Post on 24-Aug-2020
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 1/22
Toetsbeleid@Thomas More
Document: Thomas More/AD-OS-Toetsbeleid@Thomas More
Datum
goedkeuring
Versie Datum herziening Plaats informatieportaal Redacteur
2015-03-25 I. Van de Plas
Inhoud
1 Waarom een toetsbeleid .......................................................................................... 2 2 Het toetsbeleid@Thomas More ................................................................................. 3 2.1 Toetskader ............................................................................................................. 4
Visie op toetsing ..................................................................................................... 4 Pijlers voor toetsing ................................................................................................ 4 Kaders voor toetsen binnen Thomas More .................................................................. 4
2.2 Toetsplan ............................................................................................................... 5 Bouwstenen voor een toetsplan ................................................................................ 5 Kwaliteitsborging en toetscommissie ......................................................................... 6
2.3 Toetsschema .......................................................................................................... 7 2.4 Toets & toetsitem ................................................................................................... 8 2.5 Toetsing in 14 stappen .......................................................................................... 11 3 Geraadpleegde literatuur ....................................................................................... 12 4 Begrippenlijst ....................................................................................................... 13
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 2/22
1 Waarom een toetsbeleid
- ‘Een van de kritieke factoren voor goed onderwijs is de kwaliteit van de evaluatie.’ (Castelijns
& e.a., 2011)
- ‘Kwaliteit in toetsen maak je niet alleen, maar je maakt ze wel zelf.’ (Jaspers & van Zijl, 2011)
- ‘Toetsen zijn sturend voor het leerproces, de ontwikkeling van studenten en de optimalisatie
van de kwaliteit van het onderwijs’ (Joosten – ten Brinke, 2011)
- ‘Toetsen zijn een integraal onderdeel van het onderwijs en verdienen daarom net zoveel
aandacht als het geven van onderwijs. Ze mogen niet (letterlijk) het sluitstuk van onderwijs
zijn’ (van Berkel & Bax, 2006).
- ‘De evaluatiepraktijk is een afspiegeling van de visie van de opleiding/docent op wat de
kerntaak van onderwijs is.’
- ‘De evaluatiepraktijk toont aan studenten waar het echt over gaat, wat echt belangrijk is.’
- ‘Tijdens het onderwijsproces worden voortdurend beslissingen genomen ... de vraag is of we
de informatie gebruiken die valide is voor de beslissingen die we nemen.’ (Mien Segers)
- ‘Er is de empirische vaststelling dat studenten zich richten op de heersende toetscultuur (The
tail wags the dog)’ (Dochy & Segers)
Thomas More biedt kwaliteitsvol onderwijs. Kwaliteitsvolle toetsing1 is daarvan een essentieel een
onderdeel. Op basis van de toetsing worden studenten bekwaam verklaard om als beginnend
beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. Opleidingen hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen
dat de toetsing betrouwbaar, valide, transparant en efficiënt gebeurt. Een toetsbeleid dat de
uitgangspunten en kaders over toetsing vastlegt, helpt om de kwaliteit van de toetsing te
garanderen. Het toetsbeleid@Thomas More reikt opleidingen hiertoe de kaders en hulpmiddelen aan.
Het toetsbeleid@Thomas More staat niet op zichzelf. Interne ontwikkelingen pleiten voor een Thomas
More-breed toetsbeleid. Missie, visie, strategie, waarden en visie op onderwijs & studenten zetten
hierbij de richting uit.
Studenten kiezen voor Thomas More omdat:
- een Thomas More-diploma een kwaliteitslabel vormt: een afgestudeerde van Thomas More
geldt als iemand die beschikt over een gedegen vakkennis én over attitudes en skills die
nodig zijn in de 21ste eeuw.
- Thomas More een inclusieve community is waarmee studenten en medewerkers zich
identificeren.
Dit realiseren opleidingen binnen Thomas More door:
- inspirator en trendsetter te zijn voor onderwijs.
- in te zetten op persoonlijke groei
- te geloven in het potentieel van onze studenten en hen maximaal uit te dagen.
- een structuur aan te bieden waarin studenten eigenaar zijn van hun leren
- studenten (in hun leerproces) te coachen als toekomstige professionals
- leeromgevingen te creëren die uitgaan uit van de verscheidenheid tussen de studenten.
- in te zetten op het verwerven van sleutelcompetenties voor de toekomst en een stevige
kennisbasis
- het dagelijks didactisch handelen te baseren op resultaten van toegepast
onderwijsonderzoek.
- de effectiviteit van hun onderwijs te bewaken aan de hand van beschikbare en te verzamelen
data.
1 Toetsen en toetsing worden in het vervolg van de tekst gebruikt voor ‘toetsen en beoordelen’. Het omvat het
systematisch verzamelen van informatie over iemands kennis, inzicht, vaardigheden, attitudes en/of
competentieniveau en het geven van een oordeel daarover ten behoeve van het nemen van beslissingen.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 3/22
Daarnaast staat toetsing in het hoger onderwijs volop in de belangstelling door de kwaliteitscontrole
die de NVAO uitvoert via de instellingsreview. In het licht hiervan wil Thomas More krijtlijnen uitzetten
voor een gezamenlijk toetsbeleid.
Het toetsbeleid@Thomas More beoogt:
- het ontwikkelen van een Thomas More-brede visie ten aanzien van toetsen, in lijn met de visie
op onderwijs & studenten.
- het eenduidig hanteren van begrippen en definities met betrekking tot toetsing.
- het bevorderen en borgen van de kwaliteit en het niveau van de toetsing. Thomas More biedt
de garantie dat de waarde/kwaliteit van haar diploma’ s onbetwistbaar is.
- een toetsing die voldoet aan wettelijke regels en afspraken. Het toetsbeleid@Thomas More
gaat verder dan wat in de Onderwijs en Examenregeling (OER) over toetsen staat. Het biedt
opleidingen een houvast in het realiseren van hun vooropgesteld ‘eindniveau’.
- een efficiënt toetsbeleid, waarin optimaal gebruik gemaakt wordt van digitale toetsen. Het
kostenplaatje en organisatorische mogelijkheden zijn echter meebepalend in de keuze van
technologieën en toetsvormen. Het haalbare, het wenselijke en het noodzakelijke worden met
elkaar in overeenstemming gebracht.
2 Het toetsbeleid@Thomas More
Thomas More kiest voor een toetsbeleid dat vorm krijgt op alle niveaus binnen de organisatie.
Het toetsbeleid@Thomas More is een gedeelde verantwoordelijkheid van de hogeschool, de
opleiding en de docenten.
- Thomas More reikt een toetskader aan waarbinnen opleidingen hun toetsbeleid vorm geven.
- De opleiding werkt dit toetskader uit in een toetsplan, dat betrekking heeft op de opleiding
als geheel en op de opleidingsonderdelen binnen de opleiding.
- De docent/het docententeam van een opleidingsonderdeel maakt in lijn met het toetsplan
van de opleiding een toetsschema voor het opleidingsonderdeel.
- De docent/het docententeam ontwikkelt op basis van het toetsschema kwaliteitsvolle
toetsen. Een toets is kwaliteitsvol wanneer elk toetsitem voldoet aan de vooropgestelde
kwaliteitseisen.
Voorwaarden voor slagen van het toetsbeleid
- De ontwikkeling van een toetsbeleid is altijd maatwerk en een continu proces. Het
eigenaarschap ligt bij alle betrokkenen.
- De ontwikkeling van een toetsbeleid vereist een doorleefde visie op onderwijs & studenten.
- Binnen een toetsbeleid is er ruimte voor professionalisering en ondersteuning van
medewerkers en opleidingsteams.
