Post on 13-Mar-2016
description
• Mission Command• Admiraliteitssteden 1573-1795• ICT-leverancier is nieuwe frontsoldaat
En verder• Marinebroers Van der Eerden• Columns voorzitter, Boeke en Colijn
1
marinebladnummer 5 | september 2013 | jaargang 123 uitgave van de KoninKlijKe vereniging van marineofficieren
1883-2013
www.kvmo.nl
10xAAN HET WOORD
20
inhoud
4
2
1822
columns
3 voorzitter Kvmo
14 sergei boeKe
17 Ko colijn
mensen 18 marinefamilie
De broers Van der Eerden
20 jongeren 10x Chris Elings
21 en mijn scriptie is... Maarten van Schoorl
31 in memoriam
actueel / Kennis
4 commandovoeringdeel 1 Meer dan een mindset
10 opinie ICT-leverancier is nieuwe frontsoldaat
22 historie De Admiraliteitssteden 1573-1795
28 KoninKlijKe marine Van Hengel-Spengler prijs
vaste rubrieKen
8 reacties
9 cartoon
15 boeKen
29 Kvmo zaKen - 64-jarigendag - KIM-KVMO concert
31 activiteiten Afdelingen
10
ISSN: 0025-3340
Hoofdredactie:KLTZ ing. M.E.M. de NatrisMw. drs. M.L.G. Lijmbach
EindredactieMw. drs. M.L.G. Lijmbach
Artikelencommissiedrs. A.A. Bon, LTZA 1 mr. M.D. Fink, LTZT 1 F.G. Marx MSc., LTZA2OC N. de Lange Bc., LTZE 2OC dr. ir. W.L. van Norden, LTZ2OC drs. R.M. de Ruiter, MAJMARNS R.A.J. de Wit
Medewerkers:KLTZ b.d. mr. O.W. Borgeld, mw. drs. Z. Borgeld-Guman, mr. S. Boeke, prof.dr. J. Colijn, KLTZT H. Boomstra (cartoon)AVDD (foto’s, tenzij anders vermeld)
Adres redactieWassenaarseweg 22596 CH Den HaagTel. 070-383 95 04marineblad@kvmo.nlwww.kvmo.nl
VormgevingFrank de WitTel. 038-455 17 54
DrukwerkÈpos|Press Postbus 10708001 BB Zwolle
Advertenties070-383 95 04
Abonnementen Voor leden van de KVMO is het Marineblad gratis. Informatie over het lidmaatschap van de KVMO staat op: www.kvmo.nl/ veelgestelde-vragen Niet-leden betalen € 49,50 (NL) of € 69,50 (buitenland) per jaar.
Copyright MarinebladOvername van artikelen is enkel toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en onder uitdrukkelijke vermelding van de bron. Artikelen in het Marineblad vertolken niet noodzakelijk de visie van het hoofdbestuur van de Koninklijke Vereniging van Marineofficieren of van de redactie. De inhoud van artikelen blijft geheel voor verantwoording van de auteur(s). Richtlijnen voor het schrijven en aanleveren van artikelen zijn in te zien op www.kvmo.nl/marineblad.
AdreswijzigingZo tijdig mogelijk schriftelijk doorgeven aan:Secretariaat KVMO Antwoordnummer 93244 2509 WB Den Haag(geen postzegel nodig)of secretariaat@kvmo.nl
columnM A r C D E N AT r I S , V O O r z I TT E r K V M OCOLOFON
marineblad 5 | september 2013
@voorzitter_kvmoweblog voorzitterwww.kvmo.nl
Sinds 8 juli jl. is de nieuwe CzSK-organisatie een feit. Een mega-operatie, die door de CzSK-leiding, en dat mag best worden gezegd, goed is ‘aangelopen’. De verder afgeslankte Koninklijke Marine, met ongeveer 2.000 VTE’en minder, moet de komende tijd laten zien of zij in deze afgeslankte vorm de gewenste ambitie
nog kan waarmaken. Dit met in het achterhoofd dat de volgende bezuiniging er al weer aankomt. De toenemende geruchtenstroom over verdere personele reductie en afstoting
van materieel en vastgoed heb ik reeds de revue zien passeren. Ik maak me dan ook grote zorgen over de ‘toekomstige’ Koninklijke Marine.
Tot nu toe konden we met onze can do-mentaliteit een heel eind komen. Echter, de rek is er ondertussen wel uit. De balans tussen werk en privé staat al lang onder zware druk en een ‘24/7’ werkweek is gaandeweg bij niet operationele functies gemeengoed geworden. Om hun medewerkers in bescherming te nemen zullen commandanten en lijnmanagers vaker ‘nee’ moeten gaan verkopen. Doen zij dit niet, dan zullen het irreguliere verloop en het ziekteverzuim gaan toenemen.
Een andere vorm van in bescherming nemen is cybersecurity. Voor velen van ons geldt dat we ‘cyber-beten’ zijn. We lezen bijna dagelijks over cybersecurity in de media maar het blijft iets ongrijpbaars. Wout de Natris, broer van, reageert in dit nummer uitgebreid op het interview ‘Defensie geeft vorm aan cybercapaciteit’ met KLTz Peter Kwant (Marineblad nr.3, 2013). De Natris benadrukt het belang van internet governance. Veel bedrijven kopen op dit moment standaardproducten (software en apparatuur) die niet veilig zijn, terwijl ze miljoenen besteden aan interne cyber veiligheid. In de logistieke keten valt er dus nog veel ‘veiligheid’ te behalen.
Dit geldt óók voor de humanitaire logistieke inzet. In de rubriek ‘En mijn scriptie is’ heeft LTzA 2 Maarten van Schoorl onderzoek gedaan naar factoren die van invloed zijn op de effectiviteit van militaire operaties tijdens noodhulp. Hij is tot de conclusie gekomen dat militaire organisaties alleen effectief kunnen zijn als hun humanitaire logistieke inspanningen daadwerkelijk volgens humanitaire principes worden uitgevoerd.
Alan Lemmers neemt ons terug in de tijd. In zijn artikel ‘De Nederlandse Admiraliteitssteden 1573-1795’ beschrijft hij de glorieuze opkomst en uiteindelijke neergang van de admiraliteitssteden. Sinds het einde van de 16e eeuw worden de admiraals/commandanten het zeegat uitgestuurd met een opdracht, gekoppeld aan een (hogere) doelstelling, waarbij ze enorme vrijheid hebben bij de uitvoering daarvan. Door de technologische near real time ontwikkelingen wordt het steeds gemakkelijker om centraal de commandant tijdens een missie aan te sturen. In het artikel ‘Opdrachtgerichte commandovoering of Mission Command: Meer dan een mindset’ van KOLMArNS b.d. Cees van Egmond en LTKOLMArNS KMr Axel van Willigenburg wordt nader ingegaan op de opdrachtgerichte commandovoering, die de KM feitelijk al 525 jaar toepast. De auteurs beschrijven de voor- en nadelen van decentrale/centrale aansturing. Elke commandant zal vanuit een natuurlijke reactie zijn eigen onzekerheid willen reduceren en voor centrale aansturing kiezen. Commandanten moeten derhalve het vermogen en de bereidheid hebben om met frictie-onzekerheid te leven en tegelijkertijd bevoegdheden naar een lager niveau te delegeren.
Kortom, ook in dit nummer een verscheidenheid aan artikelen. Ik wens u veel leesplezier. <
3
1883-2013
Foto cover: Inzet van Zr. Ms. Rotterdam in de Somalische
wateren, augustus 2012 (behorend bij artikel over Mission Command, pag. 4).
Commandovoering
4
De complexe, chaotische en onvoorspelbare omgeving waarin moet worden opgetreden vergt een goed aanpassingsvermogen van de marinier. De korpswaarden kracht, verbondenheid en toewijding vormen
daarvoor de basis.3 Het brede scala aan taken, ‘zo wijd de wereld strekt’, klimaat, lokale cultuur, dreigingsniveau, politieke- en diplomatieke aspecten, zorgen ervoor, dat het aansturen van operaties een buitengewoon lastige affaire is. De Nederlandse Defensie Doctrine noemt in dit verband als stelregel, dat ‘hoe veranderlijker de omstandigheden zijn, des te lager het niveau van besluitvorming.’4
In dit licht menen wij, dat de toekomst een tweede motto, vergt: ‘Opdrachtgerichte Commandovoering’.
doctrineOpdrachtgerichte Commandovoering is deel van onze militaire doctrine.5 Doctrine omvat fundamentele uitgangspunten waarmee strijdkrachten richting geven aan doelgerichte acties.6 Opdrachtgerichte commandovoering (OGC) is daarmee zo’n fundamenteel uitgangspunt. OGC, in het Engels Mission Command (MC, de term zoals binnen de KM gebezigd), moet herkenbaar zijn in het denken en in het doen.
Opdrachtgerichte Commandovoering of Mission Command:
Meer dan een mindset‘Always be ready…for the unexpected’. Het motto voor de toekomst, zoals verwoord door de Commandant Korps Mariniers (tevens Directeur Operaties CZSK) in het decembernummer van het Marineblad.1 De onzekerheid over wat ons te wachten staat, gekoppeld aan de grootste reorganisatie en bezuinigingsoperatie tot nu toe, plaatst het Korps, maar zeker ook de Koninklijke Marine als geheel, voor enorme uitdagingen. Gelukkig ligt er een duidelijke visie hoe de organisatie die tegemoet wil treden op het gebied van organisatie inrichting, bewapening, wijze van inzet e.d..2
KOLMArNS b.d. Cees van Egmond en LTKOLMArNS KMr Axel van Willigenburg
deel 1
marineblad | september 2013
5
Hoewel daarin reeds de nodige stappen zijn gezet menen wij dat de graad van perfectie nog lang niet bereikt is. Als stimulans voor de verdere ontwikkeling willen wij in een drietal artikelen dit fenomeen belichten. Allereerst vanuit conceptueel oogpunt: ‘wat is het’, vervolgens: ‘wat zijn de organisatorische consequenties’ en ten slotte de praktische benadering: ‘hoe doe je dat’. We hopen enige steun te bieden aan de enthousiaste aanhanger van het begrip en stof tot nadenken aan de scepticus, zodat daarna de discussie over dit onderwerp zich voortzet, ook buiten de NLDA.7
Over Mission Command is al veel geschreven. Een deel daarvan lijkt ‘overgeschreven’. De commandant, die het moet doen met de beschrijving uit de Nederlands Defensie Doctrine, komt er bekaaid van af. Slechts zeven paragrafen, iets meer dan drie pagina’s (van de 132 van de publicatie), geen enkele verwijzing naar de eerder in de publicatie genoemde Manoeuvrist Approach, waarvan MC het directe gevolg is. Geen enkele verwijzing naar MC in de paragrafen over leidinggeven. Dat is opmerkelijk, want de consequenties voor het leidinggeven in een MC omgeving zijn talrijk en ingrijpend. De Leidraad Maritiem Optreden noemt MC een leiderschapsfilosofie en daarmee een kritische succesfactor.8 De beschrijving is kort, bondig, stellig en duidelijk, maar gaat voorbij aan de betekenis van Command als complex continue proces. Wij zien Command (MC) als de kip en leiderschap als het genetisch daarmee geheel overeenkomende ei.
Wat is mc?In elke organisatie speelt bij de bedrijfsvoering de vraag: centraal of decentraal? Vraag het elke willekeurige burger en het antwoord voor een militaire organisatie is: centraal. Maar niet bij MC! Daarbij is het antwoord overduidelijk: Decentraal!
‘Mission Command is a command approach that is based upon the exercise of local initiative within the framework of command intend. This is enabled by an appropriate delegation of authority and responsibility that allows subordinate commanders the latitude to plan and conduct operations based upon their understanding of the local situation’.9
Een kernachtige beschrijving van MC, waarvan de voornaamste kenmerken zijn:• MC richt zich op het te bereiken doel. De manier
waarop is daarbij van aanmerkelijk minder belang. De nadruk ligt op de achievement en niet op de effort;
• MC streeft naar bevoegdheden en verantwoordelijkheden op een zo laag mogelijk niveau;
• MC verlangt begrip van en inzicht in het ‘grotere
plaatje’. Het voor een commandant te bereiken doel maakt altijd deel uit van een groter te bereiken resultaat. Pas als de commandant dat weet en begrijpt kan hij, indachtig de beperkingen die dat met zich meebrengt, op effectieve manier zijn eigen doel bereiken en daarmee tegelijkertijd een deel van het grotere plaatje invullen;
• MC gaat uit van snelheid: door de beslissings-bevoegdheid bij de uitvoerders op decentraal niveau te leggen kunnen commandanten veel sneller de bevelvoering cyclus (OODA-loop Observation, Orientation, Decision, Action) doorlopen en daardoor kansen benutten;
• MC gaat uit van, en vertrouwt op de inzetbereidheid en deskundigheid van personeel.
MC toepassen vergt, om deze kenmerken tot hun recht te laten komen, het aanbrengen van structuur. Daartoe dienen een viertal functies:• Commander’s Intent. Dit is een compacte beschrijving
van de gewenste eindtoestand, wat ondernomen moet worden en de randvoorwaarden waarbinnen moet worden geopereerd. Hier geeft de commandant aan, wat het belang van het bereiken van die eindtoestand is en hoe dat past in hogere doelen (daarmee aangevend wat de intent van hogere commandanten is). In de Commander’s Intent geeft de commandant aan waar zijn Zwaartepunt of Main Effort komt te liggen en wat de ruimte is voor initiatief zonder dat de eenheid van optreden wordt aangetast;
• Subordinates’ Initiative. Het invullen van de voor het decentrale niveau gecreëerde ruimte. Anders gezegd, de decentrale verantwoordelijkheid te beslissen en on-afhankelijke acties te initiëren bij de uitvoering van de opdracht. Dat geldt vooral als zich onverwachte kansen (of bedreigingen) voordoen die met het behalen van het doel samenhangen. Binnen de handelingsruimte is er maximale vrijheid ten aanzien van het ‘hoe’ en tegelij-kertijd een strikte verplichting ten aanzien van het ‘wat’ zoals neergelegd in de opdracht en de Commander’s Intent. Er is dus niet alleen sprake van vrijheid (‘mogen’) maar van een verplichting initiatief te tonen wanneer een kans of een bedreiging zich voordoet;
• Mission Oriented Orders, MOS, is de planning- en op-dracht methodiek binnen MC. Zij bevat alle normale planning elementen (wie, wat, waar, wanneer en hoe) met sterke nadruk op het ‘waarom’ en een maximale vrijheid bij het ‘hoe’.Een Mission Oriented Order bevat de taakorganisatie, de Commander’s Intent, met daarin het operatiecon-cept en de bredere missie. Tevens zijn hierin opgenomen de afgeleide decentrale opdrachten/taken, taken voor ondersteuning en noodzakelijke coördinatie instructies. Op basis van correct opgestelde MOS hoeft door de hogere commandant in principe alleen geïntervenieerd te worden wanneer wijzigingen plaatsvinden in het ope-ratieconcept of wanneer omstandigheden vragen om een wezenlijk andere coördinatie;
• Resource Allocation (RA). Er word(en) voldoende middelen, tijd, ruimte en ondersteuning toebedeeld om de missie te volbrengen.
