Slechthorendheid en duizeligheidsklachten

Post on 23-Feb-2016

82 views 0 download

description

Slechthorendheid en duizeligheidsklachten. Kimberley Wostyn 1BaOA. 1. Inleiding. Capaciteit van het gehoord : Technisch meetbare factoren Werkomstandigheden De taakstelling Psychosociale factoren. 2. Epidemiologie 2.1. Incidentie en prevalentie van slechthorendheid. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Slechthorendheid en duizeligheidsklachten

Slechthorendheid en duizeligheidsklachten

Kimberley Wostyn 1BaOA

Capaciteit van het gehoord : Technisch meetbare factoren Werkomstandigheden De taakstelling Psychosociale factoren

1. Inleiding

Definities van de mate van slechthorendheid : < 10 dB : normaal horend (10-25dB) : (zeer licht gehoorverlies) 25-40 dB : licht gehoorverlies 40-55 dB : matig gehoorverlies 55-70 dB : matig ernstig gehoorverlies 70-90 dB : ernstig gehoorverlies >90 dB : zeer ernstig gehoorverlies/totaal

gehoorverlies

2. Epidemiologie2.1. Incidentie en prevalentie van slechthorendheid

Molenaars Klinkers Drukkerijen Textielfabrieken Harde muziek op de mp3 Hobby’s met cirkelzagen of motorrijden Langdurige verblijf in een diso Optreden

Risicogroepen

Bij een geluidsniveau boven de 80 dB is gehoorbescherming verplicht. Omdat lawaaislechthorendheid sluipend ontstaat en de werknemer de gehoorschade nauwelijks opmerkt, moet ieder die in lawaai verkeert, periodiek audiometrisch worden gescreend.

Zwangere vrouw -> gehoorschade voor het ongeboren kind

Prevalentie : 41 op de 1000 per jaar. 2 derde wordt geuit door vrouwen 35% blijft het bij symptoomdiagnose zonder

dat er een oorzaak wordt gevonden, in 10% wordt de diagnose vertigineus

syndroom gesteld waarbij wordt gedacht aan menièreachtige klachten.

Bij ongeveer driekwart van de patiënten verdwijnt de duizeligheid na vier weken.

Incidentie en prevalentie van duizeligheidsklachten

Oost-Nederland 7% mannen en 10% vrouwen is tijdens het werk vaak duizelig, 3% vnan de mannen moet dan gaan neer zitten en bij de vrouwen is dit 4%.

Prevalentie in de werksituatie

Duikers Vliegend personeel, zowel het cockpit- als

het cabinepersoneel

Risicogroepen

3.1.1. Het toon(drempel)audiogram 3.1.2. Het spraakaudiogram

3. Anamnese en primair onderzoek voor diagnostiek en indicatiestelling

Hier worden specifieke vragen gesteld om de anamnese zo duidelijk mogelijk te maken. Dit zijn vragen die worden gesteld :

1)Wat wordt met de klacht duizeligheid bedoeld? schijnbewegingen van de omgeving, zoals

draaisensaties, scheef of verticaal staan van de horizon;

bewegingstendenties van het eigen lichaam, zoals valneiging, gangspoorafwijking of dronkemansloop;

3.2. Specifieke duizeligheidsanamnese

visusstoornissen, zoals zwart worden voor de ogen of (partiële) uitval van het gezichtsveld;

coördinatiestoornissen.

2)Hoe gedraagt de duizeligheid zich in de tijd?◦ eenmalige aanval, acuut beginnend en

langzamerhand verdwijnend;◦ recidiverende aanvallen, acuut beginnend en

verdwijnend;- continu aanwezig, al dan niet wisselend in intensiteit.

