Post on 25-Jul-2021
INFORMATIEBUNDELMETERS EN PETERS
SPEEL-O-THEEK PIPOJOZEF II STRAAT 104/1069000 GENT09/234 36 53pipo@vzwjong.be
INHOUDWelkom p. 6
Deel 1: Visie en werking p. 7
1. Wat doet spelotheek Pipo vzw? p. 72. Begeleiding van het kind door de meter/ peter p. 7
2.1 Begeleiding aan huis2.2 Een uur zinvol begeleiden2.3 De vier berenstappen van Bash en Camp
2.4 Contact ouders2.5 Contact leerkracht: heen- en weerschriftje
2.6 Broers en zussen2.7 Zelftest meters en peters: maak jij het verschil?
Deel 2: Ontwikkeling p. 13
1. Derde kleuter p. 131.1 Cognitieve ontwikkeling1.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling1.3 Motorische ontwikkeling1.4 Spraak- en taalontwikkeling
2. Lagere schoolkind p. 152.1 Fysieke ontwikkeling2.2 Cognitieve ontwikkeling2.3 Sociaal-emotionele ontwikkeling
2.4 Spraak- en taalontwikkeling
Deel 3: Taalverwerving p. 18
1. Moedertaalverwerving p. 182. Moedertaalverwervingsproces p. 19
2.1 Prelinguale fase2.2 Vroeglinguale fase2.3 Differentiatiefase2.4 Voltooiingsfase
3. Tweedetaalverwervingsproces p. 20
Deel 4: Taaldoelen derde kleuterklas tot en met zesde leerjaar p. 22
1. Derde kleuterklas p. 222. Eerste leerjaar p. 23
2 Lien Corneillie - oktober 2014
3.1 Technisch lezen3.2 Begrijpend lezen
3.3 Luisteren3.4 Spreken
3.5 Taalbeschouwing3.6 Schrijven3.7 Spelling
3. Tweede leerjaar p. 253.1 Technisch lezen3.2 Begrijpend lezen
3.3 Luisteren3.4 Spreken
3.5 Taalbeschouwing3.6 Schrijven/ spelling
3.7 Creatief schrijven4. Derde leerjaar p. 26
4.1 Technisch lezen4.2 Begrijpend lezen4.3 Luisteren4.4 Spreken4.5 Taalbeschouwing4.6 Schrijven/ spelling
4.7 Creatief schrijven5. Vierde leerjaar p. 28
5.1 Technisch lezen5.2 Begrijpend lezen5.3 Luisteren5.4 Spreken5.5 Taalbeschouwing5.6 Schrijven/ spelling5.7 Creatief schrijven
6. Vijfde leerjaar p. 30
6.1 Technisch lezen6.2 Begrijpend lezen6.3 Luisteren6.4 Spreken
6.5 Taalbeschouwing6.6 Schrijven/ spelling
6.7 Creatief schrijven7. Zesde leerjaar p. 32
7.1 Technisch lezen7.2 Begrijpend lezen
7.3 Luisteren7.4 Spreken
3 Lien Corneillie - oktober 2014
7.5 Taalbeschouwing7.6 Schrijven/ spelling
7.7 Creatief schrijven7.8 Taalattitudes
Deel 5: Doelen wiskunde derde kleuter tot en met zesde leerjaar p. 35
1. Derde kleuterklas p. 351.1 Getallenkennis1.2 Meten
1.3 Ruimte2. Eerste leerjaar p. 36
2.1 Getallenkennis2.2 Hoofdrekenen
2.3 Meten2.4 Meetkunde
3. Tweede leerjaar p. 393.1 Getallenkennis3.2 Hoofdrekenen3.3 Breuken3.4 Meten3.5 Meetkunde
4. Derde leerjaar p. 394.1 Getallenkennis4.2 Hoofdrekenen4.3 Cijferen4.4 Breuken4.5 Meten4.6 Meetkunde
5. Vierde leerjaar p. 415.1 Getallenkennis5.2 Hoofdrekenen
5.3 Cijferen5.4 Breuken5.5 Meten5.6 Meetkunde
6. Vijfde leerjaar p. 436.1 Getallenkennis
6.2 Hoofdrekenen6.3 Cijferen6.4 Breuken6.5 Meten
6.6 Meetkunde7. Zesde leerjaar p. 45
4 Lien Corneillie - oktober 2014
7.1 Getallenkennis7.2 Hoofdrekenen
7.3 Cijferen7.4 Breuken
7.5 Meten7.6 Meetkunde7.7 Wiskundige attitudes
Deel 6: Links p. 48
Deel 7: Materiaal spelotheek Pipo p. 50
5 Lien Corneillie - oktober 2014
WELKOM
Beste meter/ peter,
Hartelijk welkom bij spelotheek Pipo en bedankt voor je inzet als naschoolse begeleider!Jouw inspanningen helpen mee ons doel te bereiken, namelijk het stimuleren en verbreden van de
ontwikkelingskansen van kinderen (én ouders) uit kansarme gezinnen in de Rabotwijk en omgeving. Het gezin waarin je het kind gaat begeleiden, kent een anderstalige context waarbij er vaak een kloof is tussen de thuis-
en schoolcultuur. Deze kaap kan jij mee helpen overbruggen door het schoolse kader op een speelse manier mee in huis te brengen en de betrokkenheid zo te verhogen.
We richten ons met het project vooral op lagere schoolkinderen en vertrekken steeds vanuit hun kwaliteiten om hun zelfvertrouwen te stimuleren en hun zelfstandigheid te bevorderen. Belangrijk is ook om het uur zo afwisselend en zinvol mogelijk in te richten, waarvoor je in deze bundel heel wat tips zal vinden!
In het eerste deel vind je uitleg over de visie en werking van Spel-o-theek Pipo vzw alsook tips voor het
begeleiden van je petekind. Deel twee behandelt de ontwikkeling van het kind. Wil je meer te weten komen over taalverwerving, dan is er deel drie. Het vierde en vijfde luik beschrijven de taal- en wiskundedoelen per leerjaar en interessante links vind je terug in deel zes. De spelotheek beschikt eveneens over geschikt speelleermateriaal voor kinderen van elke leeftijd. Dit kan je bekijken in het laatste gedeelte van deze bundel.
Hopend op een plezierige en boeiende samenwerking,
Martine van LimbergenNuriye Dogan
6 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 1: VISIE EN WERKING
1. Wat doet Speel-o-theek Pipo vzw?1
Spelotheek Pipo is de buurtspelotheek van de Rabotwijk. Ze bevindt zich in het buurtcentrum Rabot en is elke donderdag van 15 uur tot 19 uur open. Iedereen tot 12 jaar kan er speelgoed komen lenen. Pipo is meer dan een uitleendienst voor speelgoed, dvd’s en boeken: het is een warme plek in de buurt waar zowel volwassenen als kinderen welkom zijn. Ouders zijn welkom om er informatie te krijgen en/ of uit te wisselen over spel,
ontwikkeling, vrije tijd, opvoeding en onderwijs. Aan de koffietafel kunnen ervaringen uitgewisseld worden met andere ouders. Kinderen kunnen er met elkaar spelen en knutselen of genieten van een voorleesverhaal.
Ouders kunnen in Spelotheek Pipo om naschoolse hulp vragen voor hun kinderen: het meter- en peterproject.
Vorig schooljaar hadden 80 kinderen een persoonlijke huiswerkbegeleider. Spelotheek Pipo stelt je een petekindje voor, gaat met je mee op kennismakingsbezoek, regelt een vrijwilligerscontract, stelt speelleermateriaal ter beschikking en zorgt ervoor dat je ervaringen kan uitwisselen met andere vrijwilligers.
2. Begeleiding van het kind door de meter/ peter
2.1 Begeleiding aan huis
Speel-o-theek Pipo vzw kiest uitdrukkelijk voor begeleiding aan huis. Op deze manier brengen we de schoolse context op een laagdrempelige manier in huis en stimuleren zo de betrokkenheid van zowel ouders als kind. Na verloop van tijd ontstaat een vertrouwensband die positief kan bijdragen tot het leerproces van het kind: een
veilige leeromgeving is namelijk een noodzakelijke voorwaarde om zaken te kunnen opnemen.
Als er een band ontstaat, kan het voorkomen dat je andere vragen worden gesteld zoals het bijwonen van een feest. Belangrijk is het om als vrijwilliger de eigen grenzen te bewaken en te doen waar jij je zelf goed bij voelt. Wees je bewust van het scheppen van bepaalde verwachtingen. Bij andere hulpvragen zoals het niet begrijpen van officiële documenten, kan je gerust een handje toesteken. Contacteer echter geen officiële instanties
zonder de toestemming van de hulpvrager (vb. ‘bellen naar Electrabel’) en verwijs bij grote problemen of vragen steeds door naar de bevoegde instanties.
Bij het kennismakingsbezoek gaat Martine mee om het eerste contact mee te begeleiden en samen verdere
afspraken te maken. Martine blijft daarna aanspreekpunt gedurende de verdere begeleiding indien je informatie nodig hebt, vragen hebt met betrekking tot een specifieke situatie of onzeker bent over iets. Ook
indien de integriteit van het kind in het gedrang komt, neem je contact op met Martine.
2.2 Een uur zinvol begeleiden
1 http://www.vzwjong.be/spelotheek/pipo
7 Lien Corneillie - oktober 2014
Cruciaal is het vertrekken vanuit de leef- en denkwereld van het kind zelf en variatie te brengen in het uurtje
begeleiding.“Jonge kinderen kunnen hun aandacht nog niet lang bij één activiteit houden. Voorbeeld begin eerste leerjaar:
10 minuten een praatje slaan over de school, de leerkracht, de leefwereld van het kind… 15 minuten leesopdrachtjes 10 minuten schrijfpatronen oefenen of huiswerk maken 15 minuten een educatief spelletje spelen en/of puzzelen 10 minuten een verhaal voorlezen”2
Bij de begeleiding is het verder van belang positief te bekrachtigen door aanmoediging, een complimentje wanneer het kind een taak tot en goed einde gebracht heeft en het zorgen voor succeservaringen.
Tot slot willen we elke meter en peter aanmoedigen de zelfstandigheid van het kind te stimuleren. Dit kan onder andere door middel van de ‘vier berenstappen’ van Bash en Camp (1975, in Meichenbaum, 1981).
2.3 Zelfstandigheid stimuleren: de vier berenstappen van Bash en Camp345
Vanuit Speel-o-theek Pipo vinden we het zeer belangrijk de zelfstandigheid van de kinderen te stimuleren. De zelfinstructiemethode van Meichenbaum biedt kinderen houvast bij het uitvoeren van een taak, door het stapsgewijs leren aanpakken van een taak/ opdracht/ probleem. Bash en Camp onderscheiden in Meichenbaums boek ‘Cognitieve gedragsmodificatie. Een integrale benadering’ vier fasen die worden gevisualiseerd aan de hand van vier beertjes. Het haalt kinderen weg van een impulsieve benadering en helpt
hen adequater opdrachten uit te voeren en te leren op een zelfstandige manier te werk te gaan.
1. Wat moet ik doen?
Het plannen en organiseren van schoolwerk begint traditioneel gezien met de agenda: “Wat moet ik doen tegen morgen?” Het kind beslist met welke taak het zal beginnen. Bij het nemen van de eerste taak stelt het zich de vraag: “Wat moet ik nu doen voor dit werk?” We nemen daarop de werkblaadjes en/
of het handboek erbij en bekijken samen de opdracht, waarna het kind zelf probeert te formuleren wat de opdracht inhoudt.
In deze fase leest of hoort het kind dus voor de eerste keer de taak. Elk detail heeft hier zijn waarde voor de uiteindelijke oplossing. Daarom is het van belang dat het kind leert dat een goede oplossing start bij het goed begrijpen van een probleem! Om te starten, speel je zelf beertje 1. Na verloop van tijd
en met behulp van de visuele ondersteuning, leer je het kind aan deze rol zelf op te nemen.
2 Basismap vrijwilligers, Uilenspel vzw, p. 93 Timmerman, K, Kinderen met aandachts- en werkhoudingsproblemen, Acco, 20024 oud.digischool.nl/po/community12/.../artikel%20over%20beertjes.doc5 Loots G. et al, De berengroepen, leren leren door spel en beweging, p. 24
8 Lien Corneillie - oktober 2014
2. Hoe zal ik dat doen?
In deze fase staat het kind stil bij de oplossingsmethoden, nog voor het
daadwerkelijk aan de slag gaat. Als begeleider kan je dit denkproces richten of
bijsturen door het kind hardop zijn werkplan te laten formuleren.