Wij zien Mission Command als de kip en leiderschap als het genetisch daarmee geheel
overeenkomende ei
Commandovoering
de componenten van CommandCommandovoering is, zoals gezegd, meer dan leiderschap. Het ‘mission gerichte’ deel van MC is hierboven verklaard. Maar wat is dan de betekenis van Command in MC? Van Creveld, in zijn klassieker ‘Command in War’ onderscheidt twee functies bij Command: 1)(voort)bestaan /instandhouding van de organisatie en 2) het effectief uitvoeren van de opdracht(en)10. De eerste functie stelt, gelet op de bovengenoemde stelregel (hoe veranderlijker hoe lager), niet de behoefte aan MC. De tweede, zie de stelregel, juist wel. Beide functies zijn natuurlijk nauw met elkaar verbonden en onderling vervlochten. Zo is (althans een deel) van de operationele logistiek te rekenen tot de eerste functie en essentieel voor het succes van de tweede. Het spreekt dus voor zichzelf, dat beide
functies op dezelfde eenduidige wijze dienen te worden aangestuurd. Tenminste, als we willen voorkomen, dat verschillen in aansturing verwarring teweeg brengen, die we, gezien de complexiteit en onvoorspelbaarheid van situaties bij inzet in crises, kunnen missen als kiespijn. Helaas blijkt dit simpele adagium niet de praktijk van vandaag de dag. Op het bestaan van dit voor velen in de organisatie buitengewoon lastige dilemma zullen we in ons tweede artikel nader ingaan.
Waarom maakt MC nu deel uit van de doctrine? In de jaren 80 groeide bij het USMC het besef, dat organisatie, capaciteit en middelen niet toereikend waren om langdurig in grootschalige conflicten te kunnen optreden. Zeker niet met de toepassing van de attrition-benadering, die tot op dat moment gold. Dit leidde tot de ontwikkeling van de Manoeuvre warfare-benadering: snelheid bij het aanpakken van kwetsbare elementen van
een vijand om daarmee zijn wil en/of zijn vermogen negatief te beïnvloeden. Vooral de benodigde
snelheid en momentum en de wenselijkheid door de vijand geboden kansen te benutten
vergden een andere aansturing dan gebruikelijk. MC was daarop het
antwoord. De door de Duitsers in WO II toegepaste Auftragstaktik diende als voorbeeld bij de ontwikkeling van thans gehanteerde concepten.
de Km voorop?Is MC daarmee voornamelijk een
zaak voor de oorlogvoering te land? Volstrekt niet. De KM hanteert MC
feitelijk al 525 jaar. Sinds de begindagen zijn schepen het zeegat uitgestuurd met een opdracht, gekoppeld aan een (hogere) doelstelling, waarbij de commandant enorme vrijheid had bij de uitvoering daarvan. Met alle moderne
communicatiemiddelen waarover onze vloot nu beschikt, is dat niet wezenlijk
veranderd. Nog steeds hebben commandanten vergaande bevoegdheden met betrekking tot inzet van schip en bemanning. Maar lang niet alle kenmerken van MC zijn zichtbaar in de dagelijkse bedrijfsvoering en als gevolg daarvan komt de toepassing van de
functies te weinig voor.
centraal - decentraalSinds mensenheugenis hebben ook krijgsheren geworsteld met de vraag ‘centraal of decentraal?’. Het opvallende daarbij is, dat voortschrijdende technologie wel consequenties heeft gehad voor de wijze van gevechtsvoering en de manier waarop het commando werd gevoerd, maar de centraal-decentraal vraag nooit
heeft weggenomen.11 Dat komt omdat de centraal –
Door de beslissingsbevoegdheid bij de uitvoerders op decentraal
niveau te leggen kunnen commandanten veel sneller de
bevelvoering cyclus doorlopen en daardoor kansen benutten.
6
marineblad | september 2013
7
decentraal vraag gevoed wordt door en samenhangt met, het begrip ‘onzekerheid’. In het streven naar reductie van die onzekerheid is er de keus dat te doen op, of voor het centrale niveau, dan wel het decentrale. Elke keuze heeft als consequentie, dat het andere deel van het spectrum geconfronteerd zal worden met het tegenovergestelde. Minder onzekerheid aan de top leidt tot meer onzekerheid bij de lagere eenheden en omgekeerd.
de keuzeDe meest natuurlijke reactie bij elke commandant op elk niveau zal zijn, de eigen onzekerheid te reduceren, dus: centraal. Kiezen voor decentraal betekent, zoals gezegd, kiezen voor de reductie van onzekerheid bij lagere commandanten en genoegen nemen met beperkte reductie van de eigen onzekerheid. Commandanten moeten dus het vermogen en de bereidheid hebben om met ‘frictie-onzekerheid’ te leven en tegelijkertijd (beslissings)bevoegdheden te delegeren (juridisch gezien
te mandateren) naar het lagere niveau. Daarmee vergt MC meer van de ‘gevende’ commandant dan van de ‘ontvangende’. Het is onze vaste overtuiging, dat commandanten dit alleen maar kunnen als ze, zeker als het er echt op aankomt, onvoorwaardelijk in het concept van MC geloven, het begrijpen en het zich in alle opzichten hebben eigen gemaakt. Om daarna feitelijk in afhankelijkheid van hun ondercommandanten te willen en durven functioneren. Dat vergt inzet, gezond zelfvertrouwen, moed, een rechte rug, respect voor, en vertrouwen in ondergeschikten én intuïtie. De relatie met de thans geldende Korpswaarden kracht, verbondenheid en toewijding mag duidelijk zijn. Het spreekt vanzelf, dat dat alles niet uit de lucht komt vallen maar resultaat is van vorming, opleiding, coaching, training, ervaring en groei, binnen een organisatiecultuur, die MC als een van de pijlers heeft.
De toepassing van MC biedt een commandant in ieder geval een saillant voordeel, dat de beheers- en controleermanager ontbeert: tijd om na te denken over het bevel dat hij of zij voert. Momenten van reflectie en analyse van het recente verleden. Op basis daarvan vooruitdenken, plannen ontwikkelen, luisteren, observeren, vragen stellen en verduidelijken.
Vooral dat laatste is broodnodig, omdat MC zich niet kan onttrekken aan wat we zouden willen noemen: ‘situationaliteit’. Geen situatie is identiek en de te bereiken doelen kunnen buitengewoon sterk uiteenlopen, zeker nu eenheden moeten kunnen optreden op het gehele spectrum van all-out peace tot all-out war. Waar op dat spectrum bevinden we ons, wat is de kans op te schuiven, waardoor kan dat veroorzaakt worden, hoe voorkomen we dat dat ogenschijnlijk als vanzelf gebeurt (mission creep),politieke aspecten etc. Maar ook meer down to earth zaken als ROE, readiness states, en andere
uitvoering policies. Gezien de directe beïnvloeding van situaties door beslissingen op lagere niveaus is het van het grootste belang, dat op alle niveaus over dit soort zaken geen misverstanden bestaan. Het is aan al die commandanten op alle niveaus om hun inzichten en beschikbare informatie op begrijpelijke manier (naar boven en naar beneden) over te brengen.
slotHoewel het concept van MC thuishoort in de Conceptuele Component van onze organisatie en ons product, behoren de vereisten voor de ‘toepassers’ van MC (evenals de Korpswaarden) overduidelijk tot de Mentale Component. Zoals bekend mag worden verondersteld is de Mentale Component de ‘Force Multiplier’ van de beide andere componenten (Conceptuele en Fysieke).12 Deze Component bepaalt de geloofwaardigheid van onze Marine, ons Korps en onze eenheden. Zij bepaalt het verschil tussen goed en beter, tussen acceptabel en uitstekend, de 6 en de 9. Als MC binnen een krijgsmacht organisatie moet worden toegepast, dan kan dat alleen succesvol en verantwoord gebeuren, als de elementen van de Mentale Component structureel in de bedrijfsvoering, vorming, opleiding en training zijn belegd en worden getoetst.13 Daarover meer in ons volgende artikel. <
Kolmarns b.d. c.p.m (cees) van egmond en ltKolmarns Kmr a.r. (axel) van Willigenburg zijn (deels gezamenlijk) actief betrokken geweest bij de implementatie van mc bij de operationele eenheden van het Korps mariniers en behoren tot de fervente voorstanders van het concept. beiden zijn thans nog actief op het gebied van leiderschap en coaching.
De KM hanteert MC feitelijk al 525 jaar
noten1 Briggenmarns mr. R.G. Oppelaar “Op vele fronten in beweging”,
Marineblad nummer 8, December 2012, jaargang 122, blz 7.2 Ibid, blz 4 e.v..3 Ibid, blz 8.4 Nederlandse Defensie Doctrine, Defensiestaf, Den Haag 2005, blz 945 Ibid, blz 93 e.v..6 Ibid, blz i.7 Het gedachtengoed over MC is dermate veelomvattend, dat
we meerdere artikelen menen nodig te hebben om de door ons gewenste aspecten te belichten.
8 Leidraad Maritiem Optreden. De bijdrage van het Commando Zeestrijdkrachten aan de Nederlandse Krijgsmacht, Den Helder 2006, blz 173, 177.
9 Keith G Stewart: “The evolution of Command Approach (paper 193)”, Defense Research and Development, Toronto Canada, blz 1.
10 Martin L. van Crefeld, “Command in War”, Cambridge Massachusetts, 1985, blz 5.
11 Ibid, blz 261 e.v..12 C.P.M. van Egmond, “Leiderschap: L =H x h x H(art)²,marineblad nr 7
november 2006, jaargang 116, blz 22.13 Ibid.
Scan de code of ga naar www.kvmo.nl/2013 en download
de ‘leidraad Militair Optreden onder extreme Omstandigheden’ en de ‘Joint doctrine Publicatie 5
Commandovoering’
reaCties
‘Den Haag, 10 juli 2013. Merkwaardige dag vandaag. Reünie van een koppig stelletje ex-reservisten in Heemstede. Hun 38-ste reünie sedert zij als matrozen-OVWers, in 1945 in opleiding in verschillende RN-etablissementen in Groot-Brittannië, tot hun verbazing werden
teruggeroepen naar HMS Royal Arthur in Skegness (aan de Wash Bay aan de oostkust). Waarom? Voor een selectietest, om nog snel - jawel, in 6 maanden - opgeleid te worden tot reserveofficier voor zeedienst, administratie en stoomvaartdienst in Penryn in Cornwall. Enys House was de naam. Van de ongeveer 300 gegadigden konden 82 jongelui tussen de 18 en 30 jaar oud, uit alle geledingen van de toenmalige maatschappij die de oorlog hadden overleefd, in een stoomcursus per 1 april 1946 reserveofficier bij de Koninklijke Marine worden. Ze schoven dan zijdelings in de korpsen marineofficieren met de notitie dat zij het niet ver zouden kunnen brengen. Maar daar maalde niemand om. De mogelijkheid werd later geboden om na een “app. cursus” op het KIM in vaste dienst over te gaan.
Zij werden in april 1946 beëdigd door hun respectievelijke commandanten en gingen, meestal op eigen verzoek, naar Nederlands-Indië om daar in de missie Orde en Vrede voornamelijk bescherming te verlenen aan de bevolking van Java en Sumatra die het hard te verduren had onder de terreur van door de Japanners geïndoctrineerde, maar door president Soekarno niet te beteugelen jeugdgroepen, die het roven en moorden niet meer konden laten. Pemoeda’s heetten zij. Onze Landmacht had de onmogelijke taak ze tot bedaren te brengen, terwijl de Marine de toevoer van wapens en ander militair materiaal moest zien te beletten en mede steun aan de bevolking moest zien te verlenen. Door de Patrouilledienst van Admiraal Pinke. Hoe die tot ongeveer 70 procent heeft weten te onderscheppen, zelfs tot in de territoriale wateren van Malakka, is nog niet op een evenwichtige en volledige manier uit de doeken gedaan. En twee grote militaire operaties waren nodig wegens het falen van de politici. De onderhavige laatste groep, Enys II, kwam met enkele namen tot laat in de jaren ‘70 voor in het Naamboek marineofficieren. Dat die groep, ondanks haar voortijdige verspreiding in de burgermaatschappij, bijzonder hecht bleek, blijkt nu uit het feit dat deze op 10 juli jl. haar 38ste reünie hield. Vanaf de eerste, in november 1948 in Soerabaja t/m de 38ste in Heemstede, waaronder een reünie in Cornwall (Penryn, bij Enys House) in mei 1980 en een in Skegness en Pwllheli in North.Wales (uit de matrozentijd) in september 1988. Niet gek, in een tijdspanne van 65 jaar...
Opvallend was, dat alle deelnemers, nu nog maar 17 mannen en vrouwen, de medische wereld prezen en de wonderen bezongen waaronder zij miraculeus in leven waren gebleven. Tot ver in de 90 jaar. Over marinefamilies gesproken! Dit is er één, samengesteld uit een bonte mengeling van oorlogsvrijwilligers (tegen Japan) die in Nederland nooit veel waardering kregen wegens hun diensten in “de Oost”. Misschien daarom die hechte band die boekdelen spreekt? In Indonesië hoorden zij later: “Waarom zijn jullie weggegaan?”.’ <
de rubriek ‘marinefamilie’ in het marineblad bracht Ktz b.d. h.o.g. ten raa ertoe nevenstaande reactie te sturen. met foto’s uit de collectie van Ktz b.d. h.g.d. eysink smeets.
Over marinefamilies gesproken...
19 juni 1946: het allereerste
diner, samen met vriendinnen/
echtgenotes in restaurant
Boschhoek (Bezuidenhoutseweg)
in Den Haag, op de avond van de
beëdiging
De laatstgehouden reünie op
10 juli 2013 in Residentie de
Burghave in Heemstede. Met
zovelen waren zij destijds, met zo
weinigen zijn zij nu…
8
Cartoon marineblad | september 2013
9
A D V E R T E N T I E
10
Wout de Natrisopinie
Hoe ver reikt cyber veiligheid en wat moet een organisatie als Defensie doen om zijn organisatie veilig te krijgen en te maken? In Marineblad nr. 3 van dit jaar gaat KLTZ Peter Kwant uitgebreid in op de cyber defensiecapaciteit en -organisatie.
ICT-leverancier is nieuwe frontsoldaat
Cyber veiligheidsbewustzijn
Het valt mij in positieve zin op hoe groot het bewustzijn is voor de omgeving. Toch wordt er naar mijn mening nog teveel naar binnen gezocht, wat betreft cyber veiligheid. In deze bijdrage betoog ik dan ook dat Defensie, net als veel andere organisaties, zich meer moet inspannen op het gebied van internet
governance, omdat hier echte winst behaald kan worden.
reikwijdte Hoe ver reikt nu cyber veiligheid? Heel ver. Laat ik wat voorbeelden geven. Enige maanden geleden verschenen er op LinkedIn en Twitter regelmatig berichtjes van een Afrikaanse CEO van een internetorganisatie dat hij een fantastisch aantal meters gevlogen had met een spel. Het bleek dat zijn zoon een spel op de bedrijfs-iPad van zijn vader had gezet, dat automatisch deze berichtjes plaatste.
Een ander voorbeeld. Tijdens een presentatie van een medewerker van een internetbedrijf over samenwerking met opsporende instanties, popte in de hoek van het presentatiescherm telkens een bericht op dat de films x, y en z waren gedownload. Iedere paar seconden een nieuw bericht. Deze medewerker bleek daar een van de bedrijfsservers voor te gebruiken.
