijkheid tot afgifte aan de adviserende arts van
de verzekeraar.
De kandidaat – verzekeringsnemer kan niets verweten worden, gezien hij/zij de vraag gesteld
heeft en uiteindelijk de arts vrij oordeelt of de kandidaat – verzekeringsnemer/patiënt niet
‘onder druk’ staat en druk is er altijd bij de aanvraag van dergelijke attesten…..
Kortom de arts heeft opnieuw de volledige beschikking/controle over hun beroepsgeheim in
onderhavige materie.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
16
Maakt deze bocht van 180° nopens de opvatting van het medisch beroepsgeheim (functionele
naar absolute waarde, zie 1.1.2.1.) het op het eerste gezicht moeilijker voor de verzekeraar om
het risico volledig te analyseren en voor de kandidaat-verzekeringsnemer om een verzekering
te bekomen?
Welnu, art.95 W.L.O. kan niet los bekeken worden van art. 5 W.L.O. (gemeenschappelijke
bepaling die op alle landverzekeringen van toepassing is) nopens de mededelingsplicht van de
kandidaat-verzekeringsnemer. Dit laatste is de verplichting om spontaan zijn volledige risico
te beschrijven.
Deze vraag naar medische informatie kan m.i. ondergebracht worden in de –al uitgebreide-
vragenlijst nopens de actuele gezondheidstoestand die in het kader van art. 5 W.L.O. voor het
sluiten van het contract onder de neus van de kandidaat-verzekeringsnemer wordt
‘geschoven’.
De arts ‘beroepsbeoefenaar’ in de zin van de Wet op de Patiëntenrechten is immers verplicht
om– onder bepaalde voorwaarden- een afschrift van het medische dossier te geven aan de
patiënt die erom vraagt [57]. Ook hier oordeelt de arts of de kandidaat –
verzekeringsnemer/patiënt al dan niet ‘onder druk’ staat en druk is er altijd bij het bekomen
van dergelijke attesten.
Deze vragenlijst (zal)/wordt dus zeker en vast uitgebreid/ (worden) teneinde rechten van de
verzekeraar te vrijwaren tegen fraude.
4. De Anti – Discriminatiewet die elke discriminatie verbiedt op grond van de huidige of
toekomstige gezondheidstoestand interfereert hier duidelijk bij de acceptatiepolitiek bij
persoonsverzekeringen met de Wet op de Patiëntenrechten.
De wet biedt echter op het gebied van persoonverzekeringen meer mogelijkheden tot het
maken van een onderscheid dan bij gewone schadeverzekeringen.
Immers, de essentie van persoonverzekeringen is dat enkel onzekere toekomstige
gebeurtenissen betreffende de gezondheidstoestand, het leven en de fysieke integriteit kunnen
verzekerd worden en geen vooraf bestaande toestand [58].
Vergaande onderzoeken die een vooraf bestaande toestand releveren, hebben dan ook in se
niets te maken met de problematiek van discriminatie.
Uiteraard mag de verzekeraar niet discrimineren op een toekomstige gezondheidstoestand
door invoering van een uitsluitinggrond: zie verwijzing naar de Euthanasiewet in de inleiding.
De solidariteitstoets zou m.i. wat milderen in de concrete beoordeling van het risico (zie
verder besluit).
5. In dit verband mag men zeker niet ‘vergeten’ dat de arts van de verzekeraar bij de
beoordeling van de gezondheidstoestand naar aanleiding van een medisch onderzoek ook
onderworpen is aan de patiëntenrechten, wat de kwaliteit van het onderzoek ten goede moet
komen (zie 1.1.2.1. en ook 2.1.1).
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
17
De Anti – Discriminatiewet interfereert hier duidelijk met de Wet op de Patiëntenrechten: de
arts van de verzekeraar mag niet discrimineren op basis van de gezondheidstoestand van de
kandidaat – verzekerde (= een gelijke behandeling in vaststelling van de gezondheidstoestand
als het ware de kandidaat-verzekerde “ zijn” eigen patiënt zou zijn).
