thesis.eur.nl Sandra Vlielander.d… · Web viewte klagen over media (Brants en Van Praag, 2006),...
Transcript of thesis.eur.nl Sandra Vlielander.d… · Web viewte klagen over media (Brants en Van Praag, 2006),...
Wilders: typisch Fortuyn?Typeringen van Pim Fortuyn en Geert Wilders in de Nederlandse pers
Sandra Vlielander – 324672Masterthesis Media en Journalistiek
Erasmus Universiteit Rotterdam
Begeleider: P. SchafraadEerste versie 25 juni 2009
Inhoudsopgave
1 Inleiding............................................................................................................................................2
2 Rechtse politiek in Nederland...........................................................................................................6
3 Politiek en de media.......................................................................................................................14
4 Onderzoeksmethode.......................................................................................................................22
5 Typeringen van Pim Fortuyn..........................................................................................................30
6 Typeringen van Geert Wilders........................................................................................................41
7 Gebruik van de typeringen..............................................................................................................53
8 Conclusie en discussie....................................................................................................................63
Bronnen..................................................................................................................................................68
Bijlage A; Onderzoeksmateriaal.............................................................................................................70
1
1 Inleiding
Politici en media staan de laatste decennia meer en meer op gespannen voet. De media willen snel en
spectaculair nieuws, de politici proberen diplomatiek en weloverwogen hun verhaal te doen. Wanneer
een bericht niet goed overkomt, is dat ‘de schuld van de media’. Vooral in verkiezingstijd zijn de
kritieken op de media, die te veel of juist te weinig aandacht aan een partij besteden, niet van de lucht
(Brants en Van Praag, 2006). Daarbij vallen een aantal politici in de media steeds meer op en lijkt de
politiek steeds meer om personages te draaien (Corner en Pels, 2003).
Pim Fortuyn is in 2001 een opvallende verschijning op het politieke toneel én in de media.
Zijn charismatische uitstraling, openlijke homoseksualiteit en scherpe standpunten maken van Fortuyn
een uniek figuur. Met zijn opmerkelijke media-optredens doet een nieuw soort politiek haar intrede in
Nederland, die steeds meer door de media beheerst wordt (medialogica; Brants en Van Praag 2006).
Niet alleen Fortuyn, maar ook gevestigde politici als Jan Peter Balkenende (CDA) en Jan Marijnissen
(SP) maken zich steeds meer druk om de manier waarop zij in de media komen en daarmee om hun
imago.
In 2004 is er weer een politicus die in de politiek en media er uitspringt: Geert Wilders. In dat
jaar wordt hij uit de VVD-fractie gezet en gaat hij verder met zijn eigen Partij voor de Vrijheid. Als
partijleider van deze partij is hij een bijzondere verschijning, al dan niet door zijn botte opmerkingen
en geblondeerde haar. Net als Fortuyn weet Wilders haarfijn hoe hij om moet gaan met de media,
maar heeft hij toch soms problemen met hen. Dat heeft ook te maken met zijn radicale standpunten
over het immigratiebeleid, die tegen discriminatie aangrenzen. Ook Fortuyn kon zich zo scherp uiten.
In dit onderzoek wordt gekeken naar de manier waarop over beide politici wordt gesproken in
de Nederlandse pers. Dat de media een belangrijke en bijzondere rol spelen in de profilering van
Fortuyn en Wilders blijkt wel uit de volgende citaten:
Je zag iemand die voortdurend bezig was zichzelf voor het oog van de camera uit te vinden. Hij kwam heel dichtbij, hij werd een media-vriend, een figuur die iedereen kende, die je 'Pimmetje' kon noemen.
Dick Pels over Pim Fortuyn in NRC Handelsblad 1 november 2003
Weinig kranten kunnen over de Partij voor de Vrijheid schrijven zonder een negatieve sneer; een hoofdredactioneel commentaar van deze krant noemt de fractieleider van de PVV zelfs ‘verminderd toerekeningsvatbaar’.
Geert Wilders en Martin Bosma (beiden PVV) in de Volkskrant, 6 december 2008
2
Zowel Fortuyn als Wilders weten uitzonderlijk goed met de media om te gaan en kennen de
regels van de personendemocratie en medialogica. De vraag is hoe de media dan weer met hen
omgaan.
1.1 Probleemstelling
Wanneer de media over Fortuyn en Wilders berichten, nemen zij daarbij, bewust of onbewust, een
standpunt in. Zoals hierboven al is gesteld, probeert dit onderzoek te achterhalen op welke manier de
media over Fortuyn en Wilders schrijven, en welk standpunt zij daarbij dus innemen. De
probleemstelling van dit onderzoek gaat over de manier waarop Fortuyn en Wilders door de
Nederlandse kranten getypeerd worden en in hoeverre die typeringen op elkaar lijken. Beide politici
worden dus met elkaar vergeleken, in ieder geval voor wat betreft de manier waarop over hen
gesproken wordt.
Het is nuttig om die vergelijking te maken, omdat Fortuyn en Wilders politieke
overeenkomsten hebben. Beiden zijn in te delen in de extreemrechtse partijfamilie. Zowel Fortuyn als
Wilders uit zware kritiek op de islam en het vreemdelingenbeleid, een van de kenmerken van
extreemrechts (o.a. Fennema, 2004). Ook hebben beide politici kritiek op de gang van zaken in de
Haagse politiek, een ander extreemrechts kenmerk (idem). Fortuyn is daarbij sterk tegen het Paarse
kabinet, dat onder Wim Kok (PvdA) acht jaar regeerde. Wilders heeft minder kritiek op de regering,
omdat hij er zelf deel van uit maakt, maar zijn partij is op een onconventionele manier ontstaan en
vervolgens georganiseerd.
Niet alleen vanwege de overeenkomsten met extreemrechts lijken Fortuyn en Wilders op
elkaar. Ook in de manier waarop zij zich tot het volk richten en zichzelf in de media kunnen
presenteren, zijn ze redelijk gelijk. Fortuyn is een voorloper in de Nederlandse politiek, met zijn
charismatische manier van doen en door gebruik te maken van de media-aandacht. Wilders wordt
genoemd als een van zijn volgelingen (o.a. de Volkskrant, 28 maart 2008k), omdat hij op net zo’n
provocerende manier media-aandacht genereert.
Er zijn echter ook enkele verschillen te benoemen tussen Pim Fortuyn en Geert Wilders. Zo
had Fortuyn maar een korte politieke carrière, waarbij hij niet eens zitting had in de Tweede Kamer.
Fortuyn was voor zijn aantreden als lijsttrekker van Leefbaar Nederland al bekend door zijn
provocerende columns in Elsevier. Als aanvoerder van zijn eigen partij Lijst Pim Fortuyn werd hij nog
populairder, maar vlak voor de verkiezingen in mei 2002 werd hij vermoord, waardoor Fortuyn nooit
tot de regering toe zou treden.
Geert Wilders daarentegen, was al veel langer politiek actief voor hij in de Tweede Kamer
zitting nam. Hij werkte jarenlang voor de VVD, waarvan hij zich in 2004 afsplitste om met een eigen
partij verder te gaan. Zo was Wilders, toen hij voor zichzelf begon, al verzekerd van een zetel. Dit in
tegenstelling tot Fortuyn, die nog om stemmen van de kiezer moest strijden.
3
Toch is het, gezien de bovenstaande overeenkomsten, interessant om te onderzoeken of de
media Fortuyn en Wilders op een gelijke manier benaderen. Dit onderzoek richt zich op de manier
waarop Nederlandse dagbladen Fortuyn en Wilders typeren en analyseert in hoeverre die typeringen
van elkaar verschillen. Het doel van dit onderzoek is dus het in kaart brengen van de typeringen van
Fortuyn en Wilders en het kunnen aangeven in hoeverre Wilders op dezelfde manier getypeerd wordt
als Fortuyn. De onderzoeksvraag daarbij is:
In hoeverre verschilt de manier waarop Geert Wilders wordt getypeerd door de
Nederlandse kranten van de manier waarop Pim Fortuyn wordt getypeerd?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is het zinvol eerst te achterhalen welke typeringen er
bestaan van Pim Fortuyn en welke van Geert Wilders. Pas dan is het mogelijk beiden te vergelijken.
De eerste twee deelvragen zijn daarom:
Hoe wordt Pim Fortuyn getypeerd door de Nederlandse kranten?
Hoe wordt Geert Wilders getypeerd door de Nederlandse kranten?
Met een kwalitatieve analyse kunnen deze typeringen onderscheiden worden. Vervolgens is te
verwachten dat de kranten onderling verschillen in de manier waarop zij Fortuyn en Wilders typeren.
Ook is het mogelijk dat in de loop der tijd de typeringen zich ontwikkelen. Daarom zijn ook de
volgende deelvragen in dit onderzoek opgenomen:
Hoe zijn de gevonden typeringen verdeeld over de drie kranten?
Hoe zijn de gevonden typeringen verdeeld over de gebeurtenissen?
Deze vier deelvragen worden in de resultatenhoofdstukken van dit onderzoek beantwoord en
leiden tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
1.2 Relevantie van het onderzoek
Onderzoek naar de typeringen van Fortuyn en Wilders is relevant, omdat het inzicht biedt in de manier
waarop de media omgaan met politiek nieuws in het algemeen en extreemrechts in het bijzonder.
Fortuyn en Wilders worden beschouwd als extreemrechtse politici en hebben daarmee een bijzondere
plaats in het politieke spectrum. De vraag is of de media daarom ook op een bijzondere manier met
hen om zullen gaan. Het antwoord hierop biedt inzicht in de werkwijze van journalisten en de manier
waarop lezers de artikelen kunnen interpreteren.
Naast deze maatschappelijk relevantie vormt dit onderzoek een aanvulling op eerder
wetenschappelijk onderzoek. Zoals in de theoretische hoofdstukken zal blijken, is er veel onderzoek
gedaan naar de wijze waarop de media omgaan met extreemrechts. Alle politieke actoren hebben iets
4
te klagen over media (Brants en Van Praag, 2006), maar vooral extreemrechtse partijen klagen dat zij
door de pers genegeerd worden (Albronda, 1994 in De Swert, 2001). Dit zou onderdeel zijn van een
mediastrategie om de politieke stroming ‘vanzelf’ weer te laten verdwijnen, door ze geen aandacht te
geven.
Wanneer dit ook voor Fortuyn en Wilders zou gelden, zouden beide politici nauwelijks in de
media aan bod komen. Hiervoor is al gebleken dat beiden echter volop in de media aanwezig zijn en
dit onderzoek kan daarom de klacht van extreemrechtse partijen relativeren. Wellicht volgen de media
tegenwoordig de nieuwe richtlijn, dat extreemrechts kritisch benaderd dient te worden (Kort en
d’Haenens, 2005: 128). Ook zijn Fortuyn en Wilders onder invloed van het proces van mediatisering,
dat zich in de politiek aan het voltrekken is. Ook deze theorie kan verder geholpen worden met dit
onderzoek.
1.3 Opzet van het onderzoek
Dit onderzoek probeert dus te achterhalen op welke manier Fortuyn en Wilders door de kranten
worden getypeerd en in hoeverre deze typeringen van elkaar verschillen. De deelvragen die bij deze
probleemstelling horen, worden in de resultatenhoofdstukken van dit onderzoek beantwoord, waarna
in de conclusie een antwoord op de hoofdvraag gegeven kan worden. Maar eerst volgt een hoofdstuk
met theorie over extreemrechts en een hoofdstuk met theorie over de manier waarop de media een rol
spelen in de hedendaagse politiek. Vervolgens wordt in het vierde hoofdstuk uiteengezet hoe het
onderzoek precies is uitgevoerd.
In het vijfde hoofdstuk, het eerste resultatenhoofdstuk, worden de gevonden typeringen van
Pim Fortuyn op een rijtje gezet en hetzelfde gebeurt voor Geert Wilders in hoofdstuk zes. Daarna
wordt in hoofdstuk zeven beschreven hoe deze typeringen tot elkaar in verhouding staan en er wordt
gekeken wanneer er welke typering het meeste gebruikt wordt. Uiteindelijk wordt in het laatste
hoofdstuk, de conclusie, een antwoord op de hoofdvraag geformuleerd, waarbij meteen suggesties
voor verder onderzoek worden gedaan.
5
2 Rechtse politiek in Nederland
In Nederland is er verscheidene keren een opkomst van rechtse en extreemrechtse partijen geweest.
Kort voor de Tweede Wereldoorlog ontstond de fascistische Nationaal-Socialistische Beweging onder
leiding van Anton Mussert. Jaren later, in de jaren ’70, ontstond de extreemrechtse Nederlandse Volks
Unie, waarna in de jaren ’80 en ’90 de extreemrechtse Centrum Partij en de Centrum Democraten
opbloeiden (Ignazi, 2006: 162-172). Volgens enkele wetenschappers zijn Pim Fortuyn en Geert
Wilders in deze extreemrechtse traditie te plaatsen (o.a. Van Donselaar en Rodrigues, 2002; Davidoviç
et al., 2008). In dit hoofdstuk wordt die extreemrechtse politieke traditie in Nederland beschreven, net
als de typen extreemrechts die er bestaan.
Maar eerst volgt een overzicht van de (politieke) carrières van Pim Fortuyn en Geert Wilders,
inclusief een verdere uitleg waarom zij al dan niet tot de extreemrechtse partijfamilie behoren. Fortuyn
trad pas laat toe in de politiek, maar was hier een opvallende verschijning met zijn charismatische
uitstraling en provocerende uitspraken. Ook Wilders viel op door zijn provocaties, maar in
tegenstelling tot Fortuyn was hij al langer actief in de politiek voor hij landelijk bekend werd. Met
name de afkeer van het politieke systeem en de felle standpunten in het immigratiebeleid maken dat
beide politici extreemrechts te noemen zijn, zoals in dit hoofdstuk zal blijken.
2.1 Pim Fortuyn
Pim Fortuyn (1948) viel op in het publieke debat door zijn columns die hij in de jaren ’90 voor het
weekblad Elsevier schreef. In deze columns ging Fortuyn, net als in de boeken die hij heeft
geschreven, fel in op de mankementen van het politieke establishment en het falende
immigratiebeleid. Vooral na de aanslagen van 11 september 2001 in New York riep Fortuyn op tot een
koude oorlog tegen de islam (Van Donselaar en Rodrigues, 2002).
Meerdere malen maakte Fortuyn kenbaar de politiek in te willen, en zelfs wel minister-
president te willen worden, maar hij vond geen aansluiting bij de gevestigde politieke partijen. In
oktober 2001wierp hij zich op als kandidaat-lijsttrekker van de nieuwe landelijke partij Leefbaar
Nederland, waarvan hij op 25 november 2001 officieel tot lijsttrekker benoemd werd. Het leek erop
dat met de komst van de charismatische leider Leefbaar Nederland verzekerd was van een
overwinning in de verkiezingen van mei 2002. In de peilingen stond de partij regelmatig op ruim 20
zetels, mede dankzij de uitgesproken mediacampagne die Fortuyn voerde (Van Donselaar en
Rodrigues, 2002).
6
Begin februari 2002 deed Fortuyn een aantal opzienbarende uitspraken in een interview in de
Volkskrant, waaronder het voorstel om Grondwetsartikel 1 over het recht op gelijke behandeling, af te
schaffen. Dit schoot bij Leefbaar Nederland verkeerd, omdat de partij helemaal niet in verband
gebracht wilde worden met dit soort rechtse ideeën. In ‘de nacht van Fortuyn’ werd besloten hem uit
de partij te zetten en niet veel later kondigde Pim Fortuyn aan verder te gaan met zijn eigen Lijst Pim
Fortuyn. Hij had immers een belofte gedaan aan de kiezers om het land aan te pakken en wilde die
belofte niet breken. Fortuyn stuurde aan op een overwinning met zijn LPF.
Helaas zou het niet zover komen. Vlak voor de verkiezingen van 15 mei 2002, werd Pim
Fortuyn neergeschoten in het mediapark in Hilversum, op 6 mei, net nadat hij op de radio een
interview had gegeven. Het hele land was verbijsterd over deze politieke moord en in de eerste uren
erna werden immigranten en moslims beschuldigd vanwege deze ‘racistische’ daad (Van Donselaar en
Rodrigues, 2002). Later zou blijken dat de linkse milieu-activist Volkert van der G. de dader was.
In de vijfde rapportage van de Monitor racisme en rechts-extremisme onderzoeken Van
Donselaar en Rodrigues in hoeverre de LPF/Leefbaar-stroming te kwalificeren is als extreemrechts en
racistisch. Daarbij onderzoeken zij impliciet in hoeverre de partij LPF en Pim Fortuyn in die
categorieën valt. Na een filosofische verhandeling over de definitie van extreemrechts, stellen Van
Donseleraar en Rodrigues vast dat het extreemrechtse of racistische gehalte van genoemde partijen
uiteenvalt in de ideologie van de partijen, de sociale genealogie en de magneetfunctie.
Een aantal ideologische kenmerken van LPF en LN komen overeen met wat over het
algemeen als extreemrechts aangeduid wordt, zoals ideeën met betrekking tot het vreemdelingenbeleid
en anti-parlementaire standpunten. Vooral Fortuyns opmerkingen in de Volkskrant van 9 februari
2002 leidden tot discussie over het extreemrechtse en racistische karakter van de partij (de
Volkskrant, 9 februari 2002a; Van Donselaar en Rodrigues 2002: 62). De sociale genealogie en de
magneetfunctie hebben betrekking op sympathie van andere extreemrechtse partijen en de
aanwezigheid van personen met een extreemrechts verleden binnen de partij. Ook hieraan voldoet de
LPF in zekere mate, maar volgens Van Donselaar en Rodrigues niet voldoende om de partij en zijn
leider tot extreemrechts te kwalificeren.
Andere wetenschappers delen de partij wel duidelijk in bij een extreemrechtse indeling. Ten
eerste ziet de Italiaanse politicoloog Piero Ignazi de LPF als een voortzetting van een extreemrechtse
traditie in Nederland (Ignazi, 2006: 235, 242; zie ook §2.3). Daarnaast is de indeling geheel
afhankelijk van de definitie van extreemrechts die men stelt, maar behoort de LPF wel degelijk tot de
extreemrechtse partijfamilie (Schafraad, Wester en Scheepers, 2007). Schafraad et al. betrekken
daarom Pim Fortuyn en de LPF in hun onderzoek naar media-aandacht voor extreemrechts.
Vanuit deze theorie, waarin Van Donselaar en Rodrigues (2002), Ignazi (2006) en Schafraad
et al. (2007) stellen dat Fortuyn extreemrechtse kenmerken heeft, is dat extreemrechtse karakter van
Fortuyn een van de theoretische uitgangspunten van dit onderzoek. Fortuyn en de LPF hebben die
associatie echter altijd ontkend. Verdere theorie over de extreemrechtse partijen in Nederland, de
7
indeling in extreemrechtse partijfamilies en de kenmerken van extreemrechts volgt verderop in dit
hoofdstuk.
2.2 Geert Wilders
Geert Wilders (1963) begon zijn landelijke politieke carrière bij de VVD (Volkspartij voor Vrijheid en
Democratie), waar hij sinds 1990 fractiemedewerker was. Eerder was hij lokaal politiek actief, in zijn
woonplaats Venlo. In 1998 trad hij toe tot de Tweede Kamerfractie van de VVD. Als Kamerlid viel hij
op door zijn rechtse standpunten, onder andere wat betreft het vreemdelingenbeleid. In 2004 raakte hij
in conflict met zijn partij, door een meningsverschil over het wel of niet toelaten van Turkije tot de
Europese Unie. De VVD brak hierop met Wilders en zette hem uit de partij. Wilders weigerde echter
zijn zetel op te geven en ging verder als de eenmansfractie Groep Wilders (Davidoviç, Van Donselaar,
Rodrigues en Wagenaar, 2008: 167).
In februari 2006 richtte hij zijn eigen politieke partij op, de Partij voor de Vrijheid (PVV), om
met deze partij deel te nemen aan de nieuwe Kamerverkiezingen. In Wilders’ partijprogramma
kwamen punten als belastingverlaging, halvering van het aantal ambtenaren en het invoeren van
strengere straffen te staan. Dichter naar de verkiezingen in november 2006 kwam de nadruk steeds
meer te liggen op het rechtse vreemdelingenbeleid van de PVV. Wilders’ uitspraak dat Nederland
getroffen is door een ‘tsunami van islamisering’ kreeg daarbij de meeste aandacht in de media
(Davidoviç et al., 2008: 167-168, 174).
Bij de verkiezingen in november 2006 haalde de PVV van Wilders 6 procent van de stemmen
en startte toen met 9 zetels in de Tweede Kamer als oppositiepartij. In de Tweede Kamer bleef Geert
Wilders hameren op het vreemdelingenbeleid. Zo stelde hij vragen over het dubbele paspoort van
enkele staatssecretarissen, pleitte hij voor een verbod op de Koran en kondigde hij aan een film te
maken over (of eigenlijk tegen) de Koran. Deze aankondiging zorgde voor veel ophef, zowel in het
maatschappelijk als het politieke debat (Davidoviç et al., 2008: 167-169).
In januari 2008 uitte het kabinet officieel haar zorgen over de Nederlandse veiligheid naar
aanleiding van deze film, wat zorgde voor extra media-aandacht in binnen- en buitenland. Op 9
februari maakte Geert Wilders de naam van de film bekend: Fitna, Arabisch voor ‘beproeving’ en ‘het
kwaad’. Uiteindelijk verscheen de film op 27 maart 2008 op internet en waren de meningen over de
film verdeeld. Gevreesde gewelddadige reacties bleven uit. Het OM oordeelde desgevraagd op 30 juni
dat jaar dat Wilders niet vervolgd kon worden wegens discriminatie (Davidoviç et al., 2008: 168-169).
Ook na deze verwikkelingen rond Fitna bleef Wilders in de media verschijnen1, onder meer vanwege
zijn idee Nederland en Vlaanderen samen te voegen en wanneer hij in een debat om onrust in Gouda
1 De dataverzameling van deze gebeurtenissen in Wilders’ politieke carrière loopt tot en met december 2008, net als de verzameling van het onderzoeksmateriaal.
8
de woorden ‘Marokkaans straatterroristen’ gebruikt (de Telegraaf, 12 mei 2008; de Volkskrant, 17
september 2008).
Zoals uit voorgaande al blijkt, is Wilders zich steeds meer gaan richten op het
vreemdelingenbeleid en komt hij daarbij vooral in opstand tegen de islam. Vanwege deze standpunten
wordt Wilders al snel als ‘racistisch’ en ‘extreemrechts’ beoordeeld. Davidoviç et al. (2008)
onderzoeken in de achtste reportage van de Monitor Racisme en Extremisme in hoeverre de ideeën
van Wilders en zijn partij inderdaad extreemrechts genoemd kunnen worden. De onderzoekers stellen
vast dat de PVV ‘gaandeweg radicaler’ is geworden. De partij pleit voor het ‘eigene’ en is tegen het
‘vreemde’, in dit geval de niet-westerse allochtonen. Met deze opvattingen valt Wilders in de
extreemrechtse partijfamilie, die ‘door Mudde is aangeduid’, concluderen Davidoviç et al. (2008:
177). Wilders was overigens woedend over deze uitspraak (de Volkskrant, 10 december 2008).
Davidoviç et al. doelen met ‘de aanduiding van Mudde’ op The ideology of the extreme right
(2000) van de Belgische politicoloog Cas Mudde. Mudde gaat in dit werk op zoek naar definities en de
ideologie van extreemrechtse partijen, waarover meer in §2.4. Wanneer Mudde op basis van de
gevonden definities zelf voorwaarden voor extreemrechts vast stelt, stelt hij ten eerste dat de
extreemrechtse partijfamilie bestaat uit partijen die een ideologische kern delen. Die ideologische kern
bestaat ten tweede uit ten minste de vijf kenmerken nationalisme, racisme, xenofobie, anti-democratie
en een sterke staat. Ten derde kunnen er binnen de partijfamilie ten minste twee subgroepen
onderscheiden worden op basis van ideologische extremen, die Mudde verder niet specificeert
(Mudde, 2000: 16).
Naar deze drie voorwaarden voor een extreemrechtse partijfamilie verwijzen Davidoviç et al.
(2008: 177) wanneer zij de partij van Geert Wilders beoordelen. Volgens de onderzoekers voldoet de
partij aan voldoende kenmerken om extreemrechts genoemd te kunnen worden. Het extreemrechtse
karakter van Wilders is daarom een van de theoretische uitgangspunten van dit onderzoek. Verderop
in dit hoofdstuk wordt meer ingegaan op definities en kenmerken van extreemrechts. Eerst is het nuttig
hier in te gaan op extreemrechtse partijen in de Nederlandse geschiedenis.
2.3 Extreemrechts in Nederland
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk gesteld, kent Nederland verschillende oplevingen van rechtse en
extreemrechtse partijen. Een traditie waarin Fortuyn en Wilders zouden zijn te plaatsen. Zo’n traditie
van extreemrechts bestaat ook in andere West-Europese landen, waarvan Piero Ignazi in zijn werk
Extreme right parties in Western Europe (2006) een overzicht schetst. Ignazi, hoogleraar politicologie
aan de universiteit van Bologna, beschrijft hoe in Nederland kort voor de Tweede Wereldoorlog de
eerste fascistische partij ontstond, de NSB (Nationaal-Socialistische Beweging), die alleen in de
oorlog een opbloei beleefde. Vele jaren daarna ontstond pas in de jaren ’70 met de Nederlandse Volks
Unie (NVU) een nieuwe partij in de extreemrechtse traditie. Deze partij had voor ogen alle
9
Nederlandssprekenden te verenigen in één staat en had neonazistische ideeën. Voorzitter Joop
Glimmerveen heeft een belangrijke rol gespeeld in de anti-immigranten standpunten (Iganzi, 2006:
162-172).
In 1980 kreeg de partij concurrentie van de Centrum Partij (CP), waarin Hans Janmaat een
belangrijk figuur werd. Vanwege interne conflicten werd Janmaat in 1984 geroyeerd door de partij,
maar hij nam met zijn vertrek veel medestanders met zich mee en richtte de partij Centrum
Democraten (CD) op. De CP kreeg het moeilijk en moest in 1986 een doorstart maken als CP '86. CP
'86 radicaliseerde en werd een etnisch nationalistische partij, waarbij de immigranten het moesten
ontgelden. Als CP was de partij ook gekant tegen buitenlanders, maar meer in nationalistische zin. De
immigranten mochten er wel zijn, maar de Nederlanders gingen vóór (Ignazi, 2006: 162-172).
De radicale politiek van CP '86 en CD vormde een serieuze reden voor Nederland om zich
zorgen te maken over de opkomst van extreemrechts, volgens Ignazi. In het verkiezingsjaar 1994
slonken de partijen echter door schandalen binnen de partij en een vernietigende tactiek van de media,
die de partijen óf doodzwegen óf uiterst negatief benaderden. De CP’86 werd in november 1998 bij
wet verboden en ook de CD zou gauw verdwijnen (Ignazi, 2006: 162-172).
Ignazi benoemt in het epiloog van zijn boek ook de snelle opkomst van de partij Lijst Pim
Fortuyn in 2002, dat volgens hem een voortzetting is van de extreemrechtse traditie in Nederland. De
partij trad vlak na de oprichting al toe in de regering, maar zonder de charismatische leider Fortuyn,
die enkele dagen voor de verkiezingen werd vermoord, hield de partij niet lang stand. Door de korte
regeringsperiode was de invloed van de partij niet heel groot, maar er bleek wel dat de kiezer nog
steeds gevoelig was voor anti-immigratie en antiparlementaire politiek (Ignazi, 2006: 235, 242).
