Post on 24-May-2021
1
REIZIGERS DOOR DE EEUWEN HEEN
Esther de Groot
Egypte fascineert al eeuwen lang reizigers, onderzoekers, handelaren, verzamelaars en
archeologen. De vele monumenten en geschriften die zijn overgeleverd spreken bij velen tot de
verbeelding. De wijze waarop men met dit erfgoed omging en hoe men over de Faraonische
cultuur dacht is door de eeuwen heen echter aan verandering onderhevig geweest. In dit artikel
wordt vanaf de Grieks-Romeinse periode tot aan de vondst van het graf van Toetanchamon
besproken met welke motieven reizigers Egypte bezochten.
GRIEKS-ROMEINS EGYPTE
Griekse reizigers zagen Egypte als de bakermat van
hun eigen civilisatie. Men keek daarom met veel
interesse en waardering naar het land en haar
geschiedenis. De meest belangrijke reiziger uit deze
periode is Herodotus, die rond 460-455 voor Christus
Egypte bezocht. In negen volumes beschreef hij als
een van de eerste reizigers systematisch het land.
Reizigers die na hem kwamen volgden vaak in zijn
voetstappen en kopieerden zijn passages in hun eigen
reisverslagen. Omdat Herodotus in zijn Historiën niet
vies was van het gebruik van mythes en folklore was
het onvermijdelijk dat ook deze onjuiste passages
voor lange tijd werden gekopieerd door latere
reizigers. Hoewel Historiën af en toe met een korreltje
zout gelezen dient te worden geldt het tot op heden
nog steeds als een van de meest waardevolle
verslagen. Herodotus en andere reizigers uit deze
periode staan immers het dichtste bij de cultuur
waarvan ze de monumenten beschrijven en geven
daarmee een waardevolle blik op de monumenten en samenleving weer.
Vanaf 30 na Christus kwam het toerisme goed op gang toen Egypte als provincie deel
uitmaakte van het Romeinse Rijk. Interesse in Egypte was er voornamelijk vanuit een politiek
oogpunt en vanwege haar grondstoffen. De veiligheid die het Romeinse Rijk bood maakte dat
er veel gereisd werd door de elite. Naast politieke en economische redenen reisde men ook
naar Egypte voor het verkrijgen van onderwijs, vermaak en de zoektocht naar verlichting.
Vooral Alexandrië had een internationale reputatie als het centrum voor geneeskunde en
wetenschap.
CHRISTELIJK EGYPTE
Vanaf de eerste eeuw na Christus begon het christendom steeds grotere vormen aan te
nemen in Egypte. In Alexandrië ontstond er zelfs een kleine christelijke congregatie die in
opstand kwam tegen de aanbidding van de keizer. In 313 na Christus erkende Keizer
Buste van Herodotus, Wikimedia
commons.
2
Constantijn de Grote het christendom als de officiële religie van het Romeinse Rijk. Vanaf de
vierde eeuw na Christus zien we dat de teksten niet langer in het Grieks, maar ik het Koptisch
geschreven werden. Heremieten trokken zich terug in de woestijn en kloosters verschenen
door het hele land. Toen het Romeinse Rijk in 476 na Christus viel verdween daarmee ook de
interesse in het oude Egypte. Terwijl de Romeinen geïnteresseerd waren in de faraonische
cultuur, duldde het nieuwe geloof de oude religie niet. Tempels werden gesloten en vaak
opzettelijk beschadigd. De stenen van de tempels werden hergebruikt, sommige tempels
werden bewoond en anderen verdwenen onder het zand. In tegenstelling tot de Grieks-
Romeinse periode zijn er weinig reisverslagen van westerlingen die het land en haar
monumenten beschrijven. De enkelingen die Egypte wel bezochten en beschreven deden dit
vanuit een christelijk perspectief en zonder de intentie kennis te vergaren over faraonisch
Egypte. Een van de overgebleven verslagen is opvallend genoeg van een vrouw, genaamd
Egeria. Zij was een vrome dame die in de tweede helft van de vierde eeuw Egypte bezocht
met als doel het verifiëren en interpreteren van de Bijbel. Waar zij oog in oog kwam te staan
met faraonische monumenten beschreef ze dit vanuit een geheel christelijk zienswijze. Over
twee beelden die naar alle waarschijnlijkheid een farao verbeeldden schreef ze: ‘Nu is daar
niets anders behalve een geweldig blok steen uit Thebe, waarin twee enorme beelden zijn
uitgehouwen. Ze zeggen dat die heilige mannen voorstellen, te weten Mozes en Aäron. Want
ze zeggen dat de kinderen van Israël die ter ere van hun hebben opgericht.’