Op het vlak van de schoolse kennis is dit de fase waarin het kind beroep doet op spellingregels, rekenprincipes of andere methodes. Zo leer je het kind hoe het verworven leerstof kan oproepen en toepassen. Als het kind zich afvraagt hoe het te werk kan gaan, kan het kind dus eerst denken aan gelijkaardige taken in de klas. Zo niet, dan kan het zelf naar een creatieve strategie op zoek
gaan.
3. Ik doe mijn werk
Met een logisch gestructureerd werkplan in zijn achterhoofd, kan het kind dit nu stap voor stap uitvoeren wat besproken werd. Als begeleider laat je het kind ‘los’ en laat het zelfstandig de taak/ taken uitvoeren. Je weet namelijk dat het kind weet ‘wat’ en ‘hoe’ en kan op een afstand een oogje in het zeil houden.
4. Ik kijk mijn werk na: Wat vind ik ervan ?
Kinderen worden aangeleerd om hun werk te ‘laten’ evalueren en niet zozeer om het zelf na te kijken . Zelfevaluatie is dus iets wat kinderen moeten leren. Beertje 4 heeft een dubbele functie: enerzijds controleert
hij of de oplossing correct is en anderzijds is leidt deze beer gedurende de hele taakuitvoering het kind.
We gaan eerst terugblikken op de oorspronkelijke vraagstelling: “Wat moest
ik doen?” Nadien wordt het werkplan onder de loep genomen. “Hoe heb je de opdracht uitgevoerd: wat heb je eerst gedaan en dan?” “Was dat een
9 Lien Corneillie - oktober 2014
goede volgorde?” Tot slot kijken we meer in detail: getallen juist overgeschreven, hoofdletters en punten aanwezig, juist aantal gegevens, juiste volgorde, richting, grootte?
Belangrijk is dat het kind leert ontdekken waar het fout gelopen is. Omwille van het zelfwaardegevoel, laten
we de kinderen verwoorden ‘welke beer verantwoordelijk is voor de gemaakte fout’. Je stimuleert en motiveert het kind verder door het goede gedrag en de resultaten die het dank zij zijn inzet behaalt te benoemen. Je kan een complimentje geven voor de geleverde inspanningen. Het kind moet uit je opmerkingen echter kunnen afleiden wát je precies waardeert.
2.4 Contact ouders
Ouders krijgen graag feedback over het begeleidingsmomentje. Vertel, indien mogelijk, wat jullie gedaan
hebben en of het kind goed heeft meegewerkt. Probeer hierin eerlijk te zijn: ook wanneer het moeilijk gaat, is het belangrijk dat ouders dit horen. Jullie kunnen dan samen naar oplossingen zoeken en ouders krijgen
bovendien de bevestiging dat het niet enkel bij hen moeilijk loopt.6
Verder kan het van belang zijn hen te ondersteunen met betrekking tot schoolse kaders. Misschien begrijpen ze een brief van de school niet zo goed? Jij kan ze, als je dat wil, daar mee helpen. Probeer positief te blijven en bevestig ook hen in hun inspanningen naar hun kinderen toe wat betreft de schoolse taken.
Maatschappelijk kwetsbare ouders hebben vaak heel veel zorgen. Ze begrijpen misschien een bepaalde factuur niet, durven niet naar een telefoonmaatschappij bellen of hebben juridische hulp nodig. Help mensen met
kleine dingen als jij dat wil. Verwijs ze door bij grotere vragen. Geef duidelijk aan dat je hen bij bepaalde zaken niet kunt helpen, maar dat daar andere instanties voor zijn. Van belang is om nooit zelf contact op te nemen met instanties zonder de toestemming te vragen van de hulpvrager.7
En last but not least, als vrijwilliger trek jij je grenzen en je legt ze waar jij je goed bij voelt! Indien je hierover met vragen zit, kan je steeds terecht bij Martine.
2.5 Contact leerkracht: heen- en weerschriftje8
Maak er een gewoonte van om aan het einde van elk begeleidingsmomentje het heen- en weerschriftje in te
vullen. Uit ervaring van vorige jaren weten we dat dit heen- en weerschriftje het best ‘werkt’ wanneer het kind hier zelf bij betrokken wordt.
6 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent7 Ibid.8 Ibid.
10 Lien Corneillie - oktober 2014
Bijvoorbeeld:
Schrijf samen met het kind een tekstje voor zijn juf of meester. Beslis samen wat jullie zullen schrijven.
Laat het kind zelf zijn naam onder jouw mededelingen schrijven/stempelen. Laat het kind eens in het schriftje tekenen wat het gedaan heeft tijdens de begeleiding.
2.6 Broers en zussen9
Het komt regelmatig voor dat andere kinderen uit het gezin jaloers reageren op de extra aandacht die je
petekind krijgt. Wanneer het broertje of zusje te veel aandacht opeist, kan je dat oplossen door voor te stellen dat het op het einde van de begeleiding ook een spelletje mee mag spelen. Of het kan meegenieten van het
verhaaltje dat je op het einde voorleest. Als je vaststelt dat het broertje of zusje ook extra begeleiding nodig heeft, kan je dit altijd doorgeven aan
Martine.
2.7 Zelftest meters en peters: maak jij het verschil?10
STELLING JA3 pnt
SOMS2 pnt
NEE1 pnt
Ik ga graag naar mijn petekind
Ik geef mijn petekind elke keer kansen om aan het woord te komen
Ik prijs mijn petekind als het iets goed doet en benoem dat
Ik breng veel afwisseling in het uurtje dat we samenwerken
Ik probeer de inhoud te laten aansluiten bij de leefwereld van mijn petekind
Ik wijk al eens af van het onderwerp
Ik gebruik veel voorbeelden als ik iets uitleg
Ik laat mijn petekind mee beslissen (waarover we zullen praten of wat we concreet zullen doen tijdens de begeleiding)
Er mag al eens gelachen worden tijdens de begeleiding
9 Ibid.10 Testje M. Van Limbergen, gebaseerd op onderzoek naar het welbevinden van leerlingen in het secundair onderwijs van Aelterman et al.
(2001)
11 Lien Corneillie - oktober 2014
Ik hou rekening met de inspanning van mijn petekind en niet alleen met het resultaat
Bereken je score:
22-30: Je zorgt dat je petekind zich goed voelt. Het kind voelt zich gehoord en gezien door jou. Het
weet dat je het respect hebt voor hem/haar. Je petekind moet wel actief meewerken, maar dat vindt het leuker dan luisteren en passief opnemen. Je petekind voelt zich aangemoedigd door jou.
15-22: Je probeert rekening te houden met je petekind, maar het lukt niet altijd. Je probeert de begeleiding boeiend te maken en verbanden te leggen tussen wat het kind leert en zijn leefwereld. Dat werkt motiverend.
Minder dan 15: Je heb weinig gelegenheid gehad om je petekind echt te leren kennen. Je ervaart misschien druk om het werk klaar te krijgen. Ben je bang dat er tijd verloren gaat of dat je petekind van je gaat profiteren? Je houdt graag alles onder controle en hebt daar vast een goede reden voor,
maar je petekind voelt er zich niet erg goed bij en dat vreet aan zijn/haar motivatie en aan die van jou.
12 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 2: ONTWIKKELING1. Derde kleuter11
1.1 Cognitieve ontwikkeling
Een 5-jarige kleuter: Verwoordt welke bewegingen hij maakt en voert verbaal gegeven bewegingen uit Duidt aan en benoemt op een prent de lichaamsdelen (elleboog, hiel, keel, pols, schouder, wang,
wenkbrauw,…); tekent een menselijke figuur volgens de juiste stand lichaamsdelen Wijst links en rechts aan bij zichzelf en bij voorwerpen, voert links -rechtsopdrachten uit op papier
Gebruikt strategieën bij het puzzelen (tot meer dan 50 stukken) Verwoordt de fasen van eigen realisaties (eerst, dan, daarna,…)
Kan de dagen van de week opsommen en kent de begrippen: eergisteren, morgen, overmorgen, namiddag, voormiddag)
Begrijpt meervoudige opdrachten
1.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling
Een 5-jarige kleuter: Is leergierig en geïnteresseerd
Toont interesse in de meeste activiteiten Werkt geconcentreerd tot op het einde aan een taak Kan al zelfstandig werken en heeft dus niet steeds hulp nodig Geeft niet vlug op
Vertoont sociaal gedrag (vragen, luisteren, danken…) Durft praten en kijkt naar de persoon met wie hij spreekt
Houdt van contact - en gezelschapspelletjes
1.3 Motorische ontwikkeling
De 5-jarige kleuter: Kan vlot huppelen Kan tien keer springen op één been, zonder/met verplaatsing Kan 5 tot 10 seconden op één been staan (L + R), ook met de ogen dicht Kan een trap op -en aflopen en klimmen en klauteren Kan achteruitgaan langs een rechte streep
11 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent
13 Lien Corneillie - oktober 2014
Rolt ballen, grijpt, vangt, gooit Rolt zelfstandig
Komt tot koprol Scheurt langs gebroken lijnen en ronde vormen
Knipt ronde vormen met diverse papiersoorten Heeft een goede pennengreep, schrijfhouding Heeft een duidelijke voorkeurshelft Kan figuren natekenen met horizontale/verticale/gebogen lijnen Kan nauwkeurig inkleuren en schilderen
1.4 Spraak- en taalontwikkeling
Een 5-jarige kleuter: Verwoordt de kleuren actief; ook lichtpaars, zilver, fluo, doorschijnend…
Spreekt met samengestelde zinnetjes, grammaticaal juist Articuleert goed en vlot, ook moeilijke verbindingen (schr, str, -ngt) Kan hoe- en waarom vragen beantwoorden Begrijpt en gebruikt verwijswoorden: jullie, u, ons, hem, haar, hun Gebruikt rangtelwoorden: eerste, tweede… Draagt versjes voor met intonatie Kan een gebeurtenis of een verhaal vertellen Heeft belangstelling voor aspecten van het lezen (kijk in voelboeken, fotoalbums, puzzelboeken,
kijkboeken, doorkijkboeken met een luikje, draaiboeken, uitklapboeken…) Geeft van abstracte pictogrammen de betekenis Wijst dezelfde letters of woorden aan ongeacht de grootte of plaats Ontdekt gedetailleerde verschillen op sterk gelijkende afbeeldingen Herkent zijn/ haar eigen naam uit een geschreven reeks Geeft bij twee getoonde woorden aan welke letter er meer/minder is bij het ene (pet – piet)
Kan een zin maken met gegeven woorden (maak een zin met ‘zee’ en ‘spelen’) Legt puzzels tot 50 stukken Legt letters samen tot een getoond woord (k-a-t: kat) Hoort klankverschillen in woorden
Kan woorden in stukken hakken (b-a-l: bal) Kan rijmen
14 Lien Corneillie - oktober 2014
2. Lagere schoolkind12 13
2.1 Fysieke ontwikkeling
In vergelijking met de eerste vijf levensjaren, verloopt de fysieke ontwikkeling van het lagere schoolkind meer
gestaag. Kinderen in het westen groeien ongeveer 5 tot 7 cm per jaar, wat betekent dat meisjes tegen de leeftijd van elf jaar ongeveer 1,50 meter meten en jongens gemiddeld 1,48 meter. Qua gewicht komt er zowel voor jongens als meisjes per jaar ongeveer 2 tot 3 kilogram bij en gaat dit gewicht zich anders gaan verspreiden over het lichaam. Het lichaam wordt gespierder en krachtiger; de zogenaamde ‘babyrondingen’ verdwijnen. Er zijn echter grote individuele verschillen.Wat de grove motoriek betreft, zien we dat er een belangrijke verbetering van de spiercoördinatie optreedt:
6 jaar: leren hun gewicht op de juiste manier verplaatsen bij het gooien en leren touwtjespringen
7 jaar: kunnen met de ogen dicht op één voet balanceren; kunnen over een evenwichtsbalk van 60 cm breed lopen zonder vallen; kunnen hinkelen
8 jaar: kunnen objecten van 5,5 kg opheffen; kunnen ritmisch hinkelen; meisjes kunnen kleine bal ongeveer 10 meter ver gooien en jongens 18 meter
9 jaar: meisjes kunnen ongeveer 22 cm hoger springen dan hun lengte en jongen 25 cm hoger 10 jaar: kunnen de richting van een kleine gegooide bal inschatten en onderscheppen 11 jaar: jongens kunnen vanuit stand 1,5 meter ver springen en meisjes 1,4 12 jaar: kunnen ongeveer 0,9 meter hoog springen
Ook de fijne motoriek verbetert sterk: schrijven, typen, gedetailleerde tekeningen maken… Een kind van 8 jaar
leert de handen onafhankelijk van elkaar gebruiken en elf- à twaalfjarigen kunnen objecten hanteren zoals een volwassene.