Toetskader
Thomas More
Toetsplan
Opleiding
Toetsschema
Opleidings-onderdeel
Toets(item)
Toets & toetsitem
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 4/22
2.1 Toetskader
Thomas More reikt een toetskader aan waarbinnen opleidingen hun toetsbeleid vorm geven. Dit
toetskader beschrijft in grote lijnen de visie, de uitgangspunten en de kaders voor toetsing binnen
Thomas More. Het omvat die aspecten die Thomas More over opleidingen heen geregeld wil hebben
om ‘in controle’ te zijn wat betreft de kwaliteit van toetsing. De opleidingen gebruiken dit kader bij het
ontwikkelen of het optimaliseren van hun toetsbeleid.
Visie op toetsing
De toetsing binnen Thomas More ligt in lijn met de Visie op onderwijs & studenten. Toetsing maakt
integraal deel uit van het curriculum. Het speelt een doorslaggevende rol in het leerproces van elke
student. Dit geldt niet alleen voor de vorm en inhoud, maar ook voor de inbedding van de toetsing
in het onderwijsproces. Toetsing vormt dan ook het uitgangspunt voor curriculumontwikkeling en –
verbetering (en niet het sluitstuk).
Pijlers voor toetsing
- Thomas More toetst studentgericht.
De toetsing gaat uit van verscheidenheid en diversiteit tussen studenten. Universeel ontwerp
wordt ingezet om hierop een antwoord te bieden.
De toetsing biedt studenten de mogelijkheid om het leerproces in eigen handen te nemen.
Studenten worden actief en als volwaardige partner betrokken bij de toetsing.
De toetsing is transparant. Alle relevante informatie over regelgeving zoals de onderwijs- en
examenregeling (OER), ombudswerking en de werking van de examencommissie is voor
studenten duidelijk, eenvoudig te vinden en te raadplegen.
- Thomas More toetst resultaatgericht.
Leerresultaten zijn het uitgangspunt voor de toetsing. Het type en het niveau van de
leerresultaten zijn bepalend voor de toetsing: keuzes van de toetsvorm, inhoud,
beoordelingscriteria en normering. De toetsing is afgestemd op niveau 6 van de Vlaams
kwalificatiestructuur.
- De toetsing is afgestemd op de kenmerken van de leeromgevingen in Thomas More.
- De toetsing maakt deel uit van de kwaliteitszorg en voldoet aan de minimale kwaliteitseisen,
waardoor deze door alle betrokkenen geaccepteerd en als fair gezien wordt. Relevante
partijen in de kwaliteitsborging zijn: de instelling, de opleidingen, de examencommissies, de
docenten, het ondersteunend personeel en de studenten.
Docenten ontwikkelen naast inhoudelijke en didactische kennis en deskundigheid ook
toetstechnische kennis en deskundigheid.
Kaders voor toetsen binnen Thomas More
Het Thomas More toetskader biedt opleidingen onderstaande kaders aan waarbinnen ze het
toetsbeleid op opleidingsniveau vorm geven.
- Een jaarlijks geactualiseerd Onderwijs- en examenreglement dat voldoet aan de eisen
vermeld in de Codex Hoger onderwijs2. Hierin zijn opgenomen: de onderwijsregeling, de
examenregeling en de algemene regelingen.
- Een jaarlijks geactualiseerd academisch kalender dat de realisatie van het
toetsbeleid@Thomas More mogelijk maakt.
- EVC- en EVK-procedure geldend voor de opleidingen binnen Thomas More.
2 Codex Hoger Onderwijs: Artikel II.220, II.221, ...
http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/Codex-Hoger-Onderwijs-v2-20-juni-2014.pdf.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 5/22
2.2 Toetsplan
Elke opleiding concretiseert het toetskader in een toetsplan. Het toetsplan brengt het toetsbeleid van
een opleiding in kaart. Dit impliceert dat een opleiding beschikt over toetsbeleid, dit uitvoert,
evalueert en bij stelt. In lijn met het toetskader, beschrijft het toetsplan het kader waarbinnen
toetsen ontwikkeld en afgenomen worden, hoe gerapporteerd wordt en hoe de evaluatie van de
toetsing gebeurt. Het beschrijft de gewenste situatie inzake toetsing. Het maakt duidelijk dat de
toetsing binnen een opleiding een consistent, coherent en transparant geheel vormt. Het toetsplan
heeft betrekking op de opleiding als geheel en op de opleidingsonderdelen binnen de opleiding. Het
diept de onderwijskundige, inhoudelijke, toetstechnische en organisatorische kant van toetsing uit.
Bouwstenen voor een toetsplan
Het toetsplan ondersteunt de opleiding bij de realisatie van het vooropgesteld eindniveau. Het
resulteert in een coherent toetsprogramma en biedt een antwoord op vijf basisvragen, nl. waarom,
wat, door wie, wanneer en hoe toetsen.
Waarom toetsen?
Toetsen sturen en waarderen in sterke mate het leergedrag van studenten. Toetsing wordt ingezet
als leerinstrument (formatief) en als beoordelingsinstrument (summatief). Toetsen kunnen op elke
moment in een leerproces bewust en zinvol ingezet worden: vooraf, tussentijds en op het einde. De
functie van toetsing is afhankelijk van de doelstelling die de toetsing heeft:
- summatief toetsen: kwaliteitsbeoordeling van de leerprestaties, leeruitkomsten of
leerproducten aan het eind van een leerproces die wordt vastgelegd
in een score.
- formatief toetsen: bewust verzamelen van informatie met het oog op het (zo nodig)
verbeteren van de prestaties van de student tijden het leerproces;
het geven van feedback over het leerproces of tussentijdsproduct.
‘When a chef tastes the soup, that’s formative assessment. But when the customer tastes it, it’s
summative’ (Scriven, M. (1991) geciteerd in Mc Laughin & Phillips, 1991.
Waaromtoetsen
Wattoetsen
Wie is betrokken
Wanneertoetsen
Hoetoetsen
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 6/22
Cijfers en feedback houden niet van elkaar! Het geven van punten heeft zijn voor- en nadelen. De
kunst is om cijfers een relevante plaats te geven in het onderwijsproces.
‘Feedback is het belangrijkste leerinstrument, maar zodra je een cijfer geeft verdwijnt de interesse
van de student voor de bijkomende feedback als sneeuw voor de zon. Dat is jammer, want
feedback is veel waardevoller dan een cijfer’ (Hattie & Timperley, 2007)
‘Not everything that counts can be counted and not everything that van be counted counts’ (Albert
Einstein).
Wat toetsen?
De opleiding toetst of studenten de opleidingsspecifieke leerresultateneind van de opleiding bereiken.
Elke opleiding bepaalt hierbij zelf in welke mate de toetsing zich richt op kennis, inzicht, toepassing
of integratie.
De ‘Piramide van Miller’ en de ‘Taxonomie van Bloom’ zijn hulpmiddelen om het beheersingsniveau
van leerresultaten in kaart te brengen.
Wie toetst?
Docenten, studenten en werkveld kunnen participeren in de toetsing.
Zeker wanneer de toetsing als leermiddel wordt ingezet, krijgen
studenten hierin een actieve rol.
Toetsing is een teamgebeuren. Door het bevorderen van onderling
overleg en teamwerk worden docenten gestimuleerd om over hun
toetsing na te denken en deze te optimaliseren (Vier-ogen-principe’).
Wanneer toetsen?
Toetsing kan zinvol zijn op elk moment in een leerproces: vooraf, tussentijds, en op het einde van
een onderwijsperiode. Opleidingen brengen in kaart waar en wanneer formatieve en summatieve
toetsen gepland staan in het opleidingsprogramma, hoe de relevante kennisgebieden en leerlijnen in
het curriculum getoetst worden.
Hoe toetsen
‘De staart beweegt de hond’. Studenten richten zich op de heersende toetscultuur (pre-assessment
of backwash effect). Dit betekent dat de perceptie die studenten hebben over de toetsing een invloed
heeft op hun studieaanpak. Het is dan ook belangrijk om leeromgevingen en leeractiviteiten te
ontwerpen die in lijn liggen met de toetsen en de te bereiken leerdoelen (constructive alignement).
