Wilt u tutoyeren en mag ik vousvoyeren - thesis.eur.nl DEF 17-08... · Web viewzij (Tineke...
Transcript of Wilt u tutoyeren en mag ik vousvoyeren - thesis.eur.nl DEF 17-08... · Web viewzij (Tineke...
Wilt u tutoyeren en mag ik vousvoyeren?
Het gebruik van aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Judith de MunckAugustus, 2009
Wilt u tutoyeren en mag ik vousvoyeren?
Het gebruik van aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Master Media en Journalistiek
Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen
Erasmus Universiteit Rotterdam
Master thesis
14 augustus 2009
Naam: Judith de Munck
Studentnummer: 181904
E-mail: [email protected]
Begeleider: Drs. A.L. Peeters
Tweede lezer: Dr. J.M. Engelbert
Samenvatting
Aanspreekvormen worden gebruikt om iemand aan te spreken met de persoonsvorm van de
tweede persoon. De Nederlandse taal kent twee aanspreekvormen, namelijk een formele
aanspreekvorm en een informele aanspreekvorm. Onder de informele aanspreekvorm
verstaan we het zeggen van je en jij en de formele aanspreekvorm wordt gebruikt wanneer
er u wordt gezegd. Met name in de twintigste eeuw maken de Nederlandse
aanspreekvormen een aantal ontwikkelingen door. Mede door de toenemende
informalisering wordt er vaker jij en je gezegd. Het zeggen van jij en je heet ook wel
tutoyeren. Het gebruik van een formele aanspreekvorm zoals u heet vousvoyeren. Ook
verandert de betekenis van de aanspreekvormen. Voorheen gaf de aanspreekvorm u
beleefdheid aan. Tegenwoordig druk je door te vousvoyeren vooral uit dat er een zekere
afstand bestaat tussen de gesprekspartners. De ontwikkelingen in het gebruik van
aanspreekvormen brengt ook wel eens onzekerheid met zich mee en soms is niet duidelijk
tegen wie u en tegen wie jij gezegd moet worden. Deze onzekerheid zien we regelmatig
terug in gesprekken die op televisie uitgezonden worden. Over aanspreekvormen op
televisie is nog bijna niets bekend. Dit is opvallend omdat het gebruik van aanspreekvormen
erg actueel is in het huidige politieke debat over normen en waarden. Deze thesis gaat in op
de aanspreekvormen die in Nederlandse televisieprogramma gebruikt worden. Om een
algemeen beeld te krijgen van de aanspreekvormen die in televisieprogramma’s worden
gebruikt, is in deze thesis een explorerend vooronderzoek gedaan. In dit onderzoek zijn
dertig verschillende programma’s onderzocht op het gebruik van aanspreekvormen. Naar
aanleiding van het vooronderzoek is een hoofdonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek gaat
dieper in op het gebruik van aanspreekvormen en richt zich enkel op praatprogramma’s.
Tenslotte zijn er twee interviews gehouden met televisiepresentatoren om het gebruik van
aanspreekvormen nader te bekijken. Uit deze interviews blijkt dat het aanspreken van
personen in televisie-uitzendingen en het aanspreken van deze personen achter de
schermen vaak verschilt. Indien het om een formeel gesprek gaat worden er tijdens de
uitzending formele aanspreekvormen gebruikt, terwijl achter de schermen de presentatoren
en de gasten elkaar tutoyeren. Het u of jij zeggen blijkt een ingewikkelde aangelegenheid en
het gebruik van aanspreekvormen is van meerdere factoren afhankelijk. De vier factoren die
terugkomen in zowel de kwantitatieve als kwalitatieve analyse zijn: leeftijd, relatie,
maatschappelijke functie en aard van de dialoog. Deze factoren spelen een grote rol in de
keuze voor een aanspreekvorm.
Kernwoorden: aanspreekvormen, tutoyeren, vousvoyeren, televisie, praatprogramma,
kwantitatief onderzoek
4Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Voorwoord
Voor u (of je) ligt mijn afgeronde masterthesis over aanspreekvormen in Nederlandse
televisieprogramma’s. Toen ik iets las over aanspreekvormen in een reader van de
universiteit, was mijn interesse meteen gewekt. Want wanneer zeg je nou u en wanneer je?
In onze taal bestaan er geen sluitende regels voor het gebruik van aanspreekvormen.
Hierdoor twijfelt iedereen wel eens over het gebruik van u en jij en soms kan dit
ongemakkelijke situaties opleveren. Deze ongemakkelijke situaties zien we ook wel eens
terug in gesprekken op televisie. Daarom leek het mij interessant om te onderzoeken hoe
aanspreekvormen in televisieprogramma’s tot stand komen.
Uiteindelijk heeft het afronden van de master Media en Journalistiek langer geduurd
dan ik van te voren had gedacht. Toch heb ik deze scriptie in een relatief korte periode
kunnen schrijven. Toen ik eenmaal de smaak te pakken had en me meer in het onderwerp
verdiepte, werd het eigenlijk steeds interessanter. Vaak was ik mijn scriptie zat, maar het
onderwerp bleef leuk. Voor het kwantitatieve deel van dit onderzoek was het gebruik van
SPSS noodzakelijk. Helaas zie ik SPSS nog steeds eerder als een noodzakelijk kwaad in
plaats van een leerzame ervaring door de wereld van statistiek. Daarom was het kwalitatieve
deel van deze thesis ook een welkome aanvulling. Om het gebruik van aanspreekvormen op
televisie te onderzoeken, heb ik twee interviews gehouden met presentatoren van
praatprogramma’s. Mijn dank gaat dan ook uit naar Matthijs van Nieuwkerk, Tijs van den
Brink (ik mag Matthijs en Tijs zeggen) en de heer Knevel voor de tijd die zij hebben
vrijgemaakt voor de interviews. Mede door hun enthousiasme, ervaringen en anekdotes, is
deze scriptie geworden zoals die nu is.
Ik wil graag mijn ouders bedanken voor de support en financiële steun tijdens mijn
studententijd. Het heeft even geduurd, maar nu ben ik dan toch echt klaar met mijn studie.
Ook gaat mijn dank uit naar Paulien voor al het nakijkwerk en de opbeurende woorden als ik
het even zat was.
Tenslotte hoop ik dat de lezers van deze scriptie net zoveel plezier zullen beleven bij
het lezen van deze scriptie als dat ik (meestal) had bij het schrijven ervan.
5Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Inhoud
Samenvatting............................................................................................................................3
Voorwoord .............................................................................................................................3
1 Inleiding
1.1 Inleiding................................................................................................................81.2 Onderzoeksgebied...............................................................................................3
2 Aanspreekvormen
2.1 Aanspreekvormen in Nederland..........................................................................3
2.2 Aanspreekvormen tot 1900..................................................................................32.3 Aanspreekvormen in de 20e eeuw.......................................................................3
2.4 Verschuiving in aanspreekvormen.......................................................................32.5 Het gebruik van aanspreekvormen bij algemeen relationele factoren.................3
2.5.1 U-gebruik bij het aanspreken van ouderen...................................................32.5.2 U-gebruik bij het aanspreken van man/vrouw...............................................3
2.5.3 U-gebruik bij het aanspreken naar maatschappelijke positie........................32.5.4 U-gebruik naar het uitdrukken van respect voor aangesprokene.................3
2.5.5 U-gebruik bij het aanspreken van onbekende personen............................182.5.6 U-gebuik naar de zakelijkheid van een gesprek...........................................3
3 Aanspreekvormen op televisie
3.1 Inleiding................................................................................................................3
3.2 Televisie en genre................................................................................................33.3 Aanspreekvormen in de media............................................................................3
3.4 Onderzoeksmethode............................................................................................33.5 Analyse vooronderzoek.......................................................................................3
3.6 Resultaten analyse vooronderzoek......................................................................33.6.1 Inleiding.........................................................................................................3
3.6.2 Aanspreekvorm richting de kijkers thuis.......................................................33.6.3 Aanspreekvorm richting mannen en vrouwen...............................................3
3.6.4 Aanspreekvorm naar leeftijd van de aangesproken persoon........................33.6.5 Aanspreekvorm naar setting van het gesprek..............................................3
3.6.6 Aanspreekvorm naar functie gesprekspartner..............................................3
6Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
3.6.7 Aanspreekvorm naar programma-indeling....................................................33.7 Conclusie vooronderzoek....................................................................................3
3.7.1 Inleiding.........................................................................................................33.7.2 Beantwoording deelvragen...........................................................................3
3.7.3 Beantwoording hoofdvraag...........................................................................33.7.4 Reflectie........................................................................................................3
4 Aanspreekvormen in praatprogramma’s
4.1 Inleiding................................................................................................................3
4.2 Televisie en praatprogramma’s............................................................................34.3 Presentator in praatprogramma’s........................................................................3
4.4 De verhouding tussen presentator en gast..........................................................34.5 Functie van het publiek........................................................................................3
4.6 Hoofdonderzoek praatprogramma’s....................................................................34.7 Onderzoeksmethode en verantwoording.............................................................3
4.7.1 Materiaal en procedure...............................................................................384.6.2 Het codeboek..............................................................................................39
4.8 Resultatenanalyse...............................................................................................34.8.1 Inleiding.......................................................................................................41
4.8.2 Aanspreekvormen naar programma...........................................................414.8.3 Setting van het gesprek..............................................................................42
4.8.4 Leeftijd.........................................................................................................434.8.5 Aanspreekvormen naar mannen en vrouwen.............................................45
4.8.6 Aanspreekvormen naar basisoptreden.......................................................454.8.7 Aard en lengte van de dialoog....................................................................46
4.8.8 Intercodeursbetrouwbaarheid.....................................................................464.9 Conclusie...........................................................................................................47
4.9.1 Inleiding.......................................................................................................474.9.2 Beantwoording deelvragen.........................................................................47
4.9.3 Beantwoording hoofdvraag.........................................................................494.9.4 Reflectie......................................................................................................49
7Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
5 Presentatoren aan het woord
5.1 Inleiding..............................................................................................................51
5.2 Methodologie.....................................................................................................515.3 Presentatoren....................................................................................................52
5.4 Resultaten..........................................................................................................535.4.1 Aanspreekvormen in televisieprogramma’s................................................53
5.4.2 Factoren die een rol spelen in het gebruik van aanspreekvormen.............545.4.3 Afspraken over aanspreekvormen..............................................................57
5.4.4 Voor en achter de schermen.......................................................................585.5 Conclusie...........................................................................................................60
5.5.1 Beantwoording deelvragen.........................................................................605.5.2 Beantwoording hoofdvraag.........................................................................61
5.5.3 Reflectie......................................................................................................62
6. Conclusie
6.1 Inleiding..............................................................................................................636.2 Onderzoek.........................................................................................................63
6.3 Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s..................................646.4 Reflectie.............................................................................................................65
6.5 Aanbevelingen...................................................................................................66
Literatuur ...........................................................................................................................67
Bijlage 1 Programmalijst vooronderzoek............................................................................3Bijlage 2 Codeboek vooronderzoek....................................................................................3
Bijlage 3 Handleiding codeboek voor het explorerend vooronderzoek............................73Bijlage 4 Codeerblad vooronderzoek................................................................................75
Bijlage 5 Programmalijst hoofdonderzoek........................................................................76Bijlage 6 Codeboek hoofdonderzoek................................................................................77
Bijlage 7 Handboek codeboek hoofdonderzoek...............................................................82Bijlage 8 Codeerbladen hoofdonderzoek..........................................................................86
Bijlage 9 Topiclijst interviews............................................................................................89
8Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Inleiding
1.1. Inleiding
Ruim twee jaar geleden was in het Nederlandse praatprogramma Pauw en Witteman (18
oktober 2006) rapper Ali B. te gast. Premier Balkenende zat ook aan tafel en werd door Ali B.
aanhoudend met je en jou aangesproken. Na deze uitzending ontstond er veel ophef over de
manier waarop de rapper de premier benaderde. In het gastenboek op de website van Ali B.
stroomden de reacties binnen:
(bron:www.alib.nl)
Niet iedereen vond het onbeschoft dat Ali B. de premier met je en jou aansprak. Er waren
ook mensen die het juist leuk vonden van Ali B. dat hij de premier tutoyeerde en Paul
Witteman schreef naar aanleiding van de ophef een reactie in een column in het Vara TV
magazine.
“Vrijwel alle boze reacties gingen over Ali B. , die de premier met ‘je’ en ‘jou’
aansprak. Daaraan had Balkenende zich nu weer niet gestoord. Waarschijnlijk vond
hij het, net als wij, vrijmoedig en ook wel grappig dat de rapper zo weinig afstand
hield tot de belangrijkste man van het land”.
(Witteman, 2006)
Hieruit blijkt dat de meningen verdeeld zijn en dat niet iedereen vindt dat de premier
automatisch een u is. Ondanks de reactie van Paul Witteman (die overigens de premier zelf
wel met u aansprak) en meerdere positieve reacties op het getutoyeer van Ali B. bood deze
uiteindelijk via zijn weblog zijn excuses aan en schreef dat als hij het terug kon draaien, hij
het niet op die manier had gedaan:
Ineke 55 jaar – 19 oktober 2006 10:22Hallo Ali. (…) Ik vind het prima hoe jij in discussies gaat. Maar bij Pauw en Witteman ging je TE ver. Respect bekent ook dat je de Premier met U zou kunnen aanspreken
Lars – 19 oktober 2006 19:26Anders zeg je even U tegen de minister-president, flapdrol!
9Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
“Ik vond het toen een erg gezellig gesprek, zelfs zo gezellig dat ik de heer
Balkenende tutoyeerde.(…) als ik het terug kon draaien, had ik het niet op die
manier gedaan. Dan had ik hem niet getutoyeerd. Ik deed het niet expres om hem
te beledigen. Ik doe gewoon wat goed voelt.”
(Ali B., 2006)
Over aanspreekvormen bestaan in onze taal geen vaste regels. Hoewel het zeggen van u of
jij vaak automatisch gaat, bevinden de meeste mensen zich wel eens in een situatie waarbij
je je afvraagt of er u of jij gezegd moet worden. Grezel (2002) geeft aan dat u en jij niet
alleen wordt bepaald door leeftijd, status en maatschappelijke positie, maar dat er ook
bepalende factoren meespelen die moeilijk te definiëren zijn zoals de verhouding tussen
mensen en de sfeer van het moment. Voor Ali B. gaf tijdens de uitzending waarschijnlijk de
sfeer van het moment, ‘een erg gezellig gesprek’, de doorslag. Voor de meeste kijkers thuis
zal de maatschappelijke positie van de premier een belangrijke reden zijn om niet te
tutoyeren. Want hoewel sommige mensen vinden dat met het tutoyeren van de premier niets
mis is, blijkt uit de kleine rel die ontstond rond deze uitzending dat de aanspreekvorm jegens
Balkenende voor de meeste mensen helder is, namelijk u.
In veel situaties is de aanspreekvorm duidelijk maar soms bestaat er dus ook wel
eens onzekerheid over het gebruik van u en jij. Uit onderzoek (Vermaas, 2002) blijkt dat er
regelmatig onduidelijkheid bestaat over het gebruik van aanspreekvormen. Deze
onduidelijkheid ervaart iedereen wel eens bij persoonlijke ontmoetingen en zien we ook
regelmatig terug in gesprekken op televisie. Over het gebruik van aanspreekvormen op
televisie is nog maar weinig bekend. In bijna alle televisieprogramma’s worden wel
gesprekken gevoerd. Er zijn natuurlijk veel programma’s waarbij alle dialogen vooraf al vast
liggen. Hierbij kun je denken aan alle scripts die geschreven worden voor bijvoorbeeld soaps
en series. Er zijn echter ook genoeg programma’s waarin gesprekken plaatsvinden die niet
vooraf uitgewerkt worden, onder andere de conversaties tussen presentatoren en gasten in
praatprogramma’s en spelprogramma’s. Sommige presentatoren zijn erg consequent in het
gebruik van u en jij tegen hun gasten. Zo zegt Joost Prinsen in het spelprogramma ‘Met het
mes op tafel’ uitsluitend u tegen zijn gasten. Hij maakt geen onderscheid tussen kandidaten
van verschillende leeftijden en met verschillende functies, iedereen wordt met u
aangesproken. In het programma ‘Lingo’ is het juist andersom, iedereen wordt getutoyeerd
en dus met jij aangesproken. In deze programma’s lijkt de aanspreekvorm een conventie te
zijn. Andere presentatoren wisselen van aanspreekvorm en gebruiken zowel u als jij als zij
gasten aanspreken. Het komt regelmatig voor dat zij ook twijfelen over hoe zij een gast
moeten aanspreken. Zo wisselen presentatoren soms wel eens in een gesprek van
aanspreekvorm. In het programma Zomergasten sprak Adriaan van Dis in 2002 met
10Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
historicus en jurist Cees Fasseur. Adriaan van Dis sprak Cees Fasseur aan met u. Naarmate
het gesprek vorderde kostte het hem steeds meer moeite om u te blijven zeggen. Toen Cees
Fasseur ging ‘Adrianen’ gaf Adriaan van Dis zich half gewonnen. De rest van het programma
zwalkte hij tussen u en jij (Grezel, 2002). Het gebeurt ook dat in eerdere gesprekken iemand
nog met je werd aangesproken en in een volgende uitzending is dezelfde persoon ineens
een echte u. Een voorbeeld hiervan is André Rouvoet die een aantal keer te gast was bij het
programma De wereld draait door. Matthijs van Nieuwkerk en André Rouvoet spraken elkaar
altijd aan met je. Op het moment dat André Rouvoet minister en vice-premier is geworden,
spreken zij aan het begin van de uitzending op 28 februari 2007 af dat Matthijs van
Nieuwkerk voortaan geen André en jij meer zal zeggen, maar een formele aanspreekvorm
zal gebruiken, namelijk u. Bij deze nieuwe, en hogere, functie vindt André Rouvoet een
formele aanspreekvorm gepaster. Een paar maanden later is André Rouvoet op televisie als
hij meedoet aan de nieuwste rage van 2007 onder jongeren: jumpen. Alexander (2007)
schrijft op een weblog dat hij het gevousvoyeer in De wereld draait door hierdoor niet serieus
meer kan nemen. Voor hem is het duidelijk: ‘een meneer’ jumpt niet!
1.2 Onderzoeksgebied
In Nederland is het meest uitgebreide onderzoek naar aanspreekvormen gedaan door
Vermaas (2002). Zij heeft in dit onderzoek het gebruik van Nederlandse aanspreekvormen
van de dertiende tot en met de twintigste eeuw in kaart gebracht. Uit dit onderzoek blijkt dat
het gebruik van jij als aanspreekvorm de laatste decennia is toegenomen ten koste van het
gebruik van u. Ondanks dat mensen dus vaker jij tegen elkaar zeggen, was het tutoyeren
van premier Balkenende voor velen een stap te ver.
Volgens Vermaas (2002:59) is er algemene verschuiving zichtbaar van het gebruik
van u naar jij. Vooral jongeren zeggen makkelijker dan voorheen jij en je tegen bijvoorbeeld
gezagsdragers. Jongeren lijken minder gevoelig voor status en wie de aangesproken
persoon is en de functie van de aangesproken persoon, bepaalt niet langer welke
aanspreekvorm er wordt gebruikt. Hoe de persoon is lijkt bepalend te zijn geworden voor het
gebruik van u of jij. Ali B. vond de premier ‘een relaxte gozer’ en gebruikte dus jij. Dit had
volgens hem dan ook niet te maken met een gebrek aan respect voor premier Balkenende.
Het gebruik van aanspreekvormen en hoe deze precies toegepast moeten worden is zeer
actueel in het huidige debat over normen en waarden. Dit bleek onder andere door alle ophef
omtrent de uitzending van Pauw en Witteman. De slogan in het normen-en-waarden-debat
van premier Balkenende luidt: ‘Fatsoen moet je doen’ en niet ‘Fatsoen moet u doen’.
Desondanks ging Ali B. deze keer te ver, vond men. Een paar jaar eerder werd de premier
voor het programma ‘Lijst 0’ van BNN door de presentatrices Katja Schuurman en Bridget
11Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Maasland geïnterviewd waarbij zij ook de premier tutoyeerden. Ik kan me niet herinneren dat
er toen ook zo’n ophef was over het gebruik van het woordje jij. Hieruit blijkt dat elke situatie
anders is en dat het ook een kwestie is waarin het gebruik van u en jij/je verschillend
geïnterpreteerd kan worden.
In onze taal bestaan geen specifieke regels over hoe aanspreekvormen gebruikt zouden
moeten worden. Door de verschuiving van u naar jij is het alleen nog maar moeilijker
geworden. Vermaas (2002:63) geeft aan dat schrijvers het waarschijnlijk zo’n ingewikkelde
kwestie vinden dat ze zich niet wagen aan dit onderwerp. Er worden alleen wat algemene
aanwijzingen gevonden, zoals dat het gebruik van u of jij afhangt van de verhouding die
bestaat tussen twee mensen en dat door vele nuances elke situatie anders is. De
radiomaker Wim T. Schippers besloot de onzekerheid bij het gebruik van aanspreekvormen
in zijn programma Ronflonflon bij Jack Plafond (1984-1991) maar helemaal te vermijden. Hij
sprak zijn gasten consequent aan met ‘joe’ om maar niet voor u of jij te hoeven kiezen. Deze
oplossing om aanspreekvormen te vermijden heeft zich niet doorgezet bij een breed publiek.
In dialogen op zowel radio, televisie als in gedrukte media wordt nog altijd een onderscheid
gemaakt in aanspreekvormen. Een taal waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen
formele en informele aanspreekvormen is het Zweeds. Volgens Zijlmans (2003) is de
algemene aanspreekvorm in Zweden informeel. Iedereen wordt aangesproken met je
behalve de leden van het koninklijk huis, zij worden wel met een titel aangesproken. Toch
voelen veel Zweden zich ongemakkelijk bij de informele vorm van aanspreken. Er bestaat
dus geen formele aanspreekvorm zoals bij ons. Om dit te compenseren kent de Zweedse
taal een enorme variatie aan omslachtige formuleringen om beleefdheid uit te drukken en de
informele aanspreekvorm te ontwijken.
Vermaas (2002:70) registreerde tegen wie in de media van het laatste decennium van de
twintigste eeuw u en jij werd gezegd. Zij analyseerde voor dit onderzoek onder andere
formele interviews in landelijke dag- en weekbladen. Uit de vergelijkingen van de interviews
bleek dat de aanspreekvorm afhankelijk is van de interviewer en de geïnterviewde. In een
formele situatie werd er meestal u gebruikt en bij informele momenten werd jij gezegd. Zij gaf
aan dat beiden waarschijnlijk aanvoelen welke vorm gebruikt moet worden maar dat er soms
afspraken werden gemaakt over de aanspreekvorm. Vermaas (2002) constateerde dat in
radio-uitzendingen bij de publieke omroepen voornamelijk u wordt gezegd en bij de
commerciële omroepen bijna iedereen met je wordt aangesproken. Aan de hand van deze
bevindingen is besloten om onderzoek te doen naar de aanspreekvormen in
televisieprogramma’s. Er zijn namelijk nog geen gegevens over het gebruik van u en jij in
gesprekken op televisie. Om inzicht te krijgen in de aanspreekvormen die in Nederlandse
12Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
televisieprogramma’s worden gebruikt, zal in deze thesis zowel kwantitatief onderzoek als
kwalitatief onderzoek gedaan worden. De hoofdvraag van deze thesis is:
Welke aanspreekvormen worden gebruikt in Nederlandse televisieprogramma’s en hoe
komen deze aanspreekvormen tot stand?