2.2 Cognitieve ontwikkeling
Volgens Piaget denken peuter en kleuters preoperationeel. Hun denken is egocentrisch en ze missen het
vermogen om geordende, logische mentale operaties te hanteren. Dat verandert met het concreet- operationele denken. Kinderen leren logische operaties toepassen op concrete problemen. Ze treden uit hun egocentrische bubbel en gaan steeds meer rekening houden met verschillende aspecten van de situatie. Ondertussen heeft men bij deze theorie belangrijke kanttekeningen gemaakt: er zijn kinderen die vóór de
leeftijd van 7 jaar al blijk geven van concreet- operationeel denken en er zijn kinderen die de ‘kaap’ van pre- naar concreet- operationeel denken nooit nemen.
Lagere schoolkinderen leren beter omgaan met informatie. Het ‘herinneren’ verbetert: het coderen, opslaan en
terug ophalen van informatie. Ook het kortetermijngeheugen versterkt. Bij de start van de lagere school kunnen kinderen zich twee getallen herinneren en deze in omgekeerde volgorde herhalen; op het einde van de schooltijd zijn dat zes getallen. Met het ouder worden, gaan kinderen steeds vaker geheugenstrategieën
12 Feldman, S., Ontwikkelingspsychologie, Pearson, vijfde editie, 201313 Kohnstamm, R., Kleine ontwikkelingspsychologie II, vierde druk, 2009
15 Lien Corneillie - oktober 2014
gebruiken zoals ‘herhalen’ omdat ze ontdekken dat het een nuttige manier is om zaken te onthouden. Kinderen kunnen worden getraind om geheugenstrategieën te gebruiken: herhaling, organisatie, cognitieve elaboratie
(mentale beelden koppelen aan informatie die moet worden onthouden; vb. de ‘laars’ Italië), mindmapping, enz.
2.3 Sociaal-emotionele ontwikkeling
Tussen hun zesde en hun twaalfde gaan kinderen verder op zoek naar hun eigen ‘ik’. Een zesjarige zal zijn identiteit vooral beschrijven aan de hand van fysieke kenmerken; een elfjarige geeft een meer psychologische karakterisering van zichzelf (vb. “ik ben lief”). We bemerken dus een verschuiving naar een meer abstracte
beschrijving. Bij de vorming van de identiteit spelen naast zelfkennis, ook zelfbeeld en eigenwaarde een rol. Daarom is het van cruciaal belang tijdens de naschoolse begeleiding van het kind te zorgen voor
succeservaringen.
Vriendschappen veranderen naarmate het kind opgroeit: ze worden steeds belangrijker en dieper. Deze relaties hebben invloed op de ontwikkeling van het kind zowel op emotioneel en sociaal gebied áls op communicatief en intellectueel gebied. Kinderen leren met conflicten om te gaan. Het sociaal perspectief (je kunnen indenken in de ander) wordt steeds belangrijker omdat kinderen steeds meer in staat zijn zich voor te stellen wat er precies achter het gedrag van iemand zit. Empathie, het werkelijke meevoelen met de ander, wordt mee uitgediept door een groter begrip. Ook baby’s zullen mee vibreren met emoties van anderen, maar zijn cognitief nog niet in staat tot sociaal perspectief. Gezien empathie één van de voorwaarden is om tot moreel gedrag te komen, is het belangrijk dat kinderen gestimuleerd worden zich in te leven in anderen. Het
stellen van vragen als: “Hoe zou jij je voelen, moest jij van de schommel vallen?” is effectiever dan het uitleggen van het verschil tussen ‘goed’ en ‘kwaad’
2.4 Spraak- en taalontwikkeling
In de basisschool leren kinderen aan snel tempo nieuwe woorden kennen: de gemiddelde zesjarige heeft een
vocabulaire van ongeveer acht- tot veertienduizend woorden en breidt dit tussen negen en elf jaar uit met nog eens vijfduizend woorden. De meeste kinderen van het eerste leerjaar spreken deze woorden ook vrij goed uit. Sommige klankeenheden kunnen echter blijven problemen geven zoals de uitspraak van ‘r’ en ‘sch’. Deze klankeenheden ontwikkelen zich dan ook later dan andere. Kinderen leren ook dat de betekenis van een zin
varieert naar gelang de intonatie: deze verschillen blijven voor sommige schoolkinderen moeilijk.Verder verbetert de grammaticale structuur. Kinderen leren actieve zinnen om te zetten naar passieve, leren voorwaardelijk bijzinnen te gebruiken en leren woorden en frasen te combineren om goeie zinnen te maken (syntaxis). Daarnaast zien we een versterking van de pragmatiek: het vermogen de juiste taal in de juiste
context te gebruiken. Dit wordt op school erg gestimuleerd. Volgens Feldman is één van de belangrijkste ontwikkelingen het metalinguïstisch bewustzijn. Dit betekent het
vermogen na te denken over het eigen taalgebruik en het taalgebruik van de ander. Als bepaalde informatie niet begrepen wordt, kan het kind van zeven à acht jaar beseffen dat dit ook kan liggen aan de manier waarop
gecommuniceerd werd en zodoende verheldering vragen bij onduidelijkheid.
16 Lien Corneillie - oktober 2014
Belangrijk is het leren lezen en schrijven in de lagere school. Bij kleuters zien we reeds een interesse voor boeken. Vooral als ze in een omgeving opgroeien waar lezen een prominente plaats inneemt, zien we de drang
bij jonge kinderen de zwarte tekentjes te ontcijferen en te ontdekken wat daar allemaal achter zit. Idealiter gezien heeft het kind al een zekere vertrouwdheid met het geschreven woord nog voor het daadwerkelijk leert
lezen en schrijven. Kinderen uit een gezinsomgeving waarbij dit ontbreekt kunnen het hiermee moeilijker hebben. Daarom is het van belang dat deze kinderen hiermee elders in aanraking komen. Jij als begeleider kan een deel van deze ‘lees’context in huis brengen!
17 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 3: TAALVERWERVING1. Moedertaalverwerving14 15 16 17 18
Moedertaal is de taal waar het kind als eerste mee in aanraking komt en leert van zijn ouders/ opvoeders. Het natuurlijke proces van taaloverlevering wordt moedertaalverwerving genoemd. Cruciaal is dat het kind op zeer jonge leeftijd de taal leert kennen, want het brein kent nog een grote plasticiteit in deze periode waardoor de taalverwerving makkelijker verloopt.
Belangrijke variabelen in de moedertaalverwerving zijn volgens Goorhuis en Scharlaeken (1994) de interactie met anderen en de vaardigheden van het kind zelf.
De talige interactie tussen ouders en kind speelt een belangrijke rol in het verwerven van de moedertaal.
Daarnaast komen kinderen in de opvang en op school eveneens in contact met (andere vormen van) taalgebruik. Het proces speelt zich dus niet enkel thuis af. De eerste interacties tussen baby’s en opvoeders liggen in de imitatiesfeer. Naarmate de baby ouder wordt, gaat hij klanken produceren om aandacht te trekken: het brabbelen. Er is dan sprake van een overgang van imitatie naar talige communicatie. Volwassenen passen hun taalgebruik aan. Deze vereenvoudiging noemen we Child Directed Speech (CDS). Dit gaat van het gebruik van korte, actieve zinnen, over het gebruik van onomatopeeën (“miauw”) tot het hanteren van eenvoudige woorden.Naast de interactie met anderen, onderscheiden Goorhuis en Schaerlaekens zes kindgerelateerde factoren die
het moedertaalverwervingsproces beïnvloeden. Ten eerste is er het leervermogen van het kind. Dit is het aangeboren vermogen tot het ontwikkelen van vaardigheden en speelt ongetwijfeld een rol in het verwerven van de moedertaal. Ten tweede is er het leervermogen voor taal. Volgens sommige onderzoekers betreft dit een apart systeem, waar het volgens anderen ingebed zou zijn in het algemeen sociaal leervermogen. Hoe dan ook is er sprake van een genetisch bepaalde taalgevoeligheid wat ongetwijfeld zijn sporen zal nalaten in het verwervingsproces. Ten derde is het luistervermogen van belang. Dit wil zeggen gericht de aandacht schenken
aan geluid, dus niet louter ‘horen’. Hierbij zal ook de intrinsieke motivatie een rol spelen. Ten vierde zal het ene kind makkelijker contact leggen dan het andere. Dit maken van contact vanuit het kind zelf speelt eveneens een rol. Ten vijfde moet het kind de motorische vaardigheden bezitten om snel opeenvolgende klanken te kunnen produceren en ten laatste dienen de neuro- anatomische structuren intact te zijn.
14 Desmet D., “Is passieve vreemdetaalverwerving via televisie mogelijk?” Scriptie Master in de taal- en letterkunde, UGent 2009-2010, p. 10-2115 Goorhuis- Brouwer, “Moedertaalontwikkeling en leren lezen. Een paar apart.” Tijdschrift Mensenkinderen 118, 2009, p. 3-516 http://www.go.be/sites/portaal_nieuw/Prikbordvoorleerkrachten/Basisonderwijs/leerplannen/Leerplannen%2020102011/Nederlands.pdf17 Schaerlaekens, http://www.dbnl.org/tekst/scha134taal01_01/scha134taal01_01_0003.php18 http://www.kijkopontwikkeling.nl/problemen/spraakontwikkeling-en-taalontwikkeling/verloop-spraakontwikkeling-en-taalontwikkeling
18 Lien Corneillie - oktober 2014
2. Moedertaalverwervingsproces19 20 21 22 23
2.1 Prelinguale fase (0- 1 jaar)
Communicatie is natuurlijk meer dan taal alleen. Al vanaf het prille begin - ook prenataal - interageren we. Als een baby huilt, lacht of gericht kijkt naar iets en daarbij een geluidje maakt, dan is dat eveneens communicatie. We kunnen immers niet niet communiceren (Watzlawick). Als kinderen 3 maanden zijn, kunnen ze al een gevoel van genoegen weergeven door middel van geluidjes (vocaliseringen). Naast de initiële klinkerachtige geluiden, komen er gaandeweg medeklinkergeluiden aan bod. Doordat de baby’s een beurtrol leren aannemen, ontstaan de zogenaamde protoconversaties tussen ouders/ anderen en het kind. Daarna gaat de
baby de brabbelfase in waarbij we in de laatste maanden van het eerste levensjaar merken dat bepaalde melodieën en intonaties van de moedertaal hierin weerspiegeld worden. Het brabbelen is dus een imitatie van
klankpatronen, is bij elk kind anders én zal zijn invloed hebben op de eerste woordjes.
2.2 Vroeglinguale fase (1- 2,5 jaar)
Tijdens de éénwoordfase zien we een overgang van het presymbolische naar het symbolische: woorden betekenen iets. Het kind zal dan bijvoorbeeld wijzen naar iets of iemand en dit benoemen (“mama!”). Bij sommige kinderen volgt er na de brabbelfase een ‘stille periode’ waarna het de eerste echte woordjes begint te zeggen, terwijl anderen van het brabbelen overgaan naar steeds meer verstaanbare woorden. Het eerste woord wordt gesproken tussen de 9 en 18 maanden, wat erg variabel is. Sommige kinderen verkiezen minder woorden correct uit te spreken, waar anderen een grotere woordenschat gaan uiten, maar deze minder goed gaan uitspreken. Veel woorden zijn in deze fase nog fonologische vereenvoudigingen van de bedoelde
woorden.Geleidelijk aan merken we het gebruik van tweewoordzinnen. Zo kan het kind nu een wens, een actie of kenmerk duidelijk maken, wat de interactie complexer maakt. Ook hier is er een grote variabiliteit in leeftijd. Doordat volwassenen reageren met volzinnen op de tweewoordzinnen, gaan peuters verder experimenteren
en hun zinnen uitbreiden naar meerwoordzinnen. Deze zinnen zijn niet perfect, maar luiden wel het einde van de vroeglinguale fase in.