Klinken deze voorbeelden bekend, kinderen die op bedrijfsapparatuur spelen of privézaken die zich op een bedrijfsnetwerk afspelen?
marineblad | september 2013
11
Voordat ik verder inga op internet governance acht ik het relevant om een aantal ‘bewustzijnsvragen’ voor te leggen.
achteruitkijkenDe eerste vraag die iedere organisatie, en dus ook Defensie, zich zou moeten stellen bij het versterken van zijn cybercapaciteit is: wat is er in de jaren voorafgaand aan het cyber bewustzijn al (achteraf beredeneerd) fout gegaan, als gevolg van de koppeling van systemen aan het internet? In zijn boek ‘Cyber war’1 betoogt de voormalige cybertsaar van de V.S., Richard Clarke, dat er zo ongeveer niets is dat niet door de Chinese overheid sinds 2001 is gehackt en voorzien van kwaadaardige software. Dit boek is een aantal jaren voor het Mandiant-rapport2 geschreven en werd toentertijd wat lacherig ontvangen. Als u wilt weten waar u(w organisatie) staat, raad ik u aan dit boek te bestuderen en er uw voordeel mee te doen.
Een tweede belangrijke vraag die beantwoord moet worden: op welke apparatuur, systemen en software draait het Defensie netwerk? Welke inherente zwakheden zitten er in de apparatuur die nu wordt gebruikt? Van Windows, naar Android, naar Apple of dat obscure programma uit 1990? Welke mobiele telefoons worden gebruikt en worden die ook privé gebruikt? Welke apps staan daarop? Wat doen die precies? Zijn het legale versies? Waar staat de data en welke eisen zijn daaraan gesteld? U begrijpt, dit is pas het begin van heel veel vragen die gesteld moeten worden.
De derde vraag die ik voorleg: welke eisen heeft Defensie als organisatie in het verleden aan veiligheid gesteld, toen het apparatuur aanschafte en welke lessen worden meegenomen als er binnenkort weer hard- en software moet worden besteld? De vragen die daarbij horen zijn: zou Defensie hetzelfde doen als in 2000, of zelfs 2010? Eist het security by design of wordt vanaf de plank gekocht omdat dat goedkoper is?
Met de komst van het ‘internet der dingen’ neemt het aantal risico’s dat een organisatie loopt enorm toe. Als iedere koelkast, koffie apparaat, printer, garage, hondenhalsband, auto, tv, conference call apparatuur, etc. een of meerdere chips bevat die signalen doorgeven via het internet, hoe beveiligt Defensie zijn organisatie dan? Kent iedereen binnen de organisatie die verantwoordelijk is voor de inkoop deze risico’s?
Naast deze vragen die moeten leiden tot vergroting van het bewustzijn m.b.t. cyber veiligheid, geldt tot slot het volgende gegeven: de mens was, is en blijft de zwakste schakel. Het vergt slechts één persoon die snel een film op een usb-stick zet om ’s avonds in de mess af te spelen en er de volgende ochtend even snel wat documenten van het werk op kopieert om thuis verder aan te werken. Een usb-stick die hij, toevallig?, de week daarvoor in de trein vond. Eén persoon die een verkeerde e-mail opent en een document aanklikt dat een infectie bevat. Eén
persoon die surft en een doodnormale website bezoekt, die achteraf geïnfecteerd blijkt te zijn. Allemaal zaken waar een organisatie vrijwel geen grip op heeft, maar die, helaas, bijna niet te voorkomen zijn.
Unsecure by design‘Dit klinkt allemaal bekend’, zult u zeggen, ik hoop in ieder geval dat u dit zegt, maar wat heeft dit te maken met internet governance? Alles. Wat op termijn en met gerichte inzet namelijk wel te voorkomen is, is dat bedrijven producten op de markt brengen die unsecure by design zijn. Op dit moment is dat namelijk de standaard. Veiligheid is geen issue bij het ontwerpen en op de markt brengen van internet gerelateerde producten.
Een vergelijkbaar probleem wordt gevormd door bedrijven die uit winstbejag – en het ontbreken van regulatory druk – niet meewerken aan het nemen van maatregelen die misbruik van IP-adressen en domeinnamen moeilijker maken. Of bedrijven die door de internet gemeenschap ontwikkelde standaarden en best practices niet invoeren, omdat dit moeilijk is of te veel geld kost, ze niet voldoende gekwalificeerd personeel in dienst hebben en, belangrijker, er niemand is die dit van ze eist of in ieder geval niet dringend genoeg.
Heeft Defensie bovenstaande wel eens besproken met zijn Internet Service Provider? Met het bedrijf dat de
data host? Of de producten leverancier? Hebben deze organisaties en Defensie daar de kennis voor in huis?Dit zijn slechts een aantal voorbeelden waar enorme
vooruitgang te boeken valt. Dit vergt echter een aanpak, die door velen niet is opgemerkt of als een brug te ver wordt gezien. Het gaat immers voor vrijwel iedereen voorbij aan direct eigen belang. Tenminste: dat denkt men. Maar is dat wel zo?
De huidige situatie is dat veel bedrijven standaard-producten (software en apparatuur) leveren die niet veilig zijn. Deze zelfde bedrijven geven miljoenen uit aan cyber veiligheid maar deze is voor 99% naar binnen gericht: ‘hoe beveilig ik mijn eigen bedrijf?’ Terwijl ze zich er niet van bewust zijn (of dit bewust negeren) dat hun eigen producten de wereld, inclusief henzelf, bedreigen of op zijn minst onveiligheid in de hand werken.
Eist Defensie security by design of wordt vanaf de plank gekocht omdat dat
goedkoper is?
Onveilige apps op
mobiele telefoons van
het werk kunnen gevaar
opleveren voor de
organisatie.
(www.computeridee.nl)
opinie ICT-leverancier is nieuwe frontsoldaat
Veiligheid op het internet is afhankelijk van heel veel stakeholders
‘Als Defensie als
opdrachtgever geen
opdracht geeft
tot ingebouwde
veiligheid, is haar
state of the art schip
voor de oplevering
al kwetsbaar. En in
dat bewustzijn is een
wereld te winnen.’
Op de foto het
patrouilleschip Zr.Ms.
Holland.
internationaal discussieforum over internet gerelateerde zaken, waaraan overheden, marktpartijen en burgerorga-nisaties kunnen deelnemen. Dit lijken stroperige meetings van internationale, multi-stakeholders waar nooit iets wordt afgesproken waaraan mensen kunnen worden gehouden. Schijn bedriegt. Achter de schermen gebeurt van alles: tijdens de meetings van het IGF is netwerken heel goed mogelijk en Defensie als deelnemer kan hier de juiste mensen leren kennen om na de conferentie op een meer inhoudelijke wijze verder te praten3.
Veiligheid op het internet is afhankelijk van heel veel stakeholders. Het is onmogelijk om deze allemaal te kennen. Het is wel mogelijk om tijdens de meetings discussies te entameren of te beïnvloeden die de manier waarop belangrijke stakeholders tegen cyber veiligheid aankijken kunnen veranderen. Dat kan zowel door actieve deelname aan de juiste meetings als door directe beïnvloeding. Het nieuwe, state of the art marineschip is zo veilig als dat ene component software of hardware dat in een fabriekje in Laos, in opdracht van een assemblage fabriek in Thailand, die doorlevert aan China, waar in
opdracht van een Amerikaans bedrijf een apparaat in elkaar wordt gezet, gemaakt is. En dat laatste bedrijf kan Defensie juist op dit soort conferenties ontmoeten. Of uitnodigen in een workshop of paneldiscussie die Defensie zelf organiseert in 2014?
Het inbouwen van veiligheid kost geld en de kosten zijn door de huidige manier van assembleren - met onderdelen uit verschillende landen die veelal nog in ontwikkeling zijn - vrijwel niet te overzien. Het heeft er alle schijn van dat de wil ontbreekt, maar dat kan ook, als niemand op een hogere standaard aandringt.Vrijwel iedereen, inclusief Defensie, heeft deze software en apparatuur aangeschaft in de voorgaande jaren. Vaak zonder het stellen van vragen over veiligheid. Ook dat was de standaard, veelal uit onwetendheid en een enorm optimisme en idealisme over de kansen die het Internet en ICT bieden.
aanpak: internet governanceIs men zich eenmaal bewust van de (al genomen) risico’s dan is de volgende vraag: hoe kunnen we die veiligheid inbouwen? Met wie moeten we hierover afspraken maken?Het is hier dat de wereld van internet governance wordt betreden of, om concreter te zijn, van het Internet Gover-nance Forum (IGF). Het IGF is onderdeel van de Verenigde Naties en werd in 2006 opgericht. Het is een jaarlijkse
12
marineblad | september 2013
13
Als Defensie als opdrachtgever geen opdracht geeft tot ingebouwde veiligheid, is haar state of the art schip voor de oplevering al kwetsbaar.4 En in dat bewustzijn is een wereld te winnen. Dat gebeurt alleen als Defensie en haar collega departementen in binnen- en buitenland daar consequent en bewust mee om gaan. Daar vol op inzetten. Het besef is er dat de cyber wereld te complex is geworden om te reguleren door de overheid. Daar ontbreekt de inherente kennis voor en gaan ontwikkelingen simpelweg te snel. Zelfregulering is de enige oplossing. De vraag die voorligt of, beter nog, moet gaan voorliggen, is hoe de overheid die zelfregulering wil gaan afdwingen. En dat is nu juist in de vorm van internet governance. Hier moet Defensie zich in mijn ogen actief voor gaan inzetten. Met naar binnen kijken gaat de defensieorganisatie de ‘oorlog’ niet winnen. Integendeel, het zal naar buiten moeten om denkprocessen te beïnvloeden en veranderen. Daar zit de grootste kans op een veiliger internet en ICT.
conclusieDe veiligheid van organisaties en een land zit in veel en ondoorzichtige details. Bij bedrijven, ontwikkelaars en mensen die vrijwel niets van elkaar weten. Door hen te stimuleren anders te werken en bewust te maken van de consequenties van hun (niet) handelen, worden zij de frontsoldaat van het cyber leger of de vijand. Er bestaat
een noodzaak hen te winnen voor de goede zaak. Dat vergt een heel andere inzet van het leger dan ooit te voren, maar is een noodzakelijke wil Defensie de ‘oorlog’ op de ontwerp-tafel van bedrijven en ontwikkelaars winnen en het internet en ICT inherent veiliger maken.
Wout de natris is adviseur nationale en internationale samenwerking en eigenaar van de natris consult.
noten1 Cyber war. The next threat to national security and what to do about
it. Richard A. Clarke and Robert K. Knake (New York, 2010).2 Rapport van het Amerikaanse computerbeveiligingsbedrijf Mandiant
“APT1: Exposing One of China’s Cyber Espionage Units”, van 19 februari 2013.
3 Een goede inleiding in deze wereld is het boek ‘Network and states. The global politics of internet governance. Milton L. Mueller (Cambridge 2010).
4 Zie bijvoorbeeld de ophef rondom gehackte luxe auto’s, www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/Wetenschap-Gezondheid/article/detail/3483388/2013/07/29/Radboud-Universiteit-eist-recht-te-publiceren-over-hacken-luxeauto-s.dhtml.
Scan de code of ga naar www.kvmo.nl/2013 voor het
downloaden van het Mandiant-rapport en voor links over internet
governance en van het Internet Governance Forum.
reactie van Kltz peter Kwant, plv commandant taskforce cyber
‘Geachte heer De Natris,Dank voor uw uitgebreide reactie en de verdere diepgang in uw analyse. Zeer terecht stelt u dat de ICT-structuur van met name grote organisaties bestaat uit een onoverzienbaar samenstel van componenten en softwarecode waarover nauwelijks een integraal overzicht bestaat. Dit samenstel bevat dus ook ten dele onbekende, onopzettelijke en wellicht ook opzettelijke kwetsbaarheden.
Door vele rapporten en publicaties maar ook door Wikileaks en de Snowden-casus zijn we ons daar zeer bewust van. De defensie cyberstrategie stelt dan ook (speerpunt 2) dat er vanuit gegaan moet worden dat een vasthoudende en technologisch hoogontwikkelde tegenstander in staat zal zijn (delen van) netwerken en systemen te compromitteren. Het inrichten van een allesomvattende digitale verdediging is echter vrijwel onmogelijk en bovendien onbetaalbaar. Bij de bescherming van de eigen digitale infrastructuur moet om die
reden zoveel mogelijk flexibiliteit worden ingebouwd, zowel ten aanzien van de (passieve) beveiliging van netwerken als van de actieve respons op een aanval. Daarnaast moeten systemen weerbaar zijn door snel te kunnen reageren op een aanval en in staat te zijn zich aan te passen om te blijven functioneren.
Daarom is het noodzakelijk dat elke defensiemedewerker zich bewust is van de risico’s die aan het gebruik van digitale middelen zijn verbonden. Digitaal beveiligingsbewustzijn zal daarom integraal onderdeel uitmaken van alle defensieopleidingen. Ook worden defensiemedewerkers geoefend in het werken onder omstandigheden waarbij ze tijdelijk niet kunnen beschikken over de (volledige) functionaliteit van netwerken en systemen.
Defensie zal de bescherming van haar netwerken en systemen (continu) versterken. De uitvoering hiervan ligt bij het Joint Informatievoorzieningscommando (JIVC).
Het JIVC realiseert toereikende en hoogwaardige beveiliging en bewaakt daarbij alle netwerken en systemen. Onrechtmatig en afwijkend gebruik wordt gesignaleerd.
Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) waakt over de beveiliging van systemen en netwerken, rekening houdend met actuele dreigingsniveaus. DefCERT, dat onderdeel is van het JIVC, moet 24 uur per dag, zeven dagen per week risico’s voor en kwetsbaarheden van de belangrijkste defensienetwerken identificeren en analyseren en de defensieorganisatie adviseren over de te nemen beveiligingsmaatregelen.
Ook DefCERT moet beschikken over een goede cyber situational awareness. DefCERT werkt hiertoe binnen Defensie nauw samen met de overige onderdelen van het JIVC en met de MIVD. Buiten Defensie wordt samengewerkt met het NCSC, de NAVO, andere CERT’s en met bedrijven die over specifieke kennis of middelen beschikken. Dit kan zowel informatie-uitwisseling betreffen als (personele) ondersteuning bij calamiteiten.
Met de beschikbare defensieve cybercapaciteit moet zowel de ICT-infrastructuur vanDefensie worden beschermd, als de door Defensie gebruikte unieke wapen- ensensorsystemen. Het betreft hier capaciteiten ter bescherming van
zowel de generieke netwerken en systemen van Defensie door het JIVC als de operationele netwerken en systemen tijdens inzet door het DCC. Ook zal Defensie de betrouwbaarheid van wapen- en sensorsystemen verbeteren door het inzicht in digitale kwetsbaarheden te vergroten en de controle over de ontwikkeling, de “Supply Chain” en het gebruik van ICT-componenten te versterken.
Bijzondere aandacht is er bij aanschaf van zowel software als hardware voor de digitale weerbaarheid. Bij de aanschaf of ontwikkeling van nieuwe systemen moet van meet af aan rekening worden gehouden met mogelijke risico’s voor de betrouwbaarheid van die systemen. Deze risico’s moeten zo mogelijk vooraf worden beperkt door beveiligingseisen of beveiligingsmaatregelen.