In het eerste explorerende vooronderzoek wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van u
en jij in dertig televisieprogramma’s. Naar aanleiding van dit vooronderzoek, dat in hoofdstuk
2 wordt behandeld, worden de onderzoeksvragen van het hoofdonderzoek van deze thesis
nader geformuleerd. In het hoofdonderzoek in hoofdstuk 4 zal dieper ingegaan worden op
het gebruik van aanspreekvormen in Nederlandse praatprogramma’s. Tenslotte wordt in
hoofdstuk 5 een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. In dit kwalitatieve onderzoek zijn diverse
televisiepresentatoren geïnterviewd om meer inzicht te krijgen in het proces van aanspreken
in praatprogramma’s.
13Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
2 Aanspreekvormen
2.1 Aanspreekvormen in Nederland
Aanspreekvormen hebben in de Nederlandse taal een aantal ontwikkelingen doorgemaakt.
Voordat verder op deze ontwikkeling wordt ingegaan, is het van belang het begrip
aanspreekvorm nader te beschrijven. Met een aanspreekvorm wordt in deze thesis de
persoonsvorm van de tweede persoon bedoeld. De tweede persoon is hierbij de persoon
tegen wie gesproken wordt of waar een gesprek mee wordt gevoerd. De vormen die gebruikt
worden voor de twee persoon enkelvoud zijn: u, jij, je, jou, gij en ge. In het meervoud zijn de
vormen u, jullie, gij en ge. De aanspreekvormen gij en ge worden bijna niet meer gebruikt in
onze spreektaal, soms nog in het zuiden van het land en in Vlaanderen. In Vlaanderen is de
aanspreekvorm gij niet automatisch een synoniem van u. He wordt ook gebruikt als informele
aanspreekvorm die vergelijkbaar is met het zeggen van jij. Voor het onderzoek in deze thesis
worden de Nederlandse aanspreekvormen in twee groepen verdeeld, namelijk de formele
aanspreekvorm en de informele aanspreekvorm. Onder de formele aanspreekvorm
(vousvoyeren) vallen de vormen u, gij en ge. De informele aanspreekvorm (tutoyeren) wordt
gekenmerkt door het zeggen van jij, je, jou en jullie.
De aanspreekvormen zoals wij die nu in onze taal gebruiken, zijn voortgekomen uit een
langdurige ontwikkeling. Omdat in deze thesis alleen wordt gekeken naar de
aanspreekvormen zoals wij die nu kennen, maar enige geschiedenis nodig is om te begrijpen
waarom we nu juist deze aanspreekvormen gebruiken, zal in de volgende hoofdstukken de
ontwikkeling van aanspreekvormen aan bod komen. In hoofdstuk 2.2 zal de geschiedenis
van de aanspreekvormen tot 1900 worden besproken. Daarna zal dieper worden ingegaan
op de veranderingen die hebben plaatsgevonden in de 20e eeuw.
2.2 Aanspreekvormen tot 1900
Onze taal kent nu twee aanspreekvormen, namelijk formeel en informeel. Dat dit niet altijd zo
is geweest, blijkt uit onderzoek van Vermaas (2002). De Nederlandse taal heeft langdurig
maar één aanspreekvorm gekend. In de dertiende eeuw werd in Middelnederlandse teksten
als aanspreekvorm in het enkelvoud du geschreven en in het meervoud ghi/gi. Later werd de
vorm ghi/gi ook in het enkelvoud gebruikt waarbij het als beleefdheidsvorm werd gebruikt. In
geschreven teksten veranderde de g-vorm ghi/gi langzaam in ghy/gy waarbij deze vorm in
allerlei situaties vaker werd gebruikt dan de d-vorm (Vermaas, 2002:39). In de literatuur tot
de zestiende eeuw neemt het gebruik van du af en uiteindelijk verdwijnt deze vorm zodat
14Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
alleen g-vormen nog als aanspreekvorm in het enkelvoud en meervoud wordt gebruikt.
Ghy/gy wordt vanaf het eind van de zestiende eeuw de enige aanspreekvorm, ongeacht de
persoon tegen wie gesproken wordt. Het gebruik van du beschouwt men als ouderwets en
ghy wordt de enige vorm voor situaties van zowel beleefdheid en distantie als
vertrouwelijkheid en intimiteit (Vermaas, 2002:40).
De huidige j-vormen (jij, je, jou, jullie) zijn afgeleiden van de g-vormen (ghi,gi, ghy,
gy). Het is onduidelijk hoe deze vormen precies zijn ontstaan, maar volgens Vermaas
(2002:46) zouden de j-vormen zijn ontstaan in bepaalde regio’s van Nederland waar een
dialect werd gesproken en uiteindelijk tot de standaardtaal zijn gaan behoren. De j-vorm
komt al rond de zeventiende eeuw voor in bepaalde regio’s, maar is als algemene
aanspreekvorm pas aan het eind van de negentiende eeuw in heel Nederland
doorgedrongen.
Hoewel u in de zeventiende eeuw af en toe in geschriften werd gebruikt, krijgt het pas
later de functie van beleefdheidsvorm. In de achttiende eeuw krijgt men de behoefte om een
verschil in aanspreekvormen te gebruiken en wordt in hogere kringen de u-vorm gebruikt om
beleefdheid aan te geven. De u-vorm wordt gebruikt als beleefdheidsvorm en jij/je heeft de
vorm van vertrouwelijkheid. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat tot de twintigste eeuw
voornamelijk nog de g-vorm nog werd gebruikt om beleefdheid te tonen. Pas in de loop van
de twintigste eeuw wordt er overwegend u gebruikt in plaats van gij/ge.
2.3 Aanspreekvormen in de 20e eeuw
Aan het begin van de twintigste eeuw is het gebruik van aanspreekvormen voornamelijk
afhankelijk van de status van de diegene die wordt toegesproken (Van Zalk & Jansen,
2004:266). Voor mensen met een hogere status dan de spreker werd als aanspreekvorm u
gebruikt en voor gelijken en mensen met een lagere status jij. Doordat iedereen een
aanspreekvorm moest kiezen werden de standverschillen extra benadrukt. Van Zalk en
Jansen (2004:266) illustreren deze ontwikkeling met een aardig voorbeeld. “De dokter zei jij
tegen de bakker, en de bakker zei u terug. Pijnlijk werd het pas toen het zoontje van de
dokter met u werd aangesproken, maar op zijn beurt jij tegen de bakker zei.” Uit dit
voorbeeld blijkt hoezeer standen de gekozen aanspreekvorm bepaalden. Later in de
twintigste eeuw zien we dat uit onvrede over dit systeem de statusinterpretatie steeds minder
belangrijk wordt bij het kiezen van een aanspreekvorm. Nederland wordt minder een
standenmaatschappij en de vanzelfsprekendheid waarmee bepaalde standen worden
aangesproken wordt ook minder (Van Zalk en Jansen, 2004:266). Vanaf dat moment lijkt de
keuze voor een aanspreekvorm samen te hangen met solidariteit. Van Zalk en Janssen
(2004:267) maken dit duidelijk door onderscheid te maken tussen een ‘binnengroep’ en een
15Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
‘buitengroep’. De binnengroep bestaat uit mensen die tot de groep van de spreker behoren
en hier wordt jij/je tegen gesprekspartners gebruikt. In deze groep vallen generatiegenoten
en familie, maar ook vrienden en collega’s. De buitengroep bestaat uit mensen die buiten
deze binnengroep vallen en zij worden aangesproken met u.
2.4 Verschuiving in aanspreekvormen
In de loop van de twintigste eeuw ontstaan de aanspreekvormen zoals wij die nu ook
gebruiken. Een gesprekspartner wordt met u of jij/je aangesproken. De j-vorm is een teken
van vertrouwelijkheid en u zeggen staat symbool voor afstand, respect, zakelijkheid en
status, maar ook voor beleefdheid (Grezel, 2002:265). Aan het begin van de twintigste eeuw
wordt u nog vaak gebruikt binnen families. Zo blijkt uit onderzoek van Vermaas (2002:56) dat
kinderen die omstreeks 1940 zijn geboren, hun ouders nog bijna allemaal met u aanspreken.
Dit heeft te maken met een vorm van beleefdheid, waarvoor oudere generaties nog gevoelig
zijn. In de jaren zestig zorgen maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het doorbreken van
tradities, informalisering en emancipatie, voor een afnemend gebruik van u ten gunste van jij
en je. In de jaren tachtig spraken de meeste jongeren hun ouders aan met jij terwijl hun
ouders de grootouders nog met u aanspraken (Vermaas, 2002). Burger en De Jong (1998)
geven aan dat het gebruik van formele aanspreekvormen door kinderen tegen hun ouders in
minder dan een eeuw grotendeels is verdwenen.
Niet alleen binnen de familie wordt er meer getutoyeerd dan vroeger, ook in relaties
tussen leeftijdsgenoten en gelijkgezinden wordt er vaker jij en je gebruikt. Vermaas (2002)
denkt dat dit komt doordat er nu meer waarde wordt gehecht aan solidariteit en jongeren
minder waarde hechten aan status. Grezel (2002) geeft aan dat de gevoelswaarde van u is
veranderd. Voorheen gaf de aanspreekvorm u beleefdheid aan. Tegenwoordig druk je ermee
uit dat er een zekere afstand bestaat tussen de gesprekspartners. Ook Vermaas (2005)
erkent dat de context van u is veranderd. Het gebruik van de aanspreekvorm u heeft in
mindere mate te maken met het uitdrukken van respect. Dit verklaart waarom veel ouderen
zich storen aan de jeugd die veel vaker jij en je gebruikt. De oudere generatie heeft de
beleefdheidvorm aangeleerd en ziet niet in dat de jij-zeggers niets onbeleefds bedoelen.
Volgens Vermaas (2002) zijn de nieuwe ongeschreven regels dan ook nog niet tot iedereen
doorgedrongen. De ontwikkelingen in het gebruik van aanspreekvormen brengt ook
onzekerheid met zich mee. Veel mensen bevinden zich wel eens in een situatie waarbij men
twijfelt over de te gebruiken aanspreekvorm. Deze onzekerheid zien we terug bij radio- en
televisieprogramma’s waarbij men bijvoorbeeld afspreekt om te tutoyeren of waar een
interviewer wisselt met de aanspreekvorm in een gesprek met één persoon.
16Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Zo geeft Tineke Huizinga in het programma De wereld draait door aan dat Matthijs van
Nieuwkerk wel Tineke mag zeggen. Zij geeft dus aan dat zij het niet erg vindt om
getutoyeerd te worden. Toch houdt hij vast aan het zeggen van u. Tijs van den Brink heeft in
het programma Knevel en Van den Brink (24 juni 2009) problemen met het aanspreken van
de vrouw van Freek de Jonge. Hij begint met het zeggen van u, zegt later in de uitzending
een paar keer je en jij en gaat vervolgens weer verder met u.
2.5 Het gebruik van aanspreekvormen bij algemeen relationele factoren
In de vorige paragrafen is duidelijk geworden dat aanspreken geen eenvoudige
aangelegenheid is. Het gebruik van aanspreekvormen is in de twintigste eeuw sterk
veranderd maar nog niet duidelijk is wanneer en tegen wie u en jij/je wordt gezegd. Vermaas
(2002:177) heeft de veranderingen in het gebruik van aanspreekvormen bij algemeen
relationele factoren in kaart gebracht. De ondervraagde personen zijn teruggebracht tot drie
generaties waarbij één generatie een periode van ongeveer 25 tot 35 jaar beslaat. De jonge
generatie is tussen de vijftien en achttien jaar, de ouders van deze jonge generatie is de
middengeneratie en onder de oude generatie vallen de grootouders van de jonge generatie.
De factoren die hieronder besproken worden zijn: de ander is ouder, de ander is van
hetzelfde of andere geslacht, de maatschappelijke positie van de aangesprokene, respect
voor hem of haar, onbekendheid en zakelijkheid van de relatie.
2.5.1 U-gebruik bij het aanspreken van ouderen
Het gebruik van de aanspreekvorm u tegen een ouder persoon is volgens het onderzoek van
Vermaas (2002) erg afhankelijk van de generatie. Slechts 16,5% van de jonge generatie zegt
altijd u tegen een oudere, terwijl in de oude generatie 65,7% altijd u zegt. Verwacht kon
worden dat de jonge generatie wellicht vaker altijd u zegt gezien het leeftijdsverschil en de
afstandelijkheid naar ouderen in het algemeen. Uit het onderzoek blijkt dat van de jonge
generatie 77,1% soms u zegt tegen een oudere. Eerder zagen we al dat de gevoelswaarde
van u veranderd is en dit zou kunnen verklaren waarom bij de jonge generatie de factor
leeftijd niet automatisch bepalend is om iemand met u aan te spreken. De jonge generatie
beoordeelt per persoon óf leeftijd óf de situatie de doorslag geeft om u te zeggen.
17Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
2.5.2 U-gebruik bij het aanspreken van man/vrouw
In het onderzoek van Vermaas (2002) heeft zij gekeken of er een verschil is in het gebruik
van aanspreekvormen naar geslacht. Uit het onderzoek blijkt vooral dat de oude generatie
mannen onderscheid maakt in de aanspreking van een man of vrouw, terwijl de oude
generatie vrouwen dat onderscheid veel minder maakt. Van de oude generatie mannen
spreekt namelijk 43,7% een vrouw aan met altijd u terwijl van deze generatie 29,5% een man
met altijd u aanspreekt. De jonge en middengeneratie maken maar weinig onderscheid
tussen het aanspreken van mannen en vrouwen.
2.5.3 U-gebruik bij het aanspreken naar maatschappelijke positie
Zoals blijkt uit het onderzoek van Vermaas (2002) is status voor de jonge generatie een
minder belangrijke factor geworden om u te zeggen. In het onderzoek dat zij deed naar het
u-gebruik naar de maatschappelijke positie van de aangesproken persoon blijkt dat de jonge
generatie (maar ook de middengeneratie) minder gevoelig is voor de maatschappelijke
positie van de aangesprokene. Van de jonge generatie geeft 60,8% aan soms u te zeggen.
Er heerst dus onzekerheid over het gebruik van u en je wat volgens Vermaas (2002:188)
verklaard kan worden door de vage normen en waarden die over het gebruik van
aanspreekvormen zijn ontstaan.
2.5.4 U-gebruik naar het uitdrukken van respect voor aangesprokene
Het u-gebruik bij de factor respect ligt bij alle generaties hoger dan het u-gebruik bij de
maatschappelijke positie van de aangesprokene. Waarschijnlijk komt dit doordat men door
het u-gebruik een waardering wil laten blijken en vindt men deze factor belangrijker dan de
maatschappelijke positie die de aangesproken persoon heeft (Vermaas, 2002:194). Toch wil
niet zeggen dat een groot gevoel van waardering of respect niet samen kan gaan met jij of je
zeggen. Denk maar aan de ontwikkeling dat kinderen hun ouders bijna niet meer met u
aanspreken. Dit betekent niet dat al deze jongeren geen respect voor hun ouders zouden
hebben. Waarschijnlijk overheerst in die situaties het solidariteitsgevoel. De ouders zitten in
de eerder besproken ‘binnengroep’ en dus kan waardering en respect samengaan met het
zeggen van je en jij.
18Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
2.5.5 U-gebruik bij het aanspreken van onbekende personen
Vermaas (2002:200) onderzocht ook in hoeverre de factor onbekendheid meespeelt bij de
mate van het zeggen van u of jij/je. In vergelijking met de andere factoren zeggen alle
generaties vaker altijd u bij de onbekendheid van de aangesproken persoon. Het verschil
tussen de oude generatie en de middengeneratie is kleiner dan bij de andere factoren en van
de jonge generatie zegt een ruime meerderheid, namelijk 63,5% altijd u. Dit kan verklaard
worden door de afstand die mensen voelen ten opzichte van een onbekende. Tegen een
onbekende waarvan ook de maatschappelijke functie niet helder is, zeggen mensen liever u.
2.5.6 U-gebuik naar de zakelijkheid van een gesprek
De mate van het u-gebruik kan afhangen van de zakelijkheid van een relatie. Bij informele
situaties op het werk lijken vrouwen vaker het initiatief te nemen om te tutoyeren (Vermaas,
2005). Dit komt waarschijnlijk doordat vrouwen eerder de nadruk leggen op solidariteit, terwijl
mannen meer waarde hechten aan status. Maar wanneer mensen een gesprek hebben met
de directie van een bedrijf, zal men eerder geneigd zijn u te zeggen dan wanneer je een
gesprek hebt over privézaken met collega’s. Uit de resultaten van het onderzoek van
Vermaas (2002:206) blijkt inderdaad dat zakelijkheid een grote rol speelt. Van alle generaties
zegt de meerderheid altijd u bij een gesprek met een zakelijk karakter. De verschillen in het
u-gebruik tussen deze generaties is erg klein. Waarschijnlijk voelen de meeste mensen aan
dat de aanspreekvorm u bij zakelijkheid het meest op prijs wordt gesteld (Vermaas,
2002:207).
19Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
3 Aanspreekvormen op televisie
3.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 is de geschiedenis en het gebruik van aanspreekvormen behandeld. Door het
onderzoek van Vermaas (2002) hebben we enig inzicht gekregen in hoe aanspreekvormen
tot stand komen. Over aanspreekvormen in televisieprogramma’s is nog bijna niets bekend.
Dit is opvallend omdat het gebruik van aanspreekvormen zeer actueel is in het huidige
politieke debat over normen en waarden. Om een algemeen beeld te krijgen van de
aanspreekvormen die op televisie worden gebruikt, wordt in dit hoofdstuk een explorerend
vooronderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van het vooronderzoek wordt bekeken welke
onderdelen meer onderzoek behoeven zodat de vragen voor het hoofdonderzoek
geformuleerd kunnen worden. Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van
aanspreekvormen in televisieprogramma’s is in dit onderzoek gekozen om allerlei soorten
programma’s te analyseren. De hoofdvraag van dit vooronderzoek is:
Welke aanspreekvormen worden gebruikt in dialogen in Nederlandse
televisieprogramma’s?
Deze hoofdvraag bestaat uit een zestal deelvragen. De deelvragen van dit vooronderzoek
zijn:
1. Welke aanspreekvorm wordt gebruikt om de kijker aan te spreken?
2. Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
sekse van de aangesproken personen?
3. Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
leeftijd van de aangesproken personen?
4. Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar de
setting van een gesprek?
5. Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
functie van de aangesproken persoon?
6. Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
programmagenre?
Om de aanspreekvormen in televisieprogramma’s te kunnen onderzoeken zijn de digitale
online-archieven gebruikt van diverse Nederlandse omroepen. Bijna alle omroepen hebben
een online-archief waarin alle uitgezonden programma’s terug te kijken zijn. In het
20Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
vooronderzoek wordt steekproefsgewijs een selectie gemaakt van alle programma’s die
uitgezonden worden op de Nederlandse televisie. In dit hoofdstuk zal er eerst nader worden
ingegaan op de betekenis van genres op televisie. Daarna zal het vooronderzoek en de
resultaten daarvan aan bod komen.
3.2 Televisie en genre
Op de Nederlandse televisie worden veel verschillende soorten programma’s uitgezonden.
Deze programma’s worden ingedeeld naar een specifiek genre. Soms is het heel duidelijk tot
welk genre een programma behoort. Een programma als het journaal wordt bijvoorbeeld
ingedeeld in het genre informatie/educatie. De laatste jaren zijn er echter steeds meer
programma’s bijgekomen die niet eenvoudig ingedeeld kunnen worden en er is in
toenemende mate sprake van een vermenging van genres (Leurdijk, 1999:30). Door de
vervagende grenzen tussen genres is het bijna onmogelijk om specifieke genres te
definiëren en af te bakenen (Leurdijk, 1999:30). Dit is de reden dat er een wijdverbreid
discours gaande is over wat genre is en hoe dit gedefinieerd zou moeten worden.
Leurdijk (1999:29) geeft aan dat genres bepaalde typen programma’s zijn die volgens
min of meer dezelfde regels en conventies worden geproduceerd. Hoewel de meningen over
hoe genres geïnterpreteerd zouden moeten worden uiteen lopen, staat meestal de vorm,
inhoud en betekenis van een programma centraal. Volgens Lacey (2000:133) moet, om te
bepalen tot welk genre een programma behoort, gekeken worden naar karaktertypen, de
setting, iconografie, narratief en stijl van een programma. Hier wordt alleen gekeken naar de
afbakening die producenten aanbrengen. Van Selm & Peeters (2007) menen dat genre een
beslissende factor voor producenten is voor wat betreft de programmering, productie en
overbrenging van televisie. De afbakening die de programmamakers aanbrengen is in grote
mate van invloed op hoe een programma eruit gaat zien.
Volgens Neale (2000) zijn ook de classificaties van inhoud door het publiek belangrijk om
genres te definiëren. Het publiek heeft namelijk bepaalde verwachtingen bij specifieke
genres waardoor zij bijdragen aan het labelen van genres. Ook Van Zoonen (2002:42) erkent
dat een zekere standaardisatie van genres het productieproces voor de programmamakers
vergemakkelijken. Binnen deze standaardisatie is er wel een oneindige variatie mogelijk.
Daarnaast erkent zij ook het belang van genres voor de consument. Van Zoonen (2002)
geeft aan dat het genre fungeert als een gids in de keuze voor programma’s. Vaststaande
genres zijn namelijk herkenbaar bij het publiek. De herkenning van genreregels zorgt er bij
de kijkers voor dat zij een programma leuker vinden en beter begrijpen. Daarnaast geeft
Leurdijk (1999) aan dat door de herkenbaarheid van genreregels identificeerbare groepen
van liefhebbers ontstaan. Deze herkenbare groepen zijn belangrijk voor producenten
21Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
wanneer zij nieuwe programma’s ontwikkelen. Turner (2004) geeft ook aan dat het gebruik
van genres nuttig kan zijn om te bepalen welk programma op welk tijdstip wordt uitgezonden.
Zo worden programma’s van hetzelfde genre soms na elkaar geprogrammeerd om de kijkers
aan zich te binden. Een voorbeeld hiervan is de Net 5 dinsdagavond programmering. Deze
avond stond bekend als een vrouwenavond omdat er series werden uitgezonden die als
voornaamste doelgroep vrouwen had.
Er lijkt eigenlijk geen algemene definitie van genres te zijn en Leurdijk (1999) meent
dan ook dat de afbakening en definitie van genres dynamische processen zijn waarbij
verschillende partijen een rol spelen. Een actueel onderwerp van debat is de toenemende
vermenging van informatieve programma’s en amusementsprogramma’s. De WRR (2005)
vindt dat deze vermenging niet altijd zichtbaar is voor de gebruiker en dat juist bij
bijvoorbeeld nieuwsvoorziening de zuiverheid van de functie voorop moet staan. De
vermenging van genres wordt ook wel hybridisering genoemd. Dit betekent dat er binnen één
programma meerdere genres elkaar overlappen (Van Bauwel, 2004). De hybridisering van
informatieve en amuserende genres is inherent aan een veranderend medialandschap.
Televisie is naast een bron van informatie, ook een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding
waarbij ontspanning belangrijk is. Producenten maken daardoor programma’s waarin
zwaardere kost wordt gecombineerd met een luchtige, amuserende inhoud.
