Post on 27-Feb-2021
Gemeente Houthalen-Helchteren Ruimtelijk Uitvoeringsplan Tienschuur - Helchteren
Onderzoek naar de planMER plicht
Screeningsnota: Onderzoek tot de milieueffectrapportage
Dossiernummer MER: OHPL0913
Initiatiefnemer: Gemeente Houthalen-Helchteren
Grote Baan 112 3530 Houthalen-Helchteren
Colofon
Versie Opmerking
A
B
C
D
Voorontwerp: verzending naar Dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen
Voorontwerp: Verzoek tot raadpleging
Ontwerp: Onderzoek tot de milieueffectenrapportage
Verzending plenaire vergadering
Ruimtelijke planner functie handtekening datum Lowie Steenwegen Ruimtelijk planner 28 maart 2011
Freija Bas Diensthoofd Architect Ruimtelijk planner
29 maart 2011
Inhoud
1 VERANTWOORDING EN METHODIEK 5
1.1 PLAN-MER-PLICHT 5 1.2 NA SCREENING: UITVOERING OF ONTHEFFING VAN HET PLAN-MER 5
2 INLEIDING 8
2.1 RUIMTELIJKE SITUERING 8 2.2 BESCHRIJVING BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND 9 2.3 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR 10 2.4 HISTORIEK 11 2.5 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN 12 2.6 BESCHRIJVING VAN HET PLAN 15
2.6.1 VISIE 15
2.6.2 DOELSTELLINGEN 15
2.6.3 CONCEPTEN VOOR EEN HOOGWAARDIGE OMGEVING 17
2.6.4 GEWENSTE RUIMTELIJKE INVULLING 18 2.7 BESCHRIJVING VAN MOGELIJKE PLAN ALTERNATIEVEN 19
3 BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIESITUATIE 20
4 BESCHRIJVING VAN DE EFFECTEN 21
4.1 BODEM 21 4.2 WATER (GROND- EN OPPERVLAKTEWATER) 24 4.3 FAUNA EN FLORA 28 4.4 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE 30 4.5 MENS (MOBILITEIT EN/OF SOCIAAL ORGANISATORISCHE ASPECTEN) 32 4.6 LUCHT 34 4.7 GELUID 34
5 TOETSING OF EEN PASSENDE BEOORDELING RELEVANT IS 35
6 TOETSING OF ER EEN RVR OPGESTELD MOET WORDEN 38
7 MOTIVATIE WAAROM ER GEEN PLAN-MER WORDT OPGEMAAKT 40
7.1 GEEN KADER VOOR BIJLAGE I OF BIJLAGE II PROJECTEN 40 7.2 GEEN KADER VOOR PROJECTEN DIE EEN PASSENDE BEOORDELING BEHOEVEN 40 7.3 GEBRUIK REGELEN IN EEN KLEIN GEBIED OP LOKAAL NIVEAU 40 7.4 EEN BEPERKTE WIJZIGING 40 7.5 GEEN GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 40
8 RESULTATEN VAN HET VERZOEK TOT RAADPLEGING 41
8.1 ADVIESVRAGEN 41 8.2 GEDETAILLEERDE INHOUD VAN DE ADVIEZEN 42
8.2.1 PROVINCIE LIMBURG 42
8.2.2 AFDELING WONEN 43
8.2.3 AGENTSCHAP VOOR NATUUR EN BOS 44
8.2.4 RUIMTE EN ERFGOED 45
9 CONCLUSIE 46
10 VRAAG TOT HET ONTHEFFEN VAN DE PLAN-MER PLICHT 47
Tabellen Tabel 1: Keuze vervoerswijze verdeling Vlaanderen – alle verplaatsingen ............................................................ 32 Tabel 2: Kenmerken van het Vogelrichtlijngebied .................................................................................................. 36 Tabel 3: Kenmerken van het Habitatrichtlijngebied ................................................................................................ 37 Tabel 9: Aangeschreven instanties ........................................................................................................................ 41 Tabel 10: Ontvangen adviezen .............................................................................................................................. 41
Figuren Figuur 1: Ruimtelijke situering van het plangebied................................................................................................... 8 Figuur 2: Uittreksel uit de De Ferrariskaart (1778) ................................................................................................. 10 Figuur 3: Inrichtingsschets ontwikkeling woonuitbreidingsgebied „Tienschuur‟ ...................................................... 11 Figuur 4: Inrichtingsschets ..................................................................................................................................... 18 Figuur 5: Woonprogrammatie gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Houthalen-Helchteren ................................... 19 Figuur 6: Inrichtingsschets ..................................................................................................................................... 20 Figuur 7: Bodemkaart plangebied .......................................................................................................................... 21 Figuur 8: Biologische Waarderingskaart ................................................................................................................ 