2.2.1. Andere Persoonverzekeringen.
1. Het betreft hier persoonsverzekeringen, die zowel een indemnitair of forfaitair karakter
hebben, waarbij het zich voordoen van het verzekerde voorval niet uitsluitend afhankelijk is
van de duur van het menselijke leven. Hieronder vallen onder meer de
bruidsschatverzekering, de geboorteverzekering, de ziekte -en invaliditeitsverzekering
waaronder de collectieve ongevallenverzekering….[59].
2. Art. 95 W.L.O. is als gemeenschappelijke bepaling ook van toepassing op andere
persoonverzekeringen dan levensverzekeringen. Het volstaat integraal te verwijzen naar wat
onder punt 2.2.1 uiteengezet werd.
3. Besluit
1. De vier vraagstellingen (zie p.12) voor de bespreking gesteld, werden in de mate van het
mogelijke beantwoord en als volgt samengevat:
(1) De toepassing van de Wet op de Patiëntenrechten op het medisch onderzoek ofwel naar
aanleiding van de evaluatie van schade aan de mens bij aansprakelijkheidsverzekeringen
ofwel bij de acceptatie bij persoonsverzekeringen is een feit: in beide gevallen zal de arts van
de verzekeraar de patiënt een kwaliteitsvolle behandeling moeten garanderen. Ook de patiënt
zal met behulp van de patiëntenrechten de nodige wapens hebben om een gebeurlijke
discriminatie te kunnen aanvechten.
Het uitgangspunt in de Wet op de Patiëntenrechten was ‘dat door volgehouden
informatiecampagnes zowel de patiënten als de zorgverleners de rechten van de patiënt
moeten leren kennen.’ [60].
De praktijk – ruim 8 maanden na de inwerkingtreding- is echter anders.
Er werd inderdaad een informatiebrochure door de Federale Overheidsdienst
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verspreid met een summiere
samenvatting van de Patiëntenrechten, doch daar bleef het grotendeels bij [60].
Waar blijven de informatie – avonden voor de patiënten ‘consumenten’ van de
‘beroepsbeoefenaars’ (die zeker op de hoogte zijn…)?
Er is nog werk aan de winkel!
(2) De wijziging van art. 95 W.L.O. heeft m.i. weinig invloed op de acceptatiepolitiek bij de
persoonsverzekeringen. Immers, art. 5 W.L.O. biedt voldoende mogelijkheden aan de
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
18
verzekeraar om de informatie te bekomen. Zeker is het feit dat het nieuwe art. 95 W.L.O.
grote administratieve wijzigingen m.b.t. de verwerking van de medische gegevens
teweegbrengt.
(3) De precieze definiëring van de Patiëntenrechten zal duidelijk een grote invloed hebben op
de beoordeling van de medische aansprakelijkheid van de arts, a fortiori op de arts van de
verzekeraar, met alle gevolgen van dien op de eigenlijke professionele
aansprakelijkheidsverzekering.
(4) Het antwoord op de vierde vraag zal hoofdzakelijk afhangen van de concrete praktijk:
moet er bij de beoordeling van de segmentatiepolitiek rekening gehouden worden met de
specifieke finaliteit van het verzekeringscontract, namelijk het solidariteitsprincipe?
Een van de fundamentele beginselen van het Belgisch Verzekeringsrecht is het
acceptatierecht van de verzekeraar. Er bestaat in België geen algemeen subjectief recht op
verzekering: de verzekeraar kiest zijn cliënteel op basis van zijn eigen – naar eigen zeggen
objectieve - criteria.
De Anti – Discriminatiewet is het ultieme wapen om dit fundamentele ‘privilegie’ van de
verzekeraars grondig ter discussie te stellen. De wet geeft open definitie van het begrip
discriminatie, dat m.i. een gedetailleerde discussie in de snelle burgerlijke procedure ten
gronde mogelijk maakt, en breidt de bevoegdheden van het CGKR uit tot deze wet (Cf.
supra).
De Anti - Discriminatiewet zou m.i. meer ruimte kunnen maken voor het
solidariteitsprincipe, de oorspronkelijk basis van de verzekering, dat de laatste decennia
sterk verdrongen werd in de verzekeringswereld door het overgewicht van het
‘winstoogmerk’.