Brants, Cabri & Neyens (2000) zien in toenemende mate een scala van genres
ontstaan waarin informatie, sensatie, drama en entertainment worden vermengd. Volgens
Munson (1993:7) zijn praatprogramma’s een bij uitstek hybride genre waarin zowel het
informatieve als amuserende element samenkomen. Munson (1993:7) vraagt zich af of hét
genre praatprogramma dan ook wel bestaat. Er zijn zoveel verschillende soorten
praatprogramma’s waardoor het genre wellicht te breed is om een indeling te maken. Hierbij
kan gedacht worden aan programma’s zoals Mooi! Weer de Leeuw en Pauw en Witteman.
Beide zouden gedefinieerd kunnen worden als praatprogramma’s terwijl de programma’s erg
verschillen van vorm en inhoud.
3.3 Aanspreekvormen in de media
Vermaas (2002) heeft eerder onderzoek gedaan naar aanspreekvormen in de media, maar
dit onderzoek was vooral gericht op gedrukte media. Zij onderzocht vele interviews, debatten
en advertenties om te kijken wanneer welke aanspreekvormen gebruikt worden. Daarnaast
gebruikte zij haar eigen observaties, die zij in haar onderzoek aanduidt als ‘omgangstaal’. In
het onderzoek werd duidelijk dat in interviews met hooggeplaatste personen vaak u werd
gezegd. Het ging hier bijvoorbeeld om gesprekken met ministers, directeuren en medisch
specialisten. De verklaring die Vermaas (2004:48) hiervoor geeft is dat deze gesprekken een
22Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
formeel karakter hebben en dat hoge (maatschappelijke) status van de aangesproken
personen zorgt voor weinig solidariteitsgevoel. Wanneer er geen of minder sprake is van een
verschil in status tussen de interviewer en de gesprekspartner zien we het gebruik van jij en
je toenemen. In interviews wordt de j-vorm vooral gebruikt in gesprekken met acteurs,
zangers, kunstenaars en presentatoren bij wie men blijkbaar minder afstand voelt dan bij
hooggeplaatste personen (Vermaas 2004:50). Informalisering heeft een belangrijke rol
gespeeld bij de verandering van taalgebruik en daarmee de toename van het gebruik van jij
en je. Soms wordt bij het aanspreken van bepaalde personen jij of je gezegd waar we dat
normaal niet zouden verwachten. In het onderzoek van Vermaas (2002) worden daarvan
twee toepasselijke voorbeelden gegeven. In interviews in Vrij Nederland (28 oktober 1995)
en De Gelderlander (14 maart 1998) met prinses Irene en kroonprins Willem-Alexander
werden zij beide met een j-vorm aangesproken. Dit kan volgens Vermaas (2004:50)
verklaard worden doordat interviewers een informeel karakter aan het interview willen geven.
Soms kan het gebruik van u juist de gewenste afstand en formaliteit aangeven. In een
gesprek tussen Paul Witteman, Jeroen Pauw en Arie Boomsma in het programma Pauw en
Witteman spreken zij elkaar aan met jij en je. Het gesprek heeft een informeel karakter maar
Arie Boomsma spreekt Paul Witteman bij het beantwoorden van een bepaalde vraag aan
met ‘meneer’:
Jeroen Pauw: “Met het eeuwig leven ben jij niet bezig?”
Arie Boomsma: “Nee, kom nou.”
Paul Witteman: “Het is knap warm in de hel hoor”.
Arie Boomsma: “Maar de vraag is meneer Witteman, hoe weet u dit?”
Paul Witteman: “Dat heb ik vroeger in boekjes gelezen meneer Boomsma.”
(Pauw en Witteman, 11 mei 2009)
Het gesprek gaat hierna weer over andere zaken en de interviewers en Arie Boomsma
spreken elkaar weer aan het jij en je. De formele aanspreekvorm ‘meneer’ heeft hier niet zo
zeer te maken met formaliteit of afstand maar lijkt eerder een vorm van ironie te zijn. Het
komt in gesprekken ook soms voor dat mensen wisselen in het gebruik van u en jij en dus
niet consequent zijn in het aanspreken van hun gesprekspartner (Vermaas, 2002:71). Een
interview begint dan bijvoorbeeld met u en later wordt overgestapt op je. Dit kan verklaard
worden doordat tijdens het gesprek de informaliteit toeneemt, waardoor het makkelijker is om
je te zeggen.
23Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
3.4 Onderzoeksmethode
Bij de totstandkoming van het vooronderzoek, heeft het onderzoek dat Vermaas (2002) heeft
gedaan naar aanspreekvormen als basis gediend. In dit vooronderzoek wordt gekeken naar
de factoren die meespelen in het gebruik van aanspreekvormen. Een aantal van deze
factoren zien we ook terug in het onderzoek van Vermaas (2002) zoals in hoofdstuk twee is
besproken. Om een algemeen beeld te krijgen van het u en jij/je gebruik op televisie is er
een enkelvoudige aselecte steekproef genomen onder alle Nederlandse
televisieprogramma’s die minimaal vier weken bij Nederlandse publieke en commerciële
omroepen op de televisie zijn uitgezonden in de periode mei en juni van 2009. Dat de
steekproef enkelvoudig aselect is betekent dat ieder element een gelijke kans heeft om in de
steekproef te vallen (Swanborn, 2002:147). Herhalingen van programma’s waarvan de
oorspronkelijke uitzenddatum niet valt binnen deze periode zijn niet meegenomen in dit
onderzoek. Om zoveel mogelijk verschillende programma’s te onderzoeken zijn slechts
enkele programma’s uitgesloten van onderzoek.
Eerder zagen we al dat programma’s moeilijk in te delen zijn naar genre. Voor het
onderzoek is als leidraad de hoofdindeling televisie van Stichting KijkOnderzoek zoals
beschreven in de Monitor Diversiteit 2005 (Koeman, Peeters & d'Haenens, 2007) gebruikt.
SKO onderscheidt acht hoofdcategorieën, te weten informatie/educatie, fictie, amusement,
sport, muziek, kinderen, reclame en overig/onbekend. Voor dit vooronderzoek zijn de
categorieën fictie (bijvoorbeeld drama- en soapseries) en reclame buiten beschouwing
gelaten. Dit omdat dit onderzoek zich niet richt op de aanspreekvormen die vooraf in scripts
vastliggen. Dit zou wel een interessant onderwerp kunnen zijn voor verder onderzoek.
De dertig programma’s die uiteindelijk zijn onderzocht staan in bijlage 1. Eerst moet
worden vastgesteld wat de analyse-eenheid precies is. In dit onderzoek wordt een
steekproefsgewijs geselecteerd programma uitgesplitst in meerdere eenheden. Het is
namelijk van belang welke aanspreekvorm gesprekspartners gebruiken en in één
programma kunnen natuurlijk meerdere gesprekken tussen verschillende mensen
plaatsvinden. De analyse-eenheid is in dit onderzoek een dialoog tussen twee personen,
namelijk de interviewer/presentator en de geïnterviewde/gast. Het kan voorkomen dat
iemand alleen wordt toegesproken en dat er geen antwoord gegeven wordt. Dit wordt in dit
onderzoek toch beschouwd als gesprek, al is het dan eenzijdig. Ook kan voorkomen dat er
wel een dialoog is, maar dat er geen aanspreekvormen worden gebruikt. Een voorbeeld
hiervan is:
Vraag: “Ik heb gelezen dat er minder u gezegd wordt in gesprekken?”
24Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Antwoord: “Ja, dat klopt.”
Indien van één of beide personen die spreken of worden aangesproken de aanspreekvorm
niet duidelijk is (er wordt geen aanspreekvorm gebruikt of slechts één persoon is aan het
woord) wordt dit in de analyse aangegeven als ‘aanspreekvorm onbekend’. Naast de
aanspreekvormen die gesprekspartners gebruiken wordt er een aantal kenmerken van de
gesprekspartners en de situatie gecodeerd. Van de personen die spreken is het geslacht van
belang evenals de leeftijd. In het onderzoek van Vermaas (2002) hebben we gezien dat de
aanspreekvorm van deze factoren afhankelijk kan zijn. Daarnaast wordt gekeken welk
beroep de sprekende personen hebben en de setting waarin de dialoog plaatsvindt.
Presentatoren richten zich ook wel eens tot de kijkers van een programma. In dit
vooronderzoek wordt tenslotte de aanspreekvorm richting de kijkers thuis gecodeerd. Het
codeboek alsmede de handleiding staat in bijlage 2 en 3.
3.5 Analyse vooronderzoek
Bij het analyseren van de programma’s die in bijlage 1 zijn genoemd, worden diverse
kenmerken onderzocht. Deze kenmerken vallen uiteen in drie analyses. Allereerst zijn de
kenmerken van de geselecteerde programma’s van belang. Dit omdat deelvraag 1 over het
gebruik van aanspreekvormen bij programmaspecifieke kenmerken gaat. Van een
programma wordt de hoofdindeling genoteerd zoals door SKO in de Monitor Diversiteit 2005
(Koeman, Peeters & d'Haenens, 2007) is bepaald, alsmede de omroep waarbij het
programma wordt uitgezonden.
Ten tweede zijn de personen die spreken van belang. Deel twee van de analyse gaat
in op de kenmerken van de personen die een gesprek voeren. Bij de analyse van de
gesprekspartners wordt de naam en leeftijd genoteerd. De exacte leeftijd van de personen
wordt indien bekend (de leeftijd wordt genoemd in het programma of is na te zoeken)
genoteerd en als deze niet bekend is wordt de leeftijd geschat in een categorie. Uiteindelijk
worden alle leeftijden, bekend en geschat, ingedeeld in één van de vijf categorieën. De
indeling van leeftijdscategorieën is gebaseerd op de indeling die gehanteerd wordt in het
onderzoek Monitor Diversiteit 2005 (Koeman, Peeters & d'Haenens, 2007). Daarnaast wordt
van de gesprekspartners het geslacht genoteerd en indien bekend de functie (beroep) van
de gesprekspartners.
Het derde deel van de analyse richt zich op de aanspreekvormen die gebruikt
worden. Omdat aanspreekvormen breed gebruikt worden heb ik deze teruggebracht tot vier
categorieën. Indien de aanspreekvorm niet duidelijk is valt deze onder de categorie 0
‘onbekend’. Onder categorie 1 valt het gebruik van formele aanspreekvormen. Hieronder
25Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
verstaan we het zeggen van u en uw maar er zijn ook aanspreekvormen denkbaar die
formeel zijn zonder dat er een u-vorm wordt gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het gebruik
van meneer/mevrouw of het gebruik van een titel zoals professor of dokter. Het noemen van
de voornaam is informeel en valt dus net als het zeggen van jij/je/jou/jouw onder categorie
twee. Als laatste wordt in categorie 3 de wisseling in gesprekvormen genoteerd. Een
wisseling van aanspreekvormen ontstaat indien de aanspreekvorm binnen een dialoog
verandert van u naar jij of andersom. Indien de kijker thuis wordt aangesproken, wordt dit
ook genoteerd. Als laatste wordt de setting waarin een gesprek plaatsvindt beschreven. De
indeling van de setting van een gesprek valt uiteen in twee mogelijkheden, namelijk een
gesprek in de studio of op locatie. De codering van de eenheden wordt bijgehouden in een
codeerdocument in Excel. Dit codeerblad is toegevoegd als bijlage 4.
3.6 Resultaten analyse vooronderzoek
3.6.1 Inleiding
In dit deel van de thesis worden de resultaten besproken die zijn voortgekomen uit het
explorerende onderzoek naar het gebruik van aanspreekvormen. Deze resultaten zullen per
thema behandeld worden. Deze thema’s vallen samen met de deelvragen die bij dit
onderzoek horen. De resultaten zijn uiteengezet in tabellen. De aantallen in deze tabellen
worden uitgedrukt in percentages.
3.6.2 Aanspreekvorm richting de kijkers thuis
Allereerst is gekeken welke aanspreekvorm richting de kijker gebruikt wordt. In 16 van de 30
onderzochte programma’s wordt de kijker aangesproken door een presentator. In sommige
gevallen werd door middel van een voice-over het woord gericht tegen de kijker. In 56,2%
van de programma’s wordt de kijker aangesproken met een u-vorm. In 5 programma’s wordt
de kijker aangesproken met jij/je (31,25%) en in 2 uitzendingen wordt de kijker zowel met u
als met je aangesproken (12,5%).
Tabel 3.1 Aanspreekvorm richting de kijkers in procenten
Aanspreekvorm
u/uw 56,25
jij/je 31,25
26Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
zowel u als jij 12,5
Het was opvallend dat in de programma’s waarin de kijker met zowel u als jij werd
aangesproken er één presentator aanwezig was. Deze presentator wisselde bij het
aanspreken van de kijker dus tussen een u- en een j-vorm.
3.6.3 Aanspreekvorm richting mannen en vrouwen
Om te onderzoeken of er verschil is in de aanspreekvorm die jegens mannen en vrouwen
wordt gebruikt, is van alle aangesproken gasten en geïnterviewden het geslacht genoteerd.
In de programma’s werden in totaal 148 mensen met u of jij aangesproken. Van deze 148
personen betrof het 87 keer een man en 61 keer een vrouw. Uit het onderzoek blijkt dat jij/je
de meest gebruikte aanspreekvorm is. Van alle personen werd 68,2% aangesproken met jij.
De aanspreekvorm u werd bij 31,8% van de personen gebruikt.
Tabel 3.2 Aanspreekvorm naar geslacht van de geïnterviewde/gast in procenten
Aanspreekvormman vrouw
u/uw 41,4 18,0
jij/je 58,6 82,0
Uit het onderzoek blijkt dat er een verband (df = 2, p = 0,003) bestaat tussen de
aanspreekvorm richting mannen en vrouwen. Dit verschil staat beschreven in tabel 2. Het
blijkt dat mannen vaker met u aangesproken worden dan vrouwen. Van de mannen werd
41,4% aangesproken met u en vrouwen werden slechts in 18% van de gesprekken
aangesproken met u.
3.6.4 Aanspreekvorm naar leeftijd van de aangesproken persoon
Omdat is gebleken dat de leeftijd van een persoon van invloed kan zijn op de keuze van de
aanspreekvorm is in het onderzoek de leeftijd van de aangesproken personen gecodeerd.
Onderstaande tabel 3 geeft de aanspreekvorm naar leeftijd aan.
Tabel 3.3 Aanspreekvorm naar leeftijd in %
0-18 19-29 30-49 50-64 65+Aanspreekvorm
27Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
u/uw - 6,2 30,6 54,8 90,0
jij/je 100 93,8 69,4 45,2 10,0
Uit het onderzoek blijkt dat er een sterke samenhang is tussen de leeftijd van de
aangesproken persoon en de aanspreekvorm die gebruikt wordt (df = 4, p = 0,000). In de
categorie 0-18 en 19-29 wordt bijna iedereen met jij aangesproken. In de categorie 30-49
wordt er vaker je dan u gezegd, maar het percentage dat met u wordt aangesproken is al
aanmerkelijk groter dan in de eerste twee categorieën, namelijk 30,6%. De aanspreekvorm u
wordt het meest gebruikt tegen mensen in de laatste twee leeftijdscategorieën. Tegen
personen die tussen de 50 en 64 jaar zijn, wordt er in 54,8% van de gesprekken u gezegd.
Van de personen die in de hoogste leeftijdscategorie vallen, namelijk 65+, wordt 90%
aangesproken met u.
3.6.5 Aanspreekvorm naar setting van het gesprek
In het onderzoek is de setting waarin het gesprek plaatsvond onderzocht. Het gesprek kon in
de studio dan wel op locatie plaatsvinden. In deze tabel is opgenomen hoe vaak een gesprek
in de studio of op locatie plaatsvond en welke aanspreekvormen daarmee gepaard gingen.
Van de 148 dialogen vonden er 42 in de studio plaats en 106 op locatie. Uit het onderzoek
blijkt er een verband bestaat tussen de aanspreekvorm en de setting van een gesprek (df =
1, p = 0,037). Hoewel er zowel op locatie als in de studio vaker jij dan u werd gezegd, is er
een duidelijk verschil in het u-zeggen naar setting zichtbaar. In gesprekken die in de studio
plaatsvonden werd er in 19% van de gevallen iemand aangesproken met u. Wanneer het
gesprek plaatsvond op locatie werd tegen 36,8% van de aangesproken personen u gezegd.
Tabel 3.4 Aanspreekvorm en setting van het gesprek
Studio LocatieAanspreekvorm
u/uw 19,0 36,8
jij/je 81,0 63,2
3.6.6 Aanspreekvorm naar functie gesprekspartner
Van alle gesprekspartners is tijdens dit vooronderzoek genoteerd welke functie zij hadden,
mits dit duidelijk werd tijdens de uitzending. Van bekende personen die in de programma’s
28Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
voorkwamen kon de functie opgezocht worden. Tijdens het onderzoek bleek dat van slechts
een aantal personen de functie bekend was of achterhaald kon worden. Hierdoor kunnen er
geen uitspraken worden gedaan over de aanspreekvorm naar functie van de aangesproken
persoon. Het is wel opvallend dat het lijkt of tegen personen waarvan de naam en functie
onbekend is (bijvoorbeeld mensen die op straat worden aangesproken) vaker u wordt
gezegd dan tegen andere personen. Dit is slechts een observatie en het verband blijkt niet
uit dit onderzoek, dit komt doordat het vooronderzoek eigenlijk te weinig gegevens opleverde
om hier harde uitspraken over te doen.
3.6.7 Aanspreekvorm bij programma-indeling
Alle bekeken programma’s zijn ingedeeld naar de hoofdcategorieën van Stichting
KijkOnderzoek. Op basis daarvan kan gekeken worden of het gebruik aanspreekvormen
samenhang vertoont met de hoofdindeling waarin een programma is ingedeeld. Zowel de
aanspreekvorm naar de kijker toe als de aanspreekvorm tussen gast en presentator blijkt
geen samenhang te vertonen met het genre van het programma. In alle gevallen bleek dat
het percentage cellen, waarin het verwachte aantal kleiner is dan 5, meer dan 20% was.
Hieruit blijkt dat chi-kwadraat niet betrouwbaar is en er geen verband aangetoond kan
worden tussen deze variabelen.
3.7 Conclusie vooronderzoek
3.7.1 Inleiding
In de vorige paragraaf zijn de resultaten besproken van het vooronderzoek. In dit deel wordt
geprobeerd de hoofd- en deelvragen te beantwoorden. Vervolgens wordt het verloop van het
vooronderzoek geanalyseerd en bekeken welke factoren van belang kunnen zijn bij de
analyse van het hoofdonderzoek.
3.7.2 Beantwoording deelvragen
Dit vooronderzoek had ten doel inzicht te verkrijgen over het gebruik van aanspreekvormen
in Nederlandse televisieprogramma’s. Uit de theorie is gebleken dat het zeggen van u of jij/je
een lastige aangelegenheid kan zijn en dat het van meerdere factoren afhankelijk is. Omdat
het onderwerp ‘aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s’ zeer breed is, is dit
vooronderzoek een begin naar een verdieping op dit onderwerp. Door middel van een
kwantitatieve analyse zijn de dialogen in televisieprogramma’s gecodeerd zodat antwoorden
29Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
op de deelvragen gezocht konden worden. In dit hoofdstuk zal een antwoord geformuleerd
worden op de zes deelvragen van het vooronderzoek.
30Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deelvraag1: Welke aanspreekvorm wordt gebruikt om de kijker aan te spreken?
Uit de resultaten blijkt dat de kijkers van een programma zowel met u als met jij worden
aangesproken. De aanspreekvorm u komt wel vaker voor dan de aanspreekvorm jij/je. Een
verklaring hiervoor kan gezocht worden in de onbekendheid van de personen die
aangesproken worden. Uit de theorie blijkt dat mensen eerder geneigd zijn u te zeggen
tegen mensen die zij niet kennen. Aangezien je als presentator een groep onbekenden
aanspreekt (namelijk de mensen thuis) zou dit een reden kunnen zijn om voor u te kiezen.
Deelvraag 2: Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar sekse
van de aangesproken personen?
De tweede deelvraag gaat in op het geslacht van de personen die worden aangesproken. In
paragraaf 3.6.3 zijn de resultaten aan bod gekomen die betrekking hebben op het
aanspreken van een man of een vrouw. Bij het aanspreken van zowel mannen als vrouwen
wordt overwegend een j-vorm gebruikt. Toch bestaat er wel een verschil in het gebruik van u.
Uit het onderzoek blijkt dat er een aannemelijk verband bestaat tussen de sekse en de
gebruikte aanspreekvorm. Tegen mannen wordt vaker de aanspreekvorm u gebruikt dan
tegen vrouwen. Of je een man of vrouw aanspreekt lijkt dus van belang bij het kiezen van de
aanspreekvorm u of jij/je.
Deelvraag 3: Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar leeftijd
van de aangesproken personen?
Uit het onderzoek blijkt dat de leeftijd van de aangesproken personen een belangrijke rol
speelt in de keuze voor een aanspreekvorm. In de vijf leeftijdscategorieën worden namelijk
verschillende aanspreekvormen gebruikt. Uit de resultaten komt voort dat wanneer een
persoon in een jonge leeftijdscategorie (0-18 of 19-29) valt, de kans groter is dat hij/zij met je
zal worden aangesproken. Indien een persoon ouder is dan 50, neemt de kans aanzienlijk
toe dat men met u zal worden aangesproken. In de middelste leeftijdscategorie, 30 t/m 49
jaar wordt er nog vaker jij dan u gezegd, maar het aantal personen dat met u wordt
aangesproken, is al aanmerkelijk groter dan in de twee jongste leeftijdsgroepen.
31Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deelvraag 4: Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar de
setting van een gesprek?
Uit de resultaten blijkt dat er een verband bestaat tussen de aanspreekvorm en de setting
van een gesprek. Bij gesprekken die plaatsvonden in de studio werd 19% van de personen
aangesproken met u. Van de personen die een gesprek voerden op locatie werd 36,8%
aangesproken met u. Bij gesprekken op locatie wordt er dus vaker u gezegd dan bij
gesprekken in de studio. Dit zou verklaard kunnen worden door de onbekendheid met de
aangesproken personen. In de theorie zagen we deze factor ook al terugkomen. Indien
mensen een onbekend persoon aanspreken gebruiken zij liever een formele aanspreekvorm.
Aangezien in veel dialogen die plaatsvonden buiten de studio mensen op straat werden
aangesproken, die dus onbekenden zijn voor de presentator, is het zeggen van u gepaster
dan het zeggen van jij.
Deelvraag 5: Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar functie
van de aangesproken persoon?
Omdat van veel personen de functie niet bekend was en het onmogelijk was om dit na te
zoeken (bijvoorbeeld bij mensen die aangesproken worden op straat), was het moeilijk om
hier uitspraken over te doen. Hoewel het onderzoek naar functie dus te weinig gegevens
opleverde om een verband te ontdekken, bleek dat bij mensen van wie het beroep (en vaak
ook de naam) onbekend was er vaker u werd gezegd dan bij bekende mensen. Dit zou
wederom verklaard kunnen worden door de factor onbekendheid.
Deelvraag 6: Is er verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
programmagenre?
Uit de resultaten bleek dat er geen verschil is in het gebruik van aanspreekvormen naar
programma-indeling. In het onderzoek zijn programma’s geanalyseerd die vielen binnen 4
genres van de SKO Hoofdindeling, namelijk amusement, informatie/educatie, sport en
kinderen (0-12 jaar). Programma’s die in de hoofdcategorieën fictie, reclame, muziek en
overig/onbekend vielen zijn niet onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat aanspreekvormen
niet genre-afhankelijk zijn maar eerder bepaald worden door persoonlijke kenmerken van de
aangesproken personen.
32Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
3.7.3 Beantwoording hoofdvraag
Nu de zes deelvragen zijn beantwoord is het mogelijk een antwoord te geven op de
hoofdvraag van het vooronderzoek. De hoofdvraag van het vooronderzoek is:
Welke aanspreekvormen worden gebruikt in dialogen in Nederlandse
televisieprogramma’s?
Wat uit de resultaten op de deelvragen naar voren komt is dat de aanspreekvorm jij/je het
meest wordt gebruikt om mensen aan te spreken. Dit bleek ook al uit de literatuur waarin
werd aangegeven dat door de toenemende informalisering in de laatste decennia het gebruik
van jij/je toe is genomen. Uit het onderzoek blijkt dat het geslacht en leeftijd van de
aangesproken personen en de setting van een gesprek een verband vertoont met de keuze
voor een aanspreekvorm. Naarmate iemand in een oudere leeftijdscategorie valt, wordt deze
persoon vaker met u aangesproken. Uit de theorie kwam al naar voren dat leeftijd van grote
invloed is op het zeggen van u of jij/je. Ook blijkt uit het vooronderzoek dat mannen vaker
met u worden aangesproken dan vrouwen. De setting van een gesprek is ook van belang
wanneer men iemand moet aanspreken. Uit de resultaten blijkt dat er tegen personen die op
locatie worden aangesproken, vaker u wordt gezegd dan wanneer gesprekken in de studio
plaatsvinden. Het verband tussen het gebruik van aanspreekvormen en verschillende genres
is niet aangetoond. De variabele ‘functie’ van de aangesproken persoon bleek te weinig
informatie op te leveren om het mee te nemen in het vooronderzoek.
3.7.4 Reflectie
In het vooronderzoek bleek dat een aantal factoren van invloed zijn op het gebruik van
aanspreekvormen. Na het vooronderzoek bestaan er nog wel wat onduidelijkheden over de
uitkomsten. Zo bleken mannen vaker met u te worden aangesproken dan vrouwen. Dit zien
we niet terug in eerdere onderzoeken en de literatuur. Het zou natuurlijk ook kunnen dat
mannen vaker in de hoogste leeftijdscategorie vallen of dat zij vaker voorkomen in
gesprekken op locatie, waar onbekendheid een rol zou kunnen spelen om u te zeggen.
Daarnaast is het leeftijdsverschil niet meegenomen in dit onderzoek. Een groot
leeftijdsverschil zou bijvoorbeeld ook een reden kunnen zijn om iemand met u dan wel met
jij/je aan te spreken. Van de onderzochte programma’s is ook genoteerd tot welk genre zij
behoren en of er een verschil is in de aanspreekvormen die gebruikt worden in die
programma’s. Uit het onderzoek bleek dat er geen verband is. Dit zou kunnen komen
33Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
doordat de hoofdindeling die gebruikt is erg breed is. De problematiek die bestaat bij het
indelen van programma’s naar genres zien we ook terug in de literatuur. Bij de hoofdindeling
die voor dit onderzoek is gebruikt, zien we dit terug bij het genre ‘informatie/educatie’. Hier
vallen namelijk veel verschillende soorten programma’s onder (bijvoorbeeld zowel Hello
Goodbye als RTL Boulevard).
De onbekendheid die heerste over het gebruik van aanspreekvormen in
televisieprogramma’s was de reden om een vooronderzoek te doen. Nu dit vooronderzoek is
gedaan en de resultaten zijn besproken, kunnen de vragen voor het hoofdonderzoek
geformuleerd worden. Uit de resultaten is gebleken dat een aantal onderzochte variabelen
eigenlijk te weinig informatie gaf en dat het proces van aanspreken een ingewikkelde
aangelegenheid is. Daarom zal er in het hoofdonderzoek dieper ingegaan worden op de
factoren die invloed hebben op het gebruik van aanspreekvormen.
34Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4 Aanspreekvormen in praatprogramma’s
4.1 Inleiding
Tijdens het analyseren van programma’s voor het vooronderzoek, bleek dat vooral
praatprogramma’s geschikt zijn om de processen van aanspreekvormen te analyseren. Juist
in praatprogramma’s vindt veel interactie plaats tussen verschillende personen. Door slechts
enkele programma’s te analyseren kan er dieper worden ingegaan op de factoren die invloed
hebben op het proces van aanspreken. Daarom zal het hoofdonderzoek zich richten op vier
praatprogramma’s. Het begrip praatprogramma’s wordt hier opgevat in de breedste zin van
het woord. Het gaat om programma’s waarin de presentatoren gesprekken voeren met zowel
onbekende gasten als bekende gasten. Daarnaast is het van belang dat er ook interactie is
tussen de gasten onderling. Hierdoor kan niet alleen gekeken worden naar de
aanspreekvorm die gebruikt wordt tussen de presentator en de gast, maar ook naar de
aanspreekvormen die gasten onderling gebruiken. De programma’s die voor het
hoofdonderzoek geanalyseerd worden zijn: De wereld draait door, Pauw en Witteman,
Knevel en Van den Brink en Mooi! Weer de Leeuw. Een programma als Mooi! Weer de
Leeuw wordt door de SKO ingedeeld in de categorie ‘amusement’ terwijl de andere drie
programma’s onder de categorie ‘informatie/educatie’ vallen. Dit is interessant omdat het
programma een contrast vormt met de andere programma’s en wellicht dat in Mooi! Weer de
Leeuw anders wordt omgegaan met aanspreekvormen dan in de serieuzere
praatprogramma’s. Er is voor deze vier programma’s gekozen omdat zij veel dialogen tussen
de presentator(en) en gasten bevatten en omdat deze programma’s goed bekeken en
gewaardeerd worden door het kijkerspubliek.
4.2 Televisie en praatprogramma’s
Een groot deel van de vrijetijdsbesteding van mensen gaat op aan het kijken van televisie.
Sinds de introductie van de televisie zijn er veel zenders, omroepen en programma’s
bijgekomen en een aanmerkelijk deel van de huidige zendtijd wordt gevuld met
praatprogramma’s. Er zijn veel verschillende soorten praatprogramma’s, maar toch hebben
al deze programma’s een gemene deler. Volgens Costera Meijer en Van Dijck (2001)
vervullen de praatprogramma’s de functie van het ‘dorpsplein’. Dat is de plaats waar mensen
met diverse achtergronden bij elkaar komen en feiten, meningen, ervaringen en ideeën
uitwisselen. Door met elkaar in gesprek te gaan kunnen we ons een mening vormen en
betekenis geven aan alle informatie die op ons afkomt. Praatprogramma’s functioneren dus
35Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
enigszins als het dorpsplein en de informatie die wij via de televisie ontvangen gebruiken we
om onze eigen houding te bepalen (Costera Meijer en Van Dijck, 2001:9). In een aantal
praatprogramma’s fungeert de studiotafel als ontmoetingsplek. In bijvoorbeeld Pauw en
Witteman en De wereld draait door zit de presentator aan de studiotafel. De presentator(en)
stelt de vragen en leidt de gesprekken en om hem of haar heen zitten de gasten die over een
bepaald onderwerp komen praten. De gasten komen niet alleen aan het woord bij hun eigen
onderwerp maar worden uitgenodigd om ook te reageren op wat andere gasten zeggen. Een
belangrijk kenmerk van de praatprogramma’s is dat de gasten en hun persoonlijke of
zakelijke verhaal centraal staan. Er zijn praatprogramma’s waarin voornamelijk zakelijke
gesprekken worden gevoerd. Dit zien we bijvoorbeeld tijdens de verkiezingstijd waarin politici
tijdens debatten het gesprek met elkaar aangaan in het programma Buitenhof. Het lijkt er
echter op dat in steeds meer praatprogramma’s de personalisering de politiek verdrijft (Van
Zoonen, 2000:155). Met deze personalisering van de politiek wordt niet alleen bedoeld dat er
meer aandacht is voor persoonlijke kenmerken en kwaliteiten van politiek leiders in plaats
van politieke standpunten, maar ook dat er meer nadruk ligt op het privéleven van politici.
Volgens Van Zoonen (2000:156) gaan deze verschillende rollen, de rol van privépersoon en
die van politicus, gepaard met verschillende vormen van taalgebruik. Deze gedachte lijkt ook
relevant voor andere gasten dan politici. Een directeur die over zijn bedrijf komt praten
(zakelijk) zal waarschijnlijk zijn taalgebruik aanpassen indien hij komt praten over zijn
kinderen (privé).
4.3 Presentator in praatprogramma’s
De presentator vervult een belangrijke rol in praatprogramma’s. Hij of zij draagt als het ware
het programma. Eerst zal ik dieper op de term presentator ingaan. Costera en Van Dijck
(2001:63) geven aan dat er soms onduidelijkheid bestaat over de term ‘presentator’. De
presentator is niet alleen diegene die het programma presenteert, maar hij vervult ook de rol
van gespreksleider tijdens het interview en tijdens de discussies. Hij of zij bepaalt hiermee
voor een groot deel de toon en inhoud van het programma (Costera Meijer en Van Dijck,
2001:63). Dit is de reden waarom veel praatprogramma’s de naam van de presentatoren
dragen. Denk maar aan de programma’s Pauw en Witteman, Mooi! Weer de Leeuw en
vroeger Catherine en Barend & Van Dorp. Een goede illustratie van het belang van een
goede presentator vormt de vergelijking van de programma’s De wereld draait door en De
zomer draait door. Beide programma’s hadden exact dezelfde opzet: dezelfde items,
dezelfde setting. Alleen werd de presentatie bij De Zomer draait door niet door Matthijs van
Nieuwkerk verzorgd maar door minder ervaren presentatoren. De onervaren presentatoren
36Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
kregen veel kritiek te verduren. In een recensie van televisierecensent Hans Beerekamp
(2009) in het NRC Handelsblad stond het volgende:
“Het verschil met Van Nieuwkerk is opvallend groot. Weg zijn de scherpe
improvisaties, de razendsnelle invallen en de eigenzinnigheid. Het tempo is veel
lager, om niet te zeggen langdradig. De gesprekjes maken vaak een plichtmatige
indruk, de vragen lijken lang tevoren ingestudeerd.”
Niet alleen kwam er een storm van kritiek, ook de het verschil in kijkcijfers is zeer groot
(figuur 1). Dit toont aan dat een goede presentator van belang is om een succesvol
programma te maken.
Figuur 1 - De laatste week DWDD vergeleken met de eerste week DZDD (kijkcijfers x1000)
Presentatoren worden voor een groot deel afgerekend op hun professionele vaardigheden
als interviewer en gespreksleider. Toch blijken ook persoonlijkheidsfactoren van wezenlijk
belang bij het publiek (Costera Meijer en Van Dijck, 2001:64). Het lijkt een kwestie van
smaak in hoeverre de kijker zich aangesproken voelt. Sommige kijkers houden van de
provocerende aanpak van Paul de Leeuw en andere kijkers voelen zich meer aangesproken
door Andries Knevel.
4.4 De verhouding tussen presentator en gast
In praatprogramma’s komen veel verschillende gasten aan bod. De gasten zijn al dan niet
bekende Nederlanders en zijn er om iets persoonlijks te vertellen of willen praten over een
zakelijk onderwerp. De diversiteit is enorm en als presentator moet je al deze mensen goed
benaderen om een prettig en bevredigend gesprek te kunnen voeren. Adams & Hicks
(2001:101) geven aan dat politici soms hardere interviewtechnieken nodig hebben om een
antwoord te verkrijgen, maar dat politici dit ook verwachten wanneer zij een gesprek ingaan.
Door de vele debatten die politici voeren zijn zij goed getraind om lastige vragen te
ontwijken. Zoals al eerder werd genoemd, geeft Van Zoonen (2000:156) aan dat taalgebruik
(Bron: Boeschoten,2009)
37Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
wordt aangepast aan de verschillende gesprekssituaties. Toch zegt taalgebruik niet altijd
alles. Presentator Paul de Leeuw staat bekend om zijn stijl van interviewen. Gasten krijgen
vaak niet de gelegenheid om uit te praten, hij neemt geen blad voor de mond en als het
gesprek hem verveelt zal hij dit ook openlijk zeggen. Costera Meijer en Van Dijck (2001:67)
geven aan dat gasten dit ook verwachten en ondanks dat de opmerkingen soms beledigend
kunnen worden opgevat, Paul de Leeuw maar zelden respectloos overkomt.
4.5 Functie van het publiek
In de meeste praatprogramma’s zit de presentator met een wisselend aantal gasten aan een
tafel. Vaak staan er drankjes op tafel en om de gasten heen zit publiek. De uitstraling die van
zo’n setting uitgaat is toegankelijk en laagdrempelig (Costera Meijer en Van Dijck, 2001:86).
Hiermee bedoelen zij dat het lijkt alsof het gesprek iedereen aangaat en dat iedereen mee
kan doen aan het gesprek. Het oogt alsof er in een café een informeel gesprek gaande is en
het publiek (thuis en in de studio) kan meeluisteren. Het lijkt heel natuurlijk en toch is de
verdeling nauwkeurig geregisseerd. De gasten aan tafel gaan met elkaar het gesprek aan,
terwijl het meestal niet de bedoeling is dat het publiek deelneemt aan het gesprek. Costera
Meijer en Van Dijck (2001:87) noemen dit proces het creëren van ‘burgers en buitenlui’. Een
redactie bepaalt namelijk welke personen actief in een gesprek worden betrokken en wie er
passief mag toekijken. Er wordt door de redactie een belangrijke selectie gemaakt aan de
hand van het gespreksthema. Gasten worden uitgenodigd om over een bepaald thema mee
te praten en te discussiëren. In een programma zoals Mooi! Weer de Leeuw lijkt het alsof het
publiek een actieve rol speelt in het programma. Toch worden ook hier van te voren gasten
(uit het publiek) geselecteerd die participeren in het programma. Er is hier wel meer ruimte
voor spontane reacties uit het publiek, maar het programma draait voornamelijk om mensen
die vooraf door de redactie zijn uitgekozen om een actieve rol te vervullen.
4.6 Hoofdonderzoek praatprogramma’s
Om tot het hoofdonderzoek van deze thesis te komen, is eerst een vooronderzoek
uitgevoerd. Uit dit vooronderzoek bleek dat u of jij/je zeggen een ingewikkelde
aangelegenheid is en dat het gebruiken van aanspreekvormen van veel factoren afhankelijk
is. In het hoofdonderzoek wordt nader onderzoek gedaan naar hoe het gebruik van
aanspreekvormen tot stand komt. Om zoveel mogelijk informatie te krijgen over het gebruik
van aanspreekvormen lag de keuze voor het onderzoeken van praatprogramma’s voor de
hand. Dit omdat in praatprogramma’s veel gesprekken plaatsvinden en omdat er
verschillende mensen aan het woord komen. Hierdoor ontstaan er veel gesprekscombinaties
38Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
en kan er wellicht meer inzicht worden verkregen in het gebruik van u en jij/je. Waar in het
vooronderzoek nog naar algemene kenmerken werd gekeken die we ook terugzagen in het
onderzoek van Vermaas (geslacht, leeftijd, functie) wordt nu dieper ingegaan op de aard van
het gesprek en op de rol van de gesprekspartners binnen een dialoog. De hoofdvraag van dit
onderzoek is voortgekomen uit het vooronderzoek, waarin bleek dat de persoonsafhankelijke
kenmerken leeftijd en geslacht het gebruik van aanspreekvormen niet afdoende konden
verklaren. De centrale vraag voor dit onderzoek is:
Wat zijn de belangrijkste variabelen in het gebruik van de aanspreekvormen u en jij/je
in Nederlandse praatprogramma’s?
Deze hoofdvraag bestaat uit een zestal deelvragen:
1. Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
programma?
2. Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar setting van
een gesprek?
3. In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door de leeftijd van de
aangesproken persoon?
4. In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door het geslacht?
5. In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door het basisoptreden
van personen in een praatprogramma?
6. Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar de aard en
lengte van de dialoog?
4.7 Onderzoeksmethode en verantwoording
Bij de opzet van het vooronderzoek bleek al dat er nog maar weinig tot niets bekend is over
het gebruik van aanspreekvormen op televisie. Vermaas (2002) deed al wel onderzoek naar
aanspreekvormen in de media, maar dit betrof voornamelijk gedrukte media en eigen
observaties. Over aanspreekvormen in praatprogramma’s is nog bijna niets bekend. Er zijn
wel wat algemene uitspraken gedaan over taalgebruik in praatprogramma’s maar dit zegt
nog vrij weinig over het gebruik van u of jij/je. Opvallend is dat er genoeg wordt geschreven
over het gebruik van aanspreekvormen in het algemeen. In de krant en op het internet zijn er
veel mensen die iets te zeggen hebben over dit actuele onderwerp. Ook is er wel een aantal
artikelen geschreven maar echt diepgaand onderzoek naar aanspreekvormen is zeldzaam.
Daarnaast bestaat er volgens Vos (2004:11) geen universele methode om televisiemateriaal
39Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
te analyseren. Daarom is de analysemethode voor een televisieprogramma afhankelijk van
de vraagstelling van de onderzoeker, zo stelt Vos (2004:11). Om tot een bruikbare methode
te komen om de praatprogramma’s te analyseren was het gebruik van een goed codeboek
van groot belang.
4.7.1 Materiaal en procedure
Voor het hoofdonderzoek worden vier verschillende praatprogramma’s geanalyseerd. De
programma’s zijn Pauw en Witteman, De wereld draait door, Knevel en Van den Brink en
Mooi! Weer de Leeuw. Van elk van deze programma’s zijn vier afleveringen uit 2009
geselecteerd. Uiteindelijk worden er dus zestien uitzendingen geanalyseerd. In bijlage 5
staan deze uitzendingen met uitzenddata vermeld. Al deze uitzendingen zijn te bekijken via
de digitale archieven van de website van de programma’s. Zodoende hoefde de afleveringen
niet opgenomen te worden want alle uitzendingen zijn op een willekeurig moment terug te
kijken. De uitzendingen werden via de computer met internetverbinding gekeken.
Een deel van de uitzendingen is door een tweede codeur gecodeerd. Neuendorf
(2002:141) geeft aan dat de ‘intercoder reliability’ van groot belang is en dat een valide
onderzoek een acceptabel niveau van de onderlinge betrouwbaarheid moet hebben. Bij
inhoudsanalyses dienen er minstens twee codeurs te zijn zodat de mate van overeenkomst
kan worden berekend. Neuendorf (2002) stelt dat als richtlijn rond de 10% tot 20% van het
totale materiaal dubbel gecodeerd dient te worden. Van de 16 geanalyseerde programma’s
zijn er vier door een tweede codeur gecodeerd. Aan de normering die geldt voor het dubbel
coderen in wetenschappelijk onderzoek is dus ruimschoots voldaan (25%). De codeurs
hadden de beschikking over een handboek en de codebladen tijdens het coderen. Omdat
sommige vragen en termen op het eerste gezicht misschien niet helemaal duidelijk zijn, is er
een handboek ontwikkeld . Dit handboek geeft inzicht in bepaalde termen en geeft informatie
over hoe de programma’s gecodeerd dienen te worden. Het handboek alsmede de
codebladen staan in bijlage 7 en 8. Aan de hand van de vragen in het codeboek (bijlage 6)
zijn de codebladen ingevuld. De vragen in het codeboek hebben betrekking op het
programma op uitzendingniveau, itemniveau, persoonsniveau en dialoogniveau. In de
volgende paragraaf wordt deze indeling nader toegelicht.
40Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4.7.2 Het codeboek
Het codeboek dat ontwikkeld is voor de analyse van het hoofdonderzoek is gebaseerd op het
codeboek zoals gebruikt is voor het onderzoek van de Monitor Diversiteit 2005 (Koeman,
Peeters & d'Haenens, 2007). Uit dit onderzoek zijn sommige elementen overgenomen en
aangepast zodat het bruikbaar werd voor deze analyse. Het codeboek voor het
hoofdonderzoek is verdeeld in vier delen namelijk deel A, B, C en D. In deze paragraaf
worden de vier delen besproken. Per deel zal ik de hoofdpunten bespreken en daar waar
onduidelijkheden kunnen ontstaan, een toelichting geven.
Deel A
Deel A bestaat uit vragen over de gehele uitzending. Hier worden de algemene kenmerken
van het te bekijken programma ingevoerd. Deze vragen gaan onder andere in op de naam
van programma, de datum van uitzending, de lengte (duur) van het programma en de
codeerdatum.
Deel B
Het itemniveau komt in dit deel aan bod. In een uitzending komen meerdere items voor.
Onder een item verstaan we een gesprek over een bepaald onderwerp. Indien er een
politicus aan tafel zit om over de economische crisis te praten, is de economische crisis het
item. Binnen dit item kunnen weer verschillende dialogen bestaan tussen meerdere
personen. Naast een beschrijving van het item wordt gecodeerd waar het gesprek
plaatsvindt. Een item kan in de studio of/en op locatie plaatsvinden. Een item kan ook
betrekking hebben op fragmenten van andere programma’s of bestaan uit animatiebeelden.
Deel C
In een praatprogramma komen meerdere mensen aan het woord. In dit deel worden de
kenmerken van de personen die spreken gecodeerd. Allereerst krijgen de personen een
code toegekend. Deze code geeft aan welke functie een persoon in een programma heeft.
De vaste medewerkers van programma’s zijn voorgecodeerd. Dit is gedaan omdat de rol van
vaste medewerkers bij elke uitzending van het desbetreffende programma hetzelfde is. In het
onderzoek wordt een belangrijk onderscheid gemaakt tussen verschillende medewerkers. De
hoofdpresentatoren worden voorgecodeerd en behouden in alle uitzendingen hetzelfde
codenummer. Een extra hoofdpresentator is iemand die de hele uitzending aanwezig is,
vragen stelt en opmerkingen maakt, maar niet de leiding heeft over het programma (zoals
bijvoorbeeld de sidekick in ‘De wereld draait door’). Onder een bijpresentator wordt verstaan
41Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
iemand die niet het gehele programma aanwezig is en in slechts één item voorkomt (zoals
bijvoorbeeld in het onderdeel ‘De Jakhalzen’ in De wereld draait door). Voor de overige
specifieke codes verwijs ik naar de handleiding van de codeboek. De leeftijd en het geslacht
van de programmamedewerkers wordt ook slechts één maal gecodeerd. De leeftijd van de
overige personen wordt geschat en indien mogelijk nagezocht. Dit wordt gedaan om te kijken
of de leeftijden die niet nagezocht kunnen worden, betrouwbaar geschat zijn. In dit deel
wordt tevens het basisoptreden van een persoon genoteerd. Er wordt onderscheid gemaakt
tussen een programmamedewerker en een prominente gast of geïnterviewde en tussen een
‘geselecteerde gewone Nederlander’ en een ‘toevallig geselecteerde Nederlander’. In een
programma als Mooi! Weer de Leeuw schrijven mensen brieven op basis waarvan de
redactie een selectie maakt van de mensen die in het programma komen. Daarnaast zit er
ook publiek in de zaal waarvan mensen toevallig aan het woord komen.
De mensen die in een uitzending aan het woord zijn, worden soms aangekondigd
door een programmamedewerker. Deze aankondiging komt ook in deel C aan bod. Allereerst
wordt de aankondiging van de naam gecodeerd. Een gast kan met zijn voor- en/of
achternaam aangekondigd worden. Daarnaast is de aanspreektitel van belang. Onder
aanspreektitel wordt verstaan het gebruik van meneer/mevrouw en de benoeming van de
functie, bijvoorbeeld minister, professor, muzikant etc.