Wilders bemerkte deze gevoelens in de samenleving en speelde hier op in (de Volkskrant, 28
maart 2008k). Hij was binnen de VVD al enige tijd Kamerlid en viel steeds meer op door zijn rechtse
standpunten. In 2006 bleek dat de Nederlandse kiezer nog steeds interesse had voor een
extreemrechtse politiek, toen Geert Wilders met zijn partij PVV 9 zetels haalde in de Tweede
Kamerverkiezingen (Davidoviç et al., 2008: 168). De interesse van het publiek voor eerst Fortuyn en
later Wilders ligt als het ware in lijn met het verleden. Het is belangrijk dit extreemrechtse karakter in
beschouwing te nemen bij dit onderzoek, omdat dit soort politieke partijen vaak ‘anders’ behandeld
worden in de media en maatschappij. Dat zal vooral in het volgende hoofdstuk blijken.
2.4 Typen extreemrechts
Zoals hierboven vermeld, stellen Davidoviç et al. (2008: 177) vast dat Wilders extreemrechts genoemd
zou kunnen worden, op basis van de definitie van Mudde (2000). Mudde onderzoekt op welke manier
extreemrechts gedefinieerd zou kunnen worden en hij merkt daarbij op dat er vele definities bestaan.
In een literatuurstudie vindt hij 26 verschillende definities van extreemrechts, die bij elkaar 58
10
kenmerken noemen. Nationalisme, racisme, xenofobie, anti-democratie en een sterke staat zijn de vijf
kenmerken die in meer dan de helft van de definities voorkomen.
Volgens Mudde (2000: 11) hoeven niet alle kenmerken van toepassing te zijn op een partij om
deze extreemrechts te noemen. Er zijn drie manieren om met deze kenmerken om te gaan, constateert
Mudde uit de gevonden definities. Ten eerste volgens de kwantitatieve benadering, waarbij geldt dat
aan hoe meer kenmerken wordt voldaan, hoe extremer de partij is. Een tweede benadering is meer
kwalitatief van aard, waarbij bepaalde kenmerken belangrijker zijn dan andere. Tot slot onderscheidt
Mudde een gemengde benadering, waarin gewerkt wordt met categorieën. Zo moet er bijvoorbeeld
worden voldaan aan tenminste een hiërarchisch kenmerk of een kenmerk van uitsluiting.
Zoals in §2.2 vermeld, concludeert Mudde (2000: 16) vervolgens, dat een extreemrechtse
partijfamilie een ideologische kern heeft, voldoet aan de vijf eerder genoemde veelvoorkomende
kenmerken en dat er subgroepen binnen deze partijfamilie bestaan. Waar Mudde deze verder niet
specificeert, brengt Ignazi (2006) wel een structuur aan in deze subgroepen. Bij zijn zoektocht naar
een definitie voor extreemrechtse partijen komt hij tot de conclusie (Ignazi, 2006: 33-34) dat een
dergelijke partij ofwel een fascistische ideologie heeft, ofwel een oppositie ideologie (het zich willen
afzetten tegen het huidige systeem).
Deze criteria brengen Ignazi tot een tweedeling in typologie van extreemrechtse partijen. Ten
eerste onderscheidt hij het traditionele extreemrechts. Deze stroming bestond voornamelijk voor 1980
en was sterk verbonden met de fascistische ideologie. Ignazi noemt deze stroming het bijproduct van
de industriële revolutie (Ignazi, 2006: 34). Het andere type extreemrechts is volgens Ignazi het
postindustriële extreemrechts, dat na 1980 opkwam. Deze ‘nieuwe’ versie ziet hij als een natuurlijk
gevolg van de postindustriële samenleving, waarin klassenverdeling minder van belang is geworden.
Het postindustriële extreemrechts stelt zich op tegen het politieke systeem, maar kent niet de band met
een fascistisch verleden. De xenofobie, ofwel angst voor het ‘vreemde’, is nog wel aanwezig in dit
type extreemrechts (Ignazi, 2006: 34).
Meindert Fennema (2004), hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van
Amsterdam, beschrijft ook een verdeling in typen extreemrechtse partijen2. Ten eerste deelt hij met
Ignazi de onderverdeling in een type fascistisch extreemrechts, dat sterk gebonden is aan het
fascistisch verleden en een fascistische ideologie en dat geleid wordt door een sterke leider, volgens
het Führerprinzip. Een massabeweging en een uitermate actieve aanhang, zowel sociaal als politiek, is
niet per se noodzakelijk. Fennema (2004: 8) onderscheidt vier thema’s rond welke de fascistische
doctrines zijn opgebouwd; etnisch nationalisme, antimaterialisme, antiparlementarisme en
samenzwering.
Verder onderscheidt Fennema de racistische en de populistische partijsoorten, twee
categorieën die Ignazi samenvoegt in het postindustriële extreemrechts. De racistische groep heeft het
2 Fennema gebruikt echter de overkoepelende term ‘radicaal rechts’ in plaats van ‘extreemrechts’. Zie voor een discussie over juiste benamingen Ignazi (2006: 222-224).
11
immigratiebeleid als belangrijkste programmapunt. Dit soort partijen zijn tegen immigratie en willen
het liefste de allochtone inwoners terugsturen naar hun geboorteland (Fennema, 2004: 12). De
oorsprong van deze afkeer van immigranten heeft volgens Fennema te maken met het kolonialistisch
verleden. Uiteraard proberen de partijen in deze categorie niet racistisch over te komen, maar dat is
lastig, aangezien de partijprogramma’s vooral vanuit dit ene punt zijn opgebouwd.
De andere categorie, de derde die Fennema onderscheidt, bestaat uit de populistische partijen,
die juist voornamelijk gericht zijn tegen het politieke systeem dat oneerlijk en corrupt zou zijn. De
gewone man is eerlijker en betrouwbaarder dan de politicus, is het algemene standpunt. Daarom richt
de populistische partij zich op de kiezer en pleit hij voor een directere democratie. Dat uit zich op twee
manieren. Ten eerste in de roep om revolutie, om de bestaande regering te vervangen door een bestuur
van eigen keuze, en ten tweede in het protest tegen alle vormen van politiek, waarbij de partij niet tot
doel heeft werkelijk het partijprogramma te verwezenlijken (Fennema, 2004: 15-16).
Deze driedeling van uiterst rechtse partijen is niet strikt; een partij kan kenmerken van zowel
de ene als de andere soort hebben. De indeling geeft een beeld welke typen extreemrechtse partijen er
bestaan en tot welke typen de LPF en de PVV zouden kunnen behoren. Wanneer de LPF als
extreemrechts zou worden beoordeeld, zoals vele critici hebben gedaan (zie Van Donselaar en
Rodrigues, 2002: 62), zou dat zijn in het postindustriële type zijn dat Ignazi (2006) beschrijft. Fortuyn
was erg gekant tegen het politieke systeem, vooral tegen de paarse kabinetten, en had ook vele
xenofobe standpunten. Fennema (2004) deelt deze twee kenmerken in in de racistische en
populistische types, waar Fortuyn van beide iets weg heeft.
Ook de PVV kan beoordeeld worden als een extreemrechtse partij op deze manier. Het
bekendste standpunt van Wilders’ partij is het anti-immigratiebeleid, waarmee de partij hoofdzakelijk
in de categorie ‘racistisch’ valt. Opmerkelijk is echter wel, dat de PVV niet antisemitisch is. Wilders is
opgegroeid in Israël heeft daardoor speciale banden met dit land en zijn joodse inwoners. Het
Jodendom behoort niet tot het ‘vreemde’, maar tot het ‘eigene’ (Davidoviç et al., 2008: 174-177).
Verder heeft de PVV, net als de LPF, ook trekjes van een populistische partij, die tegen de
politiek op de oude manier is. Traditioneel gezien is de politieke partij een vereniging, waarin de leden
invloed kunnen uitoefenen op het partijbestuur. Officieel voldoet de PVV aan deze eis, de partij heeft
1 lid en is daarmee rechtsgeldig, maar de achterban heeft weinig invloed (Davidoviç et al., 2008: 182).
De partij is erg gesloten en draait vooral om Geert Wilders. Ook de LPF is op een bijzondere manier
tot stand gekomen; de partij werd opgebouwd rondom de leider Fortuyn, waarbij prominenten en
zakenlieden de ledenlijsten vulden. De partij draaide vooral om de leider Pim Fortuyn en stelde na
diens dood daarom weinig meer voor.
Deze indeling in typen extreemrechts is voor dit onderzoek van belang, omdat het een
indicatie geeft welke soorten politieke standpunten te verwachten zijn en welke standpunten in de
media zijn aan te treffen. Zowel voor Fortuyn als voor Wilders zal er veel gesproken worden over
diens ‘racistische’ standpunten tegen het immigratiebeleid. Ook het populistische karakter zal in de
12
media naar voren komen, waarbij de politici opkomen voor het volk en de huidige vormen van politiek
afkraken. De verwachting is dat dat bij Fortuyn sterker zal zijn dan bij Wilders, omdat Fortuyn zich
sterker uitsprak over zijn afkeer van het (Paarse) kabinet dan dat Wilders doet.
13
3 Politiek en de media
De media vormen een podium waar de politiek zich kan profileren. In de loop der tijd is de
machtsverhouding tussen beiden verschoven (Brants en Van Praag, 2006); de politiek schrijft niet
langer voor wat de media moeten verslaan, maar de media bepalen wat interessant politiek nieuws is.
Dit met het gevolg dat de politiek ook steeds meer naar deze medialogica gaat handelen. Politici
profileren zich steeds duidelijker en worden beroemde persoonlijkheden, waaronder Fortuyn en
Wilders. Toch blijft het nog altijd onduidelijk wie nu werkelijk de macht heeft over wat er in de media
verschijnt. Is het de politiek, die de nieuwsberichten wel of niet doorspeelt naar de media, of zijn het
de media zelf, die uiteindelijk bepalen wat er wel of niet gepubliceerd wordt (Brants en Van Praag,
2006; Tresch, 2009; Van Aelst et al., 2008). In dit hoofdstuk wordt deze ontwikkeling van
mediatisering beschreven.
Ook wordt in dit hoofdstuk duidelijk op welke manier specifiek de extreemrechtse politiek
aandacht krijgt in de media. De media blijken er nogal eens speciale tactieken op na te houden, om
extreemrechts geen kans te geven haar ideeën uit te dragen (o.a. De Swert, 2001). Maar eerst volgt
een beschrijving van de ontwikkeling van de mediagenieke politicus.
3.1 Mediagenieke politicus
In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat zowel de LPF als de PVV vooral draaien om hun leiders,
respectievelijk Pim Fortuyn en Geert Wilders. In de indeling in extreemrechtse partijen behoort dit
kenmerk tot het populistische extreemrechts (Fennema, 2004). Het geldt echter niet alleen voor
extreemrechtse partijen, dat de politiek steeds meer om persoonlijkheden draait dan om de partijen.
De politicoloog John Corner en de socioloog Dick Pels formuleren de theorie dat burgers
tegenwoordig steeds meer voor personen stemmen dan voor partijen en partijprogramma’s (Corner en
Pels, 2003: 7-8).
Corner en Pels beschrijven dit als een van de gevolgen van de restyling of politics. Door het
opkomende individualisme vervallen alle andere ‘-ismes’ en ontstaat als het ware een postideologische
levensstijl. Mensen willen zich niet meer binden aan ideologieën en partijen, maar in plaats daarvan
overal iets uit kiezen dat bij hen past. Kiezers zijn niet meer volledig toegewijd aan één politieke
partij. Bovendien spreekt een politieke persoonlijkheid meer aan dan een partij. De politieke partijen
passen zich hierop aan en representeren zich steeds meer door ‘individual faces and individuals’.
Grote partijpersoonlijkheden worden zelf nieuwe instituties (Corner en Pels, 2003: 7-8).
14
Fortuyn en Wilders vormen de gezichten van hun partijen en zijn ware partijpersoonlijkheden.
Zij waren beide de nieuwe instituties, maar zijn niet door de partij naar voren geschoven zoals Corner
en Pels dat beschrijven (2003: 7-8). Zowel Fortuyn als Wilders profileerden zich wel duidelijk naar
buiten toe, maar daar waren de partijen het niet mee eens. Zo erg zelfs, dat beide politici op een
gegeven moment uit de partij werden gezet. Hierna begonnen beiden een eigen partij en werden
vanzelfsprekend zelf hét gezicht van deze partij.
De theorie van Corner en Pels (2003) dat de politieke persoon meer aanspreekt dan de
politieke partij, geldt uiteraard ook voor Fortuyn en Wilders. De LPF was voornamelijk de partij van
Pim Fortuyn, en stelde zonder hem niets voor. In een artikel in het NRC Handelsblad, waarin Dick
Pels zijn boek In de geest van Pim toelicht, maakt Pels de kracht van Fortuyn nog eens duidelijk: ‘Met
Fortuyn hebben de personendemocratie en de sterrenpolitiek hun intrede gedaan in Nederland’ (NRC
Handelsblad, 1 november 2003). Fortuyn was zich er van bewust dat zijn persoonlijkheid meer
aansprak dan zijn partij als geheel, en daar maakte hij op charismatische wijze gebruik van. ‘Fortuyns
verschijning vormt de bevestiging van (…) (de) personalisering van de democratie’, benadrukt Pels
(idem).
Wilders is hierdoor, net als zijn collega-politici, beïnvloed. Ook Wilders’ partij de PVV draait
vooral om de leider Geert Wilders zelf. En Wilders is zich ervan bewust dat zijn persoon meer
aanspreekt dan de partij. Deze personalisering en het charismatische leiderschap van zowel Fortuyn als
Wilders, zijn de redenen dat dit onderzoek zich richt op de typeringen van de politici Fortuyn en
Wilders, en niet op de typeringen van de partijen LPF en PVV. De overige partijleden van de LPF en
PVV zijn minder bekend dan hun leiders, mede omdat zij minder aandacht in de media krijgen.
De hierboven beschreven ontwikkeling van de opkomst van partijpersoonlijkheden, valt
volgens Corner en Pels in het systeem van celebrity power (Corner en Pels, 2003: 8). Deze term
verwijst naar de entertainmentindustrie, die volgens verschillende wetenschappers bezig is met zijn
intrede in de politiek. De mediatheoreticus Neil Postman vreesde al bijna 25 jaar geleden, dat politiek
en entertainment zich te veel zouden mengen. In zijn beroemde werk Amusing ourselves to death
(1985) stelt hij dat beide gebieden strikt gescheiden moeten blijven, om de politieke boodschap niet
verloren te laten gaan. Deze gevreesde mix van entertainment en politiek bereikt het publiek via de
media, waardoor deze media een grotere rol gaan spelen in het politieke spel.
De onderzoekers Kees Brants en Philip van Praag signaleren dat deze theorie, dat de politieke
rol van de media groeit, steeds populairder en breder gedragen wordt (Brants en Van Praag, 2006). In
het onderzoek Signs of media logic (2006) bekijken zij of de Anglo-Amerikaanse trend van een
groeiende rol van de media ook voor Nederland geldt. In een reconstructie van de geschiedenis van het
Nederlandse mediasysteem beschrijven Brants en Van Praag die trends, die ze ‘logics’ noemen. Ten
tijde van de Verzuiling, bepaalde de politiek sterk wat er in de media werd gepubliceerd (partisan
logic). Sinds de ontzuiling in de jaren ’60 werd het publiek de bepalende factor (public logic), waarbij
de media de ideale tussenpositie vervulden om te informeren en een platform te bieden. Wanneer
15
vervolgens de communicatie enerzijds en het publiek anderzijds steeds meer gefragmenteerd raakt
door een groeiend aantal tv-zenders en de komst van het internet, moeten de media meer concurrerend
optreden. Om de aandacht van het publiek te trekken en te houden, gaan de media zelf bepalen wat
belangrijk (politiek) nieuws is; de fase van media logic (Brants en Van Praag, 2006: 28-31).
Deze fase van medialogica zou volgens Brants en Van Praag nu gelden. Toch is volgens hen
de situatie in Nederland nog lang niet vergelijkbaar met Amerika, waar de media een zeer grote
inbreng hebben. Daarvoor zijn twee redenen te bedenken. Ten eerste hebben de Nederlandse publieke
omroepen een sterke invloed op de berichtgeving van politiek nieuws en ten tweede laat de
Nederlandse consensusdemocratie weinig ruimte voor echt negatieve en cynische journalistiek (Brants
en Van Praag, 2006: 39).
Toch is de invloed van de politiek op de inhoud van de media niet meer zo groot als vroeger.
Dat is ook het uitgangspunt van de probleemstelling van dit onderzoek, op welke manier politici
getypeerd worden door de media. Deze probleemstelling impliceert dat de media een keuze hebben in
de manier van berichten over een politicus. Volgens de medialogica die Brants en Van Praag (2006:
30-31) formuleren, hebben de televisie- en krantenredacties de vrijheid om te bepalen of en hoe zij
politiek nieuws uiteenzetten. Op die manier kiest de journalist dan bewust of onbewust voor een van
de typeringen, die in dit onderzoek geanalyseerd worden.
3.2 Invloed op politiek nieuws
In het kader van dit mediatiseringsproces, waarin de media een steeds grotere rol spelen op politiek en
maatschappelijk terrein, onderzoekt de Zwitserse Anke Tresch, verbonden aan de Universiteit van
Genève, hoe de media bepalen wat dan politiek nieuws is (Tresch, 2008). Zij stelt drie benaderingen.
De eerste ziet de media als een spiegel van de politieke realiteit. De politieke partijen en actoren
krijgen hierbij evenredig naar hun activiteiten en grootte, aandacht van de media. De tweede
benadering gaat er vanuit dat gezaghebbende politici vaker in het nieuws komen. De gezaghebbende
politici in de regering bepalen namelijk in zekere zin het lot van vele burgers en daarom is hun
handelen altijd van grote nieuwswaarde (Tresch, 2008: 69-72).
Tot slot stelt de derde benadering dat de media kiezen voor nieuws dat in lijn is met hun eigen
interesse, bijvoorbeeld de politieke voorkeur. De historische banden van de krant of televisiezender
met een bepaalde partij of een stroming blijven volgens Tresch zichtbaar. Dit komt enigszins overeen
met de partisan logic die Brants en Van Praag (2006) formuleerden, waarin de Nederlandse
Verzuiling de politieke richting van de krant bepaalde. Verder valt onder de interesse die Tresch
noemt, de interesse voor een zo groot mogelijke winst. De media moeten hiervoor competitief
optreden en kiezen daarom voor controversieel nieuws, zoals nieuws over de uitersten van het
politieke spectrum (Tresch 2008: 73). In de verschillende logics van Brants en Van Praag (2006) past
16
dit meer bij de medialogica. Aangezien Fortuyn en Wilders beiden aan de uiterste rechterkant van het
politieke spectrum te plaatsen zijn, zijn ze volgens deze theorie vaak interessant voor de media.
Uit het onderzoek van Tresch blijkt dat de tweede benadering het meest geldig is voor de
Zwitserse media (Tresch, 2008: 85). Daarin ziet zij overeenkomsten met onderzoeken naar de
Amerikaanse situatie. Het blijkt dat politici vooral in de media komen, door actieve deelname aan
parlementaire debatten en vanwege hun leidende posities en officiële functies. Maar Tresch maakt ook
duidelijk dat de concurrentiestrijd van de media een rol spelen in de keuze voor nieuws. Met gerichte
communicatiestrategieën of af en toe een publiciteitsstunt kunnen politici kunnen hierop inspelen
(Tresch, 2008: 86). Voor dit onderzoek betekenen deze uitkomsten dat Fortuyn en Wilders sowieso
media-aandacht krijgen, omdat ze politieke leiders zijn en daarnaast met een publiciteitsstunt voor
meer aandacht kunnen zorgen.
Tresch maakt hierbij wel de kanttekening dat media-aandacht op zichzelf geen garantie is voor
een effectieve invloed op de publieke opinie. Net als Brants en Van Praag (2006) meent Tresch dat de
media bepalen of en op welke manier politici in het nieuws komen. De typeringen, waar dit onderzoek
zich op richt, liggen in handen van de media. Politici hebben daar weinig grip op. In het Vlaamse
onderzoek Politicians in the News: Media or Party Logic? (2008) komen Van Aelst, Maddens, Noppe
en Fiers tot dezelfde conclusie. Media en politiek hebben volgens de onderzoekers beiden invloed op
de inhoud van kranten en televisie. De vraag blijft wel bestaan in hoeverre de politiek werkelijk
invloed kan uitoefenen op de media, bijvoorbeeld met behulp van communicatiemedewerkers en
persvoorlichters.
Zoals uit verschillende hiervoor genoemde onderzoeken blijkt, heeft de politicus nog wel
invloed op de aandacht in de media. Daarom hoeven we nog niet te vrezen voor een volledige
mediatisering van de politiek, waarbij de media de politiek compleet overnemen. Inderdaad, de media
spelen een steeds grotere rol, maar de bestuurlijke macht ligt nog steeds in handen van het politieke
systeem, stellen Mazzoleni en Schulz (1999: 259). De politici hebben nog een grote macht in handen.
Ook Pim Fortuyn en Geert Wilders hebben nog veel macht in eigen handen, mede doordat zij goed in
staat zijn de media te beïnvloeden. Fortuyn was een voorloper in het mediatiseringsproces van de
Nederlandse politiek (NRC Handelsblad, 1 november 2003). Wilders is een goede opvolger, die steeds
weer de media weet te bespelen (de Volkskrant, 8 december 2007b).
Uit onderzoek blijkt echter dat zowel politici als politieke systemen de invloed en mediadruk
tegen weten te houden, zoals het geval is in Groot-Brittannië (Mazzoleni en Schulz, 1999: 259). De
constante klaagzang van politici over de media (Brants en Van Praag, 2006: 26), is dus eigenlijk
nergens voor nodig. De politieke angst voor de komst van een door de media gereguleerde democratie,
een media-driven democracy, is overtrokken, beargumenteren Mazzoleni en Schulz (1999: 258). De
mediatisering van de politiek is een onderdeel van het moderne politieke systeem, dat meer en meer
moet (leren) omgaan met communicatie- en mediatechnieken.
17
3.3 Media-aandacht voor extreemrechts
Hierboven is duidelijk geworden dat de media een steeds grotere rol spelen in het politieke systeem en
zelf bepalen wat politiek interessant nieuws is. Vaak blijkt extreemrechtse politiek een nieuwswaardig
onderwerp, vanwege de controversiële en afwijkende standpunten. Bovendien blijken deze
standpunten in een concurrerend medialandschap commercieel interessant. In het vorige hoofdstuk
zijn Pim Fortuyn en Geert Wilders als extreemrechtse politici gedefinieerd en vallen daarom ook
onder de noemer ‘nieuwswaardig’. Beide politici kregen en krijgen veel aandacht in de media.
Er is verschillend onderzoek gedaan naar de media-aandacht voor extreemrechts, dat om
bovenstaande reden interessant is voor dit onderzoek naar de typeringen in de media van Pim Fortuyn
en Geert Wilders. Het onderzoek van de Vlaming Knut De Swert Tussen vergeetput en schandpaal
(2001), is bijvoorbeeld interessant. De Swert probeert te achterhalen hoeveel en op welke manier er
over het Vlaams Blok, de Vlaamse extreemrechtse partij die in 2004 verder gaat als Vlaams Belang, in
de kranten werd gesproken in het verkiezingsjaar 1999. De extreemrechtse partij claimt dat ze te
weinig en te negatief belicht wordt, terwijl de andere politieke partijen juist vinden dat de
extreemrechtse partij te veel aandacht krijgt, die bovendien vaak kritiekloos is. De Swert toetst deze
standpunten in drie Vlaamse kranten en vergelijkt de berichten over het Vlaams Blok met berichten
over de andere partijen. Daarbij kijkt hij naar het aantal keer dat een partij en een politicus genoemd,
geparafraseerd en geciteerd worden. Ook de koppen, subtitels en foto’s komen in het onderzoek aan
bod (De Swert, 2001: 3-5, 13).
De Swert concludeert dat het extreemrechtse Vlaams Blok gelijk heeft (De Swert, 2001: 29).
De partij komt inderdaad minder in de krant, in ieder geval in de reguliere nieuwsweken. Deze
uitkomst geldt echter voor alle oppositiepartijen. In verkiezingstijd krijgt het Vlaams Blok daarentegen
extreem veel aandacht. De partij heeft in die periode blijkbaar een verhoogde nieuwswaarde, dat de
kwaliteitskranten proberen te compenseren met extra negatieve berichten. De populaire kranten zijn
wat neutraler in hun berichtgeving. Dit heeft een dubbel oorzaak en effect, zegt De Swert (2001: 29-
30). Lezers van deze populaire kranten zijn vaker geneigd te kiezen voor extreemrechts en bovendien
past het sensationele karakter van de partij goed bij de voorkeur van de krant.
In het onderzoek verwijst De Swert naar zijn noorderburen (De Swert, 2001: 7), waar twee
scripties de berichtgeving over extreemrechts in Nederland onderzocht hebben. De eerste is een
onderzoek naar extreemrechts in drie Nederlandse kranten eind jaren ’80 en begin jaren ’90 (Roon,
1993; in De Swert, 2001: 7). De andere (Albronda, 1994; in De Swert, 2001) doet een jaar later
onderzoek naar de berichtgeving tijdens de Gemeenteraadsverkiezingen van 1994. Albronda
vergeleek verschillende Nederlandse kranten en ontdekte dat de Telegraaf beperkt schrijft over
extreemrechts en daarbij weinig kritisch is (Albronda, 1994; in De Swert, 2001: 7-8, 12-13). De
zogenoemde kwaliteitskranten de Volkskrant en Het Parool daarentegen schreven veel meer over
extreemrechtse partijen en waren daarin negatief. Dit maakt deel uit van de bestrijdings-strategieën
tegen extreemrechts die begin jaren ’90 van invloed zouden zijn geweest op het falen van
18
extreemrechts (De Swert, 2001: 8-13; zie ook Ignazi, 2006: 162-172). Enerzijds zijn deze onderzoeken
vergelijkbaar met de probleemstelling van dit onderzoek, namelijk de manier waarop Nederlandse
media over extreemrechts berichten. Anderzijds onderzoekt Albronda een extreemrechtse politiek van
onder andere de radicale Janmaat, die van een andere aard is dan de politiek van de LPF en de PVV
(zie bijvoorbeeld Ignazi, 2006).
Reclameprofessional Kim de Kort en communicatiewetenschapper Leen d’Haenens (2005)
spreken in hun onderzoek ook over manieren waarop de media kunnen omgaan met extreemrechts,
zoals Albronda ook mediastrategieën tegen extreemrechts signaleerde (in De Swert, 2001: 8-13). Kort
en d’Haenens citeren een richtlijn van de werkgroep Migranten en Media van de Nederlandse
Vereniging voor Journalisten, die voorschrijft zorgvuldig te zijn bij racistische uitspraken en
vooroordelen. De journalist moet vooral duidelijk maken dat dit soort uitspraken niet algemeen
aanvaard zijn. ‘Doodschrijven is inmiddels vervangen door onder andere strategieën zoals kritisch
benaderen en de confrontatie opzoeken’, concluderen Kort en d’Haenens hieruit (2005: 128). Het is te
verwachten dat Fortuyn en Wilders vanwege hun provocerende uitspraken op deze manier ook kritisch
benaderd zullen worden in de media.
3.4 Media-aandacht voor Fortuyn en Wilders
Naast deze onderzoeken naar extreemrechts in het algemeen en andere partijen dan de LPF of PVV,
bestaat er ook onderzoek naar specifiek de media-aandacht voor deze partijen en de partijleiders
Fortuyn en Wilders. Kort en d’Haenens (2005) onderzoeken bijvoorbeeld de berichtgeving over Pim
Fortuyn als persoon en zijn rol in de partijen Leefbaar Nederland en de LPF in de Volkskrant en de
Telegraaf. Naast een kwantitatief onderzoek naar de mate waarin bepaalde frames voorkomen in de
berichten, maken Kort en d’Haenens ook een kwalitatieve analyse van de berichten. De onderzoekers
hebben geanalyseerd of Fortuyn daadwerkelijk werd gedemoniseerd door de media, zoals na zijn dood
werd beweerd.