Thans ruim 3 maanden na de publicatie van de anti- Discriminatiewet is er nog NIETS
concreet ondernomen om eender welke discriminatie (proberen) aan te klagen [61].
Er is dus ook hier nog werk aan de winkel!
2. De nieuwe wetten hebben/zullen ontegensprekelijk de verzekeringswereld veranderd/
veranderen.
De concrete uitwerking/invloed van beide wetten zal pas binnen enkele jaren geëvalueerd
kunnen worden.
3. Het is ten slotte noodzakelijk om de nieuwe wetten niet verticaal te bekijken, doch om
deze in een ruimere context te plaatsen waar interferentie mogelijk is om een maximale
toepassing van de wetten te bekomen.
Het hoofdzakelijke raakvlak tussen beide wetten ligt in het feit dat de Wet op de
Patiëntenrechten de gezondheidstoestand (zowel de huidige als de toekomstige) van de patiënt
beoogt wat de verzekeraars bij acceptatie van een risico a priori niet in aanmerking mogen
nemen door art.1 van de Anti – Discriminatiewet.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
19
Eindnoten
[1] K.B. tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen
reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk
besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte
aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, B.S. 14 februari 2002, nr. 2002011032.
[2] B.S. 17 september 2002; ook van belang is de Wet van 2 augustus 2002 tot wijziging van
de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering
inzake motorrijtuigen en tot wijziging van de artikelen 29 en 31 van de wet van 25 juni 1992
op de landverzekeringsovereenkomst, B.S. 30 augustus 2002 (oprichting van het
tariferingbureau, zie infra).
[3] B.S. 22 juni 2002.
[4] B.S. 26 september 2002.
[5] Wet ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot
oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, B.S. 17
maart 2003.
[6] Vooral de Conventie Mensenrechten en Biogeneeskunde van de Raad van Europa (1997)
en de Verklaring van Amsterdam van de Wereld Gezondheidsorganisatie Europa (1994)
hebben hun stempel gedrukt op ontwikkeling van de rechtsbescherming van de patiënt in de
EU-landen.
[7] De voornaamste ‘spelers’ zijn uiteraard de vertegenwoordigers van de diverse
belangengroepen m.b.t. de ontwikkeling van de patiëntenrechten in : de Nationale Raad van
Orde der Geneesheren; de ‘consumenten’- ‘patiënten’ vertegenwoordigers en de
verzekeringswereld.
[8] o.a. Wetsontwerp betreffende de rechten van de patiënt, Parl.St.Kamer 1998-
99,2098/1(Colla); Wetsvoorstel betreffende het medisch zorgcontract en de rechten van de
patiënt, Parl.St. Kamer 1999 (B.Z.), 50-70/1 (Brouns) zie ook het interview met de heer
Brouns (en de heer Dewallens) in Jura Falconis, jaargang 35, 1998-1999, nummer 4, ‘De
toekomst van de patiënt in het medisch recht’, p.607 waar de heer Bouns zijn visie over wat
patiëntenrechten nu zijn ruim omschrijft ‘ de patiënt moet een volwaardige partner zijn’.
[9] Caroline Trouet en Ingrid Dreezen, Rechtsbescherming van de patiënt: De wet van 22
augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, in N.J.W. ?
[10] “De wet op de patiëntenrechten.”, uit CM-informatie nr.207, april 2003, p.1. en voetnoot
9: randnr.5: “ De Wet regelt enkel individuele patiëntenrechten. Het sociaal recht op
gezondheidszorg dat reeds kan worden afgeleid uit art.23 G.W. is niet opgenomen.”
[11] zie omstandig advies van de Nationale Raad over het voorontwerp van de wet
betreffende de rechten van de patiënt, in Tijdschrift van de nationale Raad, nr. 95 maart 2002,
p.3-9.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
20
[12] T. Vansweevelt, “Rechten van de patiënt: de rol van de rechtspraak in België.”, in Medi-
ius, 2001-4, p.35-42.