Deel D
Het laatste deel heeft betrekking op de dialogen in een programma. Een dialoog omvat alles
wat twee personen (niet beide programmamedewerkers) tegen elkaar zeggen binnen één
item van één uitzending. Indien meerdere personen met elkaar spreken, wordt dit ontleed in
meerdere tweegesprekken. De lengte van een dialoog kan bestaan uit 1) één maal (dit houdt
in dat beide personen één maal aan het woord zijn); 2) anderhalf keer tot drie keer (beide
personen spreken maximaal 3 keer; of 3) meer dan drie keer (personen spreken minimaal
drie keer). Daarnaast is de aard van de dialoog van belang. Een dialoog is in te delen in 5
mogelijkheden, variërend van uitsluitend zakelijk tot uitsluitend persoonlijk. Dit wordt bepaald
aan de hand van de mate waarin men aan het woord is. Indien de persoon twee maal aan
het woord komt waarvan hij/zij één maal persoonlijke uitspraken doet, is de conversatie
ongeveer evenveel persoonlijk als zakelijk. Indien hij/zij enkel zakelijke dingen bespreekt, is
de conversatie uitsluitend zakelijk.
Daarnaast wordt gekeken welke aanspreekvorm gebruikt wordt. Hiermee wordt
bedoeld of de personen elkaar met u of je, of allebei, aanspreken. Evenals in het
vooronderzoek wordt er een onderscheid gemaakt in formele en informele
aanspreekvormen. Onder formeel aanspreken valt dus niet alleen het zeggen van u, maar
ook uw en het zeggen van meneer/professor. Onder de informele j-vorm valt naast het
42Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
zeggen van jij/je/jou/jouw ook het gebruik van de voornaam. Tenslotte wordt genoteerd of er
informatie over het privéleven van de personen binnen een dialoog wordt verkregen.
Bij alle onderdelen van het codeboek is een open vraag opgenomen waarbij de codeur
opmerkingen kan noteren. Indien er in een uitzending iets gebeurt wat opvallend of bijzonder
is, wordt dit genoteerd zodat het meegenomen kan worden in het onderzoek. Ook is er hier
de mogelijkheid om problemen met het coderen (of onzekerheden) te vermelden.
4.8 Resultatenanalyse
4.8.1 Inleiding
Eerder kwamen de resultaten van het vooronderzoek aan bod. Dit hoofdstuk bevat de
belangrijkste resultaten van het hoofdonderzoek. De bespreking van de
onderzoeksresultaten is ingedeeld naar verschillende thema’s. De resultaten worden
afgebeeld in tabellen. Net zoals in het vooronderzoek worden de aantallen uitgedrukt in
percentages. De percentages zijn opgeteld vaak geen 100%. Dit komt doordat de uitkomsten
’onbekend’ en ‘geen van beide’ niet zijn afgebeeld in de tabellen.
4.8.2 Aanspreekvormen naar programma
In alle programma’s wordt er overwegend een informele aanspreekvorm gebruikt. Wel is er
een verband tussen het gebruik van u en jij/je naar programma te zien (df=3, p=0,000). In
tabel 4.1 is te zien dat in Pauw en Witteman (54,5%) en Knevel en van de Brink (48,8%) het
vaakst een formele aanspreekvorm wordt gebruikt. In Mooi! Weer de Leeuw wordt het minst
u gezegd (17,6%).
Tabel 4.1 Aanspreekvorm naar programma
DWDD P&W KvdB Mooi! Weer de LeeuwAanspreekvorm
u/uw 43,8 54,5 48,8 17,6
jij/je 56,2 45,5 51,2 82,4
43Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4.8.3 Setting van een gesprek
Binnen de 16 geanalyseerde programma’s vonden er in totaal 95 items plaats waarvan 4
items (4,2%) op locatie werden gehouden. De gesprekken op locatie kwamen allen voor in
het item De Jakhalzen van het programma De wereld draait door. Eén gesprek bestond uit
een fragment van een andere televisieprogramma. Ook dit gesprek vond plaats in De wereld
draait door. Alle overige gesprekken werden gevoerd in de studio.
Binnen de items op locatie en in de studio zijn er 180 dialogen gevoerd waarbij de personen
elkaar met u of met jij aanspreken. Het merendeel (93%) van deze dialogen vond plaats in
de studio. Over het algemeen wordt er vaker jij en je tegen elkaar gezegd dan u. Er wordt
namelijk in bijna 67 % van de gesprekken een informele aanspreekvorm gebruikt. Er is wel
een verschil zichtbaar in de aanspreekvorm naar de setting van een gesprek. Uit het
onderzoek blijkt dat indien het gesprek plaatsvindt op locatie, mensen elkaar vaker met u
aanspreken dan wanneer een gesprek op locatie is opgenomen. Dit verband (p<0,002, df=1)
tussen aanspreekvorm en setting van een gesprek wordt in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Aanspreekvorm en setting van het gesprek
Studio LocatieAanspreekvorm
u/uw 30,4 75,0
jij/je 69,9 25,0
Op locatie wordt er binnen 75% van de dialogen u gezegd en in 25% van de gevallen
gebruikt met een informele aanspreekvorm. In gesprekken in de studio zeggen de
presentatoren en gasten vaker jij en je tegen elkaar (69,9%). Dit zou kunnen komen doordat
veel gesprekken buiten studio met politici werden gevoerd. Door hun maatschappelijke
functie zou de presentator eerder kunnen kiezen voor het gebruik van een formele
aanspreekvorm.
44Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4.8.4 Leeftijd
In deze paragraaf wordt gekeken in hoeverre leeftijd een rol spelt bij de keuze voor een
aanspreekvorm. Allereerst is gekeken in hoeverre de leeftijden betrouwbaar zijn gecodeerd.
In het onderzoek zijn de leeftijden van de personen geschat en indien mogelijk nagezocht.
Op basis daarvan kan gekeken worden in hoeverre de geschatte leeftijd, van personen
waarvan de leeftijd niet achterhaald kon worden, betrouwbaar is. Dit is gedaan door middel
van een t-toets. Des te hoger de waarde van de correlatiecoëfficiënt (r) is, des te sterker het
verband tussen twee variabelen is. Als r gelijk aan 1 is bestaat er een perfect positief
verband (De Vocht, 2001:193). Bij de vergelijking van de geschatte en de onderzochte
leeftijd blijkt dat er een sterk verband is (r = 0,98). Daarom kunnen we ervan uitgaan dat de
leeftijd van personen waarvan geen onderzochte leeftijd bekend is, betrouwbaar is geschat
In het vooronderzoek zagen we al dat leeftijd een grote rol speelt in de keuze voor een
aanspreekvorm. De geschatte en onderzochte leeftijden zijn voor dit onderzoek
teruggebracht tot drie leeftijdscategorieën. Namelijk van 0-30, 31-50 en 51-99. Uit het
hoofdonderzoek blijkt dat ook hier een verband is tussen de leeftijdscategorie van een
persoon en de manier waarop diegene wordt aangesproken (p =0,004, df=4). Naarmate een
persoon ouder is, wordt hij of zij vaker met u aangesproken.
Tabel 4.3 Aanspreekvorm en leeftijd
0-30 30-51 51-99Aanspreekvorm
u/uw 5,6 23,8 62,8
jij/je 94,4 72,6 35,9
Onbekend - 3,6 1,3
Het gebruik van aanspreekvormen uit zich ook in het zeggen van bijvoorbeeld
meneer/mevrouw en in het gebruik van aanspreektitels. Deze aankondigingen worden vaak
gebruikt wanneer een gast wordt geïntroduceerd. Uit het onderzoek blijkt dat bij het
aankondigen van de naam van de gast door de programmamakers meestal de voor- en
achternaam wordt gebruikt (72,9%). Tabel 4.3 laat zien dat wanneer de presentator een
voornaam gebruikt om iemand aan te kondigen, dit in 52,6% van de gevallen iemand is uit
45Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
de jongste leeftijdscategorie. Daarentegen wordt het gebruik van een achternaam vooral
gericht tegen mensen uit de leeftijdscategorie 51-99. (p=0,000, df=6)
Tabel 4.4 Aankondiging naam en leeftijd van de gasten
0-30 30-51 51-99Aankondiging
voornaam 52,6 31,6 15,8
achternaam 0,0 12,5 87,5
voor- en achternaam 17,1 41,4 41,4
Naast het gebruik van de voor en achternaam om iemand aan te kondigen, wordt er ook wel
eens een aanspreektitel gebruikt. Hiermee bedoelen we het zeggen van meneer en
mevrouw, maar ook professor, minister etc. Uit het onderzoek blijkt er tegen mensen uit de
leeftijdscategorie 31-50 en 51-99 vaker een aanspreektitel te worden gebruikt dan bij
mensen uit de categorie 0 tot 30 jaar. Dit verband (p = 0,007, df =6) lijkt logisch als je
bedenkt dat mensen in de jongste leeftijdscategorie minder vaak een aanspreektitel als
minister of professor zullen hebben. Door hun leeftijd zullen zij ook minder vaak met meneer
of mevrouw worden aangesproken.
Tabel 4.5 Aankondiging aanspreektitel naar leeftijd van de gasten
0-30 30-51 51-99Aankondiging
Meneer/mevrouw 0,0 12,5 87,5
Functie (minister etc) 8,2 38,8 51,3
46Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4.8.5 Aanspreekvormen naar mannen en vrouwen
In het onderzoek is het geslacht genoteerd van de personen binnen een dialoog. Er blijkt
geen verband te zijn tussen de aanspreekvorm richting mannen en vrouwen (p=0,128 df=2).
In tabel 4.5 is weergegeven dat er iets vaker u wordt gezegd tegen mannen maar dat er
verband is tussen de aanspreekvorm en het geslacht is niet aantoonbaar.
Tabel 4.6 Aanspreekvorm naar geslacht
Man VrouwAanspreekvorm
u/uw 41,3 29,2
jij/je 56,0 69,7
4.8.6 Aanspreekvormen naar basisoptreden
Van de personen die voorkwamen in de dialogen is het basisoptreden genoteerd. Uit de
gegevens blijkt dat er geen verband is tussen de aanspreekvorm richting de gast en het
basisoptreden (p=0,62) df =3). Wel blijkt dat de aanspreekvorm jij in 63,4% van de gevallen
wordt gebruikt. Ook blijkt dat medewerkers van een programma uitsluitend met jij worden
aangesproken. Dit kan verklaard worden door dat hier alleen is gekeken naar de
aanspreekvorm die televisiepresentatoren richting andere personen gebruiken. Medewerkers
van een programma zullen elkaar tutoyeren omdat zij collega’s zijn.
Tabel 4.7 Aanspreekvorm naar basisoptreden
medewerker prominente geselect. gewone toevallig geselect.gast Nederlander Nederlander
Aanspreekvorm
u/uw 0,0 41,9 31,6 66,7
jij/je 100,0 58,1 68,4 33,3
47Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
4.8.7 Aard en lengte van de dialoog
In het onderzoek is ook de lengte en de aard van de dialogen onderzocht. Uit de gegevens
blijkt dat de aard van een dialoog en de aanspreekvorm geen verband vertonen (df = 2,
p=0,790) Wel blijkt dat er een relatie bestaat tussen de aanspreekvorm en de lengte van een
gesprek (df = 2, p=0,006). Uit tabel 4.6 valt af te lezen dat in korte gesprekken er vaker de
aanspreekvorm u wordt gebruikt. Indien lengte van een gesprek langer dan anderhalf keer
beslaat, neemt het gebruik van jij en je toe.
Tabel 4.8 Aanspreekvorm en lengte van een gesprek
één keer anderhalf keer meer dan drie keerAanspreekvorm
u/uw 57,7 17,6 37,5
jij/je 4,3 82,4 62,5
4.8.8 Intercodeursbetrouwbaarheid
Zoals al eerder ter sprake kwam, is een deel van het geanalyseerde materiaal dubbel
gecodeerd. Alleen de codes die verschillen zal ik hier bespreken. De codes die niet worden
besproken vertonen dus een overeenkomst van 100%. De verschillen zal ik op item-,
persoons- en dialoogniveau bespreken.
Deel A, het programmaniveau, kwam geheel overeen aangezien het hier algemene
kenmerken van de uitzending betreft die voor een groot deel al voorgecodeerd waren.
Op itemniveau kwam 94,2% van de gecodeerde items overeen. Deze verschillen
zaten allemaal in de codering van de identificatiecode van het item (B01). Daardoor was
soms ook de beschrijving van het item en de eerste 5 woorden van het item verschillend.
Aangezien deze codes niet gebruikt zijn voor het hoofdonderzoek en slechts fungeerden als
een geheugensteun, levert dit geen probleem op voor de betrouwbaarheid. De plaats van het
gesprek (code B04) kwam wel geheel overeen.
Deel C gaf problemen bij het toewijzen van de identificatiecodes (C01) aan de
personen. Hoewel de programmamedewerkers voorgecodeerd waren en de tweede codeur
ook de beschikking had tot deze lijst, zijn de overige personen in de programma’s door de
tweede codeur in een andere volgorde gecodeerd. Het aantal personen dat uiteindelijk
gecodeerd is, kwam wel overeen met de eerste codering. Ook kwam de schatting van de
48Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
leeftijd (C05) door beide codeurs niet overeen. Door middel van een t-toets in SPSS
(vergelijken van nagezochte leeftijd en geschatte leeftijd) bleek de schatting van de leeftijd
door de tweede codeur (r = 0,96) ook vrij nauwkeurig te zijn. Daardoor levert deze
verschillende codering van de geschatte leeftijd geen probleem op voor de betrouwbaarheid
van het onderzoek. De leeftijden die nagezocht konden worden komen wel overeen met de
codering van de eerste codeur.
De meeste verschillen zijn ontstaan bij het coderen van deel D. Hier is vooral veel
verschil te zien in de indeling en nummering van de dialogen. Daarnaast is er verschil te zien
in de omschrijving van de aard van de dialoog.
4.9 Conclusie
4.9.1 Inleiding
In de vorige paragraaf zijn de resultaten van het hoofdonderzoek besproken. In dit deel van
de thesis zullen eerst de deelvragen aan bod komen. Daarna wordt er een antwoord
gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek naar aanspreekvormen in Nederlandse
praatprogramma’s.
4.9.2 Beantwoording deelvragen
In de inleiding kwamen de deelvragen van dit onderzoek al aan bod. Alvorens een antwoord
te geven op de hoofdvraag zullen de zes deelvragen beantwoord worden naar aanleiding
van de onderzoeksresultaten.
Deelvraag 1: Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
programma?
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er inderdaad een verschil is in het gebruik van
aanspreekvormen in de vier onderzochte programma’s. In de uitzendingen van Pauw en
Witteman en Knevel en Van den Brink werd vaker een formele aanspreekvorm gebruikt dan
in de programma’s De wereld draait door en Mooi! Weer de Leeuw. Dit kan verklaard worden
doordat Pauw en Witteman en Knevel en Van den Brink serieuzere gesprekken hebben en
de setting minder informeel is dan bij het programma De wereld draait door, waar de
onderwerpen vaak op een luchtige manier gepresenteerd worden. In het programma Mooi!
Weer de Leeuw wordt het minst vaak u gezegd. Dit komt doordat in Mooi! Weer de Leeuw
bijna nooit formele gesprekken worden gevoerd.
49Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deelvraag 2: Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar
setting van een gesprek?
De setting van een gesprek is van belang bij de keuze voor een aanspreekvorm. Uit de
resultaten blijkt dat er op locatie vaker u wordt gezegd dan in de studio. Waarschijnlijk komt
dit doordat de sfeer in de studio infomeler is dan op locatie. Uit de literatuur bleek al dat er in
de studio vaak een intieme sfeer wordt gecreëerd. Mensen zitten aan tafel met een drankje
en gaan met elkaar in discussie terwijl het creëren van een intieme sfeer op locatie vaak erg
moeilijk is.
Deelvraag 3: In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door de leeftijd
van de aangesproken persoon?
Uit het onderzoek blijkt dat de leeftijd een belangrijke rol speelt in de keuze voor een
aanspreekvorm. Naarmate iemand ouder is, zal hij of zij eerder met een formele
aanspreekvorm worden aangesproken. Niet alleen het gebruik van u of jij/je maar ook het
gebruik van aanspreektitels en voor- en achternaam is leeftijdsafhankelijk. Tegen oudere
mensen wordt vaker een aanspreektitel gebruikt. Dit wordt verklaard door het feit dan jonge
mensen (0 tot 30 jaar) vaak nog geen beroep uitoefenen waarbij een titel gepaard gaat. Het
gebruik van de voor- en/of achternaam om iemand aan te spreken is ook afhankelijk van de
leeftijd. Tegen jonge mensen wordt de voornaam gezegd en mensen uit de leeftijdscategorie
51-99 jaar worden vaker met de achternaam (in combinatie met meneer/mevrouw)
aangesproken.
Deelvraag 4: In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door het
geslacht?
Er lijkt geen verband te zijn tussen het zeggen van u of jij/je en het geslacht van een
persoon. Met andere woorden: er kan niet geconcludeerd worden dat het geslacht van de
aangesproken persoon invloed heeft op de aanspreekvorm die gebruikt wordt.
Deelvraag 5: In hoeverre wordt het gebruik van aanspreekvormen bepaald door het
basisoptreden van personen in een praatprogramma?
Wat uit de cijfers van dit onderzoek naar voren komt, is dat het basisoptreden niet van
invloed lijkit te zijn op het gebruik van een formele of informele aanspreekvorm. Het enige
wat duidelijk werd is dat programmamedewerkers elkaar altijd met je aanspreken.
50Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deelvraag 6: Is er een verschil te constateren in het gebruik van aanspreekvormen naar de
aard en lengte van de dialoog?
De aard van de dialoog blijkt geen factor van betekenis te spelen in het proces van
aanspreken. Daarentegen laat het onderzoek wel zien dat er een verband is tussen de
aanspreekvorm en de lengte van een dialoog. Naarmate een gesprek langer duurt, neemt
het gebruik van jij en je toe.
4.9.3 Beantwoording hoofdvraag
Na beantwoording van de deelvragen kan nu een antwoord gegeven worden op de centrale
vraag van het hoofdonderzoek. De centrale vraag is:
Wat zijn de belangrijkste variabelen in het gebruik van de aanspreekvormen u en jij/je
in Nederlandse praatprogramma’s?
Uit het onderzoek blijkt dat er verschillen bestaan in het gebruik van aanspreekvormen
tussen de onderzochte programma’s. In de serieuze praatprogramma’s Knevel en Van den
Brink en Pauw en Witteman wordt er vaker u gezegd dan in de andere onderzochte
praatprogramma’s. Een belangrijke factor die meespeelt in de keuze voor een formele of
informele aanspreekvorm is leeftijd. Daarnaast speelt de leeftijd ook mee bij de aankondiging
van de voor- en/of achternaam en de titel van een persoon. Tevens bleek uit het onderzoek
dat de setting van belang is. Indien een gesprek op locatie plaatsvindt wordt er vaker u
gezegd. Uit de cijfers van het onderzoek blijkt dat het geslacht geen verband vertoont met de
aanspreekvorm. Ook het basisoptreden van een persoon speelt geen rol. Tenslotte speelt de
lengte van een dialoog wel een rol in het proces van aanspreken. Naarmate een gesprek
langer duurt, wordt er vaker een informele aanspreekvorm gebruikt.
4.9.4 Reflectie
Wanneer wordt gekeken naar de factoren die meespelen in de totstandkoming van
aanspreekvormen in het hoofdonderzoek, is het duidelijk dat wederom leeftijd een
belangrijke rol speelt. Dat leeftijd een rol speelt in de keuze voor een aanspreekvorm, zagen
we ook in het onderzoek van Vermaas (2002) en in het vooronderzoek. Toch kan door
middel van een kwantitatieve analyse van televisie-uitzendingen niet alle informatie
verkregen worden. Zo blijkt er uit dit onderzoek een verband te zijn tussen de setting van een
gesprek en de aanspreekvorm. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit wellicht te kort
51Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
door de bocht is. De gesprekken op locatie vonden meestal plaats met politici waarbij de
maatschappelijke functie en status van politici wellicht meespeelt in de keuze voor een
formele aanspreekvorm. Omdat het indelen van functies problemen opleverde (mede
doordat van veel personen de functie niet duidelijk was) kon niet beoordeeld worden of dit
een rol speelt in het gebruik van aanspreekvormen. Na het doen van een vooronderzoek en
een hoofdonderzoek is het ook niet duidelijk of er voor en achter de schermen regels zijn
over het gebruik van u en jij/je. Daarom wordt in het volgende hoofdstuk een kwalitatief
onderzoek uitgevoerd. Door middel van interviews met presentatoren worden vragen die niet
door middel van kwantitatieve analyses beantwoord konden worden, nader onderzocht.
52Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
5 Presentatoren aan het woord
5.1 InleidingIn het vooronderzoek en het hoofdonderzoek is het gebruik van aanspreekvormen in
televisieprogramma’s onderzocht. Hoewel we door deze onderzoeken meer inzicht hebben
gekregen in het gebruik van u en jij, zijn er ook nog vragen onbeantwoord gebleven. Deze
vragen konden ook niet door middel van de kwantitatieve onderzoeken beantwoord worden.
Eerder zagen we bijvoorbeeld al dat er tijdens televisie-uitzendingen soms afspraken worden
gemaakt over het formeel of informeel aanspreken tussen presentatoren en gasten. Dit doet
vermoeden dat dit wellicht ook gebeurt ‘achter de schermen’. Om meer inzicht te krijgen hoe
aanspreekvormen tussen presentatoren en hun gasten tot stand komen, zijn er twee
interviews gehouden met presentatoren van Nederlandse praatprogramma’s. De
presentatoren die meegewerkt hebben aan de interviews zijn Andries Knevel en Tijs van den
Brink van het programma Knevel en Van den Brink en Matthijs van Nieuwkerk van het
programma De wereld draait door. De hoofdvraag van dit onderzoek is:
Hoe komen aanspreekvormen tussen televisiepresentatoren en gasten tot stand?
Deze hoofdvraag bestaat uit vier deelvragen:
1. Is het gebruik van aanspreekvormen op televisie veranderd?
2. Welke factoren spelen een rol bij het gebruik van u of jij?
3. Worden er afspraken gemaakt over het gebruik van aanspreekvormen?
4. Is er verschil in het aanspreken van gasten voor en achter de schermen?
5.2 Methodologie
In dit deel van de thesis is gekozen voor een kwalitatieve manier van onderzoek. Door
middel van het houden van interviews werden de motieven van het gebruik van
aanspreekvormen achterhaald bij presentatoren. De subjecten van het onderzoek zijn de
presentatoren van de twee televisieprogramma’s uit het hoofdonderzoek. Eigenlijk was het
de bedoeling alle presentatoren, waarvan de programma’s centraal staan in het
hoofdonderzoek, te interviewen. Dit is helaas niet gelukt. Allereerst heb ik de omroepen een
mail gestuurd met mijn verzoek. Baarda, De Goede en Van der Meer-Middelburg (1996)
geven aan dat het sturen van een brief (in dit onderzoek is een e-mail gezonden) een goede
53Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
manier is om in contact te komen met de respondenten. In deze e-mail stond een korte
introductie op het onderwerp en het verzoek om een interview. Aangezien ik geen reactie
kreeg op de e-mails leek het mij beter om de presentatoren persoonlijk te benaderen na
afloop van de uitzendingen van hun programma’s. Dit bleek een succesvolle methode. Vijf
presentatoren gaven aan mee te willen werken aan mijn onderzoek door middel van het
geven van interviews. Paul de Leeuw heb ik niet persoonlijk kunnen benaderen met het
verzoek om mee te werken aan een interview. De heren Jeroen Pauw en Paul Witteman
gaven aan ook mee te willen werken. Helaas is het door de zomerstop van hun programma
en de tijdsdruk van de scriptiedeadline mijnerzijds niet meer gelukt een afspraak te maken.