Kort en d’Haenens komen tot de conclusie (2005: 142), dat vooral de Volkskrant erg negatief
over Fortuyn is, door hem grof te beschrijven, te vergelijken met extreemrechts en hem in een slecht
daglicht te plaatsen. Na Fortuyns dood is de krant echter opvallen mild over de politicus. De Telegraaf
is minder negatief over Fortuyn en vermeldt slechts de provocerende ideeën van Fortuyn. In dit
onderzoek is een soortgelijke uitkomst te verwachten, waarbij de Volkskrant veelal gebruik zal maken
van negatieve typeringen en de Telegraaf neutraler over Fortuyn zal schrijven.
De communicatiewetenschappers Pytrik Schafraad, Fred Wester en Peer Peeters (2007)
merken in hun onderzoek op geen verschil tussen de verschillende kranten te onderscheiden. Wel zien
zij, net als Kort en d’Haenens, een verschil in positieve en negatieve aandacht voor en na Fortuyns
dood (Schafraad et al., 2007: 14). Direct na de moord, zijn de kranten een heel stuk minder negatief
over Fortuyn. ‘Over de doden niets dan goeds’, concluderen Schafraad et al. (idem: 14). Verder
19
concluderen Schafraad et al. dat de berichtgeving over de LPF minder uitzonderlijk is dan gebruikelijk
is voor de berichtgeving over extreemrechtse partijen (idem: 17). De partij is dus minder extreem dan
aanvankelijk gedacht.
In het onderzoek maken Schafraad et al. onderscheid in drie soorten media-aandacht
(Schafraad et al., 2007: 2-4). Ten eerste is er sprake van formal attention, waarmee de letterlijke
hoeveelheid aandacht in de media aangegeven wordt, zowel het aantal artikelen als de plaats in de
krant. Verder is rekening gehouden met de substantional attention voor extreemrechts. Hierbij gaat het
om de manier waarop de partij geportretteerd wordt, waarvoor Schafraad et al. vier categorieën
benoemen: of deze representatie actief of passief is, welke rollen de extreemrechtse actoren krijgen, of
de berichtgeving stigmatiserend associaties met het naziverleden maakt en in hoeverre ideologische
standpunten naar voren komen. Het laatste aspect dat Schafraad et al. onderscheidden is de support
attention; de manier waarop niet-extreemrechts de extreemrechtse partijen evalueert.
Voorliggend onderzoek naar de typeringen van Fortuyn en Wilders, gaat over de substantional
attention voor deze politici. Het gaat om de manier waarop beiden geportretteerd worden, waarbij met
name gelet wordt op de rollen die zij in de media toebedeeld krijgen. De andere vormen van aandacht,
formal en support attention, zijn eerder onderzocht in de Nederlandse Nieuwsmonitor (Scholten et al.,
2008) dat vorig jaar april verscheen. De Nederlandse Nieuwsmonitor is een initiatief van het
Persinstituut van de Universiteit van Amsterdam dat de berichtgeving in de media in de gaten houdt
(de Volkskrant, 10 februari 2005).
In april 2005 startte de Nieuwsmonitor een onderzoek naar de media-aandacht voor Fitna, de
anti-Koran film van Wilders. In het kwantitatieve onderzoek kwamen het aantal artikelen, het type
onderwerp, de actoren, de mate van kritiek en de aandacht voor het onderwerp van kritiek aan bod.
Scholten et al. (2008: 13-14) ontdekten bijvoorbeeld dat het Algemeen Dagblad en de Volkskrant de
meeste negatieve evaluerende berichtgeving publiceren. Bovendien kent de Volkskrant de meeste
negatieve labels toe aan Wilders en zijn film. Dit onderzoek heeft duidelijk raakvlakken met deze
masterthesis, maar verschilt ook op een aantal punten. Zo concentreren Scholten et al. zich op de
media-aandacht voor de film van Wilders en staat in voorliggend onderzoek de analyse van de
berichtgeving over Fortuyn en Wilders als personen centraal. Bovendien is dit onderzoek een
kwalitatief onderzoek naar deze berichtgeving.
Het onderzoek van Scholten et al. biedt daarentegen wel een aantal bruikbare theoretische
uitgangspunten, met name de vier aandachtsgolven voor de film Fitna die zij onderscheiden (Scholten
et al., 2008: 3-4). De eerste is in november 2007, wanneer bekend wordt dat er een film in de maak is.
Vervolgens piekt de media-aandacht als de kabinet haar zorg uit over de film en er ‘tegenfilms’
worden aangekondigd. Ten derde stijgt de aandacht wanneer de politiek een morele oproep doet de
film niet te vertonen. Tot slot is er een piek in media-aandacht als de film Fitna eind maart wordt
vertoont via internet. Naarmate de tijd verstrijkt, worden de (politieke) actoren steeds feller in hun
reactie. Deze aandachtsgolven vormen een leidraad voor de mate waarin media-aandacht voor
20
Wilders, tenslotte de maker van Fitna, vorig jaar het grootst was. Dit onderzoek gaat echter ook over
de aandacht voor Wilders tijdens andere nieuwswaardige gebeurtenissen dan alleen de film Fitna.
De drie onderzoeken van De Swert (2001), Scholten et al. (2008) en Schafraad et al. (2007)
maken alle drie een onderscheid in kwaliteitskranten en populaire kranten. Dit gegeven vormt ook een
theoretisch uitgangspunt van dit onderzoek, namelijk de veronderstelling dat er verschillen in
typeringen zullen zijn tussen populaire en kwaliteitskranten. De Telegraaf is hierbij de populaire krant
en de Volkskrant en het NRC Handelsblad vertegenwoordigen de categorie kwaliteitskranten. De
verwachting is dat met name de Volkskrant veel gebruik zal maken van meer negatieve typeringen
voor Pim Fortuyn en Geert Wilders, gezien de uitkomsten van eerder genoemde onderzoeken. De
populaire krant de Telegraaf zal minder oordelend zijn.
21
4 Onderzoeksmethode
De probleemstelling van dit onderzoek gaat dus, zoals hiervoor duidelijk is geworden, over de
verschillen en overeenkomsten in de typeringen van Pim Fortuyn en Geert Wilders in de Nederlandse
kranten. Om deze probleemstelling te kunnen onderzoeken, is het van belang eerst te onderzoeken
welke typeringen er überhaupt bestaan van beide politici. Hiervoor heb ik, voor zowel Fortuyn als
Wilders, een kwalitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd.
Vervolgens heb ik een kwantitatieve inhoudsanalyse gedaan om inzicht te krijgen in hoe vaak
en in welke gevallen deze typeringen voorkomen. Tenslotte heb ik de uitkomsten van de
inhoudsanalyses van zowel de berichtgeving over Fortuyn als over Wilders vergeleken. In dit
hoofdstuk wordt de werkwijze van de genoemde inhoudsanalyse nader beschreven, net als de manier
waarop het onderzoeksmateriaal is geselecteerd.
4.1 Onderzoeksmateriaal
De eerste stap van een onderzoek is het selecteren van het onderzoeksmateriaal. Ik heb ervoor gekozen
drie Nederlandse kranten te selecteren met een grote oplage, namelijk het NRC Handelsblad, de
Volkskrant en de Telegraaf3. Uit deze kranten heb ik met behulp van de online databank LexisNexis
Academic de artikelen opgezocht over Wilders en Fortuyn. Vooraf heb ik voor beide politici een
aantal gebeurtenissen vastgesteld, voor welke periode ik de artikelen zou analyseren. Voor Pim
Fortuyn zocht ik naar de artikelen die verschenen gedurende zijn politieke loopbaan, van zijn
benoeming tot lijsttrekker op 25 november 2001 tot enkele dagen na zijn dood op 6 mei 2002. De vier
relevante en geanalyseerde gebeurtenissen voor Pim Fortuyn zijn:
- Pim Fortuyn wordt benoemd tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland (25 november 2001)- In een interview in de Volkskrant stelt Fortuyn o.a. voor Grondwetsartikel 1 af te schaffen (9 februari 2002)- Het boek De puinhopen van acht jaar Paars verschijnt in de winkels (12 maart 2002)- Fortuyn wordt vermoord in het Mediapark in Hilversum (6 mei 2002)
Met LexisNexis Academic zocht ik op het trefwoord ‘Fortuyn’ en een kenmerkend trefwoord
verwijzend naar de gebeurtenis, bijvoorbeeld ‘lijsttrekker’ of ‘boek’. Ik selecteerde de eerste twintig
3 Voor 2008 waren de oplagecijfers 221.828 (NRC Handelsblad), 263.845 (de Volkskrant) en 699.602 (de Telegraaf) kranten (Cebuco Oplagen Dagbladen, 2009)
22
artikelen die verschenen in NRC Handelsblad, de Volkskrant en de Telegraaf tezamen. De artikelen
varieerden van nieuwsberichten en achtergrondverhalen tot opiniestukken en lezersbrieven.
Voor de laatste gebeurtenis, de moord op Fortuyn, was het noodzakelijk iets andere criteria te
hanteren, omdat er over deze moord heel veel artikelen verschenen. Ik selecteerde de artikelen langer
dan 150 woorden en koos voor de eerste tien artikelen per krant. Zo kwam ik op een totaal van dertig
artikelen voor deze gebeurtenis, waarbij de drie kranten evenredig vertegenwoordigd zijn. In totaal,
voor de vier gebeurtenissen samen, heb ik 90 artikelen geanalyseerd.
Net als voor de analyse van Fortuyn, heb ik ook voor de analyse van Geert Wilders een aantal
gebeurtenissen vastgesteld. Hierbij zocht ik vooral naar artikelen uit het jaar 2008, waarin de media-
aandacht voor Wilders tot nu toe het grootste was. Het ging in dat jaar voornamelijk om de film Fitna,
waarin Wilders de islam bekritiseert. Om deze gebeurtenis volledig te kunnen analyseren, was het
noodzakelijk de eerste gebeurtenis vast te stellen op 28 november 2007, de dag waarop in de Telegraaf
het idee voor een anti-Koranfilm bekend werd gemaakt. De bevindingen van De Nieuwsmonitor
stellen bovendien rond deze datum een eerste piek in media-aandacht voor Fitna vast (Scholten et al.,
2008: 3-4).
Hoewel ik voor Fortuyn slechts vier gebeurtenissen analyseerde, heb ik bij Wilders gekozen
voor vijf gebeurtenissen. Dit omdat Wilders langer in de politiek actief was en omdat de gevonden
typeringen op deze manier zo veelzijdig mogelijk zijn. Door ook andere gebeurtenissen dan alleen de
aandacht rondom de anti-Koranfilm te onderzoeken, wordt dit veelzijdige beeld nog eens versterkt. De
vijf geanalyseerde gebeurtenissen zijn:
- Wilders kondigt aan een anti-Koran film te maken (27 november 2007)- De film Fitna verschijnt op internet (28 maart 2008)- Wilders oppert het idee om Vlaanderen en Nederland samen te voegen (12 mei 2008)- Tijdens de Algemene Beschouwingen valt Wilders op door zijn spreekstijl (17 september 2008)- Wilders pleit ervoor de Ster af te schaffen (6 december 2008)
Net als in het geval van Fortuyn zocht ik met LexisNexis Academic op het trefwoord
‘Wilders’ en een relevant trefwoord per gebeurtenis, zoals ‘film’ of ‘Vlaanderen’, naar de eerste 20
artikelen die over dit onderwerp verschenen in de drie te analyseren kranten samen. Ook hier waren dit
zowel nieuws- als opinieberichten.
Tijdens de tweede gebeurtenis, de verschijning van Fitna, verschenen er zo veel artikelen, dat
het noodzakelijk was andere criteria te handhaven. Ik selecteerde hier de eerste 30 artikelen uit de drie
kranten samen, zodat ik alle artikelen die op de eerste dag verscheen in de dataverzameling kon
opnemen. Ook de vijfde gebeurtenis heeft een iets andere dataset, omdat ik niet meer dan 13 artikelen
vond over het voorstel van Wilders om de Ster af te schaffen. In totaal heb ik voor het geval van
Wilders 103 artikelen geanalyseerd.
23
Een volledige lijst van de geanalyseerde artikelen voor zowel de gebeurtenissen rondom
Fortuyn als om Wilders, is te vinden in de bijlage, gesorteerd per krant. De meeste verwijzingen bij de
citaten in de resultatenhoofdstukken verwijzen naar deze lijst. Naast het hiervoor aangegeven
onderzoeksmateriaal uit de kranten, bleek het tijdens het onderzoek nuttig meer data te zoeken ter
verduidelijking van de typeringen. Bijvoorbeeld een uitzending van Nova, waarin de mediatechnieken
van Wilders besproken werden of het afscheidsinterview van Fortuyn in Elsevier. Deze waren nuttig
om de typeringen van Fortuyn en Wilders beter te kunnen beschrijven.
4.2 Kwalitatieve inhoudsanalyse
Om te onderzoeken op welke manier Pim Fortuyn en Geert Wilders in de Nederlandse pers getypeerd
worden, zoals de eerste onderzoeksvragen voorschrijven, heb ik gebruik gemaakt van een kwalitatieve
inhoudsanalyse. Bij zo’n kwalitatieve of interpretatieve inhoudsanalyse gaat het om het nauwkeurig
lezen en herlezen van de data, met de focus op de presentatie van mensen, handelingen en
gebeurtenissen (Wester, Pleijter en Renckstorf, 2004: 500). In dit onderzoek ging het om de
presentatie van de politici Pim Fortuyn en Geert Wilders.
Het zoeken naar de manier waarop zij door de kranten gepresenteerd worden, was alleen
mogelijk door het lezen en herlezen van de artikelen om specifieke kenmerken van die presentatie te
herkennen. Deze case-specific interpretation frames, zoals Wester et al. de kenmerken noemen (2004:
501), zijn gemakkelijker te herkennen wanneer het zoekproces systematisch aangepakt wordt. Wester
et al. hebben daarom een research protocol ontwikkeld, om de kwalitatieve inhoudsanalyse te
systematiseren en de uitkomsten te registreren (Wester et al., 2004: 501). Het stappenplan bestaat uit
het nauwkeurig lezen en schematisch noteren van relevante passages. De overzichten zijn gemakkelijk
te analyseren en te vergelijken, waardoor patronen in de berichtgeving herkenbaar worden. Het doel
van dit onderzoek was het herkennen van dit soort patronen in de berichtgeving en deze patronen te
beschrijven. Daarom is het research protocol een juist instrument geweest om de typeringen van
Fortuyn en Wilders te onderzoeken en heb ik het stappenplan van Wester et al. opgevolgd. In de
volgende paragraaf worden de stappen nauwkeuriger beschreven.
Eerst maak ik op deze plaats de relevantie van een kwalitatieve inhoudsanalyse duidelijk. Een
voordeel van de kwalitatieve inhoudsanalyse als methode om mediamateriaal te onderzoeken, is
namelijk het feit dat het materiaal tot stand is gekomen buiten de onderzoeker om. Het materiaal wordt
niet door hem of haar beïnvloed. Een tweede voordeel is dat het materiaal van symbolische waarde is,
omdat het verwijst naar de handelingssituatie waarin het materiaal is gevormd. Omdat krantenartikelen
geschreven zijn tijdens bepaalde nieuwsgebeurtenissen, krijgen ze een extra waarde.
Tot slot is het materiaal niet alleen bedoeld voor een publiek, maar zegt het ook iets over dit
publiek. Mediamateriaal is vaak het product van een samenleving en zegt daarom iets over de sociaal-
culturele situatie (Wester, 2006: 12). Typeringen van Fortuyn en Wilders in de artikelen zeggen
24
daarom niet alleen iets over de manier waarop de kranten schrijven, maar ook over de samenleving
waarin deze artikelen zijn ontstaan en verschenen. Een bijkomend voordeel van het stappenplan en de
schema’s die de data zo overzichtelijk maken, is dat andere onderzoekers ze ook kunnen lezen. Mijn
interpretaties kunnen dus gecontroleerd worden door anderen. Dat maakt dit onderzoek betrouwbaar.
4.3 Het stappenplan
Het eerder genoemde research protocol (Wester et al., 2004: 501-507) is te herleiden tot drie manieren
van lezen: waarnemen, selecteren en interpreteren (Wester, 2006: 13-14). Het selecteren en
interpreteren van relevante passages tekst om typeringen te kunnen formuleren, omschrijft Wester als
‘de reconstructie van latente betekenisstructuren’ (Wester, 2006: 26). In Wester et al. (2004: 501-507)
is dat concreet beschreven in het research protocol dat bestaat uit de volgende acht stappen:
Step (1): Reading the whole series of news reports on a given event Step (2): Description of the overall subject of the series of news reportsStep (4): Re-reading the news reports and marking image-relevant textual passagesStep (5): Inventory of the news reports’ headlinesStep (6): Formulation of the interpretive frameworksStep (7): Comparison of the detected interpretive frameworks of various series of news reports, and description of newspapers’ portrayals or images per caseStep (8): Comparison of images between various events - and newspapers
Wester et al., 2004: 501-507
De eerste stappen van dit protocol heb ik vrijwel nauwkeurig opgevolgd. Zo heb ik eerst alle
geselecteerde artikelen gelezen (stap 1) om een beeld te krijgen van de gebeurtenissen. Vervolgens
heb ik de gebeurtenissen in een zin beschreven (stap 2), zoals in paragraaf 4.1 is weergegeven, en kort
samengevat (stap 3). Voor de eerste gebeurtenis in het geval van Pim Fortuyn, waarin hij aangesteld
wordt als lijsttrekker van Leefbaar Nederland, luidt deze korte samenvatting als volgt:
De politieke partij Leefbaar Nederland zal in mei 2002 voor het eerst mee doen aan de landelijke verkiezingen. Hiervoor benoemt het partijcongres op 25 november 2001 de charismatische Pim Fortuyn tot lijsttrekker. Naar verwachting van vele critici zal Fortuyn zorgen voor wat kleur in de verkiezingsstrijd, dankzij zijn charisma en soms beledigende uitspraken. Fortuyn is een nieuwkomer in de politiek, maar heeft een aantal stevige standpunten, waaronder het aanpakken van het immigratiebeleid en het hervormen van de politieke gang van zaken.
In het geval van Wilders luidt de samenvatting van de eerste gebeurtenis, wanneer Wilders
aankondigt een anti-Koran film te maken, als volgt:
In de Telegraaf kondigt Geert Wilders, partijleider van de Partij voor de Vrijheid, op 28 november 2007 aan, bezig te zijn met een anti-Koran film. De film zal de kwade bedoelingen van de Islam laten zien en het fascistische karakter van de Koran tonen. Eind
25
januari zal de film op de televisie uitgezonden worden. In het kabinet en in het maatschappelijk debat, ontstaat er direct onrust over de te maken film, die naar verwachting provocerend zal zijn. Doekle Terpstra en andere prominenten roepen op tot een anti-Wildersbeweging, iets dat ook weer reacties uitlokt. Het Kabinet reageert ook geschokt.
Na het vaststellen van de kerngebeurtenissen en de samenvattingen, heb ik de artikelen opnieuw
gelezen, met extra aandacht voor de stukken tekst die gerelateerd zijn aan beeldvorming en
portrettering (stap 4). Hierbij heb ik gekeken naar alle aspecten van het presenteren van Fortuyn en
Wilders, zowel met betrekking tot zijn politieke standpunten en spreekstijl als persoonlijke
kenmerken. De relevante passages heb ik gemarkeerd (stap 5) en voorzien van een kort commentaar,
met een indicatie tot welke categorie het zou kunnen behoren. Dat zag er uit als in figuur 4.1 en figuur
4.2.
Figuur 4.1 Markeringen en commentaar bij relevante passages over FortuynFiguur 4.2 Markeringen en commentaar bij relevante passages over Wilders
Verder heb ik een schema gemaakt van de koppen van de artikelen (ook stap 5), zodat deze in
een overzicht kwamen te staan en er gemakkelijk patronen in waren te herkennen. Het schema met de
koppen ziet er voor de eerste artikelen van de eerste gebeurtenissen uit, als in tabel 4.1 en tabel 4.2, op
de volgende pagina.
De markeringen van de passages, het schema met de koppen en het schema met de
beschrijvingen van de gebeurtenissen, zijn de drie schema’s die het uitgangspunt van het onderzoek
vormen. Deze stappen 1 tot en met 5 maken deel uit van de eerste beschrijving (Wester, 2006: 35).
Tabel 4.1 Overzicht van de koppen van de artikelen over Fortuyn voor gebeurtenis 1Nr.
Krant Datum Kop Pagina
1 NRC 261101 De Fortuyn-factor 18, Sport2 NRC 261101 Pim Fortuyn lijsttrekker van LN 1, Voorpagina3 NRC 261101 Partij aan de voeten van Fortuyn 2, Binnenland4 VK 261101 De lijst-Fortuyn 12, Media
26
5 VK 261101 Leefbaar Nederland? 10, Kunst6 VK 261101 Waarde van politieke partijen moet eindelijk erkend worden 7, Forum7 VK 261101 Man (50) domineert LN-congres 2, Binnenland8 VK 261101 ‘Ik ben de man die doet wat-ie zegt’ 1, Voorpagina9 Tel 271101 Pim Fortuyn: een partijloze leider -10 VK 271101 Te verbeten -
Tabel 4.2 Overzicht van de koppen van de artikelen over Wilders voor gebeurtenis 1Nr.
Krant Datum Kop Pagina
1 Tel 281107 Provocerende film Wilders 1, Voorpagina2 NRC 281107 Kabinet bezorgd over plan Wilders voor Koranfilm 3 Binnenland3 NRC 291107 Waar kan Wilders in Hilversum terecht? 21 Media4 VK 291107 Vroege ophef over Wilders’ Koranfilm 3 Binnenland5 Tel 291107 Origineel 36 Tel 291107 Ziel 37 Tel 291107 ‘Film Wilders brengt landgenoten in gevaar’ 38 VK 301107 De film van Wilders; Brief van de dag 11, Forum9 Tel 021207 Verzetsbeweging tegen Wilders 310 VK 031207 Front tegen Wilders in de maak 1, Voorpagina
De volgende stap is stap 6; het formuleren van interpretive frameworks (Wester et al., 2004:
504). Aan de hand van de schema’s heb ik de koppen geanalyseerd en met behulp van de markeringen
heb ik de relevante passages uit de artikelen geanalyseerd. Daarbij heb ik ten eerste gekeken naar de
opiniestukken, omdat daar de typeringen het sterkst in waren. Vervolgens heb ik dit verder uitgewerkt
met behulp van de overige artikelen. Door de artikelen onderling te vergelijken (stap 7), heb ik
patronen kunnen ontdekken en de typeringen duidelijk kunnen omschrijven. Eerst heb ik de passages
over Fortuyn geanalyseerd en de typeringen beschreven, om zo een antwoord te formuleren op de
eerste deelvraag, welke typeringen van Fortuyn bestaan. Vervolgens heb ik de berichtgeving over
Wilders geanalyseerd en de typeringen beschreven.
Het bleek voor de typeringen van beide politici behulpzaam om andere bronnen te raadplegen,
naast het onderzoeksmateriaal uit de kranten. Ik heb bijvoorbeeld gebruik gemaakt van enkele
fragmenten uit Nova en van artikelen die niet binnen het onderzoeksmateriaal vallen. Zo heb ik de
typeringen nog nauwkeuriger kunnen onderscheiden en een antwoord op de onderzoeksvragen kunnen
formuleren welke typeringen van Fortuyn en Wilders bestaan in de media.
Bij het beschrijven van de typeringen heb ik gebruik gemaakt van de vier functies die
communicatiedeskundige Robert Entman (1993: 52) toekent aan frames, namelijk het definiëren van
een probleem, het vaststellen van de oorzaak, het geven van morele oordelen en tot slot het geven van
suggesties voor de gevolgen van het probleem. Het is relevant om deze functies van frames ook te
gebruiken voor typeringen, omdat frames net als typeringen een bepaalde invalshoek kiezen om een
probleem of kwestie te presenteren (Entman, 1993: 52-54). Frames signaleren latente
27
betekenisstructuren, net als de typeringen waar ik met dit onderzoek naar zocht. Om de typeringen
goed te kunnen onderscheiden heb ik de vier genoemde functies benoemd en op basis daarvan de
typeringen beschreven.
4.4 Kwantitatieve inhoudsanalyse
Terugkomend op het stappenplan van Wester et al. (2004: 501-507), heb ik tot slot ook stap 8
opgevolgd. Deze laatste stap van het research protocol gaat om het vergelijken van verschillende
gebeurtenissen en het vergelijken van de voorkomende typeringen in de kranten. Door deze
vergelijkingen te maken, kon ik de onderzoeksvragen beantwoorden wanneer welke typeringen voor
zowel Fortuyn als Wilders in welke gevallen en kranten het meeste voorkomen. Daarom was ook deze
laatste stap relevant voor dit onderzoek.
Om een systematische vergelijking tussen de kranten en tussen de verschillende
gebeurtenissen te maken heb ik de typeringen operationaliseerbaar gemaakt middels een vragenlijst.
Deze ‘checklist’ is gemaakt naar een voorbeeld van communicatie- en mediaonderzoekers Holli
Semetko en Patti Valkenburg (2000), die onderzochten hoe vaak bepaalde frames zichtbaar waren in
krantenberichten en televisiejournaals over de vergaderingen van Europese staatshoofden in
Amsterdam in 1997. Zoals ik in de vorige paragraaf heb gesteld, is het nuttig typeringen en frames op
dezelfde manier te benaderen. Daarom was de vragenlijst van Semetko en Valkenburg (2000: 100) een
nuttige leidraad bij de operationalisatie van de tweede en derde deelvraag.
De resultaten in de schema’s met de typeringen heb ik omgezet naar vragen, die slechts met ja
of nee te beantwoorden zijn. Een van de kenmerken van de typering van Wilders ‘volkstribuun’ was
‘Wilders luistert naar het volk’. Dit kenmerk heb ik bijvoorbeeld vertaald naar de vraag: ‘Luistert
Wilders naar het volk?’. Voor elke typering, uiteraard ook voor de typeringen van Fortuyn, heb ik op
deze manier minimaal vijf vragen opgesteld. De volledige vragenlijsten voor beide politici zijn in de
bijlage opgenomen. Na het opstellen van de vragenlijsten, heb ik het onderzoeksmateriaal getoetst aan
de hand van deze vragen. Per typering moest er minimaal twee keer ‘ja’ geantwoord moest worden om
te kunnen concluderen dat de typering voor kwam. De ene keer was de typering duidelijker dan de
andere keer. Dat resulteerde dan in vaker een ‘ja’. De nuanceverschillen waren echter zo klein dat de
resultaten er niet door beïnvloed zijn.
Een volledig kwantitatief systeem, waarbij met percentages berekend wordt welke typering
exact het meeste voor zou komen, werkt voor dit onderzoek niet. De ene typering sluit de andere
namelijk niet uit en dus is er geen vastgesteld totaal waarvan het percentage berekend zou kunnen
worden. Ook het kwantitatieve deel van dit onderzoek heb ik dus op een interpretatieve manier
benaderd.
28
4.5 Tot slot
Na de hiervoor beschreven analyses en vergelijkingen, kon ik de resultaten van de typeringen van Pim
Fortuyn en van Geert Wilders met elkaar vergelijken. De schema’s van de typeringen van beide
politici waren hierbij erg behulpzaam. Ze maakten overzichtelijk welke verschillen en overeenkomsten
tussen de typeringen van hen bestonden. Op die manier kon ik een antwoord op de hoofdvraag
formuleren en een conclusie schrijven in dit onderzoek.
