Post on 01-Feb-2018
De individuele beleving van klassieke concertenOnderzoek voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest
Auteur: Karin DerickxStudentnummer: 302955E-mail : karin_derickx@hotmail.comBegeleider: Dr. K. van EijckTweede lezer: Dr. P. BerkersUniversiteit: Erasmus Universiteit
Rotterdam
Faculteit: Historische en Kunstwetenschappen
Afstudeerdatum: 04 augustus 2010Voorwoord
Beste lezer,
Het is zover. Met deze master thesis sluit ik mijn ‘schoolperiode’ af en na 18 jaar onderwijs
ga ik het werkleven tegemoet. Als iemand mij vier jaar geleden had verteld dat ik in 2010 een
master zou afsluiten, had ik deze persoon uitgelachen. Ik was toen absoluut niet van plan om
naar een universiteit te gaan, geen denken aan. Laat mij maar lekker HBO doen. Waarom ik
dit dacht? Geen idee. Ik had zelfs al een HBO studie uitgekozen: lerares Engels, maar na een
zeer teleurstellende open dag zag ik hier van af en wist ik niet wat ik zou gaan doen na het
VWO. Landmacht: geschikt? Mijn moeder zag dit niet zitten en vroeg of ik alsjeblieft nog een
keer wilde kijken op sites van de Nederlandse universiteiten of er toch niet iets leuks bij zat.
Vol tegenzin deed ik dit op een avond in april 2006. Als eerste de EUR, want als ik
dan naar een universiteit ging, dan wel in ‘mijn stad’. Mijn moeder en ik gingen al vaker naar
theaters en andere voorstellingen en dit vond ik altijd hartstikke leuk, maar ik vond het leuker
om te zien wat er nu achter de schermen gebeurde. Daarom schrok ik ook toen ik las dat je
met de opleiding Algemene Cultuurwetenschappen een beroep kon krijgen in de
organisatorische kant van de kunst- en cultuurwetenschappen. Ik was dolenthousiast en mijn
moeder uiteraard ook. Nog diezelfde avond had ik me ingeschreven.
En hier zit ik dan, vier jaar later en een Bachelordiploma rijker, op naar het
Masterdiploma Kunst en Cultuurwetenschappen, programma Sociologie van Kunst en
Cultuur, met als afsluiting deze thesis. De afgelopen jaren waren niet de gemakkelijkste qua
huiswerk en persoonlijke omstandigheden en daarom wil ik ook een aantal mensen bedanken.
Allereerst natuurlijk mijn moeder, Annemieke Derickx, voor het blijven steunen tijdens alle
huiswerkstress en dergelijke. Ten tweede mijn thesisbegeleider, Koen van Eijck, waar ik altijd
terecht kon voor raad en advies. En natuurlijk alle 19 deelnemers aan dit onderzoek ontzettend
bedankt! Zonder jullie was het niet gelukt!
Nu rest mij enkel nog om u veel leesplezier te wensen, dus bij deze: Veel leesplezier!!!
Met vriendelijke groet,
Karin Derickx
04 augustus 2010
InhoudsopgavePagina
Samenvatting 1
Hoofdstuk 1 Inleiding 2
Hoofdstuk 2 Theoretisch Kader6
2.1 Sociologische Geschiedenis van Klassieke Muziek 7
2.2 Cultureel Kapitaal 10
2.3 Attitudes en Beliefs 12
2.4 Demografische Kenmerken 13
2.5 Cultuurparticipatie 14
2.6 Netwerken 16
2.7 Deelvragen en Hypothesen 16
Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet, Operationalisering en Methodologie 18
3.1 Onderzoeksmodel en Operationalisering 19
3.1.1 Onderzoeksmodel 19
3.1.2 Concepten onderzoeksmodel 20
3.1.3 Operationalisering onderzoeksmodel 21
3.2 Methodologie 22
3.2.1 Het design 22
3.2.2 Enquêtes 25
3.2.3 Interviews 26
3.3 Dataverzameling 27
3.3.1 Onderzoekspopulatie 27
3.3.2 Benadering mensen 28
3.3.3 Concerten en Vrijkaarten 29
3.3.4 Interviews en enquêtes afnemen 29
3.4 Betrouwbaarheid en Validiteit 30
Hoofdstuk 4 Data-analyse en Resultaten32
4.1 Data-analyse 33
4.1.1 Herinnering onderzoeksvraag 33
4.1.2 Herinnering deelvragen en hypothesen 33
4.2 Resultaten 35
4.2.1 De individuen: een culturele introductie 35
4.2.2 Houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten 44
4.2.3 Het effect van de klassieke concerten bijwonen 56
4.2.4 Intenties? 70
4.2.5 Vergelijking individuen en netwerken 79
Hoofdstuk 5 Conclusie 86
5.1 Beleving klassieke concerten 87
5.2 Discussie en aanbeveling voor verder onderzoek 90
Literatuur 94
Boeken en artikelen 95
Internet 97
Bijlagen 99
Bijlage 1 Nieuwsberichten 100
Bijlage 2 Enquête en interview voormeting 102
Bijlage 3 Enquête en interview nameting 112
Bijlage 4 Lijst met demografische kenmerken van de individuen 120
Bijlage 5 Tabellen regressie analyse en factoranalyse 121
Bijlage 6 Paper voor de Vierde Conferentie Onderzoek in 140
Cultuureducatie
Samenvatting
De laatste jaren komen er steeds meer geluiden (vb. Abbing, 2009; SCP, 2009) dat het publiek
van klassieke concerten vooral bestaat uit grijze, oude (50 jaar +) mensen en dat de nieuwe
generaties geen interesse lijken te hebben om naar dit type concert te gaan. Ook het
Rotterdams Philharmonisch Orkest ondervindt dit en haar directeur, Hans Waege, wil graag
weten waarom de jongere generaties niet naar zijn zalen komen. In opdracht van hem is dit
onderzoek gedaan. In totaal zijn er 19 individuen die normaliter niet of weinig naar klassieke
concerten gaan, bereid gevonden om mee te doen aan het onderzoek waarvoor zij twee maal
gratis naar een concert zijn geweest van het RPhO. Aan hen werden vooraf en achteraf
verschillende vragen gesteld, om te achterhalen of de houdingen ten aanzien van klassieke
concerten veranderen als men hier daadwerkelijk is geweest.
Het onderzoek is gedaan in een experimentele vorm en moet gezien worden als een
pilotversie. De hoofdvraag van het onderzoek is: in hoeverre worden de houdingen en
opvattingen van mensen over klassieke concerten beïnvloed door het bijwonen van klassieke
concerten? Hierbij zijn ook vier deelvragen geformuleerd, die ingaan op de houding en
opvatting vooraf aan de concerten, de houding en opvatting na de concerten, eventuele
intenties om vaker naar klassieke concerten te gaan en de vergelijking met een ander
onderzoek, waarin vijf vriendengroepen naar dezelfde concerten gingen. In het theoretisch
kader wordt ingegaan op het cultureel kapitaal, attitudes en beliefs, demografische
kenmerken, cultuurparticipatie en netwerken. Om aan de nodige informatie te komen, zijn er
enkele dagen vóór en ná de concerten afspraken met de individuen gemaakt waarin enquêtes
afgenomen en interviews gehouden werden.
Uit de resultaten vooraf blijkt dat de individuen klassieke muziek zien als elitair, maar
vinden ze ook dat het concerten zijn waar iedereen naar toe kan. Achtergrondkenmerken
hebben verder geen invloed op de houdingen en opvattingen. Na de twee concerten bleek dat
de houdingen en opvattingen zodanig veranderd waren, dat de respondenten nu vinden dat
klassieke concerten minder formeel en meer serieus, aantrekkelijk en rustgevend zijn. Ook
was de beleving goed. Een meerderheid gaf dan ook aan in de toekomst vaker naar klassieke
concerten te willen gaan. De vriendengroepen van Van Bree (2010) laten hiernaast sterker
zien dan de individuen dat ze geïnteresseerd zijn geraakt in klassieke muziek. Al met al lijken
er enkele vooroordelen over het genre klassieke muziek te zijn verdwenen en is het genre
alledaagser, of toegankelijker, geworden.
“Music should strike fire from the heart of man, and bring tears from
the eyes of woman.”
Ludwig von Beethoven (1770-1827)
HS 1 Inleiding
“Dutch classical music audience found too old.”
Andy Sennitt (2009)
Zo luidt de titel van een nieuwsbericht op de website van Radio Nederland Wereldomroep
(RNW) op 24 november 2009. Hierin werd vermeld dat Radio 4, een Nederlandse radiozender
die enkel klassieke muziek biedt aan de luisteraars, een veelbeluisterd ochtendprogramma zal
gaan schrappen per februari 2010. Als reden wordt gegeven dat het publiek van Radio 4 oud
is en ouder wordt. Uit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde leeftijd van de luisteraar 65
jaar is. Voor de zender is dit reden genoeg om het roer om te gooien en op zoek te gaan naar
een jonger publiek. Alleen zo kan Radio 4 blijven bestaan, zo redeneert men.
Het Noord Nederlands Orkest (NNO), een symfonie orkest uit Groningen, heeft
eveneens gemerkt dat het publiek voor de klassieke concerten niet meer al te jong is. In een
poging om een jonger publiek te trekken, heeft het NNO een rigoureus idee bedacht: als de
jeugd niet naar ons komt, dan gaan wij naar de jeugd. Dit doen ze door nummers van één van
’s werelds beste DJ’s Armin van Buuren te spelen. Zijn trance nummers worden omgezet naar
georkestreerde arrangementen. Zelfs het tijdstip waarop deze concerten plaatsvonden in maart
2010 is aangepast: waar klassieke concerten normaliter na de avondmaaltijd beginnen,
beginnen deze unieke concerten pas om 22.30u en er is zelfs een ware afterparty.
Ook Hans Abbing (2009) is het niet ontgaan dat er veranderingen moeten komen in de
wereld van de Nederlandse klassieke muziek. Alleen op deze manier hebben de orkesten over
een paar jaar nog volle zalen: het is vernieuwen of verdwijnen. Abbing (2009:12) schrijft
tevens dat de bezoekersaantallen van de gevestigde kunst gestaag afnemen terwijl de kosten
blijven stijgen. De klassieke muziek en haar concerten blijken niet meer populair te zijn.
Volgens Abbing (2009:11) kan het niet mogen uiten van emoties tijdens de concerten een
oorzaak zijn, omdat steeds minder mensen zich hierbij op hun gemak voelen. Men is in de
loop der jaren namelijk gewend om direct te uiten wat men voelt, ook bij de kunsten.
In een publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) genaamd
Cultuurbewonderaars en Cultuurbeoefenaars (2009), komt ook een duidelijke trend naar
voren. Aangezien er sinds de tweede helft van de 20ste eeuw steeds meer mensen een hoge
opleiding afronden, werd er gedacht dat hiermee het probleem van de vergrijzing bij klassieke
concerten zou verminderen. Echter, de cijfers tonen aan dat er juist minder mensen komen
(SCP, 2009:49-50). Dit is vooral van toepassing op de leeftijdsgroepen tot en met 50 jaar. De
toename van het aantal hoger opgeleiden heeft dus niet tot de verwachte stijging van klassiek
concertbezoek geleid. De concertzalen blijven grotendeels bezocht door de ouderen. Dit is een
waar probleem waar ook Hans Waege mee te maken heeft. Als directeur van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest (RPhO) is hij bezorgd over de dreiging van deze trend. Mocht het
namelijk zo zijn dat er geen jong publiek (tot en met 50 jaar) in de zalen komt, dan bestaat er
zeker een kans dat de levensvatbaarheid van het RPhO wordt bedreigd. In een poging om
erachter te komen waarom de jongere generaties heden ten dagen niet komen naar klassieke
concerten, is dit onderzoek gestart.
Uiteraard zijn er al onderzoeken verricht naar het verband tussen opleiding en
cultuurparticipatie. Onder andere de theorie van Bourdieu (1986) geeft aan dat het houden van
klassieke muziek hoort bij mensen met veel cultureel kapitaal Door het bezitten van dit
kapitaal is men in staat om de hogere vormen van kunst en cultuur te begrijpen. Voor het
merendeel zijn dit mensen uit de hogere klassen van de samenleving die een goede opleiding
genoten hebben. Van mensen met een lagere sociale klasse wordt dus ook niet verwacht dat
zij naar klassieke concerten gaan.
Cultureel kapitaal bouwt men als het ware op door het vergaren van kennis, hetzij
door middel van een daadwerkelijk bezoek aan culturele instellingen zoals musea of theaters,
hetzij via de opleiding. Hoe ouder men wordt en hoe meer men dus aan cultuur gedaan heeft
in het leven, hoe meer cultureel kapitaal men bezit. Hiermee is men, aldus Bourdieu, in staat
om verschillende kunstvormen te begrijpen, interpreteren en appreciëren. Dit zou op zijn
beurt weer leiden tot meer cultuurparticipatie, vooral in de hogere kunstvormen zoals
klassieke concerten. Echter, ook het publiek met veel cultureel kapitaal blijft weg bij deze
vorm van cultuur.
Het probleem ligt hem dus in het feit dat de mensen die in de tweede helft van de 20ste
eeuw een hoge opleiding hebben afgerond niet participeren in de cultuur. Waar een groeiende
belangstelling voor de cultuur werd verwacht, kwam deze niet. Het stijgende niveau van de
opleidingen heeft de verminderde belangstelling voor de kunsten nog enigszins gedempt.
Waren de opleidingsniveaus gelijk gebleven, dan was de belangstelling voor de kunsten nog
sneller gedaald. Nu dringt de tijd: de ‘educatie buffer’ is op, in die zin dat de
onderwijsexpansie niet langer zoden aan de dijk zet. Er moet dus iets gebeuren vanuit de
culturele instellingen zelf, willen zij in de toekomst nog een breed publiek ontvangen.
Om dit zo goed mogelijk te onderzoeken zal deze thesis de vorm van een experiment
hebben: iets wat niet vaak in sociologisch onderzoek voorkomt. Omdat het een experiment is,
komt het onderzoek dicht genoeg op de daadwerkelijke deelname te zitten om nieuwe
inzichten te leveren die voor cultuureducatie relevant kunnen zijn. Wellicht dat er resultaten
uitkomen waar op in te springen is door cultuureducatie. Hoe laten we mensen naar klassieke
concerten komen? Waarmee kunnen jonge generaties enthousiast gemaakt worden voor
klassieke muziek? Dit zal interessant zijn om te onderzoeken aangezien deze doelgroep
klassieke muziek lijkt te mijden als men kijkt naar publicaties van onder andere het SCP. Dit
onderzoek zal gedaan worden voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest.
In deze thesis zal gekeken worden naar aspecten die in eerdere onderzoeken ook aan
bod zijn gekomen zoals wie er participeren (vb. geslacht, leeftijd). Hiervoor zullen enquêtes
gebruikt worden die ook ingaan op participatiemotieven en –drempels. Hiernaast zullen ook
interviews afgenomen worden om in te gaan op de vraag hoe de jonge mensen van
tegenwoordig zich verhouden ten opzichte van klassieke muziek en om de daadwerkelijke
beleving van mensen bij klassieke concerten te onderzoeken. De combinatie van
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens kan handvaten opleveren om het participatieprobleem
aan te pakken.
Deze thesis zal daarom gaan over de beleving van klassieke concerten van potentieel
Rotterdams publiek voor het RPhO. De volgende vraagstelling zal beantwoord worden:
“In hoeverre worden de houdingen en opvattingen van mensen over klassieke concerten
beïnvloed door het bijwonen van klassieke concerten?”
De thesis zal er als volgt uitzien. In hoofdstuk twee zal gekeken worden naar het theoretisch
kader van dit onderzoek. Teksten en theorieën van onder andere Bourdieu (1986), Wells en
Prensky (1996), Van Eijck en Kraaykamp (2009) en DiMaggio (1982) zullen hier besproken
worden. Ook worden hierin verwachtingen voor het onderzoek behandeld. Hierna volgt de
onderzoeksopzet van de thesis waarbij de data en methoden waarmee gewerkt wordt aan bod
komen om een duidelijk beeld te geven over de aanpak van deze thesis in hoofdstuk drie.
Wanneer alle onderwerpen behandeld zijn, gaan we in hoofdstuk vier verder met het
analyseren van de verzamelde informatie. Aan de hand hiervan worden resultaten
gepresenteerd. Tot slot, in hoofdstuk vijf, komt de conclusie. Een korte samenvatting van de
thesis zal gegeven worden, alsmede een antwoord op de probleemstelling. In dit hoofdstuk
kijken we ook naar eventuele ideeën voor toekomstig onderzoek naar aanleiding van de
gevonden resultaten.
“Music, even in situations of the greatest horror, should never be
painful to the ear but should flatter and charm it, and thereby always
remain music.”
Wolfgang Amadeus Mozart
(1756-1791)HS 2 Theoretisch Kader
Dit hoofdstuk zal een aantal aspecten van klassieke muziek en haar publiek behandelen. Hoe
is het eigenlijk gekomen dat concerten in dit genre voornamelijk door de hoge sociale klassen
bezocht wordt? Welke rol speelt cultureel kapitaal hierin? En hoe zit het met de attitudes en
beliefs van personen ten aanzien van klassieke concerten en muziek? Hiernaast zijn er ook
nog demografische kenmerken (vb. geslacht en inkomen) die invloed hebben. Tevens worden
er motieven en drempels van cultuurparticipatie behandeld. Vervolgens een klein gedeelte
over de invloed van vrienden of netwerken op de culturele beleving, wat gevolgd wordt door
de deelvragen en hypothesen van deze thesis.
2.1 Sociologische Geschiedenis van Klassieke Muziek
Klassieke muziek heeft een lange geschiedenis met verschillende perioden (vb. barok) waarin
nieuwe ontwikkelingen zorgden voor de muziek en uitvoeringen zoals wij die tegenwoordig
kennen. Kerkmuziek (gregoriaans, monotoon gezang) uit de 11de eeuw is de oudste voorloper
van het genre. Polyfone, of meerstemmige muziek kwam in de 12de eeuw ten tonele toen de
gregoriaanse zangers met speciale missen, zoals Pasen, gingen experimenteren. Er werd
gedurende de eeuwen steeds vaker geëxperimenteerd en in de 16de eeuw werd er pas muziek
toegevoegd aan het gezang.
Muzikale begeleiding begon in deze eeuw in status te stijgen en steeds vaker werd
muziek genoteerd. Hiernaast gaven mecenassen meer opdracht om muziekstukken te
schrijven en op te voeren. In de barok (1600-1750) werd zelfs een nieuwe muziekstijl
geïntroduceerd. In tegenstelling tot de polyfonie, kreeg de solostem nu een bas als
begeleiding. Tevens werden in deze periode de opera en het kamerensemble geboren: geheel
nieuwe kunstvormen. Het kamerensemble werd door de Europese adel gezien als een waar
statussymbool en had het doel om gasten te vermaken. In de 17de eeuw ontstond ook voor het
eerst het orkest.
Tot ongeveer 1700 hoorde het luisteren naar muziek bij de normale, onbetaalde gang
van zaken. Tijdens de Engelse burgeroorlog kwam hier verandering in toen kerken geen
muziek meer speelden. Gelovigen misten dit en musici speelden hierop in: in (meestal)
tavernes moest voor het eerst betaald worden om naar muziek te luisteren. In de 18de eeuw
kwamen er ook sociëteiten voor de beroepsmusicus. Hier ontstond het concept
‘abonnementsconcerten’ doordat musici vooraf betaald wilden worden. Het duurde tot de 20ste
eeuw voordat er na vele experimenten een standaard opstelling voor orkestleden werd
vastgesteld (figuur 1).
Zo ontstonden er door de nadruk op simpele melodieën en een verschuiving in
esthetische waarden in de Klassieke Tijd (1750-1820) nieuwe grondregels voor de muziek:
helderheid, beheersing en evenwicht. Instrumentale muziek werd belangrijker dan vocale
muziek, waardoor componisten stukken moesten schrijven voor een muzikaal geïnteresseerd
publiek. In deze periode leidde de eerste viool het orkest voor het eerst (Burrows, 2006:129).
In de Romantiek, die vervolgens aanbrak (1810-1920), verschoof de nadruk naar originaliteit
in de muziek. Hierdoor gingen componisten experimenteren met geluiden.
In deze 19de eeuw waren er naast de veranderingen in de muziek ook veranderingen in
de maatschappij die uiteindelijk leidden tot het legitimeren van klassieke muziek als hoge
kunstvorm. Tot ongeveer 1880 was het zo dat wat tegenwoordig als hoge kunsten beschouwd
wordt, in dezelfde ruimte te zien was als circusartiesten. Shakespeare werd voorgedragen door
clowns (DiMaggio, 1982:376) en tussen de bedrijven door speelden apen piano (Levine,
1988). Volgens DiMaggio (1982) is het proces waarbij voor het eerst onderscheid wordt
gemaakt tussen hoge en lage kunst duidelijk te zien bij de totstandkoming van het Boston
Symphony Orchestra. Dit orkest werd opgericht in 1881 door een lid van de plaatselijke elite,
Henry Lee Higginson, en werd ook (financieel) ondersteund door de rest van deze elite. Het
Boston Symphony Orchestra is ontstaan als één van de instellingen die de elite bouwden om
nog enige controle te houden over hun sociale positie. Deze werd namelijk bedreigd door een
toenemend aantal rellen (vb. Astor Place Riot op 18 mei 1849 te New York) en chaos in de
maatschappij. Om te zorgen dat er kwalitatief goede muziek gespeeld werd door het orkest,
eiste Higginson dat de musici een contract tekenden waarmee ze alleen nog voor het Boston
Symphony Orchestra mochten spelen. Hiermee distantieerde het orkest zich van de populaire
cultuur (DiMaggio, 1982:389). Tevens eiste de elite om enkel volledige en originele
muziekstukken te horen in plaats van losse delen waar het grote publiek naar luisterde (Van
den Haak, 2009:106). Door deze veranderingen werd de standaard voor een gelegitimeerde,
gemonopoliseerde en gesacraliseerde hoge cultuur gezet.
Hiernaast ontwikkelde zich in het 19de eeuwse Boston een nieuwe organisatorische
vorm: het non-profit concept (Dowd, 2002; DiMaggio, 1982; Levine, 1988). In tegenstelling
tot de al bestaande for-profit en samenwerkingsverbonden ontwijkt deze nieuwe vorm de druk
van de markt. Dit komt doordat er voor het eerst een Raad van Bestuur een instelling leidt.
Deze Raad weet bij de elite voldoende geld te krijgen, is onafhankelijk van staatsbemoeienis,
zorgt voor een solide fundering voor de instelling en zorgt voor een aantal tegenstrijdige
doeleinden1 waardoor de elite kon doen met de culturele instelling wat ze wilde.
Door sociale activiteiten van groepen in de samenleving heeft het verschil tussen
‘hoge’ en ‘lage’ cultuur kunnen ontstaan. Het daadwerkelijke institutionaliseren van klassieke
muziek kon echter pas gebeuren zodra verschillende actoren (vb. het publiek) het er over eens
waren dat dit genre van andere gewone genres afgezet moest worden (Dowd, 2002:38).
Volgens Levine (1988) gebeurde dit doordat een beperkte groep mannen uit de elite,
waaronder Higginson en invloedrijke dirigenten zoals Theodore Thomas, er van overtuigd
was dat de werken van componisten als Beethoven en Mozart iets heel bijzonders waren wat
het gewone volk niet kon begrijpen. Alleen mensen met een verfijnde smaak, dus de elite,
waren hiervoor intelligent en onderlegd genoeg en het genieten van deze muziek mocht hun
niet ontnomen worden. Mede daarom kreeg de elite een afkeer van het in dezelfde zaal zitten
als het plebs dat schreeuwde, spuugde en vulgair was (Levine, 1988:182). Meer en meer
werden er aparte theaters gebouwd voor de lage sociale klassen en de hoge klassen. Op deze
1 Om te bewijzen dat ze (de elite) het beste voor hadden met alle mensen in de samenleving, deden ze voorkomen dat het openen van zulke nieuwe culturele instellingen als doel had om de lagere klassen te onderwijzen in de hoge kunsten en daarmee lieten ze zien hoe goed zij als elite wel niet waren want ze wilden zogenaamd immers het leven van de armen cultureel verrijken. Echter, in het echt wilde de elite niet meer met de lagere klassen in het zelfde gebouw naar kunst kijken en door het verzonnen educatieve doeleind werd dit enigszins verbloemd.
manier ontstond langzamerhand tussen 1870 en 1900 de legitimatie van klassieke muziek als
hoge kunst, waar de lagere bevolkingsgroepen niets te zoeken hadden.
Deze legitimatie ging hand in hand met uitsluiting van de lagere klassen. De poging
van de elite om deze klassen te onderwijzen en daarmee te verhogen naar ‘hun standaard’
mislukte namelijk. Om het recht te hebben om een gelegitimeerde culturele instelling te
betreden, moest men zich houden aan een steeds langer wordende lijst met regels. Stil zijn,
alleen applaudisseren aan het einde, niet meer de zaal in en uit lopen wanneer men dit wenst
en strenge kledingvoorschriften zijn slechts enkele voorbeelden van regels die zorgden voor
uitsluiting van het plebs. Ze voelden zich er niet meer welkom. Om toch in hun behoeften aan
amusement te voorzien, gingen deze lage klassen naar lage culturele vormen zoals de film of
sportwedstrijden.
Waar het legitimeren van kunstvormen als hoog of laag in principe om draait, is de
behoefte van de elite om de controle over de maatschappij te houden. Door onder andere de
komst van immigranten die steeds meer in het publieke leven kwamen, voelde de elite zich
bedreigd. Om zich hier tegen te beschermen zochten ze hun heil in het enige wat hen nog kon
afleiden van de dagelijkse zorgen: hoge kunsten. Om te zorgen dat dit enkel voor hen bleef,
kwam er een non-profit systeem. Tevens was er een enorm spanningsveld tussen educatie en
de nieuwe regels. De arme klassen mochten komen, als ze zich maar zouden aanpassen. Hier
waren door de regels strenge voorwaarden voor. Zo werd klassieke muziek rond 1920 een
gelegitimeerde hoge kunstvorm waar uiteindelijk alleen de hoog opgeleide elite naar toe ging.
Figuur 1 Huidige standaard opstelling van een filharmonisch orkest
2.2 Cultureel Kapitaal
Pierre Bourdieu (1930-2002) was socioloog en vader van onder andere de reproductietheorie
en distinctietheorie. Ontwikkeld in de jaren 1980 blijken deze theorieën heden ten dage ook
nog van grote waarde te zijn voor de sociologie, met name voor het culturele veld. Onder zijn
grootste werken kan La Distinction (1979) gerekend worden waarin hij het idee uitwerkte dat
elke sociale statusgroep een specifieke smaak heeft. Net als andere sociologische theorieën
hebben deze theorieën betrekking op het individu en de maatschappij. Als leidraad door de
theorieën komt het idee van zichzelf distantiëren ten opzichte van anderen telkens terug.
In de reproductietheorie gaat het er vooral om dat een bepaalde sociale klasse zichzelf
van generatie op generatie reproduceert. Als men voor een dubbeltje geboren is, kan men
geen kwartje worden. Doordat de kinderen met een goede achtergrond van jongs af aan al in
contact komen met kunst en cultuur en de gebruiken (vb. taal en etiquette) uit de hogere
klassen, hebben zij een voorsprong om bijvoorbeeld toegelaten te worden op universiteiten.
Voor kinderen uit de lagere klassen is het hierdoor bijna onmogelijk om een klasse hoger te
komen: het ontbreekt hen aan voldoende cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden, opleiding;
Bourdieu, 1986:2). Klassenverschillen blijven dus bestaan en volgens Bourdieu draagt het
onderwijssysteem alleen maar bij aan de instandhouding en legitimatie van sociale
reproductie.
In de samenleving is tevens een soort strijd gaande tussen de sociale klassen. Met de
distinctietheorie laat Bourdieu zien dat het hebben van een bepaalde culturele smaak niet
enkel toe te schrijven is aan iemands persoonlijke smaak, maar aan de sociale groep waartoe
diegene behoort. Een culturele smaak verschilt dus per sociale klasse. Het is gebleken dat
mensen uit de hogere klassen door hun tweede natuur (habitus) een voorliefde hebben voor de
hogere cultuur en kunsten. Een habitus is namelijk een aanleg, een schema van verzamelde
disposities, gedachten en acties. Veel van het cultureel kapitaal stamt ook af van de habitus.
De culturele smaak is daarom toe te schrijven aan cultureel kapitaal dat is ingebed in de vaste
ondergrond van de habitus.
Dit cultureel kapitaal wordt tevens op twee manieren gebruikt (al dan niet bewust)
door de hogere klassen. Het wordt gezien als een middel om de onzichtbare grens tussen de
hoge en lage klassen in stand te houden (distinctie) en hiernaast geeft het de mogelijkheid om
deze klassenverschillen door te geven aan toekomstige generaties (reproductie). Waar iemand
uit de hogere klassen een kunstwerk eerder beoordeelt op bijvoorbeeld de vormaspecten
(esthetische dispositie), kijkt een persoon uit de lagere klassen eerder naar het nut dat een
kunstvoorwerp heeft. Wanneer er geen nut te zien is, is het voor hen dus niet mooi en weinig
waard, zoals bleek uit een foto-experiment van Bourdieu. Na vele mensen uit verschillende
sociale klassen een paar foto’s te hebben laten beoordelen, kwam het volgende resultaat. Voor
de hoger opgeleiden was de vorm van een kunstvoorwerp erg belangrijk. Dit stond gelijk aan
het mooi zijn van iets. Verder wilden deze mensen afgeleid worden van het dagelijkse leven
door kunst en cultuur en voor hen mocht kunst zowel abstract als figuratief zijn. Het ging er
vooral om dat ze afstand konden nemen van het gefotografeerde object (vb. handen van een
oude vrouw) om hier esthetisch naar te kijken in plaats van emotioneel. Ze keken dus naar de
gehele compositie, naar vormaspecten. Echter, de laag opgeleiden waren meer geïnteresseerd
in het nut van kunst, het moest functioneel zijn en met het dagelijks leven te maken hebben.
Alle zintuigen moesten iets herkennen in kunst, terwijl de hoge klassen veel liever zouden
reflecteren.
Doordat de hoge klassen een hoge opleiding volgen, hebben ze geleerd om abstract te
leren denken. Dit helpt hen om complexe of hoge kunst te begrijpen. Tevens hoeven deze
mensen zich geen zorgen te maken over functionele zaken omdat men voldoende geld bezit
om te overleven. Van huis uit komen de hoge klassen ook al zeer vroeg in contact met
kunstvoorwerpen. Men kan verwachten dat deze families in bezit zijn van kunstobjecten (vb.
antiek, piano, schilderijen). Zo wordt onbewust al vanaf het eerste levensjaar een cultureel
kapitaal opgebouwd in de geobjectiveerde vorm (Van Eijck & Kraaykamp, 2009). Kinderen
uit de hoge klassen krijgen het van de ouders mee en weten niet beter.
Hiernaast beschrijven Van Eijck en Kraaykamp (2009) de belichaamde staat van
cultureel kapitaal. Door vaak naar kunst- en cultuurinstellingen te gaan, wordt het cultureel
kapitaal verder ontwikkeld waardoor men hogere kunstvormen kan waarderen. Dus, hoe vaker
men naar klassieke concerten gaat, hoe meer men dit kan waarderen. Tevens is bij cultureel
kapitaal het eerder genoemde opleidingsniveau erg belangrijk: de geïnstitutionaliseerde vorm.
Hoe hoger dit niveau, hoe meer cultureel kapitaal iemand bezit, hoe beter iemand cultuur, en
daarmee ook klassieke concerten, kan begrijpen. In meerdere onderzoeken (vb. Peterson,
1992:247) is namelijk bewezen dat mensen uit de hoge klassen voornamelijk naar
kunstvormen als klassieke muziek, opera, ballet, kunstmusea gaan. Hiermee onderscheiden ze
zich van de lagere klassen, die eerder te vinden zijn bij pretparken en sportwedstrijden.
Tevens blijkt uit het onderzoek van Peterson en Simkus (1992:168) dat klassieke muziek het
hoogst genoteerd staat in de hiërarchie, hetgeen aangeeft dat degenen die dit veelvuldig
luisteren of naar concerten gaan, beschikken over veel cultureel kapitaal en dus tot de hogere
klassen behoren.
2.3 Attitudes en Beliefs
Naast het culturele kapitaal wat dus leidt tot een hoge cultuurdeelname, zijn er nog twee
concepten die invloed hebben op de keuze om wel of niet naar een klassiek concert te gaan.
Het gaat hier over specifieke houdingen en ideeën ten aanzien van klassieke concerten. De
beslissing of men wel of niet gaat is in grote mate afhankelijk van wat men speciaal over
klassieke concerten denkt of voelt. In tegenstelling tot het eerder genoemde cultureel kapitaal
zij deze twee concepten in theorie veranderbaar. Door middel van dit huidige onderzoek
wordt onderzocht of mensen door nieuwe ervaringen op andere gedachten over klassieke
concerten worden gebracht. Deze veranderbare concepten zijn attitudes en beliefs. Een
attitude, of houding, van een persoon bestaat uit drie factoren (Wells & Prensky, 1996:313).
Alles wat men weet over een product is geleerde kennis. Deze kennis kan ontstaan door
informatie van anderen of door eigen ervaring. Hiernaast is er de evaluatie die tot stand komt
door de kennis van het product. Tot slot de aanleg om te handelen op basis van de evaluatie.
Wanneer dit keer op keer consistent uitgevoerd wordt, spreekt men van een bepaalde houding
tegenover een product.
Doordat een groot deel van zo’n houding bestaat uit opgedane kennis, betekent dit dat
een houding aangeleerd is. Juist hierdoor is het mogelijk dat een houding beïnvloed wordt
door nieuw verkregen informatie. Het is zelfs mogelijk dat houdingen veranderen. Dit is een
belangrijk punt voor deze thesis: kan het bijwonen van twee concerten de houding tegenover
dit soort kunst veranderen? Wat als voor mensen blijkt dat voorheen opgedane kennis
eigenlijk niet klopt? Veranderen hun houding en opvatting dan? Leidt het er zelfs toe dat ze
vaker naar het RPhO willen komen?
Het concept attitude hangt hiernaast nog nauw samen met het begrip beliefs, of
opvattingen. Dit kan gedefinieerd worden als de kennis van een individu over een bepaald
object, zoals de voordelen en eigenschappen van het object (Wells & Prensky, 1996:319).
Deze opvattingen vormen de basis van een houding tegenover een product en komen ook tot
stand door leermomenten (Fishbein & Ajzen, 1980:67). Beliefs vormen dus mede de attitude
van een persoon en daarmee liggen ze ten grondslag van het uitvoerend gedrag van personen.
Uit onderzoek van Fishbein en Ajzen (1980:65-7) bleek bijvoorbeeld dat een vrouw de pil
eerder zal gebruiken indien ze de anticonceptiepil associeert met positieve gevolgen dan
wanneer de pil geassocieerd word met negatieve gevolgen van het gebruik hiervan. Attitudes
zijn dus gebaseerd op de totale set van beliefs over een object of product. Door de aangeleerde
opvattingen en houdingen voeren personen bepaalde handelingen uit zoals Pepsi kopen in
plaats van Coca Cola of, in dit geval, een kaartje voor het concert van Lionel Richie in Ahoy
in plaats van een kaartje voor het RPhO.
Tevens is het volgens Wells en Prensky (1996:321) zo dat een consument pas een
positieve houding en opvatting krijgt over een product nadat men hier mee in aanraking is
gekomen. Probeerverpakkingen van een nieuwe smaak muesli of samples van een nieuw
parfum vergroten in theorie dus de positieve attitudes en beliefs die mensen kunnen
ontwikkelen ten aanzien van deze nieuwe producten. Ook Fishbein en Ajzen (1980:63)
melden dat wanneer er van de totale set van beliefs een paar veranderd zijn, de attitude dan
ook kan veranderen of zelfs vervangen kan worden door het aannemen van geheel nieuwe
beliefs en daarmee een andere attitude. In dit onderzoek kunnen twee gratis concerten gezien
worden als de stimulus waardoor men een ander beeld kan krijgen van klassieke muziek,
waardoor de kans in theorie vergroot wordt dat men in de toekomst vaker naar het RPhO gaat.
2.4 Demografische Kenmerken
Attitudes, beliefs en cultureel kapitaal hebben dus invloed op de culturele keuzes van een
persoon. Er zijn echter meerdere factoren die mede bepalen wat een persoon aan culturele
activiteiten doet: de zogenaamde demografische kenmerken. Hierbij valt te denken aan de
leeftijd, het geslacht, het inkomen, de sociale klassen en de maatschappelijke positie van een
persoon. Ook het opleidingsniveau, wat bij cultureel kapitaal hoort, is zo’n kenmerk. Onder
andere DiMaggio en Useem (1978), Van Eijck (2001), Peterson (1992) en Peterson en Simkus
(1992) tonen aan dat hoe hoger de opleiding is, hoe meer men naar hoge kunsten zoals
klassieke muziek gaat.
Verder blijkt uit het onderzoek van DiMaggio en Useem (1978) dat wanneer er
gekeken wordt naar de sociale klasse waartoe iemand behoort, het vooral de hoge klassen zijn
die naar hoge kunstvormen zoals symfonie orkesten, ballet en opera gaan. Met het behoren tot
een hoge klassen hangt het hebben van een hoog inkomen samen. Ook Peterson en Simkus
(1992:159-160) laten dit zien. Een vierde demografisch kenmerk is het geslacht van een
persoon. Zo toont Van Eijck (2001:1178) aan dat het vooral de vrouwen zijn die naar
klassieke muziek luisteren. Dit is niet het enige onderzoek wat een verschil in muzieksmaak
in geslacht laat zien. Peterson en Simkus (1992) bewijzen dat mannen en vrouwen
uiteenlopende muzikale keuzes maken.
Tevens bleek dat de leeftijd ook een rol speelde. Klassieke muziek werd over het
algemeen gekozen door ouderen en rock juist door jongeren. Ook Van Eijck (2001) gaf aan
dat leeftijd een rol speelt bij de muzikale smaak van mensen. Hiernaast gaf Peterson (1992:
246-252) aan dat er verschillen zijn in de vrijetijdsbesteding en muzieksmaak tussen
gerangschikte soorten van beroepen (van architecten en managers tot boeren). Doordat er al
verschillende patronen aangetoond zijn tussen de werkende bevolking, is het aannemelijk dat
de culturele smaak van studenten en mensen die niet werken (huisvrouw/-man) weer anders is
dan deze werkende personen en dat het dus ligt aan de maatschappelijke positie van een
persoon wat hij doet aan cultuur.
2.5 Cultuurparticipatie
Of men nu alleen of met anderen naar de kunsten gaat, men heeft altijd redenen om een
voorstelling of evenement te bezoeken. Roose (2008) heeft onderzoek gedaan naar motieven
om te participeren aan kunst en cultuur, maar dan specifiek onder de bezoekers van klassieke
concerten. Als eerste noemt Roose (2008:241) esthetische motieven. Dit zijn beweegredenen
die met de schoonheid van een product te maken hebben. Ten tweede heeft Roose (2008:242)
het over participatiemotieven. Waarom gaat een persoon naar een klassiek concert?
De eerste categorie, esthetische motieven, is in te delen in vijf aspecten. De
ontsnappingsfunctie houdt in dat men door het luisteren van (klassieke) muziek het gevoel of
idee krijgt de huidige wereld te ontvluchten en even alle zorgen te vergeten. De emotionele
functie beschrijft dat de muziek iemand raakt en iets met diegene doet. De bekendheidsfunctie,
aan de andere kant, roept bij iemand gevoelens op omdat de gespeelde muziek al bekend is bij
de luisteraar. Als vierde is er de normatieve functie die refereert naar de manier waarop men
aanneemt dat muziek de maatschappij bekritiseert en protesteert tegen onrecht (Roose,
2008:241). Tot slot de innovatieve functie die aangeeft in hoeverre iemand intellectueel
uitgedaagd wordt door de muziek.
De tweede categorie, participatie motieven, beslaat vier redenen. Allereerst de
specifiek intrinsieke motieven, welke aanduiden dat men naar een concert gaat wanneer er
bijvoorbeeld een bepaalde muzikant is waar men graag heen wil. Hiernaast zijn er de
algemene intrinsieke motieven. Men gaat bijvoorbeeld naar een concert omdat dit inbegrepen
zat bij het jaarabonnement. Als derde de extrinsieke netwerk motieven. Dit heeft niets met
muziek te maken, maar met het feit dat men meegevraagd wordt door anderen of wellicht iets
met vrienden wil doen. Als laatste zijn er de extrinsieke media motieven: het concert heeft
media aandacht gekregen waardoor men besluit dit te gaan bezoeken. Al deze motieven zullen
ook in deze thesis onderzocht worden.
In hun onderzoek naar cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004 behandelen
Lievens, Waege en De Meulenmeester (2006) onder andere enkele esthetische verwachtingen
en participatiedrempels waarop mensen hun besluit baseren om wel of niet naar een culturele
instelling te gaan. Deze gegevens kunnen ook inzicht geven in het culturele uitgaanspatroon
van potentieel publiek voor het RPhO.
De esthetische verwachtingen worden gecategoriseerd in een viertal functies door
Lievens et al. (2006). Allereerst de magische functie. Kunst kan een meeslepend karakter
hebben waarbij men het dagelijks leven even kan vergeten (escapisme) en men geraakt wordt
(emoties). Vervolgens de cognitieve functie waarbij de overdracht van kennis voorop staat.
Ten derde de normatieve functie. Van de kunsten wordt verwacht dat zij normen en waarden
overbrengen en aanklachten tegen onrecht uitdragen. Tot slot de mimetische functie die toont
hoe men met de werkelijkheid om moet gaan. Bezoekers verwachten dan originaliteit.
Hiernaast zijn er enkele drempels aan te duiden. Zo zijn er geografische factoren.
Denk aan de af te leggen afstand of de veiligheid van de omgeving. Hiernaast is er het
tijdsgebrek. Het hebben van kinderen of onregelmatige werktijden kunnen hier een oorzaak
van zijn. Ten derde is er de financiële drempel. Toegangsprijzen kunnen bijvoorbeeld als te
hoog beschouwd worden. Tevens zijn er ook sociale (het niet kunnen van vinden van iemand
die mee wil), fysieke (het hebben van een handicap) en informatie drempels (onvoldoende
geïnformeerd zijn).
2.6 Netwerken
Tegelijkertijd met dit onderzoek naar de individuele beleving van klassieke concerten is er
een onderzoek gaande naar de beleving van klassieke concerten door netwerken, groepen
vrienden (Van Bree, 2010). Door gebruik te maken van onder andere theorieën van Mark
(1998) en Lizardo (2006) gaat Van Bree onderzoeken of het gezamenlijk bezoeken van
klassieke concerten invloed heeft op de beleving van deze concerten. Dit doet zij door naar
vijf groepen te kijken die verschillend zijn samengesteld (alleen mannen, mix van mannen en
vrouwen, etc.).
Mark (1998) bewijst met zijn onderzoek dat het goed mogelijk is dat wanneer mensen
elkaar kennen, de muzieksmaak hetzelfde wordt. Doordat men in hetzelfde netwerk zit en
aangezien muziekvoorkeuren zich verspreiden door sociale netwerken, komt een ieder in deze
groep in contact met een bepaald muziekgenre. Door hieraan te worden blootgesteld, leert
men de muziek kennen en kan men de muziek gaan waarderen. Het onderzoek van Lizardo
(2006) toont aan dat het hebben van een bepaalde culturele smaak omgekeerd persoonlijke
netwerken creëert en in stand houdt. Culturele ervaringen zijn vaak gedeelde ervaringen
omdat men samen iets beleeft. Vermoedelijk maakt het delen van deze ervaringen de gehele
ervaring of beleving rijker of aangenamer. Hierdoor is te verwachten dat de vriendengroepjes
van Van Bree (2010) die de concerten gaan bezoeken, deze concerten anders en wellicht zelfs
positiever waarderen dan mensen die individueel of in een klein gezelschap naar dezelfde
concerten gaan.