Er bestaan diverse toetsvormen en –instrumenten. Niet alle instrumenten zijn echter geschikt voor
alle doeleinden. Opleidingen stellen doorheen de drie opleidingsfasen een doordachte mix van
resultaatgerichte, werkbare en onderling aanvullend toetsvormen en –instrumenten voorop.
Kwaliteitsborging en toetscommissie
De opleiding is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toetsing en het behaalde (eind)niveau van
de studenten. Een juiste beslissing over het toekennen van het diploma is alleen mogelijk als deze
gebaseerd is op een kwalitatief goed toetsprogramma.
Toetsprogramma
Een toetsprogramma is een bewust samengestelde combinatie van toetsen, passend bij de
leerdoelen, de inhoud, de opbouw en structuur van het curriculum. De toetsen in een
toetsprogramma zijn complementair: ze vullen elkaar aan en zorgen voor de dekking van de
opleidingsspecifieke leerresultaten. In een toetsprogramma zijn de formatieve en summatieve
functies van toetsing in balans. Aan het eind van het hele toetsprogramma volgt de uiteindelijke
student student
docent werkveld
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 7/22
beslissing: het wel of niet toekennen van het diploma. Komen tot een goed toetsprogramma vergt
overleg en afstemming.
Voorbeeld toetsprogramma
Toetsmatrix
Het maken van een inventarisatie en analyse van de bestaande toetspraktijken aan de hand van een
toetsmatrix vormt de eerste stap om aan de kwaliteitsborging tegemoet te komen. Een toetsmatrix
is een visuele weergave van de huidige situatie inzake toetsing binnen de opleiding. Het is een
inventarisatie van al de toetsen die op dat ogenblijk in de opleiding gebruikt worden. Het bevat de
verschillende toetsvormen, gekoppeld aan de beoordelaars, het tijdstip van afname, feedback,
studielast, doel van de toetsing, enz.
Voorbeeld toetsmatrix
Toetscommissie
Om de kwaliteitsborging en expertise-ontwikkeling met betrekking tot toetsing te waarborgen stellen
we voor om binnen een opleiding3 met een toetscommissie te werken.
De rol van een toetscommissie is drieledig: bevorderen, bewaken en borgen van de kwaliteit van het
toetsgebeuren. Een toetscommissie neemt volgende taken op:
- Ontwikkelen en of optimaliseren van het toetsplan van de opleiding
- Uitvoeren van kwaliteitsanalyses (psychometrisch en edumetrisch) en het formuleren van
adviezen
- Professionalisering en ondersteuning van collega‘ s.
2.3 Toetsschema
De toetsing is een essentieel en centraal onderdeel van de onderwijspraktijk. Op
opleidingsonderdeelniveau krijgt het toetsbeleid@Thomas More vorm in een toetsschema. Het
toetsschema van een opleidingsonderdeel is gebaseerd op het toetsprogramma van de opleiding.
Het beschrijft:
- welke leerresultaten worden getoetst (wat de inhoud van de toetsen is)
- welke toetsen de toetsing van het opleidingsonderdeel omvat (type en vorm)
- hoeveel toetsmomenten worden voorzien (formatief & summatief)
- wanneer de toetsen worden afgenomen
- in welke vorm de toetsen worden afgenomen
- hoeveel tijd voor een toets voorzien wordt
- wat de onderlinge weging van de toetsen is
- hoe en door wie de toetsen worden afgenomen en beoordeeld
- hoe en wanneer wordt er feedback gegeven
De informatie uit het toetsschema is terug te vinden in de programmagids (ECTS-evaluatiefiche) en
wordt eventueel verder geconcretiseerd in de studiewijzer bij het opleidingsonderdeel. Studenten
worden bij de aanvang van het opleidingsonderdeel over de toetsing geïnformeerd, zodat voor hen
transparant is wat en hoe er te leren valt.
Opbouw van de ECTS - Evaluatiefiche
3 Bij kleine opleidingen kan met meerdere opleidingen samen gewerkt worden door de toetscommissie
opleidingsoverstijgend samen te stellen.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 8/22
2.4 Toets & toetsitem
Het toetsbeleid op toetsniveau focust op de toetskwaliteit van de toets en de toetsitems. Een toets
afnemen impliceert meer dan het construeren van toetsvragen. Het is een proces dat uit vijf fasen
bestaat: doelbepaling meten cijfer geven/scoren beslissen rapporteren.4
Een docent ontwikkelt op basis van het toetsschema van het opleidingsonderdeel en het
toetsprogramma van de opleiding kwaliteitsvolle toetsen. Een toets is kwaliteitsvol wanneer zowel
de toets als elk toetsitem voldoet aan de basiskwaliteitseisen.
Een toets is méér dan een toevallige, ad random verzameling van vragen. Wanneer men een toets
opstelt, zorgt men ervoor dat de leerresultaten van het opleidingsonderdeel op een evenwichtige en
representatieve manier vertegenwoordigd zijn. Men maakt m.a.w. een doordachte keuze van het
aantal vragen dat over leerresultaten gesteld wordt. Om dit op een gerichte en bewuste manier te
doen, maakt men gebruik van een toetsmatrijs.
‘Toetsen zijn meetinstrumenten. Om die reden moeten zij met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
worden samengesteld. Ze zijn een afspiegeling van het onderwijs.’ (Bender, W., Toetsen in het
hoger onderwijs (2003). Koninklijke Van Gorcum, Asse)
Toetsmatrijs
Een toetsmatrijs is bedoeld om de validiteit van de toets en de vragen te borgen. Een toetsmatrijs is
een blauwdruk (tabel) die een systematische constructie van representatieve toetsen wil garanderen.
Het is een hulpmiddel om te bepalen hoeveel vragen in een toets verdeeld zijn over de
vooropgestelde leerdoelen en beheersingsniveaus in combinatie met de leerinhouden. Na de opmaak
van een toetsmatrijs kan men per leerdoel nog vrij bepalen welke vraagvorm/toetsvorm men wil
gebruiken.
Voorbeeld toetsmatrijs
Keuze van toetsvorm en vraagvorm
Als docent maakt je op basis van de gewenste toetsmatrix van je opleiding een keuze voor de meest
efficiënte en effectieve toetsvorm(en). De functie die de toets heeft (formatieve of summatieve
evaluatie) en de leerdoelen die getoetst worden, bepalen de keuze van de toetsvorm.
Er bestaan diverse toetsvormen en toetsinstrumenten. Niet alle toetsvormen zijn echter geschikt
voor alle doeleinden. Bovendien is het vaak beter om diverse toetsvormen te combineren
(triangulatie van methoden). De gekozen toetsvorm moet de beoogde leeropbrengst kunnen
gemeten. De keuze van de toetsvorm wordt ook beïnvloed door wie zal beoordelen, de beschikbare
afnametijd, de benodigde en beschikbare beoordelingstijd, de wijze van beoordelen. Het ontwikkelen
van een toets betekent ook het beschikbaar hebben van studentinstructies, beoordelingscriteria en
een antwoord- en scoremodel.
Op basis van de gekozen toetsvorm worden toetsvragen en/of toetstaken geconstrueerd. De beste
methode voor het construeren van toetsvragen is uit te gaan van de leerdoelen en
beheersingsniveaus zoals ze vastgelegd zijn in de toetsmatrijs. Dit biedt de beste garantie dat de
toets representatief is voor de leerdoelen en dus ook inhoudsvalide is. De Piramide van Miller is ook
bij het formuleren van toetsvragen een handig hulpmiddel.
Cesuurbepaling en normering
In het onderwijs is het gebruikelijk om aan een toetsscore een cijfer (eindcijfer of pass/faill) toe te
kennen, dat aantoont of de student al dan niet geslaagd is (en de mate waarin de student al dan niet
geslaagd is). Het waarderingscijfer dat aan een leerprestatie wordt toegekend, situeert zich op een
schaal van 0 tot 20. Dit impliceert dat ergens grenzen getrokken zijn. Het bepalen van de cesuur
4 (Castelijns & e.a., 2011)
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 9/22
(zak/slaaggrens), het toekennen van cijfers en het geven van waarderingen aan cijfers zijn sterk
met elkaar verbonden.