29
5 Typeringen van Pim Fortuyn
Na het systematisch analyseren van de artikelen en relevante passages, zoals beschreven in het vorige
hoofdstuk, wordt duidelijk welke typeringen er van Pim Fortuyn en Geert Wilders bestaan. Door de
verschillende passages met elkaar te vergelijken, zijn een aantal patronen in deze typeringen te
ontdekken. Deze patronen zijn niet zo zeer in te delen in positief of negatief, maar hebben allemaal
een eigen thema. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de eerste deelvraag welke typeringen
van Pim Fortuyn in de pers gebruikt worden. Het volgende hoofdstuk beschrijft de typeringen van
Geert Wilders.
Er zijn zeven thema’s voor Fortuyn te onderscheiden die daadwerkelijk te beschrijven zijn als
typering. Dat zijn de Islamcriticus, de Paars-criticus, de Volkstribuun, de Redenaar, de Provocateur ,
de Ambitieuze leider en tot slot de Rechtse collega. Deze typeringen hebben een onderling verband,
zoals de typering Volkstribuun enigszins afhankelijk is van de typering Redenaar en overeenkomsten
heeft met de typering Paars-criticus. Toch is het nuttig al deze typeringen van elkaar te onderscheiden,
omdat er in de artikelen de verschillende kenmerken duidelijk worden benadrukt.
Naast de zeven onderscheiden typeringen, blijven er enkele thema’s liggen, zoals het thema
veiligheid, dat vooral een rol speelt kort na de moord op Fortuyn, en het thema media, die een
bijzondere rol spelen in de politiek van Fortuyn. Hij is populair geworden dankzij deze media, maar
tegelijkertijd beschuldigt Fortuyn de ‘linkse’ media ervan zijn woorden te verdraaien en hem negatief
te beoordelen. In de artikelen wordt dit thema, net als het thema veiligheid, onvoldoende gebruikt om
tot een typering te komen.
In dit hoofdstuk komen de thema’s die wel tot een typering zijn ontwikkeld aan bod. De
beschrijvingen volgen de vier kenmerken die Entman (1993: 52) aan frames stelt. Volgens Entman
hebben frames, en in dit geval typeringen, vier functies: ze definiëren een probleem, stellen de oorzaak
vast, doen morele oordelen en tot slot geven frames of typeringen suggesties voor de gevolgen van het
probleem. Het probleem hoeft in dit geval niet problematisch te zijn, maar kan ook worden aangeduid
als een kwestie of verschijnsel. In de volgende paragrafen worden de zeven typeringen beschreven.
5.1 Islamcriticus
De eerste typering Islamcriticus gaat in op een belangrijk standpunt van Pim Fortuyn, namelijk zijn
kritiek op het immigratiebeleid. Als columnist in Elsevier schreef Fortuyn al regelmatig dat er te veel
immigranten in Nederland zijn. Het is een van zijn speerpunten: ‘Eindeloos varieert hij op het thema:
30
de multiculturele samenleving als bron van sociale problemen’ (de Volkskrant, 1 december 2001b). In
het multiculturele Rotterdam ondervindt Fortuyn, inwoner van deze stad, dagelijks deze problemen.
Ook wanneer Fortuyn lijsttrekker van Leefbaar Nederland wordt, doet hij dergelijke
uitspraken, maar daar is de partij het niet mee eens: ‘Hij vindt Nederland te vol, maar mag van zijn
partij alleen zeggen dat het hier te druk is’ (de Telegraaf, 27 november 2001). Fortuyn moet zich
omwille van Leefbaar Nederland inhouden. Toch blijft Fortuyn bij zijn standpunt dat er een te groot
aantal immigranten in Nederland is. Vooral de islam moet het in zijn kritiek ontgelden: ‘En bovenal
(…) moet Nederland worden gevrijwaard van allerlei vormen van immigratie en culturele
beïnvloeding, met name van moslimzijde’ (NRC Handelsblad, 13 maart 2002d).
De islamkritiek is kenmerkend voor Fortuyn, omdat dit, als onderdeel van kritiek op het
immigratiebeleid, vaak een speerpunt is van extreemrechtse partijen. Fortuyns stelling ‘de islam is een
achterlijke cultuur’ in een interview in de Volkskrant (9 februari 2002a) is een bekende uitspraak
geworden. ‘Ja die islam, die zondert mensen af’ is een van zijn verklaringen in datzelfde interview,
waarom de islam dan achterlijk is.
Een redelijk gevolg volgens Fortuyn is het voorstel om het immigratiebeleid drastisch te
hervormen. ‘De grenzen gaan dicht’, zegt hij in het interview in de Volkskrant (9 februari 2002). Wat
hem betreft komen er geen nieuwe asielzoekers meer het land in. Bovendien stelt Fortuyn: ‘Als ik het
juridisch rond zou kunnen krijgen, dan zou ik gewoon zeggen:er komt geen islamiet meer binnen!’
(idem). Islamieten voelen zich beledigd door dit soort uitspraken, net als de andere immigranten waar
Fortuyn zich tegen keert.
Verder zorgen deze duidelijke standpunten en het benoemen van de problemen met de
immigranten, vooral door een forse groei in de aanhang van Fortuyn. Dat heeft Fortuyn zelf ook in de
gaten, wordt duidelijk in het NRC Handelsblad: ‘Asielzoekers, vreemdelingen en de islam waren voor
Fortuyn belangrijke politieke issues. “Als ik de verkiezingen win, is het door de vreemdelingen. Al
onze problemen in de gezondheidszorg, veiligheid en onderwijs zijn gerelateerd aan die
problematiek”, zei hij in (…) de Vlaamse krant De Morgen’ (NRC Handelsblad, 7 mei 2002e).
De oordelen over de islamkritiek zijn uiteenlopend. De kiezer is blij dat Fortuyn eindelijk eens
benoemt wat hen al jaren ergert, namelijk ‘dat er genoeg buitenlanders zijn. Vol is vol, zei hij. Dat is
gewoon zo’, waardeert een anonieme man in het NRC Handelsblad de uitspraken van Fortuyn (7 mei
2002f). Anderen vinden de uitspraken van Fortuyn te ver gaan, zoals collega-politicus Paul
Rosenmöller (GroenLinks) die hem een ‘een politieke charlatan met (…) zelfs extreemrechtse ideeën’
noemt (de Telegraaf, 11 februari 2002a). Fortuyn is uiteraard niet blij met het stempel van
extreemrechts en racist dat hij opgedrukt krijgt: ‘ “Ik ben een democraat, geen racist”, aldus Fortuyn,
die altijd woedend werd als hij hiermee werd geconfronteerd’ (de Telegraaf, 7 mei 2002c).
31
5.2 Paars-criticus
De tweede typering gaat ook in op een van de speerpunten van Fortuyn, namelijk zijn kritiek op het
Paarse kabinet. Hij was een felle tegenstander van het Haagse establishment en dan voornamelijk van
het Paarse kabinet onder Wim Kok (PvdA). Volgens Fortuyn heeft dat kabinet niets gedaan om
Nederland van dienst te zijn. ‘Het enige waarop Paars heeft gescoord, is op het punt van de
overheidsfinanciën (…) en op het punt van de zedelijkheidswetgeving (…). Voor het overige is het
een droevige puinhoop van niet regeren geworden. Men heeft op de winkel gepast en dat is dan dat’,
schrijft Pim Fortuyn in zijn boek De Puinhopen van acht jaar Paars (NRC Handelsblad, 13 maart
2002b). Dit boek staat vol met aanklachten tegen het Paarse kabinet, zoals de titel al doet vermoeden.
Deze kritiek is kenmerkend voor Fortuyn, die meent dat het kabinet heeft gefaald: ‘Paars heeft
bewezen geen ideeën ter zake te hebben, laat staan de regievoering op zich te kunnen en willen
nemen’ (idem).
Maar niet alleen het Paarse kabinet wordt door Fortuyn negatief beoordeeld, het hele politieke
bestel deugt wat hem betreft niet. ‘Fortuyn en de zijnen worden vooral gedreven door een grondige
afkeer van de “politieke elite” en het hele Haagse bestel’ (de Volkskrant, 27 november 2001). Het
hiervoor genoemde boek De Puinhopen, staat vol met ‘Fortuyns aanvallen op Paars, het poldermodel,
de heersende “regentencultuur” en de “gesloten politieke elite” ’. Bovendien stelt Fortuyn in het boek
een ‘radicaal democratiebegrip’ voor ‘dat de heersende vormen moet vervangen’ (NRC Handelsblad,
13 maart 2002d).
Vanwege deze afkeer van de politieke elite noemt Fortuyn ‘zijn’ Leefbaar Nederland liever
geen partij. ‘De partij heeft als politiek vehikel zijn tijd gehad: ik zie Leefbaar Nederland als een
beweging’ sprak hij op het partijcongres nadat hij tot lijsttrekker was benoemd (NRC Handelsblad, 26
november 2001b). Volgens Fortuyn gaat het ‘om de band tussen de gekozene en de kiezer. Daar moet
de partij niet tussen gaan staan’ (de Volkskrant, 26 november 2001b).
Omdat Fortuyn zo’n forse anti-politieke houding heeft, zal hij redelijkerwijs ook met
alternatieven moeten komen. Fortuyn heeft ook daadwerkelijk grootse plannen voor hervormingen van
de gang van zaken in ‘het Haagse politieke establishment’ (NRC Handelsblad, 26 november 2001a).).
Fortuyn wil dat de burger meer betrokken wordt bij de politiek en economie. Bovendien stelt hij in
zijn boek De Puinhopen voor om de organisatie van ons land drastisch te herstructureren; het kabinet
moet bijvoorbeeld worden teruggebracht tot vijf of zes personen en de provincies heringedeeld naar
zes gewesten (NRC Handelsblad, 13 maart 2002c).
De oordelen over deze kritische houding tegenover de Haagse politiek lopen uiteen.
Sommigen noemen Fortuyn een fijne afwisseling in de huidige politiek en een ‘frisse wind’ (NRC
Handelsblad, 1 december 2001a). Fortuyn is geen meeloper, maar kijkt met een kritische blik naar de
huidige gang van zaken, hoewel dat soms iets te radicaal gebeurt. Maar daarbij wordt wel voorspeld
dat met Fortuyn als lijsttrekker ‘Leefbaar Nederland (…) de andere partijen scherp (zal) houden’
32
(idem). Fortuyns vernieuwende vorm van politiekvoering wordt gewaardeerd en zorgt ervoor dat
andere politici uitgedaagd blijven.
Anderen oordelen wat sceptischer over Fortuyns kwaliteiten en nemen een afwachtende
houding aan. ‘Veel opbouwende kritiek had hij niet. Ze deugen niet in Den Haag, was zijn leidraad’,
schrijft columnist Kees Lunshof (de Telegraaf, 11 februari 2002c). Zonder gefundeerde kritiek zal hij
in het kabinet uiteindelijk weinig kunnen betekenen, is de verwachting. ‘Hij lokt er massaal kiezers
mee die hem als hij ooit de macht krijgt, teleurgesteld de rug zullen keren, omdat hij voor zijn plannen
geen draagvlak heeft kunnen scheppen’ (de Telegraaf, 14 maart 2002b).
In de beginfase heeft men ook niet veel vertrouwen in de nieuwe partij Leefbaar Nederland,
waar Fortuyn op dat moment nog lijsttrekker van is. ‘De vraag is of dit slechts een anti-partij is, zoals
die eens in de tien jaar in Nederland ontstaat, die het tegen de gevestigde orde gaat opnemen’ (de
Volkskrant, 1 december 2001). Leefbaar Nederland is zo vernieuwend nog niet, zeggen deze critici.
Uiteindelijk zal deze frisse wind snel weer overwaaien zonder daadwerkelijk iets te bereiken.
5.3 Volkstribuun
In zijn rol als Paars-criticus, maakt Fortuyn zich onder andere hard voor de band tussen de politiek en
de kiezer (de Volkskrant, 26 november 2001b). Deze typering van Volkstribuun gaat daar verder op in
en benadrukt dat de politicus Fortuyn zich bekommert om het lot van de burger. Dat is bijvoorbeeld in
de vorm van de wens om meer burgerparticipatie: ‘We willen het land teruggeven aan de mensen. De
politiek moet de burger uitnodigen mee te doen’ (de Volkskrant, 9 februari 2002a). Maar ook in de
vorm van een luisterend oor naar de onvrede in de maatschappij: ‘Fortuyn is degene die roept wat ik
voel’ (de Volkskrant, 14 maart 2002d).
De standpunten van Pim Fortuyn zijn gericht op de ‘onlustgevoelens’ (de Telegraaf, 1
december 2001a) van de burger en gaan in op de alledaagse problemen uit de maatschappij. Zo pleit
Fortuyn voor een betere gezondheidszorg en een verbetering van het onderwijs, maar maakt hij zich
ook hard voor de veiligheid op straat, dat volgens hem vooral verstoord wordt door immigranten. Dit
is kenmerkend voor Fortuyn, ten eerste omdat hij deze maatschappelijke problemen durft te
benoemen, in tegenstelling tot zijn collega-politici. Ten tweede hoopt Fortuyn met het aanpakken van
deze problemen de burger aan te spreken en gebruikt daarom duidelijke, simpele woorden om zijn
standpunt duidelijk te maken: ‘Hij maakt de dingen simpel’ (NRC Handelsblad, 1 december 2001a) en
‘ze lagen door hun eenvoud bij veel kiezers wel goed in het gehoor’ (de Telegraaf, 11 februari 2002c).
Doordat Fortuyn zich letterlijk richt op de burgers en inspeelt op hun gevoelens, zullen zij zich
in hem herkennen: ‘Een van de vrouwen: “Pim Fortuyn zei wat wij niet durven te zeggen”. “Wat wij
niet mogen zeggen”, vult een van de andere vrouwen aan. De man: “Hij zei wat wij denken.” ’ (NRC
Handelsblad, 7 mei 2002f). De kiezer rekent er op dat Fortuyn zijn ideeën ook waar kan maken en
Fortuyn realiseert zich ook dat belofte schuld maakt. ‘Ik heb de kiezer gezegd: u kunt op mij stemmen.
33
Dat wil ik nakomen, beloofd is beloofd’ (de Volkskrant, 11 februari 2002d), zegt hij wanneer hij door
Leefbaar Nederland uit de partij wordt gezet. Fortuyn neemt zich voor om met een eigen partij verder
te gaan, zodat de burgers toch nog zullen krijgen wat hij heeft beloofd.
Over het algemeen is men positief over de houding van Fortuyn als volkstribuun: ‘Hij was
goed voor de gewone mensen’, schrijft de Volkskrant (7 mei 2002d). Fortuyn weet wat er speelt in
Nederland en werpt zich op ‘als spreekbuis van gewone mensen (NRC Handelsblad, 15 maart 2002a).
Enkele critici vinden het bijzonder dat Fortuyn in zo’n korte tijd, zo’n grote aanhang heeft weten te
vergaren. Bijna alle burgers, van arm tot rijk, voelen zich aangesproken door Fortuyn. ‘Dat de
arbeiders- en middenklassen gecharmeerd zijn van Fortuyns ‘genadeloze analyse en krachtig
herstelprogramma’ is (…) afdoende bekend. (…) Dat de hogere culturele echelons (…) nu ook
voorzichtig tippelen op Fortuyn is een nog opvallender prestatie’ (idem). Critici zouden dit ook
negatief kunnen beoordelen, door te zeggen dat Fortuyn de onderbuikgevoelens in de samenleving
aanspreekt en ten onrechte versterkt.
5.4 Redenaar
In deze vierde typering staan de kwaliteiten van Fortuyn als redenaar centraal. Deze kwaliteiten maken
dat hij de gewone burger aanspreekt zoals in de typering Volkstribuun is beschreven. In deze typering
ligt de nadruk echter op de mánier waarop Fortuyn de burger aanspreekt, in plaats van op het feit dát
Fortuyn hen aanspreekt. Fortuyn heeft een grote overtuigingskracht, omdat hij zich goed weet te uiten
en zijn standpunten kan verwoorden. Hij is ‘iemand die duidelijk en onomwonden zegt waar het op
staat’ (de Telegraaf, 7 mei 2002e).
Pim Fortuyn is goed in debatteren en weet zich tegenover collega-politici en journalisten goed
staande te houden: ‘In debat is Pim beter. Als columnist en professioneel spreker heeft hij zich jaren
kunnen oefenen in pakkende formuleringen’(NRC Handelsblad, 15 maart 2002a). Met zijn stijl
onderscheidt hij zich van andere politici en daarom is deze typering kenmerkend voor Fortuyn. In
tegenstelling tot de typering Provocateur, zoals hierna beschreven, gaat het hier niet om een moreel
oordeel over de woorden die hij gebruikt, maar over de kracht die deze woorden hebben om Fortuyns
standpunten te verwoorden en de ander te overtuigen. De Volkskrant spreek hier over ‘een strijd met
woorden. Juist Fortuyn was iemand die daar goed mee overweg kon’ (7 mei 2002a).
Vanwege zijn kwaliteiten als redevoerder is Fortuyn dus in staat te overtuigen en zijn
standpunten duidelijk te verwoorden. Bovendien stelt hij op deze manier problemen aan de kaak waar
anderen zich liever niet aan wagen, en schopt hij tegen diverse heilige huisjes. Een aantal zijn al in
eerdere typeringen genoemd, zoals het vreemdelingenbeleid in de typering Islamcriticus en de
Nederlandse structuur van 12 provincies in de typering Paars-criticus. Daarnaast heeft Fortuyn
rigoureuze plannen om de gezondheidszorg te verbeteren en het onderwijssysteem te herzien.
34
Het schoppen tegen deze heilige huisjes kan als provocerend ervaren worden, maar in deze
typering wordt het positiever benaderd: ‘Fortuyn heeft een specerijenhandel. Hij heeft ongezouten
kritiek en doet gepeperde uitspraken. Dat hebben we in Nederland eens een keer nodig’ (de
Volkskrant, 26 november 2001d). Ook de Telegraaf vindt ‘dat Fortuyn in dat interview (in de
Volkskrant op 9 februari 2002) ook zinnige dingen zei. Dat hij over gezondheidszorg opmerkingen
maakte die hout sneden. En dat hij aangaande ons ‘gedemoniseerde’ vreemdelingenbeleid
verschillende malen in de roos schoot’ (11 februari 2002e). Naast positieve oordelen over zijn spreken,
zijn de media ook positief over zijn schrijfkunsten, die hij onder andere laat zien in zijn boek De
Puinhopen van acht jaar Paars: ‘Het boek is goed leesbaar (…). De man kan schrijven’ (de Telegraaf,
14 maart 2002b).
Er zijn echter ook negatieve oordelen over de redenaarskunsten van Fortuyn. Zo noemt het
NRC Handelsblad een aantal beloftes van Fortuyn onderdeel van ‘een klassieke demagogische truc om
een wel degelijk door de aanwezigen als reëel ervaren belang te articuleren’ (9 februari 2002b).
Fortuyn belooft dus dingen om de kiezer te behagen, maar zal deze beloftes nooit kunnen waarmaken.
Ook wordt er wel eens gesproken over ‘zijn onhandige pleidooi’ (de Telegraaf, 11 februari 2002e). En
het betoog in eerdergenoemd boek klinkt ‘als een carillon waarin alle klokken tegelijk luiden, maar
nergens een klepel hangt’ (NRC Handelsblad, 15 maart 2002a). De redenaties van Fortuyn slaan de
plank wel eens mis.
5.5 Provocateur
Zoals in de vorige typeringen al wordt aangegeven, hebben de uitspraken van Fortuyn nog al eens een
provocerend karakter. De uitspraken zijn weliswaar duidelijk en simpel, maar kunnen als beledigend
worden ervaren. Dat morele oordeel wordt in deze typering van Provocateur benadrukt. Fortuyn
‘schept er behagen in zijn publiek op stang te jaren met tegendraadse uitspraken’ (de Volkskrant, 11
februari 2002a). Dat op stang jagen gebeurt met tamelijk onschuldige uitspraken als: ‘Welke idioot
heeft het studiehuis bedacht?’ (de Volkskrant, 13 maart 2002). Andere keren zijn de uitspraken meer
provocerend, zoals wanneer Fortuyn in een interview in de Volkskrant de islam bekritiseert: ‘Ik haat
de islam niet. Ik vind het een achterlijke cultuur’ (de Volkskrant, 9 februari 2002a)
Deze manier van spreken, ‘de Fortuyn toon’ (de Volkskrant 13 maart 2002), is kenmerkend
voor Pim Fortuyn, omdat hij zich hiermee onderscheidt van andere politici. Door te provoceren,
probeert Fortuyn het debat open te breken. Hij is ‘iemand die anders dan het politiek correct denkende
Nederland het vermogen heeft discussies op scherp te stellen’ (de Volkskrant, 11 februari 2002b). De
discussies die door de uitdagende uitspraken van Fortuyn uitgelokt worden, spelen in deze typering
echter geen rol. Het gaat puur om de toon waarop Fortuyn doorgaans spreekt.
Met de uitdagende uitspraken hoopt Fortuyn dus discussie uit te lokken en de Nederlandse
politiek en de samenleving wakker te schudden. Over zijn boek De Puinhopen van acht jaar Paars
35
schrijft het NRC Handelsblad: ‘Zijn manifest is een poging het bestel tot het bot te provoceren en zo
de stabiliteit van Nederland te ondermijnen’ (13 maart 2002b). Dat het provoceren niet altijd een
positieve uitwerking zal hebben, beaamt ook Kay van de Linde, campagneleider voor Leefbaar
Nederland: ‘Overigens sluit ik niet uit dat Fortuyn diverse uitglijders zal maken en op meerdere tenen
gaat trappen, maar wij durven dat risico wel aan’ (de Telegraaf, 1 december 2001a).
De provocateur Fortuyn wordt veelal negatief beoordeeld. Hij wordt bijvoorbeeld ‘De Grote
Bedreiging’ genoemd (de Telegraaf, 11 februari 2002e) en er wordt over hem gezegd: ‘Fortuyn wil
stoorzendertje spelen’ (de Volkskrant, 14 maart 2002a). Vooral zijn uitspraken over de islam in het
befaamde interview in de Volkskrant, zoals dat het ‘een achterlijke cultuur’ is (de Volkskrant, 9
februari 2002a), worden negatief beoordeeld. Mede-oprichter van LN en zanger Henk Westbroek zegt
over dit soort uitspraken: ‘Het is onacceptabel dat hij een bevolkingsgroep buiten spel zet’ (de
Telegraaf, 11 februari 2002a). Fortuyns houding wordt on-Nederlands genoemd, want ‘dit is taal
waarmee je iemand negeert, weigert’ (de Volkskrant, 11 februari 2002j), en heeft niet de Nederlandse
opzet om ergens met praten uit te komen. Meerdere malen wordt het zelfs gevaarlijk genoemd, wat
Fortuyn doet en zegt (idem).
5.6 Ambitieuze leider
Deze typering wijst op de tomeloze ambitie die Pim Fortuyn in zich heeft en de uitstraling als leider
die hij daardoor heeft. Fortuyn is vol vertrouwen dat hij minister-president zal worden en hij ‘voelt
zich dan ook de messias, geroepen om het land te redden’ (de Telegraaf, 14 maart 2002b). Van jongs
af aan is Fortuyn ervan overtuigd dat hij die rol van redder zal vervullen. Wanneer hij tot lijsttrekker
benoemd wordt van de partij Leefbaar Nederland, zegt zijn vriend Harry Mens: ‘Voor hem gaat een
jongensdroom in vervulling’ (de Telegraaf, 1 december 2001a). Fortuyn is daar eerder al erg serieus
over, wanneer hij als columnist een afscheidsinterview geeft bij het blad Elsevier:
Dat ik premier wil worden, is geen grapje. Ik ben daar nooit grappig over. Het is geen constructie in mijn hoofd. Een mens heeft ook een bestemming. En de bestemming om het land te leiden, heb ik al sinds mijn jeugd. Ik voel dat het gaat gebeuren, maar vraag me niet hoe. Ik ga voor de hoofdprijs.
Pim Fortuyn in Elsevier 1 september 2001
In dit citaat wordt duidelijk dat Fortuyn het echt als zijn roeping ziet om Nederland te leiden
en de politiek in te gaan. Ook later, wanneer hij zojuist uit de partij Leefbaar Nederland is gezet, blijft
hij overtuigd van zijn kunnen. ‘Vanuit zijn Jaguar riep Fortuyn: “Let maar op, ik word de nieuwe
premier van Nederland”’ (de Telegraaf, 7 mei 2002). Fortuyn steekt duidelijk niet onder stoelen of
banken wat zijn ambities zijn. Hij komt weg met die ambities, omdat hij zo’n charismatische
36
uitstraling heeft. Fortuyn is een ‘narcistisch leidersfiguur’ (NRC Handelsblad, 9 februari 2002b), die
anderen weet te inspireren: ‘
Het gevolg van Fortuyns ambities tot minister-president en zijn charismatische leidersfiguur,
is dat zijn kiezers hem aanbidden: ‘Hij inspireerde me. Hij inspireerde het hele land. Gewoon met wat
hij op tv deed maakte hij zoveel los, ook bij mij’ (de Volkskrant, 7 mei 2002e). Onderzoeker Clemens
van Herwaarden acht het wetenschappelijk bewezen dat Fortuyn gezien werd als een verlosser:
Hij was geen politicus, maar een verlosser, een heilige. Zo zien veel van zijn volgelingen hem, blijkt uit de brieven die voor en na zijn dood zijn geschreven.(…) Volgens Van Herwaarden (…) is het bewezen: Fortuyn was een charismatisch leider, een idool, iemand met bovennatuurlijke gaven: een messias.
Presentator Jeroen Pauw in Nova, 29 september 2004
Een ander gevolg van de ambitie van Fortuyn en zijn overtuiging de redder van het land te
zijn, is de breuk met Leefbaar Nederland: ‘Als je bevangen wordt door overmoed, is het snel met je
gedaan’ (de Volkskrant, 11 februari 2002e). Fortuyn geeft niet graag toe aan kritiek en wil vooral zijn
eigen ideeën uitvoeren. Een partij onder zich, zowel Leefbaar Nederland als Lijst Pim Fortuyn, ziet hij
als een noodzakelijk kwaad. ‘Hij trok zich niets van de partij aan’ (de Telegraaf, 11 februari 2002c) en
dat had tot gevolg dat Fortuyn de partij uiteindelijk moest verlaten. ‘Pim krijgt altijd zijn zin’ (de
Telegraaf, 11 februari 2002e), schrijven de media hierover en dat botst weleens, volgens ‘de Wet van
Pim. Overal waar hij binnenkomt, ontstaat ruzie’, meent de Telegraaf (1 december 2001a).
Fortuyns eigenzinnigheid wordt dus nogal eens negatief beoordeeld, omdat hierdoor ruzies en
breuken ontstaan. Ook de ambitie is niet altijd positief, zo blijkt. Fortuyn wordt er ‘ijdel’ om genoemd
(de Telegraaf, 11 februari 2002c). De VVD-voorzitter Eenhoorn vergelijkt Fortuyn met Mussolini. ‘Zo
verbindt hij (Eenhoorn) de ijdelheid, maar ook de energieke uitstraling, het charisma van Fortuyn en
diens mogelijk neurotische persoonlijkheid, met het facisme van de Duce’ (NRC Handelsblad, 9
februari 2002b).
Aan de andere kant, wordt de ambitieuze leidersrol die Fortuyn vervuld ook bewonderd. Zoals
hiervoor genoemd, werd Fortuyn door zijn kiezers aanbeden vanwege zijn uitstraling van een echte
leider. De media waarderen ook de ambitie die in Fortuyn aanwezig is. Zo noemt het NRC
Handelsblad hem een ‘moderne patriot op de barricade’, die wil slagen in zijn missie: ‘Hij wil meer.