2.7 Deelvragen en Hypothesen
Naar aanleiding van dit hoofdstuk kan het volgende gezegd worden. De klassieke muziek
zoals wij deze heden ten dage kennen heeft een roerige geschiedenis gekend voordat ze haar
huidige vorm had. Door naar culturele instellingen te gaan, ontwikkelt men telkens meer
cultureel kapitaal, waardoor hogere kunstvormen zoals klassieke concerten meer gewaardeerd
kunnen worden. Tevens zijn attitudes en beliefs over (culturele) producten aangeleerd en
kunnen deze veranderen nadat men in aanraking is geweest met het desbetreffende product,
bijvoorbeeld een klassiek concert.
Uit de teksten over demografische kenmerken werd duidelijk dat het voornamelijk
oudere mensen zijn die naar klassieke concerten gaan. Hiernaast hebben bezoekers vaak een
hoge opleiding genoten en hebben mannen en vrouwen een verschillende muzikale smaak,
maar luisteren vrouwen vaker naar klassieke muziek. Tevens blijken er verschillende
drempels en motieven te bestaan voor cultuurparticipatie. Ook kan het hebben van een
bepaalde vriendengroep invloed hebben op iemands persoonlijke culturele smaakvoorkeuren.
Aan de hand van deze theorieën zijn de volgende deelvragen ontwikkeld:
1. Hoe kunnen verschillen in houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten
begrepen worden vanuit de achtergrondkenmerken van personen?
2. Hoe veranderen de houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten als
gevolg van het beleven van concerten van het RPhO?
3. In hoeverre zijn mensen er na hun concertbezoek in geïnteresseerd om in de toekomst
vaker naar het RPhO te komen en met welke beleving en achtergrondkenmerken hangt
dit samen?
4. Wat zijn de verschillen tussen de individuele groep bezoekers en de groep met
netwerken qua beleving en qua houding en opvattingen over klassieke muziek voor en
na het bijwonen van de concerten?
Hierbij horen de volgende hypothesen:
1. Hoe hoger de demografische kenmerken (inkomen, opleidingsniveau) en de leeftijd,
wanneer men werkt (maatschappelijke positie) en samenwoont met een partner
(woonsituatie) en wanneer men van het vrouwelijke geslacht is, hoe positiever de
attitudes en beliefs ten aanzien van klassieke concerten zijn.
2. De houding en opvattingen ten aanzien van klassieke muziek veranderen op een
positieve manier na het bijwonen van de concerten.
3. Na de concertreeks zal men meer de intentie hebben om klassieke concerten te
bezoeken dan vooraf.
4. Personen die met hun sociale netwerk naar de concerten gaan, zullen een grotere
verandering in hun attitudes en beliefs te zien geven dan personen die individueel
komen door de positievere beleving die voortkomt uit de sociale interactie.
Door het beantwoorden van deze subvragen en het toetsen van deze hypothesen zal de eerder
genoemde onderzoeksvraag beantwoord worden.
“The aim and final end of all music should be none other than the glory of God and the refreshment of the
soul.”
Johan Sebastian Bach(1685-1750)
Beleving klassieke concerten
Persoonlijke gegevens:leeftijdgeslachtmaatschappelijke positiemaandinkomenopleidingsniveauwoonsituatie
Beliefs/opvattingen
Attitudes/houdingen
Bezoek intenties
HS 3 Onderzoeksopzet, Operationalisering en Methodologie
In dit hoofdstuk zal uitvoerig besproken worden hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Allereerst komt het onderzoeksmodel waarmee gewerkt wordt aan bod, waarbij de
belangrijkste begrippen van het onderzoek behandeld zullen worden. Dit wordt gevolgd door
de methodologie en het design van het onderzoek. Daarnaast zal ingegaan worden op de wijze
van dataverzameling waarbij onder andere antwoord gegeven wordt op de vraag hoe de
respondenten zijn gekozen. Als laatste komen de betrouwbaarheid en validiteit aan bod.
3.1 Onderzoeksmodel en operationalisering
In dit gedeelte zal het belangrijkste model van de thesis behandeld worden, namelijk het
onderzoeksmodel. Dit geeft weer hoe het gehele onderzoek in elkaar zit. De meest belangrijke
concepten staan hierin vermeld en zullen daarom ook uitvoerig besproken worden. Hiernaast
komt ook de operationalisering van de concepten aan bod.
3.1.1 Onderzoeksmodel
Figuur 2 Het onderzoeksmodel
In het bovenstaand onderzoeksmodel is het volgende te zien. De stimulus, ofwel de concerten
(blauw), staan centraal in het experiment en ook in het onderzoeksmodel. Hoe worden deze
concerten beleefd? Het gaat er om of het bijwonen van de concerten van het RPhO
verandering brengt in de houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke muziek. De
houdingen en opvattingen, alsmede de intenties om naar toekomstige klassieke concerten te
gaan, staan aan de rechterkant (geel). Deze variabelen zijn afhankelijk en worden zowel bij de
voormetingen als bij de nametingen gemeten. Bovenin (roze) staan de demografische
kenmerken die van invloed kunnen zijn op de attitude en beliefs van een persoon, maar ook
op de beleving: de controlevariabelen. Dit zijn tevens onafhankelijke variabelen.
De persoonlijke gegevens hebben dus invloed op de manier waarop individuen de
klassieke concerten beleven. Deze beleving heeft op zijn beurt weer invloed op de houding en
opvattingen ten aanzien van klassieke muziek en op de toekomstige intenties. De persoonlijke
gegevens beïnvloeden echter ook de variabelen ‘toekomstige intenties’, ‘attitudes’ en ‘beliefs’
én ze beïnvloeden mogelijk het effect van de concertbeleving op deze drie variabelen.
Daarom is het van groot belang met deze kenmerken rekening te houding voor een juiste
schatting van de zuivere invloed van de concertbeleving.
3.1.2 Concepten onderzoeksmodel
Het belangrijkste concept, of begrip, voor deze thesis staat centraal in het bovenstaand
onderzoeksmodel: de beleving van klassieke concerten. Die beleving wordt concreter gemaakt
door hier aspecten aan te onderscheiden zoals horecagelegenheden, de zaal (vb. zitcomfort),
service, de muziek zelf en de voorbereidingen om naar een concert toe te gaan. Hiernaar zal
gevraagd worden in de interviews en enquêtes tijdens de nametingen. Wanneer men namelijk
tevreden of positief is over deze aspecten, zal men eerder een positieve beleving ervaren dan
wanneer er, volgens de individuen, het een en ander mis is aan deze aspecten. Tevens hebben
‘persoonlijke gegevens’, ofwel de demografische kenmerken, een mogelijke invloed op de
beleving van klassieke concerten. Hierbij valt te denken aan geslacht, leeftijd en
opleidingsniveau.
Aan de rechterkant van het model staat ook een aantal concepten. Met ‘intenties’
wordt de interesse bedoeld om weer of vaker naar het Rotterdams Philharmonisch Orkest te
gaan nadat de concertreeks is afgerond. Het begrip ‘opvattingen/beliefs’ heeft te maken met
de ideeën die mensen in het algemeen hebben over klassieke muziek. Zullen deze veranderd
zijn nadat de proefpersonen daadwerkelijk concerten hebben meegemaakt? Het laatste
concept is ‘attitudes/houdingen’, die meer gevoelsmatig zijn dan beliefs. Hiermee wordt het
volgende bedoeld: de manier waarop personen tegen klassieke muziek aankijken, hun
‘dispositie’ (Bourdieu) ten aanzien van deze muziek. Ook wordt wat algemener gekeken naar
hun mening over muziek en hun smaak qua culturele instellingen.
3.1.3 Operationalisering onderzoeksmodel
Zoals vermeld is het belangrijkste concept in het onderzoeksmodel de ‘beleving van klassieke
concerten’. Om dit zo accuraat mogelijk weer te geven en te onderzoeken wordt er gewerkt
met de individuele meningen van respondenten. Allereerst wordt, voordat men naar de
concerten gaat, gevraagd hoe men op dat moment tegen klassieke concerten, en daarmee ook
de muziek, aankijkt. Achteraf worden hier wederom vragen over gesteld om te toetsen of de
mening veranderd is. Heeft men een andere ervaring gehad bij de concerten dan men van te
voren dacht of was het precies zoals men verwachtte? Tevens worden er ook enkele aspecten
van de beleving expliciet bevraagd. De concertbeleving kan namelijk voortvloeien uit
meerdere aspecten, zoals hetgeen men heeft gezien op het podium, wat er in de zaal gebeurde,
de service van de medewerkers in het concertgebouw, de sfeer in de zaal, het zitcomfort, de
algehele hygiëne, de horecagelegenheden, andere faciliteiten, maar ook de voorbereidingen
die men moest treffen om naar het concert te komen (vb. kinderoppas, reistijd).
Ook de demografische kenmerken hebben invloed op de totale beleving van een
individu. In deze thesis zal gekeken worden naar het geslacht, de leeftijd, het netto
maandinkomen, de woonsituatie, het beroep (maatschappelijke positie) en het
opleidingsniveau. Deelvraag 1 zal hiermee beantwoord worden.
Hiernaast zijn attitudes en beliefs erg belangrijke concepten in het onderzoek. Door
zowel vooraf als achteraf te onderzoeken wat per individu de houding en opvatting over
klassieke concerten zijn, kan onderzocht worden of deze veranderd zijn door de stimulus. Het
doel van het experiment is om erachter te komen of het daadwerkelijk bijwonen van klassieke
concerten invloed heeft op de onderzochte attitudes en beliefs. Wellicht dat mensen na twee
concerten interesse hebben om zich verder te verdiepen op het gebied van de klassieke
muziek. Deelvraag 2 gaat hier verder op in.
Een ander doel van deze thesis is om te onderzoeken of men door het experiment, dus
door het gaan naar klassieke concerten, de intentie heeft om in de toekomst vaker naar het
Rotterdams Philharmonisch Orkest te gaan. Is het potentiële publiek veranderd in
daadwerkelijk publiek? En zo ja, waarom is men dan van gedachte veranderd? Door middel
van deelvraag 3 zal onderzocht worden in hoeverre deze mogelijke toekomstige intenties
samenhangen met de beleving en demografische kenmerken van een individu.
Tot slot zal een vergelijking plaatsvinden met het onderzoek van Van Bree (2010).
Haar onderzoek gaat in op de beleving van klassieke concerten van vriendengroepen. Er zal in
dit gedeelte onderzocht worden of het enig verschil maakt of men nu met een groep vrienden
of bekenden naar een klassiek concert is geweest of dat men individueel naar eenzelfde
concert gaat. Het kan namelijk zo zijn dat er een andere beleving ontstaat in het gezelschap
van de vrienden door de sociale interactie. De analyse van deelvraag 4 zal dit gaan
beantwoorden.
3.2 Methodologie
Deze paragraaf zal een aantal cruciale onderdelen van de thesis behandelen. Welk design is
gehanteerd om het onderzoek uit te voeren? Waarom is er zowel kwantitatief als kwalitatief te
werk gegaan en hoe zijn deze methoden naast elkaar gebruikt? Na het lezen van dit gedeelte
zal dit alles hopelijk duidelijk zijn.
3.2.1 Het design
Deze thesis is in principe een onderzoek naar potentieel publiek voor het Rotterdams
Philharmonisch Orkest, maar het zal niet een ‘normale’ onderzoeksopzet hebben in de vorm
van bijvoorbeeld het enquêteren van een bepaald aantal mensen uit de database van het RPhO.
De onderzoeksopzet is experimenteel. In het kort houdt dit in dat er een experimentele groep
zal zijn die gedurende een bepaalde tijdsperiode een stimulus toegediend krijgt om vervolgens
het effect van deze stimulus te onderzoeken (’t Hart, Boeije & Hox: 2006). Het doel van
(zuivere) experimenten is het kunnen doen van causale uitspraken. Veranderingen in de
afhankelijke variabelen (bijvoorbeeld lichaamstemperatuur) moet de onderzoeker kunnen
toeschrijven aan de toegediende stimulus (bijvoorbeeld een medicijn: de onafhankelijke
variabele). In dit geval zou dit betekenen dat het bezoeken van diverse klassieke concerten op
instapniveau (de stimulus) de opvattingen en houdingen over klassieke muziek (de
afhankelijke variabelen) moet veranderen.
Experimenten kunnen plaatsvinden op meerdere manieren. In dit onderzoek zal een
veldexperiment gedaan worden. Dit houdt in dat er gewerkt wordt met een alledaagse situatie.
Er wordt geen speciaal laboratorium opgezet om de invloed van de stimulus optimaal te
kunnen testen. Tevens is er normaal gesproken een controlegroep aanwezig in de meeste
experimenten. Controlegroepen zorgen voor meer validiteit en betrouwbaarheid doordat de
uitkomsten van de experimentele groep vergeleken kunnen worden met een groep die geen
stimulus heeft ontvangen. Externe, storende factoren worden hiermee dus uitgeschakeld.
In het huidige onderzoek is dit niet het geval. Echter, het gebrek aan een controlegroep
wordt deels opgevangen door het feit dat er voormetingen gedaan worden. Hierdoor ontstaat
een dataset waarbij de metingen ná de stimulus (ofwel de nametingen) vergeleken kunnen
worden met de eerder geobserveerde data. Hierdoor krijgt het onderzoek een pre-
experimentele onderzoeksopzet: één groep, voor- en nametingen en een stimulus (‘t Hart et
al., 2006: 197). In combinatie met het onderzoek van Lara van Bree (2010) lijkt het totale
onderzoek op een zuiver experiment met twee experimentele groepen, zonder controlegroep
(‘t Hart et. al.. 2006:193, figuur 6.7). De individuen zullen echter niet gerandomiseerd
worden, waardoor er, zoals gebruikelijk in veldexperimenten, geen sprake is van een zuiver
experiment. De opzet in combinatie met Van Bree, waarbij het gaat om het vaststellen van een
verschil op basis van de sociale context waarin men de stimulus ondergaat, lijkt nog het meest
op een quasi-experiment met controlegroep. De invloed van de stimulus ‘concertbezoek met
vrienden’ wordt dan vergeleken met de controlestimulus ‘concertbezoek zonder vrienden’ om
zo de invloed van de sociale context uit te zuiveren.
Figuur 3 Experimenteel design (gemaakt door L. van Bree)
In figuur 3 is in het kort het experimentele design weergegeven waar deze hele thesis
om draait. Van Bree (2010) zal zich voornamelijk richten op de netwerken (in dit model de
geclusterde gekleurde cirkels en de gehele linkerkant) en deze thesis op de individuen (in dit
model de bollen en de gehele rechterkant). Tussen deze twee groepen gaan we op zoek naar
drie verschillen (zie figuur 3). Allereerst worden de twee groepen vooraf en achteraf met
elkaar vergeleken. Hoe dacht men eerst over klassieke concerten en (hoe) is dit veranderd?
Zijn er verschillen tussen de twee groepen? Ten tweede wordt er naar verschillen tussen de
twee tijdsperioden (t=0 en t=1) gekeken. Hierbij wordt eerst per groep geanalyseerd of er
verschillen zijn tussen voor- en nameting, om vervolgens dus de twee groepen met elkaar te
vergelijken. Ten derde zal gekeken worden wat nu de daadwerkelijke verschillen zijn tussen
de netwerken en de individuen.
Het doel is om te kijken of de aangeboden cultuurconfrontatie, bestaande uit de twee
klassieke concerten, nu wel of niet werkt. Daarvoor kan het onderzoek in 3 fases opgedeeld
worden. In de eerste fase zullen de voormetingen gedaan worden waarvan de data eerst per
groep geanalyseerd zullen worden om vervolgens met elkaar vergeleken te worden. In de
tweede fase worden de nametingen gedaan. Wanneer deze gegevens per groep geanalyseerd
zijn, zullen de data uit de voor- en nameting met elkaar vergeleken worden. Tot slot, in de
derde fase, wordt gekeken of de effecten van de concerten verschillen tussen de netwerken en
individuen.
Onlangs, in 2008, werd er door de AVRO een soortgelijk experiment gedaan in het
programma Cultuurshake. Dit was, net als deze thesis, een cultureel experiment. In het
programma werd gepoogd om ‘cultureel [inactieve] mensen mee te nemen, te gidsen en
hopelijk te enthousiasmeren’ (Van der Haak, 2009:104) voor de hoge kunsten. Deze
zogezegde cultuurbarbaren werden door een bekende Nederlander drie maal meegenomen
naar een voorstelling of tentoonstelling in de hoop dat zij dit gingen waarderen en in de
toekomst vaker naar (hoge) culturele instellingen zouden gaan.
De deelnemers kwamen uit verschillende groepen. Denk aan gemeentereinigers,
nagelstylistes, vechtsporters en katholieke plattelandsvrouwen. Het voornaamste doel dat de
makers van het programma en de BN’ers voor ogen hadden was om deze ‘gewone’ mensen te
laten zien dat er ook iets anders bestaat dan de populaire cultuur waar zij zich normaliter op
oriënteren. Kunst en cultuur (vb. Cobra Museum en jazz concerten) kunnen ook leuk zijn. Er
is een ‘andere of nieuwe wereld’ die de moeite waard is om ook eens bezocht te worden (Van
der Haak, 2009:112). Kans op botsingen tussen ‘hoge’ en ‘lage’ werelden alom dus.
Echter, heftige en vele botsingen bleven uit. De deelnemers waren over het algemeen
juist zeer positief over wat ze gezien hadden met de BN’er (Van der Haak, 2009:117). Er
wordt zelfs gesproken over culturele toekomstplannen. Alhoewel er door deelnemers werd
gezegd dat ze zelf “binnenkort” ook naar culturele instellingen zouden gaan, bleek dat daar
een half jaar later nog niet veel van terecht gekomen was. Dit programma sluit aan bij deze
thesis doordat de opzet van Cultuurshake enigszins gelijk is aan het huidige onderzoek. In
deze thesis gaan namelijk 19 individuen twee maal kosteloos naar een concert van het
Rotterdams Philharmonisch Orkest om vervolgens iets over hun bevindingen te vertellen.
Deze deelnemers zijn vooraf aan dit onderzoek nooit – of slechts een enkele keer – naar een
klassieke concert geweest. Ze worden dus, net als in het AVRO programma, geïntroduceerd
in een ‘andere wereld die ook leuk is’ met de achterliggende gedachte dat ze door de
cultuurconfrontatie in de toekomst wellicht vaker zullen participeren als publiek voor het
RPhO.
3.2.2 Enquêtes
In deze thesis is er voor gekozen om enquêtes te gebruiken om snel en overzichtelijk data te
vergelijken over de opvattingen en houdingen van de 19 respondenten. Zowel vooraf als
achteraf werden dus enquêtes afgenomen (bijlage 2a en 3a). Deze zijn echter niet gelijk.
In de voormeting bestond de enquête uit vijf onderdelen. Het eerste gedeelte zorgde
voor de nodige persoonlijke gegevens zoals de naam, geslacht, beroep, woonsituatie en het
inkomen. Vervolgens werd de individuen iets gevraagd over hun cultuurparticipatie in het
algemeen. Vragen over vrijetijdsbesteding, het gaan naar verschillende culturele activiteiten
in het afgelopen jaar en een aantal stellingen over kunst werden beantwoord. Hierna volgde
een gedeelte over de muzieksmaak. Enkele genres werden beoordeeld, er werd gevraagd hoe
vaak men per dag naar muziek luistert, of men vaker naar concerten gaat en of men zelf een
instrument speelt. Tevens werden hier redenen om naar concerten (in het algemeen) te gaan
bevraagd. In de volgende categorie, klassieke muziek, werd dieper ingegaan op de participatie
in dit genre en de mening over deze muziek. Tot slot werd de individuen gevraagd om te
noteren welk nummer, artiest of genre zij het laatst geluisterd hadden en welk rapportcijfer zij
op dat moment in het onderzoek zouden geven aan het gehele genre klassieke muziek.
In de enquête voor de nametingen werden wederom door middel van vijf categorieën
vragen gesteld. Allereerst kregen de individuen een aantal stellingen over klassieke muziek.
Deze waren ook in de voormeting beantwoord, maar nu wordt er gekeken of er door de
stimulus enig verschil is ontstaan. Hierna volgden vragen over het Rotterdams
Philharmonisch Orkest: wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen de concerten en
in hoeverre is men het eens met een aantal toekomstscenario’s voor het RPhO? Ten derde de
categorie ‘beleving’. Hoe men een avond als geheel ervaart heeft met meer aspecten te maken
dan alleen het orkest en de muziek. Was er een goede hygiëne, hoe was het zitcomfort, was
men blij dat er een pauze in het programma zat? Dit werd gevolgd door vragen over de
toekomst van het genre klassieke muziek. Wat zou er volgens de individuen bijvoorbeeld
moeten gebeuren om het genre in de smaak te laten vallen bij jongeren? Tot slot werd
wederom een rapportcijfer gevraagd: is men het genre meer of minder gaan waarderen ten
opzichte van de meting voorafgaand aan de bijgewoonde concerten?
De enquêtes voor de voor- en nametingen hebben dus verschillende doelen. Voor de
voormeting hadden de vragen vooral het doel om de sociaal demografische en culturele
achtergrond van respondenten in kaart te brengen. De vragen voor de nametingen waren er
vooral op gericht om erachter te komen of de attitudes en beliefs over klassieke muziek
verschillen ten opzichte van de voormetingen, waardoor dus enkele vragen hetzelfde moeten
zijn zodat direct te meten is wat het verschil is tussen de voor- en nameting. Hier moet wel
rekening gehouden worden met enkele haken en ogen zoals het feit dat de proefpersonen
onthouden kunnen hebben wat ze eerder hebben ingevuld. De meeste vragen zijn beantwoord
met een zevenpunt Likert-schaal.
3.2.3 Interviews
Naast enquêtes is er in dit onderzoek ook gebruik gemaakt van interviews. Het doel van deze
interviews is om dieper in te gaan op de antwoorden van de enquêtes en om dichter op de
opvattingen en houdingen ten opzichte van klassieke muziek te zitten. Tevens werden er in de
interviews enkele in de enquêtes gegeven antwoorden langsgelopen om verder op de
argumentatie in te gaan. Ook hier zijn de gestelde vragen in de voor- en nameting verschillend
(bijlage 2b en 3b).
Tijdens de voormetingen was de vragenlijst voor de interviews opgedeeld in vier
delen. Het eerste gedeelte ging in op de cultuurparticipatie van de individuen. Wat zijn hun
hobby’s, waren ze vroeger met school of met de ouders cultureel actief, gaan ze vaker
individueel naar een culturele instelling? Hierna werd gevraagd naar de muzieksmaak van de
respondenten. Werd er toen zij thuis woonden muziek gedraaid, wat is tegenwoordig het
favoriete genre of artiest, wat moet muziek bevatten om interessant te zijn? Ten derde werd
ingegaan op klassieke muziek. Waar denken ze aan bij deze term, zouden ze uit zichzelf naar
het RPhO of De Doelen gaan, wat zijn redenen om niet te gaan en wat zijn volgens de
individuen redenen waarom het jonge publiek (18-50 jaar) wegblijft bij concerten? Tot slot
werd gevraagd wat men verwachtte van de twee komende concerten.
De interviewvragen van de nameting zijn op te delen in vier onderdelen. Allereerst
werden vragen gesteld over hoe men de concerten vond en heeft ervaren, of de interesse in
klassieke muziek gewekt is en of men meer naar het genre is gaan luisteren of van plan is dit
in de toekomst te gaan doen. Vervolgens kwamen er enkele vragen over de beleving van de
concerten. Wat vond men bijvoorbeeld van het andere publiek in de zaal, de sfeer en van de
horecagelegenheden. Ervoer men het bestaan van ongeschreven regels tijdens de concerten?
Ten derde een vijftal vragen over het imago van klassieke concerten. Zouden jongeren op
school meer educatie over genre moeten krijgen? Waaraan zou het kunnen liggen dat jongeren
niet komen naar de concerten en waardoor zouden de concerten aantrekkelijker gemaakt
kunnen worden voor de individuen zelf? Tot slot de vraag of men van plan is in de toekomst
vaker naar concerten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest te gaan.
3.3 Dataverzameling
Deze paragraaf zal ingaan op de manier waarop de data verzameld zijn. Hoe zijn de 21
individuen uitgekozen? Naar welke concerten zijn zij gegaan en op welke manier zijn de
interviews en enquêtes afgenomen? Deze vragen zullen hieronder beantwoord worden.
3.3.1 Onderzoekspopulatie
Aangezien deze thesis een onderzoek voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest is, zijn er
enkele afspraken geweest met de directeur, Hans Waege. Tijdens het eerste gesprek werden er
enkele designs voor het onderzoek besproken en bij het tweede gesprek werd gemeld dat er
voor het experimentele design gekozen was. Naar aanleiding van het eerste gesprek hield dit
al in dat er een onderzoek zou plaatsvinden naar het jongere publiek wat dus niet vaak komt.
Waege had namelijk aangegeven dat er veelal mensen met een hogere leeftijd in het publiek
zitten en hij wil juist weten waarom de mensen onder de 50 jaar zo weinig komen. Om een
onderzoek uit te voeren dat het meest nuttig zou zijn voor het RPhO, werd de te zoeken
onderzoekspopulatie enigszins afgebakend door Waege zelf.
Zo werd er onder ‘jong publiek’ de mensen tussen de ongeveer 20 jaar en 50 jaar
verstaan. Tevens moesten dit mensen zijn die nooit eerder of niet vaak in hun leven naar het
RPhO waren gekomen. Hiernaast wilde Waege graag dat de populatie uit Rotterdam en
omgeving zou komen. Dit was meer om praktische redenen zoals de bereikbaarheid. Ook
wilde Waege het liefst mensen met een hogere opleiding, dus HBO of WO. Van deze laatste
wens is soms afgeweken. Mensen met een VMBO diploma of wat oudere ‘jonge’
respondenten met een lager diploma werden ook toegelaten. Er wordt verwacht dat er
verschillen in beleving en mening zullen zijn tussen de hoogopgeleide respondenten en
laagopgeleide respondenten en dat deze verschillen aanwijzingen kunnen geven over hoe bij
de laagopgeleiden wél belangstelling voor het orkest kan worden gewekt. Willen de
laagopgeleiden na het bijwonen van de concerten juist niet meer komen, dan wordt er
onderzocht waarom dan niet.
In het kort zijn de toelatingseisen voor de onderzoekspopulatie dus dat de mensen
tussen de 20 jaar en 50 jaar zijn, wonend in Rotterdam of omgeving, dat ze nog niet vaak
(maximaal 5 maal) in hun leven naar een klassiek concert zijn geweest en dat men op zijn
minst een middelbaar schooldiploma bezit. Om er voor te zorgen dat de vergelijking met de
vriendengroepen uit het onderzoek van Van Bree (2010) zo correct mogelijk verloopt, zijn
voor deze twee onderzoeken soortgelijke steekproeven gezocht.
3.3.2 Benadering mensen
Het zoeken naar gegadigden is op verschillende manieren gebeurd. Allereerst is er in de
persoonlijke omgeving gevraagd of familie, kennissen en vrienden interesse hadden om te
participeren aan dit onderzoek. Dit heeft niet genoeg mensen opgeleverd (10 individuen),
waardoor er overgestapt werd naar een andere methode. In totaal zijn er vijf kennissen en drie
vrienden, die elkaar onderling niet kennen, toegelaten. Van de familie zijn een zus en een
nicht mee gaan doen. Aan dezelfde familie, kennissen en vrienden (die niet meedoen) werd
gevraagd om een email te sturen naar hun eigen kring van familie, kennissen en vrienden.
Hierin stond dezelfde uitleg die in eerste instantie naar henzelf was gestuurd, betreffende de
data, onderzoekspopulatie eisen en enige uitleg over de thesis. Via deze weg zijn er vele
reacties gekomen. Hieronder waren echter ook mensen die aangaven dat ze de eisen gezien
hadden en hieraan niet voldeden (vb. niet vaak naar een concert geweest, tussen de 20 en 50
jaar zijn), die toch probeerden om mee te doen. Deze mensen zijn vriendelijk bedankt voor
hun interesse, maar niet toegelaten. Hiernaast waren er ook enkele mensen die wel aan alle
eisen voldeden (6 individuen) en deze zijn opgenomen in het onderzoek.
Een laatste methode die is gehanteerd is het willekeurig aanspreken van mensen op
straat met de vraag of ze mee willen doen, na een korte uitleg van het onderzoek te hebben
gehoord. Van de ongeveer 100 mensen die ik heb aangesproken hebben er zeker 80 direct
gezegd ‘bekijk het maar!’ of ‘nooit van mijn leven zou ik naar klassieke muziek gaan, echt
niet!’. Van de overgebleven 20 mensen konden de meeste niet vanwege de data van de
concerten en anderen hadden bij nader inzien ‘toch niet zo’n zin om naar klassieke concerten
te gaan luisteren’. Uit deze ronde zijn vijf individuen bij het onderzoek gekomen.
Uiteindelijk heeft de zoektocht 21 individuen opgeleverd in de periode van half
december tot en met half februari. Er is gekozen om niet met flyers te gaan werken, omdat dit
een grote kans had om juist mensen aan te trekken die wél vaak en graag naar klassieke
concerten gaan en dit soort mensen zijn niet bruikbaar voor dit onderzoek. Het gaat juist om
het overtuigen van mensen die klassieke muziek niet leuk of mooi vinden en ook niet vaak
naar een concert hiervan zijn geweest.
3.3.3 Concerten en Vrijkaarten
Toen eenmaal zeker was dat er genoeg mensen gevonden waren om met het onderzoek door
te gaan, was het nog een kwestie van bepalen naar welke concerten van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest deze personen zouden gaan. Bij het tweede gesprek met Hanse Waege
was dit al aan de orde gekomen. Aangezien hij vond dat alle concerten in de tweede helft van
seizoen 2009-2010 een erg mooi programma hadden, werd de beslissing bij ons gelegd. Na
kort overleg werd besloten om de concerten van Sol Gabetta en Mendelssohn & Dvorák te
kiezen. De belangrijkste reden hiervoor was dat beide concerten meerdere dagen gespeeld
werden: Sol Gabetta op 18 t/m 21 maart 2010 en Mendelssohn & Dvorák op 15 t/m 18 april
2010. Door de gevonden respondenten meerdere data aan te bieden, werd de kans vergroot dat
niemand zou afvallen. Deze strategie heeft positief uitgepakt: elke respondent kon wel op één
van de dagen waarop de concerten gegeven werden.
Naast het kiezen van de concerten was het ook nog zaak om te zorgen voor
entreekaarten voor al deze personen. Voor Waege maakte het niets uit: wij mochten de
plaatsen uitzoeken. We hebben meteen hoog ingezet en gevraagd om goede plaatsen om te
zorgen voor een optimale beleving. Onze contactpersoon bij het orkest, mevrouw Suzanne
Algra, heeft er voor gezorgd dat we enkel eerste rang plaatsen kregen. De avond van de
voorstellingen konden de respondenten de kaartjes bij mij ophalen bij de hoofdingang van De
Doelen om vervolgens naar binnen te gaan.
3.3.4 Interviews en enquêtes afnemen
De interviews en het afnemen van de enquêtes voor de voormetingen hebben plaatsgevonden
in de twee weken vóór het eerste concert (5 t/m 17 maart 2010). In één afspraak werd eerst de
enquête ingevuld en daarna meteen het interview gehouden. Hiervoor zijn e-mails naar de
individuen gestuurd, en wanneer dat niet mogelijk was werd er gebeld, om te vragen wanneer
in deze tijdsperiode het voor hen het beste uitkwam om een afspraak te maken. Deze konden
tijdens kantooruren plaatsvinden, maar ook ’s avonds of in het weekend. Van elk van deze
opties is gebruik gemaakt door de deelnemers. Tevens konden zij ook kiezen op welke locatie
de afspraak zou plaatsvinden: bij hen thuis, op kantoor, in de Centrale Bibliotheek, op de
Woudestein Campus of ergens anders. Ook van al deze opties is gebruik gemaakt. Voor het
plannen van de 21 afspraken in slechts twaalf dagen was een goede organisatie nodig, ook
met het oog op reistijden tussen afspraken in. Uiteindelijk is het allemaal goed gelukt: alle
enquêtes en interviews zijn gehouden voordat het eerste concert begon.
Echter, na meermaals een afspraak verzet te hebben, zijn drie respondenten afgehaakt.
Eén van hen heeft dit zelf aangegeven en hiervoor is nog een vervanger geregeld. De andere
twee zijn meerdere malen niet gekomen naar de afspraken en ook niet bij het concert. Het
onderzoek is dus uitgevoerd met 19 individuen. Het afhaken van individuen was een te
verwachten risico en 19 respondenten is alsnog een voldoende aantal om het onderzoek goed
mee uit te voeren.
Voor het plannen van de afspraken voor de nametingen zijn dezelfde principes
gehanteerd. Ongeveer anderhalve week voordat het tweede concert zou beginnen zijn er e-
mails gestuurd met de vraag wanneer het de respondenten het beste uitkwam om een tweede
afspraak te maken tussen 19 april en 1 mei. In totaal waren er ook nog drie personen die
wegens overwerken, studie of ziekte niet konden komen naar het tweede concert. Men mocht
zelf aangeven wanneer en waar de afspraak zou plaatsvinden. Ditmaal ging het plannen een
stuk sneller en zijn de 19 interviews in 10 dagen gehouden. Aan degenen die het tweede
concert niet konden meemaken, zijn dezelfde vragen gesteld maar dan reflecterend over één
concert.
3.4 Betrouwbaarheid en validiteit
Wanneer men een onderzoek doet is het van groot belang dat de betrouwbaarheid en validiteit
zo hoog mogelijk zijn. Met betrouwbaarheid wordt bedoeld dat als een onderzoek opnieuw
gedaan zou worden, de resultaten zoveel mogelijk hetzelfde zullen zijn. Er mogen geen
toevallige fouten in het onderzoek zitten. De validiteit heeft te maken met de geldigheid van
de interpretatie (‘t Hart et al., 2006:162). Wanneer een uitspraak niet valide is, kan dit
namelijk leiden tot verkeerde conclusies. Om er voor te zorgen dat in dit onderzoek de
betrouwbaarheid en de validiteit optimaal zijn, zijn er enkele maatregelen genomen.
Voor het onderzoek is een combinatie van enquêtes en interviews gebruikt. Door in de
enquêtes te zorgen voor een strakke organisatie van de vragen en voor gestandaardiseerde
antwoordmogelijkheden, moet het onderzoek betrouwbaar worden. Alle antwoorden zijn dan
namelijk vergelijkbaar en wanneer men dit onderzoek opnieuw doet zullen de resultaten niet
veel afwijken. Echter, het gebruiken van dit soort vragenlijsten maakt het lastig om de
validiteit vast te stellen. Daarom hebben vijf mensen die niet aan het onderzoek meedoen een
pilotversie ingevuld. Hiermee werd bereikt dat alle vragen duidelijk waren. Dit is zowel voor
de voormetingen als nametingen gedaan.
Om de interviews zo betrouwbaar en valide mogelijk te maken is er ook gebruik
gemaakt van een gestandaardiseerde en goed georganiseerde itemlijst. Ook hier is een
pilotversie van uit gegaan om voor duidelijke vragen te zorgen. Door het maken van een
gestandaardiseerde itemlijst kunnen de antwoorden het beste met elkaar vergeleken worden.
Tijdens de interviews is de lijst gevolgd. Soms werd hiervan afgeweken doordat een individu
een antwoord op een vraag al eerder had gegeven of wanneer er doorgevraagd werd naar de
motivering van het antwoord. Alle interviews zijn opgenomen met een voice-recorder en
volledig uitgetypt.
“I write music with an exclamation point!”
Richard Wagner
“In hoeverre worden de houdingen en opvattingen van mensen over klassieke concerten beïnvloed door het bijwonen van klassieke concerten?”
( 1813-1883)
HS 4 Data- analyse en resultaten
In dit hoofdstuk zal een aantal aspecten behandeld worden. Allereerst zullen ter herinnering
de onderzoeksvraag en de deelvragen herhaald worden. Hierna worden de resultaten van het
onderzoek besproken. Hierbij wordt begonnen met een introductie van de individuen, om zo
een overzicht te geven van wat voor soort personen het zijn. Vervolgens zullen per deelvraag
antwoorden gegeven worden om af te sluiten met een korte samenvatting van de resultaten.
4.1 Data-analyse
4.1.1 Herinnering onderzoeksvraag
Aangezien de onderzoeksvraag al een paar hoofdstukken terug genoemd is, bij deze een
herinnering. Het idee achter deze vraag was, en is nog steeds, om te onderzoeken of mensen
meer geïnteresseerd raken in klassieke muziek, en daarmee ook concerten, wanneer zij
daadwerkelijk in aanraking zijn gekomen met deze muziek door middel van twee concerten.
4.1.2 Herinnering deelvragen en hypothesen
Zo luidde de eerste deelvraag, welke beantwoord zal worden door middel van kwantitatieve
en kwalitatieve analysemethoden. Allereerst zal gekeken worden naar de demografische
kenmerken van de individuen. Hier zullen gemiddeldes van gegeven worden. Tevens zullen
de interviews door middel van een inhoudsanalyse geanalyseerd worden en de resultaten
hiervan zullen in verband gebracht worden met de kwantitatieve data. Door middel van
citaten zullen deze resultaten ondersteund worden. Het doel van deze deelvraag is om te
achterhalen of bepaalde demografische kenmerken systematisch samenhangen met bepaalde
Hoe kunnen verschillen in houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten
begrepen worden vanuit de achtergrondkenmerken van personen?
In hoeverre zijn er mensen na hun concertbezoek in geïnteresseerd om in de toekomst
vaker naar het RPhO te komen en met welke beleving en achtergrondkenmerken hangt
dit samen?
Wat zijn de verschillen tussen de individuele groep bezoekers en de groep met
netwerken qua beleving en qua houding en opvattingen over klassieke muziek vóór
en ná het bijwonen van de concerten?
opvattingen en attitudes. In dit gedeelte zal bovendien een indruk gegeven worden van de
culturele interesses van de individuen naar aanleiding van de vragen over cultuurparticipatie
in de enquête, om zo meer inzicht te krijgen in de interesse in kunst en cultuur in het
algemeen van deze deelnemers.
Deze tweede deelvraag zal eveneens kwantitatief en kwalitatief beantwoord worden. Dit is
een vraag die pas bij de resultaten van de nametingen behandeld zal worden, aangezien er dan
pas vast te stellen is of er überhaupt veranderingen in de houdingen en opvattingen ten
aanzien van de klassieke concerten hebben plaatsgevonden. Er zal dus gekeken worden óf er
veranderingen hebben plaatsgevonden, welke veranderingen dit dan zijn en waarom deze
veranderingen hebben plaatsgevonden. Door de desbetreffende enquêtevragen en
interviewvragen in samenhang te analyseren, zal deze vraag beantwoord worden.
Ook de derde deelvraag zal net als de eerste en tweede deelvraag door een combinatie van
kwalitatieve en kwantitatieve analysemethoden beantwoord worden. In de enquête hebben de
deelnemers in zowel de voormeting als nameting een rapportcijfer gegeven voor klassieke
muziek. Door middel van het berekenen van de gemiddeldes van deze cijfers zal gekeken
worden of de interesse in klassieke concerten is gewekt. Tijdens het interview in de nameting
is gevraagd aan de deelnemers of ze interesse hebben om in de toekomst naar het RPhO te
gaan. Deze antwoorden zullen met de gemiddelde rapportcijfers in verband gebracht worden.
Wederom zullen citaten het kwantitatieve aspect ondersteunen. De gevonden resultaten zullen
bovendien gelinkt worden aan antwoorden uit de enquêtes en interviews die betrekking
hadden op de beleving en achtergrondkenmerken.
De laatste en vierde deelvraag zal door middel van kwantitatieve en kwalitatieve analyse
beantwoord worden. De resultaten van dit onderzoek en de resultaten van Van Bree (2010)
zullen naast elkaar gelegd worden om op deze manier te onderzoeken waar de
Hoe veranderen de houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten als gevolg van
het beleven van concerten van het RPhO?
Tabel 1 Leeftijd individuenGeslacht Gemiddeld Nman 32,50 10vrouw 40,44 9Totaal 36,26 19
overeenkomsten en verschillen liggen tussen de individuen en de vriendengroepen. Op deze
manier zal onderzocht worden of er enig verschil is tussen het alleen gaan naar een klassiek
concert en het gaan met een vertrouwde groep die men kent. Wellicht dat de sociale interactie
binnen de groepen ook nog kan zorgen voor verschillen.
4.2 Resultaten
4.2.1 De individuen: een culturele introductie
Voordat de resultaten van dit onderzoek besproken zullen worden, wordt nu eerst een
introductie gegeven van de negentien individuen die ervoor gezorgd hebben dat dit onderzoek
kon plaatsvinden. Na deze paragraaf zal bekend zijn wat hun demografische achtergrond is en
hoe zij tegen kunst en cultuur aankijken. Gaan ze vaak naar culturele instellingen of blijven ze
er liever weg? En waarom? Zulke gegevens kunnen van invloed zijn op de houding en
opvatting die men heeft ten aanzien van klassieke concerten en zijn dus van belang in dit
onderzoek.
Allereerst worden de demografische kenmerken besproken, die overzichtelijk te zien
zijn in bijlage 4. De groep individuen bestaat uit tien mannen en negen vrouwen. De meesten
van hen wonen in Rotterdam zelf, maar er zijn ook drie mensen afkomstig uit Spijkenisse,
twee komen uit Hellevoetsluis, één uit Hoogvliet en één uit Schiedam. Alle deelnemers
wonen dus in de regio Rotterdam-Rijnmond, wat een
belangrijk criterium was voor de heer Waege. Hiernaast
vallen de individuen ook binnen de afgesproken
leeftijdscategorie van 20 tot en met 50 jaar. De twee
personen waarvan in bijlage 4 staat dat ze 19 jaar zijn,
zijn tijdens het onderzoek 20 jaar geworden. Zoals te zien is in tabel 1, zijn de mannen
gemiddeld 32 jaar oud en de vrouwen 40 jaar oud.
Tevens wonen zes mensen alleen, drie bij hun ouders, zijn er twee die samenwonen
maar geen kinderen hebben tegenover vijf individuen die samenwonen en wel kinderen
hebben en wonen er drie mensen op een andere manier, namelijk in een studentenflat of
alleenstaand met kind(-eren). Van de negentien individuen studeren er nog vier, hebben zeven
een parttime baan, zes een fulltime baan en twee van hen zijn huisvrouw of -man. De
deelnemers werd ook gevraagd naar hun opleidingsniveau. In bijlage 4 is te zien dat het
merendeel een hoge opleiding geniet of heeft genoten. Veertien mannen en vrouwen hebben
namelijk of een HBO of een WO studie gedaan, of zijn hier nog mee bezig. Drie mannen en
twee vrouwen hebben een VMBO-niveau diploma of hebben niet verder gestudeerd na het
middelbare onderwijs.
Het feit dat er studenten meedoen aan dit onderzoek en het feit dat er mensen
participeren die een laag opleidingsniveau hebben is deels terug te zien in de inkomens. Per
maand verdienen zes mensen €1249,- of minder, terwijl tien individuen tussen de €1250,- en
€2499,- ontvangen. Slechts drie personen hebben een inkomen van €2500,- netto per maand
of meer.
De deelnemers hebben ook vragen beantwoord over hun culturele interesses. Zo werd
hen in de enquête van de voormeting gevraagd om aan te geven wat hun hobby’s zijn. Uit een
gestandaardiseerde lijst mochten ze maximaal drie hobby’s aankruisen en er was ruimte om
een hobby die er niet bij stond zelf aan te geven. Hieruit bleek dat vijf individuen (4 vrouw, 1
man) graag activiteiten in gezinsverband doen, zes individuen (3 vrouw, 3 man) graag uit eten
gaan en twee mannen graag in de kroeg zitten. Tevens gaan zeven individuen (1 vrouw, 6
man) in hun vrije tijd vaak naar een culturele instelling en gaan tien mensen (4 vrouw, 6 man)
regelmatig sporten. Bovendien gaan twee vrouwen en één man graag winkelen en zijn er acht
individuen (3 vrouw, 5 man) die TV kijken als hobby hebben. Van de optie om zelf een hobby
in te vullen is gretig gebruik gemaakt. Hobby’s als lezen, computeren, muziek luisteren,
schaken en puzzelen of borduren komen voorbij.