2.3 Differentiatiefase (2,5 – 5 jaar)
De creativiteit en het experimenteren met taal om zichzelf en de wereld rondom zich uit te drukken en te
beschrijven, gaat verder in deze fase. Ook zal het kind differentiëren wat het tot dan toe geleerd heeft op verschillende vlakken. Op fonologisch gebied merken we een steeds beter uitspreken van letters en lettercombinaties en op semantisch vlak zien we een uitbreiding van hun woordenschat. Het kind leert
19 Desmet D., “Is passieve vreemdetaalverwerving via televisie mogelijk?” Scriptie Master in de taal- en letterkunde, UGent 2009-2010, p. 10-2120 Goorhuis- Brouwer, “Moedertaalontwikkeling en leren lezen. Een paar apart.” Tijdschrift Mensenkinderen 118, 2009, p. 3-521 http://www.go.be/sites/portaal_nieuw/Prikbordvoorleerkrachten/Basisonderwijs/leerplannen/Leerplannen%2020102011/Nederlands.pdf22 http://www.kijkopontwikkeling.nl/problemen/spraakontwikkeling-en-taalontwikkeling/verloop-spraakontwikkeling-en-taalontwikkeling23 Van Norden S., Taal leren op eigen kracht, 2004
19 Lien Corneillie - oktober 2014
eveneens nieuwe woordsoorten kennen. Qua morfologische ontwikkeling (woorden vormen en vervormen) zien we dat het kind vaak met overgeneralisaties zal werken. Bijvoorbeeld als meervoud van ‘schip’, ‘schepen’
zeggen. Daarnaast leert het kind ook op syntactisch vlak veel bij: zinnen worden complexer, inversie wordt gebruikt, vragende zinnen en ontkenningen komen aan bod, enzovoort. Tot slot is de kiem van het
metalinguistisch bewustzijn aanwezig: het nadenken over taal. Een voorbeeld is hiervan in deze fase is rijmen: “Pakje rijmt op slakje”.
2.4 Voltooiingsfase
In deze fase leren kinderen lezen en schrijven waardoor hun metalinguïstisch bewustzijn erg gestimuleerd
wordt. Dit betekent het reflecteren over taal in het algemeen, maar ook over het eigen taalgebruik en dat van de ander. Verder leert het kind dat er effecten zijn die je bewust of onbewust kunt bereiken door onder andere
de vorm van taal. Tegen de leeftijd van tien à twaalf jaar zou de moedertaalverwerving ongeveer ‘voltooid’ moeten zijn wat fonologie betreft. De meeste regels qua syntaxis en morfologie zijn eveneens gekend, maar
dienen soms nog te worden verbeterd. De woordenschat blijft echter groeien waardoor deze ‘voltooiingsfase’ in feite nooit af is.
3. Tweedetaalverwerving24 25 26
Moedertaalverwerving is een natuurlijk en spontaan proces, waar tweedetaalverwerving gebeurt via instructies
en leren. Een uitzondering is echter wanneer het kind een tweede taal simultaan verwerft tijdens het verwerven van een eerste taal. Het kind heeft dan twee moedertalen. Anders is het als een kind een nieuwe taal leert, terwijl het zijn/ haar moedertaal al redelijk goed beheerst. Dit heet successieve taalverwerving. Over deze laatste hebben we het hier.
Wanneer een jong kind in een nieuwe taalomgeving komt, zal het eerst de taal proberen te gebruiken die het al
kent (moedertaal). Al meteen zal het kind merken dat de taal die in de nieuwe omgeving gesproken wordt, niet zijn thuistaal is. Dikwijls zal het kind dan in een stille of non-verbale periode terecht komen. Gedurende een hele tijd – dit kan gaan van enkele weken tot verschillende maanden – gaat het kind de nieuwe taal opnemen, verwerken en beginnen te begrijpen. Deze stille periode mag niet gezien worden als een passieve periode.
Kinderen zijn dan ‘stil’ in één taal maar daarom niet in hun thuistaal. Ze hebben deze non-verbale periode nodig om te kijken, actief te luisteren, om hun omgeving te verkennen, om nieuwe ervaringen te begrijpen en nieuwe betekenissen te ontwikkelen. Het geven van een maximaal en optimaal taalaanbod is cruciaal. Net als bij het verwerven van de moedertaal is interactie met anderen erg belangrijk!
Tips:
Blijf steeds actief communiceren met het kind, ook al volgt er vaak geen verbale reactie. Eerst komt het begrijpen, dan pas het spreken.
24 Appel r. en Vermeer A Tweede- taalverwerving en tweede- taalonderwijs, 200825 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent26 Desmet D., “Is passieve vreemdetaalverwerving via televisie mogelijk?” Scriptie Master in de taal- en letterkunde, UGent 2009-2010, p. 10-21
20 Lien Corneillie - oktober 2014
Dwing kinderen niet tot het spreken van Nederlands. Blijf wel tegen ze praten, ondersteund door gebaren, prenten, voorwerpen, eventueel woordjes in de thuistaal.
Veel kinderen zullen woorden en korte zinnen imiteren of ‘echoën’. Alle pogingen die kinderen ondernemen om Nederlands te praten, zouden aangemoedigd en geprezen moeten worden.
Het meest opvallende verschil tussen moedertaalverwerving en tweedetaalverwerving is dat de ‘brabbelfase’ wordt overgeslagen. Na de stille periode begint men met één- of tweewoordzinnen te praten. Verder gaan kinderen (volwassenen ook) vaak holistisch te werk bij het verwerven van een nieuwe taal. Vb. “kweetutniet”, waarna later de losse woorden volgen. Na verloop van tijd gaat men zinnen en woorden onderscheiden van
elkaar en zo betekenis uit de context afleiden. Net zoals eerste- taalverwervers gaan ook tweede- taalverwervers woorden die ze niet kennen, omschrijven door middel van woorden die ze wel reeds kennen. Zo
kan ‘bakker’ bijvoorbeeld ‘brood baas’ worden.
In het begin zullen kinderen geen verbuigingen hanteren (vb. “twee minuut”, “jij spelen”). Belangrijk is steeds voor ogen te houden dat het de taalvaardigheid is die primeert! Na verloop van tijd (start al binnen het jaar) gaan kinderen zich deze verbuigingen eigen maken.
Wat betreft zinsbouw zien we doorheen het proces een steeds complexere structuur gaande van formuletaal (stukjes zinnen) om te communiceren op sociaal niveau tot volzinnen. Bijvoorbeeld van “mijn beurt”, “mama komt”, “ik klaar” naar zinnen met meer detail. Naamwoordgroepen ontstaan eveneens geleidelijk. Bijvoorbeeld: “jongen”/ “die jongen”/ “die lieve jongen”/ “die hele lieve jongen”… Er zijn grote verschillen in
tempo tussen kinderen. Van Helvert onderzocht dit en uit de studie bleek dat alle kinderen na zes à tien weken lidwoord + zelfstandig naamwoord gebruikten, maar slechts veertig procent dit na vijfentwintig weken had uitgebreid tot lidwoord + bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord. Deze variabiliteit is normaal, gezien factoren als talige omgeving, leerkansen- en mogelijkheden, interactiefactoren en sociale omstandigheden.
Herhaling is bij NT2 verwerving van cruciaal belang! Kinderen produceren sowieso taal die vaak herhaald wordt.
Tips: Taal kan je herhalen door liedjes te zingen of verhaaltjes voor te lezen.
Verbeter fouten van kinderen niet expliciet door op de foute vorm te wijzen, maar herhaal de uiting van het kind en bied in je herhaling het juiste model aan (terugkaatsen).
Op de website van Kind & Gezin (www.kindengezin.be) vind je heel wat tips onder het luik ‘taalstimulering’ die jou als begeleider zeker zullen helpen!
21 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 4: TAALDOELEN DERDE KLEUTERKLAS TOT EN MET
ZESDE LEERJAAR1. Derde kleuterklas27 28
Het kind kan op het einde van de derde kleuterklas:
Een gebeurtenis of een verhaal vertellen
Spreken over zijn gevoelens zoals blij, bang, boos en verdrietig Bereidheid vertonen te luisteren naar de ander en zich in te leven in de ander
Schoolse opdrachten begrijpen en uitvoeren Iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of andere specifieke eigenschappen Zelf vragen stellen wanneer nodig De hulp van anderen inroepen Aan de hand van visueel materiaal een boodschap herscheppen Met hulp van volwassenen, eigen boodschappen door middel van symbolen vastleggen en kenbaar
maken Door symbolen voorgestelde boodschappen in verband met concrete activiteiten begrijpen In boeken of uithangborden lettertekens onderscheiden van andere tekens Zich inleven in duidelijk herkenbare rollen en situaties en vanuit eigen verbeelding/beleving hierop
inspelen Onvolledige eenvoudige beelden aanvullen De kleuren actief verwoorden; ook lichtpaars, zilver, fluo, doorschijnend… Spreken met samengestelde zinnetjes, grammaticaal juist
Goed en vlot articuleren, ook moeilijke verbindingen (schr, str, -ngt) Hoe- en waaromvragen beantwoorden
Verwijswoorden hanteren: jullie, u, ons, hem, haar, hun Versjes voordragen met intonatie
2. Eerste leerjaar29 30
27 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent28 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/kleuteronderwijs/nederlands/ontwikkelingsdoelen.htm29 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent30 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
22 Lien Corneillie - oktober 2014
2.1 Technisch lezen
Kinderen leren aanvankelijk hakken en plakken (auditieve analyse en synthese). Het auditief werken is een heel
belangrijke stap voor het leren lezen. Het is belangrijk dat de kinderen de woorden auditief kunnen onderverdelen in letters, dit heet hakken. Vb. vis v – i – s
Ook omgekeerd moeten de kinderen de letters aan elkaar kunnen plakken tot een woord Vb. v – i – s visDe letters worden steeds fonetisch uitgesproken.Aan de hand van steunwoorden (kernwoorden/ grondwoorden) leren ze de letters. Er bestaan verschillende leesmethodes in de scholen: een bekende methode is veilig leren lezen met de steunwoorden ‘maan, roos, vis’. Het is belangrijk om bij beginnende lezers de boekjes van de school te gebruiken, dan krijg je ook een beeld van welke woorden en letters de kinderen al kennen.
In een latere fase leren de kinderen vloeiend lezen. Ze mogen de letters niet meer hardop hakken. De kinderen
moeten de letters onmiddellijk luidop lezen en langzaam aan elkaar zingen. Vb.: mmmmaaaaaaaannnnn
De stap van ‘hakken en plakken’ naar vloeiend leren lezen is moeilijk. Het is belangrijk dat het lezen regelmatig ingeoefend wordt. Oefen steeds op het tempo van het kind (leesboekjes AVI 1 en 2). Voorlezen en samen lezen werken ook stimulerend.
Het kind kan op het einde van het eerste leerjaar: Alle grondwoorden en ontsleutelde woorden vlot en foutloos lezen Eenvoudige tekstjes en vervolgverhalen vlot lezen (max. 2 à 3 bladzijden) Minstens twintig woorden in één minuut lezen
De hoofdletters herkennen en lezen Niveau AVI 1 halen
2.2 Begrijpend lezen
Het kind kan op het einde van het eerste leerjaar:
Een (aantal) zin(nen) koppelen aan de juiste prent(en) Zijn parate kennis gebruiken om de juiste zin aan de juiste tekening te koppelen Losse zinnen (max. vier) chronologisch ordenen (met behulp van prenten)
2.3 Luisteren
Instructies en opdrachten begrijpen Met een korte zin antwoorden op een eenvoudige vraag
2.4 Spreken
23 Lien Corneillie - oktober 2014
Een zin formuleren waarbij het onderwerp en de persoonsvorm op de juiste plaats staan Zichzelf voorstellen
Een kort gesprek voeren over wereldoriëntatie en taalthema’s met de daarin aan bod gekomen woordenschat
2.5 Taalbeschouwing
Werkwoorden vervoegen (stam + t) Onderwerpen omzetten naar ‘hij’, ‘zij’ en ‘het’ (derde persoon) Lijdende voorwerpen omzetten naar ‘hem’ en ‘haar’
De lidwoorden herkennen en gebruiken (afhankelijk van taalgevoeligheid, de/het) Vierdelige zinnen samenstellen (punt- en vraagzinnen)
2.6 Schrijven
Ook voor het schrijven is het belangrijk dat de kinderen de woorden eerst auditief kunnen ‘hakken en plakken’. Bij het schrijven moeten ze het woord eerst luidop hakken en dan pas opschrijven. Kinderen leren eerst woorden schrijven zoals we ze horen (= hoorwoorden)Vb.: ik, bal, vis, kat… Vervolgens wordt er veel aandacht besteed aan de tweeklanken. Vb: eu, ui, ie, au, ou, oe,…Woorden met regels (=regelwoorden) komen pas later aan bod.
Vb: ‘ei’ of ‘ij’?
Heb ook aandacht voor de goede schrijfhouding: goede rughouding, voldoende afstand tussen ogen en hand en een correcte pengreep!