ARABISCH EGYPTE
In de zevende eeuw na Christus werd Egypte veroverd door de Arabieren en werd het samen
met Mekka en Jerusalem een belangrijke bestemming voor islamitische reizigers. Bovendien
maakte veel islamieten uit Spanje en Noord-Afrika tijdens de Hadj een tocht door Egypte om
via de Rode Zee op het Arabisch Schiereiland te komen waar ze aankwamen in Djedda. Tevens
trok het land veel islamitische toeristen die kwamen voor de handel, diplomatieke missies of
vermaak. Geleerden kwamen voor kennis naar de religieuze centra in Alexandrië, Qus en
Aswan. Al-Maqrizi geldt als een van de belangrijkste beschrijvers van Egypte. Zijn
topografische en historische beschrijving van Egypte werd eind negentiende eeuw zelfs in het
Frans vertaald door Urbain Bouriant als Description topographique et historique de l’Égypte.
De moslims hadden een zeker respect voor de oud Egyptische cultuur, maar begrepen deze
niet. Nu er niemand meer leefde die de hiërogliefen, het hiëratisch of het demotisch kon
lezen dacht men dat de faraonische monumenten waren gebouwd door magiërs of reuzen.
De moslims waren fervente schatzoekers. In de vijftiende eeuw bereikte het schat zoeken zijn
piek, en werd er zelfs belasting over geheven. Ook werden er handboeken uitgegeven over
hoe het best te werk te gaan.
Christelijke toeristen werden in deze periode niet met open armen welkom geheten. Degenen
die het wel lukten Egypte te bezoeken bekeken de monumenten allemaal vanuit een bijbels
oogpunt. In Europa was er dan ook bijna geen informatie beschikbaar over Egypte, op de
verhalen van teruggekeerde kruisvaarders na. Boeken over Egypte stonden vaak vol met
fouten, verzinsels en mythen. Pas vanaf de veertiende eeuw kwamen er veel christelijke
pelgrims naar Egypte. Vooral de heilige plaatsen en kloosters in de Sinaï woestijn en de rest
van Egypte waren geliefde bestemmingen.
3
OTTOMAANS EGYPTE
Nadat Egypte door de Ottomaanse Selim I werd veroverd in 1517, ontstond er een nieuwe
golf toerisme. Selim I beloofde bescherming aan alle non-Moslims in het land, en maakte het
daarmee relatief veilig om in Egypte te reizen. Pelgrims, handelaren en diplomaten trokken
wederom naar Alexandrië, om vanuit daar door te reizen naar de rest van Egypte.
Wetenschappelijke verlichting stond in eerste instantie niet hoog op het lijstje. Het maken van
winst door de verkoop van poeder gemaakt van mummies was echter erg populair. Men
geloofde dat de bitumen die tijdens de mummificatie gebruikt werd een zeer werkzaam
middel was tegen allerhande kwaaltjes. Mummies werden op grote schaal geroofd en
vernietigd, en als deze op waren werd er gewerkt met de lijken van recent overledenen.
Al snel ontstond er echter, onder invloed van de Renaissance, een grote interesse in de
diversiteit van de mensheid en hiermee ook een vernieuwde interesse in de Egyptische
geschiedenis. De Groothertog van Florence Cosimo de Medici I en de Italiaanse kardinalen
begonnen met het opstellen van rariteitkabinetten vol met ‘vreemde’ buitenlandse
artefacten. De Grand Tour, die werd gezien als een deel van de opleiding van jongvolwassen
mannen, was de uitgelezen mogelijkheid om deze exotische artefacten te vergaren. Het
verzamelen van Egyptische antiquiteiten professionaliseerde in de zeventiende eeuw dankzij
de komst van
antiquairs die op
zoek waren naar
kennis en winst op
de Europese
markt. De grootste
verzamelaars van
de zeventiende
eeuw waren de
Franse koningen
en edelen die
speciale missies
naar het
buitenland zonden
om objecten voor
ze te vergaren.
Hieronder valt
ook de Duitse
wetenschapper
Johann Michael
Wansleben die in
1672 en 1673 in Egypte verbleef. Hij verzamelde munten, manuscripten, beeldjes, mummies
en andere objecten voor Koning Lodewijk XIV. Zijn reisverslag The Present State of Egypt: Or, a
New Relation of a Late Voyage into That Kingdom is kenmerkend voor deze periode. Aan de
ene kant was er een oprechte interesse in de geschiedenis van Egypte en werd de Christelijke
zienswijze vaak losgelaten. Aan de andere kant werd het land geplunderd en werden er veel
Tekening van de tempel van Esna uit het reisverslag van Johann Michael
Wansleben. Kopie van folio 107 van BNF MS. Italien 435 door Martin, M, ‘Le
journal de Vansleb en Égypte’, in: Bulletin de l’Institute Français
d’Archéologie Orientale 97 (1997) 189.
4
verkeerde conclusies getrokken, voor een groot deel veroorzaakt doordat hiëroglifische
teksten nog niet begrepen werden.
KOLONIAAL EGYPTE
De expeditie van Napoleon in
Egypte vanaf 1798 luidde een
nieuw tijdperk in. In de
Description de l’Égypte
werden archeologie, biologie,
geologie en etnologie op een
meer wetenschappelijke
manier besproken dan
voorheen het geval was
geweest. In deze periode
ontstond het verzamelen voor
musea, die in steeds grotere
getalen opkwamen in Europa.