Redenen waarom men deze vrijetijdsbesteding graag doet, zijn bevraagd in het
interview van de voormeting. Meerdere argumenten worden gegeven. Zo worden hobby’s
uitgevoerd vanwege het feit dat men er gezond en fit van blijft of omdat men meer buiten
komt. Ook is het doen van activiteiten in gezinsverband een grote drijfveer. Hiernaast zijn de
meest genoemde redenen het leegmaken van het hoofd en het krijgen van een ontspannen
gevoel. Zo wordt er gezegd:
“Ik hou van zingen, daar ben ik heel erg druk mee.[...] Verder lezen, borduren, keramiek
schilderen. Dat zijn meer de kleinere vermaken. En puzzelen, legpuzzels. Maar dan niet de
huis, tuin en keuken puzzels maar meer de fantasy puzzels.”
En wat is er zo leuk aan, aan al deze hobby’s?
“De ontspanning die je ervan krijgt. Dat is toch wel voornamelijk waar een hobby voor
bedoeld is.”
- Mandy Verhulst (44)
Wat opvalt bij de hobby’s die men noemt, is dat iedereen wel een culturele hobby heeft. Er is
geen relatie te ontdekken tussen de hobby’s en achtergrondkenmerken. Hoewel een aantal
culturele hobby’s werd genoemd, lijken de deelnemers het participeren aan kunst en cultuur
niet van huis of school meegekregen te hebben. Op de vraag of ze tot hun 18de levensjaar met
hun ouders of via school in contact kwamen met culturele instellingen (vb. musea, theaters),
werd na erg hard (en soms ook lang) nadenken door negen individuen geantwoord dat ze
soms of vaak met ouders en school culturele uitstapjes hebben gedaan. Zo zegt Monica Dias
(29):
“Nee. Totaal niet [met mijn ouders].”
Ook niet met school een keer naar een theater ofzo?
“Ja oké, met school. Naar museum de Dubbele Palmboom een paar keer, de Kunsthal, ja en
de dierentuin, Efteling, Duinrell dat soort dingetjes.”
En wat vond je daarvan?
“Dubbele Palmboom vond ik wel leuk en dat komt vooral omdat het de geschiedenis van ehh
Delfshaven was en ik woon daar dus was erg leuk om te zien.”
Echter, het merendeel van de antwoorden was vergelijkbaar met het citaat van Nathalie
Ansems (38), waaruit blijkt dat men nooit met school of de ouders iets cultureels gedaan
heeft:
“Nou, nee zo gauw ik ... nee volgens mij wel eens naar de bioscoop. Verder kan ik zo gauw
niet herinneren, ja wel uitstapjes naar dierentuin of de Efteling. Maar van musea of zo dat
kan ik me echt niet herinneren. Of muziekvoorstellingen.”
Toch vinden alle negentien de individuen het tegenwoordig hartstikke leuk om naar culturele
instellingen te gaan. Beweegredenen lopen uiteen van ‘ja het is gewoon leuk’ en ‘ja het is
interessant’ tot het meest geantwoorde ‘het kan je meeslepen naar een andere wereld’:
“Ja. Ik hou er erg van om even in een andere wereld te zijn. Elke keer als ik in een museum of
zoiets ben dan denk ik ‘dat had ik eigenlijk vaker moeten doen’. Om even helemaal weg te
zijn, met je aandacht ergens anders.”
- Renée van Oosterom (48)
Wat men dan verwacht wanneer men in een culturele instelling is, verschilt erg. Net als bij de
antwoorden op de vraag naar hobby’s, zijn bij deze antwoorden geen duidelijke links met
demografische kenmerken te leggen. Elke categorie heeft verschillende leeftijden,
opleidingen, geslachten en inkomens. Sommigen willen een bevestiging van hun voorkennis
wanneer ze een tentoonstelling bezoeken, anderen willen afleiding van de dagelijkse
bezigheden. Tevens is er een viertal respondenten dat gericht per voorstelling of
tentoonstelling verwachtingen creëert en deze verschillen dus per culturele uitstap. Echter, de
meest gehoorde beweegredenen zijn het totaal niet hebben van verwachtingen, alles over zich
heen laten komen en het verwachten van een gezellige dag waarop men vermaakt wordt:
“Oh jee. Ja daar ben ik heel simpel in: ik laat het elke keer maar over me heen komen. Ik heb
niet zulke verwachtingen eigenlijk. Ik ga er naar toe omdat je denkt dat het leuk is en omdat je
nieuwe dingen ziet. En ter plekke merk ik wel of het klopt of niet. Nee geen verwachtingen.”
- Sylvia de Bruin (42)
en
“Ja, ontspanning, vermaak. Afleiding. Het naar je zin hebben. Daarom ga ik ook niet naar
een museum want dat vind ik totaal niet leuk. “
- Myrna Kastaneer (19)
Door onder andere het gebrek aan gezelligheid en het niet met iemand direct erover kunnen
praten, gaan elf individuen liever niet alleen naar een culturele instelling. De andere acht
personen vinden het echter geen probleem, zoals Tim Hilgers (50):
“Ja hoor dat doe ik altijd. Ik ga altijd in m’n eentje naar ehh Booijmans, Kunsthal,
Schielandshuis. Geen probleem. Lekker makkelijk. Dan ken je op je gemak rondkijken. Geen
gezeur aan je hoofd van ‘nou kom op nou’. Lekker alles op je gemak hoor.”
Het idee dat de individuen hebben over het type mensen wat men dan kan tegenkomen in een
culturele instelling varieert overigens sterk. Volgens hen kan in principe iedereen er naar toe
gaan en is er geen speciaal publiek, maar het kan toch ook wel liggen aan de instelling waar
men naar toe gaat. De reguliere bezoekers worden hiernaast ook omschreven als
intellectuelen, elite, stoffig, nieuwsgierig en sociaal.
Op de vraag wat men vindt van het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, wist
slechts een enkeling wat hiermee bedoeld werd. Na een korte uitleg dat bijvoorbeeld een
bioscoop gezien wordt als laag en een balletvoorstelling als hoog, begreep men waar de vraag
over ging. De meningen over dit onderscheid liepen erg uiteen en er zijn ook geen verbanden
te vinden tussen de achtergrondkenmerken en de gegeven antwoorden. Zo dachten twee
individuen dat het wel ergens goed voor zou zijn. Zij snappen wel dat sommige mensen een
onderscheid maken, maar begrijpen niet waarom men zo’n onderscheid maakt. Tevens
omzeilen vijf mensen de vraag omdat ze er niet van houden om ongeacht het onderwerp een
onderscheid tussen hoog en laag te maken. Hiernaast vinden vier individuen dat alles gelijk
moet zijn en een onderscheid is daarmee overbodig. Enkel mevrouw Verhulst vindt het
onderscheid onterecht vanwege de persoonlijke verrijking die per persoon anders is, waardoor
een onderscheid tussen hoog en laag overbodig is. Zeven individuen, aan de andere kant,
vinden dat er wel degelijk een duidelijk en groot onderscheid waarneembaar is:
“Nou ik zou het [onderscheid] zelf niet maken, want de beleving kan toch net zo intens zijn. Ik
vind wel dat als je naar een concert van Frans Bauer gaat, dat je gaat voor de entertainment,
waar niks mis mee is. Maar niet dat je jaren later nog denkt van ‘goh dat ik dat heb
meegemaakt’. Of dat het je rijker heeft gemaakt. Maar om dat nou gelijk als ‘laag’ te
kwalificeren vind ik wel arrogant. Andere vormen van kunst, dus een museum of een
ingewikkelder concert, dat is denk ik een ervaring die rijker is. Het maakt je rijker en het is
ook wel een redelijk klein gezelschap wat er naar toe gaat, wat elitairder, en daardoor is het
uniek. Maar daarom mag het nog niet meteen als ‘hoog’ gekwalificeerd worden.”
- Wijnand Zwaan (35)
Op twee vragen konden alle individuen wel snel en vol overtuigingskracht een antwoord
geven. Allereerst de vraag of het goed is dat er heden ten dage culturele instellingen
gesubsidieerd worden. Alhoewel de argumenten verschilden, wist wel iedereen meteen ‘ja’ te
antwoorden. Ze vinden subsidie nodig omdat anders het risico bestaat dat sommige vormen
van kunst verloren gaan. Tevens moest als voorwaarde volgens de deelnemers niet alles
gesubsidieerd worden en vond men dat door middel van de subsidie de laagdrempeligheid
vergroot wordt en dat hierdoor dus meer mensen de mogelijkheid moeten krijgen om naar
culturele instellingen te komen. Over het algemeen mocht er dus subsidie gegeven worden, als
het maar eerlijk verdeeld werd: iedere instelling een gelijksoortig bedrag aan subsidie. Hierbij
maakte het niet uit of het hoge (klassiek) of lage (pop) cultuur was of dat het een weinig of
veel bezochte instelling was: ieder heeft recht op een gelijk deel aan subsidiegeld. Wat opvalt
is dat het antwoord ‘eerlijk verdelen’ (op één persoon van 45 jaar na) gegeven werd door
twintigers.
De tweede vraag luidde of het goed is of kinderen op school in contact gebracht worden
met kunst en cultuur. Ook hier werd volmondig ‘ja’ op gezegd. Slechts drie individuen
hadden een ander argument dan de grote groep. Zo was het ‘in contact komen met’ wel goed
volgens twee mannen, als het maar niet te veel gebeurde omdat men uit eigen kring wist dat
dit een ‘cultuurtrauma’ opwekt door het mogelijk te veel en te streng verplichten van culturele
ondernemingen. Tevens was het ‘in contact komen met’ aan de andere kant volgens een
moeder wel een goede manier om de cultuurdrempel over een paar jaar te verlagen. De
overige zestien individuen vonden dat het vooral goed was omdat de jeugd dan een kans krijgt
om hun wereld te vergroten:
“Ja duidelijk. Zeer belangrijk.”
Waarom?
“Het bevordert de creativiteit van de kinderen. Het verruimt het referentiekader van die
kinderen. Ja het verrijkt ook iemand echt. Op het moment dat je daar mee in aanraking komt,
kan je besluiten of je er van houdt. Door die ervaring kunnen kinderen gaan beslissen of ze
piano willen gaan spelen of iets dergelijks.”
- Mustapha Akchich (23)
Ook werd de respondenten gevraagd naar wat voor culturele activiteiten zij zelf graag
gaan. Uit een gestandaardiseerde lijst konden ze kiezen uit acht activiteiten: ballet- of
dansvoorstellingen, cabaret, bioscoop, musicals, muziekuitvoering of – concert,
theatervoorstelling, musea en galeries en festivals. De vraag en antwoordcategorieën waarop
deze vraag en de gemiddeldes gebaseerd zijn, zijn te vinden in bijlage 2a, vraag 11. Zoals in
tabel 2 te zien is, gaan zowel mannen als vrouwen het liefst naar de bioscoop,
muziekuitvoeringen of – concerten en musea of galeries. Men is gemiddeld een paar keer in
Tabel 2 Bezoekfrequentie aan culturele activiteiten
Ballet of dans Cabaret Bioscoop Musicals
Muziekuit-voering
of concerten
Theatervoor-stellingen
Musea en
galeries FestivalsGemiddelde 1,89 2,37 4,21 1,84 3,42 2,58 3,26 2,95
het afgelopen jaar naar de bioscoop geweest en ongeveer één keer in het afgelopen jaar naar
een concert of museum. De culturele activiteiten die het minst bezocht worden zijn ballet- of
dansvoorstellingen en musicals. De gemiddelden van tussen de scores 1 en 2 geven aan dat
men nog nooit naar deze culturele activiteit is geweest, of wel ooit in een ver verleden maar
niet in het afgelopen jaar. Toen in het interview naar enige toelichting op deze antwoorden
gevraagd werd, kwamen er snelle en duidelijke antwoorden. Dertien individuen (waarvan er
zes wel toegeven dat het mooi kan zijn) geven aan dat ze nooit naar een ballet- of
dansvoorstelling zullen gaan:
“Drie keer niks, echt waar. Ik ben één keer, toen was ik 8 geloof ik, naar het Scapino Ballet
geweest. Toen ging m’n oom daar dansen en ik begreep er helemaal niks van. Ik vond het ook
niet mooi om te zien. Schaatsen is leuk, maar mannen in een maillot dat is eehh nee dat vind
ik echt drie keer niks.”
- Tjeerd van der Zwaal (29)
Dit is tegengesteld aan bioscoopbezoek, wat vrijwel iedereen erg leuk vindt. Sommigen geven
daarbij wel aan dat de ervaring afhangt van het soort film waar men naar toe gaat. Alleen
films die hen leuk lijken, bezoeken ze. Colin Kesteloo (25) geeft een antwoord dat de meeste
antwoorden over het gaan naar de bioscoop mooi samenvat:
“Heel vaak, heel veel. Ik ben gewoon heel erg fan van visuele dingen die... jah, die voor mij
ook de werkelijkheid tarten en wat in film heel makkelijk kan natuurlijk. Jah waanzinnig.”
Na deze vraag werden de deelnemers twaalf stellingen over kunst in het algemeen
voorgelegd met de vraag om deze te beoordelen (tabel 3). Dit werd gedaan door een cijfer
Tabel 3 Opvattingen ten aanzien van kunst
Stelling Score
Leerrijk 4,68
Doet alledaagse werkelijkheid vergeten 4,11
Spannend 4,68
Opgeblazen gedoe om niets 3,05
Vernieuwend 4,68
Roept emoties bij mij op 4,11
Heeft een maatschappij kritische houding 4,32
Origineel 4,53
Humoristisch 3,84
Uitdagend 4,26
Aanklacht tegen onrecht en onderdrukking 3,11
Saai 2,79
variërend van een 1 tot en met een 7 te omcirkelen, waarbij het getal 1 betekent dat ze het er
totaal niet mee eens zijn en het getal 7 betekent dat ze het er totaal wel mee eens zijn. Het
getal 4 werd hiermee een neutrale score: een scheiding tussen wel en niet mee eens. De
onderstaande resultaten zijn berekend met een lineaire regressie analyse (bijlage 5 tabel 25).
Voor nu én voor de rest van deze thesis geldt dat eerst met de onafhankelijke variabelen
sekse, leeftijd en opleiding gerekend is en daarna is er een tweede berekening geweest met als
extra de onafhankelijke variabelen woonsituatie (zonder partner, met partner),
maatschappelijke positie (student, werkend, huisvrouw/- man) en netto maandinkomen. Enkel
als deze laatste drie variabelen iets toevoegen aan de resultaten, zal hierover gerapporteerd
worden.
Wanneer gekeken wordt naar de gemiddelden van de totale steekproef, is te zien dat er
geen hele hoge scores gegeven zijn van een 5 of hoger. Wel kunnen de scores gerangschikt
worden van hoog naar laag en puur afgaand op deze rangschikking kan het volgende gezegd
worden. Door de hoogste scores te geven aan de variabelen spannend, leerrijk en
vernieuwend, geven de individuen aan dat ze verwachten iets nieuws te zien wanneer ze naar
een culturele instelling gaan. Uit de regressie analyse blijkt dat enkel het antwoord dat kunst
vernieuwend is een significant effect ondergaat. Leeftijd heeft een positief effect waarmee
blijkt dat hoe ouder men is, hoe meer men kunst vernieuwend vindt. Hiernaast heeft de positie
huisvrouw/-man een negatief effect. Dit houdt in dat iemand die huisvrouw of -man is, minder
snel zal denken dat kunst vernieuwend is dan een persoon uit de referentiecategorie
‘werkend’.
Vervolgens is er volgens de rangschikking van scores een aantal variabelen dat
middelmatig of neutraal beantwoord is. Voor de individuen wordt kunst als een beetje
origineel, maatschappij kritisch en uitdagend gezien en roept kunst volgens hen matig emoties
op en doet het de alledaagse werkelijkheid matig vergeten. Of kunst een maatschappijkritische
houding heeft, wordt hierbij ten eerste negatief beïnvloed door de woonsituatie. Wanneer men
met partner woont, zal men dit dus minder snel aangeven. Ten tweede blijkt dat
huisvrouwen/-mannen eerder denken dat kunst geen maatschappijkritische houding heeft dan
personen die wel werken. De score op de stelling dat kunst uitdagend is wordt door zowel
leeftijd als opleiding positief beïnvloed. Tevens hebben de variabelen woonsituatie en student
een negatief effect op de score op de stelling dat kunst emoties oproept en de variabele
huisvrouw/-man een positief effect. Dus, wanneer men samenwoont zal men minder vinden
dat kunst emoties oproept, een student zal meer denken dat kunst emoties oproept dan een
werkend persoon en een huisvrouw/-man zal dit juist minder snel denken dan een werkend
persoon.
De vier variabelen die de laagste scores gekregen hebben van de respondenten geven
aan dat ze kunst minder humoristisch of saai vinden en dat kunst ook minder wordt gezien als
een aanklacht tegen onrecht of onderdrukking en ook niet als een hoop opgeblazen gedoe om
niks. Of kunst humoristisch is, wordt positief beïnvloed door leeftijd, maar mensen die
samenwonen zullen minder snel denken dat kunst humoristisch is dan wie zonder partner
woont.
In de enquête van de voormeting werden ook enkele kleinere vragen gesteld. Een
voorbeeld hiervan is de vraag hoeveel men gemiddeld bij benadering per dag naar muziek (in
het algemeen) luistert. Het blijkt dat de meeste deelnemers tussen de 15-60 minuten muziek
luisteren per dag, maar dat er ook een grote groep is die dit 1-3 uur per dag doet (zie tabel 4).
Slechts één persoon luistert minder dan 15 minuten per dag muziek en vier personen luisteren
juist meer dan 3 uur op een dag muziek.
Hiernaast werden vragen gesteld over het bezoeken van festivals en concerten die niet
van klassieke aard waren door een jaar heen. Tien personen zijn in de afgelopen 12 maanden
niet naar een festival geweest. De overige negen personen zijn wel hier naar toe geweest met
frequenties die variëren van 1 tot 7 keer. Tevens zijn het afgelopen jaar zes personen niet naar
een concert geweest en de overige individuen wel, met een frequentie tussen de 1 en 15 keer.
Bovendien werd gevraagd of ze zelf een instrument bespelen. Twaalf van hen deden dit niet.
De overige zeven bespelen onder andere de (bas-) gitaar, de piano, de blokfluit en de trompet.
Twee van de personen die een instrument spelen, zijn ook fanatiek in het bezoeken van
concerten en festivals (9 of 15 keer).
Van de negentien respondenten was verder slechts één vrouw nog nooit in het
concertgebouw De Doelen geweest. De rest van de groep was al wel met dit gebouw bekend,
doordat ze in het verleden hier concerten van bijvoorbeeld Blöf hebben gezien of andere
evenementen hebben bezocht die De Doelen zelf organiseert afzonderlijk van het RPhO.
Dertien individuen hadden nog nooit een concert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest
Tabel 4 Muziek luisteren per dag
Luisteren naar muziek per dag
Totaalminder dan 15 minuten
15 minuten tot 1 uur 1 tot 3 uur
meer dan 3 uur
Totaal 1 8 6 4 19
meegemaakt. De overige zes hadden dit wel, maar in aantallen van 1, 2 of 3 keer gedurende
hun hele leven. Twee deelnemers zijn lang geleden in hun jeugd naar schatting 12 keer of 15
keer geweest. Echter, dit waren dan kamerconcerten en niet de symfonische concerten waar
deze thesis over gaat.
Tot slot werd in de voormeting gevraagd welk rapportcijfer de individuen zouden
geven aan het genre klassieke muziek met de kennis die zij op
dat moment hadden. Erg slecht komt het genre er niet vanaf.
De mannen geven gemiddeld een 7,3, waar de vrouwen een
6,4 geven (zie tabel 5). Het totale gemiddelde van de gehele
groep van individuen wordt hiermee een 6,9. Op zich is dit
wel een voldoende, maar niet een hoge voldoende. Wellicht
dat hier verandering in komt, positief of negatief, naar aanleiding van het concertbezoek. In
tabel 6 is een overzicht te zien met hoe vaak welk cijfer is gegeven.
4.2.2 Houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten
Om deze deelvraag te beantwoorden, zal eerst ingegaan worden op de algemene muzieksmaak
van de respondenten. In de voormeting zijn hierover zowel in de enquête als in het interview
vragen gesteld. Door eerst te kijken naar deze muzieksmaak, kan naderhand bepaald worden
hoe ver klassieke muziek en daarmee de concerten, afstaan van de algemene muzieksmaak.
Toen in het interview aan de individuen gevraagd werd wat er in hun opkomt als ze
denken aan muziek, kwamen er drie verschillende antwoorden. Allereerst vond een gedeelte
van de respondenten (6) dat men zonder muziek niet kan leven. Dat wordt volgens hen als
onmogelijk beschouwd en het leven zou dan ook een stuk saaier zijn. Bruno Ribeiro (29) zegt
Tabel 5 Rapportcijfer gemiddeld vooraf
Geslacht Gemiddeldman 7,30vrouw 6,44Totaal 6,89
Tabel 6 Frequenties van rapportcijfers vooraf
Rapportcijfer Frequentie Procent3 1 5,3
4 1 5,3
6 6 31,6
7 4 21,1
8 5 26,3
10 2 10,5
Totaal 19 100,0
Hoe kunnen verschillen in houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten
begrepen worden vanuit de achtergrondkenmerken van personen?
het ook mooi: “Muziek is de zuurstof van de aarde. Zonder muziek werkt het niet. Heel
belangrijk dus.” Hiernaast is er nog een zevental van mening dat muziek allerlei emoties in
hen losmaakt en zij gaan er van uit dat dit ook bij andere mensen gebeurt. De overige zes
mensen denken als eerste aan hun favoriete artiest of genre zoals rock muziek. Wat opvalt aan
deze laatste groep, is dat dit enkel mensen met een hoge opleiding zijn (HBO of WO).
Dat men tegenwoordig nog graag naar muziek luistert, komt niet van een vreemde. Bij
alle respondenten werd vroeger (tot hun 18de levensjaar) door de ouders thuis muziek
gedraaid. Drie van de individuen vonden dit soms mooie muziek, tegenover elf individuen die
het altijd mooie en leuke muziek vonden. Slechts vijf individuen weten nog wel dat er vroeger
thuis muziek gedraaid werd, maar hadden zelf een andere voorkeur en draaiden dit dus meer
op hun eigen kamer. Er zijn voor deze en de volgende vraag echter geen relaties te vinden met
de gegeven antwoorden en de demografische kenmerken. Uiteindelijk hebben elf individuen
ook een bepaald genre als favoriet ontwikkeld of hebben ze een artiest waarvan ze erg fan
zijn. De andere acht respondenten hielden eigenlijk wel van allerlei soorten muziek en konden
niet goed kiezen wat nu hun echte favoriet is. Zo antwoordt Monica Dias (29) op de vraag of
ze een favoriet genre heeft of een favoriete artiest:
“Nee.”
Waarom niet?
“ Omdat ik heel veel naar muziek luister en ik kan niet kiezen. Ik maak ook eigenlijk geen
onderscheid. Ik kan naar alle soorten muziek luisteren. Ook naar klassiek als het een leuk
melodietje heeft. Het meeste waar ik naar luister is commercieel op het moment. Ik hou de
artiesten ook niet uit elkaar.”
Waarop of waarmee de respondenten hun muziek tegenwoordig draaien varieert enorm.
Mp3’s, iPhones, platenspeler (LP), cd’s, radio’s en computers: het werd allemaal genoemd.
Redenen waarom er gekozen wordt voor een bepaald medium verschillen eveneens. Zo is
voor twee mensen erg belangrijk dat de geluidskwaliteit erg goed is, maar willen anderen zich
weer kunnen afsluiten van de wereld. De twee die zich willen afsluiten van de wereld zijn ook
degenen die met psychische problemen kampen (depressiviteit en autistische stoornis), wat
dus wel een opvallend resultaat is. Bij de computer als medium, en ook bij de cd’s, werd
vooral het argument ‘het zelf kunnen bepalen wat ik ga horen’ genoemd. Echter, de meesten
noemden het gemak van de radio of mp3 speler waardoor ze beslissen dit als medium te
gebruiken.
Tevens weten de respondenten wel dat de muziek iets moet bevatten wil het voor hen
interessant zijn. Ritme, melodie, tekst, het raken van een gevoelige snaar en inventiviteit zijn
apart van elkaar of in combinatie allemaal redenen waardoor men een bepaald genre of lied
wel of niet apprecieert. Opvallend is dat de drie personen die zelf intensief een instrument
bespelen (basgitaar, Turkse gitaar en trompet) en die het meest naar concerten zijn geweest (9,
12 of 15 keer), vinden dat muziek inventiviteit moet bevatten. Tevens zeggen enkel WO-ers
en Hbo’ers dat muziek ritme moet bevatten wil het interessant zijn voor hen. Aangeven hoe
men de genres bovenstaand in tabel 7 waardeert, was dan ook makkelijk voor hen. Veruit het
meest favoriet zijn de genres pop en rock, waar men met een totaal gemiddelde van 5,74 bijna
altijd graag naar luistert. Jazz, blues, soul en funk komen op een tweede plaats. Het minst
geliefde genre is fanfare/brassband met een 2,16. Klassieke muziek wordt ook nog beter
gewaardeerd dan dance muziek, waarmee het in dit rijtje een vijfde plaats inneemt. Monica
Dias, Tjeerd van der Zwaal en Renée van Oosterom vonden klassieke muziek echt niet leuk
en hebben het dus een 1 als waardering gegeven. Tim Hilgers, Colin Kesteloo, Wijnand
Zwaan en Mustapha Akchich wisten het genre voorafgaand aan de concerten wel erg te
waarderen en gaven een 7, de hoogste score. De andere individuen zitten hier tussenin.
Na het uitvoeren van een factoranalyse wordt echter zichtbaar dat de scores op de
genres uit tabel 7 kunnen worden herleid tot vier muzieksmaken (zie tabel 33 in bijlage 5).
Allereerst is er de factor die de genres wereldmuziek, jazz/soul/blues/funk en pop/rock
samenvoegt. Deze wordt gevolgd door een factor die Nederlandstalig en dance combineert.
De overige twee genres, klassieke muziek en fanfare/brassband, staan zo op zichzelf dat ze
beide een eigen factor toebedeeld hebben gekregen. Deze vier factoren verklaren voor 86% de
covariatie tussen de genres.
De antwoorden in het interview over waarom men deze keuzes heeft gemaakt (cijfers
geven aan genres), zijn dan ook niet verrassend. Pop/rock kreeg als enige enkel positieve
reacties. Dance heeft het moeten ontgelden met maar liefst 10 individuen die ‘dat is helemaal
niks’ antwoordden, net als bij fanfare/brassband. Bij dit laatste genre zeiden zes personen wel
dat ze het heel af en toe wel voor een korte tijd leuk vonden op straat, maar meer dan dat zit er
niet in. De genres wereldmuziek en Nederlandstalig vallen in de middenmoot met zowel
Tabel 7 Muzieksmaak
Pop/rock DanceWereld-muziek
Neder-landstalig
Jazz/Blues/ Soul/Funk Klassiek
Fanfare/ Brass band
Gemiddelde 5,74 3,37 4,42 4,47 4,95 3,95 2,16
positieve als negatieve commentaren. Klassieke muziek heeft ook zijn voor- en tegenstanders,
alsmede een groep die toegeeft dat het ‘wel aardig’ kan zijn. De groep van acht voorstanders
die dit genre leuk vinden bestaat, op André Beukelman na, enkel uit hoogopgeleiden. Dit is in
lijn met wat Bourdieu (1986) zegt: hoog opgeleiden weten hoge kunstvormen meer te
waarderen dan laag opgeleiden. Aan de andere kant, de zes die het genre ‘wel aardig’ vinden,
zijn op Nathalie Ansems en Mandy Verhulst na degenen met het minste inkomen.
Hiertegenover staan de overgebleven vijf personen die dit genre werkelijk helemaal niks
vinden. Ze snappen niet wat ze er mee moeten:
“Nee daar heb ik helemaal niks mee. Ik vind het saai en langdradig. Ik zie geen boodschap
die je moet begrijpen. Nee.”
- Myrna Kastaneer (19)
Klassieke muziek
Als gevraagd wordt of er in de directe omgeving mensen zijn waarvan de deelnemers weten
dat diegenen klassieke muziek luisteren of misschien ook naar concerten gaan, vertellen
negen individuen dat ze helemaal niemand kennen die dit doet. Zeven personen wisten wel
een enkeling te noemen: hun moeder. De overige drie wisten wel meerdere mensen te
noemen, maar dat waren dan de oudere familieleden:
“Concerten niet, maar wel luisteren: de wat oudere familieleden, mijn oma en ooms en
tantes.”
- Bruno Ribeiro (29)
Hieruit zou men de conclusie kunnen trekken dat het genre klassieke muziek inderdaad
weinig mensen trekt en dat degenen die wel er naar luisteren werkelijk van de oudere
generaties zijn. Op de vraag waar men aan denkt bij de term ‘klassieke muziek’ werd dan ook
door acht individuen direct geantwoord ‘vergrijsd publiek’, ‘oude mensjes’ en ‘oude
mannetjes’. Deze mensen hebben, op Ineke Yerdelen na, allen een HBO of WO opleiding.
Zeven anderen dachten aan een groot concert vergelijkbaar met het Nieuwjaarsconcert. De
overigen denken meer aan de emoties die het zou moeten uitstralen of oproepen of aan een
bepaalde componist. De componisten die het meest genoemd werden (in volgorde van
frequentie) zijn Beethoven, Mozart, Bach, Chopin, Vivaldi en de Strauss familie. Tevens kon
een zestal niet direct op de namen komen, maar zij waren er zeker van dat, als ze een naam
van een “klassieker” hoorden, ze die wel zouden kennen. Een aantal componisten werd
slechts één maal genoemd, zoals Bartok, Rafael, Brahms, Satie en zelfs John Ewbank werd
als klassieke componist meegerekend.
Waar men deze kennis vandaan heeft, vragen de individuen zichzelf ook af en ze
scharen het daarmee onder ‘algemene kennis’, aangezien maar liefst dertien van hen geen
onderwijs over klassieke muziek hebben gekregen. Colin Kesteloo (25) heeft ook wel een
idee hoe dit komt:
“Nee duidelijk niet. Daar was onze leraar te slim voor om het zo maar te zeggen. Ik vond het
[genre klassiek] interessant met twee anderen, maar de rest van de klas moest er niets van
hebben. Klassiek wordt gezien als saai. Dus nee dat deden we niet [op school].”
Dus hij heeft het expres vermeden?
“Ja.”
De overige zes die wel ooit les gekregen hebben over klassieke muziek, hebben dit óf
zelf uitgekozen door CKV2 te nemen in het keuzepakket op het VWO, óf meekregen omdat
ze op een zeer christelijke school zaten, óf omdat ze in het buitenland (Portugal: Bruno
Ribeiro) de basisschool gevolgd hebben en daar uitvoerig over alle soorten muziek les kregen.
Overigens zijn twaalf individuen wel eens in het concertgebouw De Doelen geweest. Vijf
personen waren er nog nooit geweest (enkel Hbo’ers en WO-ers) en twee deelnemers weten
het niet meer zeker of ze er al eens geweest waren. Dertien individuen zijn echter nog nooit
naar een concert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest geweest. De meest genoemde
redenen hiervoor zijn het geen interesse hebben in deze muziek, niet weten wat er speelt en
nog nooit van het orkest gehoord hebben. Vijf personen hebben het orkest wel ooit gezien en
één persoon weet het niet zeker.
In de enquête van de voormeting werd de individuen ook gevraagd enkele stellingen
over mogelijke motieven voor concertbezoek te beoordelen met een cijfer tussen 1 en 7.
Wederom betekende score 1 dat de stelling nooit van toepassing is en score 7 dat de stelling
altijd van toepassing is. In tabel 8 zijn alle gemiddelde scores op de stellingen te zien (bijlage
5, tabel 26). Wat opvalt is het grote bereik in antwoorden: van een 2,42 voor het volgen van
het programma van het huis tot een 6,16 voor het naar een concert gaan omdat men een
liefhebber is van het genre, de groep of het gezelschap. Uit een factoranalyse bleek dat de 19
redenen om naar een concert te gaan, samen te voegen zijn naar 6 factoren die samen 81%
van de differentiatie in de antwoorden representeren (bijlage 5, tabel 34).
Allereerst zijn er de sociale motieven. Men wil er gezellig uit en is onder de mensen
bij een concert. Het gaat hier om de muzikale uitvoering en de bepaalde muzikant die
optreedt. Men wordt meegevraagd door anderen en is bijvoorbeeld met vrienden samen. Er
wordt stevig feestgevierd of het is juist verplicht in het kader van werk of studie. Dit zijn
motieven die vallen onder de specifiek intrinsieke motieven en extrinsieke netwerk motieven
van Roose (2008). Van de zeven sociale motieven worden er drie beïnvloed door
achtergrondkenmerken. Uit belangstelling voor een muzikale uitvoering wordt positief
beïnvloed door leeftijd. Gaan naar concerten vanwege een bepaald genre of gezelschap wordt
weer positief beïnvloed door de positie huisvrouw/-man. Stevig feestvieren wordt negatief
beïnvloed door zowel de leeftijd als de opleiding.
Hierna komt de component die ingaat op het live meemaken van een concert. Men
heeft een abonnement bij een concertzaal en vindt het luisteren thuis naar een CD minder
mooi klinken. Het volgen van de programmering van een huis wordt hierbij significant
negatief beïnvloed door sekse. Voor vrouwen zal dit dus minder snel een reden zijn.
Vervolgens de factor ‘media en ontspanning’, waar extrinsieke media motieven (Roose, 2008)
onder vallen. Na het lezen van flyers of brochures, het zien/horen van reclamespotjes op radio
Tabel 8 Redenen om naar een concert te gaan
Stelling Score
Ontspanning 5,00
Uit belangstelling voor de muzikale uitvoering 5,84
Omdat iemand mij mee vraagt 4,00
Door het zien van reclamespotjes op tv of radio 2,74
Om eens stevig feest te vieren 2,68
Omdat bepaalde muzikanten of zangers optreden 5,47
Door het lezen van flyers of brochures 3,11
Omwille van de speciale sfeer 4,42
Om met vrienden samen te zijn 4,00
Om mij te laten verrassen door iets onbekends 3,95
Omdat iemand het mij heeft aangeraden 4,11
Omdat u een liefhebber bent van het genre/gezelschap 6,16
Vanwege de aandacht in de media 2,79
Om er eens gezellig uit te zijn 4,74
Door het lezen van een recensie 3,11
Omdat thuis een CD luisteren niet hetzelfde gevoel geeft 4,58
Omdat ik de programmering van het huis volg 2,42
In het kader van een toeristische uitstap of reis 3,37
Omdat het verplicht was voor werk of studie 2,42
en tv, het lezen van een recensie en de aandacht in de media wil men graag naar een concert.
Hier is een speciale sfeer en kan men ontspannen. Het argument ‘speciale sfeer’ ondergaat een
significant negatief opleidingseffect. Hoe hoger de opleiding, hoe minder dit de reden zal zijn.
Gaan naar een concert wegens de media-aandacht blijkt tevens vaker te gelden voor
huisvrouwen/-mannen dan voor werkende mensen. En hoe hoger het inkomen, hoe minder
men wegens het zien of horen van reclamespotjes op radio en tv naar een concert gaat.
Ten vierde de component die we het label ‘onbekendheid’ hebben gegeven: het is een
individu aangeraden en men laat zich verrassen. Enkel het zich laten verrassen door iets
onbekends ondergaat een significant effect. Wanneer men vrouw is, zal dit niet zo snel de
reden zijn. De overige twee factoren bestaan uit opzichzelfstaande variabelen. Deze konden
niet bij een andere component onder gebracht worden. Het eerste afzonderlijke motief is het
liefhebber zijn van het genre of gezelschap. Voor een huisvrouw/-man zal dit minder snel de
reden zijn dan voor een werkend persoon. Als laatst is er de factor ‘toerist’, die duidelijk
maakt dat men ook in het kader van een reis(-je) naar een concert gaat. Deze stelling wordt
door zowel sekse als inkomen negatief beïnvloed.
Vervolgens werd de individuen gevraagd om aan te geven in hoeverre ze het eens zijn
met verschillende opvattingen over klassieke concerten. De gemiddelde antwoorden zijn te
zien in tabel 9. Net als bij de voorgaande vraag, werd ook hier gebruik gemaakt van een
zevenpuntsschaal waar de score 1 betekende dat men het totaal niet eens was met de stelling
en de score 7 dat men het er juist wel mee eens was. Net als hierboven zal nu alleen een effect
genoemd worden wanneer dit wel significant is (bijlage 5, tabel 27).
Kijkend naar tabel 9 valt op dat er vier stellingen zijn die echt eruit springen. Men
denkt bijvoorbeeld dat klassieke concerten erg serieus zijn, rustgevend, verrijkend en iets
waarvoor men in de juiste stemming moet zijn. De deelnemers zijn het er aan de andere kant
weer helemaal niet mee eens dat de concerten niet voor mensen zoals hen zelf zijn. Om te
kijken of al deze houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten te groeperen
zijn naar minder attitudes en beliefs, is ook hier een factoranalyse uitgevoerd. In totaal zijn er
6 componenten uitgekomen die tezamen 82% van de covariantie tussen de afzonderlijke
stellingen representeren. Bijlage 5, tabel 35, toont de uitkomsten.
Allereerst is er de factor elitair. Klassieke concerten zijn een lange zit, elitair, bestemd
voor oudere mensen, formeel en serieus. Dit zijn vijf stellingen waarmee de individuen
aangeven dat het klassieke genre eigenlijk (ver) van hen af staat. Het is een trede hoger in de
sociale ladder, net als Bourdieu (1986) aangaf. De tweede factor, toegankelijk amusement,
geeft juist aan dat de deelnemers ook denken dat een klassiek concert rustgevend is,
verrijkend, niet alleen voor echte liefhebbers en wel voor mensen zoals zij zelf. Doordat de
deelnemers aangeven dat zo’n concert wel voor veel mensen toegankelijk is en daarnaast
ontspannend en leerzaam, is het ook geschikt als amusement. De stelling dat een klassiek
concert verrijkend is, wordt negatief beïnvloed door sekse. Vrouwen zullen een concert uit dit
genre dus niet zo snel verrijkend vinden als mannen. De mate waarin men klassieke concerten
alleen iets voor echte liefhebbers vindt, wordt positief beïnvloed door samenwonen met een
partner.
De derde factor behelst stellingen die onder de noemer ‘ontspannend’ kunnen worden
geschaard, namelijk aantrekkelijk, feestelijk, gezellig/sfeervol en betekenisvol. Drie van deze
stellingen worden beïnvloed door een onafhankelijke variabele. Zo zal iemand met een hoge
opleiding eerder vinden dat een klassiek concert aantrekkelijk is en hoe ouder een persoon is,
hoe feestelijker men een klassiek concert vindt. Hiernaast zullen de mannen eerder zeggen dat
dit soort concerten betekenisvol zijn dan de vrouwen. Een vierde component geeft aan dat de
individuen de concerten ook als moeilijk zien. Opvattingen als klassieke concerten zijn
moeilijk, bijzonderder dan de meeste popconcerten en artistiek geven dit aan. Hierbij blijkt
Tabel 9 Opvattingen en houdingen ten aanzien van klassieke concerten
Stelling Score
Artistiek 4,32
Duur 4,53
Gezellig/sfeervol 3,89
Lange zit 4,11
Formeel 4,79
Elitair 4,32
Bijzonderder dan meeste popconcerten 4,16
Toegankelijk voor iedereen 4,16
Bestemd voor oudere mensen 3,37
Serieus 5,05
Verrijkend 5,00
Niet voor mensen zoals ik 2,53
Feestelijk 3,58
Aantrekkelijk 3,68
Moeilijk 4,05
Iets waarvoor men in de juiste stemming moet zijn 5,00
Rustgevend 5,05
Emotioneel 4,21
Betekenisvol 4,42
Alleen voor echte liefhebbers 4,63
dat hoe hoger de opleiding, hoe minder moeilijk men een klassiek concert vindt (wellicht dat
deze personen inderdaad al voldoende cultureel kapitaal bezitten) en dat een student een
klassiek concert moeilijker zal vinden dan een werkend persoon. Hiernaast wordt de score op
de stelling dat klassieke concerten bijzonderder zijn dan popconcerten negatief beïnvloed door
de hoogte van de opleiding.
Factor 5 geeft aan dat de individuen in mindere mate de klassieke concerten als
‘stemmingsafhankelijk’ zien. Deze op een na laatste component omvat namelijk de stellingen
dat deze concerten toegankelijk zijn voor iedereen en dat ze iets zijn waarvoor men in de
juiste stemming moet zijn. De score op de eerste stelling wordt negatief beïnvloed door
opleiding. Hier zou sprake kunnen zijn van een (onbewust) distinctie effect. Tot slot de zesde
component. Deze factor bestaat uit de stellingen klassieke concerten zijn duur en emotioneel.
Aangezien niet duidelijk is waarom deze twee items samengaan, zal deze factor niet verder
behandeld worden.
Hierna werd de deelnemers gevraagd naar de redenen waarom zij niet naar het RPhO
gaan, of in ieder geval niet naar een klassiek concert. De resultaten hiervan zijn zichtbaar in
tabel 10 (regressie analyse in bijlage 5, tabel 28) en ook hier betekende de score 1 dat men het
totaal niet eens is met de stelling en de score 7 dat men het er juist wel mee eens is. Wat
opvalt zijn de lage scores die gegeven zijn door de respondenten. Alle antwoorden vallen
binnen een marge van precies 3 punten: als laagst een score van 1,11 en het hoogst een 4,11.
De vier stellingen die het hoogst scoren bij de individuen zijn dat men er geen tijd
voor heeft om naar een klassiek concert te gaan (participatiedrempel = tijdsgebrek; Lievens et
al., 2006), de kaarten worden enigszins als te duur beschouwd (financiële participatiedrempel,
Lievens et al., 2006), het genre interesseert de deelnemers niet heel erg en men blijft liever
thuis dan dat ze naar een klassiek concert gaan. De mate waarin het genre mensen niet
interesseert wordt positief beïnvloed door sekse en negatief door inkomen. Ofwel, mannen en
mensen met een hoger inkomen zijn meer geïnteresseerd in het genre.
Aan de andere kant krijgen de uitspraken dat de plaats (De Doelen) niet veilig is, het
vinden van een kinderoppas moeilijk is, de plaats niet makkelijk bereikbaar is en dat een
gezondheidsprobleem of een handicap de individuen hindert juist de laagste scores.
Respondenten zijn het dus zelden met deze stellingen eens. Het niet gaan naar een klassiek
concert ligt dus in ieder geval niet aan geografische factoren en fysieke drempels (Lievens et
al., 2006). Hierbij blijkt dat hoe hoger het inkomen, hoe minder men vindt dat de plaats veilig
is. Daarnaast zal het argument dat een gezondheidsprobleem of handicap hindert minder
gebruikt worden door een student dan door een werkend persoon. Ook ouderen zullen dit
argument minder snel gebruiken, wat wel opvallend is aangezien ouderen eerder
gezondheidsproblemen hebben.
Van de vijf scores die meer in het midden scoren (keuze maken is moeilijk, niet op
gemak voelen, te weinig informatie, niemand kan mee, en verkeerde tijden), worden er drie
significant beïnvloed. Dat het moeilijk is om een keuze te maken uit het aanbod zal
bijvoorbeeld door een werkend persoon sneller gezegd worden dan door een student. Wanneer
een persoon een hoog inkomen heeft, zal deze ook minder snel zeggen dat hij of zij te weinig
informatie heeft over de klassieke concerten. Echter, woont men met een partner samen, dan
zal dit argument juist vaker gebruikt worden. Tevens blijkt dat hoe hoger de opleiding, hoe
meer het als een (sociale) drempel wordt gezien dat niemand de respondenten kan vergezellen
naar een klassiek concert. Studenten zullen dit echter weer minder snel zeggen dan
werkenden.
Al met al blijkt uit deze data dat het niet gaan naar klassieke concerten vooral ligt in
het geen interesse hebben in het genre. Als het iemand namelijk wel zou interesseren, dan zou
diegene er tijd voor vrij maken en bijvoorbeeld sparen totdat een kaartje gekocht kan worden
en blijft deze persoon niet liever thuis. Het niet participeren in het klassieke genre ligt in ieder
geval niet aan praktische zaken als de plaats, de kinderoppas en een gezondheidsprobleem of
handicap.