[13] zie voetnoot 9
[14] Beroepsbeoefenaar is eerst wie valt onder het toepassingsgebied van het K.B. nr.78
betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (hierna de W.U.G.): in de
huidige stand van de wetgeving gaat het om de volgende beroepsgroepen: artsen, tandartsen,
vroedvrouwen,apothekers, kinesitherapeuten, verpleegkundigen, paramedici en zorgkundigen.
Beroepsbeoefenaar is voorts ook de beoefenaar van een niet-conventionele praktijk in de
geneeskunde (wet 29 april 1999: noot: de meeste belangrijke bepalingen zijn op heden nog niet in
werking getreden).
[15] in samenhang met 14, ‘zorg’ in de meest ruime betekenis verlenen in het kader van hun
beroep.
[16] zie verder artikelsgewijs bespreking van de wet: zie voetnoot 9 en 10 (summier) en ook
Herman Nys, De wet betreffende de rechten van de patiënt, R.W. 22 maart 2003, jaargang
2002-2003, nr. 29, p.1121-1133.
[17] Marcel Fontaine, Verzekeringsrecht, Larcier , 1999, p.8, nr.13.
[18] F. Ponet, De Landverzekeringsovereenkomst, Kluwer Rechtswetenschappen België,
1993, p.9, nr.15
[19] Marcel Fontaine, o.c., p.5, nrs.4-12.
[20] L. Wostyn , in Beroepsgeheim voor Advocaat/Arts “Praktisch bekeken”, niet uitgeg.,
Symposium Orde der Geneesheren en Orde van Advocaten te Oostkamp, 11 mei 2002, p.24.
[21] Caroline Van Schoubroeck, Professionele aansprakelijkheidsverzekering en de Europese
interne Markt, Ced. Samsom, 1994, p.23, nr. 17
[22] zie omschrijving onder voetnoot 14
[23] zie voetnoot 9, randnummer 4 in de tekst
[24] zie voetnoot 12
[25] zie voetnoot 16
[26] zie voetnoot 9, randnummer 4 in de tekst en Marcel Fontaine, o.c., p.3, nr. 2 : “Preventie
is de eerste manier om de kans op de verwezenlijking van het schadegeval te verminderen, hetzij de
gevolgen ervan te verzachten.”
[27] uit Het Laatste Nieuws, 3 oktober 2002 : ‘Nieuw fonds vergoed medische fouten’: de
‘paniekreactie’ vanuit de medische wereld nog voor de inwerkingtreding van de Wet op de
Patiëntenrechten (10 oktober 2002).
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
21
[28] Wetsvoorstel tot vergoeding van de schade veroorzaakt bij therapeutische ongevallen
(ingediend door mevrouw Anne – Marie Lizin) , Belgische Senaat zitting 1999-2000, 18 april
2000, 2-335/1.
[29] B.S. 17 maart 2003 (on-line te consulteren: www.staatsblad.be/nl); zie ook artikelsgewijs
analyse van J. Vrielink, Stefan Sottiaux, Dajo De Prins, ‘De anti-discrminatiewet’, NJW, 5 en
12 maart 2003, nrs.23 en 24, p.258-275 en p. 294-306.
[30] zie voetnoot 29, artikelsgewijs commentaar: p. 258 randnummer 3: de Rasrichtlijn en de
kaderrichtlijn.
[31] on line te consulteren: www.antiracisme.be
[32] Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven
daden, B.S. 25 juli 1999, laatst gewijzigd (‘versterking’) door de Wetten van 20 januari 2003,
B.S. 12 februari 2003, en 23 januari 2003, B.S. 13 maart 2003.
[33] zie voetnoot 29, artikelsgewijs commentaar: p.266 randnummer 38: bij een gesloten
systeem worden de uitzonderingen expliciet en limitatief voorzien, dus geen
interpretatieruimte voor de rechtbank.
[34] BVVO, ‘Verzekeraars staan klaar om antidiscriminatiewet toe te passen’, Brandpunt, 12
december 2002, p.3-7.
[35] Marcel Fontaine, o.c., P.8, nr. 14.
[36] Marcel Fontaine, o.c., P.9, nr. 15.