28 Figuur 9: Ligging ten opzichte van de Natura 2000 gebieden ................................................................................ 29 Figuur 10: Uitsnede uit de landschapsatlas ........................................................................................................... 30 Figuur 11: Uittreksel uit de De Ferrariskaart (1778) ............................................................................................... 31 Figuur 12: Bijzondere beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied .............................................. 35 Figuur 13: Seveso bedrijven in Limburg ................................................................................................................. 39
Ver
antw
oord
ing
en m
etho
diek
5
1 Verantwoording en methodiek
1.1 Plan-MER-plicht
Sedert 1 december 2007 is het nieuw plan-MER-decreet (BS 20/06/2007) in voege. Deze nieuwe regelgeving bepaalt dat elk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen het toepassingsgebied van het plan-MER-decreet valt. RUP‟s zijn van rechtswege MER-plichtig wanneer: Deze een kader vormen voor project-m.e.r.-plichtige activiteiten, zoals bepaald in bijlage I en II
van het BVR van 10/12/2004 en die niet het gebruik regelen van klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden;
Een Passende Beoordeling vereist is. Voor de projecten en plannen die niet van rechtswege MER-plichtig zijn is er een screeningsplicht van toepassing. Concreet houdt dit in dat er moet nagegaan worden of er ten gevolge van het plan aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Indien er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, komt het plan in aanmerking voor een ontheffing van de plan-MER-plicht. In het andere geval dient evenwel toch nog een plan-MER opgesteld te worden.
1.2 Na screening: uitvoering of ontheffing van het plan-MER
De screening onderzoekt of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben op de bestaande situatie voor mens en milieu. Deze screening houdt een beoordeling in aan de hand van de in bijlage I opgesomde criteria van het DABM. De genoemde criteria zijn onderverdeeld in twee categorieën:
1. de kenmerken van de plannen en programma‟s; 2. de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed
(eveneens opgenomen in de Omzendbrief LNE/2007 pg. 17-18). De procedure van de screening bestaat uit drie stappen. Het is evenwel aangewezen (facultatief) om de dienst BGP (dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen) voorafgaandelijk aan het verzenden van het „Verzoek tot Raadpleging‟ te raadplegen.
Ver
antw
oord
ing
en m
etho
diek
6
Een eerste stap bestaat er in om een document op te maken als „Verzoek tot Raadpleging.‟ Binnen dit document wordt de nodige informatie opgenomen als volgt:
1. inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer; 2. een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, en in
voorkomend geval van de redelijke alternatieven voor dat plan of voor onderdelen ervan; 3. in voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grens of
gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben; 4. een beschrijving en een inschatting van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het
voorgenomen plan of programma, in voorkomend geval op de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap, de mobiliteit, en de samenhang tussen de genoemde factoren;
5. in voorkomend geval alle relevante gegevens met inbegrip van de redenen waarom de initiatiefnemer meent geen plan-MER te moeten opmaken overeenkomstig artikel 4.2.6, §1, 5° van het D.A.B.M.;
6. het verzoek om uiterlijk binnen de 30 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging het advies over te maken door betekening of tegen ontvangstbewijs aan de initiatiefnemer.
Het „Verzoek tot Raadpleging‟ dient te worden overgemaakt aan:
1. de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
2. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;
3. de instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit;
4. Andere instanties waarvan de initiatiefnemer het advies nuttig acht;
Het is echter aangewezen om voorafgaandelijk aan het verzenden van het „Verzoek tot Raadpleging‟ de dienst mer te raadplegen met de vraag tot een selectie van de relevante betrokken instanties evenals een ontwerpbrief over te maken die gevoegd kan worden bij het verzoek tot raadpleging.