Tabel 10 Redenen om niet naar klassieke concerten te gaan
Stelling Score
Liever thuis blijven 3,11
Toegangskaarten zijn te duur 3,68
Ik voel mij er niet op mijn gemak 2,58
Ik heb er geen tijd voor 4,11
Het is moeilijk om een keuze te maken uit het aanbod 2,74
Er is niemand die mij kan vergezellen 2,37
Het is moeilijk om een kinderoppas te vinden 1,53
Een gezondheidsprobleem of handicap hindert mij 1,11
De plaats is meestal niet makkelijk bereikbaar 1,42
De plaats is meestal niet in een veilige buurt 1,84
Ik heb er te weinig informatie over 2,58
Voor mij verkeerde (openings-) tijden 2,00
Het interesseert me gewoon niet 3,63
In het interview werd verder doorgevraagd naar de redenen waarom de individuen niet
naar klassieke concerten gaan. De antwoorden die hier met beide 11 keer het meest gegeven
werden, waren ‘het is te duur’ en ‘ik heb er geen informatie over’, terwijl het RPhO al best
lage entreeprijzen hanteert en informatie simpel (vb. folder, internet) te verkrijgen is. Tevens
wordt er veelvuldig gezegd dat men er eigenlijk helemaal niet bij stilstaat om als een uitje
naar een klassiek concert te gaan; het fenomeen maakt geen deel uit van de leefwereld van
mensen. De antwoorden die men gaf, laten verder geen verbanden zien met
achtergrondkenmerken. Anna van Uffelen (49) en Bruno Ribeiro (29) zeggen het volgende
over de drempels:
“Ja, tijdgebrek. En het niet weten wat er is, wat er speelt. Ik heb er eigenlijk ook nooit aan
gedacht om naar een klassiek concert te gaan als ik een keer er uit wil.”
- Anna van Uffelen (49)
en
“Allereerst omdat ik nooit, nergens ook maar een hint van promotiemateriaal zie van dit
orkest. Het is zelfs de eerste keer dat ik de naam hoor en het blijkt dat ik op tien minuten
lopen ervan woon. Hoe erg is dat!?”
- Bruno Ribeiro (29)
Hiernaast werd de individuen gevraagd wat ze er van vinden dat klassieke muziek en
klassieke concerten bestempeld worden als ‘elitair’ of ‘hoog’. Drie van hen dachten dat het
aan het imago ligt van klassieke muziek, omdat het genre door het ‘vooroordelen imago’
minder toegankelijk is. Eén persoon hiervan had een middelbaar inkomen, maar de andere
twee een hoog inkomen. Ook vonden vijf individuen dat het absoluut niet terecht is dat
klassieke muziek als hoog of elitair beschouwd wordt. Alle muziek is voor hen gelijk. Voor
deze groep waren geen verbanden tussen de demografische kenmerken waarneembaar en dit
geldt ook voor de derde groep. De overige elf individuen wisten met zekerheid te vertellen dat
het aan het huidige publiek van het genre ligt dat de muziek zo gezien wordt:
“Dat hoge en elitaire ligt aan het feit aan de mensen die er naar toe gaan en niet aan de
muziek. Want klassieke muziek was vroeger de popmuziek. Alleen het is wat ouder geworden.
De smaken van het grote publiek die veranderen in andere richtingen. En ja, ik heb er een
hekel aan om het dan elitair te noemen. Kijk als strak nou iedereen in die zaal zit met een
rokkostuum, ja dan ga ik wel even nadenken. Maar ik ga niet zeggen het is hoge of lage
cultuur. Het is gewoon cultuur.”
- Tjeerd van der Zwaal (29)
Alle individuen hebben dan ook wel een beeld van ‘het soort mensen’ wat naar klassieke
concerten komt. Drie van hen denken dat er normale, doorsnee mensen komen net als zijzelf.
Deze drie personen zijn allen hoogopgeleid. Zes individuen verwachten de elite van
Rotterdam of zelfs Nederland te zien in het publiek. Op Tim Hilgers na bestaat deze groep
ook uit hoogopgeleiden. Het grootste gedeelte van de individuen, 10 mensen die er niet
uitspringen wat betreft hun achtergrondkenmerken, verwacht er heel veel oude en grijze
mensen aan te treffen. Zo zegt Renée van Oosterom (48):
“Stijf, oud, deftig. Dat is het algemene idee. En natuurlijk weet ik ook dat er jongere mensen
zullen zijn en wat minder stijvere mensen, maar in z’n algemeenheid denk ik dat het publiek
voor klassieke muziek oud en een beetje stijf is.”
Wat dus in mindere mate wordt verwacht zijn de jonge mensen. Hier vallen niet alleen
kinderen en tieners onder, maar iedereen tot en met 50 jaar. Ideeën over waarom deze mensen
dan niet komen hadden de individuen genoeg: het is te duur, men heeft een gebrek aan tijd, de
eerste ontmoeting met het genre is niet positief verlopen, men zet zich af tegen de ouders en
het imago van het genre stoot mensen af. De vier redenen die het meest genoemd werden zijn
echter dat de mensen niet met het genre zijn opgevoed, dat er een onbekendheid met de
muziek is, dat men er door veel te weinig PR tegenwoordig ook niet (meer) mee in aanraking
komt, en dat men geen interesse in het genre heeft.
Tot slot werd de deelnemers gevraagd wat ze eigenlijk verwachten van de twee
concerten. Een mix van reacties was het antwoord. Het merendeel (10 individuen) ging ‘open
minded’ naar de concerten toe en lieten zich er door verrassen. Tevens waren er twee
deelnemers, beiden met een hoge opleiding, die een heerlijke avond muziek verwachtten. De
overige zeven denken dat de concerten wel mooi zullen zijn, dat er bekende muziekstukken
gespeeld zullen worden, dat ze iets nieuws en verrijkend te zien zullen krijgen, dat de muziek
hen zal aanspreken en dat ze het genre meer zullen waarderen na afloop.
Conclusie deelvraag 1
Om antwoord te geven op de vraag hoe verschillen in houdingen en opvattingen ten aanzien
van klassieke concerten begrepen kunnen worden vanuit de achtergrondkenmerken van
personen, kan het volgende gezegd worden.
Waar men in eerste instantie naar een algemeen populair concert gaat wegens de
sociale interactie, de media aandacht en de ontspanning, zijn de grootste drempels bij het gaan
naar een klassiek concert het te duur vinden van de kaartjes en het geen informatie hebben
over de concerten. Hiernaast worden dit type concert in de eerste plaats als elitair gezien en
niet als toegankelijk. Dit ligt volgens de individuen niet aan het genre an sich, maar juist aan
het huidige publiek, wat als stijf, oud en grijs wordt gezien. Daarbij gaven de respondenten
aan er helemaal niet bij stil te staan om als uitje naar een klassiek concert te gaan, wat wellicht
verklaard kan worden door het feit dat men aangeeft zeer weinig reclame over het RPhO te
zien en dat men van huis uit niet met klassieke muziek is opgegroeid of er mee in aanraking is
gekomen.
De hypothese dat hoe hoger de demografische kenmerken (inkomen,
opleidingsniveau) en de leeftijd, wanneer men werkt (maatschappelijke positie) en
samenwoont met een partner (woonsituatie) en wanneer men van het vrouwelijke geslacht is,
hoe positiever de attitudes en beliefs ten aanzien van klassieke concerten zijn, kan
gefalsifieerd worden. De sociaaldemografische kenmerken hebben slechts af en toe effect en
dan bovendien nog lang niet altijd (5 van de 8 significante effecten) in de verwachte richting.
4.2.3 Het effect van de klassieke concerten bijwonen
Enkele dagen nadat de individuen naar de concerten geweest waren, was het tijd voor een
tweede enquête en interview. Hierin werd onder andere gevraagd hoe men nu tegen de
klassieke concerten aankijkt. Dit is wederom gebeurd met een zevenpuntsschaal waar de score
1 betekende dat men het totaal niet met deze stelling eens is en de score 7 dat men het er juist
wel mee eens is. Hiervoor is dezelfde lijst met opvattingen gegeven als in de voormeting. De
resultaten zijn te zien in tabel 11 en bijlage 5, tabel 29.
De scores op zich tonen aan dat de respondenten de concerten erg rustgevend vonden
en dat de klassieke concerten ook wel erg serieus waren. Hiertegenover staat dat de
deelnemers het ermee oneens zijn dat dit soort concerten alleen voor oudere mensen bestemd
Hoe veranderen de houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten als gevolg van
het beleven van concerten van het RPhO?
zijn of dat ze niet voor mensen zoals hen zelf zijn. Om een overzichtelijkere indeling te
krijgen van de beliefs en attitudes na het meemaken van de twee klassieke concerten, is een
factoranalyse uitgevoerd. De 6 componenten die hier uit voortkwamen, representeren 83%
van de samenhang tussen de afzonderlijke stellingen. In bijlage 5 (tabel 36) zijn de resultaten
van deze berekening te zien.
De eerste factor die naar voren komt, kan als ‘hoogstaand’ gezien worden. De
stellingen klassieke concerten waren elitair, formeel, bestemd voor oudere mensen en (niet)
voor mensen zoals ik vallen hier onder. Hiermee geven de individuen aan dat na het
meemaken van de concerten, het klassieke concert in het algemeen toch wel ver van hun af
staat, wat in de voormeting ook aangegeven werd. Ook de tweede component, ‘ernstig’, geeft
dit aan. Deze factor bestaat uit de stellingen dat men voor klassieke concerten in de juiste
stemming moet zijn, de concerten zijn een lange zit, niet aantrekkelijk, moeilijk en alleen voor
echte liefhebbers. Hierbij wordt de score op de uitspraak dat men in de juiste stemming moet
zijn beïnvloed. Oudere mensen zijn het minder met deze stelling eens. Tevens geldt dat
ouderen een klassiek concert eerder aantrekkelijk vinden en ouderen zullen minder snel
denken dan jongeren dat dit soort concerten alleen voor echte liefhebbers is.
Tabel 11 Opvattingen ten aanzien van klassieke concerten na stimuli
Stelling Score
Bestemd voor oudere mensen 2,89
Gezellig en sfeervol 4,21
Lange zit 4,53
Formeel 4,00
Bijzonderder dan popconcerten 3,89
Artistiek 4,63
Elitair 3,84
Serieus 5,79
Verrijkend 5,11
Niet voor mensen zoals ik 3,21
Feestelijk 3,37
Aantrekkelijk 4,16
Moeilijk 3,53
Iets waarvoor men inde juiste stemming moet zijn 4,37
Rustgevend 6,11
Emotioneel 3,95
Alleen voor echte liefhebbers 4,05
Betekenisvol 4,37
In mindere mate vinden de deelnemers de bijgewoonde concerten ‘verrijkend’, de
derde factor. De klassieke concerten worden volgens deze component als erg emotioneel,
betekenisvol, verrijkend en feestelijk beoordeeld. Hierin blijken twee scores een significant
effect te ondergaan. Hoe hoger de gevolgde opleiding van een persoon, hoe meer men zal
denken dat een klassiek concert verrijkend is. Ook wordt duidelijk dat hoe hoger de opleiding
en de leeftijd, hoe meer men dit soort concerten feestelijk vindt. Een tweede component in het
midden is ‘sfeer’. Hiertoe behoren de stellingen dat de concerten gezellig en sfeervol en
artistiek waren, waarbij blijkt dat hoe meer men verdient, hoe minder een persoon zal vinden
dat een klassiek concert artistiek is. Tevens zullen studenten een klassiek concert minder
artistiek vinden dan een werkend persoon.
De vijfde factor, ‘bezonnen’, bestaat uit de uitspraken klassieke concerten zijn serieus
en rustgevend. Vrouwen zullen het er minder mee eens zijn dat de bijgewoonde concerten
rustgevend waren dan de mannen. Tot slot de zesde factor: ‘bijzonder’. Enkel de stelling dat
klassieke concerten bijzonderder zijn dan de meeste popconcerten valt hieronder. Het lijkt
erop dat de individuen de concerten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest elitair en
ernstig vonden en niet erg bijzonder. Dit kan er toe leiden dat men het RPhO niet vaker zal
bezoeken, maar dit onderwerp wordt later behandeld.
Vergelijking voor- en nameting
In tabel 12 is te zien wat de verschillen tussen de voor- en nameting zijn in opvattingen en
houdingen ten aanzien van de klassieke concerten. Deze resultaten zijn verkregen via een
paired samples T-test. Per stelling worden de totaal gemiddelde gegeven: eerst van de
voormeting en daarna van de nameting. In de laatste kolom is te zien of de verschillen tussen
de voor- en nameting significant zijn. Dit is ter verduidelijking aangegeven door het rood
kleuren van de gehele rij van de stellingen.
Zoals te zien is zijn de meningen op eigenlijk alle stellingen wel veranderd, positief
dan wel negatief. Echter, slechts vier van de achttien verschillen zijn significant. De klassieke
concerten waren achteraf gezien toch minder formeel dan verwacht: een daling in score van
maar liefst 0,79. Aan de andere kant bleken de concerten wel serieuzer dan verwacht en dit
werd aangegeven door een stijging in score op dit item van 0,74. Ook vonden de individuen
de concerten aantrekkelijker dan van te voren verwacht. Dit antwoord steeg met 0,48. Tot slot
het sterkste significante verschil: de klassieke concerten zijn veel rustgevender (1,06 hoger)
dan gedacht. Zoals verwacht zijn de attitudes en beliefs (o.a. Wells & Prensky, 1996) op
onderdelen dus inderdaad veranderd. Kijkend naar niet-significante resultaten blijkt dat het
minder formele karakter van de klassieke concerten aansluit bij scores waaruit blijkt dat deze
concerten ook minder elitair, minder bijzonderder dan popconcerten, meer feestelijk en
minder voor de echte liefhebbers zijn.
Vervolgens werd de individuen gevraagd om per concert aan te geven hoe ze er over dachten.
Dit werd gedaan door middel van vier stellingen. Men kon kiezen tussen de antwoorden ‘mee
eens’ en ‘mee oneens’. Bij het tweede concert van Mendelssohn & Dvorák konden 3 mannen
niet komen. Dit kwam door ziekte, onverwachts overwerken en studie. Men is dus niet
afgehaakt wegens desinteresse, maar door onvoorziene omstandigheden. In totaal zijn naar het
eerste concert dus 19 individuen geweest en naar het tweede concert 16. Tabel 13 laat de
resultaten zien.
Het blijkt dat men concluderen dat het concert waarin stukken van Mendelssohn &
Dvorák op het programma stonden beter gewaardeerd werd door de deelnemers. Van beide
concerten hebben de mensen genoten en bij beide concerten wilde men niet eerder weggaan.
Ook waren beide concerten over het algemeen niet moeilijk te begrijpen. Doordat het tweede
Tabel 12 Resultaten paired samples T-test
Variabele Voormeting Nameting Sig. (2 tailed)Artistiek 4,32 4,63 0,411
Gezellig/sfeervol 3,89 4,21 0,512
Lange zit 4,11 4,53 0,448
Formeel 4,79 4,00 0,015
Elitair 4,32 3,84 0,268Meer bijzonder dan
popconcerten 4,16 3,89 0,578
Bestemd voor ouderen 3,37 2,89 0,311
Serieus 5,05 5,79 0,015
Verrijkend 5,00 5,11 0,682
Niet voor mensen zoals ik 2,53 3,21 0,169
Feestelijk 3,58 3,37 0,561
Aantrekkelijk 3,68 4,16 0,058
Moeilijk 4,05 3,53 0,345Waarvoor je in de juiste
stemming moet zijn 5,00 4,37 0,220
Rustgevend 5,05 6,11 0,000
Emotioneel 4,21 3,95 0,461
Betekenisvol 4,42 4,37 0,772
Voor echte liefhebbers 4,63 4,05 0,243
Tabel 13 Opvattingen en houdingen over de concerten
Sol Gabetta
Stelling Eens Oneens
Het was prachtig en ik heb ervan genoten 10 9
Het duurde te lang, ik wilde weggaan 4 15
Het was moeilijk te begrijpen 3 16
Het concert was leuk, maar niet meer dan dat 10 9
Mendelssohn & Dvorák
Stelling Eens OneensHet was prachtig en ik heb
ervan genoten 13 3
Het duurde te lang, ik wilde weggaan 4 12
Het was moeilijk te begrijpen 4 14
Het concert was leuk, maar niet meer dan dat 5 11
concert als resultaat levert dat men het een leuk concert vond en wel meer dan alleen leuk,
blijkt dat de individuen het hier meer naar hun zin gehad hebben.
Onder andere het volgende citaat laat de zelfde conclusie zien:
“Heel erg leuk. Het was ehhh meer als ik verwacht had. Het viel absoluut mee. Ik vond de
celliste wat minder, dat vond ik ehhh ja dat interesseerde me gewoon niet. Terwijl ik dat met
de viool van Mendelssohn jahh fantastisch. Vond ik erg gaaf.”
- Mandy Verhulst (44)
Hierna werden vragen gesteld met betrekking tot de beleving van de concerten. Naast
het luisteren naar de muziek en het alleen naar een concert gaan, zijn er namelijk nog andere
aspecten die bij kunnen dragen aan een beleving van zo’n avond. Bij deze vraag moesten de
individuen hun mening weergeven door middel van het omcirkelen van een getal tussen de 1
en de 7. Wederom betekende de score 1 dat men het totaal niet met de stelling eens is en de
score 7 dat men het juist wel met de stelling eens is. In onderstaand tabel 14 staan de
antwoorden weergegeven en bijlage 5: tabel 30 toont de resultaten van de regressie analyse.
Er is geprobeerd om met deze gegevens een factoranalyse te doen, maar dit gaf erg
onduidelijke resultaten. Ook met het bestand waar de data van Van Bree (2010) en dit
onderzoek samen in staan kwamen geen duidelijke dimensies naar voren. Daarom wordt er nu
alleen naar tabel 14 gekeken. Wanneer men kijkt naar de hoogte van de scores, is te zien dat
er een groot verschil zit tussen de hoogste score (6,42) en de laagste score (2,58). Tevens
bevindt meer dan tweederde van de antwoorden zich boven de 4,00, ofwel op meer als
tweederde van de stellingen is erg positief geantwoord.
Vijf stellingen hebben een erg hoge score ontvangen van de respondenten van een 6,00 of
hoger. Zo blijkt dat de garderobe in orde was, er een goede akoestiek in de zaal was, de
hygiëne goed was, dat het vervoer naar De Doelen prima te doen was en de pauze in het
programma zeer gewaardeerd wordt. Aan de andere kant zijn er twee uitspraken die juist een
negatieve score ontvangen hebben en hiermee zijn dit de enige die onder de 4,00 gescoord
hebben. Echter, in dit geval pakken de negatieve scores goed uit. Door een 3,16 te geven aan
de stelling of de wachtrijen bij de toiletten te lang waren, zeggen de individuen namelijk dat
deze rijen juist niet lang waren. De 2,58 geeft hiernaast aan dat het kiezen van kleding niet erg
Tabel 14 Beleving van de concerten
Stelling Score
Goede hygiëne 6,32
Garderobe was in orde 6,00
Liever eigen zitplaats uitgekozen 4,58
Aardig personeel 5,89
Wachtrij toiletten was te lang 3,16
Ingang van zaal duidelijk aangegeven 5,37
Kinderoppas was makkelijk geregeld 4,11
Kleding uitkiezen was lastig 2,58
Goed vervoer 6,42
Goede sfeer in de zaal 5,53
Mooi licht/decor 5,26
Genoeg beenruimte 5,58
Goede akoestiek 6,26
Prima zitcomfort 4,84
Goed zicht op het podium 5,26
Goede kwaliteit muziek 5,84
Mooie uitstraling van orkest en dirigent 5,53
Fijn dat er een pauze was 6,42
Vlotte bediening bij de bar 5,74
moeilijk was. Dit was geen belemmering. Overigens wordt de score op deze stelling door
opleiding en leeftijd negatief beïnvloed.
De overige twaalf scores die zich in het midden bevinden ten opzichte van de
hierboven genoemde antwoorden zijn ook nog behoorlijk hoog. Hieruit valt te concluderen
dat de individuen over het algemeen erg tevreden zijn over hun bezoek aan de klassieke
concerten. De totale beleving lijkt niet gehinderd te zijn. Overigens wordt de stelling of men
goed zicht had op het podium beïnvloed door de leeftijd. Hoe ouder iemand is, hoe minder
men vindt dat er een goed zicht was op het podium. Ook is de woonsituatie van belang.
Wanneer men met een partner samenwoont, zal men het zicht minder goed gevonden hebben.
Aan de andere kant, hoe hoger het inkomen, hoe beter men het zicht op het podium vond. Dit
is wel een eigenaardig resultaat waar niet veel van te maken is. Om meer inzicht te krijgen in
de beleving werd hier in de enquête verder over doorgevraagd, door te vragen hoe men het
andere publiek (wat niet participeerde aan het onderzoek), de zaal (zicht op het podium,
licht/decor, aankleding), de sfeer in de zaal, de muziek, de horecagelegenheden, de
medewerkers en de overige faciliteiten (toiletten, tv-schermen in de hal) beleefd heeft.
Hoe de deelnemers het overige publiek beleefd hebben is samen te vatten in drie
categorieën: oud, elitair en geïnteresseerd. De vier (Verheij, Yerdelen, Van Uffelen en
Ribeiro) die het publiek geïnteresseerd vonden, viel het vooral op hoe de mensen zich lieten
meeslepen door de muziek. Zo zegt Ineke Yerdelen (50) bijvoorbeeld:
“Ooh die zaten heel geïnteresseerd te luisteren en sommigen waren helemaal in trance geloof
ik. Ze vonden het helemaal geweldig. Het orkest kreeg zelfs een staande ovatie.”
Wat het overige publiek juist elitair maakte voor vijf andere individuen (met allen een
gemiddeld inkomen), was het feit dat er vooral avondtoiletten aanwezig waren, de meeste
mensen deftig en stijf waren en dat de mensen er (naar hun zeggen) ‘excentriek’ uitzagen
waardoor duidelijk werd dat ze uit een ander milieu kwamen. De overige tien individuen
vonden echter dat het vooral een oud publiek was en waar men ook keek: er waren alleen
grijze hoofden te zien.
Ook werd bevraagd of het beeld wat men van te voren in zijn of haar hoofd had over
het publiek wat zou kunnen komen naar de klassieke concerten, overeenkwam met hetgeen de
individuen nu gezien hebben. Voor zeven individuen zijn alle verwachtingen hierover
uitgekomen: er was veel grijs en er waren veel kakkers. Hiernaast is voor acht mensen de
verwachting over het publiek deels uitgekomen. Zo werd er door sommigen meer jong
publiek verwacht en door anderen juist weer minder en verwachtte iemand meer de ‘college
typetjes’ te zien. Tevens zijn voor vier deelnemers (waarvan er drie laag opgeleid zijn) de
verwachtingen over het publiek niet uitgekomen. Het ‘koude kak’ gehalte was veel lager,
maar het publiek was ook te kritiekloos.
Hiernaast hadden de individuen ook hun ideeën over waarom er bijna geen jong
publiek komt naar klassieke concerten. In de nameting werd daarom gevraag of ze door het
zelf meemaken van zulke concerten een ander idee hebben ontwikkeld waarom dit type
publiek wegblijft of dat ze bij hun eerste ingeving blijven. Hoewel iedereen andere ideeën had
vooraf aan de concerten, bleef iedereen bij zijn of haar eigen standpunt. Zo vinden zeven
mensen die allen (op André Beukelman na) een hoge opleiding hebben, dat het ligt aan het
huidige publiek. Zo zegt Mischa van Vlaardingen (48):
“Ja de formele regels hè. M’n verwachtingen kloppen nog steeds. Het lijkt alsof je ergens lid
van moet worden, van een bepaald soort publiek. Niet iedereen wordt geaccepteerd volgens
mij.”
Wat vindt u hiervan?
“Het is niet een goede overlevingsstrategie, maar ik maak me er verder niet druk over.”
Eveneens zijn er vijf individuen die er van overtuigd zijn dat het niets met het orkest te maken
heeft, maar met het genre zelf. Zo zegt Bruno Ribeiro (29):
“Ik blijf er wel bij hoor. Je moet echt iets doen voor de toekomst als je wilt dat er dan nog
steeds mensen komen. Klassiek is in het verleden en het blijft verleden. De jongeren van
tegenwoordig willen juist iets moderns en iets klassieks trekt ze dus niet. Meng daarom het
klassieke met het moderne, zorg dat de jongeren gaan happen. We willen allemaal iets
nieuws!”
De andere groep van deelnemers ziet de oorzaak meer liggen op het educatieve vlak. Er
komen, aldus deze zeven mensen, weinig jongeren naar klassieke concerten omdat men niet
weet wat het inhoudt. Men is onbekend met het hele genre en dus trekt het niet:
“Te weinig kennis van klassiek muziek. Niet weten wat je te wachten staat en het blijkt dat
het gewoon voor iedereen is weggelegd in principe, maar alleen hebben we het nog niet via
school of van huis uit meegekregen. Onbekendheid dus.”
- Anna van Uffelen (49)
Over de zaal waren de meesten duidelijk te spreken qua beleving. Na de verbouwing was er
ook veel veranderd in het voordeel van de zaal vond men. Twaalf deelnemers waren erg
tevreden en ze vonden dat deze er goed en verzorgd uitzag. Tevens waren er twee andere
individuen (Van Uffelen en Kastaneer) die vertelden dat de zaal er typisch uitzag als een
concertzaal. Wanneer ze een concertzaal in gedachten nemen, zou De Doelen een prima
voorbeeld zijn. Echter, vijf anderen vonden de zaal saai en somber en denken dat dit een
eeuwig probleem zal zijn voor De Doelen. Dit is natuurlijk ieders eigen smaak. De
voornaamste argumenten hiervoor waren dat ze de indeling van stoelen raar vinden, ze de
kleuren die gebruikt zijn voor de aankleding als kil beschouwen en dat ze de zaal erg saai
vinden, Mustafa Emili (19) bijvoorbeeld:
“De zalen van De Doelen zijn hetzelfde. Wel mooi, groot, veel zicht. Wat ik wel jammer vond
is dat mensen ook aan de zijkanten en achteraan, achter het orkest, kunnen zitten. Daar krijg
je echt nekpijn van!”
Ten vierde was de kritiek dat men voor een optimale beleving beter beneden kan zitten tijdens
een concert, omdat men in de ringen alleen maar afgeleid wordt door het overig publiek en dit
zorgt er op zijn beurt voor dat men minder naar de muziek gaat luisteren.
De sfeer in de zaal werd ook verschillend beleefd door de individuen. Zo vonden
Hilgers, Yerdelen, Akchich, Christoffers, Van Oosterom en Verhulst de sfeer goed of zelfs
perfect. Er was niks op aan te merken. Dit in tegenstelling tot negen anderen, die juist vonden
dat de sfeer toch wel wat aan de formele kant was, al was formeel ook weer niet het juiste
woord.
“Formeel is aan de ene kant misschien niet het goede woord, want er waren allerlei soorten
mensen, maar je merkt gewoon dat wanneer zo’n concert bezig is dat je bijvoorbeeld alleen
maar naderhand mag applaudisseren en dat geeft weer een formeler karakter eraan. Voor de
rest wel mooi.”
- Nathalie Ansems (38)
Voor deze uiteenlopende antwoorden zijn geen connecties tussen achtergrondkenmerken te
ontdekken. De overige vier omschreven de sfeer als relaxed en lekker ontspannen.
Maar liefst twaalf individuen wisten de muziek ook als prachtig of mooi te
kwalificeren. Ze konden geen fouten in de muziek ontdekken en konden genieten van het
concert. Tevens kregen drie van hen de indruk dat de muziek ook van goede kwaliteit was.
Verheij kreeg deze indruk bijvoorbeeld door het zien dat de solisten hele stukken uit het hoofd
speelden en dat de dirigent alles tot in de puntjes in controle had. Tevens zijn er vier
deelnemers die de muziek echt niet mooi vonden. Volgens Beukelman zat er geen emotie in
de muziek, voor Van Vlaardingen waren het precies de componisten waar hij niet van houdt,
voor Yerdelen was de muziek veel te hard en doordreunend en Emili weet nu zeker dat hij
niet van dit genre houdt al kan hij niet precies aangeven waarom. Het is interessant dat
sommigen niet concreet kunnen aangeven waarom ze deze muziek wel of niet mooi vinden,
het genre lijkt een persoon ‘te liggen’ of juist niet. Ook waren er drie individuen (met alle drie
een HBO opleiding) die de muziek een beetje mooi vonden. Dit kwam doordat er mooie
stukken tussen zaten, maar ook stukken die ze afgrijselijk vonden. Ze hadden dus gemengde
gevoelens bij de muziek. De ene helft vond men wel mooi en de andere helft niet. Renée van
Oosterom (48) geeft hier het meest samenvattende antwoord:
“Half-half eigenlijk. Half heel mooi en de andere helft ‘ik wil weer naar huis’. Bij allebei. De
eerste helft met de solisten was erg mooi, maar na de pauze was het flut.”
Over de horecagelegenheden, de medewerkers en de overige faciliteiten waren de meeste
deelnemers te spreken. Een meerderheid van twaalf individuen vond dat de algemene
faciliteiten die in De Doelen aanwezig zijn wel erg goed zijn. Hierbij valt te denken aan de
toiletten en de horeca. Hiernaast vonden zeven anderen dat de faciliteiten wel goed waren,
maar dat er ook ruimte is voor verbetering. Volgens hen kan er verbetering komen bij het
afhalen van de jassen (ander systeem), meer zitplaatsen creëren in de hal omdat nu tijdens de
pauze niet iedereen kan zitten, kan de bewegwijzering beter, waren er bij het tweede concert
minder plaatsen waar men koffie of thee kon halen en was de frisdrank erg prijzig. Echter, de
persoon die dit laatste meldde, was de (extreem) lage prijzen van rond de €0,75 voor frisdrank
gewend op een universiteit en was allergisch voor stoffen in koffie of thee, waardoor hij niet
gebruik kon maken van de gratis koffie en thee bars.
In de interviews zijn verder vragen gesteld over wat de individuen van de concerten
zelf vonden. Veertien deelnemers hebben het gaan naar de klassieke concerten als een hele
leuke en positieve ervaring beschouwd:
“Leuk. Het waren verschillende soorten muziek. Van beide heb ik genoten.”
- Mustapha Akchich (23)
“Hartstikke leuk. Interessant ook. Die eerste met die cello was goed. Dat vond ik echt onwijs
goed. En de tweede was ook best goed. Ja niet verkeerd.”
- Tim Hilgers (50)
“Ik vond het leuker dan ik had verwacht. Ik had verwacht dat het saai zou zijn en dat ik er
niks aan vond, maar het is me reuze meegevallen. Ik hoorde anderen van ‘wat zwaar’ maar
dat viel reuze mee. “
- Myrna Kastaneer (19)
“Ik heb me prima vermaakt hoewel ik de gemiddelde leeftijd wel omlaag haalde. Ik heb
wachtend voor de deur genoten voor de file van rollators en bussen vol bejaarden die een
avondje uit gingen. “
- Tjeerd van der Zwaal (29)
De rest van de individuen wist te vertellen dat ze het een leuk idee vonden om twee keer
gratis naar een concert te gaan in verband met een onderzoek, maar dat ze toch niet alles even
mooi of interessant vonden. Dit waren overigens vijf mensen die nog nooit naar een concert
geweest waren en door deze twee concerten een idee hebben gekregen wat ze wel en niet
appreciëren in de klassieke muziek:
“[Het] eerste concert was een flinke tegenvaller en het tweede concert was veel en veel
leuker.”
Waar lag dat aan?
“Eerste concert was saai, de celliste was een beetje een vreemde tante en het waren
onbekende nummers. Uit mezelf was ik er niet heen gegaan. Concert 2 was veel vrolijker en
het was een beetje somber soms, maar ik kreeg er hele leuke associaties bij in gedachte. Soms
met sprookjes: donkere muziek was dan de wolf en hoog was een meisje wat aan het gillen
was. Het verhaal erbij verzinnen ging vanzelf.”
- Anna Van Uffelen (49)
Tevens hebben de deelnemers verschillende dingen ervaren of dachten ze aan verschillende
dingen tijdens het concert. Een vijftal vond vooral dat de concerten erg ontspannend waren.
Men kon geheel tot rust komen en af en toe zakte men ook wel weg. Ook zijn er zeven hoog
opgeleiden die vooral de muziek zelf hebben ervaren. Voor hen was het gaan naar een
klassiek concert nieuw en ze wilden de muziek zo goed mogelijk horen en proberen te
begrijpen. De muziek riep bij vier andere deelnemers juist een bepaald gevoel of een emotie
op (vb. verdriet, blijdschap). Hiernaast waren er drie mensen die iets heel anders dachten,
namelijk: ik moet vaker gaan naar dit soort concerten (Tim Hilgers), ik heb emotieloze
muziek gehoord (André Beukelman) en wanneer mag ik naar huis (Mustafa Emili).
In de nameting werd ook gevraagd of de verwachtingen die men had ten aanzien van
de concerten uitgekomen waren. De antwoorden hierop waren niet altijd positief voor het
Rotterdams Philharmonisch Orkest. Bij twaalf individuen waren de verwachtingen geheel
uitgekomen. Dit kwam bijvoorbeeld doordat de muziek net zo mooi was als dat men
herinnerde toen soortgelijke muziek gedraaid werd door de moeder thuis, omdat het gezelliger
en makkelijker was dan gedacht, doordat de sfeer erg mee viel en doordat de muziek mooi
was. Verwachtingen met een minder positieve kant voor het RPhO die uitgekomen zijn, zijn
dat het inderdaad saai was om naar zo’n type concert te gaan en dat men in slaap gevallen is
uit verveling. Ook waren er drie mensen waarbij de verwachtingen niet waren uitgekomen
doordat er een kritiekloos publiek aanwezig was en doordat de muziek tegenviel.
Demografische kenmerken lieten geen verband met deze uitlatingen zien.
Tevens is er een viertal van hoogopgeleiden waarbij de verwachtingen deels zijn
uitgekomen. Zo viel het Colin Kesteloo in verband met zijn autisme tegen dat er toch een best
groot publiek aanwezig was. Martha Christoffers had verwacht dat er bekende muziekstukken
gespeeld werden en dat er rekening gehouden werd met het feit dat er een groep van dit
onderzoek aanwezig was, maar dit was dus logischerwijs niet het geval. Nathalie Ansems
vond dat ieder instrument meer aandacht mag krijgen in plaats van alle aandacht op de solist,
omdat de solisten haar toch wat waren tegengevallen. Tot slot had Renée van Oosterom
verwacht meer oude mensen te zien.
Om er achter te komen of de interesse in de klassieke muziek door de twee concerten
desondanks is vergroot of aangewakkerd, werd de vraag gesteld of men in de periode tussen
het eerste concert en de tweede afspraak meer naar klassieke muziek is gaan luisteren of dat
men er meer informatie over is gaan opzoeken. Maar liefst achttien individuen geven aan dat
zij in deze periode niet meer dan normaal naar klassieke muziek zijn gaan luisteren. Hier zijn
twee grote redenen voor: men heeft er geen tijd voor gehad en men heeft er geen behoefte aan
gehad. Colin Kesteloo, de enige die wel meer naar klassieke muziek is gaan luisteren, heeft
dit voornamelijk gedaan in verband met zijn studie:
“Ja! Ik werk en studeer, en dan moet ik me kunnen afsluiten van alles om me heen en dat
doe ik met muziek. En afhankelijk in wat voor tekenbui ik ben, gaat er muziek op. Als ik
visualisatie nodig heb, dan wordt het klassieke muziek maar moet ik iets heel snel afhebben,
dan wordt het bijvoorbeeld rock. En tegenwoordig is het wat meer klassieke muziek.”
En dat komt naar aanleiding van de concerten?
“ Ja.”
Ook heeft slechts één persoon in de tussentijd meer informatie opgezocht over klassieke
muziek, namelijk Arie Verheij:
“Ja, wel over Dvorák. Tsjech uit de Romantiek. Een beetje om voor te bereiden. Dat had ik
nog nooit eerder gehoord.”
Dit heeft hij dus gedaan om zich te kunnen voorbereiden op hetgeen hem te wachten stond.
De overige achttien individuen zeggen hier nog geen tijd voor gehad te hebben of men ziet het
nut er niet van in.
Het feit dat men alleen gegaan is naar de concerten is niet iedereen meegevallen.
Zeven individuen (Hilgers, de Bruin, Verhulst, Beukelman, Yerdelen, Dias en Akchich)
hebben er totaal geen problemen mee gehad, zo zegt Monica Dias:
“[Het was] niet erg om eerlijk te zijn. Het is echt iets waar je alleen makkelijk naar toe kan
gaan heb ik gemerkt. Het was niet echt zoiets van ‘ik heb iemand nodig’, je moet toch stil zijn:
zitten en kijken.”
Hiernaast vinden negen deelnemers het toch fijner als er iemand die ze kennen mee gaat naar
zo’n type concert. Men miste het praten over hetgeen wat gezien en gehoord was, de ervaring
kon niet worden gedeeld. Tevens waren er drie mensen (Emili, Kastaneer en Ansems) die heel
duidelijk waren in hun antwoord: ze zullen nooit meer alleen naar een klassiek concert gaan.
Opvallend hier is dat de twee jongste deelnemers dit zeggen. De grootste drijfveren om dit te
zeggen waren het niet hebben van voorpret en een klankbord en het feit dat er niemand is die
ze kenden. Mustafa Emili vat het samen als: “Uitermate teleurstellend: K.U.T.”
Tevens viel het alle individuen wel op dat er ongeschreven regels zijn tijdens een
klassiek concert. Hilgers en Akchich viel het op dat men niet mocht kuchen of hoesten.
Kastaneer, Dias, Verheij en Zwaan vonden het verplicht stil zijn erg opvallend en voor
Kesteloo was het een ongeschreven regel dat men tussentijds de zaal niet mocht verlaten.
Deze laatste twee ‘ongeschreven regels’ zijn echter vrij logisch: het overige publiek wil
logischerwijs niet gestoord worden tijdens het concert. De overige twaalf deelnemers vielen
vooral over het feit dat men niet mocht applaudisseren wanneer men dat wilde:
“Nou ik had de neiging toen een gedeelte was afgelopen om te gaan klappen, maar ik zat er
een beetje ongemakkelijk bij toen het stil bleef. Dat was wel een ongeschreven regel. Voor de
rest had je gewoon stil zijn en niet hoesten, maar dat werd van tevoren aangekondigd. Dat
niet mogen applaudisseren vond ik trouwens wel tegennatuurlijks. Je wil gewoon je blijk van
waardering geven en dat gaat dus niet.”
- Nathalie Ansems (38)
Conclusie deelvraag 2
Als antwoord op de deelvraag hoe houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke
concerten als gevolg van het beleven van deze concerten van het RPhO veranderd zijn, kan
het volgende gezegd worden.
Het tweede concert, van Mendelssohn & Dvorák, werd meer gewaardeerd dan het
eerste concert dat gegeven werd door Sol Gabetta. Het is speculatief gedacht, maar misschien
komt dit doordat de individuen de tweede keer beter wisten wat ze konden verwachten van
een klassiek concert. Door middel van het eerste concert zouden ze dus al wat cultureel
kapitaal opgebouwd kunnen hebben, waardoor ze volgens Bourdieu meer comfortabel waren
met de omgeving.
Hiernaast bleek dat de algehele beleving van de klassieke concerten ook prima was.
De concerten waren heerlijk rustgevend en de muziek was van hoge kwaliteit. Ook vond een
meerderheid van de individuen de muziek en alles wat er op zo’n avond bij hoort heel mooi
en goed geregeld. De rest vond alles om het concert heen wel in orde, maar de muziek niks.
Met de ongeschreven regels tijdens de concerten hadden de individuen wel enigszins moeite,
maar het werd door de meesten ook toegegeven dat ze hier snel aan waren gewend.
Verwachtingen die men vooraf had over de concerten zelf en over het publiek wat men daar
zou aantreffen, bleken ook grotendeels te kloppen.
Als dan gekeken wordt naar de verschillen in antwoorden tussen de voor- en de
nameting, is in tabel 12 (blz. 59) te zien dat er veel is veranderd door de concerten en dus ook
voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Dit is zowel in positieve zin als in negatieve zin.
Echter, slechts vier verschillen bleken significant te zijn. Zo blijkt dat de klassieke concerten
In hoeverre zijn er mensen na hun concertbezoek in geïnteresseerd om in de toekomst
vaker naar het RPhO te komen en met welke beleving en achtergrondkenmerken hangt
dit samen?
minder formeel zijn als van te voren gedacht (positief) en dat ze toch wat meer serieus zijn
dan verwacht (kan zowel positief als negatief). Maar ook bleek dat de individuen de concerten
achteraf aantrekkelijker vonden (positief) en dat de concerten lekker rustgevend waren
(positief). Naar aanleiding van deze significante verschillen en de goede beleving van de
deelnemers kan de tweede hypothese, dat de houdingen en opvattingen ten aanzien van
klassieke muziek veranderen op een positieve manier richting het genre na het bijwonen van
de twee concerten, geverifieerd worden. Er waren namelijk meer antwoorden positief dan
negatief significant veranderd.
4.2.4 Intenties?
Naast het onderzoeken welke demografische kenmerken invloed hebben op het veranderen
van opvattingen en houdingen ten aanzien van klassieke concerten, is het in dit onderzoek ook
van belang om erachter te komen of men in de toekomst vaker naar de concerten van het
Rotterdams Philharmonisch Orkest wil komen. In de vragenlijsten van de nameting zijn hier
meerdere vragen over gesteld. Zo kregen de individuen een vraag te beantwoorden die inging
op eventuele toekomstige concertbezoeken. Net als bij voorgaande vragen was het de
bedoeling dat men een mening gaf over enkele uitspraken door middel van het omcirkelen
van een getal tussen de 1 en de 7. Score 1 betekende dat men het totaal niet met de stelling
eens was en score 7 dat men het totaal wel met de stelling eens was. In tabel 15 zijn alle
gemiddelde antwoorden te zien en bijlage 5: tabel 31 toont resultaten van de regressie analyse.
Zowel de mannen als de vrouwen geven de hoogste score aan de stelling of men een volgende
keer een inleiding van een klassiek concert wil volgen of er meer informatie over gaat
opzoeken. Blijkbaar hadden de individuen tijdens deze concerten dus nog niet voldoende
informatie. Dit antwoord is opvallend omdat men tegelijkertijd zegt dat ze niet zo zeer vaker
naar concerten van het RPhO willen gaan. Een volgende keer lijkt er niet erg in te zitten dus.
Wellicht dat dit komt omdat ze meer informatie over de concerten wel fijn gevonden hadden.
Het wel vaker willen gaan naar De Doelen scoort aan de andere kant wel hoog, evenals het
Tabel 15 Toekomstplannen bezoek aan klassiek concerten
RPhO
aanraden
Vaker naar concerten van RPhO
Vaker naar de Doelen
Nooit meer naar
klassiek concert
Vaker culturele activiteit,
geen klassiek concert
Volgende keer
inleiding/ meer info
over concert
Gemiddelde 4,53 3,79 4,53 2,32 3,89 5,21
aanraden van het orkest aan bekenden. De laagste score blijkt in dit geval een positief
resultaat te geven. Met een 2,32 geven de deelnemers namelijk aan dat ze de optie open laten
om in de toekomst nog eens naar een klassiek concert te gaan.
Vervolgens werd aan de individuen gevraagd of ze enkele stellingen wilden
beoordelen die gaan over de toekomst van klassieke concerten. Dit is met hetzelfde principe
van een zevenpuntsschaal gebeurd als bij de voorgaande vraag. In tabel 16 staan de
gemiddelde antwoorden en in bijlage 5: tabel 32 staan de resultaten van de regressie analyse.