De methode die is gebruikt voor het houden van de interviews is het zogenaamde ‘open
interview’. Dit is een verzamelnaam voor alle interviews die niet volledig gestructureerd zijn
(Baarda, De Goede & Kalmijn, 2000). In deze interviews liggen de vragen en antwoorden
niet van tevoren vast. Om de interviews goed te laten verlopen is er wel een topiclijst
opgesteld. Deze topiclijst geeft houvast tijdens het interview en zorgt dat er toch enige
structuur wordt aangebracht tijdens het gesprek. Na een introductie op het onderwerp van
mijn thesis kwamen de vastgestelde onderwerpen aan bod door middel van open vragen.
Binnen het interview bestond er ruimte voor bijzonderheden en anekdotes. De topiclijst stond
dan ook niet volledig vast en de onderwerpen zijn in verschillende volgorde aan bod
gekomen. De topiclijst fungeerde dus eerder als leidraad voor het gesprek. Dit omdat niet elk
gesprek hetzelfde verloopt. Alle gesprekken zijn opgenomen door middel van een recorder.
Door de gesprekken op te nemen was het makkelijk om later alles terug te luisteren en de
uitspraken aan een bepaald topic te verbinden. Na een korte introductie van de
presentatoren worden de resultaten van het interview besproken.
5.3 Presentatoren
Matthijs van Nieuwkerk
De presentator van het dagelijkse programma De wereld
draait door is Matthijs van Nieuwkerk. Sinds 2005
presenteert hij het succesvolle programma dat een
mengeling is van nieuws, informatie en amusement. Het
programma trok afgelopen seizoen gemiddeld 965.000
kijkers. Daarmee is De wereld draait door na Pauw en
Witteman het best bekeken praatprogramma van het
afgelopen televisieseizoen.
54Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Andries Knevel & Tijs van den Brink
Andries Knevel en Tijs van den Brink presenteren
sinds 2007 het praatprogramma Knevel en Van den
Brink. Afgelopen seizoen werd het programma tijdens
de zomerstop van Pauw en Witteman dagelijks op
hetzelfde tijdstip uitgezonden. In het programma wordt
er met diverse gasten gediscussieerd over actuele
onderwerpen. De uitzendingen zijn dit seizoen
verbeeld over twee blokken. De eerste zes weken zijn
uitgezonden in mei en juni 2009. Het programma had
in deze periode hoge kijkcijfers. Het tweede blok gaat
eind augustus van start.
5.4 Resultaten
5.4.1 Aanspreekvormen in televisieprogramma’s
Uit de literatuur blijkt dat het tutoyeren ten opzichte van het vousvouyeren terrein heeft
gewonnen. In een eeuw tijd is het gebruik van je en jij sterk toegenomen. Ook de
presentatoren zien het veelvuldige gebruik van jij en je terug in het dagelijks leven en op
televisie. Matthijs van Nieuwkerk geeft aan dat dit inherent is aan de amicale sfeer zoals we
die in ons land hebben:
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Er is natuurlijk een cultuur in Hilversum en in Nederland van het hele
amicale, niet al te duur doen. Ik geloof niet dat er een renaissance is van
het vousvoyeren (…).’
Ook Andries Knevel ziet een verandering in het gebruik van aanspreekvormen:
Andries Knevel: ‘In mijn tijd had ik nog collega’s die excellentie zeiden tegen ministers.’
Andries Knevel: ‘Vroeger sprak ik mijn ouders aan met u (…) mijn kleinkinderen zeggen je
tegen mij.’
55Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Tijs van den Brink geeft aan dat het wellicht ook aan het programmagenre ligt en dat de
sfeer in praatprogramma’s zoals Knevel en Van den Brink informeler is dan bij andere
informatieve programma’s:
Tijs van den Brink: ‘Ik heb wel het idee dat het veranderd is, misschien ook wel door ons
genre programma’s. In netwerk zou ik nooit tutoyeren maar in KvdB is het
wel makkelijker (..) het is minder formeel.’
5.4.2 Factoren die een rol spelen in het gebruik van aanspreekvormen
Leeftijd
Bij het voor- en hoofdonderzoek hebben we al gezien dat verschillende factoren meespelen
in het kiezen van een aanspreekvorm. Alle presentatoren geven aan dat de leeftijd van een
persoon een belangrijke rol speelt:
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Als ik iemand echt niet ken dan ligt het aan de leeftijd, is hij ouder dan is
het sowieso u. Als iemand grijze haren heeft zeg ik u, bij wijze van
spreken en als het een jong persoon is zeg ik jij en je. Tegen Harry (van
Bommel) zei ik je en tegen meneer Teeven zei ik u. Ja hij bleek net zo
oud te zijn als ik maar ik had hem een stuk ouder ingeschat. Ja dat was
voor mij best een beetje pijnlijk. Ja, dat was een moment van
verlegenheid voor mij. Ik dacht dat is een jonge man en dat is een oude
man, maar ze zijn gewoon even oud. (…) Ja toen ging ik over op u, dan
kies je voor veiligheid.’
Tijs van den Brink: ‘Bij gasten laten we het afhangen van de situatie, als iemand heel veel
jonger is dan zeg je niet zo snel u.’
Andries Knevel: ‘Er zit ook nog een leeftijdsverschil tussen mij en Tijs dus hij heeft eerder
de neiging om u te zeggen dan dat ik dat heb omdat ik, ja het is jammer,
maar meestal ouder ben dan de meeste gasten heb je al snel de neiging
om je te zeggen.’
Functie
Zowel in de literatuur als in de vorige onderzoeken zagen we dat de functie van een persoon
ook meespeelt in de keuze voor u en jij. Vermaas (2002) concludeerde al dat tegen
hooggeplaatste personen vaker u wordt gezegd dan tegen mensen met een minder
belangrijke maatschappelijke positie. De geïnterviewde presentatoren vonden allen dat
mensen met een bepaalde functie en status, waaronder politici, met u horen te worden
aangesproken:
56Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Bij politici is het altijd u, zelfs bij Jan Marijnissen. Dat is een geklofte
jongen, die heel erg uitnodigt om jij te zeggen (…) maar dat zal ik in de
uitzending nooit doen.’
Tijs van den Brink: ‘Balkenende (..) hij vertegenwoordigt een functie waar je respect voor
moet hebben.’
Andries Knevel: ‘Een soort eerbied voor het ambt.’
Andries Knevel: ‘Bij deskundigen is het u, die moet je een beetje status geven. Dat is dan
functioneel.’
Soms is de factor functie belangrijker dan leeftijd of relatie (bekendheid):
Andries Knevel: ‘Kijk Camiel Urlings ken ik erg goed en daar heb ik nog mee geknikkerd
bij wijze van spreken maar in het programma is het gewoon u. Maar je
loopt natuurlijk het risico na acht minuten er een keer je doorheen te
gooien.’
Tijs van den Brink: ‘Bij netwerk zeg ik altijd u. Dat is natuurlijk veel formeler allemaal. Maar
sowieso vind ik, deskundigen of politici en dan is het u. Maar bij politici
die jonger zijn dan ik, ja dan is het soms lastig om u te blijven zeggen.’
Vermaas (2002) merkte in haar onderzoek op dat de jongere generatie minder gevoelig is
voor maatschappelijke status en vaker jij en je zegt. Dit zou kunnen verklaren waarom Ali B.
de premier aansprak met jij en je. Hoewel Paul Witteman aangaf dit niet als een probleem te
zien, blijken de presentatoren die zijn geïnterviewd een andere mening te zijn toegedaan:
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Ik vind, de minister president noem je geen je. Misschien is het een soort
jeugdige overmoed of enthousiasme (…) Ik zou dat nooit doen (…) Het
gaat natuurlijk ook om de manier waarop je iets vraagt, het was allemaal
nogal agressief en provocerend. Ik begrijp Ali B. wel, het is geen kwaaie
jongen, maar het paste niet. Voor BNN vindt Balkenende het niet erg om
even je en jij genoemd te worden door twee mooie meiden maar het is
toch eigenlijk, ja ik hou wel van de afstand die er moet zijn tussen het
gezag en mijzelf.’
Tijs van den Brink: ‘De minister president hoor je gewoon met u aan te spreken. Kijk Bridget
en Katja waren ook bewonderend naar Balkenende toe. Bij Ali B., die
57Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
was verder ook niet heel complimenteus in zijn richting, dat combineert
dan met de manier waarop hij hem aanspreekt.’
Andries Knevel: ‘Heb ik je gezegd tegen Balkenende? Joh ik schrik daarvan. Kijk je trekt
natuurlijk twee dagen met zo iemand op en ik ken hem goed maar ik zou
als het rode lampje brandt u gaan zeggen, het is de premier. Bij Mark
Rutte wordt dat al moeilijker, want daar ga je mee knikkeren, qua
uitstraling.’
Relatie
Ook is de relatie tussen de presentator en de gast van belang. Eerder zagen we al dat
onbekendheid een reden kan zijn om voor een formele aanspreekvorm te kiezen. Dit blijkt
ook uit de interviews. Als de presentator en gast elkaar beter kennen kan dit meespelen in
de keuze voor je.
Tijs van den Brink: ‘Bij collega’s is de regel je, zoals bij Mart Smeets. Bij mensen die ik niet
ken is het u (…) Dat is een beetje mijn hoofdregel en er zijn allerlei
redenen om daarvan af te wijken.’
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Mart Smeets is een stuk ouder dan ik en daar heb ik veel ontzag voor en
toch is het je en jij. (…) Ik zeg tegen Andre van Duin ook je en jij. Maar
tegen Joop van den Ende zeg ik u, daar zal ik nooit je en jij tegen
zeggen. Dat heeft te maken met hoe goed ken je elkaar.(…) Als je
iemand heel goed kent is het je en dan krijg je u ook bijna niet uit je
mond. We zeggen het er dan ook wel bij zo van ‘we kennen elkaar goed’
of ‘we kennen elkaar al wat langer.’
Aard van het gesprek
In de interviews werd duidelijk dat bij het aanspreken van personen meer komt kijken dan
alleen leeftijd en de maatschappelijke functie van een persoon. Ook de aard van het gesprek
speelt een grote rol in de keuze voor een aanspreekvorm bij de presentatoren. Bij politici
wordt er bijna altijd gevousvoyeerd, omdat het vaak om een formeel en kritisch gesprek gaat.
Tijs van den Brink: ‘Ik denk als je echt een persoonlijk gesprek wil voeren met een politicus,
bijvoorbeeld in zo’n portret, dan kan ik me voorstellen dat je voor je kiest,
omdat je dan meer bereikt ook uiteindelijk. Als je daar formeel blijft heb je
de kans dat een gast zich ook formeel op blijft stellen terwijl je in zo’n
setting juist dichterbij wilt komen. In een kritisch gesprek vind ik dat je
gewoon u hoort te zeggen. En bij politici is dat zeker de regel. Ook om de
kijker niet het gevoel te geven van wij kennen elkaar en jij thuis hoort er
58Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
eigenlijk niet bij. Het probleem met politici zelf is natuurlijk ook dat die
willen dat je je zegt. Die lui willen dat gewoon omdat ze dan denken dat
ze een betere relatie met je kunnen ontwikkelen. Terwijl ik bij politici altijd
de neiging heb om een beetje afstand te houden.’
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Ja, zij (Tineke Huizinga) vroeg of ze me mocht tutoyeren, dat is prima.
Maar zij zei ‘zeg maar Tineke’ en daar ga ik dan niet in mee. (…) Het is
dan een uitnodiging om je en jij te zeggen. Je kan het ook als tactiek
gebruiken en daar ga ik dan niet in mee, dat wordt me te amicaal. Dan
laat je ook zien, ik hou de afstand, we gaan vragen stellen en we gaan
hier niet samen een dansje doen maar een interview (…) Het geeft iets
meer reserve en soms heb je zin in iets meer reserve in plaats van het
amicale, wat soms ook goed werkt in andere gesprekken.’
5.4.3 Afspraken over aanspreekvormen
Hoewel soms het tutoyeren en vousvoyeren tijdens de uitzending benoemd wordt, lijkt het
gebruiken van aanspreekvormen meestal een natuurlijk proces. Ik vroeg me af of er van te
voren afspraken worden gemaakt over hoe men elkaar gaat aanspreken tijdens de
uitzending.
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Eén keer is me gesommeerd om u te zeggen, dat was toen Andre
Rouvoet te gast was, die is jonger dan ikzelf en daar heb ik altijd met je
en jij in verkeerd. Om een gegeven moment was hij vicepremier en
minister en toen vond hij het beter voor de afstand. Daar was ik het
overigens wel mee eens, maar hij was de enige die er echt om vroeg en
zei dat wil ik niet meer hebben.’
Tijs van den Brink: ‘Er zijn natuurlijk mensen die zeggen ‘ik vind het vervelend om met u te
worden aangesproken want dan voel ik me zo oud’. Het hangt een beetje
van het gesprek af maar meestal probeer je daar wel in tegemoet te
komen.’
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Soms weet ik het ook niet precies, dan vraag ik het even van te voren.
Het gebeurt wel eens dan zeg ik u en de tafelheer zegt je, want die kent
iemand dan beter of die zegt überhaupt geen u, ook wel eens raar vind
ik. Maar ja dat stemmen we ook niet echt af en dat merken we pas als we
bezig zijn. Dan is het eigenlijk al te laat.’
59Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Af en toe worden er dus afspraken gemaakt over hoe men elkaar aanspreekt. Bij het
aanspreken van politici en mensen met een belangrijke maatschappelijke functie wordt er
een formele aanspreekvorm gebruikt. In andere gevallen blijkt de presentator de gast aan te
spreken op een manier die zij ook in het dagelijks leven gebruiken:
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Ik denk er van te voren over na maar soms gaat het ook vanzelf. Dan is
dat iets wat een tweede natuur is geworden. (..) Zoals in het dagelijks
leven. Het zijn dan eigenlijk de fatsoensnormen die je eigenlijk in acht
neemt.’
5.4.4 Voor en achter de schermen
Omdat een gesprek gezellig en amicaal kan overkomen op televisie, maar presentatoren
toch vast blijven houden aan het zeggen van u (maar vaak wel diegene bij de voornaam
noemen zoals bijvoorbeeld ‘Wouter Bos, welkom’) vroeg ik me af of de aanspreekvormen die
tijdens de uitzendingen worden gebruikt, verschillen met de aanspreekvormen achter de
schermen. Uit de antwoorden van de presentatoren blijkt dat er inderdaad vaak tijdens de
uitzending een formele aanspreekvorm wordt gebruikt, terwijl achter de schermen
presentator en gast elkaar tutoyeren.
Andries Knevel: ‘Er is geen politicus waar ik buiten het programma nog u tegen zeg. Toen
ik begon keek je torenhoog tegen politici op (…) Ze waren ook allemaal
ouder. In zo’n dertig jaar kantelt het beeld. Er zijn maar een paar
ministers die ouder zijn en je kent ze goed. Het torenhoge ontzag is weg,
maar ook door de leeftijd.’
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Buiten de uitzending zeg ik tegen Andre Rouvoet gewoon je en jij.
Wouter Bos bijvoorbeeld ken ik ook al wat langer, is ook jonger dan ik, ik
zeg in de uitzending dan u en hij zegt ook u terug, op een gegeven
moment zei hij wel jij tegen mij, maar na afloop is het natuurlijk weer
gewoon je en jij.’
Andries Knevel: ‘Ik ken Andre Rouvoet erg goed maar principieel is het in de uitzending u.
Dan glij ik misschien een keer uit.’
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Jan Marijnissen (…) die heel erg uitnodigt om jij te zeggen, en dat doen
we buiten de uitzending dan ook zeker (…).’,
60Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Wisseling van aanspreekvormen
In zowel het programma Knevel en Van den Brink als in De wereld draait door wordt er
tijdens een gesprek wel eens gewisseld van aanspreekvorm. Uit de interviews blijkt dat dit
vaak komt doordat de aanspreekvorm in de uitzending en daarbuiten niet hetzelfde is.
Matthijs van Nieuwkerk: ‘Het is toch een ingewikkelde afweging. Het gebeurt wel eens dat je
wisselt in een gesprek en dat is natuurlijk slecht. (…) Dat is natuurlijk het
slechtste, dat je tijdens het gesprek vergeet dat je met u begonnen was
maar ja dat gebeurt ook wel eens, zeker als je daarbuiten wel gewoon je
zegt.’
Andries Knevel: ‘Ja bij Liesbeth List, toen ze op schoot had gezeten ging ik over op je.
Nou hier heb je de complexiteit van het probleem. En waarom ik daarvoor
u zei...’
Tijs van den Brink: ‘Van je vrouw moest je respect hebben voor mevrouw List.’
Knevel: ‘Dat zal misschien een rol gespeeld hebben. Mijn vrouw zei ‘je moet met
haar wel heel serieus een gesprek voeren (…), misschien dat dat mij ook
heeft beïnvloed.’
Andries Knevel: ‘Bij politici is het eigenlijk altijd u, standaard. Maar hoe ouder ik word en
hoe jonger zij worden en hoe meer je ze ook kent, komt je per ongeluk er
tussen door.’
Tijs van den Brink: ‘Je probeert u te zeggen en soms lukt dat en soms probeer je u te
zeggen en lukt dat weer niet. We hebben het er regelmatig over maar het
lukt eigenlijk nooit, ook in vorige programma niet, om daar consequent in
te zijn.’
61Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
5.5 Conclusie
5.5.1 Beantwoording deelvragen
Om een antwoord te krijgen op de hoofdvraag zoals in de inleiding staat geformuleerd zijn
een tweetal interviews afgenomen. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het kwalitatieve
onderzoek aan de hand van de vier deelvragen besproken.
Deelvraag 1: Is het gebruik van aanspreekvormen op televisie veranderd?
Uit paragraaf 5.4.1 blijkt dat de presentatoren het toenemende gebruik van informele
aanspreekvormen terug zien in televisie-uitzendingen. Dit zou komen door de amicale sfeer
die er hangt in Hilversum en in Nederland in het algemeen. Ook zou het zou kunnen komen
door de minder formele sfeer in sommige praatprogramma’s in tegenstelling tot zwaardere
informatieve programma’s zoals Netwerk. Door een minder formele sfeer zouden
presentatoren eerder geneigd zijn je te zeggen.
Deelvraag 2: Welke factoren spelen een rol bij het gebruik van u of jij?
De presentatoren geven vier factoren aan die van belang zijn bij het gebruik van een formele
dan wel informele aanspreekvorm. De eerste factor is leeftijd. Hieruit blijkt dat indien iemand
ouder is er eerder u gezegd wordt dan dat er een gesprek plaatsvindt met een jonger
persoon.
Een tweede factor die belangrijk is om te bepalen of er u of jij wordt gezegd is de
functie van een persoon. Indien de persoon een hoge maatschappelijke functie heeft, zoals
bijvoorbeeld politici, wordt er een formele aanspreekvorm gebruikt. Ook bij het interviewen
van deskundigen wordt er u gezegd.
De relatie die de presentator heeft tot de gast is ook van belang. Hiermee wordt
bedoeld of de presentator en de gast elkaar kennen of niet. Er wordt aangegeven dat binnen
de televisiewereld collega’s altijd met je worden aangesproken. Ook als zij een gast goed
kennen kan dat een reden zijn om te tutoyeren. De onbekendheid van een persoon blijkt
inderdaad een reden te zijn om een formele aanspreekvorm te gebruiken.
De laatste factor die een rol speelt in het gebruik van aanspreekvormen is de aard
van een gesprek. Bij een persoonlijk gesprek is het soms beter om te tutoyeren. Indien men
een formele aanspreekvorm gebruikt kan het zijn dat de gast zich ook formeel op blijft stellen
terwijl je bij een persoonlijk gesprek juist meer diepgang wil bereiken. In kritische gesprekken
62Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
is juist wat meer afstand gewenst. Deze afstand kan worden verkregen door het zeggen van
u tegen de gast.
Deelvraag 3: Worden er afspraken gemaakt over het gebruik van aanspreekvormen?
Er worden af en toe afspraken gemaakt met gasten over het gebruik van u en jij/je. Het
initiatief voor deze afspraken komt soms vanuit de gast (zoals bij André Rouvoet in De
wereld draait door) en soms wordt er met de gast overlegd indien er onzekerheid bestaat
over het gebruik van u en jij/je.
Deelvraag 4: Is er verschil in het aanspreken van gasten voor en achter de schermen?
De aanspreekvorm die gebruikt wordt om gasten aan te spreken tijdens en buiten de
uitzendingen kan inderdaad wel eens verschillen. Dit blijkt vooral het geval te zijn indien
politici te gast zijn in de uitzending. De aanspreekvorm tijdens de uitzending is dan formeel.
Dit komt doordat de functie van politici en de aard van het gesprek vraagt om een formele
aanspreekvorm. Vaak kennen de politici en de presentatoren elkaar goed en wordt er buiten
de uitzending getutoyeerd. Soms is het daardoor lastig om consequent te vousvoyeren
binnen de uitzending. Dit is ook de reden waarom wel eens binnen een gesprek u én jij wordt
gezegd.
5.5.2 Beantwoording hoofdvraag
Aan de hand van de vier deelvragen wordt in deze paragraaf antwoord gegeven op de
hoofdvraag:
Hoe komen aanspreekvormen tussen televisiepresentatoren en gasten tot stand?
Uit de interviews blijkt dat de keuze voor u of jij/je afhangt van een aantal factoren. De
belangrijkste factoren zijn leeftijd, functie, relatie en aard van het gesprek. Deze factoren zijn
allen belangrijk en per situatie moet worden bekeken welke factor doorslaggevend is. Zo kan
bij een onbekend persoon de leeftijd het belangrijkste gegeven zijn om te kiezen voor u of
jij/je. Collega’s uit de televisiewereld worden daarentegen bijna altijd met je aangesproken.
Dit komt doordat zij elkaar vaak goed kennen en er een informele, amicale sfeer bestaat in
Hilversum. Bij gesprekken met politici wordt er wellicht buiten de uitzending getutoyeerd,
maar tijdens de uitzending heeft een politicus een bepaalde maatschappelijke positie waarbij
een formele aanspreekvorm het meest gepast is. Daarnaast speelt de aard van het gesprek
63Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
een belangrijke rol. Bij persoonlijke/luchtige gesprekken wordt een informele aanspreekvorm
gebruikt en bij zakelijke/kritische gesprekken zegt men liever u om afstand te bewaren. Uit
het onderzoek van Vermaas (2002) bleek ook dat leeftijd, functie, relatie
(onbekendheid/bekendheid) en de aard van het gesprek van belang zijn bij de keuze voor
een aanspreekvorm. Deze factoren zijn dus ook van toepassing op het proces van
aanspreken tussen presentatoren en de gasten. Het lijkt derhalve of het gebruik van
aanspreekvormen op televisie gebaseerd is op hoe we dat in het dagelijks leven doen.