Hier staat een man die niet duizelig wordt van zijn eigen successen’ (NRC Handelsblad, 15 maart
2002a).
5.7 Rechtse collega
Vanwege zijn standpunten en zijn charismatische uitstraling, wordt Fortuyn nogal eens vergeleken met
collega-politici uit de rechtse hoek, zowel uit het verleden als het heden. Deze vergelijkingen komen
37
in deze laatste typering naar voren. Vooral de vergelijking met Hans Janmaat, partijleider van de
Centrum Democraten, word vaak gemaakt:’Sinds de Centrum Democraten uit de Tweede Kamer
verdwenen, heeft niemand zoveel gedaan om Janmaats gedachtegoed te populariseren als de gewezen
columnist van Elsevier’ (de Volkskrant, 1 december 2001b). Met Fortuyn als lijsttrekker, haalt
Leefbaar Nederland ‘de Centrum Democraten rechts in’ (NRC Handelsblad, 26 november 2001b).
De vergelijking is niet helemaal vreemd, want Fortuyn haalde Janmaat regelmatig aan in zijn
columns. Dat wordt duidelijk in een interview met de Volkskrant, waarin hij ook toegeeft: ‘Janmaat
had gewoon voor een deel gelijk’ (de Volkskrant, 9 februari 2002a). Maar, zegt Fortuyn, ‘Janmaat
ging wel een stapje verder’ (idem). Een vergelijking met deze extreemrechtse politicus vindt Fortuyn
dan ook onterecht. Critici zijn het daar echter niet mee eens en noemen Fortuyn zelfs ‘gevaarlijker’ en
‘geraffineerder’ dan Janmaat (de Volkskrant, 11 februari 2002j).
Niet alleen in Nederland zien de media gelijkgestemden van Fortuyn. Hij wordt bijvoorbeeld
geassocieerd met de leider van de extreemrechtse partij van België, ‘de onversneden zwarthemden van
Europa, de leider van het Vlaams Blok, Filip Dewinter’ (de Volkskrant, 1 december 2001b). Ook
wordt gesuggereerd dat Fortuyn overeenkomsten vertoont met andere Europese collega’s: ‘Wat
hebben Pim Fortuyn en Leefbaar Nederland gemeen met Jean-Marie Le Pen en Jorg Haider en hun
partijen?’(NRC Handelsblad, 3 december 2001). Het antwoord van Fortuyn: ‘niet dat zij extreem-
rechts zijn’ (idem). Volgens het NRC Handelsblad is er wel degelijk een overeenkomst: ‘dat allen
klagen over de media’ (idem).
Daarnaast worden ook vergelijkingen gemaakt met extreemrechtse personen uit de Tweede
Wereldoorlog, zoals Mussolini en Hitler: ‘een fan van Mussolini’ (de Volkskrant, 11 februari 2002j)
en ‘ook Hitler is in de jaren dertig zo aan de macht gekomen’ (de Volkskrant, 11 februari 2002c). Ook
de vergelijking met Mussert wordt gemaakt: ‘Mij frappeerde onmiddellijk de overeenkomst met die
andere populist, (…) in het najaar van 1931 (…) Die andere populist was Anton Mussert, vlak voor de
oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging’ (NRC Handelsblad, 29 november 2001).
Met deze vergelijkingen wordt het extreemrechtse karakter en de uitzonderlijk standpunten
van Fortuyn benadrukt. In ieder geval worden de vergelijkingen altijd gemaakt om Fortuyn in een
negatief daglicht te stellen. Daar is hij het zelf niet mee eens: ‘Ook wilde hij niet in de hoek van
extreemrechts worden gedrukt. “Ik heb niets met Haider en Le Pen (…)”, aldus Fortuyn, die altijd
woedend werd als hij hiermee werd geconfronteerd. De redenen van deze vergelijking, racisme en
vreemdelingenhaat, zijn volgens Fortuyn ongegrond: ‘De hoek waarin ik geduwd wordt, daar hoor ik
totaal niet thuis. Elke vorm van vreemdelingenhaat, elke vorm van racisme is mij vreemd, meneer’,
zegt hij in een Nova-reportage (Nova, 23 november 2001).
38
5.8 Tot slot
Zoals in voorgaande paragrafen is gebleken, zijn de zeven typeringen nuttig van elkaar te
onderscheiden. Daarbij is gelet op de vier kenmerken die Entman (1993: 52) stelt, zoals die genoemd
zij in de inleiding van het hoofdstuk. Gebaseerd op deze vier functies van frames of typeringen, volgt
hieronder een schema (tabel 5.1) met de kenmerken van de zeven typeringen uit dit onderzoek. Voor
elk van de typeringen is aangegeven welk aspect door de typering gedefinieerd wordt, wat de oorzaak
van de typering is (d.w.z. hoe de typering werkt), wat (mogelijke) gevolgen van de typering zijn en
wat (mogelijke) morele oordelen zijn over de typering. Op deze manier ontstaat een duidelijk
overzicht van de verschillende typeringen en de manier waarop zij zich van elkaar onderscheiden. Tot
slot maakt een aantal voorbeeldcitaten in het schema duidelijk op welke manier de typeringen in de
artikelen zijn aan te treffen.
Tabel 5.1 Overzicht van de zeven typeringen van Fortuyn in de Nederlandse pers
Typering Oorzaak Gevolgen Oordelen Voorbeelden
Islamcriticus;Fortuyn bekritiseert het vreemdelingen-beleid en de islam
Immigratiebeleid is vaak een speerpunt van extreemrechtse partijen en ook van Fortuyn
- Fortuyn wil het immigratiebeleid hervormen- moslims en immigranten zijn beledigd- electorale winst
Positief:- Fortuyn benoemt eindelijk wat er mis is met de islam en immigrantenNegatief:- uitspraken gaan te ver, discriminatie- extreemrechts
‘Ik vind 16 miljoen Nederlanders wel genoeg. Het is een vol land’4
‘Veel van het succes van Fortuyn was gebaseerd op (…) zijn strijd tegen de islam’5
Paars-criticus;Fortuyn bekritiseert de Haagse politiek en het Paarse kabinet
Het Paarse kabinet en de politiek hebben gefaald en Fortuyn meent de oplossing te hebben
- Fortuyn voert geen partij aan maar een beweging- de politiek moet drastisch hervormd worden
Positief:- fijne afwisseling in de politiekNegatief:- ongefundeerde kritiek zal niet lang standhouden
‘Verbouwen is ook wat de lijsttrekker van Leefbaar Nederland wil doen met de Nederlandse politiek’6
‘De Rotterdammer meent dat de politiek het de afgelopen jaren volledig heeft laten afweten’7
Volkstribuun;Fortuyn maakt zich hard voor het lot van de burger
Programmapunten zijn gericht op het welzijn van de burger en Fortuyn richt zich in spreken ook tot hen
- burger herkent zich in Fortuyn- Fortuyn maakt beloftes die hij zal moeten nakomen
Positief:- Fortuyn weet wat er speelt- hij is goed voor de burgerNegatief:- onderbuikge-voelens ten onrechte versterkt
‘(…) behoefte aan een leider die hun onlustgevoelens kan vertolken. Daar speelt Fortuyn op in’8
‘Hij komt voor veel mensen op, niet voor een groep’9
4 de Volkskrant, 9 februari 2002a5 de Telegraaf, 11 februari 2002b6 de Volkskrant, 9 februari 2002a7 de Telegraaf, 13 maart 20028 de Telegraaf, 1 december 2001a9 NRC Handelsblad, 1 december 2001
39
Redenaar;Kwaliteiten Fortuyn als redenaar benadrukt
Fortuyn kan zich goed uitdrukken en heeft overtuigingskracht
- heilige huisjes worden aangepakt- Fortuyn houdt zich in een debat goed staande- Fortuyn is een duidelijke spreker
Positief:- Fortuyn maakt dingen eindelijk bespreekbaar- kan goed schrijven en sprekenNegatief:- oplossingen zijn niet reëel
´(…) ging Fortuyn de politiek in om het debat over veel zaken open te breken’10
‘Hij heeft zeker intellectuele bagage en hij durft te zeggen wat andere mensen denken’11
Provocateur;Met tegendraadse uitspraken lokt Fortuyn reacties uit
Fortuyn onderscheidt zich van andere politici met provocerende uitspraken
- politiek en samenleving worden wakker geschud- Fortuyn zal uitglijders maken
Negatief:- onacceptabele uitspraken- discriminerend- Fortuyn is gevaarlijk, een bedreiging
‘Met zijn aanval op artikel 1 van de Grondwet zet hij “de bijl aan de wortel van de beschaving”’12
‘een solist die bij tegenspraak de kwaadaardigheid en de laster niet schuwt’13
Ambitieuze leider;Fortuyn wil premier worden en het land redden
Hij ziet het als zijn roeping het land te redden en bezit het charisma om zijn ambitie waar te maken
- kiezers zien hem als de verlosser- Fortuyn kan niet tegen kritiek- samenwerking botst daardoor
Positief:- kiezers aanbidden Fortuyn - media waarderen de ambitieNegatief:- eigenzinnigheid en ambitie zorgt voor ruzies
‘De politieke columns (…) konden zijn grenzeloze behoefte aan politieke invloed en macht niet meer bevredigen’14
‘Hier spreekt een leider’15
Rechtse collega;Fortuyn vertoont overeenkomsten met collega-politici uit verleden en buitenland, wat Fortuyn ontkent
Er zijn overeenkomsten in de standpunten en manier van redevoeren
- bepaalde standpunten worden benadrukt- extremisme wordt benadrukt- nadruk op racisme
Negatief:- vergelijkingen zijn altijd in negatieve zin- Fortuyn lijkt op extremisten uit Tweede Wereldoorlog
‘Deze man is veel geraffineerder dan Janmaat, en dus veel gevaarlijker’16
‘De politicus (…) werd ‘extreemrechts’, ‘vijandig tegen buitenlanders’ en de ‘Haider uit Rotterdam’ genoemd’17
10 de Volkskrant, 7 mei 2002f11 de Telegraaf, 1 december 2001a12 de Volkskrant, 11 februari 2002e13 de Telegraaf, 14 maart 2002b14 de Telegraaf, 11 februari 2002b15 NRC Handelsblad, 15 maart 2002a16 de Volkskrant, 11 februari 2002j17 de Telegraaf, 7 mei 2002h
40
6 Typeringen van Geert Wilders
Zoals in het vorige hoofdstuk voor Fortuyn is beschreven, volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van
de gevonden typeringen voor Geert Wilders. Daarmee wordt de deelvraag beantwoord hoe Geert
Wilders door de Nederlandse kranten wordt getypeerd. Na het nauwkeurig bestuderen en systematisch
analyseren van de relevante passages uit de artikelen zijn er een aantal patronen in de typeringen te
ontdekken. Deze zijn net als in het geval van Fortuyn, niet zo zeer in te delen in negatief of positief,
maar in thema’s.
Ook voor Wilders zijn er zeven thema’s daadwerkelijk te onderscheiden als typering, die
gedeeltelijk overlappen met de zeven typeringen van Fortuyn. De typeringen van Wilders zijn: de
islamcriticus, de volkstribuun, de redenaar, de botterik, de mediaman, de fanatieke Limburger en tot
slot de rechtse collega. Ook hier hebben de typeringen een onderling verband, zoals de typering
volkstribuun enigszins afhankelijk is van de typering redenaar. Ook de typering mediaman hangt hier
weer mee samen, omdat met zijn kwaliteiten als redenaar, Wilders de media weer haalt. Toch is het
nuttig al deze typeringen van elkaar te onderscheiden, omdat er in de artikelen duidelijk de
verschillende kenmerken worden benadrukt.
Naast de zeven onderscheiden typeringen, blijven er enkele thema’s liggen, zoals veiligheid,
dat vooral een rol speelt als Wilders met Theo van Gogh wordt vergeleken, die werd vermoord
vanwege zijn anti-islam film. Verder zijn de thema’s nationalisme, het idee van een Groot-Nederland,
en antiparlementaire houding, bijvoorbeeld de ongebruikelijke manier waarop de partij van Wilders is
georganiseerd, niet uitgewerkt tot typering. Deze kleine thema’s worden in de artikelen onvoldoende
gebruikt om ze goed te onderscheiden.
In dit hoofdstuk komen de thema’s die wel tot een typering zijn ontwikkeld aan bod. Zoals dat
ook in het vorige hoofdstuk voor de typeringen van Fortuyn is gedaan, volgen de beschrijvingen de
vier kenmerken die Entman (1993: 52) aan frames stelt, namelijk het definiëren van een probleem,
vaststellen van de oorzaak, doen van morele oordelen en tot slot het geven van suggesties voor de
gevolgen. In de volgende paragrafen worden de zeven typeringen voor Wilders beschreven. Waar dat
nodig is, wordt een link gelegd met de typeringen voor Fortuyn.
6.1 Islamcriticus
In de eerste typering staat het etnische standpunt van Wilders centraal, net als dit ook voor Fortuyn een
typering is. De politicus verzet zich tegen het huidige immigratiebeleid, waarbij vooral de
41
moslimimmigranten het moeten ontgelden. Om niet van discriminatie beschuldigd te kunnen worden,
let Wilders er op dat hij steeds spreekt over zijn afkeer van de Islam, en niet van gelovigen zelf. Ook
Fortuyn sprak steeds over zijn afkeer van de cultuur van de islam. Volgens Wilders is de Islam een
fascistische ideologie en het heilige boek de Koran is een uiting daarvan. De politicus beweert dat het
geloof en de Koran oproepen tot haat en geweld. In zijn film Fitna probeerde hij dat bijvoorbeeld
duidelijk te maken. Tijdens de Algemene Beschouwingen kwalificeert hij moslimimmigranten als
‘kolonisten die zijn gekomen om ons te onderwerpen.’
Deze typering, waarin Wilders zich verzet tegen (moslim)immigranten, is kenmerkend voor
Geert Wilders, omdat hij behoort tot de extreemrechtse partijen, die vaak het immigratiebeleid als
belangrijkste programmapunt hebben (Van Donselaar et al., 2008: 177; Fennema 2004: 12). Wilders
beaamt zelf in een interview het belang van zijn islamstandpunt: ‘Islam is en blijft het belangrijkste
punt. Maar we zijn geen éénthemapartij’ (de Telegraaf, 12 mei 2008a).
Toch wordt er in de media opvallend vaak gewezen op het anti-islam standpunt van Wilders,
waarmee hij als islamcriticus getypeerd wordt. Dat betekent dat, hoewel Wilders in debatten ook
andere punten aandraagt, vooral dit standpunt uitgelicht wordt door de media. Dat gebeurde
bijvoorbeeld tijdens de Algemene Beschouwingen in 2008, toen Wilders ook de gezondheidszorg en
de premies aan ontwikkelingslanden ter discussie stelde, maar vooral zijn uitroep ‘Marokkaans
straatterroristen’ in de media verscheen (o.a. de Volkskrant, 17 september 2008). Ook toen Wilders de
discussie startte om de Ster af te schaffen, verscheen hier een column over in de vorm van een
islamitisch gebed. De columnist eindigt zijn artikel met een parodie op de oproep voor het
ochtendgebed, die in Arabische landen vanaf de moskee wordt geroepen (de Telegraaf, 8 december
2008): ‘Geert is de grootste. Er is geen politicus dan Geert.’
De afkeer van de islam zijn bij Wilders niet nieuw. De aanslagen op 11 september 2001 in
New York waren niet de directe aanleiding voor hem om zich tegen de islam te keren, maar een
bevestiging. Wilders zag al langer de gevaren van het moslimfundamentalisme en diende al in 1999
zijn eerste motie in over de bestrijding hiervan (de Volkskrant, 28 maart 2008). Na de aanslagen zag
Wilders kans om dit standpunt verder uit te buiten. Met als gevolg dat hij een stroom aan beledigende
uitspraken doet aan het adres van de islam. Ook voor Fortuyn was 11 september een keerpunt in zijn
islamkritiek, dat na deze aanslagen feller werd. Bij deze typering voor Wilders ligt de nadruk echter
nog meer op de beledigende uitspraken die hij doet.
Een ander gevolg is dat Wilders een unieke positie in de politiek bezet, omdat hij op dit
moment de enige Nederlandse politicus is die zo fel is in het immigratiebeleid. Wat sarcastisch schreef
een journalist daarover: ‘Hij had zichzelf in een prachtige positie gemanoeuvreerd: één met stip op de
Haagse lijst van islamcritici, waarmee hij bijna het monopolie had verkregen op het aan de kaak
stellen van de uitwassen binnen de mohammedaanse wereld’ (de Telegraaf, 29 november 2007b).
Deze uitspraak laat al zien dat er verschillende oordelen worden gegeven over deze typering.
Aan de ene kant is men negatief over Wilders als islamcriticus, omdat hij met dit racistische standpunt
42
een geloof beledigt en daarmee de aanhangers van dit geloof ook. Wilders discrimineert en dat is
moreel en volgens de Grondwet niet geoorloofd. Aan de andere kant wordt Wilders ook gewaardeerd
om zijn kritiek op de islam. Hij is de enige politicus die er zo openlijk voor uit durft te komen dat de
normen en waarden van dit geloof niet stroken met onze Nederlandse cultuur.
6.2 Volkstribuun
In de tweede typering staat de politicus centraal die op komt voor zijn kiezers, het volk. Deze typering
is ook bij Fortuyn te vinden, in vrijwel dezelfde vorm met gelijke kenmerken. Wilders luistert naar wat
er in de samenleving speelt en maakt zich hard voor zaken die de gewone burger aangaan. Geen
abstracte thema’s als duurzaamheid of ver-van-mijn-bed hulp aan ontwikkelingslanden, maar meer
veiligheid op straat en lagere belastingen. Dat zijn de kwesties waar de gemiddelde Nederlander
dagelijks tegen aan loopt en daar speelt Wilders op in.
Het type volkstribuun is kenmerkend voor Wilders, omdat het verwijst naar de politieke
agenda van zijn partij PVV. De agendapunten zijn in het belang van de burger, zoals betere
gezondheidszorg, belastingverlaging en veiligheid. Wilders legt er vaak de nadruk op dat hij weet wat
er écht speelt in de samenleving en dat andere politici weinig kennis hebben van de belangrijke
kwesties in Nederland: ‘Volgens partijleider Wilders heeft het kabinet bewezen op grote afstand van
de gevoelens van de burgers te staan’ (de Telegraaf, 17 september 2008). De partijleider zelf
introduceert wel onderwerpen die er bij de burgers toe doen: ‘Dit zijn de grieven waar Wilders een
stem aan geeft, dit is de rauwe realiteit die hij opdient in de Kamer’ (de Volkskrant, 19 september
2008c). Wilders werpt zich op als een ‘spreekbuis “voor de mensen die in dit huis niet gehoord
worden” ’ (NRC Handelsblad, 18 september 2008).
Door dit soort uitspraken, die kenmerkend zijn voor deze typering, komt Wilders over als
iemand die dichtbij zijn kiezers staat en bijna één van hen is. De kiezer krijgt de indruk dat er
daadwerkelijk naar hem geluisterd wordt. Wilders is een man van daadkracht die weinig op heeft met
de bureaucratie van politiek Den Haag. De kiezer heeft er daarom vertrouwen in dat hij de dingen wél
voor elkaar krijgt. Andersom is Wilders van mening dat de burger meer inspraak verdient. Dat past bij
het populisme zoals Fennema (2004: 15-16) het beschrijft. Volgens dit populisme zou de kiezer meer
inspraak moeten hebben in het systeem en daarom is een directere vorm van democratie vereist. In een
interview doet Wilders letterlijk deze suggestie: ‘De burger wil graag dat er iemand naar hem luistert.
Daarom ben ik ook groot voorstander van de directe democratie. Dat kan het machtsspel doorbreken’
(de Telegraaf, 12 mei 2008b).
De media beoordelen Wilders ook als een populistische politicus, maar dan met een iets
andere betekenis. Vaak wordt bedoeld dat de politicus zich richt naar de massa van de bevolking, zoals
het woordenboek dat omschrijft. Dat wil zeggen dat Wilders en andere populisten, in een debat altijd
de mening van de kiezer in het achterhoofd houden. Vervolgens wordt hen verweten hiermee het debat
43
te verstoren: ‘Toch lijkt het merkwaardig genoeg not done om je als Kamerlid al te nadrukkelijk tot de
kiezer te richten’ (NRC Handelsblad, 19 september 2008b). Naast dit negatieve oordeel, kan de
typering als volkstribuun ook waardering opwekken, vanwege het feit dat Wilders op komt voor de
belangen van de gewone burger.
6.3 Redenaar
Deze typering hangt samen met het vorige type Volkstribuun, maar benadrukt de manier waarop
Wilders zich tot de kiezer richt. Deze typering is ook bij Fortuyn te vinden en voor beide politici gaat
het vooral om de kwaliteiten van Wilders als redevoerder en zijn overtuigingskracht. Ten eerste
speelt de redenatie van Wilders een rol en ten tweede is zijn spreekstijl van invloed. Wilders kiest een
felle toonzetting om zijn standpunten te verkondigen en in debatten en interviews kiest de politicus
duidelijke en simpele bewoordingen. Dat zijn simpele zinnen als ‘het is een puinhoop’ (over de
situatie in België, de Telegraaf, 12 mei 2008b), fellere woorden zoals ‘Marokkaans tuig’ en
‘moslimkolonisten’ (tijdens de Algemene Beschouwingen, NRC Handelsblad, 19 september 2008b),
of emotioneel taalgebruik, zoals de leus ‘de publieke omroep maakt meer kapot dan je lief is. (…) red
de krant, stop de Ster, slacht Loekie’ (over het afschaffen van de Ster, de Volkskrant, 6 december
2008a).
Vooral de spreekstijl van Wilders is kenmerkend voor zijn rol als redenaar. Hij kan zijn
standpunten goed presenteren is daardoor in staat mensen te overtuigen. Wilders zorgt er zo voor dat
zijn boodschap bij de kiezer overkomt. Hij richt zich ‘meer op de kiezer’ en kiest ‘daarbij voor een
fundamenteel andere stijl van spreken. Ze (Wilders, Kant en Rutte) spraken beeldend (…) en
gebruikten oneliners’ beschrijft NRC Handelsblad (19 september 2008b). Wilders en zijn collega-
politici die op deze manier spreken, zijn een voorbeeld voor anderen. ‘Als partijen met een
genuanceerde boodschap het grote publiek voor zich willen winnen, moeten ze om te beginnen direct
tot de kiezer spreken. Daarbij moeten ze een duidelijke boodschap brengen, die ze op een
aantrekkelijke manier laten presenteren door een voor de doelgroep geloofwaardige spreker’(idem).
Wilders begrijpt goed hoe hij dat moet doen:
Je moet ad rem zijn, je moet inderdaad ook beelden gebruiken. (…) Voor mij is het allerbelangrijkste, niet dat de collega’s hier het begrijpen, maar dat de mensen thuis snappen wat ik zeg, snappen wat ik bedoel. Ik heb liever dat een kijker, een burger, het niet met mij eens is, dan dat ze niet begrijpen (sic.) wat ik zeg.
Geert Wilders in Nova, 27 december 2007
Zelfs de omstreden film Fitna voldoet aan deze eisen. In de Volkskrant wordt gesteld dat de
film gevaarlijk is, juist door die duidelijke boodschap. ‘Wilders slaagt er met deze film goed in zijn
politieke boodschap over te brengen. En die is dat de islam onverenigbaar is met de westerse
44
democratie’ (de Volkskrant, 28 maart 2008h). Alle andere oordelen over de film buiten beschouwing
gelaten, maakt Wilders er wel mee duidelijk aan politici en burgers, wat hij bedoelt.
Niet alleen snapt de burger wat Wilders bedoelt met zijn standpunten, zijn ongenuanceerde
uitspraken leiden bovendien tot een discussie. Omdat hij met zijn felle toon polariseert, wordt
duidelijk welke meningen er leven en dat zorgt voor een stevig debat, net zoals Fortuyn een debat
bereikt in deze typering. Het gaat Wilders dan ook vaak om de aandacht voor zijn standpunt, en dat is
geen negatief verwijt. Hoewel zijn mening soms over de top is, zoals het voorstel Nederland en
Vlaanderen samen te voegen, zorgt Wilders wel voor discussie. België wordt wakker geschud om
serieus na te denken over haar toekomst, met een dergelijk instabiele regering. Ook in het debat over
het voortbestaan van de Ster heeft Wilders de discussie op gang geholpen: ‘Hoewel geen fan van
Wilders, vind ik het goed dat hij een steen in de vijver heeft gegooid’, schrijft een lezer van de
Volkskrant (20 december 2008). Bovendien heeft Wilders in zijn redenatie vaak een punt: ‘De toon
van Wilders mag dan weerzin oproepen, veel feiten staan vooralsnog aan zijn kant’ (De Volkskrant,
19 september 2008c).
De oordelen over Wilders als redenaar lopen uiteen. Zijn duidelijke taal wordt door collega-
politici en journalisten regelmatig als bot en beledigend ervaren: ‘Zo kwamen ook zij niet verder dan
kritiek op de generaliserende en discriminerende opmerkingen’, staat op de opiniepagina’s van de
Volkskrant te lezen over Wilders’ collega’s (de Volkskrant, 19 september 2008). Het gaat in deze
typering echter niet zozeer om de letterlijke woorden van Wilders, maar om de manier waarop hij die
presenteert. De presentatie wordt namelijk vaak positief beoordeeld. De duidelijke en soms grove taal
is daar een onderdeel van en zorgt er mede voor dat zijn boodschap goed bij de kiezer over komt.
6.4 Botterik
Ook deze typering is weer een voortzetting van de vorige en gaat wederom een stapje verder. Het gaat
in deze typering botterik ook om Wilders’ stijl van debatteren, maar de nadruk ligt hier op zijn
woordgebruik en het morele oordeel over wat Wilders zegt. Wilders beledigt mensen met zijn
uitspraken en houdt zich met zijn kwetsende taalgebruik niet aan de normen die gelden in de Tweede
Kamer. Het liefst gebruikt Wilders ferme uitspraken en harde woorden, volgens ‘Wilders watcher’
Fred Teeven:
Dat is wel een beetje zijn vocabulaire, ja: Marokkaanse straatterroristen, knettergek. Alles moet groter, harder, hardst. (…) Het moet zo hard mogelijk zijn in woord en dat is dan het allerbelangrijkste op dit moment.
Fred Teeven (VVD, ‘Wilders watcher’) in Nova, 27 december 2007
Naast de harde woorden, zou Wilders zich bovenal schuldig maken aan discriminatie en
racisme: ‘De fractievoorzitter van de Partij voor de Vrijheid heeft de Algemene Beschouwingen in de
45
Tweede Kamer misbruikt voor het spuien van openlijk racisme, in flagrante strijd met de hier geldende
rechtsnormen’ (NRC Handelsblad, 23 september 2008).
Deze typering van Botterik lijkt op de typering Provocateur die voor Fortuyn beschreven is.
Fortuyn en Wilders maken beiden provocerende opmerkingen en dat wordt in deze typering
benadrukt. Maar waar bij Provocateur nog werd gelet op kern van waarheid en het belang voor de
discussie die de provocaties kunnen hebben, wordt er bij de Botterik op gewezen dat zulke
opmerkingen niet gepast zijn. Wilders wordt op deze manier onaardiger en beledigender neergezet.
Zijn botte opmerkingen hebben geen doel, of bereiken het doel niet.