Voor de respondenten is het duidelijk dat er op school meer aanbod moet komen
van klassieke muziek en ook vinden de individuen dat er zeker iets gedaan moet worden aan
de vorm van klassieke concerten door het RPhO om in de toekomst meer jong publiek te
krijgen. Dit laatste resultaat wordt trouwens significant beïnvloed. Hoger opgeleiden zien
minder reden voor aanpassingen dan laag opgeleiden. Hiernaast denken de deelnemers
enigszins dat er in de toekomst steeds minder publiek zal zijn voor klassieke concerten, want
ze geloven dat de jongeren uit zichzelf niet zullen komen naar dit type concert. Tot slot geven
de deelnemers bij deze vraag aan dat ze niet vinden dat de subsidie van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest in de toekomst verminderd moet worden.
Om erachter te komen wat het RPhO dan bijvoorbeeld kan gaan doen om meer jong
publiek te krijgen, werd de individuen gevraagd om vijf opties aan te kruisen als men vond
dat dit een mogelijke oplossing zou zijn. Men kon meerdere opties aankruisen. Allereerst was
er de optie voor het RPhO om niks aan te passen aan de huidige vorm van klassieke
concerten. In tabel 17 is te zien dat slechts twee mensen het hier mee eens zijn. De overige
zeventien individuen vinden dus dat er wel iets moet veranderen.
Een meerderheid van de respondenten denkt niet dat meer interactie met het jonge
publiek zoals sms’jes, apps voor de iPhones of via de PDA (bijvoorbeeld een Blackberry) zou
helpen om het genre klassieke muziek en daarmee ook de concerten aantrekkelijker te maken
voor een jong publiek. Dit in tegenstelling tot de optie of het gebruik maken van
beeldschermen tijdens de concerten, zoals gebruikelijk is bij popconcerten en festivals met
Tabel 16 Toekomst van klassieke concerten
Steeds minder
publiek
Jongeren gaan uit zichzelf
RPhO moet iets aan de vorm doen
Op school meer aanbod van klassieke
muziek
Subsidie RPhO in toekomst
verminderenGemiddelde 4,42 2,26 5,32 5,79 2,32
close-ups van de artiesten, mogelijk een oplossing is om de jongere generaties te trekken. Een
krappe meerderheid denkt dat dit kan werken.
Hiernaast vindt een meerderheid van 13 individuen dat er meer promotiemateriaal in het
straatbeeld van Rotterdam en in de media moet verschijnen. Hierbij valt te denken aan korte
reclames op TV of radio, maar ook aan meer flyers en posters in de stad. Tevens hadden de
individuen een optie om zelf aan te geven wat zij een goede oplossing vinden om het genre
klassieke muziek meer aantrekkelijk te maken voor het jonge publiek. Wat opvalt, is het feit
dat vier van de tien mensen vermelden dat het RPhO zou moeten samenwerken met populaire
artiesten, zodat er een mix van genres ontstaat.
Ook is het een optie om andere muziek te spelen die lichter en vlotter in het gehoor
ligt. Het feit dat er weinig jongeren naar klassieke concerten komen, zou daarnaast te maken
kunnen hebben met de spanningsboog van deze generaties en daarom zouden de concerten
een stuk korter moeten gaan duren. Tijdens de concerten zouden de eventuele beeldschermen
ook achtergrondinformatie kunnen tonen over de te spelen stukken (vb. achterliggende
gedachte of motivatie van het componeren). Ook vindt iemand dat men van jongs af aan veel
meer in contact moet komen met het gehele genre. Een toegankelijker repertoire zou ook een
oplossing zijn, maar het RPhO zou volgens een ander moeten beginnen met het toegankelijker
maken van de website. Nu is deze vooral gericht op de mensen die al verstand hebben van
klassieke muziek, maar zegt het een leek helemaal niks.
Over het trekken van jongeren is in de interviews doorgevraagd. Drie jonge
deelnemers, Verheij, Van der Zwaal en Kastaneer, geven aan dat er niets moet veranderen aan
de huidige vorm omdat het anders niet meer een echt klassiek concert is. Hiernaast vinden
Hilgers, De Bruin, Christoffers, Emili, Yerdelen en Akchich dat het gehele genre klassieke
Tabel 17 Aanpassingen aan klassieke concertenTotaal
Stelling: Ja NeeAanpassingen zijn niet nodig 2 17
Interactie publiek dmv technologische hulmiddelen
5 14
Beeldschermen zoals bij een popconcert 10 9
Meer PR in media en straatbeeld Rotterdam
13 6
Anders, namelijk … 10 9
muziek juist moet mengen met andere genres om het zo populairder te maken onder het
bredere Nederlandse publiek. Dit is echter wellicht niet helemaal haalbaar voor het RPhO.
Van Uffelen vond dat er meer promotiemateriaal te zien moet zijn en Verhulst vindt
dat er een mogelijkheid moet zijn om meer over de concerten te leren voor volwassenen: een
soort masterclasses. Echter, dit bestaat al in de vorm van inleidingen voorafgaand aan het
concert. Beukelman vindt dat er een vriendelijkere entree moet zijn in plaats van de huidige
beveiligers, maar Zwaan wil juist een meer informatieve website. Tevens vindt Kesteloo dat
de concerten ingekort moeten worden wegens de concentratie. Ook dit is een wens die
vermoedelijk niet kan worden gehonoreerd.
Ook was er een groep individuen (allen Hbo’ers) die meerdere ideeën had. Voor Van
Oosterom is het wenselijk om het genre te mixen met andere genres maar tegelijkertijd
moeten de concerten ook korter en er moet meer uitleg komen over hetgeen wat men gaat
horen. Volgens Ansems kan het veel helpen als er bekendere nummers gespeeld worden en
dat de solisten niet aan één stuk door spelen, maar juist verdeeld over het gehele concert. Ook
dit zal hoogstwaarschijnlijk niet gebeuren omdat de huidige concertindeling nu eenmaal hoort
bij een klassiek concert. Een stuk wordt bovendien pas bekend bij het vaker horen van dit
nummer, maar het RPhO kan het vaste publiek onmogelijk steeds hetzelfde programma
voorschotelen zodat de leken meer bekend worden met het genre. Van Vlaardingen denkt dat
het RPhO meer uitverkochte zalen zal krijgen wanneer ze per jaar minder concerten plannen,
de pauzes afschaffen en, heel belangrijk voor hem, meer thematisch muziekstukken voor een
concert uitkiezen. Echter, dit gebeurt al, alleen zal Van Vlaardingen het thema niet
waargenomen hebben. Tot slot vind ook Dias dat er meer uitleg over de concerten gegeven
moet worden en dat de concerten eerder moeten aanvangen. Dit is een meer realistische
uitspraak waar nog over na te denken valt door het orkest.
Ondanks het bijwonen van twee klassieke concerten en het meedenken over hoe er wél
jongere mensen naar dit type concert te krijgen zijn, blijkt tijdens het interview dat bij maar
liefst elf individuen de interesse in klassieke muziek (en concerten) niet is gewekt. Dit is niet
geheel alarmerend voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Vier van deze mensen hadden
namelijk al een interesse in het genre, maar gingen nooit naar concerten toe. Door het
bijwonen van deze concerten is hun interesse alleen niet verder gegroeid. De overige zeven
individuen bij wie de interesse niet gewekt is, geven verschillende argumenten.
Nathalie Ansems zegt bijvoorbeeld dat ze de concerten wel mooi vond, maar dat ze
niet speciaal naar een concert zal gaan in de toekomst om het nog eens bij te wonen. Voor
Martha Christoffers geldt dat zij meer interesse had in de klassieke muzieklessen en optredens
van kinderen en dat deze concerten toch wel erg verschillen en dat de interesse niet is
vergroot. Het struikelpunt voor André Beukelman is dat hij het emotieloze, ingestudeerde
concerten vond, waar het gebrek aan het kunnen ontdekken van motieven in de muziek juist
een obstakel is voor Mustafa Emili.
Het feit dat er voor haar geheel onbekende muziekstukken gespeeld werden, maakt
Ineke Yerdelen zeggen dat ze klassieke muziek nog steeds niet mooi vindt. Voor Monica Dias
geldt dat ze tijdens de concerten met een ‘wauw’-gevoel zat te kijken en luisteren, maar op het
moment dat ze thuis kwam was dit gevoel helemaal weg: een teken voor haar dat het toch niet
zo erg boeiend was. Bruno Ribeiro deed mee aan het onderzoek uit nieuwsgierigheid naar het
genre. Na het bijwonen van deze de concerten is het voor hem zeker dat deze concerten de
eerste en ook de laatste zullen zijn die hij bijwoont doordat het hele genre hem niet trekt.
Aan de andere kant geldt voor Verheij, Hilgers en De Bruin dat de interesse in
klassieke muziek juist bevestigd is, waar het voor vijf andere individuen duidelijk is
geworden dat klassieke muziek toch wel een genre is wat hen ligt en de interesse is dan ook
zeker gewekt. Voor Van der Zwaal heeft het rustgevende effect van de concerten een grote
aantrekkingskracht waardoor hij in de toekomst vaker wil komen. Van Uffelen is het juist erg
mee gevallen qua ‘koude kak’ en de muziek was veel mooier dan verwacht. Dit laatste geldt
ook voor Kastaneer. Dankzij de concerten is Van Oosterom juist geprikkeld om te gaan
ontdekken van welke componisten ze houdt, om te ontdekken naar wat voor concerten zij wel
zou willen gaan. Ook Verhulst is geprikkeld door de concerten en zou het niet erg vinden om
nog eens naar een klassiek concert te gaan.
Het zijn dan ook deze acht mensen, maar ook Martha Christoffers, die denken in de
toekomst vaker naar klassieke muziek te gaan luisteren omdat zij het genre toch wel erg zijn
gaan waarderen. Yerdelen, Beukelman, Emili en Ansems weten echter zeker dat ze dit in de
toekomst niet zullen gaan doen, omdat het genre ze echt niet interesseert. Kesteloo en Van
Vlaardingen zijn dit niet van plan omdat zij vinden dat ze er al genoeg naar luisteren en hier
waarschijnlijk geen verandering in komt. Ook zijn er nog een aantal twijfelaars. Zwaan, Dias,
Ribeiro en Akchich weten niet zeker of ze in de toekomst meer naar klassieke muziek gaan
luisteren. Zwaan en Akchich durven er ook geen uitspraken over te doen, maar Dias denkt dat
het wel een mogelijkheid is om later in haar leven naar klassieke muziek te gaan luisteren. Ze
merkt bij haar zelf namelijk op dat ze om de paar jaar onbewust wisselt van genre wat ze het
meest luistert en daar zou klassiek ook tussen kunnen komen. Ribeiro heeft een hele andere
redenering. Iedereen wordt oud en aangezien er veelal oude mensen in de zaal zaten, verwacht
hij dat wanneer hij zelf oud is, ook naar dit genre zal luisteren:
“Het zou kunnen. Zoals ik het zie is klassiek het genre voor de oude generaties. Je komt er
dan vanzelf in terecht. Het is net als een begraafplaats, je komt er uiteindelijk terecht.”
Degenen die aangegeven hebben in de toekomst niet vaker naar klassieke muziek te gaan
luisteren, maar ook Van Oosterom en Verheij, weten ook zeker dat zij in de toekomst niet op
zoek gaan naar additionele informatie over het genre. Zij vinden dat zij er al voldoende vanaf
weten of het interesseert hen echt niet. Drie van de vier twijfelaars weet ook niet zeker of ze
meer informatie gaan opzoeken. Zwaan, en ook degenen die aangaven wel meer naar
klassieke muziek te willen luisteren in de toekomst, geven aan ook meer informatie erover te
willen hebben. Zij denken dat een concert meer zal ‘leven’ als men er meer
achtergrondinformatie erover heeft.
Deze achtergrondinformatie zou men kunnen krijgen door middel van lessen op
school. Aangezien er in het eerste interview van de nameting gesproken werd over het krijgen
van meer educatie over klassieke muziek, is ook aan de overige 18 individuen gevraagd of zij
vinden dat jongeren tegenwoordig op school meer moeten leren over klassieke muziek. In
totaal zagen zeventien deelnemers hier het nut wel van in. Dertien van hen pleitten voor een
combinatie van theorie en praktijk:
“Les krijgen, interesse wekken. Mijn kinderen leren nu op school wel het een en ander over
muziek, maar wat een orkest is weten ze niet. Kinderen zijn beïnvloedbaar.”
En wat zouden kinderen op school moeten leren?
“Ik denk een beetje van alles: praktijk en theorie. Ga met ze naar concerten maar leer ze ook
hoe het allemaal in elkaar steekt.”
- Monica Dias (29)
Hiernaast vinden Van Oosterom en Van Vlaardingen (beiden Hbo en middelbaar salaris) dat
het krijgen van enkel theorie voldoende is. Naar de praktijk kunnen ze volgens hen altijd nog
wanneer het de kinderen interesseert. Ansems en Yerdelen (beiden vrouw) vinden juist de
praktijk weer belangrijker dan de theorie. Door het zelf proberen te bespelen van een
instrument krijgen de kinderen meer betrokkenheid bij het genre en zien ze hoe moeilijk het
is, waardoor ze meer waardering krijgen voor de orkestleden. Alleen Beukelman en Ribeiro
(beiden laag opgeleid en man) zien geen nut in het les krijgen over klassieke muziek. Ze
vinden dat dit genre zijn dagen al gezien heeft en dat de kinderen van nu er geen interesse
meer in hebben of in zullen krijgen.
Aan de zeventien individuen die het wel een goed idee leek om meer educatie over
klassieke muziek te plaatsen in het onderwijs, werd vervolgens gevraagd of ze denken dat
deze educatie er dan voor zal zorgen dat er in de toekomst meer mensen naar klassieke
concerten gaan. Verheij, Christoffers, Zwaan en Akchich hadden geen idee. Ze hopen dat dit
wel invloed zal hebben maar denken dat het hebben van een goede eerste ontmoeting met het
genre meer bepalend zal zijn. Van Vlaardingen denkt niet dat meer educatie meer
concertbezoek betekent, maar dat men dan in ieder geval een meer gegronde reden heeft om
niet te gaan doordat men er dan meer over weet en begrijpt waar hij of zij over praat.
De andere twaalf individuen denken dat het krijgen van informatie over de klassieke
muziek en de concerten wel zal leiden tot meer publiek. Niet elke leerling uit de klas zal gaan
maar doordat er uit meerdere klassen een paar leerlingen gaan, zijn dit in ieder geval meer
mensen als dan wanneer er geen educatie over het genre was:
“Dat weet je nooit maar je vergroot daarmee wel de bekendheid en daarmee de kring van
mensen die je bereikt. Daar zit allicht een percentage bij dat je raakt. Ik bedoel als je nou
echt niet geïnteresseerd bent dan wordt je natuurlijk nooit geraakt.”
- Mandy Verhulst (44)
Hierna kwam één van de belangrijkste vragen van dit onderzoek: zijn de individuen zelf
van plan om in de toekomst vaker naar een klassiek concert van het RPhO te gaan? Acht
individuen (Verheij, Kesteloo, Ansems, Beukelman, Emili, Yerdelen, Dias en Ribeiro) gaven
aan dat ze dit niet van plan zijn. Ze vertellen dat de concerten er niet voor hebben gezorgd dat
zij zodanig geïnteresseerd zijn geraakt in het genre om er vaker heen te gaan.
Aan de andere kant is er dus wel een kleine meerderheid van elf individuen die
‘overgehaald’ zijn. Ze geven aan dat ze toch over een drempel heen gestapt zijn en dat het
leuker was dan verwacht. Tim Hilgers, die altijd al een lichte interesse had in het genre maar
nooit naar concerten ging, heeft nu een idee gekregen wat hem te wachten staat bij zo’n
concert. Tjeerd van der Zwaal heeft zich prima vermaakt en Myrna Kastaneer vond de muziek
lekker klinken. Dit geldt ook voor Renée van Oosterom. Anna van Uffelen vond het een heel
leuk orkest om te zien en de muziek vond ze ook mooi.
Sylvia de Bruin heeft nu gezien dat het niet zo’n lange zit was als waar ze bang voor
was en Mandy Verhulst heeft nu meer feeling gekregen met het genre. Martha Christoffers
merkt dat haar interesse in het genre is toegenomen maar weet niet precies waar dat nu door
komt. Wel weet ze dat ze in de toekomst best vaker met vrienden naar het RPhO wil komen.
Mischa van Vlaardingen en Wijnand Zwaan zeggen allebei iets heels moois gezien te hebben
en dit wel vaker te willen meemaken. Voor Van Vlaardingen geldt dat er dan wel een goed
programma moet zijn. Tot slot Mustapha Akchich. Ook hij heeft twee prachtige concerten
meegemaakt waar hij van genoten heeft en hij wil dit nu zeker een paar keer per jaar gaan
doen en hoopt dan ook dat de agenda dit vaak toelaat.
Uiteraard is de individuen ook gevraagd om
tijdens de nameting een rapportcijfer te geven aan het
genre klassieke muziek. Op bladzijde 44 was te zien
dat de deelnemers vooraf als gemiddeld cijfer een 6,89
gaven: de mannen gaven een 7,30 en de vrouwen een
6,44. In tabel 18 is te zien wat in de nameting de
gemiddelden zijn. Zowel de mannen als de vrouwen
zijn gestegen in hun waardering. De verschillen tussen voor en na de concerten zijn echter
niet groot. De mannen zijn de klassieke concerten met 0,20 meer gaan waarderen en de
vrouwen met 0,45. Het totaal gemiddelde is hierdoor met 0,32 omhoog gegaan. Tevens zijn in
tabel 19 de frequenties weergegeven van de gegeven cijfers.
In totaal zeggen elf individuen dat zij vaker naar het RPhO willen gaan. Bij zeven van
hen is dit ook te zien in de rapportcijfers. Zo geven Anna van Uffelen, Mischa van
Vlaardingen, Martha Christoffers en Wijnand Zwaan na het bijwonen van de concerten het
genre klassieke muziek één punt hoger dan in de voormeting. Voor Van Uffelen komt dit
doordat ze nu weet dat klassieke muziek ook haar smaak is en het orkest viel haar qua
muzikanten erg mee. Het was jong volgens haar en er zaten leuke typetjes in. Mischa van
Vlaardingen vertelt dat zijn al bestaande interesse weer uit de achtergrond op is komen zetten
dankzij deze twee concerten. Christoffers lijkt het erg leuk om met vrienden naar een klassiek
concert te gaan en Zwaan vindt dat hij iets heel moois heeft gezien, waarvan een herhaling
zeker geen straf is.
Tabel 18 Gemiddelde rapportcijfers na concerten
Geslacht Gemiddelde
man 7,50
vrouw 6,89
Totaal 7,21
Mandy Verhulst heeft in de nameting twee
rapportpunten hoger gegeven dan voorheen. Toen
zij nog thuis woonde draaide haar moeder vaak
klassieke muziek. Op een gegeven moment werd dit
te veel, maar door het bijwonen van de concerten
wist ze zich te herinneren dat de muziek toch nog
wel zo mooi was als vroeger. Tevens vond zij de
concerten rustgevend. Dit laatste geldt ook voor
Tjeerd van der Zwaal, die zelfs drie punten
gestegen is in cijfer (6 9). Hiernaast geeft Van
der Zwaal aan zich prima vermaakt te hebben met
mooie muziek. Ook Myrna Kastaneer heeft drie
punten meer gegeven: van een 4 naar een 7. Dit komt doordat de mensen die komen naar een
klassiek concert haar wel aanspreken en hiernaast vond ze de muziek erg lekker. Mustupha
Akchich gaf in de voormeting een 10 en in de nameting een 8. Hij gaf aan dat hij wat te
enthousiast de 10 gegeven had maar is desondanks wel enthousiaster geworden over het
genre. Vandaar dat hij vaker wil komen.
Er zijn ook nog acht mensen die aangeven in de toekomst niet vaker naar het RPhO te
willen gaan. Zes van hen zijn in cijfer gelijk gebleven omdat ze de muziek wel mooi vonden
maar niet zodanig om uit zich zelf vaker naar concerten te gaan. De andere twee, Ineke
Yerdelen en André Beukelman, zijn beiden met één punt gezakt. Voor Yerdelen is de reden
dat ze de stukken die gespeeld werden niet mooi vond en dat heeft de nieuwsgierigheid naar
het genre ‘in de kiem gesmoord’. Beukelman geeft een hele reeks van redenen waarom hij niet
vaker naar het orkest wil komen. Allereerst de ontvangst: er stond een ijskoude bodyguard.
Daarnaast verliep de garderobe niet vlekkeloos en heeft hij naar eigen zeggen moeten vechten
voor koffie. De hoofdredenen waardoor hij zegt niet meer naar het RPhO te willen komen zijn
de emotieloze uitvoeringen (te overdreven deftig en ingestudeerd) en het stijve publiek wat
driekwart van de zaal vult.
Conclusie deelvraag 3
Om een antwoord te geven op de deelvraag in hoeverre de individuen na de stimuli
geïnteresseerd zijn om vaker naar het RPhO te komen en met welke beleving en
achtergrondkenmerken dit samengaat, kan al met al geconcludeerd worden dat het een goede
zet geweest is om dit experiment uit te voeren.
Tabel 19 Frequenties rapportcijfers na de concertenRapportcijfer Frequentie Procent
3 1 5,3
5 1 5,3
6 4 21,1
7 3 15,8
8 7 36,8
9 2 10,5
10 1 5,3
Totaal 19 100,0
Wat zijn de verschillen tussen de individuele groep bezoekers en de groep met
netwerken qua beleving en qua houding en opvattingen over klassieke muziek vóór
en ná het bijwonen van de concerten?
Aan de ene kant hebben de individuen dus wel interesse om in de toekomst vaker naar
het RPhO te komen. Dankzij de twee gratis concerten zijn elf mensen er achter gekomen dat
zij eigenlijk best wel van klassieke muziek houden en willen daardoor ook best vaker naar het
Rotterdams Philharmonisch Orkest komen. Deze meningsverandering hangt met een paar
belevingen samen. Zo is de muziek toch erg mooi of lekker, de orkestleden waren leuk en
jong, de muziek was net als vroeger toen een moeder deze draaide en de muziek was erg
rustgevend.
Aan de andere kant is voor de overige acht kandidaten gebleken dat zij inderdaad niet
van het genre houden en zij zijn door de bijgewoonde concerten niet genoeg geprikkeld om
van mening te veranderen. Voor sommigen waren er geen motieven te vinden in de muziek en
voor anderen bleek het voorgevoel dat men niet van het genre hield helemaal te kloppen. Ook
was er een persoon die de gehele avond, startend bij de entree, als negatief ervaren heeft.
Demografische kenmerken laten geen verbanden zien.
Aangezien er meer deelnemers waren die te kennen geven wel in de toekomst vaker
naar het RPhO te willen gaan, blijkt dat men er in het algemeen wel in geïnteresseerd is om
vaker naar een klassiek concert te gaan na het proberen van zo’n concert. Hiermee wordt de
hypothese dat men na de concertreeks meer de intentie zal hebben om een klassiek concert te
bezoeken dan vooraf, geverifieerd. Deze hypothese werd geformuleerd naar aanleiding van de
theorie van Bourdieu (1986) die meldde dat wanneer men vaker naar een culturele instelling
gaat, zoals een klassiek concert, het cultureel kapitaal in de belichaamde staat (Van Eijck &
Kraaykamp, 2009) vergroot wordt waardoor men deze soort concerten meer kan waarderen.
Hiernaast voorspelden Wells & Prensky (1996:321) al dat wanneer personen onder bepaalde
voorwaarden in aanraking komen met een voor hen nieuw product, ze hier positievere
attitudes en beliefs over ontwikkelen waardoor men dus dat product vaker wil gaan gebruiken.
Het lijkt erop dat de bijgewoonde concerten hetzelfde effect hebben geleverd.
4.2.5 Vergelijking individuen en netwerken
Tegelijkertijd met dit onderzoek wat ingaat op de beleving en houdingen en opvattingen ten
aanzien van klassieke concerten van individuen, is er een soortgelijk onderzoek uitgevoerd,
maar dan gericht op groepjes vrienden. Van groot belang hier is de sociale interactie, die
ervoor kan zorgen dat een persoon de klassieke concerten anders beleeft. Lara van Bree
(2010) heeft zich over dit onderzoek gebogen. In dit gedeelte van de thesis zal nu een aantal
zaken behandeld worden. Allereerst zullen de demografische kenmerken van de individuen en
de netwerken met elkaar vergeleken worden. Dit wordt gevolgd door het gedeelte wat ingaat
op de vergelijking tussen de antwoorden die gegeven zijn in de voor- en nametingen, om zo te
achterhalen of het gaan naar klassieke concerten met vrienden enig verschil uitmaakt in
beleving. Ten derde wordt er bekeken of het in de toekomst gaan naar klassieke concerten
anders gezien wordt door de vriendengroepen dan door de individuen. Tevens zal er een paar
keer verwezen worden naar tabellen in bijlage 6. Dit is een paper wat gezamenlijk geschreven
is door dr. Koen van Eijck, Lara van Bree en de auteur van dit onderzoek. Het werd
gepresenteerd op de 4e Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie, op 28 juni 2010,
georganiseerd door Cultuurnetwerk aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Vergelijking demografische kenmerken
In totaal heeft Van Bree 22 personen (11 mannen, 11 vrouwen) bereid gevonden om mee te
werken aan haar onderzoek. Deze personen zijn op te delen in vijf groepen: een groep van 3
personen, drie maal een groep bestaande uit 4 personen en een groep van 7 personen. In elke
groep zit iemand die Van Bree persoonlijk kent. De overige mensen zijn weer bekenden van
deze tussenpersoon. Tabel 1 uit bijlage 6 laat hiernaast een aantal interessante aspecten van
deze vriendengroepen zien. De deelnemers van Van Bree zijn zoals te zien niet ouder dan 39
jaar, hetgeen resulteert in een lage gemiddelde leeftijd van 28,77 jaar vergeleken met de
gemiddelde leeftijd van 36,26 jaar van de individuen. Hiernaast blijkt dat de vriendengroepjes
minder laagopgeleiden bevatten dan dit onderzoek en er is één persoon meer met een HBO
opleiding. Ook bevinden zich onder de groepen vier WO-ers meer. Het aantal mensen wat
nog studeert is gelijk tussen de twee onderzoeken, al zijn er een aantal meer werkenden te
vinden in de netwerken van Van Bree (2010), maar heeft één persoon minder een andere
situatie. Qua netto maandinkomen zijn de steekproeven ook nagenoeg gelijk.
Vergelijking voor- en nameting
De vragenlijsten die de individuen moesten beantwoorden, waren dezelfde als die gebruikt
zijn voor de netwerken om resultaten met elkaar te kunnen vergelijken. Allereerst de
muzieksmaak van de steekproeven. Eerder bleek dat de individuen vooral luisterden naar
Tabel 20 Muzieksmaak vriendengroepen
Pop/Rock Dance Wereldmuziek NederlandstaligJazz/Blues/Soul/Funk Klassiek
Fanfare/ Brassband
Gemiddeld 6,00 3,50 4,09 3,41 5,09 4,64 2,27
pop/rock en jazz/blues/soul/funk. Klassieke muziek kwam op een vijfde plaats, gevolgd door
dance en fanfare/brassband.
In tabel 20 zijn de gemiddelden die gegeven zijn door de vriendengroepen aan de genres te
zien. Ook hier zijn pop/rock en jazz/blues/soul/funk favoriet en wordt er het minst geluisterd
naar fanfare/brassband muziek. Opvallend verschil is hier echter dat klassieke muziek op een
derde plaats komt, waar dit bij de individuen dus op een vijfde plaats terecht kwam.
Dan is er ook nog de vraag die ingaat op de opvattingen en houdingen ten aanzien van
klassieke concerten. In bovenstaande tabel 21 is te zien wat de scores op de stellingen zijn
door de netwerken. Om beter te kunnen vergelijken met de individuen, zijn deze resultaten ter
Tabel 21 Verschillen in opvattingen t.a.v. klassieke concerten door individuen en groepen
Variabele Voormeting individuen
Nameting individuen Significant Voormeting
groepenNameting groepen Significant
Artistiek 4,32 4,63 0,411 4,64 4,50 0,715
Gezellig/sfeervol 3,89 4,21 0,512 3,91 4,32 0,224
Lange zit 4,11 4,53 0,448 3,77 3,45 0,390
Formeel 4,79 4,00 0,015 4,23 3,64 0,085
Elitair 4,32 3,84 0,268 3,95 3,55 0,242
Bijzonderder dan
popconcerten4,16 3,89 0,578 3,41 3,91 0,086
Bestemd voor ouderen 3,37 2,89 0,311 2,95 2,18 0,005
Serieus 5,05 5,79 0,015 4,36 5,05 0,092
Verrijkend 5,00 5,11 0,682 5,00 4,91 0,812
Niet voor mensen zoals ik 2,53 3,21 0,169 2,23 2,18 0,890
Feestelijk 3,58 3,37 0,561 3,68 2,82 0,046
Aantrekkelijk 3,68 4,16 0,058 4,27 4,45 0,650
Moeilijk 4,05 3,53 0,345 3,23 2,64 0,097
Juiste stemming nodig 5,00 4,37 0,220 4,50 4,23 0,520
Rustgevend 5,05 6,11 0,000 4,73 4,68 0,686
Emotioneel 4,21 3,95 0,461 4,68 4,32 0,247
Betekenisvol 4,42 4,37 0,772 4,48 3,67 0,034
Voor echte liefhebbers 4,63 4,05 0,243 3,82 3,32 0,230
herinnering ook in de tabel gezet. Net als bij de individuen zijn de verschillende groepjes
veranderd van mening na het bijwonen van de twee klassieke concerten. Sommige scores zijn
gestegen en sommige scores gedaald. Ook blijkt dat er slechts een paar verschillen in
antwoorden significant zijn, net als bij de individuen.
Allereerst geldt voor de groepen dat de deelnemers, net als de individuen, de concerten
bij nader inzien toch minder formeel zijn gaan vinden. Ten tweede zeggen de groepjes dat dit
type concert wel meer bijzonder is dan een standaard popconcert, maar klassieke concerten
zijn toch niet zo erg bestemd voor alleen oudere mensen als men vooraf meende. Net als de
individuen vinden ook de netwerken dat de klassieke concerten meer serieus zijn na deze
daadwerkelijk te hebben meegemaakt. Ze zijn volgens de vriendengroepen ook minder
feestelijk dan van te voren gedacht, maar aan de andere kant ook minder moeilijk. Tot slot
blijkt voor de vriendengroepen dat de bijgewoonde concerten achteraf minder betekenisvol
waren.
Om te onderzoeken welk concert nu meer gewaardeerd of positiever beleefd werd
door alle deelnemers, werd aan hen gevraagd of ze wilden reageren op vier stellingen per
concert. Dit kon door middel van het hokje ‘mee eens’ of ‘mee oneens’ aan te kruisen. In
tabel 8 van bijlage 6 is te zien dat uit het gemiddelde antwoord van de individuen en de
netwerken naar voren komt dat alle deelnemers het tweede concert van Kavakos meer wisten
Tabel 22 Opvattingen en houdingen over de concerten
Sol Gabetta Totaal individuen Totaal groepen
Stelling: Eens On-eens Eens On-
eensHet was prachtig en ik heb ervan genoten 10 9 16 6
Het duurde te lang, ik wilde weggaan 4 15 4 18
Het was moeilijk te begrijpen 3 16 3 19
Het concert was leuk, maar niet meer dan dat 10 9 7 15
Mendelssohn en Dvorák Totaal individuen Totaal groepen
Stelling: Eens On-eens Eens On-
eensHet was prachtig en ik heb ervan genoten 13 3 16 3
Het duurde te lang, ik wilde weggaan 4 12 3 16
Het was moeilijk te begrijpen 4 14 2 17
Het concert was leuk, maar niet meer dan dat 5 11 8 11
te waarderen. Eerder werd hetzelfde geconstateerd voor het onderzoek naar de individuen. In
tabel 22 zijn deze resultaten en de resultaten van de netwerken te zien. Net als bij de
individuen zijn ook onder de deelnemers van de groepen 3 mensen niet naar het tweede
concert gekomen. Vandaar het lagere totale aantal. De resultaten laten zien dat beide
steekproeven hebben genoten van beide concerten en dat men niet eerder wilde weggaan. Ook
waren allebei de concerten niet moeilijk te begrijpen. Het verschil in resultaten zit in de vierde
stelling die men moest beoordelen. Waar de individuen namelijk zeggen bij het concert van
Sol Gabetta dat het wel leuk was maar niet meer dan dat, zeggen de groepen juist dat het leuk
was en dat ze wel meer willen zien dan alleen dat concert. Hieruit valt te concluderen dat de
vriendengroepjes eigenlijk de twee concerten als gelijk beoordelen en geen duidelijk verschil
kunnen aangeven met betrekking tot een favoriet concert.
Vergelijking intenties
Naast bovenstaande zaken, was het ook van belang om te achterhalen of men naar aanleiding
van de twee gratis concerten van plan is of er geïnteresseerd in is om in de toekomst vaker
naar concerten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest te gaan. Hier zijn dan ook
verschillende vragen over gesteld in zowel de enquête als het interview van de nameting. Eén
van die vragen ging in op eventuele toekomstplannen. Door het omcirkelen van een getal
tussen de 1 en de 7 konden de deelnemers hun mening uiten. Net als bij voorgaande vragen
betekende de score 1 dat men het niet met de uitspraak eens was en score 7 dat men het juist
wel met de score eens was. In tabel 23 staan de resultaten van zowel de individuen als van de
vriendengroepen en in tabel 9 (bijlage 6) de gemiddelde antwoorden van beide steekproeven.
Uit het onderzoek onder de individuen kwam het resultaat dat men van plan is om een
volgende keer meer informatie te gaan zoeken over het desbetreffende concert of om naar een
inleiding hierover te gaan. Tegelijkertijd zeiden de individuen eigenlijk dat ze niet zo zeer
vaker naar het RPhO zullen gaan, maar nooit meer gaan naar een klassiek concert is
overdreven. De groepen geven net een andere intentie weer. Voor hen is het vaker gaan naar
een concert van het RPhO meer een optie dan voor de individuen, en hier willen ze dan ook
graag meer informatie of een inleiding over. Ook voor de netwerken geldt dat ze het oneens
zijn met de uitspraak dat ze nooit meer naar een klassiek concert zullen gaan.
Tabel 23 Toekomstige plannen individuen en groepen
Geslacht
RPhO
aanraden
Vaker naar
concerten van
RPhO
Vaker naar de
Doelen
Nooit meer naar
klassiek concert
Vaker culturele
activiteit, geen
klassiek concert
Volgende keer
inleiding/meer
info over concert
Individuen 4,53 3,79 4,53 2,32 3,89 5,21
Groepen 4,50 4,68 4,27 1,55 2,14 4,64
Tevens werd aan beide steekproeven gevraagd of men een rapportcijfer wilde geven
aan het genre klassieke muziek. Dit werd zowel voor als na de concerten gedaan. In het paper
van bijlage 6 wordt hier ook het een en ander over verteld. Zo is in tabel 6 aldaar te zien wat
de verschillen in frequentie zijn qua gegeven rapportcijfers en toont tabel 7 in figuur 6 of er
personen gestegen of gedaald zijn in hun antwoord. In tabel 24 is te zien wat de gemiddeld
gegeven rapportcijfers zijn door zowel de individuen als voor de groepen. Deze laatste zijn ter
extra informatie ook uitgesplitst per groepje. Te zien is dat zowel bij de voor- als bij de
nameting een verschil zit in totaal gemiddelde tussen de individuen (6,89 7,21) en de
netwerken (7,23 7,77). Hoewel men zou kunnen concluderen uit de tabellen dat de groepjes
vrienden de klassieke concerten meer zijn gaan waarderen, is dit wel enigszins speculatief
aangezien beide steekproeven een kleine N kennen.
Conclusie deelvraag 4
Om dan een antwoord te geven op de laatste deelvraag wat de verschillen zijn tussen de
individuele groep bezoekers en de groep met netwerken qua beleving en houding en
opvattingen over klassieke muziek vóór en ná het bijwonen van de concerten, kan het
volgende gezegd worden.
Allereerst bleek dat de demografische kenmerken bijna niet afwijken tussen de
steekproeven. De gemiddelde leeftijd van de individuen ligt hoger en het onderwijsniveau is
een beetje anders verdeeld onder de deelnemers, maar verder zijn de verschillen hier
verwaarloosbaar. Hiernaast was er nauwelijks verschil tussen de muzieksmaken van de
individuen en de netwerken, al werd klassieke muziek door de vriendengroepjes wel hoger
gewaardeerd. Tevens werd duidelijk dat er bij de stellingen over klassieke concerten ook maar
weinig verschillen in antwoord tussen de voor- en nameting significant waren. Waren dit er
bij de individuen slechts 4 van de 18, zijn dit er bij de groepen maar zeven. In bijlage 6 is
echter te zien dat er voor de gehele steekproef meer significante verschillen gevonden zijn.
Tabel 24 Rapportcijfers individuen en vriendengroepenVoormeting individuen
Nameting individuen
Voormeting groepen Nameting groepen
X X Groep 1 6,75 Groep 1 8,00
X X Groep 2 7,86 Groep 2 8,14
X X Groep 3 7,25 Groep 3 7,75
X X Groep 4 6,75 Groep 4 6,75
X X Groep 5 7,67 Groep 5 8,00
Totaal 6,89 Totaal 7,21 Totaal 7,23 Totaal 7,77
Ook werd duidelijk dat de netwerken eerder aangeven dat ze beide concerten als even mooi
beleefd hebben. Kijkend naar intenties werd duidelijk dat beide steekproeven van plan zijn
om voortaan meer informatie te verzamelen over een klassiek concert, maar zeggen de
vrienden duidelijker dan de individuen dat ze wel vaker naar een klassiek concert zouden
willen gaan. Tot slot was er een relatief groot verschil te zien van ongeveer een half punt in de
rapportcijfers die gegeven zijn. Met dit verschil geven de groepen een hoger cijfer, waardoor
aangenomen kan worden dat zij de concerten positiever beleefd hebben dan de individuen en
dat de netwerken er positievere houdingen en opvattingen op nahouden.
Kortom, het blijkt dat er niet veel verschillen zijn tussen de steekproef met individuen
en de steekproef met groepjes vrienden, maar de laatsten geven wel hogere rapportcijfers aan
de klassieke concerten en zij hebben meer de intentie om het concertbezoek te herhalen.
Daarom kan de hypothese dat de personen die met hun sociale netwerk naar de concerten
geweest zijn een grotere verandering in hun attitudes en beliefs te zien geven dan de personen
die individueel zijn geweest door de positievere beleving die voortkomt uit de sociale
interactie, hierbij voorzichtig geverifieerd worden. Dit blijkt ook uit het gezamenlijke
onderzoek in bijlage 6. Het vermoeden dat het delen van een culturele ervaring rijker beleefd
wordt wanneer men met vrienden gaat, gebaseerd op Mark (1998) en Lizardo (2006), is dus
uitgekomen. Het moet gezegd worden dat niet veel hiervan significant is, maar desondanks
komen deze resultaten overeen met wat verwacht werd naar aanleiding van de theorieën.
“I was never a quick writer, but composed with great care and
efforts.”
Joseph Haydn ( 1732-1809)
“In hoeverre worden de houdingen en opvattingen van mensen over klassieke concerten beïnvloed door het bijwonen van klassieke concerten?”
HS 5 Conclusie
In de voorgaande hoofdstukken is uitvoerig besproken hoe het was voor 19 individuen om
naar twee klassieke concerten te gaan. De twist zat hem in het feit dat deze personen behoren
tot de niet-liefhebbers van het genre, waardoor zij nog nooit of weinig naar een klassiek
concert zijn geweest. Door middel van dit experiment is er duidelijkheid gekomen over wat er
gebeurt wanneer dit soort mensen wél naar het genre klassieke muziek gaan. Tevens zijn
hierbij enkele achtergrondkenmerken van respondenten in ogenschouw genomen. In deze
conclusie zal de hoofdvraag van het onderzoek beantwoord worden. Deze luidde:
Allereerst zal in deze conclusie gekeken worden naar de verwachtingen van dit onderzoek en
of deze wel of niet zijn uitgekomen. Dit zal per deelvraag behandeld worden. Hierna volgt de
discussie, die uitloopt in aanbevelingen voor verder onderzoek.
5.1 Beleving klassieke concerten
Houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten
Voordat de deelnemers naar de twee klassieke concerten gingen, werd vastgesteld hoe men
precies dacht over dit type concert. Men gaf aan naar een algemeen (pop-)concert te gaan
wegens de sociale motieven zoals gezellig met vrienden samen zijn. Echter, een klassiek
concert werd vooral gezien als elitair (lange zit, bestemd voor oudere mensen, elitair, formeel
en serieus), maar de deelnemers vonden ook dat het niet alleen concerten voor echte
liefhebbers zijn en dat mensen als zij zelf er ook heel goed heen kunnen. Zoals te verwachten
is van niet-liefhebbers, was de grootste drempel of reden om niet naar dit type concerten te
gaan het geen interesse hebben in het genre (te duur, niet interessant, blijf liever thuis, geen
tijd). Toch gingen de individuen ‘open minded’ naar de klassieke concerten en gaven ze het
genre een eerlijke kans. De houdingen en opvattingen kunnen verder niet begrepen worden
vanuit achtergrondkenmerken. De hypothese hierover werd niet bevestigd. Een oorzaak
hiervan kan liggen in het kleine aantal deelnemers aan het experiment. De kans dat een
stelling significant beïnvloed wordt door enig achtergrondkenmerk is dan namelijk (erg)
klein. Een methodisch probleem dus, wat verholpen kan worden door meerdere deelnemers te
werven voor een eventueel volgend onderzoek (zie ook bijlage 6; in het conferentiepaper
worden analyses op beide steekproeven samen uitgevoerd en daar komt wel een aantal
achtergrondeffecten naar voren).
Verandering in houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten
Na de concerten waren de houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten
duidelijk veranderd. Hoewel een factoranalyse laat zien dat stellingen die onder de noemer
‘hoogstaand’ (formeel, elitair, niet voor mensen zoals ik, bestemd voor oudere mensen)
gevoegd kunnen worden nog steeds als beste samen gaan, toont de paired samples T-test dat
de negentien individuen klassieke concerten veel minder formeel vinden en juist meer serieus,
aantrekkelijk en veel meer rustgevend. Dit zijn mooie resultaten. Het lijkt er dan ook op dat
enkele vooroordelen over klassieke muziek zijn weggenomen. Men is dus positiever gaan
denken over dit type concert. Hiernaast bleek dat de beide concerten over het algemeen ook
erg goed beleefd zijn. Dingen als de horeca en het zitcomfort waren allemaal prima in orde.
De verwachting dat houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke concerten na het
daadwerkelijk bijwonen van dit soort concerten positief veranderen, is dan ook uitgekomen.
De theorieën over veranderbare attitudes en beliefs worden dus in dit onderzoek bevestigd. En
wellicht is het ook zo dat men door het gaan naar deze twee concerten onbewust meer
cultureel kapitaal heeft opgebouwd waardoor men, aldus Bourdieu, nu beter in staat is om dit
soort concerten te beoordelen.
Vaker naar klassieke concerten gaan in de toekomst
De positieve beleving en de veranderde houdingen en opvattingen hebben ook effect in die
zin dat respondenten vaker naar klassieke concerten willen gaan, hetzij van het Rotterdams
Philharmonisch Orkest of van een ander orkest. Bij de deelnemers zijn als het ware
participatiedrempels weggenomen. Een klassiek concert is nu niet meer een ‘ver van mijn bed
show’. Een meerderheid van elf individuen geeft dan ook aan dat zij dankzij hun
experimentele concertbezoeken in de toekomst zeker vaker naar een klassiek concert willen
gaan. Ze weten nu wat hen te wachten staat bij dit type concert, het orkest was leuk, de
muziek was mooi en het was toch niet zo’n lange zit als gedacht. Graag willen ze bij een
herhalingsbezoek wel meer informatie over het uitgekozen concert, zodat ze het beter
begrijpen. Hiernaast vinden de deelnemers wel dat er het een en ander moet veranderen wil
het RPhO in de toekomst meer jong publiek krijgen zoals zij zelf. Meer promotiemateriaal en
andere begintijden behoorden tot de meest realistische ideeën. Een belangrijk punt was ook
het geven van meer educatie over klassieke muziek op school, zodat de kinderen ook bekend
raken met het genre. Demografische kenmerken bleken vrijwel geen invloed te hebben op de
resultaten. Desondanks is de aanname dat men na het bijwonen van een concert van plan is
om vaker naar een klassiek concert te gaan, geverifieerd. Het in aanraking komen met een
nieuw product (Wells & Prensky, 1996) heeft inderdaad de houdingen en opvattingen positief
beïnvloed.