Al deze maatregelen uit de Cyberstrategie zijn in het programmaplan opgenomen en zullen door de betreffende verantwoordelijke defensieonderdelen worden geïmplementeerd. De Taskforce Cyber, en later het Defensie Cyber Commando, zal de uitvoering hiervan coördineren.‘
Sergei BoekeColumn
14
Afgelopen maand werd de politietrainingsmissie in Kunduz afgerond. Hiermee is niet alleen een belangrijke missie voor Defensie beëindigd, maar wordt waarschijnlijk ook het hoofdstuk van significante Nederlandse militaire missies in
Afghanistan gesloten.
Het is niet gemakkelijk om de Nederlandse militaire inzet in Afghanistan 2001-2013 in één hoofdstuk te vatten. Het is namelijk lastig om een rode draad te ontdekken in de potpourri aan verschillende missies. Deze betreffen onder meer een bijdrage aan het hoofdkwartier in Kabul (2002-2003), PRT Baghlan (2004-2006), beveiliging verkiezingen in Mazar-e-Sharif (2005), lead nation Uruzgan (2006-2010) en aan de politietrainingsmissie Kunduz (2011-2013). Telkens andere regio’s, verschillende doelstellingen en andere werkwijzen.
De missie in Uruzgan leek nog in een patroon te passen – een stijgende lijn van steeds meer gedurfde en omvangrijke militaire inzet na het dieptepunt van Srebrenica (1995). Ook leek Nederland een eigen waardevolle bijdrage te leveren met de zogenaamde Dutch approach, waarbij een combinatie van Defense, Diplomacy and Development betere resultaten boekte dan het enkel jagen op Talibanstrijders. Deze benadering was weliswaar niet zo Nederlands als werd beweerd, maar een inclusieve politiek wist enige rust in de lokale stammenstrijd te brengen. Minderheden en onderdrukte stammen werden betrokken bij het bestuur. Deze kregen wel de rekening toen Nederland abrupt vertrok in 2010 en een aantal stamhoofden overleefde het niet. Toch wordt de Nederlandse missie in Uruzgan, los van het door ISAF en Afghanen onbegrepen vertrek, door velen als een succes beschouwd.
Na Uruzgan kwam Kunduz. Voorheen werd kritiek geleverd op ISAF-bondgenoten die in noord-Afghanistan risico’s meden en de inzet van hun troepen beperkten met caveats. Met Kunduz deed Nederland het nu zelf, met een schepje erbovenop. De missie kon niet militair genoemd worden, de politie mocht niet in de aanval tegen de Taliban en de getrainde politieagenten konden alleen in de provincie Kunduz worden ingezet. Dus niet alleen caveats voor eigen militair optreden, maar Den Haag legde ook het Afghaanse politieoptreden aan banden. Vergeleken met Uruzgan was de Kunduz-missie veel kleiner in omvang en verantwoordelijkheid en sloot het minder goed aan bij de noden van bondgenoten en Afghanen.
De ISAF inspanning is gemandateerd door de VN en breed gesteund door de internationale gemeenschap. Door bij te dragen aan de missie investeren landen niet alleen in Afghanistan, maar zoeken zij ook zichtbaarheid en internationale erkenning voor hun bijdrage. Zo ziet men – vooral bondgenoten – dat gedeeld wordt in de verantwoordelijkheden en lasten. Bij Afghanistan gaat het dus om de Olympische gedachte: niet winnen maar meedoen is belangrijk. Doordat Nederland continu van regio en missie is veranderd, zijn zowel de Afghanen, bongenoten en het electoraat in Nederland het spoor bijster geraakt. Aangezien het ‘winnen’ er niet inzit – Afghanistan kan moeilijk als een succes worden gezien – is het meedoen des te belangrijker. Alleen dan wel op een consistente en consequente manier, want Afghanistan is al ingewikkeld genoeg voor één missie in één gebied. <
column
Mr. S. (Sergei) Boeke
is voormalig marineofficier
en werkt nu als onderzoeker
bij het International Centre
for Counter Terrorism
(Universiteit Leiden, Campus
Den Haag)
Het is niet gemakkelijk om de Nederlandse militaire inzet in Afghanistan
2001-2013 in één hoofdstuk te vatten
Een geschiedenisboek zoals een
geschiedenisboek moet zijn.
Dat is De slaapwandelaars van
Christopher Clark: gebaseerd op
een degelijk bronnenonderzoek,
een knappe analyse en leesbaar
geschreven. Daarbij is het
onderwerp – hoe sloeg in 1914
in Europa de vlam in de pan
– ook nog eens fascinerend.
Volgens Clark, hoogleraar
geschiedenis in Cambridge,
gaat het hier om de meest
complexe politieke gebeurtenis
van de modern tijd. Niet alleen
waren de verhoudingen tussen
de verschillende mogendheden
gecompliceerd, maar de
onvoorspelbaarheid nam nog
eens toe door de verschuivingen
binnen de nationale
besluitvormingsstructuren.
Het is de grote verdienste van
Clark dat hij dit ingewikkelde
spel voor de lezer begrijpelijk
weet te maken. Dat doet hij
dus op twee niveaus. Ten
eerste door te kijken naar de
betrekkingen tussen Oostenrijk,
Duitsland, Rusland, Frankrijk en
Groot-Brittannië. Hoe was het
mogelijk dat Parijs en Londen
steun gaven aan een oorlog van
Rusland tegen Oostenrijk over
de Balkan? Voor Frankrijk was
de beslissing relatief makkelijk
verklaarbaar: het ging ervan
uit dat aartsvijand Duitsland
ook in het conflict betrokken
zou worden. Maar voor Groot-
Brittannië? Moskou was voor
Londen zelfs een gevaarlijker
opponent dan Berlijn. In Perzië
en Centraal-Azië werd het
Britse rijk bedreigd. Maar juist
daarom koos Londen er voor
Moskou te vriend te houden
en hoopte via de alliantie
met Parijs druk op de Russen
uit te oefenen. Het tweede
niveau is de besluitvorming in
Wenen, Berlijn, Moskou, Parijs
en Londen. Ook daar heeft
de auteur een goed oog voor
treffende details. De verhouding
tussen de Duitse keizer Wilhelm,
kanselier Bethmann-Hollweg
en legerleider Von Moltke is
daarvan een mooi voorbeeld.
Of de Britse minister van
Buitenlandse Zaken Grey die
liever ging vissen dan dat hij in
Whitehall rondliep.
Centraal element in Clarks
betoog is de positie van Servië
dat vanaf 1903 meer en meer
tegenover Oostenrijk kwam
te staan. Servië was wat we
nu een rogue state zouden
noemen. Het staatsapparaat
was geïnfiltreerd door geheime
genootschappen (zoals de
‘Zwarte hand’) gericht op de
vorming van een Groot-Servië.
Belgrado werd meer en meer
gesteund door Rusland. Aldus
ontstond volgens Clark een
‘geopolitieke boobytrap’. Die
ging af op 28 juni 1914 toen
de Servische nationalist Princip
de Oostenrijkse troonopvolger
Franz Ferdinand in Sarajevo
doodschoot. Berlijn steunde
Wenen terwijl Parijs en Londen
steun gaven aan Moskou.
Van één enkele schuldige van
het drama dat zich vervolgens
voltrok, was geen sprake. ‘Het
uitbreken van de oorlog in
1914 is geen Agatha-Christie-
drama waarin we een het eind
de dader in de plantenkas
met een rokend pistool over
het slachtoffer gebogen zien
staan.’ In Clarks verhaal hebben
alle belangrijke personages
een pistool in handen. ‘In die
zin waren de hoofdrolspelers
slaapwandelaars […] opgejaagd
door dromen maar onwetend
van de realiteit van de gruwelen
die ze over de wereld zouden
brengen.’
dr. j.W.l. brouwer
centrum voor
parlementaire geschiedenis,
radbouduniversiteit
nijmegen
Kevin C. Powers is een Irak
veteraan die gestationeerd
was in Al Tafar (2004-2005).
De hoofdpersoon uit ‘De
gele vogels’, soldaat Bartle,
is dat ook. Het is een roman,
maar als je het leest denk
je onwillekeurig ook aan de
‘soldaat Powers’ die diende in
Irak.
Op de eerste bladzijde schrijft
Powers: ‘Het is september
2004. In de lente probeerde
de oorlog ons te doden terwijl
de dagen warmer werden en
de vlakten van Ninvive groen
kleurden’. Even verderop is
het zomer: ‘… en probeerde
de oorlog ons te doden terwijl
de hitte alle kleur uit de vlakte
bleekte.’
Powers schrijft geschikte
volzinnen waarin metaforen
en prachtige emoties
samengevlochten worden
tot een bijzonder verhaal.
Een oorlogsverhaal over
kracht, toewijding en speciale
verbondenheid van twee
buddies. Uiterst zorgvuldig in
zijn woordkeuze, is het een
beschrijving waarin twee,
misschien drie belangrijke
thema’s terugkomen.
De hoofdfiguur, Bartle, en zijn
diepgewortelde afspraak met
zijn buddy Murph. Op een
speciale wijze komt de twee-
eenheid tot stand en is een
van de belangrijke thema’s.
Daarnaast gaat het over de
ondervinding van jonge mensen
over alles wat met oorlog te
maken heeft. Het gaat over
de impliciete ontwikkeling
naar het volwassen worden
en toch vasthouden aan
de ultieme waarheid en de
buddy-buddy vriendschap.
In het oorlogsgebied komen
vriendschap, eerlijkheid,
ethische dilemma’s dagelijks
terug. Bartle worstelt met
deze vraagstukken terwijl
de onzichtbare vijand
dodelijke slachtoffers maakt,
sterven jongemannen onder
de druk, de vriendschap
en de overweldigende
emoties waaraan ze worden
blootgesteld.
Bij zijn terugkeer in de VS blijkt
dat Bartle een buitenbeentje is
geworden. Hij noemt zichzelf
een melaatse. Hij ‘past’ niet
meer in de samenleving. De
samenleving wil hem echter
constant bedanken voor zijn
geweldige inspanningen.
Bartle overdenkt dan of hij
niet liever dood zou zijn. Hoe
zou dat kunnen? Er volgt
een zin die meer dan twee
bladzijden beslaat. Bartle keert
zich volledig naar binnen toe.
Langzaam wordt duidelijk dat
Bartle een groot geheim met
zich meedraagt vanuit Irak.
De drie-eenheid van De Vader,
De Zoon en de Heilige Geest
herken ik ook. Het loopt niet
Boeken
slaapwandelaars hoe europa in 1914 ten oorlog trokauteur : christopher clark
uitgever : de bezige bij,
2013
omvang : 749 blz.
prijs : € 25,-
isbn : 978-90-8542-538-0
de gele vogelsauteur : Kevin c. powers
uitgever : prometheus, 2012
omvang : 240 blz.
prijs : € 16,90
isbn : 978-90-4462-121-1
marineblad | september 2013
15
goed af met Murph, het gaat
ook niet goed met Bartle, maar
wie is uiteindelijk toch nog het
beste af?
Er zijn passages die bij het
lezen enige emotie, soms zelfs
walging opwekken. Toch is
het een door velen geroemd
en ontluisterd debuut van
een jonge schrijver die een
belangrijk verhaal over oorlog,
de zin van het bestaan en
de voortdurende reflexieve
houding van militairen aan het
publiek kenbaar wil maken.
Militairen zullen herkenbare
situaties, uit de eigen
ervaringen, opnieuw kunnen
duiden. Voor sommigen zal het
een “pittig” boek zijn dat men
wellicht met enkele vrienden
moet lezen en bespreken.
ltKolmarns b.d. h.j. bosch
Dit boek is een vervolg op het in
2006 gepubliceerde onderzoek
van historica Monika Diederichs
over Nederlandse meisjes die
omgang hadden met Duitse
militairen: ‘Wie geschoren
wordt moet stil zitten’. In dit
vervolg komen kinderen van
Duitse militairen aan het woord
die hun levensverhaal delen en
daarmee onthullen hoe zeer
zij gebukt gaan onder een
oorlogsverleden waar zij zelf
niet aan bijgedragen hebben
en ook niet verantwoordelijk
voor zijn geweest. Het beschrijft
hoe de Tweede Wereldoorlog
en het daaropvolgende
anti-Duitse sentiment in de
maatschappij een blijvende
stempel heeft gedrukt op het
leven van Duitse nazaten in
Nederland. De individuele
verhalen van de verschillende
respondenten delen allen
bepaalde kenmerken die duiden
op een verband tussen afkomst,
maatschappelijke opvattingen in
identiteitsproblemen.
De overeenkomsten tussen
de verschillende verhalen zijn
opmerkelijk. Nagenoeg alle
zesentwintig respondenten
kregen pas op latere leeftijd
zekerheid omtrent hun
identiteit. Gedurende hun
hele leven, en met name
hun jeugd, hadden zij wel al
een vermoeden dat zij kind
van de voormalige bezetter
waren, maar kregen zij hier
geen zekerheid over door het
stilzwijgen van hun moeder en
familie. De drang naar identiteit
en herkenning stimuleerden de
respondenten tot een zoektocht
naar hun biologische vader.
Niet allen slaagden erin deze te
vinden, dan wel te ontmoeten.
Net als in het geval van de
bevrijders wilden ook veel
bezetters niets van hun nazaat
weten. Deze gecompliceerde
sociaal-maatschappelijke
context, die zich kenmerkte
door een sfeer van ontkenning,
bedrog en leugen heeft bij
vrijwel alle respondenten geleid
tot depressies, schaamte-
en schudgevoelens, een
gecompliceerde relatie met
de biologische moeder en
identiteitsproblemen. De
zoektocht naar de biologische
vader zorgde bij velen voor
meer rust en afsluiting.
Geïnspireerd door publicaties
in Noorwegen en België tracht
Monika Diederichs, zelf kind
van een Duitse militair, met
dit boek een aanzet te geven
tot verder onderzoek naar de
manier waarop kinderen van
Duitse militairen in Nederland
omgaan met hun afkomst, en
de gevolgen daarvoor voor hun
individuele en sociale leven. Het
boek geeft een, op het eerste
gezicht, interessant inzicht
in hoe de Duitse bezetting
diepe wonden achterliet in de
Nederlandse maatschappij en
hoe dit van invloed was op het
leven van bezettingskinderen.
Hiermee slaagt Diederichs erin
dit onderbelichtte onderwerp
in Nederland op de kaart te
zetten.
Echter, het is onduidelijk
op welke manier dit boek
aanzet poogt te geven
tot verder onderzoek. De
boodschap van het boek is
namelijk erg onduidelijk en
gaat schuil achter de schier
oneindige reeks afzonderlijke
levensverhalen. De verhalen
van de respondenten worden
zonder enige achtergrond
opgesomd en niet of nauwelijks
met elkaar verbonden. De kern
van het verhaal blijft hierdoor
in de lucht hangen, waardoor
de lezer gedwongen wordt
om zelf verbanden te leggen,
en zelf een boodschap samen
te stellen uit de verschillende
levensverhalen. Tevens is het
onduidelijk waarom Diederichs
juist deze verhalen uitgekozen
heeft en in hoeverre deze
representatief zijn voor de
in totaal 13.000 tot 15.000
kinderen van Duitse militairen in
Nederland.