Wilders is een botterik vanwege dit ‘spuien van openlijk racisme’, maar ook vanwege meer
onschuldigere dingen. Zo is hij onrealistisch, misleidend, onverantwoordelijk en hypocriet. Zijn ideeën
zijn namelijk vaak niet haalbaar en weinig oplossingsgericht en zijn uitspraken helpen het debat niet
verder. Ook verdraait hij de feiten vaak zó, dat ze in zijn verhaal passen, en gaat hij slordig en
onverantwoord te werk, bijvoorbeeld in zijn film Fitna. Hij gebruikte daarin zonder toestemming een
cartoon van de Deen Kurt Westergaard en bovendien zag hij een afbeelding van de rapper Salah Edin
aan voor Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. Buiten deze slechte eigenschappen wekt
de toon van Wilders vaak irritatie op en wordt die binnen deze typering beschreven als een ‘stoere-
jongensretoriek’ (NRC Handelsblad, 28 maart 2008a) en een ‘ik-ben-‘t-spuugzat-toon’ (de Volkskrant,
19 september 2008c).
Het gevolg van Wilders’ ferme uitspraken en zijn provocaties, is dat het debat vaak stokt. De
politicus Wouter Bos (PvdA) noemde dit ooit de ‘Wilders-valkuil’: ‘Omdat iedereen zich op de kast
laat jagen door zijn toon, zijn uitvergrotingen en zijn beeldspraak, gaat het bij zijn critici nauwelijks
meer over de inhoud’ (de Volkskrant, 19 september 2008c). Politici weten niet goed hoe te reageren
op de provocaties, omdat de inhoud van de standpunten erdoor verdoezeld wordt. Hierbij past ook de
beoordeling dat Wilders niet oplossingsgericht is. Zijn provocaties leveren geen bijdrage ‘aan het
oplossen van het integratievraagstuk’ (de Volkskrant, 8 december 2007a), of andere politieke
kwesties. Wilders wordt verweten alleen bezig te zijn met de politieke profilering van zijn partij en
dat is ‘destructieve stemmingmakerij, die het discussieklimaat over belangrijke vraagstukken (…)
verpesten (sic.)’ (de Volkskrant, 19 september 2008a).
Vanwege deze typering als botterik, verdient Wilders weinig respect, iets wat vaak doorsijpelt
in de toon van de berichtgeving en in de samenleving. Er is zelfs een tegenbeweging tegen de politicus
opgestaan, om de ‘verWildering’ van Nederland tegen te gaan. ‘Wilders is het kwaad en dat kwaad
moet gestopt worden’, zegt de initiatiefnemer Doekle Terpstra (de Telegraaf, 2 december 2007).
Wilders wordt ervan beticht te beledigen en haat te zaaien. Terpstra vindt dat Wilders’ gedrag over
schreef gaat en hij wil dat een halt toeroepen.
Niet alleen in het maatschappelijk debat wordt de felle toon van Wilders gehekeld (door
Terpstra), ook in de media worden zijn stijl en woordgebruik vaak negatief beoordeeld. Men
46
kwalificeert het als een roep om aandacht – in negatieve zin. Een positief oordeel over Wilders’
provocerende en discriminerende houding is eigenlijk niet denkbaar; het is immers moreel ongepast.
6.5 Mediaman
Deze vijfde typering kenmerkt het feit dat Wilders vrijwel iedere week in de media verschijnt. Alles
wat hij zegt of doet lijken de media als nieuwswaardig te beschouwen. Afgeleid uit voorgaande
typeringen, doet Wilders vaak opzienbarende en ongenuanceerde uitspraken en heeft hij vooral in
gevoelige kwesties zoals het immigratiebeleid een duidelijk standpunt. De media beschouwen alles
wat afwijkend en opvallend is als nieuws en daarmee valt Wilders vrijwel altijd in deze
nieuwswaardige categorie. Voor Fortuyn zou je deze criteria ook kunnen laten gelden, maar in het
onderzoeksmateriaal worden deze kenmerken voor hem onvoldoende benadrukt. Daarom is de
typering Mediaman niet op Fortuyn van toepassing. In het geval van Wilders wordt er wel over zijn
mediagenieke kwaliteiten gesproken.
Volgens mediawetenschappers heeft Wilders het principe van de media heel goed door en
stuurt hij er op aan dat hij steeds de kranten en nieuwsrubrieken zal halen: ‘Hij begrijpt de
mediawetten precies en gebruikt die in zijn eigen voordeel’ (de Volkskrant, 8 december 2007b).
Mediasocioloog Peter Vasterman stelt: ‘Als hij iets roept, weet je bijna zeker dat dat conflicten gaat
opleveren en dat het reacties van anderen oproept. En dus is het nieuws’ (idem). Omdat de ene
journalist het nieuws vindt, volgt de ander ook en zo wil niemand achterblijven. Vervolgens zijn alle
reacties ook weer nieuws en groeit de aandacht uit tot een mediahype (idem). Bovendien is Wilders
zich er ook van bewust welke onderwerpen goed worden opgepakt door de media: ‘Wilders en zorg
was minder sexy dan als ik iets zei over moskeeën’, zegt hij zelf in een interview in de Telegraaf (12
mei 2008b).
Door het creëren van een mediahype maken de media het op deze manier mogelijk dat
Wilders kan communiceren met zijn achterban. Hij houdt geen partijcongressen of bijeenkomsten om
zijn aanhang toe te spreken, maar gebruikt de media hiervoor. Die verschaffen hem graag dat podium.
Wilders maakt pas nadrukkelijk gebruik van dit media-podium, nadat hij zich afsplitste van de
gevestigde politieke partijen. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat hij niet meer bij zijn partij de
VVD paste, begon hij steeds opzienbarender interviews te geven (de Volkskrant, 28 maart 2008k). Via
de media kon Wilders zich profileren en alvast een aanhang opbouwen.
In deze typering speelt het geen rol of Wilders positief of negatief wordt benaderd. Het gaat er
simpel om dat hij altijd in de media aanwezig is en dat daar in de artikelen op gewezen wordt. De ene
keer is dat op een positieve manier, zoals in de Volkskrant: ‘Wilders is heel goed in framing’ (8
december 2007b). De andere keer verzucht men dat er te veel aandacht aan Wilders besteed wordt,
zoals communicatiedeskundige Ton Elias dat deed in een ingezonden brief: ‘Wilders’ bijdrage aan de
Algemene Beschouwingen is ongeveer 5 procent; de weergave daarvan op televisie ongeveer 30 tot 40
47
procent’ (De Volkskrant, 22 september 2008). Soms wordt Wilders’ manier van redevoeren en de
wijze waarop hij daarmee de media haalt zelfs bestempeld als propaganda: ‘Fitna is een wapen in zijn
propagandaslag’ (NRC Handelsblad, 28 maart 2008j).
6.6 Fanatieke Limburger
Deze typering refereert naar persoonlijke kenmerken van Geert Wilders. Dat varieert van zijn blonde
haar tot zijn afkomst uit de Limburgse stad Venlo. Meestal gebeurt dit in de vorm van een verwijzing,
waarbij de persoonlijke kenmerken worden gebruikt om de politicus aan te duiden. De man ‘met de
gebleekte kuif’ (de Telegraaf, 4 december 2007a) bijvoorbeeld, of ‘de hoogblonde politicus’ (de
Telegraaf, 12 mei 2008b). Een verwijzing naar de afkomst van Wilders staat bijvoorbeeld in de
Telegraaf: ‘De zachte g van Geert Wilders’ (14 mei 2008c).
Naast het uiterlijke kenmerk en Wilders’ afkomst, verwijst deze typering ook naar het
enthousiasme dat Geert Wilders heeft voor de politiek, ‘want Wilders is politiek, alleen maar politiek’
(de Volkskrant, 28 maart 2008k). In een profielschets in de Volkskrant (idem) schrijven politiek
redacteuren Jan Hoedeman en Ron Meerhof dat Wilders ‘bezeten is’ van politiek en dat hij er zelfs op
vakantie mee bezig blijft. Dat bevestigt Wilders zelf in een interview in de Telegraaf: ‘Gelukkig had
de ambassade een programmaatje voor mij in elkaar gedraaid. Kon ik bij de lokale politie op bezoek
en mee op patrouille’ (12 mei 2008b). Ook zegt hij over het feit dat hij in de Tweede Kamer zit: ‘Dat
is fantastisch, als je van politiek houdt, zoals ik’ (de Volkskrant, 28 maart 2008k). Een collega-
politicus zegt in datzelfde artikel over Wilders: ‘Nooit sprak hij over iets anders. Geert zonder politiek
is als een boek zonder letters. Leeg’ (idem).
Er zijn geen gevolgen verbonden aan het feit dat Wilders uit Limburg komt of geblondeerd
haar heeft. Ook wordt hij er niet op beoordeeld, hoewel de verwijzingen vaak sarcastisch gebruikt
worden. Zo citeert een columnist van de Telegraaf hem met de toevoeging ‘zei Blondie’ (14 mei,
2008c). Het sarcasme is omdat dit soort persoonlijke verwijzingen zijn vaak in opiniestukken te
vinden. Nieuwsberichten en achtergrondverhalen gebruiken meer zakelijke verwijzingen als ‘de
politicus’ en de ‘PVV-leider’.
Het politieke fanatisme van Wilders, dat ook bij deze typering hoort, heeft uiteraard wel
gevolgen. Wilders wil goed zijn in zijn vak: ‘Ik wil een goed Kamerlid zijn’ en ‘Wilders vindt het
(Kamerwerk, SV) heerlijk’ (de Volkskrant, 28 maart 2008k). Hij probeert daarbij zo goed mogelijk te
doen wat zijn kiezers verwachten. Beoordeeld wordt Wilders niet op zijn fanatisme voor politiek,
hooguit enigszins bewonderd. Dit fanatisme lijkt een beetje op de ambities die Fortuyn heeft, wanneer
hij roept minister-president te willen worden. Wilders doet dit soort uitspraken echt niet, hij blijft
liever Kamerlid. Maar dat werk als Kamerlid wil hij dan wel zo goed mogelijk doen.
48
6.7 Rechtse collega
Net als Fortuyn wordt Wilders vergeleken met rechtse collega’s. Waar Fortuyn vooral in negatieve zin
werd vergeleken met extreemrechtse leiders uit de Tweede Wereldoorlog, ontbreken dit soort extreme
vergelijkingen bij Wilders. Soms wordt er in de media de nadruk op gelegd dat hij aan de uiterst
rechtse kant alleen staat, zonder daar verder een waarde aan te koppelen. Andere keren wordt Wilders
juist vergeleken met andere rechtse collega’s. Opvallend is dat Wilders, net als Fortuyn dat doet, het
liefst iedere vergelijking afwijst: ‘Geert wil een leider zijn, geen volger. (…) Hij ziet zichzelf als
voorloper, niet als een afgeleide van iets of iemand anders’ (de Volkskrant, 28 maart 2008k). De
media denken daar anders over. Regelmatig wordt Wilders vergeleken met politici uit het verleden, uit
het huidige kabinet of met politici uit het buitenland. De vergelijkingen zijn meestal mild van aard,
zeker in vergelijking met de kenmerken van deze typeringen voor Fortuyn.
Wilders wordt ten eerste vergeleken met Pim Fortuyn regelmatig. Wilders zou zijn
‘erfopvolger’ zijn, omdat hij zich op dezelfde (ontevreden) bevolkingsgroep richt. Toen het aantal
zetels van de LPF in 2002 flink daalde, wist Wilders: ‘Er is een LPF-achtige onderstroom in de
samenleving, ergens zijn 18 zetels te behalen’ (de Volkskrant, 28 maart 2008k). Fortuyn was, net als
Wilders nu, fel in zijn standpunt over het immigratiebeleid. Ook was Fortuyn een opvallende spreker,
die mensen goed wist te overtuigen. Deze vergelijking, van Wilders en Fortuyn, vormt onder andere
de basis van dit onderzoek.
Ook de vergelijking met vroegere partijgenote Ayaan Hirsi Ali (ex-VVD) duikt vaak op, net
als de naam Theo van Gogh. Zij maakten samen de anti-islam film ‘Submission’: ‘In 2004 maakten
VVD-politica Ayaan Hirsi Ali en cineast Theo van Gogh een korte film met ernstige kritiek op de
Koran. (…) De film leidde tot hevige protesten uit de moslimwereld’ (NRC Handelsblad, 28
november 2007). In een vergelijking met Wilders wordt op deze film gewezen en de gevolgen die de
film had voor Van Gogh, die onder meer hierom vermoord werd, en Hirsi Ali, die niet meer veilig was
in Nederland.
Naast deze critici uit het verleden, zijn het, ten tweede, in het huidige kabinet vooral Mark
Rutte (VVD) en Rita Verdonk (ToN) die overeenkomsten met Wilders vertonen. Rutte heeft enkele
zelfde standpunten als Wilders, bijvoorbeeld wanneer het gaat om geld voor ontwikkelingslanden.
‘Deze week zetten Wilders en Rutte de aanval in op het vaste nationale aalmoespercentage’ (NRC
Handelsblad, 20 september 2008a). Verdonk heeft vooral een overeenkomstige politieke houding die
dezelfde soort kiezers aantrekt en daarom kunnen de kiezers ‘Wilders ook gemakkelijk laten vallen,
omdat er voor Wilders een “redelijk alternatief” is: Rita Verdonk’ (NRC Handelsblad, 6 december
2007). Ook de SP-fractievoorzitter Agnes Kant en haar voorganger Jan Marijnissen worden met
Wilders in verband gebracht. Zij hebben, overigens net als Rutte en Verdonk, allen dezelfde politiek
stijl in de Kamer; gericht op de kiezer: ‘Geert Wilders (PVV), Agnes Kant (SP) en Mark Rutte (VVD)
richtten zich meer op de kiezer, en kozen daarbij voor een fundamenteel andere stijl van spreken’
(NRC Handelsblad, 19 september 2008b).
49
Tot slot worden Geert Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid in verband gebracht met de
Vlaming Filip Dewinter en zijn partij Vlaams Belang. Eind 2004 hief de partij Vlaams Blok, die ten
tijde van Pim Fortuyn nog actief was, zich op omdat zij beschuldigd werd van racisme. Vervolgens
hernoemde de partij zich tot Vlaams Belang waarmee zij verder politiek actief bleef. Vlaams Belang is
net als de PVV een (extreem)rechtse partij, die volgens de journalisten goed zou kunnen samenwerken
met de PVV. Wilders voelt hier niet zo veel voor, blijkt uit zijn stellige commentaar: ‘Vlaams Belang?
Ik heb geen contacten met het Vlaams Belang’ (de Telegraaf, 12 mei 2008b). De Nederlandse
politicus claimt zelf niet extreemrechts te zijn, maar plaatst zijn Vlaamse collega wel op die positie.
De vergelijkingen met deze verschillende partijen hebben diverse gevolgen. Door te wijzen op
een gelijkenis met Pim Fortuyn wordt vooral benadrukt dat Wilders het volk en de media weet te
bespelen en dat beiden zo’n felle houding hebben tegenover het immigratiebeleid. Het verband met
Vlaams Belang wijst ook op het gevaar dat Wilders zou zijn en op het extremisme dat zijn partij zou
uitdragen. Maar door Wilders daarentegen te vergelijken met collega-politici uit het huidige kabinet
zoals Rutte en Verdonk, die over het algemeen gematigd en geaccepteerd zijn, wordt de positie van
Wilders juist minder extreem. Met hen deelt Wilders het populisme, over het algemeen een onschuldig
fenomeen.
6.8 Tot slot
Zoals in voorgaande paragrafen is gebleken, zijn de zeven typeringen nuttig van elkaar te
onderscheiden. Net als bij de beschrijving van de typeringen van Fortuyn, is ook hierbij gelet op de
vier kenmerken die Entman (1993: 52) stelt, zoals dat in de inleiding is beschreven.
Hieronder is een schema opgenomen van de zeven typeringen van Wilders (tabel 6.1).
Gebaseerd op de vier functies van frames, in de inleiding genoemd, is aangegeven wat de typering
inhoudt, wat de oorzaak van de typering is, wat (mogelijke) gevolgen van de typering zijn en welke
(mogelijke) oordelen er over de typering gegeven worden. Op deze manier ontstaat een duidelijk
overzicht van de verschillende typeringen en de manier waarop zij zich van elkaar onderscheiden. De
voorbeeldcitaten maken het schema compleet.
50
Tabel 6.1 Overzicht van de zeven typeringen van Wilders in de Nederlandse pers
Typering Oorzaak Gevolgen Oordelen Voorbeelden
Islamcriticus;Wilders noemt de islam is een fascistische ideologie
Immigratiebeleid is vaak een speerpunt van rechts-extremistische partijen
- in de media vooral dit standpunt benadrukt- Wilders beledigt de islam- Wilders bezet unieke positie in de politiek
Positief:- eerlijk dat de Islam niet bij onze cultuur pastNegatief:- racistisch standpunt- moreel onjuist
- ‘Meerdere malen heeft hij geroepen dat de Koran moet worden verboden’18
- ‘Hij zegt maar wat en als dan iets gebeurt, zegt hij dat het door de moslims komt’ 19
Volkstribuun;Wilders luistert naar het volk en maakt zich hard voor de kwesties die de burger direct aangaan
Agendapunten van de PVV zijn in het belang van de burger. En populistische partijen strijden voor directere democratie
- Wilders is één met zijn kiezers- Wilders eist een directere democratie
Positief:- eindelijk iemand die luistert naar het volk Negatief:- Te veel op de kiezer gericht en dat verstoort debat
- ‘Dat willen we teruggeven aan de burgers. De mensen zijn het helemaal zat’ 20
- ‘Welke Nederlandse kiezer dacht hij daarmee te overreden zijn stem op hem uit te brengen?’21
Redenaar;kwaliteiten van Wilders als redenaar en zijn overtuigingskracht benadrukt
Wilders heeft een goede redenatie en krachtige spreekstijl
- boodschap wordt duidelijk overgebracht- voorbeeld voor collega-politici- er ontstaat discussie
Positief:- boodschap komt goed over- discussie gestartNegatief:- stijl is bot
- ‘Wilders slaagt er met deze film goed in zijn politieke boodschap over te brengen’ 22
- ‘Wilders’ oorlogsretoriek is destructief, maar benoemt wel dezelfde vraag’ 23
Botterik;Wilders gebruikt harde woorden en dat wordt beoordeeld
Wilders’ stijl neigt naar racisme en is ook misleidend, onrealistisch en onverantwoordelijk
- het debat stokt- provocaties leveren geen oplossing- Wilders verdient geen respect
Negatief:- geen respect voor Wilders- racistisch en beledigend- (negatieve) roep om aandacht
- ‘Het is zinloos mensen te schofferen en over de kling te jagen zoals hij doet’ 24
- ‘Zijn politiek is racistisch, ideeën heeft hij niet. Zijn analyses en oplossingen zijn verfoeilijk’ 25
Mediaman;Wilders verschijnt regelmatig in de media
De uitspraken van Wilders zijn nieuwswaardig en daar stuurt hij ook op aan
- communicatie met achterban mogelijk- Wilders domineert de media
Positief:- Wilders weet goed de media te beheersenNegatief:- te veel aandacht - propaganda
- ‘Plus nog wat van die dingen waarmee het goed scoren is’ 26
- ‘Nu eens lichtte hij zelf een tipje van de sluier op, dan weer werd hij overvallen door nieuws over zijn eigen film’ 27
18 De Telegraaf, 29 november 2007b19 NRC Handelsblad, 28 maart 2008g20 De Telegraaf, 12 mei 2008b21 NRC Handelsblad 5 juni 200822 De Volkskrant, 28 maart 2008h23 NRC Handelsblad, 20 september 2008a24 De Telegraaf, 2 december 200725 De Volkskrant, 4 december 200726 De Telegraaf 29 november 2007a27 De Telegraaf, 28 maart 2008e
51
Fanatieke Limburger;persoonlijke kenmerken van Wilders, zoals uiterlijk, afkomst en politiek fanatisme
Zijn blonde haar en Limburgse accent vallen op en Wilders is gek op politiek
- Wilders is fanatiek in zijn vakgebied- altijd met politiek bezig
Positief:- bewondering voor het politiek fanatismeNegatief:- licht sarcasme over hoogblonde haar en accent
- ‘Gelardeerd (…) met de zachte g van Geert Wilders’28
- ‘Strandvakantie? Pak in de koffer, want tussendoor kan er geluncht worden met contacten en hoogwaardigheids-bekleders’ 29
Rechtse collega; vergelijking met collega-politici uit het verleden en heden, binnen- en buitenland, wat Wilders ontkent
Er zijn overeenkomsten in de standpunten en in achterban
- diverse accenten van Wilders’ politiek benadrukt- nadruk op extremisme- géén nadruk op extremisme
Positief:- Wilders heeft medestandersNegatief:- Wilders staat er alleen voor
- ‘Geert Wilders en Mark Rutte zien een lijn in het geweld en het groeiende gebrek aan veiligheid op straat’ 30
- ‘De rechts-populistische aasgieren Geert Wilders en het Vlaams Belang staan klaar bij het karkas van de Belgische federatie’31
28 De Telegraaf, 14 mei 2008c29 De Volkskrant, 28 maart 2008k30 De Telegraaf, 18 september 2008c31 De Volkskrant, 19 juli 2008b
52
7 Gebruik van de typeringen
In de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden op welke manier Pim Fortuyn en Geert Wilders in de
pers getypeerd worden. Enkele typeringen zijn voor beide politici van toepassing, zoals de Redenaar.
Anderen worden slechts voor een van hen gebruikt, zoals de Paars-criticus voor Fortuyn en de
Fanatieke Limburger voor Wilders. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke typering het meeste
voorkomt en wanneer die dan gebruikt wordt in de artikelen, al dan niet bewust gekozen door de
journalist. Daarmee geeft dit hoofdstuk antwoord op de onderzoeksvragen naar hoe de typeringen
verdeeld zijn over de drie onderzochte kranten (NRC Handelsblad, de Volkskrant en de Telegraaf), en
hoe ze verdeeld zijn over de gebeurtenissen. Waar mogelijk wordt die verdeling verklaard.
Zoals in het methodehoofdstuk is beschreven, is voor dit onderdeel van het onderzoek gebruik
gemaakt van een kwantitatieve analyse. Hier moet bij opgemerkt worden, dat er meerdere typeringen
per artikel voor kunnen komen en dat de ene typering de ander niet uit sluit. De uitkomsten van de
analyse zijn daarom absolute getallen en staan niet getalsmatig met elkaar in verhouding. Een
procentuele analyse is niet mogelijk, maar er zijn wel globale verhoudingen aan te geven op basis van
deze absolute getallen.
In de volgende paragrafen is steeds voor Fortuyn en Wilders aangegeven hoe vaak elke
typering gebruikt wordt, wanneer en door welke krant. Eerst volgt een overzicht van de algemene
verdeling van de typeringen, vervolgens volgt een analyse van de typeringen per krant en tot slot
wordt gekeken naar de typeringen per gebeurtenis.
7.1 Algemene aantallen
In het geval van Pim Fortuyn is er in de 90 onderzochte artikelen 117 keer een typering te herkennen.
Gemiddeld komt er dus minstens een typering in elk artikel voor en komt iedere typering gemiddeld
bijna 17 keer voor. De aantallen per typering zijn bij Fortuyn redelijk gelijk verdeeld, van 9 tot 22
keer. Voor Geert Wilders is dat anders. In de 103 onderzochte artikelen over Wilders is er in totaal 109
keer een typering aanwezig in de artikelen. Dat betekent dat iedere typering gemiddeld bijna16 keer
voor komt en dat ook hier elk artikel gemiddeld minstens een typering bevat. De aantallen per typering
lopen voor Wilders echter meer uiteen dan voor Fortuyn; de typeringen komen 5 tot 42 keer voor. In
tabel 7.1 zijn de totale aantallen per typeringen overzichtelijk gemaakt. Voor een aantal typeringen is
geen aantal ingevoerd bij beide politici; dat zijn de typeringen die maar voor een van beide politici
gelden.
53
Tabel 7.1 Totale aantallen per typering voor Fortuyn en Wilders
Isla
mcr
iticu
s
Paar
s-cr
iticu
s
Vol
kstri
buun
Red
enaa
r
Prov
ocat
eur
Bot
terik
Med
iam
an
Am
bitie
uze
leid
er
Blo
nde
Lim
burg
er
Rec
htse
co
llega
Tota
al
Fortuyn 10 21 17 18 22 - - 20 - 9 117
Wilders 21 - 6 14 - 42 5 - 5 16 109
Zoals gezegd, lopen de aantallen per typering voor Fortuyn niet heel sterk uit elkaar. Toch
komt de typering Provocateur net iets vaker voor dan de anderen, gevolgd door de Paars-criticus en de
Ambitieuze leider. De typeringen Provocateur en Paars-criticus maken dat Fortuyn zich onderscheidt
van andere politici en dat is de reden dat de media deze kenmerken benadrukken. Ook de rol van
Ambitieuze leider is redelijk uniek voor Nederland, omdat een politicus normaal niet zo open is over
zijn ambities en privé leven. Over het algemeen zijn Nederlanders bescheiden en houden politici de
wens om premier te worden voor zichzelf. Fortuyn ziet het duidelijk als zijn roeping om het land te
redden en is niet bang dat kenbaar te maken. De media spelen daar op in en etaleren deze
eigenschappen in de artikelen.
Opvallend is verder dat de typering Islamcriticus bij Fortuyn een stuk minder vaak voorkomt
dan de hiervoor genoemde typeringen en dan bij Wilders het geval is. Dit is opvallend, omdat de
kritiek op immigranten en moslims toch een van de speerpunten van Fortuyns politiek is. Bovendien is
kritiek op het immigratiebeleid een van de kenmerken van extreemrechtse partijen (Fennema, 2004:
12). Gezien het hoge aantal keer dat Wilders als Islamcriticus getypeerd wordt, voldoet hij wel aan dit
criterium. Daarbij moet er rekening mee gehouden worden dat de onderzochte periode voor Wilders
de maanden omvat waarin hij de anti-Koranfilm aankondigde en verspreidde. Het lage aantal bij
Fortuyn is daarom zeker opvallend, omdat voor hem de periode is opgenomen waarin hij in een
Volkskrant-interview zich zeer negatief uitlaat over de islam. Het is te verwachten dat de Islamcriticus
daarom vaker voor zou komen. In de laatste paragraaf worden de typeringen per gebeurtenis nader
bekeken.
Een andere typering die bij Fortuyn opvallend weinig voorkomt is de Rechtse collega. Fortuyn
wordt vaak vergeleken met extreemrechtse politici als Haider, Le Pen en Dewinter, maar ook met
extreme figuren uit de Tweede Wereldoorlog zoals Mussolini, Mussert en Hitler. Deze vergelijkingen
gaan echter vaak niet ver genoeg om ze daadwerkelijk als typering te duiden. Er wordt dan wel
genoemd dat Fortuyn overeenkomsten heeft met een van deze personen, maar daar worden verder
geen consequenties aan verbonden. Dat moet de lezer zelf erbij bedenken.
Voor Wilders is het verband tussen de PVV-leider en andere rechtse politici wel meer
zichtbaar gemaakt in de media als de typering Rechtse collega. De vergelijking is hier meer in een
54
context geplaatst en daarom duidelijk te benoemen als een typering. Bovendien geldt voor Wilders
binnen deze typering ook de vergelijking met ‘niet-extreme’ politici, waardoor hijzelf meer gematigd
overkomt. Verder is Wilders al werkzaam in de Tweede Kamer, en daardoor meer op een lijn te stellen
met zijn collega’s dan Fortuyn, die nog deel moet nemen aan de verkiezingen en ook nog eens een
heel andere manier van politiek voeren heeft.
Waar voor Fortuyn de aanwezigheid van iedere typering redelijk gelijk is verdeeld, is er voor
Geert Wilders duidelijk een typering die het meeste voor komt, namelijk de Botterik. Bijna de helft
van de gesignaleerde typeringen voor Wilders is de typering Botterik. Deze typering wijst op de harde
woorden die Wilders gebruikt en de media geven daar op deze plaats een negatief oordeel over.