Resultaten vriendengroepen en individuen
Een soortgelijk onderzoek werd tegelijkertijd verricht met vriendengroepen. Hoewel er in
eerste instantie verwacht werd veel verschillen te zien tussen beide steekproeven, bleek dit
achteraf tegen te vallen. Ondanks het beperkte aantal significante verschillen, werd de
hypothese dat wanneer men in groepsverband naar een klassiek concert gaat, er grotere
veranderingen in attitudes en beliefs te zien zijn, wél geverifieerd. De gegeven antwoorden en
resultaten lagen namelijk in lijn met de verwachtingen. Zo bleek dat netwerken duidelijker
aangeven dat zij in de toekomst vaker naar klassieke concerten willen gaan. Hiernaast was er
het verschil dat de groepjes vrienden zeven significante verschillen tussen voor- en nameting
lieten zien (minder formeel, moeilijk, feestelijk, bestemd voor ouderen en meer bijzonderder
dan popconcerten, serieus, betekenisvol), waar dit er bij de individuen er vier waren (minder
formeel en meer serieus, aantrekkelijk en rustgevend). Een ander verschil waaruit bleek dat de
vriendengroepen duidelijkere veranderingen en positievere beleving en houdingen en
opvattingen te zien geven, zit in het rapportcijfer wat beide steekproeven moesten geven.
Door middel van dit cijfer konden de deelnemers aangeven hoe ze het genre waarderen. De
individuen verhoogden hun rapportcijfer met 0,32 naar een 7,21 als eindcijfer, waar de
netwerken stegen van een 7,23 naar een 7,77. Dit kan er op duiden dat de netwerken de
concerten positiever beleefd en ervaren hebben dan de individuen. Het vermoeden dat het
delen van een culturele ervaring rijker is of positiever beleefd wordt, lijkt in dit onderzoek te
worden bevestigd.
Eindoordeel
Waar normaliter een ‘in hoeverre…’ vraag beantwoord wordt met de zinnen ‘aan de ene kant’
en ‘aan de andere kant’, is dit in het huidig onderzoek niet toepasbaar. Het is namelijk
gebleken dat bij elke deelnemer de houdingen en opvattingen ten aanzien van klassieke
concerten wel veranderd zijn. Bij sommigen is dit gebeurd op een positieve manier en is men
zelfs over de drempel gestapt om te zeggen dat ze in de toekomst wel vaker naar het
Rotterdams Philharmonisch Orkest willen komen, maar bij anderen heeft deze verandering op
een negatieve manier voor het genre plaatsgevonden. Voor hen is nu duidelijk dat het genre
werkelijk niet hun smaak is, waar zij hier van tevoren nog over twijfelden. Gemiddeld
genomen is het eindoordeel van de negentien deelnemers echter wel positiever geworden ten
aanzien van klassieke muziek na het bijwonen van de twee concerten en is het gehele genre
meer toegankelijk of bereikbaar geworden in plaats van thuis te horen in een besloten kring
hoog op de sociale ladder. Hiermee kan het experiment als een succes beschouwd worden.
5.2 Discussie en aanbeveling voor verder onderzoek
Discussie
Naar aanleiding van het huidige onderzoek, wat als pilotversie beschouwd moet worden, is
een aantal dingen op te merken. Tijdens het verrichten van het onderzoek bleek op sommige
punten een diepgaander antwoord gewenst. Het was niet zo dat de vragen fout waren, maar
dat de onderzoeker soms niet ver genoeg heeft doorgevraagd tijdens een interview of dat de
enquête hier en daar toch niet alle gewenste informatie uit de deelnemers haalt. Dit viel echter
pas op tijdens de data-analyse en niet tijdens het interview zelf. Mocht er een
vervolgonderzoek komen, dan kan het meer oefenen in interviews houden of het interview
laten uitvoeren door een geroutineerde interviewer hier uitkomst bieden. Een andere oplossing
zou zijn om meer vragen of subvragen op de vragenlijsten te plaatsen zodat er automatisch op
een onderwerp doorgevraagd wordt. Zo wordt er bijvoorbeeld in de voormeting gevraagd of
men al eens eerder bij een concert van het RPhO is geweest en zo ja, hoe vaak. Echter, er
wordt (nog) niet gevraagd wat men er toen van vond. Was het vrijwillig/verplicht,
saai/spannend, leuk/verschrikkelijk? Deze eerdere bezoeken kunnen van invloed zijn op de
beleving van het huidige onderzoek. Ook is er met vraag 23 uit de voormeting (enquêtevraag
naar favoriete nummer of artiest) niets gedaan. Hiernaast hebben de deelnemers in de voor- en
nameting een rapportcijfer gegeven, maar motivatie waarom juist dat cijfer gegeven is
ontbreekt. Een subvraag kan hier helpen. Door middel van een open vraag of door enkele
stellingen aan te kruisen, kan men aangeven waarom men een 3 of een 7 als cijfer gegeven
heeft.
Een tweede punt wat enigszins belemmerend werkte was het tijdspad. Het onderzoek
moest verricht worden tussen februari en juni: een periode van vijf maanden. Ondanks dat dit
lang lijkt, is het toch een periode die zo om is. Omdat hiermee rekening gehouden werd, zijn
er relatief ‘simpele’ berekeningen gedaan met SPSS. De reden voor deze eenvoudige statistiek
lag ook aan het kleine aantal deelnemers. Het is echter wenselijk, vooral gezien de
uiteindelijke resultaten, om meer diepgaande analyses te verrichten op een grotere steekproef,
waarbij het onderste uit de kan wordt gehaald en ook de invloed van achtergrondkenmerken
beter uit de verf zal komen. De analyses in het conferentiepaper (bijlage 6) laten zien dat een
grotere n al snel tot meer significante verbanden leidt.
Ten derde was het vinden van deelnemers heel moeilijk. Het aantal gewenste
respondenten is tijdens het vooronderzoek dan ook verlaagd. Wellicht dat er in het vervolg
meer tijd voor uitgetrokken kan worden of dat er gebruik gemaakt kan worden van een
namenlijst met mensen die aangegeven hebben studenten die afstuderen te willen helpen met
hun onderzoek. Bestaat deze lijst nog niet? Dan kan er misschien eentje aangemaakt worden.
Onder de 19 individuen van dit onderzoek zat al een meerderheid die aangaf dit soort
onderzoeken erg leuk te vinden en wel vaker soortgelijke experimenten te willen doen.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Naar aanleiding van dit onderzoek is op een aantal punten mijn interesse gewekt. Om mij niet
te veel werk op de hals te halen gezien de beperkte tijd en voor de duidelijkheid van het
onderzoek, is hier echter geen onderzoek naar gedaan. Toch zijn er nog onderwerpen die het
ook waard zijn om onderzocht te worden.
Allereerst het feit dat dit onderzoek nu gedaan is met het culturele thema ‘klassieke
muziek’. Dit is niet geheel verbazingwekkend, aangezien het onderzoek gedaan werd in
opdracht voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Het feit dat dit onderzoek in de vorm
van een experiment is gedaan, heeft enkele voordelen met zich meegebracht. Allereerst wordt
de echte ervaring gemeten en hoe de deelnemers deze evalueren. Ten tweede behoren de
deelnemers tot een potentieel publiek, wat normaliter een standaard enquête onderzoek niet
apprecieert en bovendien niet precies weet waar men over praat omdat de echte ervaring dan
ontbreekt. Andere publieksonderzoeken kunnen van deze experimentele opzet ook profiteren.
Denk hierbij aan bioscopen die zich wellicht afvragen waarom een bepaalde laag van de
bevolking niet komt of een ballet- of dansgroep die het publiek ook ziet vergrijzen. Waarom
wil men niet naar deze vorm van kunst en wat kan er gedaan worden om publiek te trekken?
Ten tweede hebben elf individuen aangegeven dat zij in de toekomst wel vaker naar
klassieke concerten willen gaan. Zouden ze dit echt doen? Wellicht dat er over een half jaar of
een jaar een afspraak met ze gemaakt kan worden waarin besproken wordt hoe men terugkijkt
op het huidige onderzoek en natuurlijk de vraag of ze inderdaad al uit eigen beweging naar
een klassiek concert zijn geweest. De voorzet is hiermee gegeven in dit onderzoek, maak deze
af en vraag waarom ze besloten hebben te gaan, naar welk concert dan en waarom precies dit
concert? Was het lastig om gezelschap te vinden? Als men nog niet gegaan is, kan hier ook
over doorgevraagd worden. Waarom is men niet gegaan? Een belangrijk punt is om dan geen
genoegen te nemen met antwoorden als ‘geen tijd gehad’ of ‘nog niet bij stil gestaan’. Als dit
experiment de persoon daadwerkelijk getriggerd heeft, zal deze persoon wanneer hij of zij
nog niet geweest is er hoogstwaarschijnlijk nog geen tijd voor gemaakt hebben. Een andere
verklaring kan zijn dat de interesse in klassieke concerten alweer gezakt is. In dat geval kan
hier weer over doorgevraagd worden: waardoor is de interesse afgenomen?
Een ander idee is om enige opties die gegeven zijn door de respondenten voor te
leggen aan de directeuren van enige grote orkesten in Nederland om te zien wat men hier van
vindt. Zitten er briljante plannen bij of is het allemaal lariekoek? Overigens bleek één van de
gegeven ideeën al een doorslaand succes te zijn: het mixen met meer populaire genres. In
maart van 2010 heeft het Noord Nederlands Orkest (zie HS 1 Inleiding) twee concerten
gegeven waarin zij dance nummers van dj Armin van Buuren hebben omgezet in
georkestreerde ensembles. Het resultaat: uitverkochte zalen, veelal jong publiek, overal
dansende mensen, blije gezichten, een spetterende lichtshow en veel waardering voor het
orkest onder jongeren. Is het dan geen idee om bijvoorbeeld het programma voor de pauze
hetzelfde te laten, maar af en toe (!!!) in de tweede helft klassieke muziek te combineren met
populaire muziek? The Night of the Proms is immers ook al een jarenlange hit. Hier kan dan
meteen een tweede onderzoek bij gedaan worden: wat vond het publiek van deze combinatie?
Magogo Kamerorkest doet dit ook al (zie http://www.magogokamerorkest.nl/). Zij spelen
samen met popartiesten als Wende, Fay Lovski, Gerard van Maasakkers enz. en trekken
daarmee volle zalen. Mogelijk verlagen dergelijke initiatieven de drempel om een keer een
‘echt’ klassiek concert te bezoeken.
Tot slot een suggestie op het meer educatieve vlak. In deze thesis is door middel van
een aantal vragen onderzocht of de deelnemers het een goed idee vonden om op basis- en
middelbare scholen les te geven over klassieke muziek. Zeventien van de negentien mensen
leek dit erg nuttig. Dit onderzoek is echter vanuit een sociologisch perspectief opgezet en
uitgevoerd, maar als dit vanuit een onderwijskundig perspectief verder onderzocht kan
worden, zou dit zeker tastbare ideeën opleveren. Allereerst zal er gekeken moeten worden wat
er aan het huidige aanbod aan muziekles veranderd moet worden en wie de lessen over
klassieke muziek moet gaan geven. Hoe worden deze lessen vervolgens ingedeeld? Komt er
vooral theorie of juist praktijk? Kunnen orkestleden zelf ook een rol spelen in het onderwijs
door bijvoorbeeld een keer een proefles in hun instrument te geven? Als er dan een tijd lang
(een jaar, paar jaar) inderdaad meer educatie is geweest over klassieke muziek, kan
onderzocht worden hoe de kinderen/jeugd er tegenover staan. Is het nog steeds een genre waar
men uit principe ‘gewoon niet naar toe gaat’ of is het een genre geworden dat minder ver van
de belevingswereld af staat?
Kortom, ideeën zijn er genoeg om in de toekomst verder te gaan met dit onderzoek.
Het is hoe dan ook aan te bevelen om meer experimenten in het sociologische onderzoek te
doen. Wetenschap is ook gestandaardiseerde grenzen overgaan en zoals essayist Ralph Waldo
Emerson zegt:
“All life is an experiment. The more experiments you make, the better.”
“Whether I was in my body or out of my body as I wrote it I know not. God
knows.”
George Frideric Handel
(1685-1759)Literatuurlijst
Boeken en artikelen
Abbing, H. 2009. Van hoge naar nieuwe kunst. Groningen: Historische Uitgeverij.
Bourdieu, P. 1986. The Forms of Capital. In: J. Richardson (red.). Handbook of Theory and
Research for the Sociology of Education. New York: Greenwood, 241-258.
Bree, L. van. 2010. Een klassiek experiment. De met vrienden gedeelde beleving van klassieke
concerten. Masterthesis. Erasmus Universiteit Rotterdam/Kunst en Cultuurwetenschappen.
Burows, J., Wiffen, C., Ainsley, R. & Limburg, I. 2006. Klassieke Muziek. Houten: Unieboek.
DiMaggio, P. 1982. Cultural Entrepeneurship in Nineteenth Century Boston. The Creation of
an Organizational Base for High Culture in America. Media, Culture and Society 4, 33-50.
DiMaggio, P. & Useem, M. 1978. Social class and arts consumption. The origins and
consequences of class differences in exposure to the arts in America. Theory and Society 5
(2), 141-161.
Dowd. T. J., Liddle, K., Lupo, K. & Borden, A. 2002. Organizing the musical canon: the
repertoires of major U.S. symphony orchestras, 1842 to 1969. Poetics 30, 35-61.
Eijck, K. van. 2001. Social Differentiation in Musical Taste Patterns. Social Forces 79 (3),
1163-1184.
Eijck, K. van & Kraaykamp, G. 2009. De intergenerationele reproductie van cultureel kapitaal
in belichaamde, geïnstitutionaliseerde en geobjectiveerde vorm. Mens en Maatschappij 84 (2),
177- 204.
Fishbein, M. & Ajzen, I. 1980. Consumer Behavior. New Jersey: Prentice Hall Inc.
Englewood Cliffs.
Haak, M. van den. 2009. "Cultuurbarbaren, welkom!" Het verheffingsdiscours in het tv-
programma Cultuurshake. In: M. Aerts & M. van den Haak (red.). Popvirus. Popularisering
van religie en cultuur. Amsterdam: Aksant, 103-124.
Hart, H. ‘t, Boeije, H. & Hox, J. (red.). 2005. Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom
Onderwijs. (7e geheel herziene druk, eerste druk 1996).
Levine, L. W. 1988. Highbrow/Lowbrow: The Emergence of Cultural Hierarchy in America.
Cambridge, MA: Harvard University Press.
Lievens, J., H. Waege & H. De Meulemeester. 2006. Cultuurparticipatie gewikt en gewogen
(Cultuurkijker). Basisgegevens van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’.
Antwerpen: Uitgeverij De Boeck.
Lizardo, O. 2006. How cultural tastes shape personal networks. American Sociological
Review 71, 778-807.
Mark, N. 1998. Birds of a Feather Sing Together. Social Forces 77 (2), 453-485.
Peterson, R. A. 1992. Understanding audience segmentation: From elite and mass to
omnivore and univore. Poetics 21, 243-258.
Peterson, R. A. & Simkus, A. 1992. How Musical Tastes Mark Occupational Groups. In: M.
Lamont & Fournier, M. Cultivating Differences: symbolic boundaries and the making of
inequality. Chicago: University of Chicago Press, 152-186. [Elektronische versie via
books.google.com]
Roose, H. 2008. Many-Voiced or Unisono? An Inquiry into Motives for Attendance and
Aesthetic Dispositions of the Audience Attending Classical Concerts. Acta Sociologica 51 (3),
237-253.
Wells, W. D. & Prensky, D. 1996. Consumer Behavior. New York: John Wiley & Sons Inc.
Internet
Afbeelding voorpagina: hal Opera Garnier te Parijs. Geraadpleegd op 19 februari 2010.
http://www.spirit-of-paris.com/2006/05
Afbeelding huidige standaard opstelling filharmonisch orkest. Geraadpleegd 3 februari 2010.
http://www.digischool.nl/mu/leerlingen/mt/instrumenten/plaatjes/orkest1b.gif
Bericht oud Nederlands publiek voor klassieke muziek. Geraadpleegd op 19 februari 2010.
http://blogs.rnw.nl/medianetwork/dutch-classical-music-audience-found-too-old
Noord Nederlands Orkest speelt Armin van Buuren. Geraadpleegd op 19 februari 2010.
http://www.noordnederlandsorkest.nl/
Algemene uitleg cultureel kapitaal. Geraadpleegd op 17 maart 2010.
http://74.125.77.132/search?q=cache:bZ4rj3JQRUwJ:en.wikipedia.org/wiki/
Cultural_capital+habitus+cultural+capital&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
Quotes Beethoven, Mozart, Bach, Wagner en Handel. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://thinkexist.com/quotes/
Quotes Haydn en Schubert. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://www.brainyquote.com/quotes/authors/
Ludwig van Beethoven. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://stldesignworld.files.wordpress.com/2009/04/ludwid-van-beethoven.jpg
Wolfgang Amadeus Mozart. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://userserve-ak.last.fm/serve/_/28460839/Wolfgang+Amadeus+Mozart+mozart_ico05.jpg
Johan Sebastian Bach. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://www.jsbach.net/bass/elements/bach-hausmann.jpg
Richard Wagner. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://www.topnews.in/files/Richard-Wagner3.jpg
Joseph Haydn. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://www.mariadewi.com/wordpress/wp-content/uploads/2009/02/haydn11-300x259.jpg
Friedrich Handel. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://img.photobucket.com/albums/v280/tomasutpen/Album%202b/handel.jpg
Franz Schubert. Geraadpleegd op 15 maart 2010.
http://www.berlininternationalmusicfestival.de/files/schubert.jpg
Quote Ralph Waldo Emerson. Geraadpleegd op 15 juni 2010.
http://www.brainyquote.com/quotes/keywords/experiment.html
“I am composing like a god, as if it simply had to be done as it has been
done.”
Franz Schubert (1797-1828)
Bijlagen
Bijlage 1 Nieuwsberichten
1a Nieuwsbericht Radio Nederland Wereldwijd
Dutch classical music audience found too oldNovember 24th, 2009 - 10:45 UTC by Andy Sennitt.
RNW’s Rob Kievit writes: Listeners to Dutch classical music station Radio 4 are angry about planned format changes. In an attempt to increase listening rates, a popular morning music show on Radio 4 will be scrapped in February 2010 in favour of a news magazine. Critic Bas van Putten fulminated in NRC daily that the new programme “will be light stuff, with newspaper reviews and a low-threshold approach. A haphazardly formatted mix of chat, quotes and bits of music”.
According to the critic, the “knowledgeable and eloquent” host of Viertakt Vroeg magazine, RNW presenter Hans Haffmans (pictured right), has been declared “elitist” by the “anti-elite yobbos” of the public broadcaster. Station co-ordinator Marwil Straat defended her plans for the publicly funded station in a newspaper interview, saying that its 700,000 classical
music listeners are getting older and older, and younger listeners need to be drawn to the station to keep it viable. “Highly educated older people are overrepresented in Radio 4’s audience,” she said in the interview. The average listener age is 65. As a result, Haffmans’ morning drive-time music programme and others have to go. On the Radio 4 listeners forum,
contributors are demanding publication of the research results on which Ms Straat’s policy decisions are based.
Critic Bas van Putten points out that elderly intellectuals are a target audience, too. “Radio 4 is for well-educated, native Dutch music lovers. Public broadcasters need to cater for them as well as for teenagers and immigrants”. He is accusing the radio policy makers of populism.
Apart from public Radio 4, there is one other classical music station in the Netherlands. Commercial broadcaster Classic FM, however, lost its national FM license in the most recent frequency auction, and can only be heard on cable. Unlike Radio 4, Classic FM rarely broadcasts entire concerts, complete symphonies or works by little-known composers.
1b Nieuwsbericht Noord Nederlands Orkest
Het Noord Nederlands Orkest (NNO) goes trance.
Het NNO speelt op 4 en 5 maart aanstaande de hits van de wereldberoemde DJ Armin van
Buuren in georchestreerde arrangementen. Op het programma staan klassieke vertolkingen
van In and out of Love, Touch me, Communication, Hymn, Wall of Sound, Exhale, The
Sound of Goodbye, Shivers, Serenity, Zocalo en Blue Fear. Doorgaans beginnen klassieke
voorstellingen direct na de avondmaaltijd, maar voor deze Armin van Buuren Tribute gelden
andere regels. Het NNO onder leiding van dirigent Hans Leenders begint om 22.30 uur. Het
concert gaat vergezeld van een spectaculaire lichtshow door Nico de Rooij en na afloop is er
een afterparty met DJ Remy. Kaarten kosten 25,- en voor studenten t/m 25 jaar € 15,-.
Armin Van Buuren, die dit initiatief omarmt, zal in Groningen bij het concert aanwezig
zijn om te luisteren.
Link naar beelden van de concerten:
http://www.nno.nu/?gclid=CK28rYbc3aACFYmB3godkAFSCA
http://www.youtube.com/watch?v=lrZbeU6LpqA&feature=related
Bijlage 2 Enquête en interview voormeting
2a Enquête voormeting
Vragenlijst kwantitatief voormetingWaar nodig met blokletters invullen alstublieft.
Persoonlijk---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1 Naam
_______________________________---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2 Geslacht
Man Vrouw
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3 Geboortedatum
_______ - _______ - _______ (nu ..... jaar)---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4 Woonplaats
_______________________________---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5 Woonsituatie
Bij mijn ouders Alleenstaand Samenwonend met partner, geen kinderen Samenwonend met partner en kind(eren), leeftijd jongste kind = ..... jaar Anders, namelijk _____________
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6 Wat is uw hoogst behaalde diploma of welke opleiding / studie doet u momenteel?
LBO / MAVO / VMBO MBO / HAVO / VWO HBO
WO---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------7 Wat is uw huidige situatie?
Studerend > door naar vraag 9 Betaald werk (fulltime) Betaald werk (parttime) Huisvrouw / - man > door naar vraag 9 Gepensioneerd > door naar vraag 9 Arbeidsongeschikt > door naar vraag 9 Anders, namelijk _____________
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------8 Welk beroep oefent u uit?
______________________________---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9 Wat is uw netto maandinkomen op huishoudniveau bij benadering?
€1249 of minder €1250 – €2499 €2500 of meer
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Cultuurparticipatie---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------10 Waaraan besteed u uw vrije tijd het liefst? Maximaal 3 antwoorden mogelijk.
Activiteiten in gezinsverband Uit eten gaan Naar de kroeg Culturele instelling bezoeken Sporten Winkelen Hobby, nl_____________ TV kijken Anders, namelijk ________________
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------11 Hieronder staan enkele soorten culturele activiteiten. Geef aan waar u de afgelopen
12 maanden naar toe bent geweest. Omcirkel een getal van 1 tot en met 7.
nooit geweest
wel ooit, maar niet in het afgelopen jaar
één keer in het afgelopen jaar
een paar keer in het afgelopen jaar
een paar keer in het afgelopen half jaar
één keer per maand
meer dan één keer per maand
Ballet- of
dansvoorstelling
1 2 3 4 5 6 7
Cabaret 1 2 3 4 5 6 7
Bioscoop 1 2 3 4 5 6 7
Musical 1 2 3 4 5 6 7
Muziekuitvoering of –
concert
1 2 3 4 5 6 7
Theatervoorstelling 1 2 3 4 5 6 7
Musea of galerie 1 2 3 4 5 6 7
Festival (muziek /
beeldende kunst / dans)
1 2 3 4 5 6 7
12. Hieronder vindt u een aantal meningen die mensen kunnen hebben ten aanzien van kunst. In welke mate zijn de volgende stellingen voor u van toepassing? Omcirkel een getal van 1 tot en met 7. 1 betekent dat deze mening nooit van toepassing is, 7 betekent dat deze mening altijd van toepassing is.
Nooit AltijdKunst is leerrijk 1 2 3 4 5 6 7
Kunst doet de alledaagse werkelijkheid
vergeten
1 2 3 4 5 6 7
Kunst is spannend 1 2 3 4 5 6 7
Kunst is vaak een hoop opgeblazen gedoe om
niks
1 2 3 4 5 6 7
Kunst is vernieuwend 1 2 3 4 5 6 7
Kunst roept emoties bij mij op 1 2 3 4 5 6 7
Kunst heeft een maatschappijkritische houding 1 2 3 4 5 6 7
Kunst is origineel 1 2 3 4 5 6 7
Kunst is humoristisch 1 2 3 4 5 6 7
Kunst is uitdagend 1 2 3 4 5 6 7
Kunst is een aanklacht tegen onrecht en
onderdrukking
1 2 3 4 5 6 7
Kunst is saai 1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Muzieksmaak---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------13 Hoe graag luistert u naar de volgende muziekgenres? Omcirkel een getal van 1 tot en
met 7. 1 betekent dat u er totaal niet graag naar luistert, 7 betekent dat u er heel erg graag naar luistert.
Totaal Totaal niet wel
Pop / Rock 1 2 3 4 5 6 7
Dance 1 2 3 4 5 6 7
Wereldmuziek 1 2 3 4 5 6 7
Nederlandstalig 1 2 3 4 5 6 7
Jazz / Blues / Soul / Funk 1 2 3 4 5 6 7
Klassiek 1 2 3 4 5 6 7
Fanfare / Brassband 1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------14 Hoeveel tijd per dag luistert u naar muziek?
Minder dan 15 minuten 15 minuten tot 1 uur 1 tot 3 uur Meer dan 3 uur
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------15 Heeft u de afgelopen 12 maanden een muziekfestival bijgewoond? En zo ja, hoe
vaak? Met een muziekfestival bedoel ik een muziekevenement met op eenzelfde dag meerdere concerten.
Ja, _____ keer in de afgelopen 12 maanden Nee
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------16 Heeft u de afgelopen 12 maanden een concert bijgewoond? En zo ja, hoe vaak? De
concerten die u bijwoonde in het kader van een muziekfestival tellen hier niet mee. Ja, _____ keer in de afgelopen 12 maanden Nee
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------17. Hieronder staat een aantal redenen waarom mensen naar concerten gaan. In welke
mate zijn de volgende redenen voor u van toepassing? Omcirkel een getal van 1 tot en met 7. 1 betekent dat deze reden nooit van toepassing is, 7 betekent dat deze reden altijd van toepassing is.
Nooit AltijdOm te ontspannen 1 2 3 4 5 6 7
Uit belangstelling voor de muzikale uitvoering 1 2 3 4 5 6 7
Omdat iemand me meevraagt 1 2 3 4 5 6 7
Door het zien van reclamespotjes op tv of
radio
1 2 3 4 5 6 7
Om eens stevig feest te vieren 1 2 3 4 5 6 7
Omdat bepaalde muzikanten of zangers
optreden
1 2 3 4 5 6 7
Door het lezen van flyers of brochures 1 2 3 4 5 6 7
Omwille van de speciale sfeer 1 2 3 4 5 6 7
Om met vrienden samen te zijn 1 2 3 4 5 6 7
Om u te laten verrassen door iets dat u nog
niet kende
1 2 3 4 5 6 7
Omdat iemand het u heeft aangeraden 1 2 3 4 5 6 7
Omdat u een liefhebber bent van het genre /
de groep / het gezelschap
1 2 3 4 5 6 7
Vanwege de aandacht in de media 1 2 3 4 5 6 7
Om er eens gezellig uit te zijn 1 2 3 4 5 6 7
Door het lezen van een recensie 1 2 3 4 5 6 7
Omdat thuis een cd beluisteren niet hetzelfde
gevoel geeft
1 2 3 4 5 6 7
Omdat u de programmering van een zaal of
een huis volgt
1 2 3 4 5 6 7
In het kader van een toeristische uitstap of
een reis
1 2 3 4 5 6 7
Omdat u verplicht was in het kader van uw
werk of opleiding / studie
1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------18 Bespeelt u een muziekinstrument?
Ja, namelijk _____________________ Nee
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Klassieke muziek---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------19 Bent u wel eens eerder in het concertgebouw De Doelen geweest?
Ja Nee
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------20 Heeft u wel eens eerder een concert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest
bijgewoond? Ja, al _____ keer Nee
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
21 Hieronder staat een aantal opvattingen over klassieke concerten. In hoeverre bent u het met deze opvattingen eens? Omcirkel een getal van 1 tot en met 7. 1 betekent dat u het helemaal niet eens bent met deze opvatting, 7 betekent dat u het totaal met deze opvatting eens bent.
Totaal Totaal niet wel
Klassieke concerten zijn artistiek 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn duur 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn gezellig / sfeervol 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn een lange zit 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn formeel
(stijf/deftig/sjiek)
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn elitair 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn bijzonderder dan de
meeste popconcerten
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn toegankelijk voor
iedereen
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn bestemd voor oudere
mensen
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn serieus 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn verrijkend 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn niet voor mensen
zoals ik
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn feestelijk 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn aantrekkelijk 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn moeilijk 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn iets waarvoor je echt
in de juiste stemming moet zijn
1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn rustgevend 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn emotioneel 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn betekenisvol 1 2 3 4 5 6 7
Klassieke concerten zijn alleen voor echte
liefhebbers
1 2 3 4 5 6 7
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
22 Hieronder staat een aantal redenen waarom mensen niet naar klassieke concerten gaan. In hoeverre gelden deze redenen ook voor u? Omcirkel een cijfer van 1 tot en met 7. 1 betekent dat deze reden absoluut niet voor u geldt, 7 betekent dat deze reden volkomen voor u geldt. Totaal Totaal
niet welIk blijf liever thuis 1 2 3 4 5 6 7
De toegangskaarten zijn te duur 1 2 3 4 5 6 7
Ik voel mij er niet op mijn gemak 1 2 3 4 5 6 7
Ik heb er geen tijd voor 1 2 3 4 5 6 7
Het is moeilijk om een keuze te maken uit het
aanbod
1 2 3 4 5 6 7
Er is niemand die mij kan vergezellen 1 2 3 4 5 6 7
Het is te moeilijk om een kinderoppas te
vinden
1 2 3 4 5 6 7
Een gezondheidsprobleem of handicap hindert
mij
1 2 3 4 5 6 7
De plaats is meestal niet gemakkelijk
bereikbaar
1 2 3 4 5 6 7
De plaats is meestal niet in een veilige buurt 1 2 3 4 5 6 7
Ik heb er te weinig informatie over 1 2 3 4 5 6 7
Voor mij verkeerde (openings-)tijden 1 2 3 4 5 6 7
Het interesseert me gewoon niet 1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tot slot---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------23 Wat is uw favoriete nummer of artiest op uw mp3 speler of CD? Kruis ten minste één
van de onderstaande hokjes aan en vul deze verder in. Titel: _______________________ Artiest: ______________________ Genre: _______________________ Ik heb geen mp3 speler of CD’s
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------24 Als u nu een rapportcijfer zou kunnen geven aan het genre klassieke muziek, welk
cijfer zou dit dan zijn?
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2b Interview voormeting
Vragenlijst Voormeting Kwalitatief Individuen
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Cultuurparticipatie--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Kunt u iets vertellen over uw hobby’s? (welke en wat is daar zo mooi aan)
2. Was u vroeger met uw ouders of via school cultureel actief? Onder ‘vroeger’ versta ik tot uw
18e levensjaar.
3. Vindt u het leuk om naar culturele instellingen te gaan? Waarom wel/niet?
4. Wat verwacht u als u naar een culturele instelling gaat?
5. Zou u normaal gesproken ook alleen/individueel naar een culturele instelling gaan? (mag ook
populaire cultuur of vb sportwedstrijd zijn)
6. Wat voor idee heeft u van mensen die vaak naar culturele activiteiten gaan?
7. Er wordt wel eens een onderscheid gemaakt tussen zogenaamde hoge en lage cultuur. Vindt
u dat daar een groot verschil tussen zit? Waarom?
8. Vindt u het goed dat sommige vormen van cultuur worden gesubsidieerd en/of dat kinderen
op school met kunst in aanraking worden gebracht?
9. In de enquête heeft u enkele culturele activiteiten beoordeeld. Ik loop deze nu met u door.
Kunt u per activiteit uw antwoord toelichten en vertellen wat u ervan vindt?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Muzieksmaak
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------10. Wat vindt u van muziek? Noem op wat bij u opkomt. (mooi, bevrijdend, verschrikkelijk, etc)
11. Werd er vroeger thuis wel eens muziek gedraaid? Zo ja, welke? Wat vond u ervan? Zo nee,
waarom niet?
12. Heeft u een duidelijk favoriet genre muziek of artiest? Waarom deze?Waarom niet? Meer?
`
13. Waarop luistert u het meest muziek? Radio/TV/MP3 speler/LP/CD? Is hier een reden voor?
14. Wat moet muziek bevatten om voor u interessant te zijn?
15. In de enquête heeft u een aantal genres beoordeeld. Ik loop nu dezelfde genres met u door.
Kunt u per genre vertellen wat u ervan vindt, ervan weet, of u cd’s hiervan heeft?
16. Zijn er in uw omgeving/kennis- of familiekring mensen die wel naar klassieke muziek
luisteren en eventueel ook concerten bezoeken?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Klassieke muziek
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------17. Waar denkt u aan bij de term ‘klassieke muziek’?
18. Van welke componisten heeft u wel eens gehoord?
19. Heeft u op school onderwijs gekregen over klassieke muziek?
20. Zou u uit uzelf naar De Doelen/het RPhO gaan? Waarom wel/niet?
21. Wat zijn voor u tot nu toe redenen (drempels) geweest om niet naar het RPhO te gaan?
22. Klassieke muziek wordt gezien als ‘hoge’ of zelfs ‘elitaire’ kunst. Wat vindt u hiervan?
23. Heeft u een idee van ‘welk soort mensen’ er naar klassieke muziek luisteren?
24. Zijn er volgens u verklaringen waarom tegenwoordig mensen tussen de 18-50 jaar minder
naar klassieke muziek luisteren/gaan dan naar andere genres?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Tot slot
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------25. Wat verwacht u van de komende concerten?
Bijlage 3 Enquête en interview nameting
3a Enquête nameting
Vragenlijst Kwantitatief Nameting
Persoonlijk---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1 Naam
_______________________________---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Klassieke concerten---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2 Wat vond u van de klassieke concerten waar u naar toe bent geweest? Omcirkel een
getal van 1 tot en met 7. Het getal 1 betekent dat u het helemaal niet eens bent met deze opvatting, 7 betekent dat u het totaal met deze opvatting eens bent. (Let op: de lijst loopt door op de volgende pagina)
Totaal Totaal niet eens wel eens
De concerten waren eigenlijk bestemd voor
oudere mensen
1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren gezellig / sfeervol 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren een lange zit 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren formeel (stijf/deftig/sjiek) 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren bijzonderder dan de
meeste popconcerten
1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren artistiek 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren elitair 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren serieus 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren verrijkend 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren niet echt voor mensen
zoals ik
1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren feestelijk 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren aantrekkelijk 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren moeilijk 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren iets waarvoor men echt in
de juiste stemming moest zijn
1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren rustgevend 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren emotioneel 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren saai 1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren alleen voor echte
liefhebbers
1 2 3 4 5 6 7
De concerten waren betekenisvol 1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Rotterdams Philharmonisch Orkest---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------3 Wat waren de overeenkomsten en verschillen tussen het eerste concert van Sol
Gabetta en het tweede concert van Mendelssohn en Dvorak? Kruis bij iedere stelling aan of u het er mee eens of oneens bent.
Sol Gabetta Mendelssohn en Dvórak
Het concert was prachtig en ik
heb ervan genoten
Mee eens
Mee oneens
Mee eens
Mee oneens
Het concert duurde veel te lang
en ik wilde eigenlijk weg gaan
Mee eens
Mee oneens
Mee eens
Mee oneens
Het concert was moeilijk te
begrijpen
Mee eens
Mee oneens
Mee eens
Mee oneens
Het concert was leuk om een keer
mee te maken, maar niet meer
dan dat
Mee eens
Mee oneens
Mee eens
Mee oneens
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------4 Hieronder staat een aantal uitspraken over eventuele toekomstige concertbezoeken.
In hoeverre bent u het met deze uitspraken eens? Omcirkel een getal van 1 tot en
met 7. Het getal 1 betekent dat u het helemaal niet eens bent met deze uitspraak, 7 betekent dat u het totaal met deze uitspraak eens bent.
Totaal Totaal niet eens wel eens
Ik ben van plan het RPhO aan te raden bij
vrienden / kennissen / familie
1 2 3 4 5 6 7
Ik ben van plan vaker naar concerten van het
RPhO te gaan
1 2 3 4 5 6 7
Ik ben van plan vaker naar De Doelen te gaan 1 2 3 4 5 6 7
Ik ben van plan nooit meer naar een klassiek
concert te gaan
1 2 3 4 5 6 7
Ik ben van plan voortaan vaker culturele
activiteiten te ondernemen, maar geen
klassieke concerten
1 2 3 4 5 6 7
Ik ben van plan de volgende keer een inleiding
te volgen / van tevoren meer informatie op te
zoeken over het klassieke concert
1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Beleving---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
5 Hieronder staan een aantal aspecten die bijdragen aan de beleving van een hele avond. In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens naar aanleiding van de bijgewoonde concerten. Het getal 1 betekent dat u het er totaal niet mee eens bent, 7 betekent dat u het er wel mee eens bent.
Totaal Totaal niet wel
Er was een goede hygiëne in het gebouw 1 2 3 4 5 6 7
De garderobe service was in orde 1 2 3 4 5 6 7
Ik had liever een eigen plaats in de zaal 1 2 3 4 5 6 7
uitgekozen
Het personeel was aardig en behulpzaam 1 2 3 4 5 6 7
De wachtrij bij de toiletten was (te) lang 1 2 3 4 5 6 7
Ingangen van de zaal waren duidelijk 1 2 3 4 5 6 7
aangegeven
Het regelen van een kinderoppas was 1 2 3 4 5 6 7
makkelijk
Het uitkiezen van kleding was lastig 1 2 3 4 5 6 7
Het vervoer naar De Doelen was goed 1 2 3 4 5 6 7
te doen
De sfeer in de zaal was goed 1 2 3 4 5 6 7
Het decor/licht was mooi 1 2 3 4 5 6 7
Ik had genoeg beenruimte 1 2 3 4 5 6 7
De akoestiek was goed 1 2 3 4 5 6 7
Het zitcomfort was prima 1 2 3 4 5 6 7
Ik had goed zicht op het podium 1 2 3 4 5 6 7
De kwaliteit van de muziek was goed 1 2 3 4 5 6 7
Het orkest/de dirigent hadden een mooie 1 2 3 4 5 6 7
uitstraling
Het was fijn dat er een pauze was 1 2 3 4 5 6 7
De bediening bij de bar verliep vlot 1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Toekomst van klassieke concerten---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------6 Hieronder staat een aantal uitspraken over de toekomst van klassieke concerten. In
hoeverre bent u het met deze uitspraken eens? Omcirkel een getal van 1 tot en met 7. 1 betekent dat u het helemaal niet eens bent met deze uitspraak, 7 betekent dat u het totaal wel eens bent met deze uitspraak.
Totaal Totaal niet eens wel eens
Ik denk dat klassieke concerten, in de huidige
vorm, steeds minder publiek zullen krijgen
1 2 3 4 5 6 7
Ik denk dat jongeren uit zichzelf naar klassieke
concerten zullen gaan
1 2 3 4 5 6 7
Ik denk dat het RPhO iets aan de vorm van de
concerten moet doen om jongeren te trekken
1 2 3 4 5 6 7
Ik denk dat kinderen op school meer over
klassieke muziek aangeboden moeten krijgen
1 2 3 4 5 6 7
Ik denk dat de subsidie aan het RPhO in de
toekomst verminderd moet worden
1 2 3 4 5 6 7
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------7 Welke aanpassingen aan de huidige vorm van klassieke concerten zouden volgens u
zorgen voor meer jongeren in het publiek? U mag meerdere antwoorden aankruisen. Er zijn geen aanpassingen nodig Interactie met het publiek m.b.v. technologische hulpmiddelen (pda, gsm, etc.) Beeldschermen voor close-ups van muzikanten, zoals bij een popconcert Meer PR in de media over het RPhO en in het straatbeeld van Rotterdam Anders, namelijk ____________________________________________
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tot slot---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------8 Als u nu een rapportcijfer zou kunnen geven aan het genre klassieke muziek, welk
cijfer zou dit dan zijn? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9 Heeft u er interesse in om op de hoogte gebracht te worden van de resultaten van deze thesis?
Ja! Mij kan je bereiken via: ........................................................................................ Nee dank je wel.
3b Interview nameting
Introductie--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De vragen die ik u nu ga stellen zijn onderverdeeld in 4 categorieën. Zo nu en dan pak ik de door u ingevulde enquête erbij om te kijken naar wat u geantwoord heeft, zodat ik daarop door kan vragen.--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Klassieke concerten---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1 Hoe vond u het om naar de klassieke concerten te gaan?
2 Wat vond u van het eerste en tweede concert met betrekking tot..........? Waren er verschillen? Zo ja, welke? Zo nee, hoe komt dit? ZAAL, SFEER, MUZIEK, FACILITEITEN
3 Wat heeft u tijdens het concertbezoek ervaren? Waar dacht u aan?
4 Zijn de verwachtingen die u van tevoren had over de concerten uitgekomen? Waarom wel of niet?
5 Is uw interesse in klassieke muziek door het bijwonen van de concerten gewekt? Waarom wel of niet?
6 Bent u zelf meer naar klassieke muziek gaan luisteren of informatie op gaan zoeken? Zo ja, welke muziek en informatie? Zo nee, waarom niet?
7 Denk u dat u in de toekomst meer klassieke muziek gaat luisteren of meer informatie erover opzoeken? Waarom wel of niet?
8 Hoe vond u het om alleen naar deze concerten te gaan? (Zou u bijvoorbeeld net zo goed met vrienden naar een klassiek concert kunnen gaan of niet?)
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Attitudes en Beliefs: Beleving
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------9 Tijdens de concerten was er veel meer te zien dan het concert. In de enquête zijn hier
ook vragen over gesteld. Nu gaan we er wat meer op in. Wat vond u van:- het andere publiek (dat niet met het onderzoek mee deed)?- De zaal zelf? (vb. zicht op podium, licht/decor, aankleding)- De sfeer in de zaal?- De muziek?- De horeca gelegenheden?- De medewerkers?- De overige faciliteiten (vb. wc, garderobe, videoschermen in de hal)
10 Had u nog het idee dat er ongeschreven regels waren tijdens de concerten, dat u zich op een bepaalde manier diende te gedragen? Zo ja, waar kon u dat aan merken? En wat vond u hiervan?
11 Waren er thuis of op het werk nog dingen die geregeld moesten worden voordat u naar de concerten kon? (Vb koken voor het hele gezin, kinderoppas regelen, eerder weg van de zaak) Hinderde dit?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Imago---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------12 Is het beeld dat u van tevoren had over het publiek van klassieke concerten
overeengekomen met wat u nu met eigen ogen heeft kunnen zien? Waarom wel of niet?
13 We hebben het tijdens het eerste interview gehad over de vergrijzing van het publiek bij klassieke concerten. U heeft toen aangegeven hoe het, volgens u, komt dat er tegenwoordig weinig interesse in klassieke muziek is bij jongeren. Nu u deze twee concerten heeft bijgewoond, heeft u een idee gekregen waarom er weinig jongere personen (20-50 jaar) komen naar concerten van het RPhO?
14 Wat zou er moeten veranderen om concerten van het RPhO voor u of uw vrienden
aantrekkelijker te maken?
15 (Zouden jongeren op school meer moeten leren over klassieke muziek?
16 Zou dit er toe kunnen leiden dat ze in de toekomst vaker dit soort concerten bezoeken?)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tot slot---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------17 Bent u van plan om in de toekomst vaker naar klassieke concerten van het RPhO te
gaan naar aanleiding van de afgelopen twee concerten? Waarom wel of niet?
18 Hoe vond u het om mee te doen aan dit onderzoek?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Als dank voor jullie deelname aan dit onderzoek krijgen jullie van mij een klein geschenk. Ik vond het leuk om met u kennis te maken. Nogmaals heel erg bedankt!