Het kind kan op het einde van het eerste leerjaar:
Een zin correct kopiëren Leesletters omzetten naar schrijfletters
2.7 Spelling
Auditieve en visuele woord- en zinsdictees met grondwoorden en ontsleutelde woorden correct schrijven
3. Tweede leerjaar31 32
31 Basismap voor vrijwilligers, Uilenspel vzw, Gent32 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
24 Lien Corneillie - oktober 2014
3.1 Technisch lezen
Kinderen leren in het tweede leerjaar moeilijkere woorden lezen en het tempo moet nu hoger liggen: ze
moeten nu vloeiend kunnen lezen. Bij sommige kinderen vormt dit nog een probleem. Het tempo opdrijven is niet mogelijk als de kinderen blijven ‘hakken en plakken’. Kinderen die niet goed kunnen lezen, zijn meestal ook niet gemotiveerd om te lezen. Het is heel belangrijk om de kinderen eerst te motiveren. Dit kan door samen of afwisselend te lezen of door de kinderen zelf een boekje te laten kiezen in de bib. Oefen het lezen nooit te lang, maar wissel af met een andere ontspannende activiteit. Bij het lezen is het belangrijk dat er regelmatig geoefend wordt, beter 2 keer
10 minuten dan 1 keer 20 minuten. Kies leesboekjes uit de bib van AVI 3-4-5.
Het kind kan op het einde van het tweede leerjaar: Het niveau AVI-3 halen
Tonen dat het de verdubbelings- en verenkelingsregels kent door deze woorden correct te lezen Woorden met de doffe ‘e’ lezen (voorvoegsels ‘ge-‘, ‘ver-‘, ‘be-‘) Samenstellingen lezen (tot 3- lettergreepwoorden) Clusterwoorden lezen Woorden met ‘oei’, ‘aai’, ‘ooi’, ‘eeu’ en ‘ieu’ lezen Woorden met weglatingsteken (voor- en achteraan) lezen Alle vormen van de verkleinwoorden lezen Woorden met ‘-ig’ en ‘-lijk’ lezen
3.2 Begrijpend lezen
Het kind kan op het einde van het tweede leerjaar: De hoofdpersonages aanduiden in een korte, zelfstandig gelezen tekst De inhoud weergeven van een korte, zelfstandig gelezen tekst
Zijn parate kennis (achtergrondinformatie aansluitend op de leef- en ervaringswereld van het kind) aanspreken om een korte tekst te begrijpen
3.3 Luisteren
Een kort verhaal (max. 1 bladzijde voorleestekst) navertellen
De hoofdpersonages aanduiden De verhaallijn verwoorden Het onderscheid beseffen tussen fantasie en realiteit Inhoudsvragen beantwoorden
3.4 Spreken
Zijn mening geven Korte zinnen formuleren
25 Lien Corneillie - oktober 2014
3.5 Taalbeschouwing
Doe-, hoe-, naam-, tel- en lidwoorden herkennen
Verkleinwoorden en meervouden zelf vormen Een enkelvoudige zin maken Woorden verdelen in klankgroepen Klinkers en medeklinkers herkennen Korte, lange en andere klanken herkennen Samenstellingen herkennen en vormen
3.6 Schrijven/ spelling
De kinderen kunnen de hoorwoorden (woorden die je schrijft zoals je ze hoort) nu correct schrijven. In het tweede leerjaar komen enkele spellingsregels aan bod:
woorden met –aai, -ooi, -oei, -eeuw, -ieuw of –uw d of t op het einde van het woord (maak het woord langer, en je hoort de laatste letter) woorden met –ng of –nk woorden met g of ch
De leerlingen leren ook de hoofdletters schrijven.
3.7 Creatief schrijven
Een korte tekst schrijven bij prenten (er mogen wel nog spellingfouten in staan)
4. Derde leerjaar33
4.1 Technisch lezen
Het kind kan op het einde van het derde leerjaar: Niveau AVI 6, 7, 8 behalen
4.2 Begrijpend lezen
33 Ibid.
26 Lien Corneillie - oktober 2014
Tekst en illustratie met elkaar verbinden Inhoudsvragen beantwoorden over een korte tekst (max. 15 regels)
Een vervolg bedenken op een gelezen verhaal Schrijver, illustrator en uitgever herkennen (tekst/ kaft boek)
Fantasie en werkelijkheid van elkaar onderscheiden
4.3 Luisteren
Inhoudsvragen beantwoorden Een vervolg bedenken op een beluisterd verhaal
Fantasie en realiteit van elkaar onderscheiden
4.4 Spreken
Op een gestructureerde en vlotte manier vertellen over hun ervaringen en interesses (mits voorbereiding)
4.5 Taalbeschouwing
Woorden alfabetisch rangschikken Samengestelde woorden herkennen en vormen (iets moeilijkere woorden dan in het tweede leerjaar) Zender en ontvanger bepalen in een tekst
Tekstsoorten aanduiden: reclame, informatieve tekst, instructie Begrijpen wat aan het verwijswoord refereert (niet in een tekst; enkel binnen twee zinnen) Hoofdletters correct gebruiken: begin van zinnen en eigennamen Werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
Bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden herkennen Een zin aanvullen door een passend bijvoeglijk naamwoord te verzinnen
4.6 Schrijven/ spelling
‘Ee’ aan het einde van het woord schrijven waar nodig
De klanken ‘eeuw’, ‘ieuw’, ‘ng’,’gt’ en ‘cht’ schrijven waar nodig Het verschil zien tussen ‘be-’, ‘ge-‘ en ‘ver-‘ ‘D’ of ‘t’ op het einde van een woord schrijven (vb. hond) ‘Ei’ en ‘ij’ correct hanteren
4.7 Creatief schrijven
27 Lien Corneillie - oktober 2014
Een tekst schrijven: beschrijvingen, tekst over bepaald thema…
Zelf ontdekken welke aanpak bij het tekstschrijven voor hen het beste werkt: woordspin of opbouwen door telkens oorzaak aan gevolg te koppelen
Vb. woordspin34:
5. Vierde leerjaar35
5.1 Technisch lezen
Het kind kan op het einde van het vierde leerjaar: Niveau AVI 6 behalen
5.2 Begrijpend lezen
De hoofdpersonages aanduiden in een zelf gelezen tekst De hoofdgedachte uit een tekst halen De volgende soorten tekst onderscheiden: reclame, informatieve tekst, wervende tekst, recept,
instructie, kattenbel, slogan, gedacht, geboortekaart, cartoons, brief, ontspannende tekst, (kranten)artikel
Tonen dat hij/zij de verwijswoorden begrijpt door informatie af te leiden die niet expliiet in de tekst voorkomt
Beseffen dat een uitdrukking een figuurlijke betekenis heeft en kan deze ook afleiden Een woordenboek hanteren
Oorzaak en gevolg uit een tekst halen
34 http://kbsdemarke8a.pbworks.com/w/page/31990668/woordspin35 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
28 Lien Corneillie - oktober 2014
5.3 Luisteren
De volgende soorten tekst onderscheiden: reclame, informatieve tekst, wervende tekst, recept,
instructie, kattenbel, slogan, gedacht, geboortekaart, cartoons, brief, ontspannende tekst, (kranten)artikel
Uit een zin halen of iets een mededeling, bevel of vraag betreft Uit een zin/ tekst halen of iets een mening of een feit is Sleutelwoorden uit een tekst halen Hoofdgedachte van de tekst bepalen
Hoofdpersonages uit een tekst halen
5.4 Spreken
Een zelfgeschreven tekst met de nodige intonatie naar voor brengen Variëren in stemgebruik zodat de tekst duidelijk overkomt Situaties naspelen na een korte voorbereiding Een zin in de tegenwoordige tijd correct formuleren
5.5 Taalbeschouwing
Werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd
Zinsdelen aanvullen, vervangen, verkleinen of vergroten Lidwoorden, bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden van elkaar onderscheiden De verwijswoorden in een tekst aanduiden en eruit halen aan wie of wat het refereert Werkwoorden uit de verleden tijd uit een tekst halen en zeggen of er al dan niet een klankverandering
aan te pas komt Het onderwerp aanpassen aan de persoonsvorm (meervoud/enkelvoud)
Woorden alfabetisch opzoeken Uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden opzoeken in een woordenboek Een woordenboek gebruiken: alfabet toepassen, trefwoorden, betekenis overschrijven en de vorm
(enkelvoud, behalve werkwoorden en verkleinwoorden)
5.6 Schrijven/ spelling
De correcte leestekens gebruiken Een hoofdletter gebruiken waar nodig Werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen
29 Lien Corneillie - oktober 2014
Verdubbelings- en verenkelingsregel toepassen in samenstellingen De aangeleerde spellingsregels uit et tweede en derde leerjaar toepassen op moeilijkere woorden
5.7 Creatief schrijven
Verschillende soorten teksten schrijven: slogan, artikel, gedicht, geboortekaartje en een officiële brief De juiste lay-out hanteren voor de verschillende soorten tekst De functie van verschillende soorten tekst verwoorden
6. Vijfde leerjaar36
6.1 Technisch lezen
Het kind kan op het einde van het vijfde leerjaar: Niveau AVI 9 behalen Een tekst vlot lezen, rekening houdend met de leestekens Woorden met een deelteken correct lezen
6.2 Begrijpend lezen
De verschillende soorten tekst benoemen: idem vierde leerjaar + fabel en spelreglement Teksten categoriseren onder fictie of non-fictie Begrijpen waarom verwijsoorden gebruikt worden Begrijpen waarom een beletselteken (…) in een tekst staat
De drie grote delen in een tekst herkennen: inleiding, midden en slot en de bedoeling ervan begrijpen De hoofdgedachte uit een tekst halen en er dan een korte samenvatting van maken (eerst
sleutelwoorden zoeken, daarna in zinnen gieten) De bedoeling van de schrijver achterhalen (2 à 3 bladzijden tekst)
6.3 Luisteren
De gespreksafspraken naleven
De voorgelezen tekst reconstrueren aan de hand van zelfgeschreven sleutelwoorden (tekst wordt 2 maal voorgelezen)
36 Ibid.
30 Lien Corneillie - oktober 2014
Gericht luisteren naar spreekbeurten, rollenspelen en gesprekken van anderen zodat hij/zij daarna feedback kan geven
Sleutelwoorden, hoofdgedachte en hoofdpersonages uit een tekst halen: teksten worden moeilijker en langer in vergelijking met het vierde leerjaar
6.4 Spreken
Mening en gevoelens duidelijk en beargumenteerd verwoorden Feedback en mening geven over voordracht, spreekbeurt, gesprek: tactvol, beleefd en assertief
reageren
Zichzelf en anderen beoordelen als spreker en luisteraar
6.5 Taalbeschouwing
Weten wat het onderwerp is, hoe het onderwerp is, wat ermee gebeurt en wat het onderwerp doet De woordsoorten benoemen: lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord Aangeven in welke vorm het werkwoord staat (enkelvoud, meervoud en welke persoon) Aangeven in welke tijd het werkwoord staat De werkwoorden correct vormen in de verleden tijd (met en zonder klankverandering) De aanhalingstekens plaatsen op de correcte plaats (begin- en eindaanhaling) De trappen van vergelijking toepassen Verwijswoorden gebruiken in een tekst zodat die interessanter wordt om te lezen
Woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek Figuurlijk taalgebruik begrijpen Verschillende zinsdelen herkennen
6.6 Schrijven/ spelling
Een hoofdletter plaatsen bij aardrijkskundige namen Een weglatingsteken plaatsen bij het begin van een woord (vb. ’s morgens…) en bij het eind van een
woord bij ‘a’, ‘i’ en ‘o’ (vb. mama’s) Toepassen waar een deelteken geplaatst moet worden
‘d’ of ‘t’ schrijven waar nodig (nieuw dit leerjaar: bij voltooide deelwoorden en het eerste deel van een samenstelling)
Persoonsvormen correct schrijven (‘d’ of ‘dt’)
6.7 Creatief schrijven
Een goed opgebouwde brief schrijven, rekening houdend met lay-out Een recept schrijven (lay-out, verschillende deeltjes en eventueel tekeningen)
31 Lien Corneillie - oktober 2014
Een stukje schrijven over zijn/ haar favoriete sport of andere activiteiten (verschillende delen, koppen…)
Het vervolg van een verhaal schrijven rekening houdend met hetgeen reeds gebeurde en de respectievelijke personages
Een boekbespreking schrijven om de andere leerlingen het boek wel of niet aan te bevelen
7. Zesde leerjaar37
7.1 Technisch lezen
Het kind kan op het einde van het zesde leerjaar: Niveau AVI plus behalen
Een tekst vlot lezen rekening houdend met de leestekens én de inhoud Woorden met een deelteken correct lezen
7.2 Begrijpend lezen
Informatie achterhalen in verschillende tekstsoorten: voor hen bestemde instructies, schema’s en tabellen en ten dienste van het publiek en voor en bestemde teksten in tijdschriften
Informatie ordenen van voor hen bestemde school- en studieteksten, verhalen en kinderromans,
dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën Informatie beoordelen op basis van de eigen mening en/of met behulp van andere bronnen in voor
hen bestemde brieven en uitnodigingen en reclameteksten die rechtstreeks verband houden met hun leefwereld
7.3 Luisteren
Informatie achterhalen in voor hen bestemde mededelingen met betrekking tot school- en klasgebeuren, voor hen bestemde informatieve radio-uitzendingen, een uiteenzetting of instructie van medeleerlingen en een telefoongesprek
Informatie ordenen op een persoonlijke en overzichtelijke wijze van een uiteenzetting of instructie van de leerkracht, een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie, een voor hen bestemde informatieve tv-uitzending
Informatie beoordelen op basis van de eigen mening en/of met behulp van andere bronnen van een
discussie met leeftijdsgenoten, een gesprek met leeftijdsgenoten en een door leeftijdsgenoten geformuleerde oproep
37 Ibid.
32 Lien Corneillie - oktober 2014
7.4 Spreken
Het gepaste taalregister hanteren als hij/zij aan leeftijdsgenoten over zichzelf informatie verschaft, als
hij/zij iemand om ontbrekende informatie vraagt, over een op school behandeld onderwerp verslag uitbrengt aan de leerkracht, hij/zij informatie uitwisselt tijdens een telefoongesprek
Het gepaste taalregister hanteren als hij/zij: vragen van de leerkracht beantwoordt, van een behandeld onderwerp of beleefd voorval een verbale/ non- verbale interpretatie brengt die moet worden begrepen door leeftijdsgenoten. Bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdsgenoten en een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, die kan uitvoeren.