[37] Guy Vandenberghe, ‘Segmenteren: Niet-rokers betalen minder’, Trends 25 juli 1991, p.
61.
[38] zie voetnoot 29, artikelsgewijs commentaar: p.267 randnummer 40.
[39] Wet van 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst, B.S. 20 augustus 1992.
[40] vb. Brandverzekeringsbesluit, K.B. rechtsbijstandverzekering, ed.
[41] F. Ponet, o.c., p.6 randnummer 7.
[42] F. Ponet, o.c., p.10 randnummer 16.
[43] zie art. 1 G W.L.O.
[44] Marcel Fontaine, o.c., p.201, nr. 453.
[45] Marcel Fontaine, o.c., p. 233, nr. 534.
[46] zie voetnoot 25
[47] zie art. 7 en 8 Wet op de patiëntenrechten.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
22
[48] zie voetnoot 2.
[49] Waren de verzekeraars al tot het besef gekomen dat zij in dat opzicht daadwerkelijk
discrimineren door complete uitsluiting of door het hanteren van exorbitante tarieven bij B.A.
auto?
[50] Marcel Fontaine, o.c., p. 285, nr. 673.
[51] art.1 H, W.L.O.
[52] Marcel Fontaine, o.c., p. 293, nr. 693
[53] Marcel Fontaine, o.c., p.434, nr.1002
[54] F. Ponet, o.c., p. 11, nr. 17.
[55] F.Ponet, o.c., p.11, nr.18.
[56] Oud art. 95 W.L.O.:
“ De door de verzekerde gekozen arts geeft de verzekerde, die erom verzoekt de geneeskundige
verklaringen af die voor het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst nodig zijn. Het medisch
onderzoek, noodzakelijk voor het sluiten en het uitvoeren van de overeenkomst, kan slechts steunen
op de voorgeschiedenis van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde en niet
op technieken van genetisch onderzoek die dienen om de toekomstige gezondheidstoestand te
bepalen.
Mits de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, geeft de
arts van de verzekerde aan de adviserende arts van de verzekeraar een verklaring af over de
doodsoorzaak.”
Nieuw art. 95 W.L.O.:
“De door de verzekerde gekozen arts kan de verzekerde die erom verzoekt de geneeskundige
verklaringen afleveren die voor het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst nodig zijn. Deze
verklaringen beperken zich tot een beschrijving van de huidige gezondheidstoestand.
Deze verklaringen mogen uitsluitend aan de adviserende arts van de verzekeraar worden bezorgd.
Deze mag de verzekeraar geen informatie geven die niet-pertinent is gezien het risico waarvoor
de verklaringen werden opgemaakt of betreffende andere personen dan de verzekerde.
Het medisch onderzoek, noodzakelijk voor het sluiten en het uitvoeren van de overeenkomst, kan
slechts steunen op de voorgeschiedenis van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat-
verzekerde en niet op technieken van genetisch onderzoek die dienen om de toekomstige
gezondheidstoestand te bepalen.
Mits de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, geeft de
arts van de verzekerde aan de adviserende arts van de verzekeraar een verklaring af over de
doodsoorzaak.
Wanneer er geen risico meer bestaat voor de verzekeraar, bezorgt de adviserend arts de
geneeskundige verklaringen, op hun verzoek, terug aan de verzekerde of, in geval van overlijden,
aan zijn rechthebbenden.”
[57] zie art. 9 §3 Wet op de Patiëntenrechten.
Postgraduaat Verzekeringswezen 2002-2003
23
[58] zie voetnoot 29, artikelsgewijs commentaar, p. 264, nr. 30 : “Immers, uit de parlementaire
voorbereidingen blijkt het in het verzekeringswezen er om dient te gaan of de betrokken eigenschap
de aard van het risico verandert. Indien dit niet het geval is, kan het onderscheid niet worden
beschouwd als objectief en redelijk verantwoord”.
[59] F.Ponet, o.c., p.555, nr. 1631.
[60] zie voetnoot 9, randnummer 4
[61] www.health.fgov.be/vesalius : aanvraag van folders en affiches.
[62] www.antiracisme.be : geen nieuws