Hoewel de factoren leeftijd, functie, relatie en aard van het gesprek meestal een rol spelen in
de keuze voor een aanspreekvorm, worden er ook wel eens vóór de uitzending afspraken
gemaakt over het aanspreken met u of jij/je. Hierdoor lijkt er op televisie geen misverstand te
bestaan over hoe men elkaar aanspreekt, echter dit is van te voren in overleg tot stand
gekomen. Ook kunnen de aanspreekvormen binnen en buiten de uitzending verschillen. Een
gevolg hiervan is dat er binnen een gesprek wel eens van aanspreekvorm wordt gewisseld.
5.5.3 Reflectie
In dit onderzoek stonden de ervaringen van presentatoren met het gebruik van
aanspreekvormen centraal. De interviews zijn een goede aanvulling gebleken op het eerder
uitgevoerde kwantitatieve onderzoek. Door in gesprek te gaan met presentatoren kwam naar
voren dat de totstandkoming van aanspreekvormen in televisieprogramma’s erg complex is.
De factoren leeftijd,functie, relatie en aard van het gesprek zijn van invloed zijn op de keuze
van een aanspreekvorm. Deze factoren werden ook benoemd in het onderzoek van
Vermaas (2002). Uit de interviews blijkt dat er bij het aanspreken van gasten door
televisiepresentatoren meer komt kijken dan alleen deze factoren. Soms worden er van te
voren afspraken worden gemaakt over hoe men elkaar aanspreekt. Ook wisselt het gebruik
van u en jij voor en achter de schermen. Deze gegevens waren in het kwantitatieve
onderzoek niet te onderzoeken. Simpelweg omdat je in de geanalyseerde uitzendingen
alleen ziet wat er gebeurt voor de schermen. Deze interviews hebben dus meer inzicht
gegeven in hoe aanspreekvormen tussen presentator en gast tot stand komen.
64Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
6 Conclusie
6.1 Inleiding
Dit laatste hoofdstuk bevat de conclusie van deze thesis. Naar aanleiding van de theorie zijn
er drie onderzoeken uitgevoerd waarvan de resultaten in de voorgaande hoofdstukken zijn
besproken. Allereerst wordt nogmaals kort ingegaan op de drie uitgevoerde onderzoeken en
de theorie. Tenslotte volgt een reflectie op het gedane onderzoek en aanbevelingen voor
onderzoek in de toekomst.
6.2 Onderzoek
Om te onderzoeken hoe aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s tot stand
komen, zijn er drie onderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek betrof een explorerend
vooronderzoek. Het vooronderzoek bestond uit een kwantitatieve analyse waarbij dertig
verschillende soorten programma’s zijn gecodeerd. Daarin werd gekeken of er verschil
bestaat in het aanspreken naar genres en welke factoren een rol spelen in het gebruik van u
en jij/je. Omdat in het vooronderzoek bleek dat met name in praatprogramma’s veel dialogen
en aanspreekvormen voorkomen, zijn in het tweede onderzoek uitsluitend praatprogramma’s
geanalyseerd.
De kwantitatieve analyse in het vooronderzoek richtte zich op vier praatprogramma’s.
In het hoofdonderzoek werden in totaal zestien uitzendingen geanalyseerd van de
programma’s De wereld draait door, Pauw en Witteman, Knevel en Van den Brink en Mooi!
Weer de Leeuw. Omdat de kwantitatieve analyses geen volledige beeld konden geven van
hoe aanspreekvormen in praatprogramma’s tot stand komen, is er nog een derde onderzoek
uitgevoerd.
Het derde onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Er zijn twee interviews afgenomen
met drie presentatoren van de programma’s uit het hoofdonderzoek. De presentatoren die
meegewerkt hebben aan het interview zijn Andries Knevel, Matthijs van Nieuwkerk en Tijs
van den Brink. Zij hebben onder andere vragen beantwoord over de persoonlijke factoren die
meespelen in het gebruik van aanspreekvormen. Daarnaast gaf het interview inzicht in de
totstandkoming van aanspreekvormen vóór en achter de schermen. Hierdoor werd duidelijk
wanneer en waarom er tegen verschillende gasten u en jij/je wordt gezegd.
65Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
6.3 Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Om de hoofdvraag van deze thesis te kunnen beantwoorden, zijn er drie onderzoeken
uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten van deze drie onderzoeken wordt in deze
paragraaf een antwoord gezocht op de hoofdvraag van deze thesis:
Welke aanspreekvormen worden gebruikt in Nederlandse televisieprogramma’s en
hoe komen deze aanspreekvormen tot stand?
Uit de onderzoeken blijkt dat een aantal factoren meespelen in het gebruik van
aanspreekvormen. Allereerst zijn persoonlijke kenmerken van belang. Uit zowel het
vooronderzoek als het vooronderzoek blijkt dat leeftijd een grote rol speelt in de keuze voor u
of jij/je. Naarmate iemand ouder is wordt een persoon vaker aangesproken op een formele
manier. Onder een formele manier van aanspreken verstaan we niet alleen het gebruik van u
maar ook het gebruik van een aanspreektitel zoals bijvoorbeeld meneer/mevrouw is formeel.
Een andere manier om je formeel of informeel uit te drukken is het gebruik van de voor- en of
achternaam. Bij jonge personen wordt vaker de voornaam gebruikt dan bij oudere personen,
daar gaat de voorkeur uit naar de achternaam.
Naast leeftijd is de functie van de persoon die wordt aangesproken van belang.
Hoewel deze vermoedens naar aanleiding van het vooronderzoek en hoofdonderzoek wel
bestonden, kon deze vraag niet door middel van de kwantitatieve analyses beantwoord
worden. Ook in de literatuur kwam het belang van de functie bij het gebruik van
aanspreekvormen voor. Uit de interviews blijkt inderdaad dat alle presentatoren de functie
van belang vinden bij de keuze van een aanspreekvorm. Zo blijkt zelfs dat de functie van
bijvoorbeeld deskundigen of politici zwaarder weegt dan de leeftijd van de persoon. Dit komt
doordat zij een bepaalde maatschappelijke functie hebben waarbij een formele
aanspreekvorm gepast is.
Een derde factor is de relatie tussen twee personen. Uit het hoofdonderzoek bleek al
dat programmamedewerkers elkaar uitsluitend met jij en je aanspreken. Dat de relatie
(bekendheid/onbekendheid) belangrijk is komt uit de interviews naar voren. Hoe beter je
iemand kent, hoe eerder er wordt getutoyeerd. Wel blijkt ook hier de functie voorop te staan.
Indien je iemand erg goed kent en elkaar normaal tutoyeert, wordt diegene toch met u
aangesproken indien de functie vraagt om een formele aanspreektoon. Indien je de persoon
niet kent, dan is de leeftijd vaak een reden om wel of niet te tutoyeren.
Dat de aard van de dialoog van belang is komt vooral terug in de interviews met de
televisiepresentatoren. Hieruit blijkt dat de functie van mensen met een hoge
66Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
maatschappelijke status vaak doorslaggevend is maar indien het gesprek persoonlijk van
aard is, er soms best afgeweken kan worden van een formele aanspreekvorm. Aan de
andere kant wordt soms een uitnodiging tot tutoyeren afgeslagen omdat de presentatoren
een zekere afstand willen bewaren, zeker in een kritisch gesprek.
Presentatoren gebruiken deze vier factoren om de aanspreekvorm richting hun gast
te bepalen. Wat in de analyses niet te zien is, is dat er soms afspraken worden gemaakt over
aanspreekvormen. Ook dan wordt er een afweging gemaakt die gebaseerd is op leeftijd,
functie, relatie en aard. Iemand kan bijvoorbeeld bekendheid bevestigen: ‘Zeg maar jij, wij
kennen elkaar al een tijdje’ of juist de maatschappelijke functie benadrukken zoals bij Andre
Rouvoet: ‘Gezien mijn nieuwe functie, vind ik een formele aanspreekvorm gepaster’.
6.4 Reflectie
Door het bestuderen van de theorie die over aanspreekvormen bestaat, werd duidelijk dat er
geen specifieke regels zijn over het gebruik van u of jij. Ook uit de onderzoeken in deze
thesis blijkt dat er geen eenduidige regels zijn op te stellen over het gebruik van
aanspreekvormen. De theorie die al bestond over aanspreekvormen, en met name het zeer
uitgebreide onderzoek van Vermaas (2002) was zeer toepasbaar op het onderzoek in deze
thesis naar aanspreekvormen op televisie. De factoren leeftijd, functie, relatie en aard van
het gesprek zijn van belang in de keuze voor u of jij/je. Het verschilt per situatie welke factor
beslissend is voor de keuze van een formele of informele aanspreekvorm. Deze vier factoren
kwamen ook al aan de orde in de behandeling van de theorie. Uit eerder onderzoek van
Vermaas (2002) bleek dat leeftijd een belangrijke rol speelt in het proces van aanspreken. Zij
gaf aan dat ouderen niet alleen vaker met u worden aangesproken, zij hebben vaak ook een
andere gevoelswaarde bij het gebruik van u en jij/je. Deze discrepantie tussen jongeren en
ouderen zagen we onder andere terug in de rel rondom het aanspreken van de minister
president.
In het onderzoek zijn ook wat dingen minder goed verlopen. Wat niet zichtbaar was in
het vooronderzoek is of het gebruik van aanspreekvormen verschilt naar de genre van een
televisieprogramma. Waarschijnlijk komt dit omdat de genre-indeling te breed is
geformuleerd. In het hoofdonderzoek waren de invulmogelijkheden van de variabele ‘aard
van de dialoog’ moeilijk af te bakenen. Dit komt doordat wat zakelijk en wat persoonlijk is
subjectief kan worden opgevat.
67Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
6.5 Aanbevelingen
Naar het gebruik van aanspreekvormen is nog maar weinig onderzoek gedaan. Allereerst
liggen er nog genoeg mogelijkheden voor onderzoek naar aanspreekvormen in het dagelijks
leven. Hoewel Vermaas (2002) in haar onderzoek al in gaat op de veranderende
‘gevoelswaarde’ van u en jij, zou het interessant zijn om dit thema nader te onderzoeken. Uit
de rel die ontstond over het tutoyeren van Balkenende door de rapper Ali B. bleek dat veel
mensen het tutoyeren van de minister president onbeschoft vonden. Toch zei niemand iets
van het tutoyeren van Balkenende door Katja en Bridget in het programma Lijst 0 van BNN.
Eerder zagen we in de literatuur dat ouderen het gejij en jou van de jeugd niet gepast vinden
en dat zij zich ergeren aan het amicale taalgebruik. Zij zien echter niet in dat voor de jeugd
het zeggen van u een andere betekenis heeft gekregen en minder te maken heeft met het
tonen van respect. Hieruit blijkt dat er verschillende fatsoensnormen bestaan over het
gebruik van u en jij/je. Dit zou een onderwerp van vervolgstudie kunnen zijn.
Daarnaast is er nog weinig onderzoek gedaan naar aanspreekvormen in
televisieprogramma’s. Uit het vooronderzoek bleek dat de hoofdindeling van programma’s
die in deze thesis is gebruikt, te breed bleek te zijn om verschillen tussen programma’s bloot
te leggen. Wellicht dat met een andere indeling wel kan worden gekeken of het gebruik van
aanspreekvormen genreafhankelijk is. In het vooronderzoek is alleen gekeken naar
programma’s uit de indeling non-fictie. In het hoofdonderzoek van deze thesis staan
praatprogramma’s centraal, wat ook onder non-fictie ingedeeld kan worden. Het lijkt mij ook
interessant om programma’s uit de categorie fictie te bestuderen. Onderwerp van studie zou
zich dan kunnen richten op de analyse van aanspreekvormen in bijvoorbeeld (soap)series.
Wellicht dat hier weer andere factoren meespelen bij de totstandkoming van
aanspreekvormen.
68Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Literatuur
Adams, M., Hicks, W. (2001). Interviewing for Journalists. London/New York: Routledge.
Alexander (2007). 29 mei. ‘Jumpen’. Bericht gepost op weblog van E. van de Vendel.
Geraadpleegd op 12 juli 2009 van
http://74.125.77.132/search?
q=cache:IFOZhRchWdEJ:edwardvandevendel.blogspot.com/2007/05/jumpen-door-
alexander.html+een+meneer+jumpt+
niet+andre+rouvoet&cd=1&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
Baarda, D., de Goede, M., & Kalmijn, M. (2000). Enqueteren en gestructureerd interviewen.
Praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en
afnemen van gestructureerde interviews. Houten: Educatieve Partners Nederland.
Baarda, D., de Goede, M., & Van der Meer-Middelburg, A. (1996). Basisboek Open
Interviewen. Groningen: Stenfert Kroese.
Bauwel van, S. (2004). Articulaties van vrouwengenres. Over de discursieve constructies van
film- en televisiegenres en de trajecten van 'vrouwelijke' genres. In D. Bittereyst, & P.
Meers, Film/TV/Genre, (125-147). Gent: Academia Press.
Beerekamp, H. (2009). In de zomer draait de wereld trager door, NRC Handelsblad. (9 juni
2009). Geraadpleegd op 2 juli 2009:
(http://weblogs3.nrc.nl/media/2009/06/09/in-de-zomer-draait-de-wereld-trager-door/)
Boeschoten, T. (2009). De Wereld Draait Niet Door zonder van Nieuwkerk. Geraadpleegd op
6 augustus 2009:
http://www.pluspost.nl/de-wereld-draait-niet-door-zonder-van-nieuwkerk/10666
Bouali, A. (2006). Gastenboek op de website van Ali B. (16 juni 2006). Geraadpleegd op 15
mei 2009: http://www.alib.nl/
Brants, K., Cabri, E. & Neijens, P. (2000). ‘Hoe informatief en hoe leuk? Infotainment
in de campagne’. In Praag, van Ph.& K. Brants (red.). Tussen beeld en inhoud. Politiek
en media in de verkiezingen van 1998, (134-154). Amsterdam: Het Spinhuis.
69Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Burger, P., Jong, J. de (1998). ‘Hi, ha, hondenlul! Hoe het Nederlands steeds informeler
werd’. In Jansen, F. & Gijsbers, L. (red.). Kriskras door het Nederlands. (143-157). Den
Haag: SDU Uitgevers.
Costera Meijer, I., Dijk, B. van (2001). Talk/Show. Kwaliteit en Ethiek van praatprogramma’s.
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij L.J. van Veen.
Grezel, J.E. (2002). U of jij: wat moet je nou? Aanspreekvormen in Nederland en
Vlaanderen. Onze Taal, 2002, 10, 264-267.
Koeman, J., Peeters, A. & d'Haenens, L. (2007). Monitor Diversiteit 2005: Diversiteit als
kwaliteitsaspect van de Nederlandse televisie. Tijdschrift voor
Communicatiewetenschap, 35 (2): 103-122.
Lacey, N. (2000). Narrative and genre: Key concepts in Media Studies. London: Macmillan.
Leurdijk, A. (1999). Televisiejournalistiek over de multiculturele samenleving. Dissertatie
Universiteit van Amsterdam, Amsterdam: Het Spinhuis.
Munson, W. (1993). All Talk. The Talkshow in Media Culture. Philadelphia: Temple
University Pres.
Neale, S. (2000). Genre and Hollywood. London: Routledge.
Neuendorf, K.A. (2002). The Content Analysis Guidebook. Thousand Oaks, California: Sage
Publications.
Reid, J., Geleijnse, B. & Van Tol, J.M., (2002). Fokke en Sukke maken Adriaan helemaal
gek. Amsterdam: Uitgeverij De Harmonie.
Selm, M. van, Peeters, A.L. (2007). Additional channels in Dutch television genres. New
Media Society 9: 651-669.
Swanborn, P.G. (2002). Basisboek sociaal onderzoek. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Turner, G. (2004). The Uses and Limitations of Genre. In G. Creeber (Ed.), The Television
Genre Book. London: British Film Institute Publishing.
70Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Vermaas, J.A.M. (2002). Veranderingen in de Nederlandse aanspreekvormen van de
dertiende t/m de twintigste eeuw. Utrecht, LOT.
Vermaas, J.A.M. (2004). Mag ik u tutoyeren? Aanspreekvormen in Nederland.
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij L.J. Veen/Het taalfonds.
Vermaas, J.A.M. (2005). 10 maart. Wees niet bang dat ‘u’ verdwijnt in Nederlandse taal,
Trouw, p. 9.
Vermaas, J.A.M. (2005). Steeds minder mensen zeggen u. Taalschrift. Tijdschrift over taal
en taalbeleid. Juni/juli 2005. Geraadpleegd op 11 mei 2009:
http://taalschrift.org/reportage/000851.html
Vocht, de A. (2001). Basishandboek SPSS 10 voor Windows. Utrecht: bijleveld Press.
Vos, C. (2004). Bewegend verleden. Inleiding in de analyse van films en
televisieprogramma’s. Amsterdam: Boom.
Witteman, P. (2006). Bij de naam noemen. De adviseurs van Balkenende weten hoe de
jeugd praat en denkt. Vara TV magazine, nr. 46-2006.
WRR (2005). Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstbestendig mediabeleid.
Amsterdam: Amsterdam University Press.
Zalk, F. van, Jansen, F. (2004). ‘Ze zeggen nog je tegen me. Leeftijdsgebonden voorkeur
voor aanspreekvormen in een persuasieve tekst.’ Tijdschrift voor Taalbeheersing, 26,
4, 265-277.
Zijlmans, M. (2003), 8 maart. Zou u niet eens jij zeggen. De Volkskrant, p.3.
Zoonen, L. van (2000). De talkshow: Personalisering als politieke strategie. In Ph. Van Praag
en K. Brants (red.). Tussen beeld en inhoud: Politiek en media in de verkiezingen van
1998, (154-173). Amsterdam: Het Spinhuis.
Zoonen, L. van (2002). Media, Cultuur en Burgerschap; een inleiding. Amsterdam: Aksant.
71Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bronnen televisie uitzendingen
EO (2009). Knevel en Van den Brink. Uitzendingen van 21 mei, 27 mei, 9 juni en 24 juni
2009. Hilversum: EO. Geraadpleegd in juli 2009 van
http://www.eo.nl/programma/knevelenvandenbrink/page/-/archive.esp
VARA (2009). De wereld draait door. Uitzendingen van 20 januari, 18 maart, 27 april en 26
mei 2009. Amsterdam: VARA. Geraadpleegd in juli 2009 van
http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/Video.video.0.html?
&no_cache=1&tx_ttnews[tt_news]=11716&cHash=b1ee62622a
VARA (2009). Mooi! Weer de Leeuw. Uitzendingen van 7 februari, 28 februari, 11 april en 9
mei 2009. Hilversum: VARA. Geraadpleegd in juli 2009 van
http://mooiweerdeleeuw.vara.nl/terugkijken.php
VARA (2009). Pauw en Witteman. Uitzendingen van 23 januari, 13 februari, 20 maart en 13
mei 2009. Amsterdam: VARA. Geraadpleegd in juli 2009 van
http://pauwenwitteman.vara.nl/Archief.111.0.html
Uitzending gemist (2009). Geraadpleegd in mei, juni en juli 2009 van
http://www.uitzendinggemist.nl
72Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 1 Programmalijst vooronderzoek
Programma Omroep SKO indeling Datum1. Over vaders en zonen VPRO Informatie/educatie 23-06-20092. That’s the question EO Amusement 10-06-20093. NOS Journaal NOS Informatie/educatie 06-05-20094. Reporter KRO Informatie/educatie 26-05-20095. Hello Goodbye NCRV Informatie/educatie 03-06-20096. Je zal ’t maar hebben BNN Informatie/educatie 26-05-20097. Dit was ’t nieuws TROS Informatie/educatie 16-05-20098. Llink in natura Llink Informatie/educatie 26-06-20099. Klokhuis NPS Kinderen (0-12 jaar) 30-06-200910. 30 hoog NCRV Informatie/educatie 14-06-200911. Vinger aan de pols NPS Informatie/educatie 02-06-200912. Alles draait om geld VARA Informatie/educatie 20-06-200913. Opsporing verzocht AVRO Informatie/educatie 30-06-200914. Dubbeltje op z’n kant RTL 4 Informatie/educatie 25-06-200915. Willem Wever Flits NCRV Kinderen (0-12 jaar) 07-06-200916. Jeugdjournaal NOS Kinderen (0-12 jaar) 24-06-200917. Lingo TROS Amusement 24-06-200918. 40 dagen zonder sex EO Informatie/educatie 23-06-200919. Man bijt hond NCRV Informatie/educatie 06-05-200920. Laat ze maar lachen RTL 4 Amusement 13-06-200921. TV Makelaar RTL 4 Informatie/educatie 23-06-200922. Hart in Aktie SBS6 Informatie/educatie 17-06-200923. Editie NL RTL4 Informatie/educatie 19-06-200924. Praatjesmakers NCRV Amusement 14-06-200925. VOC BNN Amusement 29-05-200926. Voor elkaar RVU Informatie/educatie 18-05-200927. Holland Sport VPRO Sport 11-05-200928. Per seconde wijzer VARA Amusement 05-06-200929. Zembla VARA/NPS Informatie/educatie 21-06-200930. RTL Boulevard RTL 4 Informatie/educatie 25-06-2009
73Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 2 Codeboek vooronderzoek
DEEL A PROGRAMMAA01. Nummer eenheid (opvolgend) _______________________________
A02. Naam programma _______________________________
A03. Datum uitzending ____/_______/___________________
A04. Codeerdatum _______________________________
A05. Omroep _______________________________
A06. SKO Hoofdindeling _______________________________
DEEL B PRESENTATORB01. Naam presentator _______________________________
B02. Sekse presentator 1. man 2. vrouw
B03. Leeftijd presentator _______________________________
DEEL C GAST/GEINTERVIEWDEC01. Naam gast/geïnterviewde _______________________________
C02. Sekse gast/geïnterviewde 1. man 2. vrouw
C03. Leeftijd gast/geïnterviewde _______________________________
C04. Functie gast/geïnterviewde _______________________________
DEEL D AANSPREEKVORMEND01. Aanspreekvorm richting gast/geïnterviewde
1. u
2. jij
3. beide
9. onbekend
D02. Aanspreekvorm richting presentator
1. u
2. jij
3. beide
9. onbekend
D03. Aanspreekvorm richting kijker
1. u
2. jij
3. beide
9. onbekend
D04. Setting van het gesprek 1. studio 2. locatie
D99. Opmerking/bijzonderheden bij deze eenheid____________________________
74Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 3 Handleiding codeboek voor het explorerend vooronderzoek
Deel A
In deel A worden de algemene kenmerken van de te analyseren programma’s onderzocht.
Onder een eenheid verstaan we een dialoog. Een dialoog omvat alles wat twee persoenen
(niet beide programmamedewerkers) tegen elkaar zeggen binnen een uitzending. Een
gesprek tussen meer dan twee personen wordt ontleed in meerdere twee gesprekken. Elk
gesprek tussen twee personen krijgt een opvolgend nummer. In een programma kunnen
meerdere gesprekken tussen dezelfde personen plaatsvinden. Deze wordt dan slechts één
keer gecodeerd. In deel A wordt ook de naam van het programma, de datum van
uitzending en de codeerdatum genoteerd. Tenslotte wordt de omroep waarbij het
programma wordt uitgezonden opgeschreven alsmede de hoofdindeling die SKO heeft
toegekend aan het programma.
Deel B
In deel B worden de kenmerken van diegene die het programma presenteert of diegene die
de interviewer is bijgehouden. Bij vraag B01 wordt de naam van de presentator/interviewer
genoteerd. Daarnaast wordt het geslacht van de presentator/interviewer alsmede zijn
leeftijd bijgehouden in het codeerblad.