Het toekennen van een cijfer aan een score/prestatie gebeurt op basis van een vastgelegde norm
(referentiepunt). Dit referentiepunt vormt de basis voor het bepalen van de of cesuur
(zak/slaaggrens). Aan de hand van deze cesuur zet je de verzamelde informatie over de student om
in een concreet eindcijfer.
De cesuurbepaling is een belangrijke fase in het toetsproces. Deze fase bepaalt de beslissing: voldoet
de student, of niet? En in welke mate voldoet hij (of niet)? Er bestaat geen ‘beste’ manier van
cesuurbepaling. Het belangrijkste is dat duidelijk is hoe de eindbeoordeling of eindcijfer tot stand is
gekomen. Het proces van de cesuurbepaling kent drie stappen:
- Normering:
Het referentiepunt bepalen, is een essentieel onderdeel in het proces van toetsconstructie.
Studenten moeten het cijfer krijgen dat zij verdienen. De normering zorgt er voor dat
iedereen die dezelfde toets aflegt voor dezelfde score hetzelfde cijfer krijgt. Er zijn
theoretisch drie benaderingen om deze norm vast te stellen: criteriumgericht, normgericht
en zelfgericht.
- Cesuurbepaling:
Op basis van gekozen normering, bepaal je de concrete cesuur of ‘beslisregels’. De
belangrijkste beslissing is waar je de zak/ slaaggrens (verschil tussen een 9 en 10) legt,
maar uiteraard moet je ook de andere tussenniveaus bepalen. Hiervoor kan je een
omzettingsschaal of omzettingstabel hanteren. Houd de cesuur zo transparant en eenvoudig
mogelijk. Dit geldt voor een cesuur voor eigen gebruik maar zeker wanneer je externen de
cesuur de prestaties van studenten laat omzetten in een concreet cijfer op basis van je cesuur
of beslisregels.
- Omzetten van scores in een eindcijfer:
In deze laatste stap vertaal je effectief de verzamelde informatie (scores/waardes) in een
eindcijfer.
Kwaliteit van toetsvragen en toetsen5
Ook de perfecte toetsvraag bestaat niet. Toch moet elke toetsvraag aan minimale inhoudelijke en
vormtechnische eisen voldoen: relevantie, objectiviteit, efficiëntie en geschikte moeilijkheidsgraad
- Relevantie: De mate waarin een item toetst wat het beoogt te toetsen. Met andere
woorden: op de mate waarin het item een directe relatie heeft met het
leerdoel.
- Objectiviteit: De score van een item is onafhankelijk van diegene die de beoordeling
uitvoert. Antwoordmodellen laten zo min mogelijk ruimte voor
subjectieve interpretaties. Deskundigen zijn het eens over het juiste
antwoord of over de criteria waaraan een juist antwoord moet voldoen.
- Efficiëntie: Wanneer men kan kiezen uit verschillende soorten toetsvragen die in
alle opzichten gelijkwaardig zijn, verdient de toetsvraag die het minste
tijd kost in termen van afname en correctie de voorkeur.
5 (Sluijsmans, december, 2012)
10 14
CESUUR
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 10/22
- Moeilijkheidsgraad: De moeilijkheidsgraad van een toetsvraag moet aanvaardbaar zijn,
gegeven het niveau van de studenten. We willen vooral de zogenaamde
grensstudenten nauwkeurig van elkaar onderscheiden.
Ook dé ideale toets bestaat niet. Het komt er op neer om een evenwicht te zoeken tussen de
verschillende kwaliteitseisen: validiteit, betrouwbaarheid, objectiviteit, transparantie en efficiëntie.
Daarbij dragen normering, triangulatie en authenticiteit bij tot een kwaliteitsverhoging van een toets.
- Validiteit: De toets meet wat men ermee beoogt te meten.
De validiteit van de toets heeft te maken met de betekenis, de
bruikbaarheid en de juistheid van de conclusies die uit de toetsscores
worden getrokken. Hierbij speelt zowel relevantie, als representativiteit
een rol.
- Betrouwbaarheid: Hoe goed meten we wat we willen meten? De betrouwbaarheid van de
toets geeft aan in hoeverre er vertrouwen kan zijn in de toets als meting,
ongeacht de inhoud van de toets. Een toets is intern consistent wanneer
de resultaten bij herhaalde toetsing van eenzelfde groep studenten
dezelfde zijn.
- Objectiviteit: De meest gangbare betekenis van objectiviteit is intersubjectiviteit: de
persoon van de beoordelaar geen rol speelt in de beoordeling. De
toetsuitkomst is onafhankelijk van de beoordelaars
- Transparantie: Dit wil zeggen dat het toetsproces doorzichtig en begrijpelijk is; alle
informatie is voorhanden. Hierdoor wordt de toets door alle betrokkenen
als eerlijk en rechtvaardig ervaren. Dit realiseer je door studenten vooraf
te informeren over: leerdoelen, toetsvorm, beoordelingscriteria, de
afname, weging, cesuur/norm, consequenties en dit vervolgens ook op
consequente manier te volgen.
relevantie of representativiteit van de toets speelt daarbij een rol.
- Efficiëntie: Een toets is efficiënt als hij op zo kort mogelijke tijd en met zo weinig
mogelijk middelen zoveel mogelijk informatie oplevert en als hij op alle
vlakken (afname, scoring, ... ) praktisch in gebruik is. Een toets moet
economisch haalbaar zijn.
We moeten de juiste balans zoeken tussen wat er kan en wat er nodig
is om betrouwbaar, geldig, transparant en objectief te kunnen toetsen.
- Normering: Het doel van normering is het hard kunnen maken van beslissingen.
- Triangulatie: Dit is toetsen met verschillende toetsvormen, door verschillende
beoordelaars op verschillende momenten en in verschillende situaties.
- Authenticiteit: Authentiek toetsen is toetsen met reële opdrachten en vragen die
representatief zijn voor de maatschappelijke realiteit.
De inhoudelijke en vormtechnische eisen van een toets en de toetsvragen zijn vooraf te controleren.
Hiervoor doe je als docent beroep op het interbeoordelaarsprincipe. De moeilijkheidsgraad en het
onderscheidingsvermogen van de toetsvragen en de betrouwbaarheid van de toets als geheel kunnen
pas achteraf beoordeeld worden. Hiervoor maakt men gebruik van psychometrische analyses. Indien
de toetsanalyse hiertoe aanleiding geeft, kan dit leiden tot aanpassing van de cesuur en beoordeling.
Drie kwaliteitsindicatoren bieden een zicht op de kwaliteit van de toets:
- p-waarde: maat voor de moeilijkheidsgraad van een toetsvraag
- Rit-waarde: maat voor het onderscheidingsvermogen van een toetsvraag
- Cronbach’s α: een maat voor de betrouwbaarheid, de interne consistentie van een toets.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 11/22
2.5 Toetsing in 14 stappen
1. Bepaal doel en functie van de toetsing op basis van het toetsprogramma.
2. Bepaal op basis van de toetsmatrijs van het OPO de weging van de toetsonderdelen.
3. Kies een geschikte toetsvorm.
4. Stel de toets samen: selecteer geschikte toetsvragen.
5. Bepaal de beoordelingscriteria en scoringsregels.
6. Bepaal de cesuur.
7. Laat collega’ s de toets maken en/of beoordelen en stuur desgewenst de toets bij.
8. Schrijf de instructies voor de student uit.
9. Neem de toets af.
10. Bepaal het behaalde niveau.
11. Geef een score (bepaal het ‘cijfer’, neem een beslissing op basis van het behaalde niveau)
12. Evalueer de toets (toets- en itemanalyse) en pas indien nodig cesuur en scoring aan.
13. Rapporteer de resultaten.
14. Geef feedback
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 12/22
3 Geraadpleegde literatuur
- Bender, W. (2003). Toetsen in het hoger onderwijs. Uitgeverij Van Gorcum.