Het belang van verder
onderzoek naar de manier
waarop kinderen van Duitse
militairen in Nederland omgaan
met hun afkomst komt in dit
boek niet goed uit de verf.
Ofschoon Diederichs een
gevoelig onderwerp aansnijdt
weet zij de boodschap
niet over te brengen en
verveelt zij de lezer met
een aaneenschakeling van
nagenoeg identieke verhalen,
afgewisseld met een wirwar van
wetenswaardigheden.
K. huizer ma,
international conflict studies
Kinderen van duitse militairen in nederland. een verborgen levenauteur : monika diederichs
uitgever : aspekt, 2012
omvang : 206 blz, ill.
prijs : € 19,95
isbn : 987-94-6153-218-3
Boeken
16
Over een jaar, op 18 september 2014, houden de Schotten hun referendum over onafhankelijkheid. Als de Scottish National Party (SNP) zijn zin krijgt komt er dan een glorieus einde aan de unie, die noord en zuid al driehonderd jaar verbindt.
Volgens velen is de kans op ‘yes’ niet heel groot, maar de emoties zijn er niet minder hevig om. Mocht het tot onafhankelijkheid komen, dan wil de SNP dat Schotland een kernwapenvrij land zal zijn. Dat is het nu niet, want sinds jaar en dag is de thuishaven van de Britse atoommacht in Clyde, een natuurlijke haven bij Glasgow. Clyde is de basis van de Trident-onderzeeërs, die zijn uitgerust met atoomraketten waarvan er altijd eentje op de oceanen patrouilleert om er, mocht het Verenigd Koninkrijk in nood raken, voor de ultieme vergeldingsklap te zorgen.
Het Britse Hogerhuis, minder slaperig dan wij wel eens geneigd zijn te denken, heeft een paar maanden geleden aan premier Cameron gevraagd hoe hij dit spel denkt te spelen, want het gaat dus wel ergens over. In eerste aanleg hoopt Cameron natuurlijk dat het Schotse referendum op een klinkend ‘no’ uitdraait, zodat de eventuele - peperdure - deportatie van de atoommacht vanzelf van de agenda verdwijnt. In tweede aanleg hoopt hij de krachtmeting met de eigenwijze Schotten te winnen via de NAVO.
De leider van de SNP, Alex Salmond, claimt dat een onafhankelijk Schotland automatisch lid zal zijn van het bondgenootschap. Oh no, vindt de regering-Cameron, jullie moeten netjes solliciteren want het zou al helemaal te dol zijn als het automatisch, en dan ook nog eens kernwapenvrij, lid zou mogen blijven. Eerst weglopen uit het VK en dan met een klein Schots niemendallegertje onder onze grote paraplu schuilen, dat is voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. De NAVO heeft dit standpunt overgenomen: Schotland zal zich na een ‘yes’ keurig in Brussel als kandidaat moeten aanmelden. Daar moeten alle huidige lidstaten dan vervolgens mee akkoord gaan. En dus ook het Verenigd Koninkrijk, dat aan Schotlands ‘toetreding’ de voorwaarde zou kunnen verbinden dat Clyde open moet blijven. Maar Schotland gokt dat de NAVO de nieuwe staat, door zijn strategische ligging naar de noordelijke Atlantische Oceaan, zo hard nodig heeft dat het de kernwapenvrij-kaart wel kan spelen. Mooi spel!
Half augustus las ik in The Guardian dat de Schotten de duimschroeven nog wat verder zal worden aangedraaid. De krant beweert dat een Schotse delegatie op bezoek bij de NAVO in juli, te horen heeft gekregen dat een snel lidmaatschapsprocedure bespreekbaar is, mits een kandidaat-lid geen militaire of territoriale conflicten met andere landen heeft. En daar valt het conflict over de legering van Britse kernwapens in Clyde ook onder. Sterker nog: Salmond zou te verstaan zijn gegeven dat hij ook zou moeten tekenen voor de (eventuele) nuclear first strike policy van het bondgenootschap. Dat zou inherent zijn aan artikel 10 van het NAVO-verdrag. Dat lijkt me sterk, maar het maakt wel duidelijk dat de Britten het zeer hard spelen. Gelukkig las ik een paar dagen later dat Nederland en Duitsland hun grensconflict over een stuk zee ten noorden van rottum zojuist hebben bijgelegd – anders hadden die Schotten ons NAVO-lidmaatschap nog ter discussie kunnen stellen. <
column
Prof. dr. J. (Ko) Colijn is
defensiespecialist, directeur
van ‘Instituut Clingendael’,
redacteur van Vrij Nederland
en hoogleraar aan de Erasmus
Universiteit Rotterdam
Mocht het tot onafhankelijkheid komen, dan wil de SNP dat Schotland een kernwapenvrij
land zal zijn
Column Ko Colijn marineblad | september 2013
17
marinefamilie
18
vanwaar jullie keuze voor de marine?Menno: ‘Ik was op zoek naar avontuur, afwisseling en uit-daging, maar wilde ook een bijdrage leveren, “het verschil maken”. Die combinatie vond ik en vind ik nog steeds bij de Marine. Om de zoveel jaar een nieuwe functie met veel afwisseling, je samen met je collega’s inzetten voor een goede zaak, op veel plaatsen op de wereld actief zijn, veel nieuwe ervaringen opdoen, alles bij elkaar mijns inziens hét recept voor een leuke baan.’
Paul: ‘Ook voor mij gold dat de combinatie van uitdaging en avontuur, met daarbij het idee om een positieve bij-drage te kunnen leveren aan een betere wereld, mij heeft aangetrokken om bij de KM te solliciteren. Vooral team-work en teamspirit trokken mij aan. Natuurlijk was “wat van de wereld zien” ook een motivatie.’
voor welk korps koos je en wat doe je mo-menteel?Menno: ‘Ik koos vol overgave voor de Operationele Dienst en dat zou ik ook nu weer doen. Voor mij geldt dat ik graag direct bijdraag aan datgene waar het om gaat, aan operationele output. Dat was zo als wachtsofficier, ook als duikofficier ben je daar rechtstreeks mee bezig, en dat geldt nu ook weer als CCO-Navo. Prachtig!’
Paul: ‘Ook ik heb gekozen voor de Operationele Dienst omdat daar naar mijn mening de mooiste functies mee te bekleden zijn. Varen heeft me van jongs af aangetrokken en waar kan dat beter en mooier dan binnen de Operatio-nele Dienst?’
paul, heeft je (oudere) broer invloed gehad op jouw keuze?‘Wel enigszins natuurlijk. Toen ik nog op de middelbare school zat was Menno er al aan toe om bij de KM te beginnen. Hij sloot net de basisopleiding aan het KIM af toen ik aantrad als adelborst. Zijn verhalen over de oplei-ding en de eerste paar reizen, de bootjesreis en kruisreis, waren allemaal positief. De keuze om uiteindelijk zelf ook aan te monsteren heb ik wel heel bewust zelf gemaakt.’
zijn er nog meer familieleden werkzaam bij de Km?Menno: ‘Behalve mijn vrouw is mijn schoonfamilie, op zijn zachtst gezegd, behoorlijk vertegenwoordigd.’
hebben jullie beroepsmatig veel contact met elkaar?Menno en Paul: ‘Tot nu toe viel dat wel mee. We hebben in 2011 samen in de CCO opleiding gezeten en dat was feitelijk de eerste keer dat we beroepsmatig met elkaar
Deze keer aan het woord twee marinebroers,
Menno en Paul van der Eerden, beiden werkzaam bij de
Operationele Dienst.
naam : menno van der eerdengeboortedatum : 2 maart 1979in dienst : 13 augustus 1997huidige rang/functie : ltz 2 oc, cco-navo aan boord toekomstige zr. ms. groningen
naam : paul van der eerdengeboortedatum : 3 januari 1982in dienst : 16 augustus 2000huidige rang/functie : ltz 2 oc, cco aan boord zr. ms. friesland
Paul (links) en Menno van der Eerden.
Redactie: Zsuzsi Borgeld
19
marineblad | september 2013
geconfronteerd werden. In de functie die we nu beiden bekleden, is dat meer het geval. Dat heeft te maken met het delen van ervaringen over de inzet van het Patrouil-leschip. Omdat het een nieuwe klasse schepen is, is regel-matig contact een must.’
Wat waren je verwachtingen toen je bij de Km aantrad? zijn die uitgekomen?Menno: ‘Tja, wat kun je verwachten als je 18 bent en als jong ventje aantreedt? Ik hoopte op veel avontuur, afwis-seling en uitdaging en die heb ik zeker gekregen. Dat be-gon al op het KIM toen ik in mijn 5e jaar mijn scriptie kon schrijven bij NAMSA in Luxemburg. Andere hoogtepunten zijn functioneren als duikofficier met prachtige projecten. Bijvoorbeeld het geheel opzetten en uitvoeren van de ruiming van explosieven in Albanië. Ook mijn twee uitzen-dingen naar Afghanistan en naar Somalië waren boeiende ervaringen. Weer varen als CCO-NAVO is ook mooi.’
Paul: ‘Mijn verwachtingen zijn zeker waar gemaakt. In-middels heb ik door mijn werk voor de KM al veel van de wereld gezien. Op schepen heb ik de meeste – tegen-woordig standaard – reizen meegemaakt naar de West, naar de Somalische wateren en veel in de omgeving van Europa. Namens de KM ben ik ook op uitzending geweest als militair waarnemer voor de Verenigde Naties in Sudan. Het werken in teamverband is nog steeds leuk en is wat ik ervan had verwacht.’
lijken jullie veel op elkaar?Menno: ‘Niet echt, veel mensen kunnen zich nauwelijks voorstellen dat we broers zijn. We verschillen veel van
elkaar. Het opvallendste is dat Paul meer een introverte persoonlijkheid heeft, terwijl ik vooral extrovert ben.’
hoe zie je de toekomst voor jezelf en voor de marine/defensie?Menno: ‘Voor mijzelf zie ik de toekomst hoe dan ook wel rooskleurig. Waar een wil is, is een weg. Voor de Marine/Defensie is dat niet het geval. Ik vind de neiging om alle activiteiten vooral uit het oogpunt van de boekhouder te bekijken erg zorgelijk. Met name omdat de output van de Marine/Defensie lastig in geld is uit te drukken. Daarbij krijgt Nederland een steeds populistischere stem. Vanuit een populistisch motief is de keus tussen bezuinigen op sociale voorzieningen en Defensie, voor velen helaas ver-van-hun-bed, makkelijk. Hopelijk zien onze beleidmakers in, dat verder bezuinigen betekent dat onomkeerbare processen worden ingezet die niet meer gerepareerd kun-nen worden.’
Paul: ‘Het mooie van de operationele dienst is dat je op veel plekken inzetbaar bent en dat er veel functies mogelijk zijn. Ik hou de opties zoveel mogelijk open om meerdere kanten op te kunnen met mijn toekomst. Voor Defensie en met name de KM hoop ik dat nieuwe bezuini-gingen uitblijven. De politiek beslist en is nogal wispelturig en vaak in het nadeel van Defensie. Ik denk dat Nederland de KM altijd nodig blijft hebben als land, dat het vooral van internationale handel moet hebben die grotendeels over zee gaat. Als beleidsmakers dat ook maar blijven inzien.’
Wat is je levensmotto?Menno: ‘Blijf je verwonderen; geniet van elk moment, niets is vanzelfsprekend.’
Paul: ‘Maak gebruik van je talenten in iets dat je leuk vindt en beteken ook nog wat voor een ander mens.’
Menno: ‘Deze foto is in Afghanistan genomen. Tijdens missies en op
zee, als je niet mag drinken, vier ik hoogtijmomenten (verjaardag,
feestdagen o.i.d.) altijd met een sigaar.’
Paul tijdens zijn uitzending als militair waarnemer voor
de Verenigde Naties in Sudan.
10xAAN HET WOORD
AmbiTiE
LTZ2 CHRis ELiNgs msC
bEWONDERiNg
ERgERNis
∆
bELANgRijkE ERvARiNg
mOTTO
TOEkOmsTpERspECTiEf
In mijn eerstvolgende functie hoop ik met een combinatie van operationele ervaring en academische opleiding een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling en implementatie van innovatieve ICT voor Defensie. Op de lange termijn wil ik me zo breed mogelijk blijven ontwikkelen als mens en professional.
Ik heb grote bewondering voor mensen die er in slagen zich in verschillende disciplines te onderscheiden. Neem de Amerikaanse admiraal b.d. James Stavridis, die naast een indrukwekkende militaire carrière promoveerde en diverse boeken plus vele tientallen wetenschappelijke artikelen schreef.
Stelligheid zonder fundament. Mensen, inclusief ikzelf, zouden vaker mogen erkennen dat ze (nog) niet voldoende kennis over een onderwerp bezitten om er een stellige mening over te kunnen hebben. In de gejaagde moderne samenleving moeten we vaak ‘schreeuwen’ om de aandacht te krijgen en dit komt de nuance in en beargumentering van meningen en denkbeelden bepaald niet ten goede.
Drie anti-piraterij missies (Ocean Shield met TRMP in 2011 en EVTN in 2012 en Atalanta dit jaar), met als terugkerend hoog-tepunt de bevrijding van gegijzelde zeevaarders. Daarnaast de studie in Oxford, waar ik inspirerende (jonge) mensen heb leren kennen en een huis deelde met onder andere een Chinese, een Amerikaanse, een Oekraïner en een Pool.
Ik voel veel voor de uitdrukking ‘There is no way to happiness, happiness is the way’, toegeschreven aan de Vietnamese boed-dhistische monnik Thich Nhat Hanh. Geïnspireerd door deze ge-dachte probeer ik bewust te genieten van álles wat het leven me biedt en ook van negatieve ervaringen de meerwaarde in te zien.
Ik wil regelmatig nieuwe uitdagingen kunnen aangaan. Al-leen door af en toe uit je ‘comfort zone’ te stappen kun je écht blijven groeien. Een gevarieerde loopbaan is bij Defensie zeker mogelijk, maar ik sluit andere mogelijkheden niet uit. Misschien run ik over tien jaar wel een IT consultancy of werk ik voor een NGO in Afrika.
Noem het jeugdige overmoed, maar ik hoop tijdens mijn werkzame leven voldoende middelen te vergaren om op m’n ouwe dag onafhankelijk te kunnen zijn van de reguliere pensioenvoorzieningen. Een voorbeeld hierin is mijn moeder, die als twintiger al twijfelde aan de toekomst van de AOW en door hard sparen en slim beleggen jaren eerder kon stoppen met (betaald) werken.
alatest.nl en trustpilot.nl voor betrouwbare beoordelingen van, respectievelijk, producten en webwinkels, want.nl voor ‘spiffy spullen’ in werkelijk álle categorieën, speld.nl voor een satirische kijk op het nieuws en crowd funding sites als indiegogo.com voor inspirerend innovatieve ideeën.
‘Gödel, Escher, Bach: an Eternal Golden Braid’, waarin Douglas Hofstadter op onnavolgbare wijze de limieten van kunstmatige intelligentie onderzoekt. ‘The Black Swan’ van Nassim Nicholas Taleb sterkte me in de overtuiging dat we best wat meer mogen twijfelen aan wat we nu eigenlijk (zeker) weten.