3) Hebben bepaalde omstandigheden invloed?◦ de klachten worden uitgelokt door positieverandering

en/of hoofdbewegingen;◦ de klachten zijn alleen in bepaalde houdingsposities

aanwezig;◦ de klachten ontstaan of nemen toe in het donker of in

een slecht verlichte omgeving;◦ de klachten ontstaan of nemen toe in onstabiele

situaties, zoals bij het ondergaan van schokken of trillingen, onder andere bij staan in een rijdende bus;

◦ de klachten houden al dan niet verband met het gebruiken van de maaltijd;

◦ de klachten ontstaan tijdens of na hartritmestoornissen;

4)Zijn er nevenverschijnselen?◦ gehoorscherpteveranderingen, oorsuizen,

drukgevoel op of pijn in de oren, overgevoeligheid voor geluid;

◦ vegetatieve verschijnselen;◦ bewustzijnsverlies of bewustzijnsdaling;◦ uitvalsverschijnselen van overige hersenzenuwen

en/of motoriek;◦ paresthesieën.

vestibulo-spinale en coördinatietests; oog- en oogbewegingsonderzoek; onderzoek van overige hersenzenuwen; provocatietests (proef van Dix-Hallpike,

hoofdschudtest).

3.3. Vestibulair onderzoek

4.1. Geleidingsslechthorendheid 4.2. Perceptieve slechthorendheid 4.3. ‘Sudden deafness’ 4.4. Lawaaislechthorendheid

4. Het ziektebeeld

Nadelige gevolgen van lawaai zijn de volgende:

-Maskeereffect-Verminderde werkprestatie-Geluidshinder-Gehoorbeschadiging-Vegetatieve verschijnselen

4.4. Lawaaislechthorendheid

Verschijnselen- aanvallen van draaiduizeligheid- oorsuizen- afname van de gehoorscherpte- vegetatieve verschijnselen

4.5. Ziekte van Ménière

6.1.1. Taakstelling en omgevingDe auditieve taakstelling valt te splitsen in

het spraakverstaan, het detecteren en identificeren van non-verbale geluidssignalen, en het richtinghoren. Per categorie wordt een aantal kenmerkende taakstellingen gegeven.

6. Beperkingen op de werkplek6.1. Mogelijkheden om het auditief functioneren te verbeteren

Spraakverstaan het voeren van een gesprek met één andere persoon in

stilte; het voeren van een gesprek in een kleine groep (twee à

vier personen); het bijwonen van een vergadering; het bijwonen van een lezing; het geven van een lezing/onderwijs; het ontvangen van instructies; spraakverstaan in lawaai (auto, industrie, klaslokaal,

sportzaal, kantine); communicatie via telefoon, intercom enzovoort; het luisteren naar tv, radio, multimedia enzovoort.

Non-verbaal het horen van waarschuwingssignalen; het horen en onderscheiden van

informatieve signalen; het onderscheiden van afwijkende geluiden

van processen, materiaal, machines enzovoort;

het horen van de telefoonbel of deurbel; het horen van verkeer; het onderscheiden van details in muziek.

Richtinghoren lokalisatie van sprekers in een groep of klas; lokalisatie van voertuigen op de werkplek; lokalisatie van informatieve signalen; ruimtelijke oriëntatie.

Verminderde frequentieresolutie Verminderde temporele resolutie Verminderde spatiële resolutie Overige auditieve eigenschappen

6.1.2. Taakstelling en omgeving in relatie tot de auditieve capaciteit

Gehoorbeschermers Hoortoestellen Assistive listening devices

6.1.3. Hulpmiddelen voor de slechthorende werknemer

6.2.1. Belastbaarheid op de werkplekDuizeligheidsklachten beïnvloeden niet alleen

het dagelijks leven, maar ook het werk. De volgende aspecten verdienen aandacht:

het woon-werkverkeer; het vermogen om het eigen werk te verrichten

en de beoordeling of werkaanpassingen geboden zijn;

het vermogen om overeengekomen werkzaamheden ook daadwerkelijk te verrichten.

6.2. Mogelijkheden om het functioneren van de duizelige patiënt te verbeteren

Maatregelen om (al dan niet in het eigen beroep) te blijven functioneren kunnen zijn:

behandeling van de klachten; aanpassing van de werkzaamheden (werk

op de begane grond, geen repeterende bewegingen, geen tijdsdruk);

valbescherming; omscholing.