Het gepaste taalregister hanteren als hij/zij op basis van hun eigen mening en/ of andere bronnen in
een gesprek kritisch reageren op de vragen en antwoorden van bekende volwassenen. Tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voor
brengen.
7.5 Taalbeschouwing
Zender, ontvanger, boodschap, bedoeling en situatie uit tekst halen Toepassen wanneer standaardtaal gebruikt wordt en wanneer regionale en sociale variëteiten kunnen
gebruikt worden De gevolgen inschatten van hun taalgedrag voor anderen en zichzelf Op zijn/ haar niveau reflecteren over de door hen gebruikte lees-, luister-, spreek-, en
schrijfstrategieën
7.6 Schrijven/ spelling
De spellingsregels correct toepassen bij woorden met een vast woordbeeld, klankzuivere woorden,
hoogfrequente niet- klankzuivere woorden, regelwoorden, werkwoorden, woorden met klinker in open/gesloten lettergreep, woorden met een niet- klankzuivere eindletter, hoofdletters,
interpunctietekens
7.7 Creatief schrijven
Overzichten, aantekeningen en mededelingen op- en overschrijven, rekening houdend met handschrift en lay-out
Een oproep, uitnodiging en een instructie schrijven aan leeftijdsgenoten Een brief schijven aan een bekende om een persoonlijke boodschap of belevenis over te brengen Een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis of een informatieve tekst Een formulier invullen met informatie over zichzelf Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden
33 Lien Corneillie - oktober 2014
7.8 Taalattitudes
Het kind:
Ontwikkelt luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid Heeft plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven Is bereid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag Is bereid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies, maar is assertief
34 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 5: EINDDOELEN WISKUNDE DERDE
KLEUTERKLAS TOT EN MET ZESDE LEERJAAR
1. Derde kleuterklas38
1.1 Getallenkennis
De ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen: evenveel/niet
evenveel, veel/weinig, te veel/te weinig, dingen over/dingen te kort, meer/minder, meest/minst Rangorde t.e.m. ‘vijfde’ aanduiden en verwoorden Auditief tellen tot en met 10 In concrete situaties rekenhandelingen uitvoeren met betrekking tot aantal en hoeveelheid.
Verwoorden door de gepaste begrippen: evenveel maken, bijdoen, wegdoen, samentellen, vermeerderen, verminderen, verdelen
1.2 Meten
Verandering, beweging, (snelheid) die ze met hun eigen lichaam ervaren of die ze bij voorwerpen,
verschijnselen of bij andere mensen waarnemen, verwoorden. Aan de hand van een kalender de dagen aftellen tussen het nu en een speciale gebeurtenis waarvan
de dag is aangegeven binnen de periode van een week Bij vergelijking van twee voor hen bekende activiteiten en bij voldoende duidelijke verschillen,
verwoorden welke activiteit het langst en welke het kortst duurt
1.3 Ruimte (initiatie op meetkunde)
In concrete situaties de begrippen ‘in’, ‘op’, ‘boven’, ‘onder’, ‘naast’, ‘voor’, ‘achter’, ‘eerste’, ‘laatste’, ‘tussen’, ‘schuin’, ‘op elkaar’, ‘ver weg’, ‘dicht bij’, ‘binnen’, ‘buiten’, ‘omhoog’ en ‘omlaag’ in hun
juiste betekenis gebruiken
38 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/kleuteronderwijs/wiskundige-initiatie/ontwikkelingsdoelen.htm
35 Lien Corneillie - oktober 2014
Vanuit een patroon een rij of een reeks dingen verder zetten. In het patroon kunnen aantallen (beperkt tot 5) en/of kwalitatieve kenmerken (beperkt tot twee gemeenschappelijke) voorkomen.
2. Eerste leerjaar39
2.1 Getallenkennis
De cijfersymbolen 0 t.e.m. 20 correct schrijven
Tellen t.e.m. 20 en terug; ook rangorde Structuur van de getallen t.e.m. 20 begrijpen en uitleggen
Getallenassen aanvullen t.e.m. 20 De begrippen ‘meer dan’, ’minder dan’ en ‘evenveel’ hanteren
De structuur van het 20-veld Hoeveelheden t.e.m. 20 vergelijken/ <; >; = / rangschikken van klein naar groot en omgekeerd Hoeveelheden t.e.m. 20 splitsen in 2 of meer delen Getallen sorteren volgens bepaalde criteria Groeperen en het resultaat noteren in een tabel De helft nemen van de getallen t.e.m. 10 Het dubbele van de getallen t.e.m. 5 De begrippen ‘even’ en ‘oneven’ getal benoemen en toepassen
2.2 Hoofdrekenen
Rechtdoor rekenen: optellen en aftrekken met getallen waarvan de som of het aftrekgetal max. 20 is Roosterrekenen Het begrip ‘verschil’ toepassen
2.3 Meten
Lengte
Meten met de meetlatGewicht
Wegen: voorwerpen wegen en een bepaald aantal kilogram afwegenInhoud
Het begrip ‘liter’ schatten en meten ‘Meer/minder dan’, ‘evenveel als’
Symbool ‘l’ herkennen en gebruikenTijd
39 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
36 Lien Corneillie - oktober 2014
Verwoorden hoe laat het is Tijd aanduiden of tekenen
Uur en halfuur lezen Dagen van de week benoemen
Maanden van het jaar benoemenGeldwaarden
1 cent, 2 cent, 5 cent, 1 euro, 2 euro, 5 euro, 10 euro en 20 euro Met gepaste munt betalen Betalen met zo weinig mogelijk muntstukken Weten hoeveel je moet terugkrijgen
2.4 Meetkunde
Logisch denken
Wat hoort er niet bij? Rijen voortzetten Matrices (rechthoekig getallenschema) oplossen Verzamelen
Ruimtelijke oriëntatie en structuur Verwoorden wat je ziet vanuit verschillende gezichtspunten als je je verplaatst De zin van de bewegingen correct verwoorden (omhoog, omlaag, voor- en achteruit…)
Links, rechts en andere aangeleerde ruimtelijke begrippen correct gebruiken Licht en schaduw Ervaringen opdoen met evenwijdigheid van lijnen, loodrechte stand en kijklijnen:
De schuine lijnen zijn ‘kijklijnen’40
Topologie
Ervaren dat bij transformatie sommige eigenschappen veranderen en andere behouden blijven
Vormleer Vierkant, rechthoek, driehoek en cirkel herkennen en benoemen
40 http://www.wisfaq.nl/show3archive.asp?id=19148&j=2004
37 Lien Corneillie - oktober 2014
Figuren naleggen en natekenen
Probleemoplossing Opgave analyseren: bevragen elimineren van overtollige gegevens
Formuleren hoe je tot een oplossing komt: oplossingsweg uitstippelen, materiaal kiezen, tekening maken, schema hanteren, voorstelling maken…
Gepaste formule opstellen, oplossen en controleren Antwoord formuleren Evalueren: verifiëren van het antwoord
3. Tweede leerjaar41
3.1 Getallenkennis
Optellen en aftrekken t.e.m. 100 met of zonder sprong Maal- en deeltafels Rekentaal: product, vermenigvuldigen, delen Stambreuken (breuken waarvan de teller gelijk is aan 1, vb. ¼) E (eenheden) en T (tientallen) kennen Het honderdveld42:
De helft/ het dubbel
3.2 Meten
Lengte
Meter, halve meter, anderhalve meter, dubbele meter Centimeter en decimeter
Lijnstukken meten en tekenen tot op 1 cm nauwkeurig
41 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent42 http://nl.wikipedia.org/wiki/Honderdveld
38 Lien Corneillie - oktober 2014
Voorbeeld lijnstuk:43
Inhoud Liter, halve liter, anderhalve liter
Tijd
Analoog + digitaal Uur, half uur en kwart voor/ over
Geldwaarden
Kunnen betalen met zo weinig mogelijk stukken t.e.m. 100 euro Correct teruggeven t.e.m. 100 euro
3.3 Meetkunde
Soorten lijnen: rechte, gebroken, gebogen Constructies (bouwsels) = met behulp van vb. blokken bouwen in 3D Meetkundige vormen: driehoek, vierhoek, rechthok, cirkel
Het verschil kennen tussen lijnen, lijnstukken en hoeken Kennis van de begrippen ‘omtrek’, ‘punt’, ‘lijn’ en ‘lijnstuk’ Kennis van de begrippen ‘evenwijdig’ en ‘loodrecht’ Coördinaten aflezen van de assen (vb. A1)
4. Derde leerjaar44
4.1 Getallenkennis
Getallen kunnen noteren op de getallenas t.e.m. 1000 Getallen noteren op een duizendveld Getallen rangschikken van groot naar klein en omgekeerd t.e.m. 1000
De waarde bepalen van een gegeven cijfer binnen een getal (vb. 452 → 5 = 5T (tientallen) = 50) Het onderscheid kennen tussen rangorde, maatgetal (‘m’, ‘l’…), code (vb. “ik zit in klas 3A”) en
hoeveelheid
4.2 Hoofdrekenen
43 http://digitalegereedschapskistceuppens.weebly.com/rechte-halfrechte-lijnstuk.html44 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
39 Lien Corneillie - oktober 2014
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen t.e.m. 1000
4.3 Cijferen
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen t.e.m. 1000
4.4 Breuken
Breuken aanduiden (kleuren) in een geheel (vb. een taart)
Breuk nemen van een getal < 1000
4.5 Meten
Lengte Kilometer, meter, decimeter, centimeter
Omtrek Omtrek van een rechthoek en een vierkant kunnen bepalen
Gewicht Kilogram, gram
Inhoud Liter, deciliter, centiliter
Tijd Klok lezen tot op 1 minuut nauwkeurig
Temperatuur Graden Celsius kunnen aanduiden: positief en negatief
Geldwaarden Gepast terugbetalen en teruggeven met zo weinig mogelijk biljetten en munten t.e.m. 1000
4.6 Meetkunde
Bouwsels (3D): voor-, zij- en bovenaanzicht
Vierhoeken, vierkant en rechthoek: kenmerken benoemen Patronen herkennen en tekenen Spiegelingen en symmetrieassen herkennen en tekenen Loodrechten en evenwijdige rechten Coördinaten benoemen en aanduiden Soorten hoeken benoemen: rechte, scherpe en stompe hoek
40 Lien Corneillie - oktober 2014
5. Vierde leerjaar45
5.1 Getallenkennis
Getallen kunnen noteren op een getallenas t.e.m. 100 000 Getallen kunnen noteren en afronden naar een tiental, honderdtal of duizendtal Tienvoud, honderdvoud en duizendvoud Getallen rangschikken van groot naar klein en omgekeerd t.e.m. 100 000 De waarde bepalen van een gegeven cijfer in een getal vb. 452 → 5 = 5T (tientallen) = 50)
Het onderscheid kennen tussen rangorde, maatgetal (‘m’, ‘l’…), code (vb. “ik zit in klas 4A”) en hoeveelheid
Deelbaar door 2, 4, 5, 10 en 100 Gemeenschappelijke delers en grootste gemene deler. De grootste gemene deler (ggd) van een aantal
gehele getallen is het grootste positieve gehele getal, waar al deze gehele getallen door gedeeld kunnen worden, zonder dat er een rest overblijft. Vb. De grootste gemene deler van de getallen 8 en 12 = 4
5.2 Hoofdrekenen
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen t.e.m. 100 000 Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen
Diagrammen
5.3 Cijferen
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen t.e.m. 100 000 Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen
5.4 Breuken
Breuken aanduiden (kleuren) in een geheel (vb. taart)
Breuken vergelijken en rangschikken Breuken vereenvoudigen Breuken optellen en aftrekken Breuken omzetten in kommagetal en omgekeerd