Mijn belangrijkste drijfveer om KVMO activiteiten bij te wonen en actief te participeren in de Werkgroep Jongeren is verbreding: nieuwe collega’s ontmoeten en nadenken over onderwerpen waar ik in mijn reguliere functie niet of nauwelijks mee in aanra-king kom.
pENsiOEN
fAvORiETE WEbsiTEs
fAvORiETE bOEkEN
WAAROm kvmO
geboortedatum : 6 mei 1986 in dienst sinds : 18 augustus 2004opleiding : zeedienstopleiding en bachelor militaire systemen & technologie aan de nlda,
master in computer science aan de universiteit van oxford (vK).huidige functie : battle Watch captain in de staf van de europese anti-piraterij operatie atalanta aan
boord van het portugese vlaggenschip alvares cabral.
20
LTZ2 CHRis ELiNgs msCgeboortedatum : 6 mei 1986 in dienst sinds : 18 augustus 2004opleiding : zeedienstopleiding en bachelor militaire systemen & technologie aan de nlda,
master in computer science aan de universiteit van oxford (vK).huidige functie : battle Watch captain in de staf van de europese anti-piraterij operatie atalanta aan
boord van het portugese vlaggenschip alvares cabral.
21
marineblad | maart 2013Redactie: Nina de Lange
Naam: maarten van schoorl
Geboortedatum: 4 maart 1986
In dienst: 2005
Huidige rang en functie: LTZA 2 /
cdt SOFSG, NLMARSOF
scriptie downloaden?
Ga naar www.kvmo.nl/2013
‘En mijn scriptiE is…’
Even voorstellenIn 2004 ben ik begonnen met de studie Business Logistics aan de HvA. Tijdens mijn propedeuse jaar heb ik ook gesolliciteerd bij de Koninklijke Marine en ben het jaar daarop opgekomen als adelborst voor de Zeedienst. Na de overstap gemaakt te hebben naar het Korps Administratie heb ik me gespecialiseerd in ketenlogistiek en kreeg ik de mogelijkheid om de Master Business Administration: Transport & Supply Chain Management te gaan volgen. Inmiddels ben ik werkzaam binnen NLMARSOF en geef daar leiding aan de Special Operations Forces Support Group (SOFSG). De SOFSG verzorgt 2e lijns logistieke ondersteuning van de speciale eenheden van het Korps Mariniers.
ik heb onderzochtIk ben op het onderwerp voor mijn scriptie gekomen tijdens mijn deelname aan de Tour For Life, voor het goede doel Artsen Zonder Grenzen. Tijdens deze acht dagen durende wielertocht vroeg ik me af op welke manier ik meer zou kunnen bijdragen aan het bieden van noodhulp aan mensen die getroffen zijn door een ramp. De logistieke master die ik op dat moment volgde bood mij de mogelijkheid om onderzoek te verrichten in het relatief nieuwe vakgebied, Humanitarian Logistics. Ik heb daarbij de volgende vraag centraal gesteld: op welke manier kunnen militaire organisaties effectief zijn in hun humanitair logistieke inspanningen, tijdens
internationale noodhulp operaties?
mijn ontdekkingenOm deze vraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden ben ik begonnen met een
literatuur onderzoek, waarin ik heb onderzocht welke aspecten van invloed zijn op de effectiviteit van militaire organisaties tijdens noodhulp operaties. Hierbij
heb ik zes onderling afhankelijke factoren kunnen identificeren, die de basis vormden voor mijn onderzoek.Vervolgens heb ik een casestudy uitgevoerd naar de humanitaire hulpverleningsoperatie die is uitgevoerd na de aardbeving in Haïti (2010), waarbij ik heb me gefocust op het leveren van noodhulp in verstedelijkte gebieden met veiligheidsrisico’s. Ik heb daarbij in het algemeen de
interactie tussen de verschillende partijen, maar meer specifiek de inzet van Nederlandse militaire eenheden onderzocht.
Door de literatuur en casestudy te combineren, ben ik tot de conclusie gekomen dat militaire organisaties alleen effectief kunnen zijn in hun humanitair logistieke inspanningen, wanneer ze daadwerkelijk volgens humanitaire principes opereren en
hun (complementerende) inzet coördineren met andere aanwezige actoren. Vanwege hun specifieke en grote aantal middelen waarover militaire organisaties snel kunnen
beschikken, zijn ze vooral in de eerste tien dagen na een ramp het meest effectief.
conclusiesDe resultaten van dit onderzoek dragen bij aan een beter inzicht in de factoren die van
invloed zijn op de effectiviteit van militaire organisaties tijdens noodhulp operaties. Op deze manier kan de Nederlandse krijgsmacht zich beter voorbereiden op
toekomstige noodhulpverlening. Wanneer ook tijdens een dergelijke operatie een continue evaluatie plaatsvindt van de juistheid en
tijdigheid van de inzet, kan dat de effectiviteit alleen maar vergroten. Het humanitaire doel van de operatie dient daarbij
te allen tijde te prefaleren.
in deze rubriek presenteren pas afgestudeerde
marineofficieren hun scriptie. Deze keer komt
maarten van schoorl aan het woord, met zijn scriptie ‘natural disaster
response in urban contexts’.
<
22
Dr. Alan Lemmershistorie
de Nederlandse Admiraliteitssteden 1573-1795
De Nederlandse marine-organisatie is vanouds nauw met de Nederlandse samenleving vervlochten. Dit is terug te voeren tot de hechte band met lokale gemeenschappen tijdens haar ontstaan en gedurende de eerste eeuwen van haar bestaan. In het kader van de viering van haar 525-jarig bestaan heeft de Koninklijke Marine dit jaar de banden met de voormalige admiraliteitssteden weer aangehaald.
> H. Schouten, ’s Lands werf
te Amsterdam, 1760. Archief
Rijksbouwmeester. (foto NIMH)
Jubileumlogo 525 jaar Koninklijke
Marine. >
Hiervoor zijn alle steden aangemerkt waar ooit een raad ter admiraliteit, al was het maar voor korte tijd, zijn zetel heeft gehad. Dat zijn Veere, Vlissingen, Middelburg, Delft, Rotterdam, Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen,
Dokkum en Harlingen. Met festiviteiten ter plaatse – vlootbezoeken en mini-vlootdagen, optredens van de Marinierskapel, filmvoorstellingen, demonstraties van de mariniers e.d. – worden de historische banden van de zeemacht met de stad gevierd. In het navolgende wordt, zonder daarbij in overvloedig detail te treden, nagegaan wat de admiraliteitszetel voor de diverse steden heeft betekend en in hoeverre de sporen daarvan nog in het heden te traceren zijn.
marineblad | september 2013
232323
de oorsprong van de ‘admiraliteit’De oorlogvoering op zee was oorspronkelijk geen structurele overheidsaangelegenheid: aanvankelijk regelden de kooplieden zelf de verdediging van hun schepen tegen piraten of vijandelijke kapers door ze in vlootverbanden te organiseren onder de aanvoering van een ‘admiraal’, een praktijk die de graven van Vlaanderen in de veertiende eeuw overnamen voor hun expedities te water. De vorsten maakten dan gebruik van middelen die edelen, steden en/of kooplieden ter beschikking stelden, zoals schepen, scheepsbewapening en scheepsbemanningen. Het bleef voorlopig echter bij tijdelijke regelingen, tot op 8 januari 1488 de toenmalige heerser over de Nederlanden, de Habsburgse aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519), een Ordonnantie op de Admiraliteit uitvaardigde, waarmee het admiraalsambt voor de Nederlanden formeel en permanent werd vastgelegd. 8 januari 1488 wordt daarom in dit jubileumjaar aangehouden als de stichtingsdatum van de Nederlandse marine.
Het Veerse geslacht Van Borselen had in het verleden al menig tijdelijke admiraal voortgebracht en daarom werd Veere als vlootbasis en zetel van de admiraliteit aangewezen. De stad kan dan ook met enig recht aanspraak maken op het predikaat ‘bakermat van de Nederlandse zeemacht’. Het gezag van de nieuwe admiraliteit werd echter van meet af aan betwist door de andere gewesten, vooral Holland. Daar wilde men de (zee-) zaken liever in eigen hand houden, omdat er belangrijke rechten en inkomsten aan kleefden, zoals het uitrusten van de oorlogsvloot op ’s konings kosten, de benoeming der zeeofficieren, het heffen van belastingen en het recht om kaperbrieven uit te schrijven en over de buit te beslissen.
In 1555 werden Spanje en de Nederlanden afgesplitst van het Oostenrijk-Habsburgse rijk en kwamen onder het bestuur van de Spaanse koning Filips II (1527-1598), wiens onbuigzame en wrede beleid in de Nederlanden veel kwaad bloed zette. In 1558 werd de graaf van Hoorne admiraal en verhuisde de admiraliteit naar Gent, maar Hoorne werd in 1568 te Brussel als opstandeling onthoofd. Inmiddels was de Opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse koning uitgebroken, ook wel bekend als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Daarmee verviel in de Noordelijke Nederlanden ook het centraal bestuur, waaronder de admiraliteit van de Spaanse koning, die intussen van Gent naar Duinkerken was verplaatst.
het ontstaan van de noord-nederlandse admiraliteitenDe val van Den Briel (1572) en de slag op de Zuiderzee (1573) betekenden het keerpunt in de strijd tegen de Spaanse overheersing. Na deze laatste slag probeerde Willem van Oranje (1533-1584) de zeestrijdkrachten van de opstandige gewesten, bestaande uit de Watergeuzen en stedelijke en particuliere vlooteenheden, in Delft onder één Admiraliteit van Holland te scharen. Deze Delftse admiraliteit was echter een zeer kort leven beschoren. Het gewest Holland was op dat moment in tweeën
gedeeld door de troepen van de Spaanse koning, die het gebied van Haarlem tot Amsterdam bezet hielden. De steden van het noordelijk deel weigerden daarom het bestuur van hun zeezaken met hun zuidelijke wederhelft te delen. En zo ontstonden in Holland twee afzonderlijke admiraliteiten: het Noorderkwartier met de zetel in Hoorn en de Maze (Zuid-Holland) met haar zetel in Rotterdam.
In Zeeland, waar Zierikzee, Vlissingen en Veere ieder een eigen zeemacht onderhielden, kwam het jaar daarop een provinciale admiraliteit tot stand. Amsterdam had zich in 1573 nog niet bij de opstand aangesloten. Dat gebeurde pas in 1578, waarna de stad in 1584 een eigen admiraliteit oprichtte. Het Noorderkwartier kon nog net voorkomen dat haar admiraliteit werd opgeslokt door dit machtige college, dat Amsterdam ‘door sinistere practycken’ in 1589 bij de Staten-Generaal erkend wist te krijgen. Met lede ogen moesten de Noord-Hollanders vervolgens aanzien hoe het gros der scheepvaartbelastingen naar het Amsterdams college vloeide, dat ook nog eens de brutaliteit had om in hun rechtsgebied te opereren en zo hun privileges met voeten te treden. De lezer zal begrijpen dat onder dergelijke omstandigheden het marinebestuur hopeloos verdeeld bleef. Pas in 1597 lukte het prins Maurits (1567-1625) om de kibbelende admiraliteiten, met behoud van zoveel mogelijk zelfbeschikkingsrecht, in één instructie onder de Staten-Generaal te scharen. Ook Friesland en Groningen kregen nu samen een eigen admiraliteit, zodat er vijf gewestelijke colleges ontstonden: Zeeland, de Maze, het Noorderkwartier, Amsterdam en Friesland.
De admiraliteiten moesten hun inkomsten zelf uit scheepvaartbelastingen halen, de zogenaamde ‘convooien en licenten’. Daarvoor hadden zij inningskantoren verspreid over het land. Zo had het Amsterdams college kantoren in Muiden, Harderwijk, Arnhem, Doesburg, Zutphen, ’s-Heerenberg en Vreeswijk. Probeerde iemand goederen zonder behoorlijke betaling te laden of te lossen, dan werden ze door de admiraliteit in beslag genomen. Dit ‘recht van recherche’ was niet altijd even duidelijk en meermaals is het voorgekomen dat in beslag genomen handelswaar aan de bedienden van de admiraliteit ‘met magt van volk ontweldigd’ werd. En al konden de lopende kosten door deze inkomsten gedekt worden, voor grote uitgaven zoals de scheepsbouw wendden de admiraliteiten zich geregeld tot de Staten-Generaal. Die spraken dan alle gewesten aan om bij te dragen, waar de landprovincies echter meestal weinig zin in hadden.
Hoewel de instructie van 1597 slechts bedoeld was voor één jaar, bleef zij tot het einde van de Republiek van
Met lede ogen moesten de Noord-Hollanders aanzien hoe het gros der
scheepvaartbelastingen naar het Amsterdams college vloeide
24
kracht. Bij de Bataafse Omwenteling in 1795 werden de regionale admiraliteiten afgeschaft en vervangen door een centraal marinebestuur. Hieruit is het negentiende- en twintigste-eeuwse Ministerie van Marine voortgekomen, dat in 1959 definitief opging in het Ministerie van Defensie.
de admiraliteitssteden in de zestiende en zeventiende eeuwIn de chaotische ontstaansfase van de Republiek zijn er nog andere admiraliteiten geweest dan de vijf die in de instructie van 1597 werden vastgesteld, zoals die van Duinkerken (tijdelijk Nederlands van 1579 tot 1583) en Oostende (1586-1587). De Provinciale Raad van Zeeland te Middelburg nam vanaf 1574 de Zeeuwse admiraliteitszaken waar, maar in 1576-1577 werd het prijzenhof voor de duur van een jaar in Vlissingen ondergebracht, waar het werd aangeduid als de “Raad ter Admiraliteit”. Meer aanspraak kan Vlissingen niet maken op de status “admiraliteitsstad”, maar tot 1795 was het wel de belangrijkste vlootbasis van de Zeeuwse admiraliteit; Veere raakte vanaf 1597 als vlootbasis steeds meer in onbruik.
De Admiraliteit van het Noorderkwartier was aanvankelijk in Hoorn gevestigd, maar vanaf 1597 zetelde de raad om de drie maanden ook in Enkhuizen. Het Noorderkwartier beschikte over drie vlootbases met werven: Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Hoewel de raad niet in Medemblik resideerde, was er wel een “admiraliteitshuis”.
De Friese admiraliteit werd in 1597 in Dokkum gevestigd, maar het dichtslibben van de toch al kleine haven noodzaakte een verhuizing naar Harlingen, waar de admiraliteit vanaf 1645 zetelde en haar walfaciliteiten had.Zoals gezegd genereerden de admiraliteiten, zeker in
de beginperiode, belangrijke inkomsten voor de lokale economie, reden waarom de steden zo op hun raad gesteld waren. Het krijgswezen op zee en de particuliere scheepvaart waren in deze tijd nog innig met elkaar vervlochten. De voornaamste taak van de admiraliteiten was de bescherming van de koopvaardij en de visserij
tegen de Duinkerker kaapvaart en de zeeroof, wat ze met relatief kleine schepen afkonden. Mondjesmaat bouwden ze ook grote “schepen van gewelt”, die ze echter vaak weer vrij snel verkochten om op de kosten van het onderhoud te besparen. In tijden van acute oorlogsdreiging – tot 1648 voornamelijk van Spanje – werd de oorlogsvloot aangevuld met een groot aantal als oorlogsschip uitgeruste koopvaarders, inclusief bemanning en gezagvoerder. De admiraliteiten hoefden zo in vredestijd geen kostbare vloot te onderhouden, terwijl de kooplui in oorlogstijd hun schepen aan de admiraliteiten verhuurden en zo geen inkomsten hoefden te derven.