Bovendien kiezen de media altijd voor opvallend en afwijkend nieuws en het taalgebruik van Wilders
binnen deze typering is zeker als zodanig te beoordelen (de Volkskrant, 8 december 2007b). De
Botterik lijkt op de Provocateur van Fortuyn, zoals dat in het vorige hoofdstuk is beschreven. Des te
opvallender is daarom ook het hoge aantal dat deze typering voor komt. De Provocateur komt immers
niet zo vaak voor. Misschien dat de media voor Wilders luisteren naar de richtlijn van de Nederlandse
Vereniging voor Journalisten (in Kort en d’Haenens, 2005: 128), om de extremen niet ‘dood te
schrijven’, maar kritisch en confronterend te benaderen. Door Wilders als een Botterik te typeren,
proberen de media de confrontatie aan te gaan.
Tot slot is de verschillende mate waarin de typering Volkstribuun bij Fortuyn en Wilders
voorkomt opvallend. Pim Fortuyn wordt duidelijk vaker getypeerd als Volkstribuun dan Geert
Wilders. Fortuyn ziet het als zijn roeping het land te redden en doet daarbij beloftes aan het volk die
hij moet na komen, waar Wilders alsmaar claimt op te komen voor de belangen van het volk. Het
verschil in de aantal keren dat de typering voor komt is te verklaren door de onderzochte periode.
Fortuyn is in dit onderzoek bezig met zijn verkiezingscampagne en heeft het volk dus nodig om aan de
macht te komen. Hoe meer mensen zich aangesproken voelen, hoe meer er op Fortuyn zullen
stemmen. Wilders is al toegetreden tot de Tweede Kamer en hoeft alleen zijn aanhang tevreden te
houden.
7.2 Typeringen per krant
Na de verdeling van de typeringen in de hele steekproef te hebben beschreven, is het hier nuttig de
verdeling per krant te onderscheiden. Er zijn drie landelijke dagbladen geanalyseerd: NRC
Handelsblad, de Volkskrant en de Telegraaf. Eerst volgt in deze paragraaf een beschrijving van de
verdeling van de typeringen per krant voor Pim Fortuyn, daarna wordt voor Geert Wilders beschreven
hoe de typeringen over de drie kranten verdeeld zijn.
Pim Fortuyn
Voor Fortuyn geldt, dat van de 117 keer dat een typering voorkomt, de meeste typeringen in de
Volkskrant te vinden zijn. De verdeling per typering per krant ziet er uit als in tabel 7.2. De getallen
55
tussen haakjes in de eerste kolom geven aan hoeveel artikelen er uit de betreffende kranten
geanalyseerd zijn.
Tabel 7.2 Aantallen per typering en per krant van Fortuyn
Isla
mcr
iticu
s
Paar
s-cr
iticu
s
Vol
kstri
buun
Red
enaa
r
Prov
ocat
eur
Bot
terik
Med
iam
an
Am
bitie
uze
leid
er
Blo
nde
Lim
burg
er
Rec
htse
co
llega
Tota
al
NRC Handelsblad (27) 3 10 4 7 4 - - 4 - 3 35
de Volkskrant (42) 5 6 8 7 11 - - 9 - 4 50
de Telegraaf (21) 2 5 5 4 7 - - 7 - 2 32
De Volkskrant telt de meeste typeringen volgens deze tabel, maar uit deze krant zijn ook de
meeste artikelen onderzocht. Omdat hier de meeste typeringen gebruikt zijn, geldt dat de typeringen
Provocateur en Ambitieuze leider ook het meeste in de Volkskrant voorkomen. Beide typeringen zijn
in totaal namelijk ook het meeste aanwezig. Dat de typering Provocateur in de Volkskrant het meeste
voorkomt, is uit de theorie te verwachten. Daar is gebleken dat eerdere onderzoeken concludeerden dat
vooral de Volkskrant erg negatief schrijft over Fortuyn en extreemrechts. De krant probeert de
berichtgeving, die noodzakelijk is, te compenseren met kritische kanttekeningen. De typering
Provocateur benadrukt het provocerende en uitdagende karakter van Fortuyn, een wat negatieve
eigenschap. De redelijk grote aanwezigheid van de Volkstribuun is hiermee niet te verklaren. Deze
typering is redelijk neutraal.
Naast deze typeringen die vaak voorkomen in de Volkskrant, is het ook opvallend dat de
Paars-criticus juist niet vaak voorkomt in deze krant. In de drie kranten samen is deze typering wel
veel aanwezig en daarom is te verwachten dat in de krant met de meeste typeringen, de Volkskrant,
deze ook in de top drie staat. Dat is echter niet het geval. In plaats daarvan wordt de Ambitieuze leider
wel vaak in deze krant gebruikt, waarmee het charismatische leiderschap en Fortuyns ambitie om
premier te worden, worden benadrukt.
Het NRC Handelsblad daarentegen, gebruikt wel vaak de typering Paars-criticus om Fortuyns
kritiek op het Paarse kabinet te benadrukken. Ook komt in het NRC Handelsblad de typering Redenaar
vaker voor dan de anderen. Beide typeringen zijn redelijk neutraal en beschrijven meer de opvallende
verschijning van Fortuyn. Zowel in zijn kritiek op het Paarse kabinet als in de manier waarop Fortuyn
redevoert, zijn opvallend en onderscheidend van andere politici. Het NRC Handelsblad benadrukt deze
punten en gaat niet uitgebreid in op zijn ‘slechte’ kanten. Het lijkt er op dat deze krant de extreme kant
van Fortuyn wel negeert of doodschrijft, wat de Nederlandse Vereniging voor Journalisten juist
adviseert niet te doen (Kort en d’Haenens, 2005: 128).
56
Tot slot is de Telegraaf wel kritisch over Fortuyn, en gebruikt zij veelal de negatieve typering
Provocateur. Dit om te benadrukken dat Fortuyns gedrag niet de norm is en dat zijn provocerende
uitspraken niet kunnen. Daarnaast typeert de Telegraaf Fortuyn ook vaak als Ambitieuze leider.
Misschien heeft de krant toch ergens bewondering voor Fortuyn, die vanuit het niets een enorme
aanhang heeft opgebouwd en zo sterk in zijn eigen kunnen gelooft.
Verder gebruikt de Telegraaf relatief weinig typeringen. Vooruitlopend op de volgende
paragraaf, is het alvast zinvol te vermelden dat de Telegraaf opvallend milder wordt in de loop van de
onderzochte periode. Van de keren dat deze krant Fortuyn als een Provocateur typeert, gebeurt dit
slechts eenmaal na de moord op Fortuyn. Ook de kritieken die Fortuyn had op zowel de islam als op
het Paarse kabinet worden na zijn dood niet meer door de Telegraaf benadrukt. Ook de andere kranten
worden milder in hun typeringen over Fortuyn na de moord. De Telegraaf schakelt echter het meest
duidelijk over op de positieve typeringen, zoals Ambitieuze leider. De Volkskrant gebruikt over het
algemeen minder typeringen wanneer zij bericht over de moord op Fortuyn. Het NRC Handelsblad
verandert haar houding niet zoveel.
Geert Wilders
Naast het onderscheid per krant voor Fortuyn, is het ook nuttig een dergelijk onderscheid te maken
voor Geert Wilders. In zijn geval gebruiken de drie kranten ongeveer even vaak een typering. De
verdeling per typering en per krant ziet er uit als in tabel 7.3. Ook hier geven de getallen tussen
haakjes in de eerste kolom aan hoeveel artikelen er uit de betreffende krant geanalyseerd zijn.
Tabel 7.3 Aantallen per typering en per krant van Wilders
Isla
mcr
iticu
s
Paar
s-cr
iticu
s
Vol
kstri
buun
Red
enaa
r
Prov
ocat
eur
Bot
terik
Med
iam
an
Am
bitie
uze
leid
er
Blo
nde
Lim
burg
er
Rec
htse
co
llega
Tota
al
NRC Handelsblad (31) 7 - 2 6 - 13 0 - 0 5 33
de Volkskrant (42) 7 - 3 5 - 15 3 - 1 5 39
de Telegraaf (30) 7 - 1 3 - 14 2 - 4 6 37
Zoals de totaalaantallen aangeven, hebben de kranten ongeveer even vaak gebruik gemaakt
van een typering. Het NRC Handelsblad heeft er iets minder gebruikt dan de andere kranten, maar nog
steeds gemiddeld een typering per artikel. In de Volkskrant daarentegen zijn minder typeringen te
herkennen dan het aantal artikelen dat geanalyseerd is, hoewel de aantallen niet ver uit elkaar lopen.
Tot slot heeft de Telegraaf in verhouding met het aantal artikelen, vaak gebruik gemaakt van een
typering. In de tabel is te zien dat de kranten veel overeenkomsten hebben in de manier waarop zij
Wilders typeren. De getallen lopen niet ver uiteen.
57
Een eerste overeenkomst in de manier waarop kranten de typeringen gebruiken, is dat in
iedere krant de typering Botterik het meest gebruikt wordt, waarna de Islamcriticus volgt. De aantallen
zijn ook op deze manier verdeeld over de typeringen wanneer alle kranten samen genomen worden
(zie §7.1). In deze tabel wordt duidelijk dat de drie kranten wat dat betreft even kritisch over Wilders
schrijven, zowel de populaire krant de Telegraaf als de kwaliteitskranten NRC Handelsblad en de
Volkskrant. Daarbij zou je kunnen zeggen dat de Telegraaf nog net iets kritischer is, omdat zij minder
de nadruk legt op Wilders’ kwaliteiten als Redenaar. Bovendien benadrukt de Telegraaf meer dan de
andere kranten de persoonlijke kenmerken van Wilders, in de typering Blonde Limburger. Hierboven
werd al gesteld dat de Telegraaf kritisch schrijft over Fortuyn en dat zou ook hier kunnen gelden voor
Wilders.
Een tweede overeenkomst is dat ook de typering Rechtse collega door de drie kranten
ongeveer even vaak gebruikt wordt en dat dit vaker is dan de typeringen Volkstribuun, Mediaman en
Blonde Limburger. Alle drie de kranten maken gebruik van deze typering om de standpunten van
Wilders in een perspectief te plaatsen, hetzij een extreem perspectief van extreemrechts, hetzij een
gematigder perspectief.
Verder is een opvallend verschil, dat het NRC Handelsblad twee typeringen die wel voor
Wilders gelden, niet voor hem gebruikt. Dit zijn de typeringen Mediaman en Blonde Limburger. De
andere kranten gebruiken deze typeringen wel. Het NRC Handelsblad vindt het blijkbaar niet
noodzakelijk uitgebreid te wijzen op de persoonlijke kenmerken van Wilders of op de manier waarop
hij met de media omgaat. De andere kranten maken hier wel gebruik van, hoewel de Volkskrant ook
de typering Blonde Limburger niet vaak toepast.
De Volkskrant heeft tot slot geen opvallende uitschieters, zoals die hiervoor wel voor de
Telegraaf en NRC Handelsblad zijn beschreven. De typering Volkstribuun en Botterik komen in deze
krant net iets vaker voor dan in de andere kranten, maar het verschil is niet heel groot. Bovendien heeft
de Volkskrant in totaal het meeste een typering gebruikt, dus dan is een hoger aantal in de typeringen
apart wel te verwachten voor deze krant.
7.3 Typeringen per gebeurtenis
Naast een onderscheid in de verdeling van de typeringen per krant, is het ook interessant te kijken naar
de typeringen per gebeurtenis. Zoals in het methodehoofdstuk beschreven, zijn voor Fortuyn en
Wilders een aantal gebeurtenissen vastgesteld uit welke periode de artikelen zijn geanalyseerd. In deze
paragraaf wordt eerst beschreven hoe de typeringen over de gebeurtenissen voor Pim Fortuyn verdeeld
zijn, daarna volgt een dergelijke beschrijving voor Geert Wilders. Zo wordt duidelijk in welke
situaties de kranten gebruik maken van bepaalde typeringen.
Pim Fortuyn
58
De verdeling van de typeringen per gebeurtenis is voor Fortuyn overzichtelijk gemaakt in tabel 7.4.
Tabel 7.4 Aantallen per typering en per gebeurtenis voor Fortuyn
Isla
mcr
iticu
s
Paar
s-cr
iticu
s
Vol
kstri
buun
Red
enaa
r
Prov
ocat
eur
Bot
terik
Med
iam
an
Am
bitie
uze
leid
er
Blo
nde
Lim
burg
er
Rec
htse
co
llega
Tota
al
Gebeurtenis 132 3 5 3 3 4 - - 3 - 3 24
Gebeurtenis 233 3 2 7 5 10 - - 9 - 5 41
Gebeurtenis 334 1 11 2 5 6 - - 4 - 0 29
Gebeurtenis 435 3 3 5 5 2 - - 4 - 1 23
In de totale aantallen is te zien dat vooral in de tweede gebeurtenis veel gebruik is
gemaakt van typeringen. In deze gebeurtenis staat het interview centraal dat Fortuyn gaf in de
Volkskrant op 9 februari 2002 en waarin hij een aantal opzienbarende uitspraken deed. De overige
gebeurtenissen hebben ongeveer evenveel typeringen, ook gezien het aantal van 20 onderzochte
artikelen per gebeurtenis. Opvallend is echter wel het aantal typeringen voor de laatste gebeurtenis, de
dood van Fortuyn. Voor deze typering zijn meer artikelen geanalyseerd, 30 in totaal, en toch zijn er
niet meer typeringen gebruikt dan in de andere gebeurtenissen. Zoals in §7.2 al is vermeld, worden de
kranten milder over Fortuyn na diens dood.
Per gebeurtenis en typering bekeken, is een getal dat direct opvalt het hoge aantal keer dat de
typering Paars-criticus gebruikt wordt in de derde gebeurtenis, wanneer het boek Puinhopen van acht
jaar Paars wordt gepresenteerd. Dat is te verwachten, gezien de titel van dit boek. Het geldt als het
verkiezingsprogramma van Fortuyns partij LPF en hekelt vooral de politiek die het Paarse kabinet
heeft gevoerd. In het boek draagt Fortuyn diverse radicale oplossingen aan om het land te verbeteren.
Logischerwijs schrijven kranten, wanneer zij over dit boek berichten, over Fortuyn als een Paars-
criticus, omdat nu dat eenmaal de kern is van deze gebeurtenis.
Verder is opvallend dat in de tweede gebeurtenis, wanneer het beruchte interview met Fortuyn
in de Volkskrant verschijnt, veel gebruikt wordt gemaakt van de typering Provocateur. In het interview
doet Fortuyn een aantal radicale voorstellen, waaronder het voorstel om Grondwetsartikel 1 af te
schaffen. Om aan te geven dat dit soort uitspraken onacceptabel zijn, typeren de kranten hem als een
Provocateur. Dit heeft wederom te maken met de kritische benadering die de Nederlandse Vereniging
voor Journalisten adviseert (Kort en d’Haenens, 2005: 128). Ook de Rechtse collega-typering wordt
32 Pim Fortuyn wordt benoemd tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland (25 november 2001)33 In een interview in de Volkskrant stelt Fortuyn o.a. voor Grondwetsartikel 1 af te schaffen (9 februari 2002)34 Het boek ‘Puinhopen van acht jaar Paars’ verschijnt in de winkels (12 maart 2002)35 Fortuyn wordt vermoord in het Mediapark in Hilversum (6 mei 2002)
59
in deze tweede gebeurtenissen vaker gebruikt, om aan te geven in welke extreme hoek Fortuyn
zichzelf met deze uitspraken plaatst.
Opmerkelijk is in deze tabel ook het lage aantal keer dat de typering Provocateur gebruikt
wordt in de berichtgeving na de moord op Fortuyn, de vierde gebeurtenis. ‘Over de doden niets dan
goeds’ lijkt hier te gelden, zoals ook Schafraad et al. (2007: 14) al concludeerden. Na de moord op een
politicus is het niet juist om deze negatief af te schilderen. Daarom komt de typering Rechtse collega,
waarin Fortuyn wordt vergeleken met extreemrechtse politici, hier nauwelijks nog voor.
Terugkomend op de typeringen in de tweede gebeurtenis, is te zien dat in deze periode ook de
typering Ambitieuze leider veelvuldig gebruikt wordt. In deze gebeurtenis wordt Fortuyn afgezet als
leider van Leefbaar Nederland, omdat hij provocerende uitspraken doet in genoemd interview. De
partij vindt deze uitspraken onacceptabel en wil zich niet meer profileren met Fortuyn aan het roer. In
de artikelen wordt hier vaak besproken dat Fortuyns tomeloze ambitie en eigenzinnigheid hem op deze
manier de kop hebben gekost. Wat echter opvalt, is dat de typering Ambitieuze leider niet opmerkelijk
vaak gebruikt wordt tijdens de derde gebeurtenis, wanneer Fortuyn zijn boek en tevens zijn plannen
presenteert. Met het boek maakt hij zijn plannen voor het land kenbaar en het is te verwachten dat hij
dan ook zijn ambities en leiderschap etaleert. De kranten gaan hier echter niet expliciet op in.
Geert Wilders
Een vergelijkbaar overzicht van de typeringen per gebeurtenis is ook te maken voor Wilders. Dat ziet
er uit zoals in tabel 7.5.
Tabel 7.5 Aantallen per typering en per gebeurtenis voor Wilders
Isla
mcr
iticu
s
Paar
s-cr
iticu
s
Vol
kstri
buun
Red
enaa
r
Prov
ocat
eur
Bot
terik
Med
iam
an
Am
bitie
uze
leid
er
Blo
nde
Lim
burg
er
Rec
htse
co
llega
Tota
al
Gebeurtenis 136 8 - - 2 - 13 1 - 1 6 31
Gebeurtenis 237 7 - 1 2 - 14 2 - 1 1 28
Gebeurtenis 338 1 - 1 2 - 6 1 - 3 6 20
Gebeurtenis 439 5 - 4 6 - 9 1 - 0 3 28
Gebeurtenis 540 - - 0 2 - 2 0 - 0 0 4
In de totale aantallen valt hier als eerste op dat de laatste gebeurtenis, wanneer Wilders
voorstelt de Ster af te schaffen, nauwelijks typeringen telt. Er waren sowieso slechts 13 artikelen te
36 Wilders kondigt aan een anti-Koranfilm te maken (27 november 2007)37 De film Fitna verschijnt op internet (28 maart 2008)38 Wilders oppert het idee om Vlaanderen en Nederland samen te voegen (12 mei 2008)39 Tijdens de Algemene Beschouwingen valt Wilders op door zijn spreekstijl (17 september 2008)40 Wilders pleit ervoor de Ster af te schaffen (6 december 2008)
60
vinden voor deze gebeurtenis en hierin wordt dan ook nog eens weinig gebruik gemaakt van
typeringen. Dat is opvallend, omdat het onderwerp dus blijkbaar niet interessant genoeg is om over te
schrijven en vooral niet om hierbij een duidelijk standpunt in te nemen. Zelfs de typering Rechtse
collega komt hier niet in voor, iets dat wel te verwachten is. Er zijn namelijk meerdere rechtse partijen
die het omroepbestel drastisch willen hervormen en daarbij ook de Ster af willen schaffen. Wilders
krijgt in zijn voorstel echter geen bijval en er wordt in de media ook geen verband gelegd met zijn
voorstel en de standpunten van de andere rechtse partijen.
Verder is het opmerkelijk dat in de tweede gebeurtenis, waarvoor 30 artikelen geanalyseerd
zijn, niet opvallend veel meer typeringen gebruikt zijn dan bij de andere gebeurtenis. De tweede
gebeurtenis draait om het verschijnen van Fitna, waarna de kranten beduidend meer artikelen over
Wilders schreven dan anders. De artikelen zijn dan vooral beschrijvingen van de inhoud van de film
en oordelen over de film zelf. De maker blijft op die manier een beetje buiten spel.
Gekeken per gebeurtenis en typering is een opvallend, maar gemakkelijk te verklaren gegeven
het aantal keer dat de typering Islamcriticus gebruikt wordt in de eerste en tweede gebeurtenis. In deze
periodes kondigt Wilders eerst aan een anti-Koranfilm te maken en vervolgens verschijnt deze op het
internet. De film bekritiseert de islam, zoals Wilders dat ook in het debat steeds doet. In deze
gebeurtenissen wordt Wilders ook vaak getypeerd als Botterik, om aan te geven dat zijn uitspraken
niet acceptabel zijn. De manier waarop hij de islam bekritiseert en beledigt is bot en daar dient
blijkbaar kritisch over geschreven te worden. Wanneer de film uiteindelijk verschijnt, in de tweede
gebeurtenis, wordt Wilders slechts als Botterik getypeerd. De media lijken niet meer woorden aan de
film vuil te willen maken dan slechts te benoemen dat de maker onacceptabel en beledigend is.
Bij de vierde gebeurtenis valt op, dat Wilders veelal als Redenaar én als Botterik wordt
getypeerd. Deze typeringen lijken elkaars tegenpolen te zijn, namelijk een positieve en een negatieve
waardering van Wilders manier van spreken. Deze waardering ligt werkelijk genuanceerder (zie
hoofdstuk 6) en daarom is het mogelijk dat beiden zo vaak voorkomen. De vierde gebeurtenis gaat om
de Algemene Beschouwingen, waarbij Wilders opviel als spreker. Dat was zowel door zijn grove
taalgebruik, de Botterik, als door zijn redevoeren en overtuigingskracht, de Redenaar.
Vanwege deze kwaliteiten als spreker, profileert Wilders zich als een Volkstribuun. Deze
typering wordt daarom ook voornamelijk gebruikt tijdens de vierde gebeurtenis, wanneer Wilders ook
als Redenaar en Botterik getypeerd wordt. Met zijn kwaliteiten als spreker, spreekt Wilders het volk
aan. In de eerdere gebeurtenissen is de Volkstribuun nauwelijks van toepassing, omdat men er van uit
gaat dat de burger niet zo radicaal over de islam denkt als Wilders presenteert in zijn film.
Tot slot is nog opvallend in de vierde gebeurtenis, is dat er niet gewezen wordt op
persoonlijke kenmerken van Wilders, zoals zijn uiterlijk of zijn politieke enthousiasme. Deze
kenmerken als Fanatieke Limburger zouden wel bij kunnen dragen aan Wilders’ kwaliteiten als
spreker, maar worden in de media niet benadrukt. De enige keer dat er wel veel gewezen wordt op
Wilders persoonlijk, is in de derde gebeurtenis als hij oppert Vlaanderen en Nederland samen te
61
voegen. De typering Fanatieke Limburger wordt hier vooral schertsend gebruikt, om aan te geven dat
het nogal een dom idee is van deze blonde Limburgse politicus (zie ook hoofdstuk 6).
7.4 Tot slot
In dit hoofdstuk is duidelijk geworden hoe vaak en wanneer de gevonden typeringen van Pim Fortuyn
en Geert Wilders in de kranten gebruikt worden. Deze vergelijkingen geven inzicht in de manier
waarop de kranten gebruik maken van de typeringen die in dit onderzoek zijn vastgesteld. Zo wordt
duidelijk wanneer welke typeringen van toepassing zijn en welke typeringen het meeste gebruikt
worden.
Zo is hier naar voren gekomen dat Fortuyn minder kritisch wordt neergezet dan Wilders, de
typeringen worden in zijn geval ongeveer even vaak gebruikt. Wilders daarentegen, wordt vooral
getypeerd als Botterik, vooral wanneer men spreekt over zijn anti-Koranfilm Fitna. Uit het vergelijken
van de kranten is gebleken dat de Telegraaf op sommige punten net iets kritischer is over Fortuyn en
Wilders dan de andere twee kranten. Het NRC Handelsblad is daarbij het mildst. Opvallend is dat na
de moord op Fortuyn, de kranten nauwelijks meer gebruik maken van typeringen en vooral minder
vaak de typering Provocateur. Ook Wilders kent een gebeurtenis waarin hij nauwelijks getypeerd
wordt, namelijk als hij voorstelt de Ster af te schaffen.
62
8 Conclusie en discussie
In dit onderzoek is gekeken naar de manier waarop Pim Fortuyn en Geert Wilders worden getypeerd
door de Nederlandse kranten en in hoeverre de typeringen met elkaar overeen komen. Ook is er
gekeken naar hoe vaak en wanneer de gevonden typeringen gebruikt worden. De hoofdvraag van dit
onderzoek is:
In hoeverre verschilt de manier waarop Geert Wilders wordt getypeerd door de
Nederlandse kranten, van de manier waarop Pim Fortuyn wordt getypeerd?
Om tot een antwoord te komen op deze onderzoeksvraag, zijn eerst een aantal deelvragen beantwoord.
In deze conclusie worden de antwoorden op die deelvragen kort besproken, waarbij er meteen een
antwoord op de hoofdvraag kan worden geformuleerd. Daarna volgt een theoretische reflectie en
wordt de methode van het onderzoek geëvalueerd. Tot slot worden er suggesties voor verder
onderzoek gegeven.
8.1 Typeringen van Fortuyn en Wilders
Ten eerste is onderzocht, op welke manier Pim Fortuyn en Geert Wilders afzonderlijk door de kranten
worden getypeerd. Voor beide politici zijn zeven typeringen gevonden: Fortuyn wordt getypeerd als
een Islamcriticus, Paars-criticus, Volkstribuun, Redenaar, Provocateur, Ambitieuze leider en als een
Rechtse collega; Wilders wordt getypeerd als een Islamcriticus, Volkstribuun, Redenaar, Botterik,
Mediaman, Fanatieke Limburger en tot slot ook als een Rechtse collega.
Na het benoemen van de typeringen voor Fortuyn en Wilders, kunnen deze met elkaar
vergeleken worden als antwoord op de hoofdvraag. In de resultatenhoofdstukken werden de
verschillen en overeenkomsten al enigszins duidelijk. Uit voorgaande opsommingen blijkt, overlappen
de typeringen van beide politici elkaar op een aantal punten. Wilders wordt net als Fortuyn getypeerd
als een Islamcriticus, Volkstribuun en een Redenaar. Net als Fortuyn is Wilders kritisch over de islam,
richt hij zich tot de burger en tot slot spreekt hij duidelijk en overtuigend.
Ook de typering Rechtse collega komt bij beide politici voor, maar kent wel
nuanceverschillen. Fortuyn wordt in deze typering vergeleken met extreemrechtse collega’s en
extreme figuren uit de Tweede Wereldoorlog, zoals Mussolini en Hitler. Hiermee wordt het
verwerpelijke karakter van zijn standpunten benadrukt. Wilders daarentegen wordt met veel minder
extreme collega’s vergeleken. Naast vergelijkingen met extremen als Fortuyn en Vlaams Belang,
63
wordt Wilders ook in lijn gezet met de enigszins gematigde politici Rutte, Marijnissen en Kant. Door
Geert Wilders met deze ‘gewone’ politici te vergelijken, wordt zijn extremisme afgevlakt en plaatsen
de media hem niet op een bijzondere positie. Wellicht heeft dat te maken met de kritieken die de
media te verduren kregen na de moord op Fortuyn. De media zouden Fortuyn hebben gedemoniseerd
en haatgevoelens tegen hem hebben aangewakkerd, om zo de moord in de hand te hebben gewerkt.
Om niet weer van iets dergelijks beschuldigd te worden, benaderen de media Wilders wel op een
kritische manier, maar niet langer door hem te vergelijken met rechts-extremisten uit de Tweede
Wereldoorlog.
De kritische benadering komt in het geval van Wilders vooral tot uiting in de typering
Botterik. Deze typering vertoont overeenkomsten met Fortuyns typering van Provocateur, maar is een
stuk negatiever. Wilders is ronduit beledigend en door de media wordt met deze typering een moreel
oordeel gegeven. De uitlatingen van Wilders zijn onacceptabel en moeten scherp bekritiseerd worden.