5.5 Meten
45 Ibid.
41 Lien Corneillie - oktober 2014
Lengte
Kilometer, meter, decimeter, centimeter en millimeterOmtrek en oppervlakte
Omtrek en oppervlakte kunnen bepalen/ formule van een rechthoekOppervlaktematen
m², dm², cm²Gewicht
Kilogram, gramInhoud
Liter, deciliter, centiliterTijd
Klok lezen tot op 1 minuut nauwkeurig Tijdsduur berekenen tussen twee tijdstippen
Geldwaarden Gepast terugbetalen en teruggeven met zo weinig mogelijk biljetten en munten t.e.m. 1000
Schaal en legende Legende lezen, schaal berekenen
5.6 Meetkunde
Bouwsels (3D) naar een plattegrond omzetten en omgekeerd, alsook voor-, zij- en bovenaanzicht
Vierhoeken, vierkan, rechthoek, parallellogram en ruit: kenmerken benoemen Patronen herkennen en tekenen Spiegelingen en symmetrieassen herkennen en tekenen46:
Diagonalen aanduiden en kenmerken benoemen Snijdende, loodrechte en evenwijdig rechten
Gelijkvormigheid van figuren Coördinaten benoemen en aanduiden
Schaduwlijnen tekenen47:46 http://nl.enc.tfode.com/Lijnspiegeling47 http://www.hhofstede.nl/modules/schaduw.htm
42 Lien Corneillie - oktober 2014
Soorten driehoeken benoemen naar de zijden en de hoeken (gelijkzijdige, scherpe, stompe, gelijkbenige, ongelijkzijde, rechthoekige)
6. Vijfde leerjaar48
6.1 Getallenkennis
Getallen t.e.m. 10 000 000 kunnen lezen, noteren, rangschikken, waarde noteren en getallenrijen kunnen vervolledigen
Gemiddelde berekenen Mediaan bepalen Grootste gemene deler en kleinste gemeen veelvoud kunnen berekenen Tabellen/ grafieken kunnen lezen, interpreteren en tekenen Kennis van de Romeinse cijfers Verhoudingen berekenen (prijs/ gewicht en afstand/ tijd)
Bruto, netto en tarra (verschil tussen bruto en netto) Winst en verlies Procenten nemen van een getal Interestberekening
6.2 Hoofdrekenen
Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen t.e.m. 10 000 000 Vermenigvuldigen met 10, 100, 1000, 10 000, 5 en 50 Delen door 10, 100, 1000 10 000, 5 en 50
Kommagetallen vermenigvuldigen met 10 en 100, 5 en 50 Natuurlijke getallen vermenigvuldigen met 0,1; 0,01; 0,001 en 0,5
48 Informatie basisschool ‘de Dialoog’, Gent
43 Lien Corneillie - oktober 2014
Natuurlijke getallen delen door 0,1; 0,01; 0,001 en 0,5 Kommagetallen delen door 2, 4, 5 en 10
Kommagetallen optellen en aftrekken Kommagetallen vermenigvuldigen met/ delen door een natuurlijk getal
Natuurlijk getal delen door een eenvoudig kommagetal
6.3 Cijferen
Optellen en aftrekken t.e.m. 10 000 000 (met en zonder kommagetallen) Vermenigvuldigen t.e.m. 10 000 000 (met en zonder kommagetallen)
Vermenigvuldigen t.e.m. 10 000 000 waarvan de vermenigvuldiger groter is dan 10, maar kleiner dan 1000
Delen t.e.m. 10 000 000 (met en zonder kommagetallen) Delen t.e.m. 10 000 000 waarvan de deler groter is dan 10, maar kleiner dan 1000
Bij delingen met kommagetallen de waarde van de rest (R) bepalen Bij optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen schattingen maken en deze vergelijken
met hun uitkomst
6.4 Breuken
Breuken ordenen en op een getallenas plaatsen Breuken gelijknamig maken (zelfde noemer)
Breuken vereenvoudigen Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken Breuken vermenigvuldigen met een natuurlijk getal Breuken delen door een natuurlijk getal
Een breuk omzetten in procent en omgekeerd
6.5 Meten
Omtrek berekenen van vlakke figuren en grillige figuren Oppervlakte berekenen van een vierkant, rechthoek, parallellogram, driehoek en ruit
Oppervlaktematen Landmaten Afstand, tijd en snelheid berekenen (gemiddelde snelheid km/u of m/sec) Schaal berekenen
6.6 Meetkunde
Hoeken meten en tekenen met behulp van een gradenboog
44 Lien Corneillie - oktober 2014
Gelijkvormigheid Symmetrieassen en spiegelingen
Veelhoeken verdelen of compenseren (om zo de oppervlakte te kunnen berekenen) Ruimtefiguren: balk en kubus
Constructie van driehoeken, rechthoeken, vierkanten, parallellogrammen, trapezia en ruiten Cirkel tekenen aan de hand van diameter of straal
7. Zesde leerjaar49
7.1 Getallenkennis
Functies van natuurlijke getallen tot 1 000 000 000 (10⁹) herkennen en verwoorden
Kennis van de machten van 10 (alle machten die 10 als grondgetal hebben) Getallen tot maximaal 10 cijfers en drie cijfers na de komma op getallenas kunnen plaatsen, lezen
noteren en ordenen Inzicht in relaties tussen bewerkingen Kunnen orde en regelmaat ontdekken in getallenpatronen, onder meer om te komen tot de
kenmerken van deelbaarheid door 2, 3, 5, 9 en 10 en die kunnen toepassen (vb. “Welke zijn de volgende twee getallen in de reeks 1 - 3 - 9 - 27 - 81”?)
Kunnen de zakrekenmachine doelmatig gebruiken voor hoofdbewerkingen, ter controle en om
inzichten te verdiepen Procent zoeken met de zakrekenmachine KGV (kleinste gemeen veelvoud) en GGD (grootste gemene deler) kunnen toepassen Deelbaarheid door 3 en door 9 Negatieve getallen Loonberekeningen Eigenschappen van de bewerkingen kennen, toepassen en kunnen omkeren Tabellen, grafieken en staafdiagrammen Samengestelde vraagstukken kunnen oplossen Kennis van recht en omgekeerd evenredig
7.2 Hoofdrekenen
Vermenigvuldigen met 0,1; met 0,01; met 0,001 en met 0,5
Kommagetallen delen door 0,1; door 0,01 en door 0,5 Natuurlijke getallen delen door 0,1; door 0,01, door 0,5; door 5; door 10; door 50
Kommagetal x kommagetal Kommagetal : kommagetal
49 Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijscommunicatie, Cel Publicaties www.ond.vlaanderen.be/publicaties
45 Lien Corneillie - oktober 2014
Kunnen toepassen van de negenproef (je telt eerst telkens de cijfers van de respectievelijke getallen met elkaar op; de negens of 2 cijfers die samen 9 vormen laat je gelijk weg)50
Bijvoorbeeld:1433 + 631 = 2064
1433 wordt 1+4+3+3 = 11 => 1+1 = 2631 wordt 1 (6 en 3 vormen 9) = 12064 wordt 2+0+6+4 =32+1 = 3
7.3 Cijferen
Kommagetal vermenigvuldigen met kommagetal (3 cijfers na de komma)
Natuurlijk getal delen door kommagetal Kommagetal delen door kommagetal
7.4 Breuken
Terminologie kennen: breukstreep, gelijknamig, gelijkwaardig,teller, noemer, stambreuk Berekeningen en omzetten procenten, kommagetallen, breuken Breuken vermenigvuldigen en delen
7.5 Meten
Volumematen: m³, dm³, cm³ Meten van een volume met natuurlijke maten Schaalberekening
Tijd - afstand – snelheid Kapitaal en enkelvoudige interest
Resultaten van metingen interpreteren Oppervlakte van kubus, balk, cilinder De oppervlakte van ruimtefiguren en vlakstukken met gebogen of grillige vorm bij benadering bepalen Volume berekenen van balken en cilinders, bollen + kunnen toepassen op ‘echte’ ruimtelijke vormen
Verband kennen en zien tussen oppervlakte- en landmaten Volume en het gewicht schatten Volumematen herleiden Omtrek, oppervlakte en volume in relatie met schaalberekening
7.6 Meetkunde
50 http://users.telenet.be/pm-gent/Wiskunde/Info/negenproef.htm
46 Lien Corneillie - oktober 2014
Kunnen schatten met behulp van referentiepunten (vb. hoe lang doe ik erover om naar school te wandelen als de gemiddelde snelheid van een wandelaar ongeveer 5km/u is)
Kennis van de ontwikkeling van de kubus Kennis van de ontwikkeling van de balk
Schaduwen Kenmerken en oppervlakte van de cilinder Ruimtefiguren: vorm en volume Ruimtefiguren: de verhouding tussen volume en oppervlakte Gelijkvormig kunnen vergroten en verkleinen Piramide: kenmerken en eigenschappen
Diagonalen in een ruit, een parallellogram en een trapezium
Symmetrie: vlakke figuren tekenen en omstructureren (= opdelen en/of omvormen naar gekende vlakke figuren)
Schaduwen en kijklijnen
7.7 Wiskundige attitudes
Ontwikkelen van een kritische houding t.o.v. grafieken, cijfermateriaal en tabellen die in de omgeving of bronnen gebruikt (of misbruikt) worden om mensen te informeren
Waardering kunnen opbrengen voor de wiskunde als dimensie van menselijke inventiviteit. Daarom is het steeds belangrijk de link met de ‘realiteit’ te behouden en het abstracte aan het praktische te koppelen!
47 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 6: LINKS
Derde kleuterklas
www.kleinehandjes.be leuke en schattige interactieve website voor peuters en kleuters. Interessant voor de 3de kleuterklas zijn de verhaaltjes die voorgelezen worden terwijl de juiste woordjes onderstreept worden. Je kan er ook zaken aanklikken en dan het juiste woord horen. Daarnaast vind je er tevens educatieve spelletjes (puzzels e.d.) terug.
www.nijntje.nl je vindt er interactieve spelletjes en verhaaltjes die worden voorgelezen terwijl de woordjes onderstreept zijn. Handig en leuk om te tonen aan anderstalige
mama’s! www.lerendoorspelen.com interessant om als vrijwilliger te lezen wat kinderen door
verschillende vormen van spelen kunnen leren (gaande van buitenspelen, over puzzelen tot ‘5-minuten-spelletjes’)
www.computermeester.be uitgebreide website met educatieve, interactieve spelletjes en oefeningen gaande van de 3de kleuterklas t.e.m. het 6de leerjaar. Onderwerpen staan per leerjaar en per onderdeel (taal, wiskunde, wereldoriëntatie, breinbrekers en ontspanning)
Eerste leerjaar
www.veiliglerenlezen.be interessant om als begeleider te lezen als achtergrond omdat deze leesmethode vaak gebruikt wordt op school
www.leesmevoor.nl digitale prentenboeken waarbij de tekst onder de tekeningen staat
www.computermeester.be uitgebreide website met educatieve, interactieve spelletjes en oefeningen gaande van de 3de kleuterklas t.e.m. het 6de leerjaar. Onderwerpen staan per leerjaar en per onderdeel (taal, wiskunde, wereldoriëntatie, breinbrekers en ontspanning)
www.openleerhuis.be website met oefeningen op gebied van taal, wiskunde en
wereldoriëntatie gaande van de derde kleuterklas t.e.m. het zesde secundair. Interessante zaken voor de lagere school (ingedeeld per leerjaar), maar je moet als begeleider een goede selectie maken
www.kabage.be/ict website voor het interactief maken van oefeningen over taal (met o.a. maan-roos-vis methode), getallenkennis, metend rekenen, meetkunde en
wereldoriëntatie www.klascement.be mits het aanmaken van een profiel, vind je hier een
bibliotheek aan didactisch materiaal en ideeën voor educatieve spelvormen per leerjaar en per vak www.dekatrolgent.be klik op ‘student’ en ‘educatief materiaal’. Daar vind je
didactische tips voor lezen, rekenen, taal en spelen, leerspelletjes van maximum tien minuten en taalspelletjes die je zeker zullen inspireren. Daarnaast kan je er ook huiswerktips downloaden
www.kindengezin.be klik op ‘taalstimulatie’ voor heel wat tips!