- Castelijns, J. H. M., & Segers, M. (2011). Evalueren om te leren: toetsen en beoordelen op school.
Coutinho.
- de Bie, D., & e.a. (1997). Toetsen en beoordelen. DOZ-boek 6. Culemborg-HvU Press.
- Dochy, F. & Schelfhout, W. (2005). Anders evalueren, Assessment in de onderwijspraktijk. Lannoo
Campus.
- ECHO: Expertisecentrum Hoger Onderwijs. (2013). Vijftig onderwijstips. Maklu.
- Gijbels, D. (2011). Beginassessments: meten van startcompetenties. Maklu.
- Joosten-ten-Brinke, D. (2001). Eigentijds toetsen en beoordelen. Tilburg: Fontys Hogescholen.
- Kallenberg T., e. (2014). Leren (en) doceren in het hoger onderwijs. Boom Lemma uitgevers.
- Molkenboer, H. & Sugito, A. (2013). Whitepaper 'Toetsbeleid: een goed plan voor
toetsbekwaamheid'. Teelen Kennismanagement.
- NVAO. (2013). Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen. Kader voor de
opleidingsaccreditatie, 2de ronde.
- NVAO. (2013). Beoordelingskader instellingsreview hoger onderwijs Vlaanderen, 1ste ronde.
- Sabbe, E., & Lesage, E. (2012). Meerkeuzetoetsen. Praktische handleiding voor leerkrachten en
docenten. Maklu.
- Sluijsmans, D. (2012). De kwaliteit van toetsing onder de loep. OnderwijsInnovatie (OU Heerlen).
- Teelen Kennismanagement. (2012). Toetsontwikkeling in de praktijk: Hoe maak ik goede vragen
en toetsen? Wilp.
- Van Berkel, H., Bax, A., & Joosten-ten Brinke, D. (2014). Toetsen in het hoger onderwijs. Bohn
Stafleu van Loghum.
- Van Berkel, H. (1999). Zicht op toetsen: Toetsconstructie in het hoger onderwijs. Van Gorcum.
- Van Berkel, J. B. (2012). Studiesucces bevorderen, het kan en het is niet moeilijk. Lemma.
- Van der Grijspaarde, L., Ter Braak, A., & Van Horzen, C. J. (2000). Leren (en) doceren in het
hoger onderwijs. Lemma.
- Van den Eeckhaut, G. (2011). Toetsen verbeteren: Beoordelen in competentiegericht onderwijs.
Katholieke Hogeschool Kempen.
- Vandebosch, N. (2010). Digitale voortgangstoets: van concept tot implementatie. Maklu.
- Van Petegem, P., (2009). Praktijkboek activerend hoger onderwijs. Lannoo Campus.
- Vlaamse Overheid, Ministerie van Onderwijs. (sd). Flexibiliseringsdecreet.
- Wijnants L., e.a. (2011). Innovatief evalueren in het hoger onderwijs: Leerwegonafhankelijk
summatief toetsen. Lannoo Campus.
- Inventarisatie Toetsbeleid in het hoger onderwijs. (2012). Opgeroepen op december 16, 2014,
van https://www.surf.nl/kennis-en-innovatie/kennisbank/2013/inventarisatie-toetsbeleid-in-het-
hoger-onderwijs.html
- Onderzoek en wetenschap: kenniscentrum/begrippenlijst. (sd). Opgeroepen op december 16,
2014, van CITO.nl: http://www.cito.nl/onderzoek%20en%20wetenschap/kenniscentrum/
begrippenlijst.aspx
- Toetsing.hum.uu.nl/modules/cesuur-theorie. (sd). Opgeroepen op december 16, 2014, van
http://toetsing.hum.uu.nl/modules/cesuur/cesuur-theorie/
- Toetskoffer, OOF-project Associatie KU Leuven. Opgeroepen op december 16, 2014, van
http://toetskoffer.be/
- Toetstip 10. (sd). Opgeroepen op november 15, 2014, van cnavt.org: http://www.cnavt.org/
files/TOETSTIP%2010.rtf
- UT Toetskader. Kader voor integraal toetsbeleid Universiteit Twente. (2013). Opgeroepen op
december 16, 2014, van http://www.utwente.nl/ces/toetsing/Examencommissies/Toetsbeleid
%20UT/UT-toetskader_ sept2013.pdf
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 13/22
4 Begrippenlijst
Accreditatiestestel hoger onderwijs
In het nieuwe accreditatiestelsel is toetsbeleid één van de drie te beoordelen onderdelen van de
beperkte opleidingsbeoordeling (Generieke KwaliteitsWaarborg 3 – GKW3). Om te voldoen aan de
eisen die de accreditatie stelt, moet elke opleiding een adequaat toetsing- en beoordelingsbeleid
kunnen voorleggen.
Hogescholen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun onderwijs en de kwaliteit van de toetsing
daarvan. Via de instellingsreview zullen zij in de toekomst kritisch beoordeeld worden op de manier
waarop hun toetskader is opgezet en de verantwoording ervan.
Beoordelingscriteria
Scoringsregels vaststellen, antwoordmodellen/verbetersleutel opstellen.
Een verbetersleutel geeft enerzijds weer welke elementen in een antwoord aan bod moeten komen
en welke bijkomende beoordelingsaspecten mee in rekening genomen worden. Ook het gewicht van
deze onderdelen in de beoordeling wordt in de verbetersleutel vastgelegd.
Betrouwbaarheid van een toets(item)
Betekent dat de toets(item) nauwkeurig en consistent meet.
Cesuurbepaling
De cesuur (= referentienorm) is de zak/slaaggrens bij de beoordeling van een toets. Daarbij stel je
jezelf de vraag welke score een student minstens moet behalen om een voldoende te halen of om te
slagen. Als de cesuur bijvoorbeeld op 15 ligt, is een student die 14 heeft gehaald, gezakt en een
student die 15 of hoger heeft gehaald, geslaagd. Het aantal punten wat voldoende is voor een
voldoende wordt norm genoemd. Op basis van gekozen norm bepaal je de concrete cesuur of
‘beslisregels’. Hiervoor kan je een omzettingsschaal of een omzettingstabel hanteren.
Omzettingsschaal
Studenten kunnen bij een toetsing een bepaald aantal punten halen (een score).
Het aantal behaalde punten of de score wordt vervolgens omgezet naar een cijfer
(op een schaal van 1 tot 20). Dit omzetten doe je met behulp van een
omzettingsschaal of score-cijfer transformatieschaal (zie figuur). In een
omzettingsschaal worden de scores die behaald kunnen worden afgezet tegen het
cijfer wat daarbij hoort.
Omzettingstabel
In een omzettingstabel gebeurt de omzetting kwalitatief. De
referentiepunten worden kwalitatief omschreven, gebaseerd op de
beoogde leerresultaten/leerdoelen en beoordelingscriteria.
ECTS-Evaluatiefiche (programmagids)
In dit deel van de ECTS-fiche wordt de informatie opgenomen die toelichting geeft bij de wijze waarop
de evaluatie (toetsing) van het OPO of een OLA gebeurt.
Referentiepunt Eindcijfer
Kwalitatieve
omschrijving
18-20
16-17
14-15
12-13
10-11
8-9
7
6-5
3-4
0-2
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 14/22
Opbouw van de ECTS-Evaluatiefiche
- Informatie aangeleverd uit SAP
Onderwijstaal (originele taal)
(Type) evaluatie-activiteit
Docenten
- Informatie aan te leveren door docent
Type en vorm
Gebruik leermateriaal
Vraagvorm
Toelichting
2de examenkans
EVC
Een Eerder of Elders Verworven Competenties is het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en
attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden
bekrachtigd.
EVK
Een Eerder Verworven Kwalificatie is elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat
een formeel leertraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen.