Ver
antw
oord
ing
en m
etho
diek
7
De tweede stap bestaat er in om de documenten op te maken die de verzoek tot raadpleging omvatten samen met de ingewonnen adviezen. Deze einddocumenten genaamd „Onderzoek tot Milieueffectrapportage‟ worden verzonden aan de dienst mer. Dit document bevat volgende informatie:
1. inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer; 2. een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, in
voorkomend geval met inbegrip van een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft. Hierbij kan onder meer de volgende informatie, voor zover deze reeds beschikbaar is, toegevoegd worden:
uitgangspunten en doelstellingen van het plan of programma met in voorkomend geval de redelijke alternatieven van dat plan of onderdelen ervan;
voorgeschiedenis en eventueel reeds genomen beslissingen; voor welke activiteiten en/of projecten het plan of programma het kader kan
vormen; interferentie met andere plannen, projecten of activiteiten binnen of buiten de
perimeter van het plan of programma, voor zover in dit stadium al gekend ; fase van opmaak van het plan of programma; plan of programma- en procesevolutie: mogelijkheid tot planbijsturingen en mate
van flexibiliteit. bijdrage van het plan of programma tot oplossingen van bestaande
milieuproblemen; reeds geraadpleegde studies, bronnen, milieugegevens ….; overzicht van mogelijke milieumaatregelen die vanaf het beginstadium worden
ingecalculeerd; leemten in de kennis volgens het stadium van het plan of programma-proces;
3. het verzoek van de initiatiefnemer tot raadpleging van de instanties; 4. in voorkomend geval de gegevens, met de nodige vertaling, die de dienst Mer nodig heeft
voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling; 5. de uitgebrachte adviezen door de instanties; 6. analyse en motivering door de initiatiefnemer waarom geen plan-MER nodig is. Dit laatste
kan onder meer het geval zijn als: een plan of programma een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting
inhoudt van een plan of programma waarvoor reeds eerder een plan-MER werd goedgekeurd, en een nieuw plan-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; of
in het kader van andere rapportages of beoordelingen reeds een systematische en wetenschappelijke verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu werden opgemaakt, die voldoen aan de essentiële kenmerken van een plan-MER.
De derde en laatste stap omvat de screening door de dienst-MER op basis van het document uit stap twee waarna uitsluitsel gegeven wordt omtrent het al dan niet uitvoeren van een plan-MER (eventuele ontheffing van de plicht tot opmaak van een plan-MER).
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
8
2 Inleiding
2.1 Ruimtelijke situering
Het plangebied bevindt zich in het onmiddellijke centrum van Helchteren. In de onmiddellijke omgeving zijn woongebieden, gemeenschapsvoorzieningen; winkels en bedrijven gelegen. Figuur 1: Ruimtelijke situering van het plangebied
Bron: www.bing.com/maps
Het woonuitbreidingsgebied is gesitueerd in het noordoosten van de kern Helchteren. In vogelvlucht bedraagt de afstand tot het centrum ca. 1 km. Het gebied wordt omsloten door de lintbebouwing van de Tienschuur, de Kazernelaan en de Eikelbosstraat. Het gebied kent momenteel een overwegend agrarisch gebruik. De percelen worden ontsloten worden via Tienschuur, de Kazernelaan en de Eikelbosstraat.
plangebied
Centrum
Helchteren
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
9
2.2 Beschrijving bestaande feitelijke toestand
Het woonuitbreidingsgebied is gelegen aan de noordoostelijke rand van de kern Helchteren. In het zuidwesten sluit het aan bij de bestaande kernbebouwing, in het noordwesten sluit het gebied aan bij het domein van Helchteren-kazerne en de natuurverbindingsgebieden tussen de militaire domeinen van Leopoldsburg en Meeuwen-Gruitrode. Het woonuitbreidingsgebied wordt omgeven door woonstraten welke gekenmerkt worden door lintbebouwing. De Kazernelaan is een bovenlokale verzamelweg. De Eikelbosstraat en Tienschuur zijn rustige woonstraten:
Tienschuur wordt bepaald door residentiële vrijstaande woningen en ruime kavels. De bebouwing is vrij jong, het aantal niet bebouwde kavels is beperkt.
De Eikelbosstraat wordt gekenmerkt door het bosgebied dat aansluit bij de kazerne. De straat wordt bepaald door het bosgebiedje en bomengroepen;
De Kazernelaan wordt, ondanks de verkeersfunctie, bepaald door residentiële bebouwing. De woonhuizen zijn ruim en gelegen om grote kavels. Het kernwinkelgebied bevindt zich meer naar het westen. De braakliggende kavels bieden nog ruimte voor verder bebouwing;
Het centrale deel van het woonuitbreidingsgebied wordt als landbouwgebied (weiland, hooiland en akker). Het gebied is toegankelijk langs de drie omliggende straten. In dit binnengebied is er een opvallende gebogen lineaire landschapstructuur. Mogelijk is deze een restant van eeuwenoude hagen en houtwallen welke ook op de Ferraris kaart zijn aangeduid. Aan de noordoostzijde overweegt een natuur- en bosgebied. Dit gebied wordt sluit aan op de geplande natuurverbinding tussen de Natura 2000 gebieden.