Deel C
Dit deel gaat in op de kenmerken van de gast of geïnterviewde. Ook van deze persoon wordt
de naam, geslacht en leeftijd genoteerd. Daarnaast wordt ook de functie/beroep van deze
persoon opgeschreven indien dit bekend is.
Voor zowel deel B als deel C worden leeftijden genoteerd. Indien bekend (of na te zoeken)
worden de leeftijden exact genoteerd en als dit niet het geval is worden zij geschat in één
van de leeftijdscategorieën. Deze leeftijdscategorieën zijn opgesteld naar de categorieën
zoals worden gehanteerd in het onderzoek Monitor Diversiteit 2005 (Koeman, Peeters &
d'Haenens, 2007). Er zijn voor dit onderzoek twee categorieën samengevoegd, namelijk de
groep 0-12 en 13-18.
Categorie-indeling leeftijd_
Categorie Leeftijd Omschrijving1 0-18 Kind/tiener2 19-29 jong volwassene3 30-49 volwassene4 50-64 middelbaar5 65+ senior
75Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deel D
In het laatste deel van dit vooronderzoek staat de aanspreekvorm centraal. In vraag D01
wordt de aanspreekvorm richting de gast/geïnterviewde genoteerd. In vraag D02 staat de
aanspreekvorm richting de presentator/interviewer en in D03 de aanspreekvorm richting de
kijker. De aanspreekvormen zijn als volgt ingedeeld in categorieën:
1. u,uw (maar ook meneer/mevrouw/achternaam)
2. jij,je,jou,jouw (maar ook gebruik van de voornaam)
3. Indien zowel formeel(1) als informeel (2) aangesproken wordt
9. Indien de aanspreekvorm onbekend is.
76Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 4 Codeerblad vooronderzoek
A01
A02
A03
A04
A05
A06
B01
B02
B03
C01
C02
C03
C04
D01
D02
D03
D04
D99
Eenh
eid
nr.
Prog
ram
ma
Dat
um u
itzen
ding
Cod
eerd
atum
Om
roep
SKO
hoo
fdin
delin
g
Naa
m P
rese
ntat
or/In
terv
iew
er
Ges
lach
t pre
sent
ator
/Inte
rvie
wer
Leef
tijd
Pres
enta
tor/I
nter
view
er
Naa
m g
ast/g
eïnt
ervi
ewde
Ges
lach
t gas
t/geï
nter
view
de
Leef
tijd
gast
/geï
nter
view
de
Func
tie g
ast/g
eïnt
ervi
ewde
u/jij
naa
r gas
t/geï
nter
view
de
u/jij
naa
r pre
sent
ator
/inte
rvie
wer
u/jij
naa
r Kijk
er
Setti
ng
bijz
onde
rhed
en
1 2 3 4 5 6
Bovenstaand codeerblad is aangepast aan de ruimte op deze pagina. Het codeerblad is
oorspronkelijk een bestand in excel. Om deze pagina als bijlage aan deze thesis toe te
voegen, is de kolombreedte en rijbreedte aangepast.
77Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 5 Programmalijst hoofdonderzoek
Programma Datum1. De wereld draait door 20-1-2009
2. De wereld draait door 18-3-2009
3. De wereld draait door 27-4-2009
4. De wereld draait door 26-5-2009
5. Pauw en Witteman 23-1-2009
6. Pauw en Witteman 13-2-20097. Pauw en Witteman 20-3-2009
8. Pauw en Witteman 13-5-2009
9. Knevel & Van den Brink 21-5-2009
10. Knevel & Van den Brink 27-5-2009
11. Knevel & Van den Brink 9-6-2009
12. Knevel & Van den Brink 24-6-2009
13. Mooi! Weer de Leeuw 7-2-2009
14. Mooi! Weer de Leeuw 28-2-2009
15. Mooi! Weer de Leeuw 11-4-2009
16. Mooi! Weer de Leeuw 9-5-2009
78Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 6 Codeboek hoofdonderzoek
DEEL A - UITZENDING ALGEMEEN
A01. Naam programma1. De wereld draait door
2. Pauw en Witteman
3. Knevel en Van den Brink
4. Mooi! Weer de Leeuw
A02. Volgnummer uitzending ___A03. Naam programma ____________________________A04 Identificatiecode programma ___A05. Datum uitzending ___/___/_____A06. Aanvangstijd programma _____________A07. Duur van programma in minuten ____________A08. Identificatiecode codeur
1. Judith de Munck2. Anders, nl. _______________
A09. Codeerdatum ____/____/_______
DEEL B - VRAGEN OP ITEMNIVEAU
Vul de gegevens in per item. Een item is een gesprek in een uitzending over één onderwerp.
A01. Naam programma1. De wereld draait door
2. Pauw en Witteman
3. Knevel en Van den Brink
4. Mooi! Weer de Leeuw
A02. Volgnummer uitzending ____ B01. Identificatiecode item ____ (volgnummer)B02. Eerste 5 woorden item
_________________________________________________
79Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
B03. Beschrijving item (bijv. gesprek met persoon X over haar boek)
________________________________________________________________________________________________________________________________________
B04. De plaats van het gesprek1. studio
2. op locatie
3. beide (item op locatie en gesprek daarover in studio
4. alleen animatie, fragmenten van andere programma’s etc.
B99. Overige opmerkingen bij dit item (interessant fenomeen, codeerprobleem etc)______________________________________________________________________________________________________________________________________
DEEL C - PERSOONSNIVEAU (UITSLUITEND PERSONEN DIE DIALOOG VOEREN)
A01. Naam programma1. De wereld draait door
2. Pauw en Witteman
3. Knevel en Van den Brink
4. Mooi! Weer de Leeuw
A02. Volgnummer uitzending ____ (zie bijlage I)
C01. Identificatiecode persoon ____ De hoofd-, extra-, en bijpresentatoren zijn gecodeerd in bijlage 1. De overige
personen krijgen een (volg)nummer op volgorde van verschijnen en afhankelijk van
de rol in het programma.
1. andere medewerker programma (eerste is 401, dan 402, 403 etc.)
2. studiogast aan tafel of op de vloer’ (eerste is 501, dan 502, 503 etc.)
3. gast uit het publiek (eerste is 601, dan 602, 603 etc.)
4. geïnterviewde/gesprekspartner op locatie(eerste is 701, dan 702, 703 etc.)
5. andere niet-medewerker van het programma die bij een dialoog betrokken is
(eerste is 801, dan 802, 803 etc.)
C02. Naam persoon (of nauwkeurige beschrijving indien naam niet genoemd)
_______________________________
80Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
C03. Sekse1. Man
2. Vrouw
C04. Leeftijd in uitzending genoemd ____C05. Leeftijd geschat ____C06. Leeftijd op basis van onderzoek / navraag ____
C07. Welke rol speelt de persoon in het programma?
1. hoofdpresentator
2. extra presentator
3. bijpresentator
4. andere medewerker van het programma
5. studiogast aan tafel of ‘op de vloer’
6. gast uit het publiek
7. geïnterviewde/gesprekspartner op locatie
8. andere niet-medewerker van het programma die bij een dialoog betrokken is
C08. Indien de persoon bij vraag C07 in categorie 4 of 8 valt, specificeren wat deze persoon in het programma doet __________________________________
C09. Basisoptreden van persoon in programma1. programmamedewerker
2. prominente gast of geïnterviewde (politicus, professional, celebrity, artiest,
etc.)
3. tevoren selecteerde ‘gewone Nederlander’ (bijvoorbeeld iemand die een brief
heeft geschreven of iets heeft meegemaakt)
4. Toevallig geselecteerde ‘gewone Nederlander’ (willekeurig persoon in publiek,
passant bij straatinterview enz.)
C10. Beroep van persoon ___________________________
C11. Naam gast bij eerste aankondiging door programmamedewerker1. voornaam
2. achternaam
3. beide
4. geen van beide
81Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
9. geen aankondiging door de
programmamedewerker
Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s 82
C12. Aanspreektitel bij eerste aankondiging door programmamedewerker1. mijnheer of mevrouw
2. functie (professor, minister, muzikant, etc)
3. beide
4. geen van beide
9. geen aankondiging door de programmamedewerker
C99. Opmerking bij programma medewerker, gast of aankondiging gast (interessant
fenomeen, codeerprobleem etc)
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
DEEL D - VRAGEN OP DIALOOGNIVEAU
Een dialoog omvat alles wat twee personen (niet beide programmamedewerkers) tegen elkaar zeggen binnen één item van één uitzending. Een gesprek tussen meer dan twee personen wordt ontleed in meerdere tweegesprekken. Het kan voorkomen dat iemand wordt toegesproken en dat de toegesprokene geen antwoord geeft. Ook dit telt dan mee op dialoogniveau.
A01. Naam programma1. De wereld draait door
2. Pauw en Witteman
3. Knevel en Van den Brink
4. Mooi! Weer de Leeuw
A02. Volgnummer uitzending (zie bijlage I) ____ B01. Identificatiecode item (volgnummer) ____ D01. Identificatiecode dialoog (volgnummer) ____
D02. Identificatiecode persoon 1 (zie C01) ____D03. Identificatiecode persoon 2 (C01) ____
D04. Naam/omschrijving persoon 1 (ter controle)
_________________________D05. Naam/omschrijving persoon 2 (ter controle)
_________________________
83Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
D06. Lengte van de dialoog1. één keer (1>2, 2>1)
2. anderhalf (1>2, 2>1, 1>2) tot drie keer
3. meer dan drie keer
D07. Aanspreekvorm persoon 1 tegen persoon 21. u
2. jij/je
3. eerst u en later ook jij
4. eerst jij en later ook u
5. geen van beide
D08. Aanspreekvorm persoon 2 tegen persoon 11. u
2. jij/je
3. eerst u en later ook jij
4. eerst jij en later ook u
5. geen van beide
D10. Aard van de dialoog1. uitsluitend zakelijk
2. overwegend zakelijk
3. Ongeveer evenveel zakelijk als
persoonlijk
4. overwegend persoonlijk
5. uitsluitend persoonlijk
D09. Wordt er onderhandeld over de aanspraakvorm?1. Ja, namelijk _______________________________________________
2. Nee
D11. Informatie over het privéleven van personen1. persoon 1
2. persoon 2
3. beide
4. geen van beide
D99. Overige opmerkingen bij deze dialoog (interessant fenomeen, codeerprobleem etc)
______________________________________________________________________________________________________________________________________
84Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 7 Handboek codeboek hoofdonderzoek
Het codeboek bestaat uit vier delen namelijk A, B, C en D. In deze handleiding worden de
vragen die nadere uitleg behoeven per niveau toegelicht. Daarnaast worden belangrijke
begrippen gedefinieerd. Allereerst staat hieronder een lijst met voorgecodeerde
programmamedewerkers. Deze lijst heeft betrekking op de vragen zoals vermeld in de
bovenste rij.
Voorgecodeerde programmamedewerkers
A01 C01 C02 C03 C06
Naa
m p
rogr
amm
a
iden
tific
atie
code
per
soon
Naa
m p
erso
on
Seks
e
Lee
ftijd
op
basi
s va
n on
derz
oek
1 101 Matthijs van Nieuwkerk 1 482 102 Paul Witteman 1 623 103 Andries Knevel 1 574 104 Paul de Leeuw 1 472 105 Jeroen Pauw 1 483 106 Tijs van den Brink 1 381 201 Hugo Borst 1 471 202 Marc Marie Huijbrechts 1 421 203 Jort Kelder 1 444 204 Cor Bakker 1 474 204 Adje 1 301 301 Erik Dijkstra 1 321 302 Frank 1 311 303 Ersin 1 30
Deel A Uitzending algemeen
A02 Volgnummer uitzending
Elk programma heeft een eigen volgnummer. Deze staat in bijlage 8.
A04 Identificatiecode programma
Elk programma heeft een eigen identificatiecode. Deze is te raadplegen in bijlage 8.
85Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deel B Vragen op itemniveau
B01 Identificatiecode item
Een item bestaat uit een gesprek over één onderwerp. Aan dit gesprek kunnen meerdere
personen deelnemen. Het eerste item dat binnen een uitzending voorkomt krijgt nummer 1,
de tweede krijgt nummer 2, etc.
B02 Eerste 5 woorden item
De eerste vijf woorden van een item worden genoteerd, zodat later een item terug gezocht
zou kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is:
‘U heeft een boek geschreven..’ of ‘We gaan nu kijken naar’
Deel C Vragen op persoonsniveau
C01 Identificatiecode persoon
De vaste medewerkers van een programma zijn voorgecodeerd. De overige personen
krijgen een (volg)nummer op volgorde van verschijnen en dit nummer is afhankelijk van de
rol van de persoon in het programma. De diverse nummers zijn:
- andere programmamedewerkers dan de voorgecodeerde personen krijgen als
volgnummer 401, 402, etc.;
- een studiogast aan tafel of op de vloer krijgt als volgnummer 501, 502, etc.;
- een gast uit het publiek krijgt het nummer 601, 602, etc toegekend;
- een geïnterviewde of gesprekspartner op locatie is 701, dan 702, etc.;
- een andere niet-medewerker van het programma die bij een dialoog betrokken is
krijgt nummer 801, 802, 803, etc.
C04/C05/C06 Leeftijd van persoon
De leeftijd van de persoon wordt geschat bij vraag C05. Daarna wordt van deze persoon,
indien mogelijk, de leeftijd opgezocht. Indien de leeftijd in de uitzending genoemd, wordt
deze genoteerd. Deze hoeft dan uiteraard niet nader onderzocht te worden. De leeftijden van
de vaste programmamedewerkers zijn voorgecodeerd en hoeven niet geschat te worden.
C07 Rol van persoon in programma
- Hoofdpresentator : Een hoofdpresentator is iemand die de hele uitzending aanwezig
is, vragen stelt en opmerkingen maakt én de leiding heeft over het programma.
86Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
- Extra hoofdpresentator : Een hoofdpresentator is iemand die de hele uitzending
aanwezig is, vragen stelt en opmerkingen maakt maar niet de leiding heeft over het
programma (bijv. de sidekicks in DWDD)
- Bijpresentator : Een bijpresentator is iemand die niet het gehele programma aanwezig
is en in slechts één item voorkomt (zoals bijvoorbeeld in het onderdeel ‘De Jakhalzen’
in De wereld draait door).
- Overige programmamedewerker : Bijvoorbeeld een camera- of geluidsman.
C09 Basisoptreden van persoon in programma
In vraag C09 wordt onderscheid gemaakt tussen een programmamedewerker en een
prominente gast/geïnterviewde en tussen een ‘geselecteerde gewone Nederlander’ en een
‘toevallig geselecteerde Nederlander’.
Voorbeeld: In een programma als Mooi! Weer de Leeuw schrijven mensen brieven op
basis waarvan de redactie een selectie maakt van de mensen die in het
programma komen. Daarnaast zit er ook publiek in de zaal waarvan mensen
toevallig aan het woord komen.
C11 en C12 Aankondiging door de programmamedewerker
- Aankondiging naam : Een gast kan al dan niet met zijn voor- en/of achternaam
aangekondigd worden.
Voorbeeld: ‘Welkom Wouter Bos’
- Aankondiging aanspreektitel : Onder aanspreektitel verstaan we in dit onderzoek het
gebruik van meneer/mevrouw en de benoeming van de functie (minister, professor,
muzikant etc.)
Voorbeeld: ‘Minister Bos, zou het kunnen dat…’
Deel D Vragen op dialoogniveau
D01 Volgnummer dialoog
Binnen een uitzending ontstaat een veelvoud aan dialogen. Deze dialogen krijgen een
(volg)nummer binnen een uitzending waarbij de eerste dialoog nummer 1 krijgt, de tweede
krijgt nummer 2 etc. Van deze dialogen worden een aantal kenmerken genoteerd. Binnen dit
niveau wordt ook ingegaan op de aanspreekvormen. Allereerst moet bepaald worden wat er
verstaan wordt onder een dialoog.
87Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Dialoog: omvat alles wat twee personen (niet beide programmamedewerkers) tegen elkaar
zeggen binnen één item van één uitzending. Indien meerdere personen met elkaar spreken,
wordt dit ontleed in meerdere tweegesprekken. Het kan voorkomen dat iemand wordt
aangesproken en de aangesproken persoon geen antwoord geeft of geen aanspreekvorm
gebruikt. Dit geldt wel als een dialoog. Voorbeeld:
Vraag: “Ik heb gelezen dat er minder u gezegd wordt in gesprekken?”
Antwoord: “Ja, dat klopt.”
D06 Lengte van een dialoog
De lengte van een dialoog kan bestaan uit 1) één maal (dit houdt in dat beide personen één
maal aan het woord zijn); 2) anderhalf keer tot drie keer (beide personen spreken maximaal
3 keer; of 3) meer dan drie keer (personen spreken minimaal drie keer).
D07 en D08 Aanspreekvormen
Er wordt een onderscheid gemaakt in formele en informele aanspreekvormen. Onder formeel
aanspreken valt niet alleen het zeggen van u, maar ook uw en het zeggen van
meneer/professor. Onder de informele j-vorm valt naast het zeggen van jij/je/jou/jouw ook het
gebruik van de voornaam. Indien geen aanspreekvorm wordt gebruikt, is categorie 5 van
toepassing.
D10 Aard van de dialoog
Een dialoog is in te delen in diverse mogelijkheden variërend van uitsluitend zakelijk tot
uitsluitend persoonlijk. Dit wordt bepaald aan de hand van de mate waarin men aan het
woord is. Indien de persoon twee maal aan het woord komt waarvan hij/zij één maal
persoonlijke uitspraken doet, is de conversatie ongeveer evenveel persoonlijk als zakelijk.
Indien hij/zij enkel zakelijke dingen bespreekt, is de conversatie uitsluitend zakelijk etc.
D11 Informatie over het privéleven van persoon 1 en/of 2
In vraag D11 wordt ingegaan op de informatie die we binnen een dialoog krijgen over de
privéleven van de personen. Dit kan zowel geen informatie als van één of beide van de
personen zijn.
B99/C99/D99 Opmerkingen
Bij alle onderdelen van het codeboek is een open vraag opgenomen waarbij de codeur
opmerkingen kan noteren. Dit is gedaan indien er iets bijzonders voorkomt, dit meegenomen
kan worden in het onderzoek. Ook is dit de mogelijkheid om problemen met het coderen (of
onzekerheden) te vermelden.
88Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 8 Codeerbladen hoofdonderzoek
Deel A Geanalyseerde uitzendingen op programmaniveau
A01 A02 A03 A04 A05 A06 A07 A08 A091 1 De wereld draait door W01 20-1-2009 19.30 52.21 1 12-7-2009
1 2 De wereld draait door W02 18-3-2009 19.30 49.57 1 17-7-2009
1 3 De wereld draait door W03 27-4-2009 19.30 50.30 1 22-7-2009
1 4 De wereld draait door W04 26-5-2009 19.30 50.42 1 18-7-2009
2 5 Pauw en Witteman P01 23-1-2009 23.00 50.30 1 13-7-2009
2 6 Pauw en Witteman P02 13-2-2009 23.00 51.29 1 24-7-2009
2 7 Pauw en Witteman P03 20-3-2009 23.00 51.40 1 20-7-2009
2 8 Pauw en Witteman P04 13-5-2009 23.00 51.35 1 20-7-2009
3 9 Knevel & Van den Brink K01 21-5-2009 22.55 51.00 1 12-7-2009
3 10 Knevel & Van den Brink K02 27-5-2009 23.03 51.23 1 16-7-2009
3 11 Knevel & Van den Brink K03 9-6-2009 23.09 50.02 1 22-7-2009
3 12 Knevel & Van den Brink K04 24-6-2009 23.05 51.22 1 26-7-2009
4 13 Mooi! Weer de Leeuw M01 7-2-2009 20.25 53.22 1 15-7-2009
4 14 Mooi! Weer de Leeuw M02 28-2-2009 20.25 53.45 1 28-7-2009
4 15 Mooi! Weer de Leeuw M03 11-4-2009 20.25 54.15 1 21-7-2009
4 16 Mooi! Weer de Leeuw M04 9-5-2009 20.25 1.03.55 1 20-7-2009
1 101 De wereld draait door W01 20-1-2009 19.30 52.21 2 29-7-2009
2 106 Pauw en Witteman P02 13-2-2009 23.00 51.29 2 30-7-2009
3 111 Knevel & Van den Brink K03 9-6-2009 23.09 50.02 2 30-7-2009
4 116 Mooi! Weer de Leeuw M04 9-5-2009 20.25 1.03.55 2 28-7-2009
89Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deel B Analyse op itemniveau
A01 A02 B01 B02 B03 B04 B99 P
rogr
amm
a
Uitz
endi
ng
Id-c
ode
item
(vol
gnum
mer
)
eers
te 5
woo
rden
item
besc
hrijv
ing
item
plaa
ts g
espr
ek
opm
erki
ng
Deel C Analyse op persoonsniveau
A01 A02 C01 C02 C03 C04 C05 C06 C07 C08 C09 C10 C11 C12 C99
prog
ram
ma
uitz
endi
ng
id-c
ode
pers
oon
naam
/ om
schr
ijvin
g
seks
e
leef
tijd
geno
emd
leef
tijd
gesc
hat
leef
tijd
onde
rzoc
ht
Rol
in p
rogr
amm
a
spec
ifica
tie 4
00 e
n 80
0
basi
s op
trede
n
bero
ep p
erso
on
aank
ondi
ging
naa
m g
ast
aank
ondi
ging
aan
spre
ektit
el
opm
erki
ng
90Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Deel D Analyse op dialoogniveau
A01 A02 B01 D01 D02 D03 D04 D05 D06 D07 D08 D09 D10 D11 D99 p
rogr
amm
a
uitz
endi
ng
id-c
ode
item
id-c
ode
dial
oog
(vol
gnum
mer
)
id-c
ode
pers
oon
1
id-c
ode
pers
oon
2
naam
/ om
schr
per
soon
1
naam
/ om
schr
prs
oon
2
leng
te d
ialo
og
aans
pree
kvor
m 1
tege
n 2
aans
pree
kvor
m 2
tege
n 1
onde
rhan
deld
aan
spre
ekvo
rm
aard
dia
loog
info
priv
élev
en
opm
erki
ng
Bovenstaande codeerbladen (A,B,C,D) zijn aangepast aan de ruimte op deze pagina’s. De
codeerbladen van het hoofdonderzoek zijn oorspronkelijk een bestand in excel. Om deze
codeerbladen aan deze thesis toe te voegen, is de kolombreedte en rijhoogte aangepast.
91Aanspreekvormen in Nederlandse televisieprogramma’s
Bijlage 9 Topiclijst interviews
Introductie
- Introductie van mijzelf
- Introductie op het gebruik van aanspreekvormen
- Korte samenvatting van het onderzoek (relevantie)
Aanspreekvormen in het algemeen
- Aanspreekvormen in het dagelijks leven
- De factoren die meespelen in de keuze voor een aanspreekvorm
- De ontwikkeling van aanspreekvormen
- Persoonlijke ervaringen met aanspreken
Aanspreekvormen in televisieprogramma’s
- Aard van de gesprekken, programmaspecifieke kenmerken
- Verandering in het aanspreken van gasten op televisie
- Afspraken over aanspreekvorm met gasten
- Onzekerheid aanspreekvormen
- Aanspreken naar functie van gasten (kwestie Ali B. in Pauw en Witteman over het
aanspreken van Balkenende en het tutoyeren van Balkenende door BNN
presentatrices )
- Aanspreken voor en achter de schermen
- Opmerkelijkheden bespreken die zijn voorgekomen in de uitzendingen
Afronding
- Vragen/opmerkingen