48 Lien Corneillie - oktober 2014
Tweede tot en met zesde leerjaar
www.computermeester.be uitgebreide website met educatieve, interactieve spelletjes en oefeningen gaande van de 3de kleuterklas t.e.m. het 6de leerjaar. Onderwerpen staan per leerjaar en per onderdeel (taal, wiskunde, wereldoriëntatie, breinbrekers en ontspanning)
www.openleerhuis.be website met oefeningen op gebied van taal, wiskunde en wereldoriëntatie gaande van de derde kleuterklas t.e.m. het zesde secundair. Interessante zaken voor de lagere school (ingedeeld per leerjaar), maar je moet als begeleider een goede selectie maken
www.kabage.be interessante website voor het interactief maken van oefeningen over taal, getallenkennis, metend rekenen, meetkunde en wereldoriëntatie
www.klascement.be mits het aanmaken van een profiel, vind je hier een bibliotheek aan didactisch materiaal en ideeën voor educatieve spelvormen per leerjaar en per vak
www.dekatrolgent.be klik op ‘student’ en ‘educatief materiaal’. Daar vind je didactische tips voor lezen, rekenen, taal en spelen, leerspelletjes van maximum tien minuten en taalspelletjes die je zeker zullen inspireren. Daarnaast kan je er ook huiswerktips downloaden
www.kindengezin.be klik op ‘taalstimulatie’ voor heel wat tips!
49 Lien Corneillie - oktober 2014
DEEL 7: MATERIAAL SPELOTHEEK PIPO
1. Derde kleuterklas
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Maan roos vis klankzoekspel 3
2 Maan roos vis memospel 3
3 Tiptop ziek zijn 1
4 Tiptop speeldoos 3
5 Tiptop uitstap maken 1
6 Tiptop feest 1
7 Tiptop dierentuin 1
8 Tiptop tijd 1
9 Tiptop speelgoed 1
10 Tiptop vakantie 1
11 Tiptop nieuw in de groep 1
12 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten 5 2
13 Piccolo kleuren, vormen deel 6 1
14 Piccolo oriënteringsactiviteiten deel 1 en deel 7 1 per deel
15 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten 10 1
16 Piccolo deel 7 taal 1 1
17 Piccolo deel 8 rekenen 1 1
18 Piccolo bord groen 10
19 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 5 1
20 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 4 in het verkeer 1
21 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 8 rekenen 1 1
22 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 10 rekenen 2 1
23 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 3 dieren thuis 1
24 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 2 lente/zomer 1
25 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 1 herfst/winter 1
26 Piccolo ontwikkelingsactiviteiten deel 2 lichaam en kledij 1
27 Piccolo rekenbegrippen 1
28 Bambino loco speldoos 2
29 Bambino loco concentratie 2 1
30 Bambino loco wat hoort bij elkaar 1 1
31 Bambino loco ontwikkelingsspelletjes 2 1
50 Lien Corneillie - oktober 2014
32 Mini loco van aantal naar getal 1
33 Mini loco mijn eerste letters 1
34 Mini loco mijn eerste woorden 1
35 Mini loco wat ontbreekt 1
36 Mini loco welke zijn even lang 1
37 Mini loco speldoos 4
38 Cijferpuzzel 1
39 Dora de rekenoefeningen (3de kleuter en eerste leerjaar) 1
40 Concentratiespelletjes 1
41 Ver en dichtbij 1
2. Eerste leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Maan roos vis Letter Schrijfspel 3
2 Maan roos vis Letterdoos 3
3 Maan roos vis puzzel Bingo 3
4 Maan roos vis Dubbelwoordspel 3
5 Het grote Maan roos vis letterspel 3
6 Maan roos vis Woordenschatspel 1
7 Maan roos vis het geheime spel 1
8 Maan roos vis Lettershow 1
9 Het grote basisschoolspel spel 1 1
10 Het grote Basisschoolspel 5
11 Piccolo Taal/lezen groep 3 deel 1a t.e.m. deel 1d 1 per deel (1d 2x)
12 Piccolo Spelling groep 3 2
13 Piccolo Rekenen groep 3 deel 1a t.e.m. deel 1d 1 per deel
14 Piccolo spelbord groen 10
15 Piccolo spelbord blauw 5
16 Taalkwartet 1 1
17 Taalkwartet 2 1
18 Taalkwartet 3 1
19 Taalkwartet 5 1
20 Taalkwartet Groen 1
21 Taalkwartet Bruin 1
22 Mini loco Rekenspelletjes 1, 2 en 4 1 per deel
23 Mini Loco Taalspelletjes 1, 2 2
24 Mini Loco Ontwikkelingsspelletjes 1, 2 2
25 Mini Loco Ik leer rekenen 1
26 Mini Loco Ik leer lezen 1
27 Mini Loco Van getal naar rekenen 1
51 Lien Corneillie - oktober 2014
28 Super Eva! 1
29 Leespuzzels serie 2 en 3: woord/ beeld 1 per deel
30 Woordenschat (woorden zoeken) 1
31 Puzzel -20 1
32 Het grote Rekenspel 1
33 Go Getter 1
34 Tiptop Rekenbox 1 t.e.m. 4 1 per deel (4: 2x)
35 Max Taal Groep 3 set 1 t.e.m. set 2 1 per set
36 Rekenen Piraten 1
37 Completo 1
38 Tellen 1 tot 10 2
39 Dora: de rekenoefeningen 1
40 Oefenkoffer 1
41 Vertel het maar 9
42 Max geheugentraining (eerste t.e.m. vierde leerjaar) 1
43 De rekenkoning 1
44 Zoom! 1
45 Splitsbox 11
46 Lecto-Foto werkwoorden 2
47 Wat is anders? 1
48 Cube Control Opdrachtkaarten 4
49 Cube Control Basisdoos (eerste en tweede leerjaar) 4
50 Kwis Kids 1
51 Sokken zoeken spel 1
52 Zabifuzz Observatie (snelheidsspel) 1
53 Mistigri Memo 1
54 Rekenmachine zelfcontrole aftrekken 1
55 Tangram blauw (eerste en tweede leerjaar) 1
3. Tweede leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Het Grote Basisschoolspel spel 2 3
2 Het Grote Basisschoolspel 3
3 Piccolo Taal/ lezen groep 4 2a t.e.m. 2d 1 per deel (2d/c 2x)
4 Piccolo Begrijpend Lezen deel 4a en 4b 1
5 Piccolo rekenen deel 2a, 2b, 2c en 2d 1 per deel
6 Piccolo Tafels 1-10 1
7 Piccolo rekenen deel 3a 1
8 Piccolo spelling 1
9 Piccolo bord maximo 10
52 Lien Corneillie - oktober 2014
10 Piccolo Bord MO I 2
11 Max taal set 1 en 2 1 per set
12 Max tafels 1 t.e.m. 10 (tweede tot vierde leerjaar) 1
13 Max rekenen 1
14 Max oriënteren en rekenen 1
15 Tafelkwartet Rood 2
16 Tafelkwartet Paars 2
17 Tafelkwartet Oranje 2
18 Tafelkwartet Blauw 2
19 Tafelkwartet Groen 2
20 Tafelkwartet Roze 2
21 Cube Control Opdrachtkaarten 8
22 Cube Control basisdoos (eerste en tweede leerjaar) 3
23 Flip Getallen tot 100 1
24 Puzzel 100 1
25 Big time learning clock 3
26 Het grote taalspel van a – z 1
27 Hoofdrekenen tot 100 3
28 Tafels van vermenigvuldiging 1
29 Wiskist 1
30 Oefenkoffer 1
31 Tafels van vermenigvuldiging (tweede t.e.m. vierde leerjaar) 1
32 Tafeldoos 4
33 Cijferdobbelbak 1
34 Letters combi letters 1
35 Malle getallen Delen 1
36 Rekenmachine met zelfcontrole 1
37 Kwis Kids 1
38 Sardines observatie memo 1
39 Slimme Sprongen 1
40 Ik leer tellen 1
41 Ik leer de tafels 1
42 Het grote Taalspel a-z 1
43 Rekenmachine zelfcontrole tafels tot 100 4
44 Rekenpuzzel tafels 1
45 Oefen de tafels op muziek 1
4. Derde leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Het Grote Basisschoolspel spel 3 2
2 Piccolo Taal/lezen groep 5 deel 3a, 3b, 3c, 3d 2 per deel
53 Lien Corneillie - oktober 2014
3 Piccolo Rekenen Groep 5 deel 3b 3
4 Piccolo Deeltafels 1-10 1
5 Piccolo Begrijpend lezen deel 5a 1
6 Piccolo deeltafels (derde en vierde leerjaar) 1
7 Piccolo begrijpend Lezen 5b 1
8 Piccolo Spelling A en B 1 per deel
9 Piccolo zoeken en volgen (derde leerjaar t.e.m. zesde) 1
10 Piccolo spiegelen en draaien (derde leerjaar t.e.m. zesde) 1
11 Piccolo verplaatsen en bewegen (derde leerjaar t.e.m. zesde) 1
12 Piccolo kijken en bouwen (derde leerjaar t.e.m. zesde) 1
13 Flip Keer en delen 1
14 Flip getallen en cijfers 1
15 Flip plus en min 1
16 Flip rekenen met breuken 1
17 Max spelbord 5
18 Max taal set 1 en 2 1 per set
19 Max oriënteren en rekenen 1
20 5 Minutenspel delen tot 100 1
21 5 minutenspel vermenigvuldigen 1
22 Puzzel met breuken 1
23 Reuzeleuke denkpuzzel 1
24 Vang de rover rekenspel 1
25 Spreekwoordenspel 1
26 Werkwoordenspel spel 1 t.e.m. 4 1 per deel
27 Leersleutel: delen en vermenigvuldigen 1
28 Het grote taalspel uitbreiding 1
29 Malle getallen optellen en aftrekken tot 100 1
30 Kwis Kids 1
31 Tangram blauw/ oranje (derde leerjaar t.e.m. zesde) 1
5. Vierde leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Het grote Basisschoolspel spel 4 2
2 Piccolo max. Woordenschat groep 6 2
3 Piccolo spelling deel 1 2
4 Piccolo delen maar! 1
5 Piccolo delen onder 100 2
6 Piccolo breuken 1 4
7 Piccolo woordenschat 1 2
8 Wiskist 1
54 Lien Corneillie - oktober 2014
9 Max taal (groep 6) set 1 en 2 1 per set
10 Max taalset 1 groep 6 1
11 Malle getallen vermenigvuldigen 1
12 Malle getallen optellen en aftrekken tot 1000 2
13 Malle getallen metend rekenen 1
14 Kwis kids 1
6. Vijfde leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Het grote basisschoolspel spel 5 2
2 Piccolo Max. woordenschat groep 7 1
3 Piccolo spelbord Maximo 9
4 Piccolo taal 7a, 7b en 8 a 1 per deel
5 Piccolo rekenen 7a en 7b 1 per deel
6 Piccolo begrijpend lezen 7b 1
7 Piccolo topografie 3 (vijfde en zesde leerjaar) 1
8 Piccolo werkwoorden deel B (vijfde en zesde leerjaar) 1
9 Piccolo tabellen en grafieken (vijfde en zesde leerjaar) 1
10 Piccolo breuken deel 2 3
11 Piccolo meten maar! (vijfde en zesde leerjaar) 2
12 Piccolo spelling 2 1
13 Piccolo mens/ wereld (vijfde en zesde leerjaar) 2
14 Piccolo woordenschat 2 2
15 Piccolo procenten 1
16 Piccolo breuken 1
17 Max taal set 1 en 2 1 per set
18 Wiskist 1
19 Kwis kids 1
20 Het Vlaamse spreekwoordenspel 1
7. Zesde leerjaar
Nummer Speelleermateriaal Aantal exemplaren
1 Het grote basisschoolspel spel 6 3
2 Piccolo max. spelling groep 8 1
3 Piccolo max. woordenschat deel 3 2
4 Piccolo begrijpend lezen 8a, 8b 8a 1x, 8b 2x
5 Piccolo rekenen 8a, 8b 1 per deel
55 Lien Corneillie - oktober 2014
6 Piccolo topografie 4 De Wereld 1
7 Piccolo spelbord MDI 10
8 Piccolo spelbord MC 4
9 Piccolo mc taal 8b 1
10 Piccolo spelling 3 2
11 Piccolo breuken deel 3 1
12 Max taal set 1 en 2 1 per set
13 Wiskist 1
14 Kwis kids 1
15 Optellen en aftrekken 1
56 Lien Corneillie - oktober 2014