Examencommissie
Het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze na elke examenperiode de examencijfers en de
maatregelen van studievoortgang vaststelt en bepaalt of een student geslaagd is voor een opleiding
en met welke graad van verdienste.
De beperkte examencommissie bereidt de beraadslaging door de examencommissie als geheel voor.
Als zij meent dat er aanpassingen nodig zijn, legt zij dit voor aan de volledige examencommissie.
Generieke kwaliteitswaarborg 3: gerealiseerd eindniveau (opleidingsvisitatie)
“De opleiding beschikt over een adequaat systeem van beoordeling, toetsing en examinering en toont
aan dat de beoogde leerresultaten worden gerealiseerd.”
Criteria: Het gerealiseerd niveau blijkt uit de validiteit, betrouwbaarheid en transparantie van de beoordeling,
de toetsing en de examinering van de studenten, de mate van inzetbaarheid van de afgestudeerden
op de arbeidsmarkt of de doorstroom naar een vervolg opleiding en uit het diplomarendement per
instromende cohorte.
Instellingsreview
Een periodieke toetsing van de kwaliteit van het onderwijsbeleid van een hogeronderwijsinstelling in
Vlaanderen. De review biedt de instelling vanaf 2015 de kans te laten zien vanuit welke visie zij
opereert, welk beleid is gevoerd en met welk resultaat, welke verbeteracties zijn genomen en welk
nieuw beleid is ontwikkeld.
Onderwerp 3: evaluatie en monitoring
De instelling garandeert de effectiviteit van haar beleidsacties in functie van de onderwijskwaliteit door
het inzetten van feedback- en opvolgsystemen en in het bijzonder interne systemen van
kwaliteitsbewaking.
Toelichting en criteria:
De instelling meet en evalueert regelmatig de effectiviteit van haar beleidsacties om de kwaliteit van haar
onderwijs te garanderen en hanteert daarbij een adequaat systeem van kwaliteitszorg.
Om de effectiviteit van haar beleidsacties te kunnen waarborgen moet de instelling zicht hebben op de
mate waarin de beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd. Daartoe beschikt zij over een goed
opgezet systeem van evaluatie en monitoring. Dit systeem levert geaggregeerde informatie op voor
de instelling. Deze resultaten hebben betrekking op alle relevante beleidsdomeinen inclusief procedures en
instrumenten die de instelling inzet om haar beleidsdoelstellingen te realiseren en om de kwaliteit van het
onderwijs te garanderen.
Het systeem van regelmatige interne evaluaties en externe beoordelingen past bij het gehanteerde
bestuursmodel. Het is niet noodzakelijk dat de meet- en evaluatieactiviteiten instellingsbreed uniform zijn.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 15/22
Een actieve rol van studenten, medewerkers, alumni en vertegenwoordigers van het beroepenveld bij de
evaluatie is onmisbaar in een systeem van kwaliteitszorg en stimuleert de verdere ontwikkeling van een
kwaliteitscultuur.
Kwaliteitseisen voor toetsen
Valide, betrouwbaar, objectief en transparant.
Kwaliteitseisen voor toetsitems
Relevantie, objectiviteit, efficiëntie en geschikte moeilijkheidsgraad
Leerdoelen
Een leerdoel is een concrete beschrijving van de gewenste kennis, houding of vaardigheid die een
student moet verwerven en toepassen of gewenst gedrag dat een student moet demonstreren na
afloop van een onderwijseenheid/opleidingsonderdeel.
Leerlijnen
Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van en samenhang tussen leerdoelen en inhouden, leidend naar
een leerresultaat
Normering
De normering is de maatstaf die gehanteerd wordt bij het becijferen van toetsen. Er zijn drie
manieren om te normeren: criteriumgericht, normgericht en zelfgericht.
Criteriumgericht en absoluut:
De norm is absoluut, ligt vast vóór de toets wordt afgenomen en wordt bepaald op basis van absolute
vooraf bepaalde – kwalitatieve of kwantitatieve- criteria. Voor iedereen geldt dezelfde norm.
bv. 75% van de vragen
De student behaalde minstens ‘voldoende’ op beoordelingsaspecten 1, 2, 3 en 5 en een ‘goed’
op beoordelingsaspecten 4 en 6.
Bij elke twee fouten gaat er een punt af
Normgericht en relatief:
Een relatieve norm wordt bepaald na afname van de toets. De prestatie van een student wordt vergeleken
met die van andere studenten. De achterliggende gedachte is dat het onderwijs en de doelstellingen van
het onderwijs afgestemd moeten zijn op de studenten die het onderwijs volgen én dat een toets altijd
mogelijke ‘ruis’ kent. Deze norm kan je pas achteraf, na afname vastleggen.
bv. Op basis van ervaring bepaalt de docent hoeveel procent onvoldoendes aanvaardbaar is (bv.
25% onvoldoendes). De relatieve norm wordt dan nadien net boven het resultaat van de 25%
laagste scores gelegd.
Ipsatief of zelfgericht:
Een ipsatieve norm wordt ook een zelfgerichte norm genoemd. De prestaties worden afgezet t.o.v. vorige
prestaties van de student of de ‘toegevoegde waarde’ ten opzichte van vorige prestaties.
Er kan ook een keuze gemaakt worden voor een combinatie van deze referentiepunten. Men bepaalt
dan vooraf de norm (criteriumgericht), maar afhankelijk van de effectieve moeilijkheidsgraad van de
toets of toetsomstandigheden, kan de norm eventueel achteraf bijgesteld worden (relatief) of neemt
men ook de mate van voortgang van de student (ipsatief) mee in rekening.
Onderwijs en Examenregeling (OER)
Een aantal geldende procedures en rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs en de
examens moeten bij decreet voor elke (groep van) opleiding(en) worden opgenomen in de OER (o.a:
toelatingsvoorwaarden, inschrijvingsregels, studiegeld, contracttypes, studieprogramma van de
individuele student, vrijstellingen, maatregelen van studievoortgang). Andere onderwerpen worden
geregeld in een ruimer toetsbeleid.
OER: Algemene regelingen
Omvat: de ombudswerking, rechten en plichten van de student, tuchtregeling, gedragscode met betrekking
tot de taalregeling, interne beroepsprocedure
OER: Examenregeling
Omvat: Organisatie van de examens, deelname aan de examens, verloop van de examens; beraadslaging
van de examencommissie, hernemen van examens en het inzetten van toleranties, examenfraude,
mededeling en bespreking van de examenresultaten, materiële vergissingen
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 16/22
OER: Onderwijsregeling
Omvat: toelatingsvoorwaarden, inschrijvingsregels, studiegeld, contracttypes, studieprogramma van de
individuele student, vrijstellingen, maatregelen van studievoortgang
Opleidingsspecifieke Leerresultaten (OLR)
OLR zijn beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten, vaardigheden en houding waarover een
student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken. Anders gezegd: het
streefdoel van wat een student 'kent, snapt en kan', na succesvolle voltooiing van een opleiding.
Piramide van Miller
In de context van het onderwijs maakt Miller (1990) gebruik van een piramide om de niveaus te
schetsen waarop de bekwaamheid van studenten kan worden beschreven. Onderliggende niveaus
vormen steeds het fundament voor de bovenliggende laag.
Knows
Het onderste niveau wordt gevormd door de kennis waarover een beroepsbeoefenaar moet beschikken
om zijn taken uit te kunnen voeren zoals van hem wordt verwacht.
Knows how
Op dit niveau gaat het erom of de beroepsbeoefenaar weet hoe hij die kennis moet gebruiken bij het
uitvoeren van zijn probleemoplossende taken.
Shows how
Op dit derde niveau laat de beroepsbeoefenaar zien dat hij kan handelen in een gesimuleerde omgeving,
onder meer op basis van zijn kennis. Het gaat hier dus om kennen en handelen (cognitie en gedrag).
Does
Het bovenste niveau in de driehoek betreft het zelfstandig handelen in de complexe praktijk van alledag.