In deze toestand kwam verandering met de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654), toen de geïmproviseerde vloot van de Republiek geen tegenstander bleek voor de gespecialiseerde Engelse oorlogsvloot. De Staten-Generaal gelastten de admiraliteiten nu veel meer echte oorlogsschepen te bouwen, die in vredestijd ook niet meer verkocht mochten worden. De kooplieden zagen zich daarop geconfronteerd met extra belastingen voor de bouw en het onderhoud van die vloot, terwijl de inkomsten uit de verhuur van hun schepen in oorlogstijd verdampten.
historie De Nederlandse Admiraliteitssteden 1573-1795
Balthasar Florisz. van
Berckenrode, Het Hof van
Zeeland te Middelburg, 1644.
(foto NIMH)
De admiraliteiten genereerden, zeker in de beginperiode, belangrijke inkomsten voor
de lokale economie
marineblad | september 2013
25
Deze omwenteling in het Nederlandse zeewezen voltrok zich in de daaropvolgende decennia en is in de geschiedenis van de admiraliteitssteden goed te volgen. In Amsterdam werd de admiraliteitswerf in 1655 van zijn krappe behuizing op het eiland Rapenburg verplaatst naar het nieuwe eiland Kattenburg, waar een groots complex verrees. Het Zeemagazijn dat daar toen werd gebouwd huist sinds 1972 het Scheepvaartmuseum, terwijl het Poortgebouw ernaast, dat de toegang tot de werf bood, tegenwoordig nog onderdeel is van het Marine-etablissement. De nieuwe werf telde drie hellingen voor linieschepen en twee voor fregatten. De Admiraliteit van Friesland breidde in de jaren 1650 zodanig uit dat het scheepmakersgilde in 1667 zelfs protest aantekende tegen de toestroom van emigranten door de toegenomen werkgelegenheid. In Rotterdam werd in 1660 het arsenaal van 1598 aan de Nieuwe Haven vervangen door nieuwbouw (de latere Marinierskazerne aan het Oostplein) en twee jaar later aangevuld met een tweede arsenaal. De werf aan de Nieuwe Haven werd ondertussen door de grote bedrijvigheid van koopvaardij en visserij in de nauwe grachten “zeer onvry” bevonden, zodat Hellevoetsluis aan de monding van het Haringvliet als vlootbasis en werf van uitrusting in gebruik werd genomen. Deze basis kreeg in 1654 ook een “admiraliteitsgebouw” en werd in 1665 van vestingwerken voorzien. In Rotterdam zelf verhuisde de werf van aanbouw omstreeks 1689 van de Nieuwe Haven naar het Reuzeneiland, met drie hellingen voor grote en een voor kleinere schepen. In Vlissingen werd in 1693 een groot marinedok aangelegd, en in 1705 het eerste droogdok in Nederland, ontworpen door een Engelsman.
Intussen vond in de admiraliteitsraden een mentaliteits-verandering plaats. Na de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) werd Engeland, de grootste handelsconcurrent van de Republiek, plots de belangrijkste politieke bondgenoot. Frankrijk, een van de meest winstgevende gebieden voor de Nederlandse handel, was nu de grote politieke vijand. De vloot diende voortaan de coalitiepolitiek met Engeland
en niet langer in eerste instantie de belangen van de handel. Kooplui en reders moesten bij de admiraliteiten bedelen om konvooibescherming. Tegelijk voltrok zich een proces van ‘aristocratisering’ van de regentenklasse, die zich steeds meer uit het actieve handelsleven terugtrok om zich uitsluitend toe te leggen op geld, politiek en bestuur. Deze veranderingen waren in het marinebestuur goed merkbaar: de raden ter admiraliteit waren niet langer vertegenwoordigers van de koopmansklasse, maar van de regentenklasse.
de admiraliteitssteden in de achttiende eeuwIn de meeste steden was de admiraliteit ondergebracht in de “Prinsenhof”, de verblijfplaats van de stadhouder als hij de stad bezocht. De “heren raden ter admiraliteit” vergaderden naar gelang de werkzaamheden vereisten of naar gelang hun interesse – sommige raadsleden kwamen zelden of nooit opdagen. De lopende zaken werden afgehandeld door de secretaris, de advocaat-fiscaal en de ontvanger-generaal. Hun functies waren zo lucratief en invloedrijk dat er grote interesse voor bestond bij lokale regentenfamilies. Afgezien van de hoogste ambten lag het aanstellingsrecht van de overige werknemers bij de heren raden. Voor alle ambten was veel belangstelling. De wijdvertakte organisatie (werven, havenfaciliteiten, inningskantoren etc.) bood bovendien gelegenheid tot verregaande corruptie. Eén van de meest gangbare praktijken was het doorverkopen van het ambt, waarbij de koper het werk deed en een deel van zijn loon afstond aan degene die nominaal het ambt bekleedde. Sommige ambten werden wel driemaal doorverkocht.
Door de voortdurende oorlogen tegen Frankrijk raakte de staatskas tegen het begin van de achttiende eeuw uitgeput, waardoor de subsidies aan de admiraliteiten werden opgeschort. Van 1700 tot 1780 kan men spreken van een periode van gestaag verval, al werden er wel enkele kwalitatieve verbeteringen doorgevoerd. Het bondgenootschap met Groot-Brittannië drukte op de zeehandel, die zich van wingebieden verstoken zag waar de Republiek zelf niet, maar de Britse bondgenoot wel mee in oorlog was, zoals Frankrijk en de Brits-Amerikaanse koloniën. In 1780 brak hierom de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) uit, wat meteen een koortsachtige bouwactiviteit op de admiraliteitswerven ontlokte. Opnieuw werden de walfaciliteiten belangrijk uitgebreid. Op de Amsterdamse werf groeide het aantal hellingen tot zeven en werd om het marinedok, dat veel last had van verzanding, een dijk aangelegd om het op diepte te kunnen houden. Door de verzanding van de Zuiderzee bij Pampus konden grote schepen Amsterdam al honderd jaar alleen nog bereiken in scheepskamelen, caissons waarmee de schepen omhoog gepompt werden. Het gemis van een goede uitvalsbasis en een veilige overwinteringshaven leidde tot de aanleg van een haven in het Nieuwe Diep bij Den Helder, waar al in 1787-1788 meer dan honderdvijftig schepen (ook van het Noorderkwartier, de VOC en particulieren) een veilige ligplaats vonden – evenwel zonder nieuwbouw- en herstelmogelijkheden: Amsterdam had geen zin in concurrentie.
Detailkaart van Dokkum, getekend door Nicolaas Geelkerken, met
daarop de Admiraliteit van Dokkum, 1616. (foto streekmuseum Het
Admiraliteitshuis, Dokkum)
De Nederlandse Admiraliteitssteden 1573-1795historie
26
In Rotterdam verrees in 1785-1795 een groot nieuw magazijn voor scheepsbouwbehoeften, het ‘Admiraliteitsgebouw’, en werd het oude arsenaal door nieuwbouw vervangen. In Harlingen waren al nieuwe magazijnen gebouwd na een grote brand in 1771, maar in 1781-1782 werd de werf bovendien van één enkele helling uitgebreid tot vier, met een nieuwe timmerloods, sloepenloods en mallenzolder. Voor grote schepen moest de Zuiderhaven worden uitgediept en verbreed, een grootscheepse onderneming die de Harlingers, ondanks tegenslagen, in zes maanden volbrachten. Aanpassing van de havenbrug werd daarbij echter over het hoofd gezien, zodat in 1786 twee nieuwgebouwde linieschepen, die de Staten-Generaal aan de Franse koning cadeau wilden doen, de haven niet uit konden. Inmiddels was de admiraliteit dermate verpauperd, dat het de kosten voor het alsnog verbreden van de brug niet kon opbrengen. De schepen zijn ter plaatse gesloopt.
het einde van de admiraliteitenIn 1795 werd de Republiek door de revolutionaire Fransen overrompeld en vluchtte stadhouder prins Willem V naar Groot-Brittannië. Het oude bestel werd vervangen door de ‘Bataafse Republiek’, waarbij onder meer de gewestelijke admiraliteiten werden afgeschaft en vervangen door een centraal bestuur in Den Haag. Vooralsnog hield men vast aan de oude walfaciliteiten, maar met het Koninkrijk der Nederlanden (1815) trad een geleidelijke doch onvermijdelijke versobering in.
De Harlingse werf was al vanaf 1795 niet meer in gebruik en na 1813 werd ook de haven niet langer als vlootbasis aangehouden. Wegens infrastructurele problemen
(verzanding, paalworm) had de Admiraliteit van het Noorderkwartier zijn nieuwbouw vanaf het derde kwart van de achttiende eeuw al grotendeels aan Amsterdam overgelaten; de werven te Hoorn en Enkhuizen bleven tot 1830 nog kleine zeilschepen en sloepen bouwen, maar werden in 1830 afgeschaft. In de Franse tijd was nog flink geïnvesteerd in de Medemblikse haven met de aanleg van een kielkade en een nat dok en van 1829 tot 1850 huisde
er het Koninklijk Instituut voor de Marine, maar daarna werd ook Medemblik voor marinegebruik afgeschreven.De Rotterdamse werf werd na 1795 voortgezet als Landswerf en daarna Rijkswerf, maar werd in 1850 gesloten. Alle gebouwen zijn bij het bombardement van Rotterdam in mei 1940 verdwenen. Toch behield Rotterdam een nauwe band met de Koninklijke Marine als mariniersstad, met als hoofdkwartier de Van Gendtkazerne.
Middelburg was zonder raad van geen betekenis meer voor de marine. Vlissingen werd als vlootbasis gehandhaafd, maar de bouwactiviteiten werden onder het Franse bestuur naar Antwerpen verplaatst. In 1814 werd de Antwerpse werf ontmanteld en naar Vlissingen overgebracht. De Rijkswerf van Vlissingen was tot zijn sluiting in 1868 de tweede grootste werf van de Koninklijke Marine. Van 1914 tot 1924 deed Vlissingen nog korte tijd dienst als onderzeebootbasis, maar de stad behield zijn band met de marine vooral door de
De Nederlandse marine kende na 1795 feitelijk geen admiraliteit meer
Pentekening van de oprichting van het College van gecommitteerde Raden der Admiraliteit te Hoorn in 1573. (foto NIMH)
marineblad | september 2013
27
Koninklijke Maatschappij De Schelde (KMS), in 1875 mede opgericht door de directeur scheepsbouw van de Koninklijke Marine, B.J. Tideman (1834-1883). Als Damen Schelde Naval Shipbuilding is dit bedrijf tegenwoordig nog de enige Nederlandse werf die schepen aan de Koninklijke Marine levert. De voorgenomen verhuizing van de opleidingen van het Korps Mariniers naar Vlissingen zal de band van de stad met de marine opnieuw versterken.
De Amsterdamse werf bleef na 1795 de belangrijkste in het land en na de sluiting van Vlissingen in 1868 zelfs de enig overblijvende werf van aanbouw in het bezit van de Koninklijke Marine. In deze tijd werd de werf door Tideman volledig getransformeerd voor de bouw van pantserschepen. De werf kon echter de groei van de oorlogsschepen niet bijhouden en moest in 1915 zijn poorten sluiten, waarna de nieuwbouw geheel bij de particuliere scheepsbouw werd ondergebracht. Het marineterrein op Kattenburg bleef voor de Koninklijke Marine behouden als Marine-etablissement, terwijl Den Helder de functie van vlootbasis overnam.
De Nederlandse marine kende na 1795 feitelijk geen admiraliteit meer. Wel stelde de Marinestaf in 1945 met enkele andere afdelingen een overleg in, dat de ‘Admiraliteitsraad’ werd genoemd. Het nieuwbouwcomplex van de Koninklijke Marine op de Frederikkazerne in Den Haag kreeg bij de opening in 1983 de naam ‘het Admiraliteitsgebouw’. Bij de verhuizing van de Marinestaf naar Den Helder in 2005 is het naambord van het gebouw meegenomen en siert daar nu de zetel van de Commandant der Zeestrijdkrachten.Omdat Den Helder in de strikte zin van het woord echter
nooit een admiraliteitsstad is geweest, is de huidige vlootbasis in bovengenoemd overzicht niet aan bod gekomen. Afgezien van Vlissingen, Rotterdam en – nu nog – Amsterdam heeft de Koninklijke Marine in de dagelijkse praktijk nog nauwelijks met zijn oude wortels te maken. Met de voorgenomen afstoting van het Marine-etablissement Amsterdam zullen de banden met de hoofdstad ook louter historisch worden. Maar deze historie, evenals die van de relatie van de vloot met de andere steden, is zo rijk, dat zij onze blijvende aandacht verdient. <
dr. a.a. (alan) lemmers is verbonden aan het nederlands instituut voor militaire historie (nimh) te den haag.
Jan Wagenaar, Admiraliteitshof of Prinsenhof te Amsterdam. Uit: Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen…, dl. 2, 1761. (foto
NIMH)
aanbevolen literatuur:• J.R. Bruijn, Varend verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17e
en 18e eeuw (Amsterdam, 1998).• J.R. Bruijn, ‘Mercurius en Mars uiteen. De uitrusting van de
oorlogsvloot in de zeventiende eeuw’, in S. Groenveld, M.E.H.N. Mout en I. Schöffer (red.), Bestuurders en geleerden (Amsterdam, 1985).
• G.I.W. Dragt, De admiraliteit in Dokkum, 1597-1645 (Dokkum, 2012).• Johan E. Elias, Schetsen uit de geschiedenis van ons zeewezen, 1 (Den
Haag, 1916).• J. de Hullu, Inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges,
1586-1795 (Den Haag, 1924).• Alan Lemmers, Van werf tot facilitair complex: 350 jaar
marinegeschiedenis op Kattenburg (Den Haag, 3de druk, 2011).• Thea Roodhuyzen, De Admiraliteit van Friesland (Franeker, 2003).• Louis Sicking, Zeemacht en onmacht. Maritieme politiek in de
Nederlanden 1488-1558 (Amsterdam, 1998).• Adri P. van Vliet, ‘Van “wangedrogt” naar Comité: de Zeeuwse marine-
organisatie (1572-1795)’ in J.R. Bruijn, A.C. Meyer en A.P. van Vliet (red.), Marinekapiteins uit de achttiende eeuw. Een Zeeuws Elftal (Den Haag / Middelburg, 2000).
28
Ben jij de maritieme innovator van de toekomst?