Door hem als ‘bot’ te kwalificeren, wordt Wilders wat dommig neergezet, als iemand die maar wat
roept zonder enig fundament. Bij Fortuyn wordt in de typering Provocateur veel meer opgemerkt dat
er een kern van waarheid in zijn standpunten zit en dat hij daarmee een zinvolle bijdrage aan de
discussie levert. Wellicht heeft het verschil in deze benadering van Botterik versus Provocateur, en het
nuanceverschil in de typeringen van Rechtse collega, ook te maken met de status van de politici
Fortuyn en Wilders. Fortuyn is nooit toegetreden tot de regering, terwijl Wilders wel in de Tweede
Kamer actief is en daar zijn botte uitlatingen doet. Dat dit soort uitlatingen niet in de Kamer gewenst
zijn, wordt in de media op gewezen.
8.2 Gebruik van de typeringen
Naast het onderzoek naar de gebruikte typeringen in de kranten, is ook bekeken op welke
manier, wanneer en hoe vaak de gevonden typeringen van Pim Fortuyn en Geert Wilders gebruikt
worden. In het geval van Fortuyn wordt er in totaal 117 keer een typering gebruikt, waarvan de meest
gebruikte typeringen de Provocateur en de Paars-criticus zijn. De Rechtse collega en de Islamcriticus
worden bij Fortuyn minder vaak gebruikt. Voor Wilders daarentegen, wordt de Islamcriticus wel vaak
gebruikt. Van de in totaal 103 gesignaleerde typeringen, komt de Botterik veruit het meeste voor. Bijna
de helft van de te herkennen typeringen, is een Botterik, gevolgd door de Islamcriticus.
Er is ook gekeken naar het gebruik van de typeringen in de kranten afzonderlijk, en per
onderzochte gebeurtenis. Voor Fortuyn blijkt, dat de kranten redelijk neutraal over hem schrijven, met
een kleine uitzondering voor de Telegraaf, die net iets kritischer is dan de andere twee kranten. Ook
voor Wilders is de Telegraaf net wat kritischer, hoewel de andere kranten over Wilders kritischer zijn
dan voor Fortuyn. Door alle drie de kranten wordt Wilders even vaak als een Botterik getypeerd.
Bij het vergelijken van de gebeurtenissen voor Wilders blijkt, dat de Botterik vooral gebruikt
wordt wanneer er over de anti-Koranfilm Fitna van Wilders gesproken wordt. Wanneer Wilders echter
64
over een ‘saai’ onderwerp spreekt als het afschaffen van de Ster, worden er nauwelijks typeringen
gebruikt. Bij Fortuyn geldt, dat wanneer zijn boek Puinhopen van acht jaar Paars verschijnt, hij
logischerwijs vooral als Paars-criticus getypeerd wordt. En wanneer hij een opzienbarend interview in
de Volkskrant geeft, wordt Fortuyn vooral als Provocateur getypeerd. Opvallend is dat na de moord op
Fortuyn de kranten weinig gebruik maken van kritische typeringen, zoals de Provocateur of
Islamcriticus.
8.3 Theoretische reflectie
De basis van dit onderzoek vormt de theorie dat Pim Fortuyn en Geert Wilders overeenkomsten
vertonen, anders zou het immers niet logisch zijn om de typeringen van beiden met elkaar te
vergelijken. Verder is de theorie gebruikt dat zowel Fortuyn als Wilders in te delen zijn in de
extreemrechtse partijfamilie (Ignazi, 2006: 235; Davidoviç et al., 2008: 177). Extreemrechts heeft
onder andere als kenmerk een streng immigratiebeleid en een antiparlementaire houding (o.a.
Fennema, 2004). Aan beide criteria voldoen Fortuyn en Wilders. Bovendien is in dit onderzoek
vastgesteld, dat de media bij het benaderen van deze politici ook wijzen op de extreemrechtse
kenmerken. Dat komt tot uiting in de typeringen Islamcriticus en Paars-criticus. Ook de typering
Volkstribuun heeft banden met een extreemrechts kenmerk, namelijk de populistische trekjes van deze
politieke stroming.
Daarnaast werd voorafgaand aan dit onderzoek gesteld, dat de politiek een proces van
mediatisering ondergaat. De media spelen een steeds grotere rol in het politieke systeem en de politici
dienen daarop in te spelen (Corner en Pels, 2003; Brants en Van Praag, 2006). Fortuyn was een
voorloper hierin en wist uitzonderlijk goed met de media om te gaan (NRC Handelsblad, 1 november
2003). De media hadden dat echter zelf niet zo door, want zij gebruiken dit gegeven niet in een
typering. Later, wanneer Wilders opzien baart, wordt wel op dit kenmerk gewezen. Wilders weet net
als Fortuyn goed hoe hij de media kan bespelen en de media zelf realiseren dit zich. In de artikelen
wordt hierop gewezen met de typering Mediaman.
Naast deze algemene veronderstellingen, is ook gebruik gemaakt van theorie over de manier
waarop media omgaan met extreemrechts. Daarbij is in eerder onderzoek al specifiek gekeken naar
hoe de verschillende kranten over extreemrechts berichten (De Swert, 2001; Kort en d’Haenens, 2005;
Schafraad et al., 2007). Er bleek onder andere, dat de Volkskrant erg kritisch is over de extreemrechtse
politici, met Pim Fortuyn in het bijzonder. De uitkomsten van dit onderzoek geven echter iets anders
aan. Hoewel hier niet gekeken is naar positieve of negatieve berichtgeving, hebben de typeringen wel
een dergelijke bijklank. Bij het vergelijken van het gebruik van de typeringen per krant, bleek dat de
Volkskrant niet per se de meest negatieve typeringen gebruikt. De Telegraaf daarentegen, kiest meer
dan de andere kranten voor kritische typeringen als Provocateur en Botterik. Door eerdere
65
onderzoekers (Kort en d’Haenens, 2005; Schafraad et al., 2007) is geconstateerd dat de Telegraaf
minder negatief is. Volgens voorliggend onderzoek zou dat niet helemaal juist zijn.
Wat wel overeenkomt met de theorie, is de conclusie dat de kranten na Fortuyns dood een stuk
milder over hem berichten. ‘Over de doden niets dan goeds’, concludeerden Schafraad et al. (2007:
14) . In dit onderzoek blijkt dat na Fortuyns dood de kranten veel minder gebruik maken van
typeringen dan toen hij nog in leven was.
8.4 Evaluatie van de onderzoeksmethoden
Om de hiervoor gestelde probleemstelling te onderzoeken is gebruik gemaakt van een kwalitatieve
inhoudsanalyse. In deze analyse is, naar een voorbeeld van Wester et al. (2004), een acht-stappenplan
doorlopen, waarna de typeringen gemakkelijk te onderscheiden waren. De onderzoeksmethode was
erg geschikt voor het doel om te typeringen te achterhalen, omdat er door steeds lezen en nauwkeurig
herlezen, goed op de tekst gelet werd. Ook maakten de schema’s die in het stappenplan werden
opgebouwd, de gevonden informatie overzichtelijk. Bovendien is het onderzoek door deze schema’s
duidelijk en reproduceerbaar door anderen, waardoor het onderzoek betrouwbaarder wordt.
De grote lijnen van een indeling in typeringen zijn met zo’n kwalitatieve inhoudsanalyse al
snel duidelijk. Lastiger is het, om de details ervan te beschrijven en te bepalen wanneer kleine thema’s
wel of niet tot een typering te ontwikkelen zijn. Door gebruik te maken van de kenmerken die Entman
(1993) toeschrijft aan frames, zijn de typeringen toch wetenschappelijk en reproduceerbaar te
beschrijven. Deze kenmerken zijn een nuttige toevoeging aan het research protocol in acht stappen
van Wester et al. (2004).
Naast een kwalitatieve inhoudsanalyse, is ook gebruik gemaakt van een kwantitatieve
inhoudsanalyse. De kenmerken van de typeringen zijn geoperationaliseerd in een vragenlijst, naar een
voorbeeld van Semetko en Valkenburg (2000), waarmee geteld kan worden of en hoe vaak de
typeringen voor komen. Deze vragenlijst bleek een handig instrument om te testen, maar was soms
toch lastig hanteerbaar. De typeringen bestaan uit zoveel verschillende onderdelen, dat het moeilijk is
deze in enkele vragen samen te vatten.
8.5 Verder onderzoek
Hoewel in dit onderzoek naar de typeringen van Fortuyn en Wilders is geprobeerd zo volledig
mogelijk te zijn, zijn er toch enkele beperkingen. Zo werden er slechts enkele periodes uit de politieke
carrières van Fortuyn en Wilders onderzocht. Een volledig onderzoek zou álle artikelen over Fortuyn
en Wilders beslaan. Ook wanneer er geen kenmerkende gebeurtenis is, zoals in dit onderzoek voor
elke periode wel het geval was, wordt er in de kranten geschreven over de politici. Wellicht zijn deze
berichten meer gematigd dan wanneer de politicus in de spotlight staat, bijvoorbeeld vanwege een
66
bepaalde uitspraak. De typeringen zouden nog vollediger en meer veelzijdig zijn wanneer ook de
artikelen uit rustige periodes geanalyseerd worden.
Verder kan dit onderzoek uitgebreid worden met analyses van de typeringen in andere kranten.
De landelijke dagbladen Algemeen Dagblad en Trouw zijn bijvoorbeeld niet meegenomen in dit
onderzoek, maar kunnen wel interessante typeringen opleveren. Ook is het mogelijk om te kijken naar
bijvoorbeeld het verschil tussen landelijke en regionale dagbladen.
Een andere suggestie voor volgend onderzoek is het onderzoeken van typeringen voor niet-
extreemrechtse politici. Het zou interessant zijn om te kijken of vooraanstaande politici van
bijvoorbeeld het gematigde CDA of juist van de extreme linkse partij GroenLinks, net zo sprekend
getypeerd worden als de extreemrechtse Pim Fortuyn en Geert Wilders. Een onderzoek naar de
typeringen van de minister president is ook een interessante variatie.
67
Bronnen
Aelst, P. van, Maddens, B., Noppe, J. en Fiers, S. 2008. Politicians in the news: media or party logic?
Media attention and electoral success in the Belgian election campaign of 2003. In: European Journal
of Communication 23 (2), 193-210.
Brants, K. en Van Praag, P. 2006. Signs of Media Logic. Half a century of political communication in
the Netherlands. In: Javnost, the public (1), 25- 40
Cebuco Oplagen Dagbladen. 2009. Verspreide oplage uitgesplitst naar binnen- en buitenland per
titel. Geraadpleegd via http://oplagen-dagbladen.nl, 7 juni 2009.
Corner, J. en Pels, D. (eds.) 2003. Media and the restyling of politics. London: Sage, 1-18.
Davidoviç, M., Donselaar, J. van, Rodrigues, P. en Wagenaar, W. 2008. Het extreemrechtse en
discriminatoire gehalte van de PVV. In: Donselaar, J. van, en Rodrigues, P. (eds.) Monitor racisme &
extremisme. Achtste rapportage. Amsterdam, Anne Frank Stichting/ Amsterdam University Press,
167-198.
Donselaar, J. van en Rodrigues, P. 2002. Het extreem-rechtse en racistische gehalte van
LPF/Leefbaar-stroming. In: Donselaar, J. van, en Rodrigues, P. Monitor racisme en extreem-rechts.
Vijfde rapportage. Amsterdam, Anne Frank Stichting/ Universiteit Leiden, 59-88.
Elsevier. 1 september 2001. ‘Ik ga vanuit het Catshuis regeren’
Entman, R.M. 1993. Framing: Toward clarification of a fractured paradigm. Journal of
Communication 43 (4), 51-58.
Fennema, M. 2004. Populist parties of the right. Amsterdam: Amsterdam School for Social science
Research, ASSR Working Paper 2004 (1).
Heijmans, E., Pleijter, A. en Wester, F. 2003. Covering scientific research in Dutch newspapers.
Science Communication 25 (2), 153-176.
Ignazi, P. 2006. Extreme right parties in Western Europe. Oxford: Oxford University Press.
Kort, K. en d’Haenens, L. 2005. Berichtgeving over Pim Fortuyn en extreemrechts gedachtegoed in
twee Nederlandse kranten vergeleken. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 33 (2), 127- 144.
Mazzoleni, G. en Schulz, W. 1999. ‘Mediatization’ of politics: A challenge for democracy? Political
Communication 16 (3), 247-261.
Mudde, C. 2000. The ideology of the extreme right. Manchester: Manchester University Press.
Nova. 23 november 2001. Leefbaar Nederland tart politieke orde. [video]. Geraadpleegd via
http://www.youtube.com, titel ‘Pim Fortuyn NOVA reportage’, 11 juni 2009.
68
Nova. 29 september 2004. Pim Fortuyn, de messias. [video]. Geraadpleegd via http://www.novatv.nl,
12 juni 2009.
Nova. 27 december 2007. De methode-Wilders, hoe doet hij het? [video]. Geraadpleegd via
http://www.novatv.nl , 2 juni 2009.
NRC Handelsblad. 1 november 2003. Dick Pels: ‘Fortuyn was een voorloper’.
NRC Handelsblad. 23 september 2008. Kamervoorzitter, treed op tegen racisme.
Postman, N. 1985. Amusing ourselves to death. Public discourse in the age of show business. London:
Methuen, 3-30 & 65-81.
Schafraad, P., Wester, F. en Scheepers, P. 2007. Media coverage of the LPF and other far right
parties: A comparative analysis 2002-2004. Geraadpleegd via
http://www.nsv-sociologie-facta.nl/activiteiten/dvds2007/papers/Paper%20Fortuyn%20ENG
%20V3.doc, 12 juni 2009.
Scholten, O., Ruigrok,N., Krijt, M., Schaper, J. en Paanakker, H. 2008. Fitna en de media. Een
onderzoek naar aandacht en rolpatronen. Nederlandse Nieuwsmonitor.
Schuck, A. en Vreese, C. de. 2006. Between risk and opportunity. News framing and its effects on
public support for EU. European Journal of Communication 21 (1), 5-32.
Smetko, H.A. en Valkenburg, P.M. 2000. Framing European politics: A content analysis of press and
television news. Journal of Communication 50 (2), 93-109.
Swert, K. de. 2001. Tussen vergeetput en schandpaal: strategieën tegen extreem rechts in drie
Vlaamse kranten. Antwerpen: Universiteit van Antwerpen, PSW Papers 2001 (1).
Tresch, A. 2009. Politicians in the media: Determinants of legislators’ presence and prominence in
Swiss newspapers. In: The International Journal of Press/Politics 14 (1), 67-90.
Volkskrant, de. 10 februari 2005. UvA gaat de media controleren. ‘Kwaliteit journalistiek moet
onderzocht’.
Volkskrant, de. 10 december 2008. Onderzoekers verklaren PVV ‘extreemrechts’.
Wester, F. 2006. Inhoudsanalyse als onderzoeksontwerp. In: F. Wester (red.) Inhoudsanalyse:
Theorie en praktijk. Deventer, Kluwer, 11-43.
Wester, F., Pleijter, A. en Renckstorf, K.. 2004. Exploring newspapers’ portrayals: A logic for
interpretive content analysis. Communications 29 (4), 495-513.
69
Bijlage A; Onderzoeksmateriaal
Berichten over Pim Fortuyn
NRC Handelsblad
26 november 2001a. De Fortuyn-factor.
26 november 2001b. Partij aan de voeten van Fortuyn.
26 november 2001c. Pim Fortuyn lijsttrekker van LN.
29 november 2001. Pim Fortuyn.
1 december 2001a. Toch maar niet op Pim stemmen.
1 december 2001b. Zondag; Lijst Fortuyn.
3 december 2001. Klagen over de media loont voor Leefbaren.
9 februari 2002a. De drie tenoren van het Binnenhof.
9 februari 2002b. Demagogen.
13 maart 2002a. De droevige puinhoop van niet-regeren.
13 maart 2002b. Dolzinnig manifest.
13 maart 2002c. Fortuyn komt met programma in boek.
13 maart 2002d. Ook in zijn program is Fortuyn ongrijpbaar.
14 maart 2002a. Afwijzende reacties op boek Fortuyn.
14 maart 2002b. Pim pelt Paars.
15 maart 2002a. De man met de hamer.
15 maart 2002b. Fortuyns simultaanwedstrijd.
7 mei 2002a. Alle partijen stoppen met campagnes.
7 mei 2002b. Geen echte dreiging voor Fortuyn.
7 mei 2002c. ‘Ik ben de leraar, de attractie’.
7 mei 2002d. ‘Oh mijn God, mijn God, mijn God...’.
7 mei 2002e. Opluchting en woede bij allochtonen.
7 mei 2002f. ‘Pim Fortuyn zei wat wij denken’.
7 mei 2002g. ‘Toen lag hij daar, helemaal alleen’.
7 mei 2002h. Van spelbreker tot ‘one of the boys’.
7 mei 2002i. Verkiezingen gaan 15 mei gewoon door.
7 mei 2002j. Zoeken naar leider met ‘geest van Pim’.
de Telegraaf
27 november 2001. Pim Fortuyn: een partijloze leider.
70
1 december 2001a. De jacht op Pim Fortuyn is geopend!
1 december 2001b. Populariteit van Melkert keldert.
11 februari 2002a. Fortuyn: Desnoods door met eigen lijst.
11 februari 2002b. Fortuyn hoopt op lijmpoging.
11 februari 2002c. Karakter Fortuyn oorzaak van val.
11 februari 2002d. Leefbaar Rotterdam verder met Fortuyn.
11 februari 2002e.Vreemd.
13 maart 2002. ‘Top justitie moet weg’.
14 maart 2002a. Politiek kraakt boek Fortuyn.
14 maart 2002b. Rubriek Politiek – Pims borrelpraat onzin en asociaal.
7 mei 2002a. Fortuyn vermoord.
7 mei 2002b. Fortuyn werd stelselmatig met de dood bedreigd.
7 mei 2002c. Fortuyns grote angst werd waarheid.
7 mei 2002d. ‘Het lijkt Amerika wel’.
7 mei 2002e. ‘Hier zijn geen woorden voor’.
7 mei 2002f. Moeder was al jaren bang voor aanslag ‘zoals bij Kennedy’.
7 mei 2002g. Pim Fortuyn.
7 mei 2002h. Prodi: Aanslag nooit verwacht in EU-land.
7 mei 2002i. ‘Treur niet om mij maar om het land’.
7 mei 2002j. Verbijstering.
de Volkskrant
26 november 2001a. De lijst-Fortuyn.
26 november 2001b. ‘Ik ben de man die doet wat-ie zegt’.
26 november 2001c. Leefbaar Nederland?
26 november 2001d. Man (50) domineert LN-congres.
26 november 2001e. Waarde van politieke partijen moet eindelijk erkend worden.
27 november 2001. Te verbeten
30 november 2001. ‘Opeens doet de PvdA principieel over sponsoring’.
1 december 2001a. Pim Fortuyn zal de treinen ook niet op tijd laten rijden.
1 december 2001b. Risico’s.
9 februari 2002a. ‘De islam is een achterlijke cultuur’.
9 februari 2002b. Fortuyn.
9 februari 2002c. Fortuyn: grens dicht voor islamiet.
11 februari 2002a. At your service.
11 februari 2002b. Een traan, een kus en dan: camera’s!
11 februari 2002c. Felicitatie Vlaams Blok voor ‘politieke moed’.
71
11 februari 2002d. Fortuyn desnoods zelfstandig verkiezingen in.
11 februari 2002e. Kale tovenaarsleerling.
11 februari 2002f. Nagel overschatte Fortuyn, Fortuyn de tolerantiegrens.
11 februari 2002g. Niet om wat hij zei, maar om wie het zei.
11 februari 2002h. Leefbaar Rotterdam houdt lijsttrekker wel.
11 februari 2002i. Reacties.
11 februari 2002j. ‘Wij weten niet wat we tegen hem kunnen doen’.
13 maart 2002. Fortuyn raust met boek door Paarse puinhoop.
14 maart 2002a. Den Haag reageert scherp op boek Fortuyn.
14 maart 2002b. ‘Fortuyn noemt zich ten onrechte prof’.
14 maart 2002c. Fortuyns ideeënboek.
14 maart 2002d. Het boek van de Boekenweek: Elsevier.
14 maart 2002e. ‘Het is alsof lezers puinhopen ruiken’.
15 maart 2002a. Boekverkoper in verzet tegen Pim.
15 maart 2002b. Fortuyns geluk.
15 maart 2002c. Tornado Fortuyn is nog lang niet uitgeraasd.
7 mei 2002a. ‘Dit is een aanslag op de democratie’.
7 mei 2002b. Een man springt plots in de struiken.
7 mei 2002c. Kok reageert diep geschokt en verbijsterd.
7 mei 2002d. Landzicht zelf hangt nu halfstok.
7 mei 2002e. LPF wil Fortuyns programma uitvoeren.
7 mei 2002f. Marokkanen spreken hun afschuw over aanslag uit.
7 mei 2002g. Partijleider wilde voor veiligheid naar België.
7 mei 2002h. ‘Toen ik 14 was, wilde ik altijd 87 worden’.
7 mei 2002i. Twee grote Nederlandse vlaggen voor Villa di Pietro.
7 mei 2002j. Verbijstering na moord Fortuyn.
Berichten over Geert Wilders
NRC Handelsblad
28 november 2007. Kabinet bezorgd over plan Wilders voor Koranfilm.
29 november 2007. Waar kan Wilders in Hilversum terecht?
5 december 2007. Bescherm niet mij, bescherm mijn vrijheid.
6 december 2007. Radicale islam gijzelt ons land.
28 maart 2008a. (De Volkskrant […] Wilders probeert weliswaar binnen…)
28 maart 2008b. De Scarlet Pimpernel rijdt weer uit!
28 maart 2008c. Debat?
72
28 maart 2008d. Er is wel harder uitgehaald naar de islam.
28 maart 2008e. In één uur trekt ‘Fitna’ een miljoen kijkers.
28 maart 2008f. Kamer neemt afstand van film Wilders.
28 maart 2008g. Kijk, nu gaat-ie ontploffen.
28 maart 2008h. Montage naar beproefd recept Retoriek van Al Gore.
28 maart 2008i. Moslimlanden veroordelen film.
28 maart 2008j. Politieke propaganda.
13 mei 2008. Met plan Wilders gaat Vlaming zeker naar EK.
5 juni 2008. Eén taal betekent nog niet één cultuur.
7 juli 2008. Nederland en Vlaanderen horen bij elkaar.
10 juli 2008a. Moeten we streven naar een Groot Nederland?
10 juli 2008b. Streef naar vorming cultuurunie.
10 juli 2008c. Vlaming wil geen huwelijk.
15 juli 2008. ‘K heb getwijfeld over België.
18 september 2008. ‘Kabinet kan de storm aan’.
19 september 2008a. Begroting soepel door Kamer.
19 september 2008b. Foei! U richt zich tot de kiezer.
19 september 2008c. Geuzenveld.
19 september 2008d. Hechtere coalitie.
20 september 2008a. CDA’ers: ‘In een ontregeld land is saai juist sexy’.
20 september 2008b. Overheid laten presteren of samen Wilders weglachen?
8 december 2008. Coalitiepartijen willen Ster-gelden behouden.
10 december 2008. De krant kan het niet meer alleen.
12 december 2008. Kamer: onderzoek hulp voor kranten.
de Telegraaf
28 november 2007. Provocerende film Wilders.
29 november 2007a. ‘Film Wilders brengt landgenoten in gevaar’.
29 november 2007b. Origineel.
29 november 2007c. Ziel.
2 december 2007. Verzetsbeweging tegen Wilders.
4 december 2007a. Janken naar de maan.
4 december 2007b. Nederlander ziet niets in film Wilders.
5 december 2007. Anti-Wildersbeweging krijgt geen steun.
28 maart 2008a. Balkenende: Wilders wil alleen kwetsen.
28 maart 2008b. ‘De toon is scherp om debat uit te lokken’.
28 maart 2008c. Kabinet direct in crisisberaad.
73
28 maart 2008d. ‘Keurig vertaald, geen aanzet tot haat’.
28 maart 2008e. Maandenlang in de ban. Wilders wilde er ‘nu ook wel eens vanaf’.
28 maart 2008f. Moslims halen schouders op.
28 maart 2008g. Onschuldig.
28 maart 2008h. Wilders: Premier moet zich schamen.
12 mei 2008a. ‘Fusie met Vlaamse deelstaat’.
12 mei 2008b. ‘Wij komen op voor de gewone man’.
13 mei 2008. Balkenende: Lot België is niet aan ons.
14 mei 2008a. ‘Fusie is illusie’.
14 mei 2008b. Vlaanderen zeer in trek als woonland.
14 mei 2008c. Zot.
17 september 2008. ‘Strooien met geleend geld’.
18 september 2008a. Goedkoop.
18 september 2008b. ‘Moslimkolonisten weigeren integratie’.
18 september 2008c. Rechts eist actie tegen reljongeren.
19 september 2008a. Balkenende: Wilders zet groep in hoek.
19 september 2008b. ‘Harde aanpak reljeugd nodig’.
7 december 2008. ‘Pak publieke omroepen aan’.
8 december 2008. Aanbidding.
de Volkskrant
29 november 2007. Vroege ophef over Wilders’ Koranfilm.
30 november 2007. De film van Wilders.
3 december 2007. Front tegen Wilders in de maak.
4 december 2007. ‘Vorige week film van Wilders en nu dit weer’.
5 december 2007. Doekle.
7 december 2007. Angst brengt vrije meningsuiting in gevaar.
8 december 2007a. (Het is inmiddels een bekend patroon: een…)
8 december 2007b. Met dit soort journalisten heeft Wilders geen partij meer nodig.
28 maart 2008a. (Afgaande op de eerste reacties is de…)
28 maart 2008b. Deense cartoonist boos op Wilders.
28 maart 2008c. Direct na uitkomen aangifte tegen film.
28 maart 2008d. Foto ‘Mohammed B.’ is foto rapper.
28 maart 2008e. Koranverzen, fanaten, bloed en aanslagen.
28 maart 2008f. Met geld kun je veel kopen.
28 maart 2008g. Moment verrast beveiligers.
28 maart 2008h. ‘Moslims kennen beelden al’.
74
28 maart 2008i. ‘Niet bedoeld om rotzooi uit te lokken’.
28 maart 2008j. Opluchting over ‘milde’ Fitna.
28 maart 2008k. Remmen los.
28 maart 2008l. Waar Wilders’ film te zien is, gaat de site plat.
13 mei 2008a. Nederlands-Vlaamse fusie is knettergek plan.
13 mei 2008b. Wilders wil Nederlands-Vlaamse fusie.
17 mei 2008. (Geert Wilders doorbrak deze week de stilte na…)
14 juni 2008. Yves Leterme: fusie met Nederland is sciencefiction.
19 juli 2008a. (Elke week schrijven Amanda Kluveld en…)
19 juli 2008b. (Zolang Belgen in protserige eigengebouwde…)
30 juli 2008. 49
17 september 2008. Wilders (PVV).
18 september 2008. Kamer trekt jaarlijks 10 miljoen extra uit voor kunst.
19 september 2008a. Censuur.
19 september 2008b. Debatteer eens door met Wilders.
19 september 2008c. Premier ‘danst soepel’ langs lastige vraagstukken.
22 september 2008. (Lezersbrieven)
6 december 2008. Slacht de Ster, red de kranten.
6 december 2008. Wilders pleit voor steun aan kranten.
9 december 2008a. Omroep en krant moeten samen optrekken in internettijdperk.
9 december 2008b. ‘Wilders helpt commerciëlen’.
12 december 2008. Maak de omroep reclamevrij.
13 december 2008. Deel geld STER voor innovatie kranten.
17 december 2008. Atsma wil Loekie niet meer slachten.
20 december 2008. Geen valse concurrentie.
75