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
10
2.3 Bestaande ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur van Helchteren wordt bepaald door de groei en ligging op de kruising tussen de N719 en de N715. De kern Helchteren is gegroeid op de heuvelrug. Helchteren heeft de ruimtelijke kenmerken van een concentrisch dorp gegroeid rond een centrum en doorsneden door twee belangrijke infrastructuurassen. De concentrische vorm is echter niet historisch. Tot in de late middeleeuwen werd de omgeving bepaald door het straatdorp omgeven door heidegebied met eiken- en berkenbomen. De valleien waren te drassig voor bewoning. Dit is nog goed zichtbaar op de kaart van de Ferraris. De Maastrichterstraat was de hoofdstraat. De omgeving van het plangebied werd bepaald heidegebied en weilanden gescheiden door lineaire landschapselementen. Een kaartbeeld (vermoedelijk) van tijdens het interbellum duidt de Eikelbosstraat en de Kazernelaan aan. In de omgeving is er echter geen bebouwing. De heidegebieden zijn verdrongen. Figuur 2: Uittreksel uit de De Ferrariskaart (1778)
Bron: http://belgica.kbr.be
Ondanks de snelle groei van de bebouwing en het grote aanbod aan commerciële vestigingen en diensten heeft de kern het karakter en de schaal van een dorpse en herkenbare omgeving behouden. Dit wordt ruimtelijk aangeduid door de beperkte bouwdichtheid en de beperkte bouwhoogten, de zichtbare aanwezigheid van groene ruimten en een herkenbaar centrum. De N715 en de N719 werken als sterke barrières waardoor de verschillende delen van de kern gescheiden worden. De spontane ontwikkeling van verkavelingen leidt tot een moeilijke leesbaarheid van de omgeving.
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
11
2.4 Historiek
In het kader van de gewenste ontwikkeling is een aanvraag voor principieel akkoord opgesteld in februari 2005. Tijdens het plenair overleg van 18 mei 2005 werd het dossier werd als onvolledig beschouwd en moest aangevuld worden. Het betrof ondermeer het opmaken van een structuurschets en het opstellen van een toelichtende nota. Deze stukken zijn aangereikt in maart 2006. De goedkeuring van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan maakt het mogelijk om onmiddellijk een RUP op te stellen. Het vooronderzoek biedt een duidelijke motivatie en een gedetailleerd beeld van een gewenste ontwikkeling. De inrichtingschets vormt de basis voor het op te stellen ruimtelijk uitvoeringsplan. Figuur 3: Inrichtingsschets ontwikkeling woonuitbreidingsgebied „Tienschuur‟
Bron: gemeente Houthalen-Helchteren
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
12
2.5 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Onderstaande tabel reikt de elementen van de bestaande juridische toestand voor het plangebied en de omgeving aan. De rechtstoestand van de verschillende gebieden is bovendien aangeduid op de kaart: Plan Relevante
beleidselementen
Bron:AGIV
Gewestplan Gewestplan 19 Hasselt-Genk: goedgekeurd K.B. 22-03-1978 Het plangebied is gesitueerd in woonuitbreidingsgebied. Het plangebied wordt omgeven door woongebied en natuurgebied.
Bron: RWO
Plannen van Aanleg (BPA – RUP) In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is het GRUP 'Noord - Zuid verbinding N74‟ gesitueerd. Voorlopig vastgesteld door de Vlaamse regering op 5 02 2010 Het openbaar onderzoek liep af op 13 mei 2010
Bron:AGIV
Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten of beschermde landschappen gesitueerd. Het zuidoostelijk punt van het militaire domein van Leopoldsburg is aangeduid als ankerplaats: Naam: Heide- en stuifzandcomplex van Hechtel - Helchteren met vallei van de Zwarte Beek (bovenloop)
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
13
Plan Relevante beleidselementen
Bron:AGIV
Habitat- en Vogelrichtlijngebieden Het Habitatrichtlijngebied „Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden is gelegen in het noordwesten van het plangebied. Gebiedscode: BE 2200029
Oppervlakte: 8306ha Het Habitatrichtlijngebied „Mangelbeek met heide- en ven gebieden tussen Houthalen en Gruitrode is gelegen in het zuidoosten van het plangebied. Gebiedscode: BE 2200030
Oppervlakte: 3768ha Het Vogelrichtlijngebied “Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek” bevindt zich ook ten westen van de N715. Gebiedscode: BE 2218331 Oppervlakte: 8889ha
Bron:AGIV
VEN gebieden Ten westen en ten zuiden is het GEN “De Mangel- en de Winterbeek” gelegen. Nummer van het VEN gebied: 442 Datum invoege treding: 31 10 2003 Erkend natuurreservaat “De Mangelbeekvallei” V-062 ten zuiden van het plangebied
Inbreuken tegen de stedenbouwkundige regelgeving
In het plangebied zijn geen inbreuken tegen de stedenbouwkundige regelgeving ambtelijk vastgesteld
Voorkooprecht In het plangebied geldt geen publiek voorkooprecht. In de GEN gebieden heeft de VLM voorkooprecht Begunstigde: VLM Het voorkooprecht dateert van 1 augustus 2007.