Van Hengel-Spengler prijsPrijs van de Koninklijke Marine voor de beste operationele innovatie
door jonge studenten
De Van Hengel-Spengler prijs past bij het innovatieve karakter van de Koninklijke Marine en wordt voor het eerst uitgereikt in het jaar dat de zeemacht 525 jaar bestaat. De prijs is vernoemd naar twee
marineofficieren die begin 20e eeuw de basis legden voor het vercijferen van berichten via een roterende machine. Uit dit idee is de beroemde Duitse ‘Enigma’ machine voortgekomen, die weer heeft geleid tot inspanningen aan Engelse zijde om de vercijfering te doorbreken. De Engelse geleerde Alan Turing ontwikkelde op basis hiervan de concepten van een computer.
deelnameDeelname aan de prijs staat open voor studenten tot 35 jaar die hun onderzoek hebben verricht in het kader van een algemene studie, vakopleiding of vervolgstudie in een maritiem vakgebied op WO of HBO niveau. Het onderzoek moet – kunnen – leiden tot nieuwe inzichten, concepten of innovaties die bijdragen aan het verbeteren van de operationele inzet van marine-eenheden.
juryDe onafhankelijke jury zal bestaan uit maritieme deskundigen van de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Twente, het ‘Maritime Research Institute Netherlands’, de Nederlandse Defensie Academie en de Koninklijke Marine. De jury beoordeelt de binnengekomen voorstellen en kan aanvullende informatie opvragen of desgewenst externe expertise inschakelen voor de beoordeling.
Win een mastersDe beste operationele innovatie wordt beloond met deelname aan de masterstudie ‘Onderhoud en Operationele inzet’ bij de faculteit Militaire Systemen en Technologie op Het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder. Daarnaast ontvangt de winnaar het symbolische bedrag van €525,-, waarmee de link naar 525 jaar zeemacht wordt gelegd. De prijs wordt uitgereikt door de Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Matthieu Borsboom, tijdens het Maritime Awards Gala. De winnaar wordt hiervan tijdig op de hoogte gesteld.
indiening van voorstellenMaritieme studenten kunnen zich tot uiterlijk 01 oktober aanmelden. Bij de aanmelding dienen de volgende gegevens bekend te worden gesteld: - personalia van de kandidaat- studie in het kader waarvan het onderzoek is gedaan- omschrijving (maximaal 150 woorden) van het
onderzoek- periode waarin het onderzoek is uitgevoerd- toepassing van het onderzoek in de praktijk- de toegevoegde waarde voor de operationele inzet op
militair-maritiem gebied
U kunt uw inzendingen richten aan:Kapitein-ter-zee Eugene Pelp.a.: d.grandadam@mindef.nl+31 70 3162704http://www.maritime-awards.nl
Tijdens het Maritime Awards Gala 2013 wordt voor het eerst de Van Hengel-Spengler prijs van de Koninklijke Marine uitgereikt. De prijs is ingesteld voor de beste operationele innovatie door jonge studenten. Inschrijven kan tot 01 oktober 2013.
kvmo zaken
29
30 september 2013
KIM-KVMO concertOp maandag 30 september vindt het jaarlijkse KIM-KVMO concert plaats, bij het KIM in Den Helder. Het harmonieorkest Winnubst, onder leiding van dirigent Bert Willemsen, brengt ook dit jaar een gevarieerd programma met zowel lichtklassieke als jazzy muziek.
Met als kers op de taart een aantal feestelijke nummers die het 525-jarig jubileum van de Koninklijke Marine luister bijzetten.
Het concert begint om 20.00 uur. Wie dit – gratis – concert wil bijwonen, wordt gevraagd zich via de mail aan te melden: mh.bosse@mindef.nl
10 oktober 2013
KVMO 64-jarigendagop donderdag 10 oktober 2013 vindt de Kvmo 64-jarigendag plaats bij het evenementen centrum van het marine-etablissement in amsterdam.
De KVMO organiseert jaarlijks deze informatiedag onder het motto: “Van UKW naar pensioen”. Deze dag is speciaal voor postactieve leden en elders actieve leden van 64 jaar, die binnen 12 maanden met pensioen gaan. Ook hun partners zijn op deze dag van harte welkom.
Doelstelling van deze dag is het informeren van de deelnemers over alle onderwerpen die relevant zijn bij het passeren van de pensioengerechtigde leeftijd. Ook wordt in een van de presentaties een beeld geschetst van de stand van zaken bij de Koninklijke Marine. Daarnaast biedt deze dag de mogelijkheid oud-marinecollega’s en hun partners weer te ontmoeten. Natuurlijk wordt op deze dag ook de traditionele nasimaaltijd genoten. Na de lunch wordt een vaartocht gemaakt door het oostelijk havengebied van Amsterdam.
geen uitnodiging ontvangen?De uitnodigingen voor deze dag zijn inmiddels verzonden; mocht u nog geen uitnodiging hebben ontvangen en wel in aanmerking denken te komen voor het bijwonen van deze dag, neemt u dan uiterlijk 16 september contact op met het secretariaat van de vereniging: tel. 070-383 9504 of per e-mail: info@kvmo.nl
Scan de code of ga naar www.kvmo.nl/64-jarigendag waar
de uitnodigingsbrief, inclusief programma en routebeschrijving,
kan worden gedownload.
ReünieVoor een reünie van de a856 hr. ms. mercuur zijn we op zoek naar oud-collega’s, die in de periode 1972 tot 1987 aan boord geplaatst zijn geweest.
De reünie wordt gehouden aan boord van museumschip- Mercuur te Scheveningen op zaterdag 24 mei 2014. De dag begint om 10.00 uur.
Opgave via mail: reuniea856@hotmail.com Na ontvangst van je mail ontvang je een bericht terug met verdere gegevens.
Geen internet…?Rob van Dijk 06 20047594 Sijbrand Vermeulen 06 28445864
marineblad | september 2013
kvmo zaken
30
Direct of indirect worden we allemaal geconfronteerd met grote internationale verschuivingen van kapitaal, arbeid en innovatie die in schijnbare stilte plaatsvinden. Studies geven aan dat in 2040 China de Verenigde Staten zal zijn voorbijgestreefd in termen van economische macht. Geldt dat ook voor haar militaire macht? Wat zijn de visie en strategie vanuit academisch, politiek, economisch en militair maritiem perspectief hierop?
De Johan de Witt lezing kent dit jaar drie thema’s. Ten eerste zal dieper worden ingegaan op de ambities van China in een multipolaire wereld. Ten tweede zullen de sprekers ingaan op de implicaties van deze machtsverschuiving voor Europa en in het bijzonder voor Nederland. Ten derde zal, getrouw aan onze hoofddoelstelling, onderzocht worden op welke wijze de invloed van bestuur en leiderschap hierin tot uiting komt. Deze thema’s worden door de moderator jeroen de jonge msc. (tno) langs een viertal lijnen uitgewerkt.
1. dr. jonathan holslag , research fellow verbonden aan het biccs (brussels institute of contemporary chinese studies) van de universiteit van brussel zal vanuit zijn academisch perspectief een presentatie geven over de rol en ambitie van China in de wereld.
2. professor doctor rob de Wijk, directeur hcss en hoogleraar internationale betrekkingen aan de campus den haag van de universiteit leiden zal vanuit politiek-strategisch en economisch perspectief ingaan op de ontwikkelingen in de Indische Oceaan.
3. schout bij nacht ben bekkering, Koninklijke marine, voormalig commandant anti piraterijmissies ocean shield 2012 zal vanuit de militair-maritieme praktijk een vertaling naar de maritieme praktijk tijdens de anti-piraterij missies rond Somalië geven.
4. de heer tung man ching, generaal buiten dienst en voormalig hoofd militaire inlichtingen dienst van de volksrepubliek china zal vanuit Chinees perspectief een uniek zijlicht kunnen werpen op de ontwikkelingen tussen Oost en West.
De lezing biedt de leden van KIMav, haar introducés en leden van de KVBK een uniek kijkje in maritieme diplomatie, internationale betrekkingen, geopolitieke ontwikkelingen en vooral in de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de Nederlandse maritieme visie en economische kansen. Uiteraard zijn ook academici, leden van het Maritiem Kenniscluster, commandanten en afdelingshoofden van de Operationele Commando’s en de politieke en ambtelijke top van Defensie en Buitenlandse Zaken uitgenodigd.
datum: 14 november 2013
programma:• 13.00-13.30 ontvangst met koffie• 13.30-17.30 lezingen en forumdiscussie in twee blokken
met pauze• 17.30-18.30 borrelen/netwerken• 18.30-20.00 blauwe hap• 20.00-21.00 after meeting in Longroom VGKAZ
locatie : Van Ghent Kazerne, Toepad 1, Rotterdam Kosten : € 25,00 ppaanmelden: : Leden KIMav via website: www.kimav.nl en
leden KVMO via de eigen organisatie (info@kvmo.nl)
M e d e d e l I N G
In de Algemene Ledenvergadering op 14 juni 2013 hebben de leden van O.L.T.C. Animo besloten om ‘alle hens’ te gaan en om de naam te veranderen naar Marine Tennis Club (MTC) Animo. Dat betekent vanaf nu dat iedereen werkzaam bij Defensie,
106-Jarige O.l.T.C. Animo gaat Alle Hensburger en militair, ongeacht rang of stand, lid kan worden van MTC Animo. Het tennispark van Animo bevindt zich aan de Hoofdgracht nabij het Marinemuseum in Den Helder.Voor meer informatie zie: www.mtcanimo.nl
Herinneringsboek dolfijn’s odyssee naar Nederlands Nieuw-Guinea (24 januari-22 november 1962)
Op woensdag 29 mei jl. is het eerste exemplaar van het herinneringsboek over de wereldreis met Hr. Ms. Dolfijn (3) in 1962, door de toenmalige commandant de KTZ b.d. Just Roele aan de Groepsoudste Onderzeedienst, KTZ Marc Elsensohn aangeboden. Bij de plechtigheid in gebouw Waalhaven aan de Nieuwe Haven te Den Helder waren 45 oud-bemanningsleden en hun partners
aanwezig. Het boek is samengesteld door KTZ b.d. Hans van den Bos, voormalig Oudste officier Hr. Ms. Dolfijn. De eerste oplage (170 exemplaren) is nagenoeg uitverkocht. De prijs van een tweede druk (inclusief verpakking- en portokosten in Nederland) bedraagt bij een minimale bestelling van 30 exem-plaren € 42,00 per boek. Het boek kan besteld worden via H. van den Bos, e-mail: hvandenbosztmr@hetnet.nl
a continental shift of power and influence: What does managing this transition mean for europe, the
netherlands and its maritime interests in particular?
Vierde Johan de Witt lezing van de
east Meets West… or east Beats West?
de Koninklijke vereniging van marineofficieren
Ere-leden:KTZT b.d. ir. S.J.J. Hoffmann KOLMARNS b.d. A.H.P. Knoppien KTZ b.d. L.J.M. Smit KTZA b.d. drs. T.G.D. Steenbeek
Hoofdbestuur:Voorzitter:KLTZ ing. M.E.M. de Natris Vice-voorzitter:LTKOLMARNS J. de Wolf MSc. Secretaris:LTZ 2 OC M.M.H. Heijligers Penningmeester:KLTZA H.M.J. van de Burgt
Namens Afdeling NoordKLTZE ing. F.J.J. Schoonhoff Namens Afdeling MiddenKLTZT T.S. van Tongeren Namens Afdeling ZuidKLTZ b.d. K.F.J. Henkelman Namens Werkgroep PostactievenKTZA b.d. P.J.G. van Sprang Namens Werkgroep Elders ActievenMAJMARNS KMR drs. H. Steensma Namens Werkgroep JongerenLTZA 2 OC drs. T.R. Timmerman
Afdelingsbesturen:Noord:KLTZE ing. F.J.J. Schoonhoff KLTZ P.J. van MaurikLTZVK 2 OC b.d. H.T. van
LTZSD1 b.d. mw. A.L.P. Vrijburg LTZE 2 OC dr. ir. W.L. van Norden
Midden:KLTZT T.S. van TongerenKLTZE ir. J.J. Bleijs KLTZ b.d. J. de JongeKTZA b.d. P.J.G. van Sprang
Zuid:KLTZ b.d. K.F.J. Henkelman maj KL b.d. P. van der Laan KLTZSD A.J. Zwiers KLTZA b.d. P.A. BronsKLTZT T.S. van Tongeren
Caribisch Gebied:KLTZA drs. P.J. van RoonWilgenburg
Adres secretariaat:Wassenaarseweg 22596 CH Den HaagT : 070-3839504F : 070-3835911E : info@kvmo.nlW : www.kvmo.nl
De KVMO heeft een samenwerkingsverband met Onderlinge Bijstand (www.onderlingebijstand.nl). Voor nadere informatie of het verkrijgen van aanvraagformulieren kunt u contact opnemen met het secretariaat KVMO.
(postactieven)
marineblad | september 2013
IN MeMORIAM
Het hoofdbestuur van de KVMO heeft de droeve plicht u in kennis te stellen van het overlijden van:
MAJMARNS b.d. r.W.c. doolaard († 16 augustus 2013)LTZVK 2 b.d. h.p. santé († 10 augustus 2013)
Mevrouw s.e. lind-cocheret de la moriniere († 30 juli 2013)LTZE 1 b.d. b.h.m. belderbos († 10 juli 2013)
Mevrouw l. houweling-van domburg († juli 2013)KLTZ b.d. h.g. Kromhout († 14 juni 2013)
LTZ 2 OC b.d. W. eikelenboom († 17 mei 2013)KLTZ b.d. p.j. muller († 6 mei 2013)
Wij betuigen de nabestaanden onze deelneming en wensen hun veel sterkte toe
de deadline voor aanleveren van Kopij voor de rubrieK Kvmo-zaKen voor het septembernummer is 5 september 2013.
Afdelingsactiviteiten 2013
3 sept
1 okt
5 nov
3 dec
10 sept
8 okt
12 nov
10 dec
postactieve bijeenkomsten
Locatie : Marineclub,
Den Helder
Aanvang : 17.30 uur
afdelingsvergaderingen met aansluitend borrel
Locatie : Frederikkazerne, toren D, 5e verdieping
(VIP room), Den Haag.
Tijd : 16.00-18.00 uur
19 sept
27 okt
21 nov
13 dec
dag georganiseerd door de belgische collegae
(Kveo)
Locatie en aanvang n.o.t.g.,
zie www.kvmo.nl/afdelingsactiviteiten
mosselmaaltijd (Kvmo)
Locatie : de Merelhoeve
Aanvang : 18.00 uur
borrel met lezing dhr. sakkers over geëxecuteerden
Woii op Walcheren (Kveo)
Locatie : de Merelhoeve
Aanvang : 17.00 uur
Winterfeest (Kvmo)
Locatie : de Merelhoeve
Aanvang : 18.00 uur
afdeling noord afdeling zuid
afdeling midden
31
Herinneringsboek dolfijn’s odyssee naar Nederlands Nieuw-Guinea (24 januari-22 november 1962)
Opmerking: alle activiteiten staan open voor KVMO leden,
ook als een andere vereniging de organisatie verzorgt.
Zr. Ms. Amsterdam brengt drugsroute in kaart
Medio augustus heeft Zr. Ms. Amsterdam de drugssmokkelroute ‘Highway 10’ tussen West-Afrika en Zuid-Amerika in kaart gebracht. Dat gebeurde op verzoek van de Europese counterdrugsorganisatie Maritime Analysis and Operations Centre-Narcotics in Lissabon.
Steeds meer drugs bereiken de Europese markt via de Afrikaanse westkust. Koeriers maken dan vaak gebruik van het kortste oversteekpunt over de 10e breedtegraad, ook wel bekend als ‘Highway 10’. (bron: ministerie van Defensie)