Bijlage 4 Lijst met demografische kenmerken van de individuen
Naam Geslacht Leeftijd Woonplaats Opleiding Woonsituatie Inkomen
1. Anna van Uffelen Vrouw 49 Rotterdam MBO Alleenstaand
met kind
€1249,- of
minder
2. Tjeerd van der Zwaal Man 29 Rotterdam WO Studentenhuis
€1249,- of
minder
3. Sylvia de Bruin Vrouw 42 Spijkenisse HBO
Samenwonend met partner en
kinderen
€2500,- of meer
4. Nathalie Ansems Vrouw 38 Spijkenisse HBO
Samenwonend met partner en
kinderen
€1250,- -€2499,-
5. Tim Hilgers Man 50 Rotterdam LBO Alleenstaand €1249,-
of minder
6. Mustafa Emili Man 19 Rotterdam WO Bij mijn ouders
€1249,- of
minder
7. Colin Kesteloo Man 25 Rotterdam WO
Samenwonend met partner,
geen kinderen
€1250,- -€2499,-
8. Mandy Verhulst Vrouw 44 Spijkenisse HBO Alleenstaand €1250,- -
€2499,-
9. Monica Dias Vrouw 29 Rotterdam HBOSamenwonend met partner en
kinderen
€1250,- -€2499,-
10. André Beukelman Man 43 Hellevoetsluis VMBO Alleenstaand
met kinderen€1250,- -€2499,-
11. Ineke Yerdelen Vrouw 50 Rotterdam VWO
Samenwonend met partner en
kinderen
€1249,- of
minder
12. Myrna Kastaneer Vrouw 19 Hoogvliet WO Bij mijn ouders
€1249,- of
minder
13. Arie Verheij Man 24 Schiedam WO Alleenstaand €1250,- -€2499,-
14. Martha Christoffers Vrouw 45 Hellevoetsluis HBO
Samenwonend met partner,
geen kinderen
€2500,- of meer
15. Bruno Ribeiro Man 29 Rotterdam VMBO
Samenwonend met partner en
kinderen
€1250,- -€2499,-
16. Wijnand Zwaan Man 35 Rotterdam WO Alleenstaand €2500,-
of meer
17. Mustapha Akchich Man 23 Rotterdam WO Bij mijn ouders €1250,- -
€2499,-
18. Mischa van Vlaardingen Man 48 Rotterdam HBO Alleenstaand €1250,- -
€2499,-
19. Renée van Oosterom Vrouw 48 Rotterdam HBO Alleenstaand €1250,- -
€2499,-
Bijlage 5 Tabellen regressie analyse en factoranalyse
- Tabel 25 Kunst is/doet … (voormeting): regressie analyse*
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Leerrijk -0,79 0,11 0,02 0,52 -0,15 0,65 0,19 0,62 -0,28 0,13 -0,25 0,76 0,29 0,75
Alledaagse werkelijkheid
vergeten-0,35 0,75 -0,01 0,89 0,15 0,78 0,12 0,85 -0,91 0,34 -2,10 0,30 0,35 0,84
Spannend -1,22 0,12 -0,02 0,74 -0,36 0,48 -0,13 0,84 0,34 0,24 -0,40 0,76 -1,09 0,35
Opgeblazen gedoe om
niks1,27 0,21 0,01 0,87 -0,34 0,61 0,54 0,52 -0,39 0,30 2,34 0,19 -0,16 0,92
Vernieuwend -0,04 0,93 0,07 0,042 0,21 0,53 -0,26 0,55 -0,25 0,22 0,66 0,47 -2,01 0,022
Roept emoties op -1,07 0,15 -0,03 0,51 -0,12 0,81 0,14 0,81 -0,61 0,042 -3,54 0,014 2,29 0,054
Maatschappij kritische houding
-0,62 0,17 0,01 0,69 -0,07 0,81 -0,19 0,60 -0,49 0,011 0,32 0,68 -1,69 0,02
Origineel 0,42 0,66 0,05 0,40 0,29 0,66 -1,23 0,14 -0,16 0,66 -1,19 0,49 -0,54 0,71
Humoristisch -0,62 0,38 0,08 0,086 -0,00 0,99 -0,39 0,51 -0,11 0,68 0,01 0,99 -0,10 0,92
Uitdagend -1,06 0,17 0,10 0,040 0,91 0,093 -0,79 0,23 0,12 0,67 -1,60 0,24 -0,16 0,89
Aanklacht tegen onrecht
en onderdrukking
-0,21 0,79 0,03 0,52 0,02 0,97 -1,10 0,13 -0,56 0,092 -1,76 0,24 0,11 0,93
Saai 0,45 0,62 -0,02 0,76 0,84 0,19 -1,21 0,13 0,38 0,29 -0,08 0,96 0,33 0,82
Ef. = effect; Sig.= significantie
*In verband met de grootte van de tabellen is er voor gekozen om te werken met twee
decimalen achter de komma. Alleen significante resultaten worden met de volledige drie
decimalen getoond. Dit geldt voor deze en voor alle komende tabellen.
- Tabel 26a Redenen om naar een algemeen concert te gaan (voormeting): regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Uit ontspanning -0,31 0,73 -0,03 0,55 -0,86 0,18 0,26 0,73 -0,09 0,80 1,50 0,36 1,64 0,25
Belangstelling muzikale uitvoering
-0,73 0,16 0,08 0,022 0,39 0,25 0,05 0,90 -0,29 0,14 0,71 0,43 0,46 0,55
Iemand vraagt mij mee
0,07
70,94 0,01 0,82 0,42 0,52 -0,57 0,49 0,63 0,11 -0,71 0,67 -2,46 0,12
Reclame-spotjes tv/radio -1,31 0,13 0,01 0,79 0,05 0,93 -1,67
0,03
2-0,02 0,96 -2,32 0,13 0,71 0,58
Stevig feestvieren 1,52 0,15 -0,14 0,043 -1,55 0,038 -0,32 0,70 -0,46 0,25 -0,89 0,62 -0,58 0,71
Bepaalde muzikant treed
op1,25 0,23 0,03 0,64 -0,45 0,52 -0,89 0,31 -0,07 0,86 -0,07 0,97 -3,81 0,030
Lezen flyers of brochure -0,19 0,84 0,02 0,75 0,13 0,84 -1,34 0,12 -0,05 0,89 -1,58 0,37 -1,34 0,38
Speciale sfeer 0,75 0,40 -0,09 0,12 -1,20 0,066 0,25 0,74 -0,34 0,33 -1,73 0,28 0,52 0,71
Met vrienden samen zijn -0,03 0,98 -0,01 0,93 0,03 0,97 -0,08 0,94 0,34 0,47 0,84 0,69 -0,65 0,73
Verrassen door iets onbekends -2,27 0,023 -0,01 0,88 0,06 0,92 0,66 0,38 0,36 0,30 -1,19 0,45 1,25 0,37
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 26b Redenen om naar algemeen concert te gaan (vervolg)
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Iemand heeft het mij
aangeraden-0,74 0,39 -0,06 0,28 -0,04 0,94 0,85 0,25 -0,09 0,78 -0,75 0,62 1,83 0,18
Liefhebber van het genre/ de
artiest-0,09 0,83 0,000 0,99 0,04 0,89 0,12 0,75 -0,17 0,32 -0,77 0,33 -1,23 0,085
Vanwege aandacht in de
media -1,25 0,15 0,01 0,78 -0,28 0,62 -0,97 0,18 -0,31 0,33 -1,95 0,20 2,43 0,076
Gezellig er uit te zijn 1,42 0,18 -0,03 0,63 -0,86 0,23 -0,24 0,78 0,34 0,40 1,22 0,51 -1,27 0,43
Lezen van recensies -1,32 0,12 0,05 0,30 -0,66 0,23 0,39 0,56 -0,26 0,39 -1,03 0,47 -1,35 0,28
Thuis cd luisteren is niet
hetzelfde-1,08 0,27 0,07 0,28 0,04 0,95 -1,14 0,18 -0,05 0,89 1,10 0,53 -1,86 0,23
Volgen program-
mering van het huis
-1,79 0,047 -0,03 0,51 -0,22 0,69 -0,48 0,49 -0,20 0,53 -2,00 0,19 0,68 0,59
In kader van toeristisch
uistapje of reis -2,54 0,019 -0,08 0,17 0,22 0,74 -1,74
0,04
80,19 0,60 -2,34 0,18 1,07 0,47
Verplicht voor werk of studie 0,216 0,86 -0,10 0,20 0,03 0,97 -1,16 0,26 0,25 0,58 -1,78 0,41 1,08 0,56
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 27a Klassieke concerten zijn … (houding & opvatting; voormeting): regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Artistiek -0,91 0,31 -0,01 0,88 0,37 0,54 -0,96 0,21 0,04 0,90 -0,41 0,80 -0,08 0,95
Duur -1,17 0,31 0,01 0,88 0,28 0,71 -1,10 0,26 0,19 0,65 -2,87 0,17 -0,02 0,99
Gezellig/sfeervol -0,40 0,65 0,08 0,13 -0,05 0,93 1,16 0,13 0,07 0,83 1,71 0,28 -0,47 0,73
Een lange zit 0,25 0,71 -0,00 0,95 -0,07 0,88 -,11 0,85 0,13 0,62 1,71 0,17 1,11 0,30
Formeel 0,57 0,62 -0,04 0,59 -0,80 0,32 -0,16 0,87 -0,20 0,65 0,68 0,74 0,33 0,85
Elitair 0,22 0,84 -0,05 0,50 0,49 0,52 -1,15 0,23 0,17 0,68 -1,67 0,39 1,53 0,38
Bijzonderder dan
popconcerten-0,65 0,46 -0,03 0,54 -1,05 0,096 0,19 0,79 -0,15 0,67 1,47 0,35 -0,03 0,98
Toegankelijk voor iedereen 0,57 0,49 -0,01 0,89 -1,53 0,016 0,67 0,34 -0,42 0,19 0,29 0,84 0,37 0,77
Bestemd voor oudere mensen -0,39 0,70 -0,05 0,41 0,11 0,87 -0,54 0,52 0,34 0,39 0,04 0,98 1,80 0,25
Serieus 0,33 0,63 -0,02 0,71 -0,77 0,11 -0,30 0,60 0,14 0,59 1,65 0,19 0,37 0,73
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 27b Klassieke concerten zijn … (vervolg)
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Verrijkend -1,350,03
80,02 0,52 0,08 0,84 0,21 0,67 -0,09 0,68 -0,96 0,37 -0,13 0,89
Niet voor mensen zoals
ik0,70 0,41 -0,04 0,47 -0,12 0,83 -1,06 0,15 0,34 0,31 0,24 0,87 -0,80 0,54
Feestelijk -0,63 0,45 0,09 0,096 0,72 0,22 -0,61 0,39 0,26 0,42 -0,85 0,57 -1,29 0,33
Aantrekkelijk -0,99 0,16 0,06 0,14 0,87 0,075 0,03 0,96 0,14 0,58 -1,12 0,36 0,25 0,81
Moeilijk -0,32 0,51 0,01 0,68 -0,73 0,039 -0,48 0,24 -0,06 0,76 1,93 0,037 0,24 0,75
Waarvoor je in juiste stemming
moet zijn0,74 0,37 -0,02 0,76 -0,77 0,18 -0,34 0,62 0,16 0,61 -0,08 0,95 0,31 0,81
Rustgevend -0,70 0,35 -0,02 0,71 -0,26 0,59 0,23 0,71 0,05 0,85 0,38 0,77 0,38 0,73
Emotioneel -1,07 0,24 -0,01 0,86 -0,14 0,82 0,07 0,92 -0,13 0,71 -2,40 0,15 0,56 0,68
Betekenisvol -1,370,08
90,04 0,37 0,08 0,88 ,52 0,42 -0,07 0,82 -0,31 0,82 -0,17 0,88
Alleen voor echte
liefhebbers0,78 0,50 -0,02 0,76 0,51 0,51 -0,75 0,44 0,91 0,055 -1,05 0,60 -0,19 0,91
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 28 Participatiedrempels klassieke concerten (voormeting): regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Blijf liever thuis 1,65 0,12 -0,05 0,46 -0,24 0,72 -1,01 0,25 0,15 0,70 -0,32 0,86 -1,35 0,40
Kaarten te duur -0,46 0,64 -0,03 0,64 -0,05 0,94 0,08 0,92 0,39 0,31 -1,82 0,31 -0,56 0,71
Voel me er niet op mijn gemak 1,06 0,23 -0,06 0,30 -0,36 0,54 0,01 0,99 0,28 0,41 0,32 0,83 -1,66 0,23
Heb er geen tijd voor -1,14 0,33 0,04 0,58 -0,16 0,84 0,34 0,72 -0,11 0,80 3,25 0,13 0,88 0,62
Keuze maken uit aanbod is
moeilijk-0,69 0,34 -0,04 0,42 -0,46 0,35 -0,91 0,15 0,08 0,77 -2,41 0,078 -0,20 0,86
Niemand kan me vergezellen -0,10 0,91 0,01 0,88 1,18 0,066 -1,15 0,14 -0,03 0,93 -4,31 0,016 -1,75 0,21
Kinderoppas vinden is moeilijk
-0,44 0,59 0,02 0,73 -0,51 0,37 -0,39 0,58 -0,33 0,30 -0,28 0,85 0,19 0,88
Gezondspro-bleem of handicap hindert
0,05 0,76 -0,02 0,063 0,12 0,31 -0,15 0,31 0,07 0,30 -0,70 0,033 -0,09 0,74
Plaats is niet makkelijk
bereikbaar-0,59 0,44 0,02 0,65 -0,53 0,32 -0,53 0,42 -0,38 0,21 -0,27 0,84 -0,14 0,90
Plaats is niet in een veilige
buurt0,67 0,32 0,00 0,99 0,06 0,89 -1,19 0,052 0,28 0,29 -1,55 0,20 -1,22 0,25
Ik heb te weinig informatie 0,75 0,43 -0,02 0,76 0,48 0,46 -1,55 0,071 0,76 0,055 -1,04 0,54 -0,97 0,51
Verkeerde (openings-)
tijden0,28 0,76 -0,06 0,32 0,48 0,45 -0,75 0,34 0,60 0,11 -2,75 0,11 -0,53 0,71
Het interesseert me
gewoon niet1,56
0,10
0-0,03 0,64 -0,61 0,32 -1,83 0,029 -0,29 0,40 0,52 0,75 -1,43 0,31
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 29a Klassieke concerten waren … (nameting): houding en opvatting; regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Bestemd voor oudere mensen
-1,59 0,15 -0,04 0,55 -0,52 0,47 -0,50 0,58 0,43 0,31 0,02 0,99 0,80 0,63
Gezellig/ sfeervol 0,25 0,82 0,04 0,53 0,36 0,62 -0,31 0,73 -0,11 0,80 -0,10 0,96 -1,05 0,52
Een lange zit 0,79 0,52 -0,09 0,24 -0,35 0,67 -0,81 0,43 0,21 0,65 -1,44 0,51 -0,69 0,71
Formeel 0,42 0,67 -0,03 0,65 -0,92 0,18 -0,49 0,55 -0,44 0,26 1,22 0,49 -0,09 0,95
Bijzonderder dan
popconcerten-1,31 0,14 0,08 0,13 -0,30 0,61 -0,08 0,91 0,02 0,95 -0,13 0,93 -0,19 0,89
Artistiek -0,38 0,53 0,01 0,90 0,54 0,21 -2,09 0,001 0,19 0,43 -3,37 0,008 -0,35 0,71
Elitair -0,57 0,64 -0,01 0,89 0,33 0,69 -0,60 0,56 0,15 0,74 -0,62 0,77 0,01 0,99
Serieus -0,65 0,16 -0,03 0,29 -0,44 0,16 0,00 0,99 -0,21 0,24 0,13 0,87 0,43 0,54
Verrijkend -0,98 0,18 0,06 0,21 0,96 0,063 -0,67 0,27 -0,07 0,79 -1,61 0,21 0,17 0,87
Niet voor mensen als ik 1,01 0,47 -0,06 0,49 -0,50 0,60 -0,28 0,81 -0,10 0,85 -0,56 0,82 0,17 0,94
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 29b Klassieke concerten waren … (vervolg)
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Feestelijk -0,79 0,35 0,11 0,054 1,17 0,058 -0,47 0,51 0,13 0,69 -0,84 0,57 -0,79 0,55
Aantrekkelijk -0,50 0,57 0,10 0,080 0,61 0,32 -0,12 0,88 -0,08 0,82 0,42 0,79 0,09 0,94
Moeilijk -0,59 0,55 -0,03 0,60 0,59 0,39 -0,72 0,40 0,06 0,87 -2,62 0,16 0,41 0,79
Waar de juiste stemming voor
nodig is1,46 0,19 -0,15 0,035 -1,00 0,18 -0,26 0,78 0,13 0,75 -1,88 0,33 1,00 0,54
Rustgevend -0,840,04
50,02 0,52 0,18 0,49 -0,11 0,74 -0,01 0,97 -0,41 0,55 0,23 0,70
Emotioneel -0,71 0,45 0,08 0,19 0,89 0,18 -0,19 0,81 -0,23 0,52 -2,55 0,15 -0,21 0,89
Voor echte liefhebbers 0,39 0,69 -0,17 0,014 -,089 0,19 0,43 0,60 0,06 0,87 -1,66 0,35 1,69 0,28
Betekenisvol -1,19 0,14 0,04 0,42 0,38 0,46 0,11 0,86 0,15 0,62 -0,92 0,49 0,57 0,63
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 30a Beleving van de concertavonden (nameting): regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Goede hygiëne 0,12 0,79 0,01 0,80 -0,16 0,60 0,12 0,76 0,03 0,86 0,31 0,70 -0,56 0,42
Garderobe was in orde 0,63 0,21 0,03 0,40 0,18 0,59 -0,04 0,93 -0,27 0,17 -0,17 0,84 -0,27 0,72
Liever eigen zitplaats gekozen
-0,91 0,49 0,02 0,85 0,06 0,95 0,72 0,52 0,19 0,70 -0,01 0,99 -1,16 0,57
Personeel was aardig 0,64 0,33 0,04 0,39 0,35 0,43 -0,28 0,61 -0,11 0,67 0,20 0,86 0,32 0,75
Wachtrij toiletten was
(te) lang0,46 0,63 0,05 0,40 0,89 0,18 -0,57 0,48 0,34 0,35 -0,47 0,78 -0,95 0,51
Ingang van zaal was duidelijk
aangegeven-0,35 0,68 -0,01 0,87 0,34 0,55 -0,88 0,23 -0,13 0,68 -0,86 0,57 0,73 0,58
Kinderoppas vinden was makkelijk
-0,66 0,51 -0,03 0,68 0,83 0,23 -0,17 0,83 0,66 0,10 -2,45 0,18 0,75 0,62
Kleding uitkiezen was
lastig0,77 0,32 -0,13 0,015 -1,05 0,059 -0,27 0,67 -0,39 0,19 -0,98 0,47 0,62 0,60
Vervoer was goed -0,23 0,61 0,02 0,43 -0,09 0,78 0,02 0,95 -0,17 0,34 0,48 0,55 0,25 0,72
Goede sfeer in de zaal 0,44 0,62 0,06 0,27 0,67 0,28 -0,10 0,89 -0,01 0,98 -0,50 0,75 -0,16 0,91
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 30b Beleving concertavonden (vervolg)
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Mooi licht en decor -0,32 0,73 -0,00 0,94 0,74 0,25 -0,74 0,35 -0,23 0,51 -1,00 0,55 1,60 0,28
Genoeg beenruimte 0,16 0,89 -0,05 0,50 0,10 0,89 0,18 0,85 0,05 0,91 0,11 0,96 -0,25 0,89
Goede akoestiek -0,17 0,67 0,04 0,13 0,12 0,66 ,013 0,69 -0,11 0,47 0,41 0,56 -0,35 0,57
Zitcomfort was goed -0,10 0,93 0,03 0,64 -0,27 0,70 0,92 0,31 0,41 0,31 1,10 0,55 -1,74 0,29
Goed zicht op podium -0,97 0,16 -0,11 0,021 -0,73 0,12 1,03 0,083 -0,55 0,048 0,47 0,69 1,07 0,31
Kwaliteit van muziek was
goed-0,45 0,53 0,04 0,36 0,34 0,48 0,07 0,90 0,04 0,88 0,07 0,95 0,13 0,91
Orkest en dirigent
hadden mooie uitstraling
-0,34 0,63 -0,00 0,96 0,42 0,40 -0,61 0,32 -0,10 0,72 -0,94 0,46 -0,15 0,89
De pauze was fijn 0,08 0,90 -0,05 0,18 -0,34 0,42
-
8,751E-
5
1,00 0,22 0,36 0,18 0,87 0,22 0,81
Vlotte bediening bij
de bar0,43 0,56 -0,01 0,87 0,07 0,88 -0,38 0,54 -0,41 0,16 -0,77 0,55 1,09 0,34
Ef. = effect; Sig.= significantie
- Tabel 31 Toekomstplannen klassiek concertbezoek (nameting) regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
RPhO aanraden bij
bekenden-0,89 0,32 0,02 0,67 0,52 0,39 -0,06 0,94 -0,25 0,47 -0,45 0,78 0,15 0,91
Vaker naar concerten
RPhO-1,11 0,35 0,07 0,36 1,33 0,11 -1,16 0,25 -0,01 0,99 -2,39 0,26 -1,18 0,52
Vaker naar De Doelen -0,06 0,95 -0,04 0,58 0,10 0,89 -0,54 0,54 0,16 0,68 -2,67 0,16 -2,53 0,13
Nooit meer naar klassieke
concerten-0,10 0,42 -0,01 0,87 -0,12 0,89 -0,79 0,45 -0,10 0,83 -0,79 0,72 2,06 0,29
Vaker culturele activiteit, geen
klassiek concert
0,58 0,65 -0,05 0,50 -0,66 0,44 0,27 0,79 -0,02 0,97 -0,55 0,81 -0,70 0,72
Volgende keer inleiding/meer
informatie-0,79 0,45 0,05 0,41 -0,23 0,74 0,06 0,94 -0,08 0,85 0,43 0,82 0,28 0,86
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 32 Toekomst van klassieke concerten (nameting): regressie analyse
Geslacht Leeftijd Opleiding Inkomen Woon-situatie
Dummie = student
Dummie = huisvrouw/-
man
Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig. Ef. Sig Ef. Sig. Ef. Sig.
Steeds minder publiek 0,26 0,75 -0,02 0,71 0,53 0,34 0,31 0,65 0,06 0,85 0,03 0,98 -0,28 0,82
Jongeren gaan uit zichzelf 0,18 0,77 -0,02 0,55 0,35 0,41 0,03 0,96 -0,20 0,39 -0,97 0,38 -0,54 0,57
RPhO moet iets doen aan
vorm-0,20 0,84 0,02 0,79 -1,24 0,090 0,58 0,50 -0,44 0,27 0,40 0,82 0,03 0,99
Op school meer aanbod
klassiek-0,10 0,90 0,03 0,61 0,24 0,67 0,36 0,60 0,33 0,30 0,14 0,93 -0,29 0,82
Subsidie RPho moet in
toekomst verminderen
0,39 0,63 0,00 0,94 -0,69 0,22 0,29 0,67 -0,15 0,64 0,08 0,95 -0,83 0,51
Ef. = effect; Sig. = significantie
- Tabel 33 Factoranalyse (geroteerd) Muzieksmaak
Component
F1 Wereld
Jazz Pop
F2
Nederlands
Dance F3 Klassiek
F4 Fanfare
en
Brassband
Wereldmuziek ,862 -,074 ,403 ,154
Jazz/Blues/Soul/Funk ,818 ,203 -,015 ,063
Pop/Rock ,745 ,226 -,279 -,397
Nederlandstalig ,149 ,921 -,128 -,187
Dance ,127 ,732 ,455 ,274
Klassiek ,035 ,045 ,896 -,225
Fanfare/Brassband ,026 -,013 -,195 ,924
Totale verklaarde variantie
Comp
onent
Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings
Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
%
1 2,384 34,060 34,060 2,384 34,060 34,060 2,007 28,673 28,673
2 1,280 18,286 52,346 1,280 18,286 52,346 1,484 21,194 49,867
3 1,173 16,750 69,096 1,173 16,750 69,096 1,304 18,629 68,496
4 1,157 16,531 85,627 1,157 16,531 85,627 1,199 17,131 85,627
5 ,525 7,496 93,122
6 ,420 5,998 99,120
7 ,062 ,880 100,000
Extraction Method: Principal Component Analysis.
- Tabel 34 Factoranalyse (geroteerd) Motieven om naar een algemeen concert te gaan
Component
F1 Sociaal F2 Live
F3 Media &
ontspanning
F4
Onbekend
F5
Liefhebber F6 Toerist
Uit belangstelling voor de
muzikale uitvoering
-,814 ,285 -,074 -,084 ,073 -,076
Met vrienden samen zijn ,791 ,184 -,087 ,059 -,150 ,010
Omdat iemand mij meevraagt ,765 ,350 -,026 -,142 -,153 ,028
Om stevig feest te vieren ,702 ,098 ,067 ,148 ,292 ,058
Om er eens gezellig uit te zijn ,661 -,257 ,538 -,167 ,044 -,022
Omdat het verplicht was in het
kader van werk of studie
,591 ,226 -,385 ,350 -,033 ,264
Omdat bepaalde muzikanten of
zangers optreden
,569 ,435 -,044 -,493 ,372 ,040
Omdat thuis een CD luisteren
niet hetzelfde gevoel geeft
,083 ,830 ,034 -,243 -,181 ,150
Omdat ik de programmering van
een huis volg
,173 ,756 ,030 ,378 ,250 ,284
Voor de ontspanning ,179 -,642 ,360 ,045 ,086 ,436
Door het lezen van flyers of
brochures
,240 ,599 ,544 -,274 ,147 ,060
Door het lezen van recensies ,215 ,585 ,469 ,330 ,375 -,148
Vanwege aandacht in de media -,257 ,050 ,860 ,229 -,150 ,133
D oor het zien van
reclamespotjes op tv of radio
,022 ,034 ,791 ,002 -,113 ,467
Omwille van de speciale sfeer ,228 -,017 ,552 ,407 ,435 -,270
Omdat iemand het mij heeft
aangeraden
,096 -,263 -,079 ,911 ,016 ,002
Om mij te laten verrassen door
iets wat ik nog niet kende
,006 ,176 ,258 ,801 ,008 ,146
Omdat u een liefhebber bent van
het genre/de groep/het
gezelschap
-,150 -,003 -,105 -,034 ,903 ,039
In het kader van een toeristische
uitstap of een reis
,115 ,117 ,173 ,095 ,019 ,891
Totale verklaarde variantie
Comp
onent
Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings
Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
%
1 4,689 24,679 24,679 4,689 24,679 24,679 3,812 20,063 20,063
2 3,139 16,523 41,202 3,139 16,523 41,202 3,045 16,025 36,088
3 2,633 13,860 55,062 2,633 13,860 55,062 2,890 15,210 51,298
4 2,192 11,539 66,601 2,192 11,539 66,601 2,533 13,334 64,632
5 1,600 8,423 75,024 1,600 8,423 75,024 1,584 8,337 72,969
6 1,135 5,976 81,000 1,135 5,976 81,000 1,526 8,031 81,000
7 ,943 4,961 85,961
8 ,715 3,762 89,723
9 ,507 2,670 92,393
10 ,421 2,218 94,611
11 ,342 1,803 96,414
12 ,294 1,549 97,963
13 ,236 1,242 99,204
14 ,084 ,439 99,644
15 ,038 ,201 99,845
16 ,020 ,104 99,949
17 ,007 ,038 99,987
18 ,002 ,013 100,000
19 1,041E-16 5,480E-16 100,000
Extraction Method: Principal Component Analysis.
- Tabel 35 Factoranalyse (geroteerd) Beliefs en Attitudes: voormeting
Component
F1 Elitair
F2
Toeganke-
lijk
amusement
F3
Ontspan-
nend F4 Moeilijk
F5
Stemmings
afhankelijk
F6
‘Uitkledend’
lange zit ,881 -,013 -,027 ,098 ,105 -,312
elitair ,817 -,073 ,026 ,053 -,177 ,318
bestemd voor oudere
mensen
,795 -,262 -,128 ,248 -,132 ,081
formeel ,778 -,120 -,143 ,026 ,329 ,179
serieus ,725 ,150 -,087 ,413 ,392 -,233
rustgevend ,098 ,902 ,060 ,152 -,096 ,032
verrijkend -,172 ,758 ,234 -,146 -,068 ,449
alleen voor echte liefhebbers ,537 -,627 -,136 -,077 ,054 -,088
niet voor mensen zoals ik ,284 -,600 -,287 ,502 -,236 -,059
aantrekkelijk ,075 ,065 ,903 -,215 ,011 ,234
feestelijk -,272 ,117 ,759 ,352 ,019 ,100
gezellig/sfeervol -,051 ,412 ,717 ,105 ,247 -,335
betekenisvol -,413 ,486 ,505 ,095 -,075 ,473
moeilijk ,195 ,060 -,080 ,901 ,153 -,020
bijzonderder dan de meeste
popconcerten
,039 -,028 ,139 ,816 ,038 -,048
artistiek ,376 ,147 ,160 ,543 -,282 ,479
toegankelijk voor iedereen ,100 ,035 -,045 -,033 ,896 ,128
iets waarvoor je in de juiste
stemming moet zijn
,012 -,138 ,210 ,137 ,820 ,006
duur ,293 ,085 -,100 -,014 ,342 ,673
emotioneel -,206 ,300 ,386 -,078 ,049 ,661
Totale verklaarde variantie
Comp
onent
Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings
Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
%
1 5,838 29,191 29,191 5,838 29,191 29,191 4,186 20,931 20,931
2 3,671 18,354 47,546 3,671 18,354 47,546 2,819 14,097 35,028
3 2,146 10,728 58,273 2,146 10,728 58,273 2,622 13,112 48,140
4 2,024 10,121 68,394 2,024 10,121 68,394 2,535 12,675 60,815
5 1,382 6,909 75,303 1,382 6,909 75,303 2,159 10,796 71,611
6 1,306 6,530 81,832 1,306 6,530 81,832 2,044 10,221 81,832
7 ,963 4,817 86,649
8 ,764 3,822 90,472
9 ,610 3,050 93,522
10 ,397 1,985 95,507
11 ,310 1,552 97,059
12 ,192 ,958 98,017
13 ,148 ,738 98,754
14 ,126 ,631 99,386
15 ,070 ,348 99,733
16 ,029 ,147 99,881
17 ,016 ,082 99,963
18 ,007 ,037 100,000
19 3,058E-16 1,529E-15 100,000
20 -1,966E-17 -9,831E-17 100,000
Extraction Method: Principal Component Analysis.
- Tabel 36 Factoranalyse (geroteerd) Beliefs & attitudes: nameting
Component
F1 Hoog-
staand F2 Ernstig
F3
Verrijkend F4 Sfeer
F5
Bezonnen
F6
Bijzonder
elitair ,899 ,021 -,069 ,094 ,102 -,113
formeel ,776 -,020 -,440 ,187 ,046 -,110
voor oudere mensen ,718 ,244 -,194 -,278 ,037 ,438
niet voor mensen zoals ik ,709 ,309 -,025 -,292 -,161 -,060
waarvoor je in de juiste
stemming moet zijn
-,149 ,908 -,309 ,038 -,065 ,012
lange zit ,309 ,817 -,132 ,043 -,212 -,075
aantrekkelijk -,234 -,680 ,386 ,426 -,195 ,166
moeilijk ,227 ,668 ,547 ,138 ,073 -,089
voor echte liefhebbers ,459 ,563 -,082 -,419 ,190 -,254
emotioneel -,194 -,131 ,725 ,347 ,029 -,055
betekenisvol -,464 -,201 ,695 ,079 -,028 ,132
verrijkend -,225 -,369 ,680 ,283 ,388 -,040
feestelijk ,067 -,432 ,505 ,467 -,322 ,191
gezellig/sfeervol -,243 -,063 ,205 ,779 ,133 -,167
artistiek ,220 ,124 ,191 ,748 ,044 ,246
serieus ,220 ,077 -,078 ,102 ,879 -,144
rustgevend -,259 -,264 ,340 -,031 ,737 ,359
bijzonderder dan popconcert -,101 -,162 ,024 ,103 -,010 ,927
Totale verklaarde variantie
Comp
onent
Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings
Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
% Total
% of
Variance
Cumulative
%
1 6,426 35,700 35,700 6,426 35,700 35,700 3,407 18,925 18,925
2 2,342 13,011 48,711 2,342 13,011 48,711 3,377 18,759 37,684
3 2,063 11,461 60,172 2,063 11,461 60,172 2,732 15,177 52,861
4 1,752 9,736 69,908 1,752 9,736 69,908 2,198 12,211 65,072
5 1,307 7,259 77,167 1,307 7,259 77,167 1,760 9,776 74,848
6 1,064 5,913 83,080 1,064 5,913 83,080 1,482 8,232 83,080
7 ,775 4,304 87,384
8 ,608 3,376 90,760
9 ,532 2,958 93,717
10 ,440 2,443 96,161
11 ,307 1,707 97,868
12 ,215 1,192 99,059
13 ,090 ,498 99,558
14 ,048 ,266 99,823
15 ,018 ,103 99,926
16 ,009 ,052 99,977
17 ,004 ,023 100,000
18 2,994E-6 1,663E-5 100,000
Extraction Method: Principal Component Analysis.
Bijlage 6 Paper voor de Vierde Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie
Een klassiek experiment: Wat gebeurt er met de houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten wanneer niet-liefhebbers deze daadwerkelijk bijwonen?
Koen van Eijck Lara van Bree Karin Derickx
Paper voor de vierde Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie, op 28 juni 2010 georganiseerd door Cultuurnetwerk aan de Radboud Universiteit Nijmegen
Correspondentie:Koen van EijckErasmus Universiteit RotterdamCapgroep Kunst- en CultuurwetenschappenPostbus 17383000 DR Rotterdame-mail vaneijck@fhk.eur.nl
Een klassiek experiment: Wat gebeurt er met de houdingen en opvattingen t.a.v. klassieke concerten wanneer niet-liefhebbers deze daadwerkelijk bijwonen?
1. Achtergrond: de afnemende belangstelling voor klassieke concerten
Het publiek voor klassieke concerten vergrijst in hoog tempo. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling voor orkesten en andere betrokkenen, temeer daar dit publiek slechts mondjesmaat wordt aangevuld met liefhebbers uit jongere generaties. De gevolgen zijn hier en daar inmiddels goed voelbaar. “Dutch classical music audience found too old”, aldus een nieuwsbericht op de website van Radio Nederland Wereldomroep (RNW) op 24 november 2009. Hierin werd vermeld dat Radio 4, een Nederlandse radiozender die enkel klassieke muziek biedt aan de luisteraars, per februari 2010 een veelbeluisterd ochtendprogramma zal gaan schrappen omdat het publiek oud is en enkel ouder wordt. Uit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde leeftijd van de luisteraar 65 jaar is. Voor de zender is dit reden genoeg om het roer om te gooien en op zoek te gaan naar een jonger publiek. Alleen zo kan Radio 4 blijven bestaan, zo redeneert men.
Het Noord Nederlands Orkest (NNO), een symfonie orkest uit Groningen, heeft eveneens gemerkt dat het publiek voor de klassieke concerten niet meer zo jong is. In een poging om jongeren te interesseren, heeft het NNO bedacht om zelf een flinke stap richting deze groep te zetten. Dit doen ze door nummers van de wereldberoemde Nederlandse DJ Armin van Buuren te spelen. Zijn trance nummers worden omgezet naar georkestreerde arrangementen.2 De concerten, met spectaculaire lichtshows, beginnen op het weinig klassieke tijdstip van 22.30 uur en worden gevolgd door een afterparty.
Hans Abbing zou zich waarschijnlijk uitstekend amuseren bij deze concerten. Ook hem is het niet ontgaan dat klassieke muziek problemen heeft met het aanspreken van jongeren. Hij stelt drastische vernieuwingen voor in de concertpraktijk, die meer bewegingsvrijheid aan bezoekers zouden moeten bieden om voor de toekomst nieuwe aanwas te genereren (Abbing 2009). Dat dit ten koste zal gaan van de mogelijkheid om geconcentreerd en in stilte van klassieke muziek te genieten, lijkt Abbing niet te deren.
In Cultuurbewonderaars en Cultuurbeoefenaars (SCP, 2009) wordt de neerwaartse trend in het klassieke concertbezoek cijfermatig geschetst (SCP, 2009:50). Het percentage bezoekers daalde tussen 1995 en 2007 van 17% naar 14% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder. Alleen de groep 65-79-jarigen liet een stijging zien van 20 naar 26%, hoewel hier eerder sprake is van een golfbeweging dan van een stabiel opwaartse trend. De sterkste daling in klassiek concertbezoek is waarneembaar in de groep van 35 tot 49 jaar (van 21% in 1995 naar 10% in 2007). Daarnaast is de daling onder de hoger opgeleiden sterker dan onder de lager opgeleiden, die toch al niet veel belangstelling toonden. Onder degenen met hbo en universiteit daalde het percentage bezoekers sinds 1995 met een kwart van 36% naar 27%. De historische groei van het aantal hoger opgeleiden sinds de jaren zestig heeft de daling in de bezoekersaantallen tot nu toe nog behoorlijk afgeremd. Nu de onderwijsexpansie mogelijk op haar eind loopt, is de kans reëel dat de daling zich versneld voortzet. In dezelfde periode steeg het percentage popconcertbezoekers echter van 25% naar 34%. Deze stijging deed zich in vrijwel alle leeftijdsgroepen voor. Het probleem van de vergrijzende bezoeker is daarmee specifiek aan bepaalde vormen van cultuur gebonden. De daling in klassiek concertbezoek is geen indicatie voor een meer algemene trend naar minder vrije tijd of niet-culturele vormen van vrijetijdsbesteding (zie Van Eijck & Knulst 2005). Het is een probleem waarvoor deze
2 Zie voor een impressie http://www.youtube.com/watch?v=P865Cz8G-JU
147
specifieke sector zich met name gesteld zien. Dat is ook de reden waarom we, in samenwerking met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, dit onderzoek naar de beleving van klassieke concerten hebben uitgevoerd onder personen die jonger zijn dan de gemiddelde huidige bezoeker.
2. De veranderende positie en beleving van klassieke muziek
Voor de tanende belangstelling voor klassieke muziek bestaan verschillende mogelijke verklaringen, zoals het verdwijnen van culturele scheidslijnen waardoor klassieke muziek niet langer als bijzonder wordt gezien (Berghman & Van Eijck 2009; Taylor 2009), de hoge eisen die concerten stellen aan de zelfbeheersing van het publiek (Smithuijsen, 2001; Levine 1988), onbekendheid met het genre (Ganzeboom 1989; Bennett et al. 2009), of toegenomen drukte in het dagelijks leven (Becker 1965; Linder 1970; Gershuny 2003). Het niet bezoeken van klassieke concerten is meestal niet een bewuste keuze die is gebaseerd op een reeks teleurstellende ervaringen, maar een kwestie van onbekendheid met zowel de muziek als de praktijk van het concertbezoek. Er bestaan, kortom, drempels die ervoor zorgen dat men niet deelneemt.
Zoals gezegd is het probleem van het wegblijven van (nieuw) publiek juist bij klassieke muziek zeer urgent. Dat de drempel om deel te nemen juist hier zo hoog ligt, is niet verwonderlijk. Bourdieu (1984:19) stelt ronduit: “Music is the most ‘spiritual’ of the arts of the spirit and a love of music is a guarantee of ‘spirituality’. […] Music is the ‘pure’ art par excellence. It says nothing and has nothing to say. […] Music represents the most radical and most absolute form of the negation of the world, and especially the social world, which the bourgeois ethos tends to demand of all forms of art.” Er bestaat daarom volgens Bourdieu geen enkele vorm van cultureel gedrag die zo onfeilbaar iemands ‘klasse’ aantoont als muziek, juist vanwege “the rarity of the conditions for acquiring the corresponding dispositions” (Bourdieu 1984:18). Klassieke muziek zou dus de meest exclusieve, of onderscheidende, vorm van cultuurdeelname zijn omdat het de meest abstracte vorm van kunst is die bovendien eerder spiritueel dan intellectueel genot oplevert.
Recent onderzoek laat niettemin zien dat zelfs een verheven kunstvorm als klassieke muziek niet ontkomt aan culturele grensvervaging. Bennett et al. (2009) onderzochten culturele praktijken in Groot Brittannië en merkten dat het met die verhevenheid van de klassieke luisterervaring in de praktijk nogal meevalt. Hoewel een voorkeur voor klassiek nog altijd met sociale klasse samenhangt, past de wijze waarop de meeste respondenten klassieke muziek beleven niet goed bij het door Bourdieu geschetste beeld. In plaats van klassieke muziek op een voetstuk te plaatsen, of aan de hand van specifiek hoog-culturele criteria te beoordelen, bleek men klassieke muziek vaak vooral als rustgevende achtergrondmuziek te ervaren en daarmee op een nogal passieve manier te waarderen. Klassieke muziek wordt door de meeste luisteraars beoordeeld aan de hand van criteria die men ook voor hedendaagse (pop)muziek hanteert en niet als deel van een historische culturele canon. Daarom komen de respondenten van Bennett et al. vaak uit bij termen als soothing of relaxing en is men zelden echt enthousiast over klassieke muziek.
Het is niet alleen het publiek dat klassieke muziek vaker benadert vanuit meer populaire criteria. Taylor (2009) laat zien dat diverse producenten en distributeurs van klassieke muziek zelf ook steeds meer gebruik maken van technieken die ze ontlenen aan de populaire- of massacultuur om een breed publiek aan te spreken. Het verschil tussen highbrow en lowbrow vervaagt volgens Taylor en wie zich van andere wil onderscheiden doet dat niet zozeer met highbrow cultuur, maar via wat hij the ideology of trendiness noemt. Wanneer we cultureel kapitaal beschouwen als de smaak of culturele kennis die op een bepaald moment in
148
een bepaalde samenleving tot het meeste aanzien of prestige leidt, is het niet zo gek wat Taylor beweert. Up-to-date, veelzijdig, flexibel en breed georiënteerd zijn; deze eigenschappen komen vandaag de dag beter van pas bij het verwerven van prestigieuze posities op de arbeidsmarkt en het aangaan van sociale relaties dan een gedegen kennis van zogenaamde highbrow cultuur (DiMaggio 1991; Van Eijck 2000). In dezelfde trant stelt Thornton (1996: 11): “In thinking Bourdieu's theories in relation to the terrain of youth culture, I've come to conceive of 'hipness' as a form of subcultural capital". Hip of trendy zijn echter begrippen die het domein van de jeugdcultuur inmiddels ruimschoots zijn overstegen.
Trendy zijn is voor consumenten een goede manier om te tonen dat zij bij de tijd zijn en weten wat er speelt in de (culturele) wereld, terwijl het voor culturele producenten een belangrijke voorwaarde is om aandacht te generen. Het creëren van zoveel mogelijk publiciteit is ook voor de zogenaamde hoge cultuur meer en meer noodzakelijk om voet aan de grond te krijgen op de culturele markt, aldus Taylor. Hij observeert dan ook dat de klassieke-muziekindustrie er sinds de jaren ’80 van alles aan doet om meer trendy te worden. Verkoopcijfers zijn in dezen onthullend: de lijsten worden meer en meer aangevoerd door muziek die de serieuze liefhebbers liever links laten liggen. Het zijn klassieke idolen als Yo-Yo Ma, Cecilia Bartoli, Joshua Bell, Lang Lang, onze eigen André Rieu en zelfs Sting die het best verkopen. Dat de wereld van de klassieke muziek hiermee in de ogen van het publiek die van de popcultuur nadert, is evident. Terwijl violiste Lara St. John haar borsten slechts achter een viool verstopt op de hoes van haar cd met werken van Bach, heeft de pianist Lang Lang zijn naam verbonden aan de Lang Lang Gazelle, een exclusieve Adidas sneaker die streetwise en sophisticated in zich moet verenigen.