Daarbij wordt een beroep gedaan op een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, houdingen en
persoonlijke eigenschappen.
(http://www.gertjanschop.com/modellen/driehoek_van_miller.html)
psychometrische analyse
Psychometrische analyses zijn kwantitatieve analyses waarbij een aantal indicatoren berekend
worden die iets zeggen over de kwaliteit van de toets. Na de toetsafname kan de psychometrische
analyse plaatsvinden. Het doel ervan is docenten op basis van de toetsscores inzicht te geven in de
kwaliteit van de toetsvragen en van de toets als geheel. Meer weten: www.toetskoffer.be
Relevantie
Begripsvaliditeit: zinvolle vragen, inhoud is congruent met de leerdoelen, elke vraag raakt in principe
de kern van de zaak
Representativiteit
Inhoudsvaliditeit: toetsvragen zijn evenredig/evenwichtig verdeeld over de vooropgestelde
leerdoelen
Resultaatgericht (output-based) toetsen
- Leerresultaten zijn het uitgangspunt voor toetsingen;
- Toetsing is afgestemd op niveau 6 van de Vlaams kwalificatiestructuur;
- Toetsing valideert sleutelcompetenties voor de toekomst
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 17/22
Studentgericht toetsen
- Ziet de student als cruciale actor;
- Stimuleert elke student maximaal om het beste van zichzelf te geven;
- Stimuleert collaboratief leren;
- Stimuleert formeel en informeel leren op korte en lange termijn;
- Stimuleert en ondersteunt het zelfregulerend leren (met als doel uitstelgedrag van studenten
verminderen)
Taxonomie van Bloom
Het model van Bloom maakt bij de lerende het onderscheid tussen zes denkniveaus, hiërarchisch
geordend van eenvoudig naar complex. De hiërarchie betekent dat de lerende pas een niveau kan
behalen als de voorafgaande niveaus bereikt zijn.
Kennis: informatie herinneren en kunnen reproduceren
Inzicht/begrip: informatie kunnen weergeven, samenvatten, uitleggen
Toepassing: informatie kunnen gebruiken om een probleem op te lossen
Analyse: informatie systematisch kunnen onderzoeken en met elkaar in verband brengen
Evaluatie: informatie kunnen beoordelen en een standpunt kunnen formuleren.
Synthese/creëren: informatie tot een nieuw geheel kunnen samenvoegen
Thomas More Bouwstenen voor een opleiding
Bouwstenen voor een opleiding wil de opleidingen ondersteunen bij de vormgeving van hun
onderwijs: opstellen van een opleidingsvisie, vastleggen van een profiel, curriculumontwikkeling,
ontwerpen van leeromgevingen en opleidingsonderdelen.
Fundamenten
Profiel
Curriculum
Leeromgeving
Thomas More Leeromgevingen
Leeromgevingen binnen Thomas More worden gekenmerkt door volgende uitgangspunten:
universeel ontwerp, blended leren, multicampuscontext, praktijkgericht, multi- & interdisciplinair en
evidence based.
Thomas More Missie: Waarom bestaan wij?
Thomas More wil als hogeschool van de Associatie KU Leuven in de provincie Antwerpen een motor
vormen van maatschappelijke en economische ontwikkeling voor de regio’s waarin haar campussen
gelegen zijn. In nauwe samenwerking met het werkveld is Thomas More toonaangevend in zijn
basisaanbod van ondernemend en innovatief professioneel onderwijs, toepassingsgericht onderzoek
en dienstverlening. Daarnaast bieden we opleidingen en expertise met nationale of internationale
aantrekkingskracht voor sectoren waarin onze regio’s zich profileren.
Thomas More Strategie: Hoe raken we daar?
We verbeteren onze studentgerichtheid op alle vlakken.
We verhogen ons marktaandeel in de basisopleidingen, door voortdurende vernieuwing van de
opleidingen in co-creatie met het werkveld en door de introductie van nieuwe en unieke
opleidingen.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 18/22
We leggen de lat hoog voor iedereen en investeren in de ontwikkeling van leiderschap en de
professionele groei van medewerkers
We vormen de spil in kennisplatformen waar organisaties uit het werkveld en onderwijs elkaar
ontmoeten. Ons onderzoek en dienstverlening versterken en actualiseren ons onderwijsaanbod
en verbinding met het werkveld.
We maken onze organisatie vlak, wendbaar en regelluw.
We investeren in de professionele uitstraling, aantrekkelijkheid en gezelligheid van onze
campussen.
Thomas More Visie: Wat willen we bereiken (in 2020)?
Een Thomas More-diploma vormt een kwaliteitslabel: een afgestudeerde van Thomas More
geldt als iemand die beschikt over een gedegen vakkennis én over attitudes en skills die nodig
zijn in de 21ste eeuw.
Thomas More spreekt de taal van het werkveld en is daardoor eerste keus als partner in
onderwijs, onderzoek en dienstverlening.
Thomas More is in het bijzonder gekend voor de expertise van zijn medewerkers en de passie
waarmee ze die overdragen.
Thomas More vormt een inclusieve community waarmee studenten en medewerkers zich
identificeren.
Thomas More Visie op onderwijs en studenten
1. Thomas More is inspirator en trendsetter voor onderwijs.
Vernieuwingen breken eerst bij Thomas More door.
Onze medewerkers en studenten dragen deze vernieuwingen uit.
Onze afgestudeerden en medewerkers zijn koplopers in werkveld en samenleving.
2. Studenten en medewerkers leren graag en verliezen de goesting om te leren nooit.
We dagen iedereen uit om met vallen en opstaan het beste uit zichzelf te halen.
We creëren kansen om blijvend leerervaringen op te doen.
3. We zijn een leer- en leefgemeenschap waar iedereen zich thuis voelt.
Contact tussen studenten en medewerkers is open en laagdrempelig.
Onze studentenvoorzieningen ondersteunen de sociale integratie van de student.
Onze infrastructuur lokt ‘community-gevoel’ uit.
4. Onze studenten zijn volwassenen met potentieel en met eigen keuzes en verantwoordelijkheden.
Studenten en medewerkers zijn evenwaardige partners.
We stimuleren studenten om zelf hun leerproces in handen te nemen.
We begeleiden en ondersteunen de student in zijn leerproces.
5. We dagen elke student maximaal uit vanuit een leeromgeving met design for all als fundament.
Onze leeromgeving gaat uit van de verscheidenheid tussen de studenten.
Blended leren vormt de basis van het leren in onze opleidingen.
We streven ernaar dat elke student zichzelf overstijgt.
We laten studenten risico’s nemen en halen hen naar hun limiet.
6. Onze afgestudeerden hebben de kennisbasis en sleutelcompetenties om proactief met
veranderingen om te gaan.
Het leren is gericht op het verwerven van sleutelcompetenties voor de toekomst.
Een stevige kennisbasis is nodig.
Onze afgestudeerden en medewerkers zijn wendbaar en veerkrachtig.
Onze afgestudeerden zien de opportuniteiten van een internationale en gedigitaliseerde samenleving.
7. Ons onderwijs is evidence based.
Ons dagelijks didactisch handelen is gebaseerd op resultaten van toegepast onderwijsonderzoek.
We bewaken de effectiviteit van ons onderwijs aan de hand van beschikbare en te verzamelen data.
Studenten en medewerkers versterken hun onderzoeksvaardigheden en – attitudes
Thomas More Waarden: Door welke principes laten we ons leiden?
Lef: moed, durf, anders zijn, initiatief, ondernemerschap
Enthousiasme: passie, gedrevenheid, inspiratie, plezier in het werk
Focus: op de student, op de lange termijn, op het resultaat
Vertrouwen: geloven in elkaar, eigenaarschap en verantwoordelijkheid
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 19/22
Toets
Een instrument om iemands prestaties (leerresultaten), die door middel van studie en/of onderwijs
op een of ander vakgebied verworven zijn, te meten.