Het opgraven en verzamelen
van artefacten was een zeer
lucratieve bezigheid. Een van
de belangrijkste redenen voor
archeologische opgravingen
was dan ook het maken van
winst. Toch speelde er hier ook al interesse die niets te maken had met winst. Dit zien we
terug in Europese expedities die gericht waren op het beschrijven en documenteren van de
Egyptische monumenten, zoals de Pruisische expeditie onder Karl Richard Lepsius in 1842.
De ontcijfering van de hiërogliefen door Champollion in 1822 maakte het mogelijk de
Egyptische cultuur beter te begrijpen en te bestuderen. De Industriële Revolutie leidde er
tevens toe dat reizigers de kustlijnen en binnenlanden gingen ontdekken voor vermaak of
wetenschappelijke redenen. Men was erg nieuwsgierig naar de bron van de Nijl. Er zijn nog
steeds verzamelaars van curiositeiten, maar er is ook wetenschap en fascinatie voor het
exotische.
Vanaf 1805 wordt Egypte geregeerd door Mohammed Ali, die zich erg coulant opstelde
tegenover Europeanen. Zolang Egypte profiteerde van de westerse handelaren en diplomaten
die het land bezochten werd er geen enkel probleem van gemaakt dat Egyptische
antiquiteiten in een rap tempo naar Europa verscheept werden. Er gold een principe van ‘first
come, first serve’. Op aanraden van Champollion gaf Mohammed Ali in 1835 een verordening
uit die bepaalde dat monumenten niet langer vernietigd mochten worden. Tevens werd er
een inspecteur aangewezen om de monumenten van tijd tot tijd te controleren. Hoewel de
verordening niet direct werkte was het een stap in de goede richting.
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werd Egypte een populaire bestemming
voor rijke Europeanen die in een warm klimaat wensten te overwinteren. Reisbureaus als
Napoleon in Cairo. B.M. Fagan, The rape of the Nile. Tomb robbers,
Tourists, and Archaeologists in Egypt (Londen 1975) 69.
5
Thomas Cook maakten het relatief veilig meer afgelegen plaatsen te bezoeken. De opening
van het Suezkanaal in 1869 maakte Egypte tevens een belangrijke tussenstop voor
handelaren en militairen van en naar India.
Qua wetenschap is in deze periode te
spreken van de beginselen van de huidige
egyptologie. Er werd gewerkt aan de
verbetering en de uitwerking van de
ontcijfering van de hiërogliefen en er
werden veel inscripties en tekeningen in
graven en tempels gekopieerd.
Archeologische onderzoeken werden op
grote schaal uitgevoerd nadat de uitgaven
van Champollion met groot enthousiasme
waren ontvangen in Europa.
Hoewel er steeds meer egyptologisch
onderzoek plaatsvond, hielden
egyptologen zich in de negentiende eeuw
vooral bezig met chronologie en inscripties.
Opgravingen werden voor het grootste
deel nog steeds gedomineerd door
handelaren en rovers. Auguste Mariette
was één van de eerste die op grote schaal
opgravingen liet uitvoeren. Zijn technieken
waren echter zeer beschadigend (denk aan
dynamiet) en enkel gericht op
spectaculaire vondsten om het nieuwe
museum in Bulak mee te vullen.
Na de dood van Mariette hervormden Gaston Maspero en Lord Cromer de Oudheidkundige
Dienst en werden er vijf regionale inspecteurs aangewezen. Na de vondst van de
mummiecache in Deir el-Bahari in 1887 probeerde Maspero het roven en vandalisme verder
tegen te gaan door bewakers aan te nemen. Via illegale handel wisten Europese musea en
andere verzamelaars echter toch in het bezit te komen van antiquiteiten.
Notities van Champollion uit een brief aan M.
Dacier over het gebruik van fonetisch alfabet,
Wikimedia Commons.
6
In 1882 werd door Amelia
Edwards de Egypt
Exploration Fund opgezet,
en zien we langzaam een
trend ontstaan naar
opgravingen die niet enkel
gericht zijn op ‘zo veel
mogelijk, zo snel mogelijk’.
Hoewel de technieken van
Flinders Petrie heden ten
dage kunnen worden
beschouwd als
onbehouwen, heeft hij
nieuwe
opgravingsmethoden op de
kaart gezet. Veel van Petrie’s pupillen, assistenten en collega’s zijn belangrijke personen
geweest voor de egyptologie. Zo is Gardiner’s Egyptian Grammar (1927) nog steeds een van
de belangrijkste grammatica’s, groef Petrie’s voormalige assistent Guy Brunton vele
Predynastische graven op, en is heel de wereld bekend met de vondst van het graf van
Toetanchamon door zijn pupil Howard Carter. Deze laatste geldt als een van de eerste
opgravingen waarbij elk artefact zeer nauwkeurig werd beschreven, getekend, gefotografeerd
en gerestaureerd, alvorens het object het Dal der Koningen verliet.
Flinders Petrie, Wikimedia Commons.