Wanneer we de recente bevindingen van Bennett et al. en Taylor combineren, moeten we concluderen dat klassieke muziek best in staat is een grote groep mensen aan te spreken. Dat lijkt echter wel ten koste te gaan van de wijze waarop deze muziek wordt beleefd. Wie klassieke muziek vooral beoordeelt aan de hand van de meetlat die bij populaire muziek wordt gehanteerd, kan inderdaad al gauw tot de conclusie komen dat het minder enerverend is dan andere muziek. Er zijn geen beats, geen eigentijdse teksten en relatief anonieme uitvoerders. De klassieke muziek die populair is, wordt daarom hoofdzakelijk gebruikt als achtergrondmuziek, als mood management en niet als vorm van cultuur die geconcentreerde aandacht verdient om doorgrond of intensief gewaardeerd te worden. Dat betekent enerzijds dat klassieke muziek tegenwoordig misschien minder veraf staat van de meeste mensen dan Bourdieu veronderstelde. Anderzijds zou het wel eens moeilijker kunnen zijn om potentieel publiek te overtuigen van de bijzondere schoonheid van klassiek.
3. Data en methode
De centrale vraag in dit onderzoek luidt: Wat gebeurt er wanneer mensen die normaliter geen klassieke concerten bezoeken, over eventuele drempels heen worden getild om een tweetal concerten van het Rotterdams Philharmonisch Orkest bij te wonen? Pas wanneer niet-deelnemers daadwerkelijk in de gelegenheid worden gesteld om klassieke concerten te beleven, kan met enig recht van spreken worden vastgesteld hoe zij dergelijke concerten beoordelen en op grond waarvan zij tot hun evaluatie komen. Dit onderzoek heeft daarom de vorm van een experiment. Het concertbezoek kan worden beschouwd als een experimentele stimulus die proefpersonen krijgen toegediend. Tijdens een voormeting is, via een enquête en een kwalitatief interview, vastgesteld hoe zij over klassieke concerten en andere vormen van cultuurdeelname denken. Ook zaken als vrijetijdsbesteding en sociaal-demografische achtergrondkenmerken zijn daarbij in kaart gebracht. Vervolgens hebben zij twee klassieke concerten van het RPhO bijgewoond. Deze concerten zijn in overleg met directeur Hans
149
Waege van het orkest geselecteerd met als criteria dat ze binnen een bepaalde termijn moesten plaatsvinden en voldoende laagdrempelig dienden te zijn voor personen die weinig affiniteit hebben met het klassieke genre.
Aan dit onderzoek werkten 41 personen mee. Het moet worden beschouwd als een pilot onderzoek naar de mogelijkheid om eventuele effecten van daadwerkelijk concertbezoek door potentieel publiek vast te stellen. Het geringe aantal proefpersonen staat ons toe om een kwalitatieve component aan het onderzoek te koppelen door middel van interviews (die in dit paper niet aan bod zullen komen), maar legt uiteraard beperkingen op aan de mogelijkheden voor een kwantitatieve analyse. Mede op basis van dit onderzoek zal worden nagegaan of een grootschaligere, of juist uitsluitend kwalitatieve, variant in de toekomst haalbaar en wenselijk is.
De 41 deelnemers zijn geselecteerd op basis van geografische herkomst (Rotterdam e.o.), leeftijd (55-min) en hun ervaring met klassieke concerten (weinig of geen). Potentiële proefpersonen is gevraagd of ze gratis twee concerten wilden bijwonen. De bedoeling van het onderzoek was niet alleen na te gaan hoe relatieve nieuwkomers klassieke concerten ervaren, maar ook of hun beleving van een concert afhankelijk is van het al dan niet in bekend gezelschap bijwonen van deze concerten. Eerder onderzoek heeft herhaaldelijk uitgewezen dat cultuurdeelname veelal een sociale vrijetijdsactiviteit is (Holt 1995; Lahire 2008). Ook is aangetoond dat sociale netwerken en smaakvoorkeuren elkaar wederzijds beïnvloeden (Mark 1998; Lizardo 2006; Kraaykamp et al. 2007). We willen dan ook nagaan of deelnemers die de concerten bezoeken met een groepje vrienden, deze anders beleven dan deelnemers die individueel zijn uitgenodigd. De verwachting is dat vriendengroepjes sterker op de concerten reageren, en dus meer verschillen laten zien tussen voor- en nameting, omdat zij elkaars opvattingen versterken. Ervan uitgaande dat het (gratis) bijwonen van concerten door een symfonieorkest van wereldklasse meestal een positieve ervaring oplevert, verwachten we dat de personen die samen met vrienden aan het experiment deelnemen achteraf een hogere waardering tonen dan de individuele deelnemers en een sterkere intentie tot herhalingsbezoek zullen laten zien. Overigens is de vergelijking tussen individuen en vriendengroepjes ook interessant omdat de directie van het Rotterdams Philharmonisch Orkest graag inzicht heeft in de beste manier om potentieel publiek te benaderen. Zou zo’n benadering beter werken, of andere effecten sorteren, wanneer dit via sociale netwerken wordt gedaan? Om hierop antwoord te geven, vergelijken we een groep van 19 personen die we individueel uitnodigden om de concerten te bezoeken met 22 personen die verdeeld over 5 vriendengroepjes naar de concerten kwamen.
Er is dus sprake van twee verschillende steekproeven. De steekproef van individuen is verzameld door Karin Derickx. Zij begon met het benaderen van personen uit de eigen vrienden- en kennissenkring die voldeden aan de vooraf gestelde criteria. Dit leverde 5 kennissen, 3 vrienden en 2 familieleden op, die elkaar overigens niet kenden. Vervolgens is aan personen uit het eigen netwerk gevraagd om mensen te benaderen die de onderzoeker zelf niet kende. Dit leverde 6 personen op. Tenslotte is Karin op straat willekeurige personen gaan aanspreken. Van de ongeveer 100 aangesproken personen bleek een twintigtal wel geïnteresseerd in deelname. Omdat toch nog een flink aantal daarvan niet aanwezig kon zijn op de vastgestelde data of bij nader inzien toch geen zin had om mee te doen, leverde deze laatste ronde uiteindelijk 5 personen op. Dat bracht het totaal op 21 individuen die bereid en in staat waren deel te nemen. Hiervan zijn er uiteindelijk nog 3 afgevallen omdat ze niet kwamen opdagen bij de interviews voor de voormeting of alsnog niet konden komen. Voor één van hen heeft Karin een vervanger kunnen vinden, zodat uiteindelijk 19 individuen hebben deelgenomen.
De vriendengroepen zijn ook in eerste instantie gerekruteerd uit het eigen sociale netwerk van onderzoeker Lara van Bree, die voor dit gedeelte van het onderzoek
150
verantwoordelijk was. Potentiële deelnemers werden benaderd via e-mail en hyves. Dit resulteerde in 5 deelnemers die vervolgens zelf een aantal vrienden hebben overgehaald om mee te doen. Van de 5 vriendengroepen die dit opleverde, bestond er één uit 3 personen, drie uit 4 personen en één uit 7 personen. Meer informatie over de samenstelling van de steekproeven vindt u in Tabel 1. Voor de meeste analyses zijn deze steekproeven samengevoegd; de schriftelijke vragenlijsten waren in beide gevallen identiek.
Tabel 1 laat zien dat de deelsteekproeven, en dus ook de totale groep deelnemers, gelijkwaardig zijn verdeeld naar sekse. De leeftijd van de vriendengroepen is lager, vooral omdat er geen veertig-plussers in de vriendengroepen zitten terwijl 9 van de individuen wel tussen de veertig en de vijftig zijn. De deelnemers in de vriendengroepen zijn dan ook wat hoger opgeleid dan de individuen. Verschillen in inkomen3 en maatschappelijke positie zijn gering.
Tabel 1: Steekproef: totaal plus opsplitsing naar individuen en groepen totaal individuen groepenaantal mannen 21 10 11aantal vrouwen 20 9 11range leeftijd 19-50 19-50 21-39gem leeftijd 32,24 36,26 28,77opleiding < HBO 8 5 3opleiding HBO 15 7 8opleiding WO 18 7 11positie studerend 8 4 4positie werkend 30 13 17positie anders 3 2 1inkomen < € 1.250 12 6 6ink. € 1.250 tot € 2.499 19 10 9inkomen ≥ € 2.555 8 3 5
Het eerste concert, van celliste Sol Gabetta, vond plaats op 18, 19, 20 of 21 maart 2010. Onder leiding van dirigent Stéphane Denève speelde zij stukken van Debussy (Prélude a l’après midi d’un faune), Elgar (Celloconcert) en Dvorák (Achtste symfonie). Het tweede concert vond plaats op 15, 16, 17 of 18 april. Onder leiding van Sir Andrew Davis speelde het RPhO met violist Leonidas Kavakos muziek van Humperdinck (Vorspiel Hänsel und Gretel), Mendelssohn (Vioolconcert) en opnieuw Dvorák (Zevende symphonie).4 Door het RPhO waren mooie zitplaatsen beschikbaar gesteld voor alle deelnemers, die zelf mochten kiezen welke data hen het beste uitkwamen. Dit heeft de non-respons zeker verminderd. Niettemin zijn er 6 personen alleen bij het eerste concert aanwezig geweest. Eén van deze personen wenste niet meer mee te doen na het eerste concert. De overigen waren ziek, verbleven tijdens het tweede concert in het buitenland, of waren door onverwachte verplichtingen verhinderd. Bij deze personen is wel een nameting verricht, maar daarin is dan alleen het concert met Gabetta verdisconteerd.
3 Twee respondenten weigerden informatie over hun inkomen te verschaffen, waardoor het totaal over de categorieën hier blijft steken op 39 personen.4 Kavakos sloot de avond solo af met een spectaculaire toegift: zie http://www.youtube.com/watch?v=IT8PsB0I5qI
151
Nadat de concerten waren bijgewoond, volgde een nameting waarin werd vastgesteld hoe men de concerten had beleefd en hoe de opvattingen en houdingen t.a.v. klassieke concerten waren na de bezoeken. Omdat alle proefpersonen niet of nauwelijks met klassieke muziek bekend waren, mogen we aannemen dat veranderingen in hun evaluatie van klassiek concerten of klassieke muziek kunnen worden toegeschreven aan het bijwonen van de aangeboden concerten. Door op deze manier niet-liefhebbers met klassieke concerten te confronteren, kon in detail worden ingegaan op de rol van sociale of culturele drempels in plaats van deze af te leiden uit weinig onderbouwde uitspraken in enquêtes (geen tijd, geen zin). Tegelijk kan dit experiment beschouwd worden als een vorm van cultuureducatie die meer of minder succesvol zal blijken te zijn. Om methodisch correct te zijn, moeten we voor de analyses op de gehele steekproef overigens spreken van een preëxperiment; er is sprake van een voormeting, een stimulus en een nameting (‘t Hart et al. 2005: 197). Wanneer we echter de vergelijking tussen de twee deelsteekproeven (individuen en vriendengroepen) maken om de invloed van het sociale netwerk te schatten, lijkt het design sterk op een quasi-experiment met controlegroep. De invloed van de stimulus ‘concertbezoek met vrienden’ wordt dan vergeleken met ‘concertbezoek zonder vrienden’, om zo de invloed van de sociale context uit te zuiveren. Van een zuiver experiment is geen sprake omdat er, zoals gebruikelijk bij veldexperimenten, geen random toewijzing van individuen aan de verschillende condities kon plaatsvinden.
4. Resultaten
4.1 Opvattingen over klassieke concerten: voormetingOm te beginnen willen we in kaart brengen hoe de respondenten voorafgaand aan het experiment over klassieke concerten dachten. Hun opvattingen zijn zowel vooraf als achteraf gemeten aan de hand van een serie van 20 stellingen. De mate waarin men het daarmee eens was, kon worden aangeduid op een zevenpuntschaal. In Tabel 2 zijn de gemiddelde scores op deze stellingen weergegeven, waarbij de stellingen zijn geordend op basis van de mate van instemming.
De stelling waarin de deelnemers zich vooraf het beste kunnen vinden, luidt dat klassieke concerten verrijkend zijn. Ook vindt men dat je voor klassieke muziek in de juiste stemming moet zijn, dat het serieus, formeel, artistiek, emotioneel en betekenisvol is. Daarmee hebben klassieke concerten volgens de ondervraagden veel van de kenmerken die typerend zijn voor de zogenaamde hoge of legitieme cultuur (Bourdieu 1984; Schulze 1995). Dergelijke cultuur dient met de nodige ernst en eerbied bejegend te worden om tot zijn recht te komen, maar levert dan ook een verrijkende, betekenisvolle ervaring op. Opvallend is daarom dat de stelling dat klassieke concerten rustgevend zijn als tweede hoogste scoort met 4,88. De meer ontspannen, passieve omgang met klassieke muziek die volgens Bennett et al. (2009) geldt voor veel niet-ingewijden, lijkt ook de deelnemers aan ons experiment niet vreemd te zijn.
Stellingen die expliciet betrekking hebben op het al dan niet elitaire karakter van klassieke muziek, scoren middelmatig: duur, alleen voor echte liefhebbers, elitair, toegankelijk voor iedereen en aantrekkelijk. Men is het tamelijk oneens met de stellingen dat muziek “niet voor mensen zoals ik” zou zijn, of vooral bestemd voor oudere personen. Klassieke concerten komen dus uit de bus als activiteit die duidelijk highbrow is, maar daarmee niet per definitie als ontoegankelijk of ongeschikt wordt gezien.
152
Tabel 2: Opvattingen over klassieke concerten
Verrijkend 5,00
Rustgevend 4,88
Vereist juiste stemming 4,73
Serieus 4,68
Formeel 4,49
Artistiek 4,49
Emotioneel 4,46
Betekenisvol 4,45
Duur 4,22
Alleen voor echte liefhebbers 4,20
Elitair 4,12
Toegankelijk voor iedereen 4,02
Aantrekkelijk 4,00
Lange zit 3,93
Gezellig/sfeervol 3,90
Bijzonderder dan popconcerten 3,76
Feestelijk 3,63
Moeilijk 3,61
Bestemd voor oudere mensen 3,15
Niet voor mensen zoals ik 2,37
Nu we hebben gezien in hoeverre de verschillende aspecten van klassieke concerten worden gewaardeerd, willen we weten of de waardering voor klassieke concerten op onderdelen afhankelijk is van een aantal cruciale achtergrondkenmerken, namelijk geslacht, leeftijd, opleiding, inkomen en maatschappelijke positie.5 We hebben voor het vaststellen van significantie de grens van p ≤ 0,10 gehanteerd vanwege het beperkte aantal respondenten. Omdat het aantal significante verbanden niettemin beperkt is, zullen we deze analyse niet uitgebreid in tabelvorm presenteren.
Leeftijd hangt positief samen met de items gezellig/sfeervol en aantrekkelijk. Ouderen vinden klassieke concerten aangenamer, zonder daarbij zeer specifieke redenen aan te geven. Hoger opgeleiden (academici) vinden klassieke concerten artistieker, minder toegankelijk voor iedereen, meer verrijkend, aantrekkelijker, minder iets waarvoor je in de juiste stemming moet zijn, en meer rustgevend. Dat laatste is pikant in het licht van het werk van Bennett e.a. (2009); vooral de hoogst opgeleide deelnemers aan het experiment ‘gebruiken’ klassieke muziek kennelijk als manier om te ontspannen (overigens zonder het daarom ook als toegankelijk te bestempelen). Als we naar sekseverschillen kijken, blijkt dat klassieke muziek door vrouwen als minder artistiek wordt gezien en minder vaak als ‘bijzonderder dan popconcerten’ wordt beschouwd. Conform de wetenschap dat vrouwen meer klassieke concerten bezoeken dan mannen (SCP 2009), zouden we hieruit kunnen concluderen dat klassieke concerten voor vrouwen wat gewoner zijn dan voor mannen. Studenten vinden de concerten vaker dan anderen een ‘lange zit’, minder vaak ‘toegankelijk voor iedereen’, vaker
5 We hebben voor een compacte analyse, nodig vanwege de beperkte n, de variabelen leeftijd en opleiding gedichotomiseerd om verschillen in gemiddelde scores tussen 2 hoofdcategorieën te vergelijken. Leeftijd hercodeerden we in 19-29 jaar (n=20) en 30-50 (n=21). Voor opleiding voegden we iedereen met een opleiding lager dan WO samen (n=23) en behielden de academici als afzonderlijke categorie (n=18). De drie categorieën voor inkomen lieten we intact omdat samenvoegen tot een te scheve verdeling zou leiden.
153
‘niet voor mensen zoals ik’ en vaker ‘moeilijk’. Werkenden vinden een klassiek concert juist minder vaak een lange zit, bestemd voor oudere mensen of moeilijk. De kleine groep zonder baan of studie wijkt niet van de studerenden en werkenden af. Relaties met inkomen zijn eveneens schaars. Vooral de laagste categorie, met een netto maandinkomen van minder dan €1.250, vindt dat klassieke concerten ‘niet voor mensen zoals ik’ zijn. De middengroep meent daarnaast minder vaak dan degenen met hogere of lagere inkomens dat klassieke muziek iets is voor oudere mensen.
4.2 Opvattingen over klassieke concerten: nametingNa het bijwonen van de twee optredens van het Rotterdams Philharmonisch Orkest zijn de stellingen nogmaals aan de respondenten voorgelegd. Op die manier is het mogelijk om in kaart te brengen op welke onderdelen de deelnemers eventueel van mening zijn veranderd. Voor het vergelijken van de scores op dezelfde vragen tijdens de voor- en nameting, maken we gebruik van een paired samples T-test. De resultaten, gesorteerd naar de omvang van het verschil, zijn te zien in Tabel 3.
Tabel 3: Opvattingen over klassieke concerten voor- en nameting
voormeting Nameting sign.serieus 4,68 5,39 *rustgevend 4,88 5,34 *gezellig/sfeervol 3,90 4,27aantrekkelijk 4,00 4,32niet voor mensen zoals ik 2,37 2,66bijzonderder dan popconcerten 3,76 3,90artistiek 4,49 4,56lange zit 3,93 3,95verrijkend 5,00 5,00emotioneel 4,46 4,15elitair 4,12 3,68vereist juiste stemming 4,73 4,29betekenisvol 4,45 4,00 *alleen voor echte liefhebbers 4,20 3,66 ~feestelijk 3,63 3,07 *moeilijk 3,61 3,05 ~bestemd voor oudere mensen 3,15 2,51 *formeel 4,49 3,80 **rapportcijfer 7,12 7,51 *~ p 0,10; * p 0,05; ** p 0,01
Op acht stellingen verschilt het oordeel na het bijwonen van de concerten significant van wat men vooraf vond. Bij de nameting vinden we lagere scores op betekenisvol, alleen voor echte liefhebbers, feestelijk, moeilijk, bestemd voor oudere mensen, en formeel. Op de items serieus en rustgevend scoort men achteraf juist significant hoger. We zouden deze verschillen kunnen interpreteren als het verschil tussen verwachtingen en ervaringen. Het rijtje met verschillen maakt dan duidelijk dat er door deelname aan het experiment enkele drempels zijn
154
weggenomen. Formeel, bestemd voor ouderen of echte liefhebbers, moeilijk; het lijken geen eigenschappen die door de meeste respondenten als aantrekkelijk zullen worden gezien (meer daarover in Tabel 4). Dat deze eigenschappen achteraf minder van toepassing worden geacht, is dan ook positief te noemen. Tegelijk heeft het klassieke concert mogelijk ook wat van zijn belofte of glans verloren daar waar het wellicht overspannen verwachtingen betrof. Achteraf vindt men de concerten namelijk ook minder feestelijk en betekenisvol dan vooraf. Op basis van Tabel 3 zouden we kunnen concluderen dat klassieke concerten minder alleen voor anderen bestemd zijn, en dus toegankelijker zijn geworden, maar dat ze tegelijk niet zo heel speciaal zijn als men mogelijk had verwacht (zie daarvoor ook de gestegen score voor ‘rustgevend’). Dat is een gemengd resultaat als we proberen vooruit te kijken naar de betekenis van dit experiment voor de mogelijkheden om via dit soort ervaringen mensen voor klassieke concerten te interesseren. Per saldo is de waardering, uitgedrukt in een rapportcijfer, echter significant gestegen. Het gemiddelde oordeel steeg van 7,12 naar 7,51, zoals de laatste regel in Tabel 3 laat zien. Dit verschil is niet alleen statistisch significant maar ook in absolute zin van betekenis. Na het bijwonen van de concerten beoordeelt men deze positiever dan vooraf.
4.3 Opvattingen over klassieke concerten en rapportcijfersWe zinspeelden zojuist al even op de positieve of negatieve connotaties van bepaalde stellingen over klassieke muziek. Wanneer mensen aangeven dat ze concerten moeilijk of emotioneel vinden, moet dat dan als een gunstige of ongunstige uitlating over klassieke concerten worden gezien? Om dat vast te stellen, en om te zien in hoeverre de rapportcijfers vooraf en achteraf op verschillende ideeën over klassieke concerten zijn gebaseerd, vergelijken we in Tabel 4 de correlaties tussen de scores op de stellingen bij de voormeting en het rapportcijfer vooraf met de correlaties tussen de scores op de stellingen bij de nameting en het rapportcijfer achteraf.
Een sterk positieve correlatie in Tabel 4 betekent dat een hoge (lage) score op de betreffende stelling samengaat met een hoog (laag) rapportcijfer. We zien dan in de linkerhelft van Tabel 4, die betrekking heeft op de voormeting, dat vooral de opvattingen dat klassieke concerten betekenisvol en verrijkend zijn hand in hand gaan met een positief oordeel. Betekenisvol en verrijkend zijn dus heel belangrijke positieve criteria bij het beoordelen van klassieke concerten. Daarna volgt een rijtje van minder exclusief klinkende termen: het oordeel over klassieke concerten houdt ook positief verband met het idee dat klassieke muziek aantrekkelijk, emotioneel, gezellig/sfeervol en rustgevend is. Onderin deze rij staan de vooraf aan klassieke concerten toegedichte eigenschappen die juist negatief met de waardering, of het rapportcijfer, samenhangen. Het is niet verwonderlijk dat ‘niet voor mensen zoals ik’ het meest kernachtig uitdrukking geeft aan een negatieve houding t.a.v. klassieke concerten en dus het sterkst negatief met het rapportcijfer correleert. Wanneer men klassieke concerten vooraf ziet als formeel dan wel alleen bestemd voor echte liefhebbers of ouderen, is men evenmin enthousiast. De kwalificaties formeel, lange zit, moeilijk en serieus hangen ook negatief met het rapportcijfer samen.
Als we naar de rechter kolom kijken, dan valt daaruit als het ware af te lezen hoe het rapportcijfer bij de nameting tot stand is gekomen. Nu is het oordeel op het item ‘aantrekkelijk’ de beste voorspeller van het totaaloordeel, met een correlatie van maar liefst 0,733. Een positief rapportcijfer achteraf hangt ook zeer sterk positief samen met verrijkend, emotioneel, betekenisvol, en gezellig/sfeervol. Nieuw in dit rijtje zijn artistiek en feestelijk. Ook dit zijn bij de nameting oordelen die samenhangen met het uiteindelijke rapportcijfer. Daarmee is de samenstelling van de set items met een positieve correlatie met het rapportcijfer niet dramatisch veranderd. Ook bij de negatieve correlaties onderin de rechter kolom komen we bekende stellingen tegen: ‘niet voor mensen zoals ik’ blijft hekkensluiter en
155
ook bestemd voor oudere mensen, alleen voor echte liefhebbers, lange zit, en formeel komen we opnieuw tegen. Nieuw is de negatieve correlatie voor elitair. Wie klassieke concerten na het experiment (nog steeds) elitair vindt, beoordeelt ze als negatiever dan wie dat niet vindt.
Tabel 4: Correlaties opvattingen klassieke muziek en rapportcijfervooraf achteraf
betekenisvol 0,522 ** aantrekkelijk 0,733 *
*
verrijkend 0,501 ** verrijkend 0,585 *
*
aantrekkelijk 0,338 * emotioneel 0,474 **
emotioneel 0,329 * betekenisvol 0,465 **
gezellig/sfeervol 0,328 * gezellig/sfeervol 0,448 **
rustgevend 0,270 ~ feestelijk 0,372 *
feestelijk 0,235 artistiek 0,369 **
artistiek 0,209 bijzonderder dan popconcert 0,224bijzonderder dan popconcert 0,003 vereist juiste stemming 0,108vereist juiste stemming -0,008 rustgevend 0,101elitair -0,186 moeilijk 0,024serieus -0,315 * serieus 0,003moeilijk -0,316 * elitair -0,328 *
lange zit -0,415 ** formeel -0,408 *
*
bestemd voor oudere mensen -0,431 ** alleen voor echte liefhebbers -0,460 *
*
alleen voor echte liefhebbers -0,453 ** lange zit -0,475 *
*
formeel -0,455 ** bestemd voor oudere mensen -0,487 *
*
niet voor mensen zoals ik -0,659 ** niet voor mensen zoals ik -0,516 *
*~ p 0,10; * p 0,05; ** p 0,01
De aspecten moeilijk en serieus, die vooraf overwegend negatief werden beoordeeld, afgaande op hun negatieve samenhang met het overkoepelende rapportcijfer, hangen na het bijwonen van de concerten niet langer met het rapportcijfer samen. Ernst en complexiteit hebben hun negatieve connotatie verloren; ze blijken achteraf de waardering niet in de weg te staan en de hogere absolute score op ‘serieus’ bij de nameting (Tabel 3) doet dan ook geen afbreuk aan de waardering achteraf. Rustgevend is het enige kenmerk dat vooraf positief werd gewaardeerd maar bij nader inzien niet met het oordeel te maken heeft. Wel weegt achteraf het artistieke of feestelijke karakter mee naast zwaardere kwalificaties als verrijkend, emotioneel of betekenisvol. Het kan kennelijk ook gewoon leuk zijn om naar een klassiek concert te gaan. Tenslotte lijkt het oordeel achteraf meer weloverwogen dan het voor-oordeel,
156
gezien de hogere correlaties met de afzonderlijke items die een stevigere inbedding van het rapportcijfer in de reeks van stellingen aantonen.
4.4 Opvattingen over kunst en rapportcijfersOm nog wat meer inzicht te krijgen in wie een klassiek concert nu meer of minder zullen waarderen, koppelen we de rapportcijfers ook aan opvattingen van de deelnemers over kunst in het algemeen. Ook daarover is de respondenten tijdens de voormeting een aantal stellingen voorgelegd. Voor een compacte analyse hebben we die 12 stellingen onderworpen aan een factoranalyse. In bijlage 1 is de factoroplossing te zien. Opvattingen over kunst kunnen worden samengevat met behulp van vier dimensies die we als volgt benoemd hebben: kunst is ‘uitdagend’ (een aanklacht tegen onrecht en onderdrukking, origineel, humoristisch, uitdagend); kunst is ‘hoogstaand’ (niet saai of opgeblazen, wel emotioneel en leerrijk); kunst is of biedt ‘ontsnapping’ (spannend, doet alledaagse werkelijkheid vergeten); en kunst is ‘vernieuwend’ (maatschappijkritisch, vernieuwend). In Tabel 5 is te zien hoe deze opvattingen over kunst met het rapportcijfer voor klassieke concerten bij voor- en nameting samenhangen.
Tabel 5: Correlatie tussen opvattingen en rapportcijferCijfer
vooraf Cijfer
achteraf kunst = uitdagend
0,362* 0,305 *
kunst = hoogstaand 0,581 ** 0,456 **
kunst = ontsnapping 0,078 0,242
kunst = vernieuwend -0,079 -0,072
~ p 0,10; * p 0,05; ** p 0,01
Wie kunst als uitdagend ziet, zal bij de voormeting een hoger rapportcijfer voor klassieke concerten geven. Het rapportcijfer bij de nameting houdt hiermee eveneens verband, zij het in iets mindere mate. Het meest vallen de concerten in de smaak bij personen die kunst zien als iets emotioneels, leerrijks (factor kunst=hoogstaand). Dat zijn ook degenen die aangeven dat kunst zeker niet saai of opgeblazen is. Het belang van de ‘emotionele’, respectvolle visie op kunst, ook al zo duidelijk in Tabel 4, sluit aan bij Bourdieu’s opvatting over klassieke muziek als meest abstracte, spirituele vorm van kunst. De samenhang met het idee dat kunst iets hoogstaands is blijft ook in de nameting aanwezig, zij het in wat mindere mate. Wie kunst als iets hoogstaands ziet, heeft een hoge pet op van klassieke concerten en ziet die mening niet weerlegd worden door de feitelijke ervaring. Kunst zien als ontsnapping of iets vernieuwends hangt niet samen met iemands oordeel over klassieke concerten. Een alledaagse of juist meer avant-gardistische kijk op kunst bevordert de waardering voor klassieke concerten niet. Daarmee plaatst het klassieke concert zich binnen een klassieke culturele canon, hoewel degenen die klassieke concerten waarderen ook wel in zijn voor iets origineels of uitdagends.
4.5 Inzoomen op de verschillen tussen voor- en nametingTenslotte willen we meer op individueel niveau bekijken wat er is veranderd dankzij het bijwonen van de concerten. Daartoe zullen we eerst op verschillende niveaus laten zien hoe rapportcijfers zijn veranderd. Tabel 6 geeft een overzicht van de cijfers die zijn uitgedeeld bij de voor- en de nameting, zowel voor de totale groep deelnemers als voor de individuen en vriendengroepen afzonderlijk.
157
De stijging van het gemiddelde rapportcijfer tussen voor- en nameting is terug te zien in de frequentieverdelingen voor de totale groep. Bij de nameting geeft maar liefst 82,9% van de deelnemers cijfer 7 of hoger. Vooraf was dat nog maar 68,3%. Niet minder dan 27 van de 41 respondenten (65,9%) geven achteraf minstens rapportcijfer 8. De verschillen tussen de individuen en de vriendengroepen zijn niet significant, vermoedelijk vanwege de kleine aantallen. De vriendengroepen scoren namelijk wel steeds iets hoger dan de individuen. Dit verschil is bij de nameting (0,56) nog wat sterker dan bij de voormeting (0,43). Het verschil tussen deze afstanden is echter te klein om te kunnen spreken van een sterkere reactie van de vriendengroepen op de concerten. Maar eigenlijk moeten we daarvoor kijken naar veranderingen in rapportcijfer op individueel niveau, door per respondent te berekenen wat het verschil is tussen het rapportcijfer vooraf en achteraf. Het resultaat van die bewerking is weergegeven in Tabel 7.
Tabel 6: Frequentieverdeling en gemiddelde rapportcijfers voor- en nametingcijfer voor: totaal individuen groepen cijfer na: totaal individuen groepen
3 1 1 0 3 2 1 14 1 1 0 4 0 0 05 1 0 1 5 1 1 06 10 6 4 6 4 4 07 10 4 6 7 7 3 48 14 5 9 8 20 7 139 2 0 2 9 6 2 4
10 2 2 0 10 1 1 0gemiddeld 7,12 6,89 7,32 7,71 7,21 7,77
n 41 19 22 41 19 22
In de gehele groep van 41 deelnemers zijn er maar 6 (14,6%) die klassieke concerten achteraf negatiever beoordelen dan vooraf. Vier daarvan komen uit de deelstreekproef van individuen. De daling beperkt zich tot 1 of 2 punten. Voor maar liefst 20 deelnemers (48,8%) is het oordeel niet veranderd. Bij de resterende 15 respondenten, ofwel 36,6%, is het rapportcijfer gestegen. Negen van hen komen uit de deelsteekproef van vriendengroepen, zes zijn individuele deelnemers. Meestal (22,0%) steeg het rapportcijfer met 1 punt, in de overige 14,6% van de gevallen met 2 of 3 punten. We zien in Tabel 7 enkele interessante verschillen tussen de individuen en de groepen. In beide deelsteekproeven blijft ongeveer de helft op het zelfde rapportcijfer zitten, maar bij de vriendengroepen treffen we wat minder daling en wat meer stijging in het rapportcijfer aan.
Tabel 7: Frequentieverdeling verandering in rapportcijferverschil: totaal individuen groepen
-2 2 1 1-1 4 3 10 20 9 11
+1 9 3 6+2 3 1 2+3 3 2 1
158
totaal: 41 19 22
De verschilscores uit Tabel 7 hangen niet samen met de achtergrondkenmerken sekse, opleiding, leeftijd, inkomen, of maatschappelijke positie. Ook is er geen significant verschil tussen de individuen en de groepen.6 Het is dus, op basis van onze gegevens, niet mogelijk om aan de hand van achtergrondkenmerken te voorspellen wiens opvattingen in positieve of negatieve richting zijn veranderd na het experiment. Een vervolgonderzoek met een grotere steekproef zou hier uitkomst kunnen bieden, maar ook de interviews brengen hierin wellicht meer duidelijkheid. We moeten echter niet vergeten dat verschilscores sowieso lastig te voorspellen zijn, omdat daarin niet alleen een verandering is verdisconteerd, maar ook de absolute waardes van de oordelen meewegen. Wie vooraf al enthousiast was, heeft weinig ruimte over om het rapportcijfer bij de nameting nog eens flink te verhogen. En wie vooraf een laag cijfer gaf, heeft nog volop ruimte om te stijgen maar komt dan nog niet per sé op een hoog eindoordeel uit. We willen daarom afsluiten met een aantal concrete vragen over de beleving van de concerten en intenties voor de toekomst.
4.6 Beleving en intentiesBezoekintenties mogen gerust met een paar korreltjes zout genomen worden (Webb & Sheeran 2006). Als iets goed is bevallen, zeggen mensen gemakkelijk dat ze best nog een keer willen, maar vaak komt dat er niet van. Toch besteden we aandacht aan de intenties omdat ze ons iets vertellen over de mate waarin deelnemers de concerten als positief of negatief hebben ervaren en in hoeverre ze misschien door de belevenis verrast zijn. De vergelijking tussen de individuen en de vriendengroepen laten we daarbij achterwege.
Over beide concerten zijn in de nameting ten eerste vier korte stellingen geformuleerd waarvan respondenten konden aangeven of ze het er wel of niet mee eens waren. In Tabel 8 vermelden we per stelling en per concert het percentage personen dat aangaf het ermee eens te zijn. We beperken deze vergelijking tot de 35 personen die beide concerten hebben bijgewoond.
Tabel 8: Beleving concerten Sol Gabetta en Leonidas Kavakos% mee eens
GabettaKavakos
prachtig, ik heb genoten 71,4% 82,9%duurde veel te lang, ik wilde weggaan 14,3% 20,0%moeilijk te begrijpen 11,4% 11,4%leuk voor een keer, maar niet meer dan dat 40,0% 37,1%
Als we kijken naar de eerste stelling, is het concert van Kavakos (Mendelssohn en Dvorák) beter gewaardeerd dan het eerste concert met celliste Sol Gabetta in de hoofdrol. Wel vond men het concert van Kavakos wat vaker te lang. Op de overige twee stellingen zijn de antwoorden niet erg verschillend. Opvallend is dat beide concerten vaak worden beoordeeld als ‘leuk voor een keer, maar niet meer dan dat’. De concerten maken dus niet altijd veel indruk, ook als ze positief beoordeeld worden. Dat zou kunnen betekenen dat een positieve concertervaring bepaald niet automatisch wordt omgezet in een intentie om vaker klassieke concerten te bezoeken. Naar die intenties kijken we in Tabel 9.
6 Om dit laatste te toetsen, maakten we gebruik van de independent samples T-test.
159
De originele zevenpuntsschaal, lopend van totaal niet – tot totaal wel mee eens, is gehercodeerd naar 3 categorieën, zoals te zien is in de meest linkse kolom van Tabel 9. Bijna 30% van de deelnemers is na de concerten van plan het RPhO aan te raden bij anderen. Nog eens ruim 30% twijfelt of neigt naar ja. Het overige derde part zal dit hoogstwaarschijnlijk niet doen. Eveneens zo’n 30% is niet van plan zelf vaker naar concerten van het orkest te gaan. Bijna de helft neigt licht naar een positieve intentie, terwijl 21% zeker van plan is om terug te komen. Los van de vraag of dat ook daadwerkelijk zal gebeuren, is dat een mooie score die aangeeft dat het bijwonen van de concerten een groot deel van de deelnemers goed is bevallen. Ook de intentie om vaker naar De Doelen te gaan is vrijwel symmetrisch over de antwoordcategorieën verdeeld, met een wat grotere neutrale groep. Ten slotte geeft ruim 85% te kennen dat ze niet van plan zijn om nooit meer naar klassieke concerten te gaan. Slechts 3 respondenten hebben het als een min of meer vast voornemen opgevat om hun bezoek nooit meer te herhalen. Ondanks het feit dat het bezoeken van klassieke concerten dus een tamelijke zeldzame activiteit is, is vrijwel niemand door de opgedane ervaring afgeschrikt. Dit bevestigt nogmaals dat het geringe bezoek aan klassieke concerten weinig te maken heeft met negatieve ervaringen en veel met concertervaring überhaupt. Onder het potentiële publiek bevinden zich veel mensen die zeker belangstelling voor klassieke concerten kunnen ontwikkelen. De intentie om vaker naar concerten van het RPhO te komen is overigens wat sterker voor de deelnemers die in vriendengroepen deelnamen (gemiddelde score = 4,68) dan bij de individuen (3,79). Dit verschil is bijna (p=0,11) significant.
Tabel 9: intenties n.a.v. de concertbezoeken ben van plan om:
RPhO aan te raden bij anderen
vaker naar concerten RPhO te gaan
vaker naar De Doelen te gaan
nooit meer naar klassiek concert te gaan
niet (1-3) 12 (29,3%) 13 (31,7%) 9 (22,0%) 35 (85,4%)neutraal/beetje (4,5) 17 (31,5%) 19 (46,3%) 21 (53,7%) 3 (7,3%)wel (6,7) 12 (29,3%) 9 (21,0%) 10 (24,4%) 3 (7,3%)
5. Conclusie
In dit pilot-onderzoek is geprobeerd om de invloed van het bijwonen van klassieke concerten op de waardering te onderzoeken. De resultaten laten zien dat men over het algemeen positiever over klassieke concerten is gaan denken. Ook zijn de connotaties die men bij dergelijke concerten heeft wat veranderd. De concerten zijn veelal positief beleefd en tweederde van de bezoekers denkt erover om nog eens terug te komen.
Door aan het experiment deel te nemen, zijn ideeën die de deelnemers over klassiek hadden bijgesteld. Achteraf vindt men klassieke concerten gemiddeld minder formeel, minder bestemd voor oudere mensen, minder moeilijk, en minder iets dat alleen voor echte liefhebbers bestemd is. Dat deze kenmerken achteraf minder typerend werden gevonden dan vooraf, duidt erop dat er participatiedrempels zijn weggenomen. Dat men de concerten achteraf ook minder feestelijk en betekenisvol vond dan vooraf, maar meer serieus (en rustgevend), heeft niet kunnen verhinderen dat de totale waardering, uitgedrukt in een rapportcijfer, steeg van 7,12 naar 7,51.
Als we kijken waar een positief of negatief rapportcijfer voor- en achteraf op is gebaseerd, dan zien we dat bij de nameting het oordeel over klassieke concerten minder exclusief afhankelijk is van hoog-culturele criteria als ‘verrijkend’ of ‘betekenisvol’.
160
Aantrekkelijkheid, feestelijkheid of gezelligheid wegen zwaarder mee in het eindoordeel, terwijl ernst en complexiteit niet langer als negatieve kenmerken worden gezien. Men kijkt dus, zo zouden we voorzichtig kunnen concluderen, achteraf wat alledaagser tegen klassieke concerten aan dan vooraf. In die zin heeft deelname aan het experiment klassieke concerten dichterbij gebracht. En men heeft er vaak van genoten, zoals blijkt uit Tabel 8. Toch geeft men ook vaak aan de concerten wel leuk te vinden voor een keer, maar niet meer dan dat. Al met al concluderen we daarom dat er dankzij het bijwonen van de concerten geen wonderen zijn geschied, maar dat de deelnemers wel duidelijk een ander, positiever beeld van klassieke muziek hebben ontwikkeld. Verschillen in beleving en beoordeling op basis van achtergrondkenmerken waren veelal niet significant, evenals verschillen tussen de individuen en de personen die in groepsverband de concerten bezochten. Nadere analyses zullen hierop meer licht moeten werpen. Op basis van Tabel 7 lijkt het dat bijwonen van de concerten een positievere invloed heeft gehad op de beoordeling van degenen die met hun vriendennetwerk deelnamen dan van de individuen. Ook de intentie tot herhalingsbezoek van de vriendengroepen is wat sterker. Hoewel deze verschillen niet significant zijn, liggen ze in de verwachte richting en is vervolgonderzoek hiernaar zeker gewenst.
161
Literatuur
Abbing, H. 2009. Van hoge naar nieuwe kunst. Groningen: Historische Uitgeverij.Becker, G.S. 1965. A theory of the allocation of time. Economic Journal, 75, 493-517.Bennett, T., Savage, M., Silva, E., Warde, A., Gayo-Cal, M. & Wright, D. 2009. Culture,
Class, Distinction. Londen: Routledge.Berghman, M. & Van Eijck, K. 2009. Patronen van waardering voor beeldende kunst:
Horizontale en verticale culturele grensoverschrijdingen. Sociologie, 5, 376-405.DiMaggio, P. 1991. Social structure, institutions, and cultural goods: The case of the United
States. Pp. 133-155 in: P. Bourdieu, & J.S. Coleman (eds.): Social Theory for a Changing Society. Boulder: Westview Press.
Eijck, K. van. 2000. Richard A. Peterson and the culture of consumption. Poetics, 28, 207-224.
Eijck, K. van & Knulst, W.P. 2005. No more need for snobbism: Highbrow cultural participation in a taste democracy. European Sociological Review, 21, 513-528.
Ganzeboom, H. 1989. Cultuurdeelname in Nederland: een empirisch-theoretisch onderzoek naar determinanten van deelname aan culturele activiteiten. Assen: Van Gorcum.
Gershuny, J. 2003. Changing times: work and leisure in postindustrial society. Oxford: Oxford University Press.
Hart, H. ‘t, Boeije, H. & Hox, J. 2005. Onderzoeksmethoden. Amsterdam: BoomHolt, D.B. 1995. How consumers consume: A typology of consumer practices. Journal of
Consumer Research, 22, 1-16.Kraaykamp, G., Van Eijck, K., Ultee, W. & Van Rees, K. 2007. Status and media use in the
Netherlands: Do partners affect media tastes? Poetics, 35, 132-151.Lahire, B. 2008. The individual and the mixing of genres: Cultural dissonance and self-
distinction. Poetics, 36, 166-188.Levine, L.W. 1988. Highbrow/lowbrow: The emergence of cultural hierarchy in America.
Harvard: Harvard University Press.Linder, S.B. 1970. The harried leisure class. New York: Columbia University Press.Lizardo, O. 2006. How cultural tastes shape personal networks. American Sociological
Review, 71, 778-807. Mark, N. 1998. Birds of a feather sing together. Social Forces, 77, 453-485.SCP. 2009. Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars: Trends in cultuurparticipatie en
mediagebruik. Den Haag: SCP.Smithuijsen, C. 2001. Een verbazende stilte: Klassieke muziek, gedragsregels en sociale
controle in de concertzaal. Amsterdam: Boekmanstichting.Taylor, T.D. 2009. Advertising and the conquest of culture. Social Semiotics, 19, 405-425.Thornton, S. 1996. Club cultures: Music, media and subcultural capital. Middletown:
Wesleyan University Press. Webb, Th. L. & Sheeran, P. 2006. Does changing behavioral intentions engender behavior
change? A meta-analysis of the experimental evidence. Psychological Bulletin, 132, 249-268.
162
Bijlage 1: Factoroplossing opvattingen kunst
Kunst is:F1: uit-dagend
F2: hoog-staand
F3: ont-snapping
F4: ver-nieuwend
aanklacht tegen onrecht en onderdrukking ,813 ,245 -,085 ,058
origineel ,666 -,073 ,042 ,343
humoristisch ,654 ,381 ,305 -,025
uitdagend ,596 ,292 ,589 -,047
is saai -,077 -,810 ,068 -,049
hoop opgeblazen gedoe om niks -,109 -,691 -,294 ,080
roept emoties bij mij op ,310 ,636 ,226 -,097
leerrijk ,019 ,611 ,278 ,398
doet alledaagse werkelijkheid vergeten ,076 ,046 ,834 -,093
spannend -,010 ,276 ,771 ,153
heeft maatschappijkritische houding ,080 ,044 -,049 ,879vernieuwend ,566 -,058 ,055 ,632
163