Toetsen, evalueren en beoordelen
Toetsen: het vaststellen van individuele studievorderingen en studie-inspanningen.
Het uitvoeren van een meting (via een examen, test, opdracht, presentatie of andere
methode, al dan niet in combinatie) om na te gaan of een student aan bepaalde
voorwaarden/leerdoelen voldoet en op basis van de resultaten van de toetsing tot
een formatief oordeel (tussentijds, t.b.v. het bijsturen van het leer- of
onderwijsproces of het leergedrag van de student) of summatief oordeel
(kwalificerende beslissing; eindoordeel) te komen.
Beoordelen: het toekennen van een (waarde)oordeel aan een toetsresultaat
Evalueren: Het gericht en systematisch verzamelen van informatie over iemands kennis,
inzicht, vaardigheden, attitudes en/of competentieniveau en het geven van een
oordeel daarover ten behoeve van te nemen beslissingen.
Evalueren heeft enerzijds betrekking op de beslissing of de leerresultaten van een
student voldoende zijn om te slagen voor een opleiding(sonderdeel). Anderzijds
kunnen evaluatieactiviteiten ook worden gebruikt om de studenten en het didactisch
team te informeren over de gemaakte vorderingen en eventuele moeilijkheden. De
evaluatie heeft dan tot doel het leerproces te ondersteunen en te sturen.
Toetsbeleid
Een samenhangend geheel van maatregelen en voorzieningen die men treft om de kwaliteit van de toetsing
te bewaken en te bevorderen.
Toetscommissie
Een groep van docenten die de opleiding ondersteunen bij het borgen van de kwaliteit van de
toetsing, het maken van een toetsplan, professionalisering van docenten, het opstellen van
toetsschema’ s en toetsmatrijzen, ....
Toetsfuncties
Toetsen hebben een leer- en feedbackfunctie Ze geven inzicht in de studievoortgang en zijn
motiverend voor het verdere leerproces
- Formatief: Tussentijds, tijdens het leertraject. Evaluatie om te leren, Assessment for
learning (AfL)
- Summatief: Op het einde van een leertraject. Evaluatie van het leren, Assessment of
learning (AoL)
Toetsing
Toetsing wordt in dit document gebruikt voor ‘toetsen en beoordelen’. Het omvat het systematisch
verzamelen van informatie over iemands kennis, inzicht, vaardigheden, attitudes en/of
competentieniveau en het geven van een oordeel daarover ten behoeve van het nemen van
beslissingen.
Toetskader
Of toetsbeleid op instellingsniveau beschrijft in grote lijnen de uitgangspunten en kaders voor
toetsing en beoordeling binnen de instelling.
Toetsmatrijs
Een toetsmatrijs is een tabel waarin voor een opleidingsonderdeel wordt aangegeven hoe binnen
elke toets de toetsitems verdeeld zijn over de te bereiken leerdoelen (& leerinhouden) in relatie tot
het beheersingsniveau waarop je wil toetsen. Hierbij wordt de weging van de toetsonderdelen
aangegeven. De toetsmatrijs is een blauwdruk om de systematische constructie van een
inhoudsvalide toets te bevorderen.
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 20/22
Toetsmatrijs: voorbeeld
Leerresultaat Leerinhoud Kennis Begrijpen Toepassen Totaal
1 Hoofdstuk ...
Hoofdstuk ...
...
5%
15%
0%
10%
10%
0%
5%
0%
2 Hoofdstuk ...
Hoofdstuk ...
10% 5% 0% 25%
3 Hoofdstuk ...
...
15% 5% 5% 20%
4 ... 5% 5% 10% 30%
... ... ... % ...% ...% ...%
Totaal ...% ...% ...% 100%
Toetsmatrix
Een visuele weergave van de huidige toetspraktijken binnen de opleiding (de feitelijke situaties). Het
is een inventaris van alle toetsvormen - gekoppeld aan de beoordelaars, het tijdstip van afname,
feedback, studielast, doel van de toetsing, enz. - die de opleiding gebruikt. Deze informatie vormt
het vertrekpunt voor de beschrijving van de gewenste toetssituatie in het toetsprogramma.
Toetsmatrix: voorbeeld
Toetsmomenten
Toetsen kan zinvol zijn op elk moment in een leerproces, afhankelijk van de functie van de toetsing:
- vooraf: als selectie, oriëntering of als nulmeting
- tussentijds: summatieve of formatieve (permanente) evaluatie
- op het einde: resultaatsbepaling
Wanneer? Benaming Doel Functie
Voor de start Nulmeting Selectie
Voortgangscontrole
Toelating
Startpunt bepalen
Tijdens Tussentijdse toetsing
(kan in de vorm van permanente evaluatie)
Leermiddel
Voortgangscontrole
Sturing
Bijsturing
Aan het eind Resultaatsbepaling Kwalificatie Niveaubepaling
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 21/22
Toetsplan
Beschrijft het gewenste beleid inzake toetsing binnen de opleiding, gebaseerd op het toetskader en
de onderwijs- en toetsvisie van de instelling.
Toetsprogramma
Een systematische beschrijving van de gewenste situatie van het geheel van toetsen dat de opleiding
gebruikt om te toetsen of een student de eindkwalificaties heeft gehaald. Het is gebaseerd op het
opleidingsspecifieke leerresultatenkader, de opleidingsvisie en de onderwijs- en toetsvisie van de
instelling. Het geeft aan welke leerresultaten hoe, wanneer, door wie, waar, ... getoetst worden. Het
is m.a.w. een beargumenteerd en samenhangend geheel waarin verschillende toetsvormen elkaar
aanvullen.
Toetsprogramma: voorbeeld
Toetsschema
Legt vast welke toetsen binnen een opleidingsonderdeel worden ingezet. In een toetsschema legt
een docent/coördinator van een opleidingsonderdeel (in lijn met het toetsprogramma van de
opleiding) vast wat de inhoud en vorm van de toetsen is en hoe deze worden afgenomen en
beoordeeld, inclusief de wegingsfactor (hoe tellen de resultaten per toetsvorm al dan niet mee in het
eindcijfer). Deze informatie is ook terug te vinden in de programmagids (ECTS: EVA-fiche).
Toetsvormen
De keuze voor een toetsvorm en –instrument moet aansluiten bij de te toetsen leerdoelen.
Open toetsvormen (= vrije antwoorden; zowel mondeling als schriftelijk mogelijk): essay-,
korte-antwoord- en aanvultoetsen
Gesloten toetsvormen (= geprecodeerde antwoorden): ja/nee-, juist/onjuist-, meerkeuze-,
meerantwoord-, rangschik-, hotspot-/aanwijs-, matching-, matrixtoetsen
Vaardigheidstoets
Casustoets
Stage- of praktijkopdracht/authentieke opdracht/worksample
Overalltoets
Performances assessment/simulaties/rollenspelen/gedragsproef
Stationsproef
Criteriumgericht interview
Portfolio (bewijsdossier)
Verslag (eindverslag/reflectieverslag)
Voortgangstoets
(Beroeps)product of project
Assessment en development centers
TM-OS-Toetsbeleid@Thomas More p 22/22
Transparantie
Transparantie voor studenten betekent dat volgende aspecten vooraf duidelijk zijn: de afstemming
van de toets op de vooropgestelde leerresultaten, de toetsvorm(en), de beoordelingscriteria, het
verloop van de toetsing, de wijze waarop de eindbeoordeling tot stand komt, …
Validiteit
Validiteit van de toets betekent dat de toetsvorm en de inhoud van toets bewust worden gekozen
opdat de toets meet wat ze beoogt te meten in termen van kennis, vaardigheden, attitudes en
competenties. Validiteit over het geheel van de opleiding betekent dat het geheel van de toetsing is
afgestemd op de leerresultaten van de opleiding.
Vierogenprincipe
Interbeoordelaarsprincipe: de vragen aan collega’ s voorleggen en bespreken; meerdere
beoordelaars inschakelen, waardoor de betrouwbaarheid verhoogt.