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
14
Verkavelingvergunningen In het plangebied werden geen stedenbouwkundige verkavelingvergunningen verleend
Bodemdecreet De percelen zijn door OVAM niet gekend als mogelijk verontreinigd.
Milieuvergunningen Er zijn geen milieuvergunningen verleend in het plangebied
Openbare wegen Kazernelaan Eikelbosstraat Tienschuur In het plangebied lopen geen openbare voetwegen
Bron: agiv
Watertoets Het plangebied is niet gelegen in natuurlijke of overstromingsgevoelige gebieden. De noordelijk gesitueerde valleien van de Dool-, Sonnis en Winterbeek zijn aangeduid als overstromingsgevoelige gebieden.
Herbevestigde agrarische gebieden BVR 12 december 2008 Beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor agrarische gebieden Het plangebied is niet opgenomen in de afbakening
Bron AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
15
2.6 Beschrijving van het plan
2.6.1 Visie
Uitgangspunten voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling: 1. Het gebied moet ontwikkeld worden als verweven woongebied waardoor het
woningaanbod in Helchteren verder gediversifieerd wordt; 2. De ontwikkeling moet kwalitatief hoogstaand zijn. De inrichting en het beheer moeten
aanzetten tot navolging; 3. Het project wil een aangename en herkenbare wijk creëren met een sterke gerichtheid op
landelijk wonen. Kenmerkend zijn: een beperkte bouwdichtheid, ruime tuinen, een groen voorkomen en een beleefbare publieke ruimte;
4. De ontwikkeling verweeft verschillende woonvormen (open, halfopen en gesloten woningbouw) met een aanbod aan sociale woningen;
5. Duurzaamheid wordt nagestreefd door de oriëntatie en de plaatsing van de gebouwen; 6. Trage wegen faciliteren de relatie met het centrum en zetten aan tot het gebruik van
alternatieven voor het autoverkeer; 7. Het woonuitbreidingsgebied moet gefaseerd ontwikkeld kunnen worden.
De woonontwikkeling moet een aangename, eigentijdse en sterk herkenbare woonbuurt creëren waarbij de bewoners sterk betrokken zijn op de omgeving en de publieke ruimte. Het plangebied biedt ruimte voor diverse woonvormen, behoudt landschapswaarden en creëert een fijnmazig netwerk van trage wegen.
2.6.2 Doelstellingen
De visie wordt geconcretiseerd in een aantal algemene ruimtelijke doelstellingen.
Een omgeving met een hoge woonkwaliteit creëren Landelijk wonen wordt vaak gekenmerkt door kleinschaligheid en een groot aandeel aan particuliere buitenruimten en groene onbebouwde ruimten. Dit beeld bepaald de gewenste ontwikkeling opgenomen wordt. De ontwikkeling past zo in de ruimtelijke schaal van de omgeving. De woningen hebben een beperkte omvang. Appartementen zijn niet gewenst. Het verkeer in de woonstraten wordt tot een minimum beperkt. Ruimtelijke accenten om deze doelstelling te realiseren zijn:
het aanbieden van woningen met voldoende ruime tuinen; het herkenbaar maken van een individuele wooneenheid; het accentueren van de visuele relatie met het centrum en het nabijgelegen natuurgebied;
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
16
Aantrekkelijke publieke ruimten creëren De ontwikkeling van een aantrekkelijke en kwalitatieve woonwijk wordt bepaald door de aanleg van de publieke ruimte. De ontsluiting wordt opvat op en wijze dat doorgaand verkeer sterk ontmoedigd wordt. De openbare wegen worden aangelegd met hoogstambomen waardoor het groene karakter van het wonen in een buitengebied beklemtoond wordt. In de wijk wordt een ruimte ontworpen die functioneert als speel- en ontmoetingsruimte. Het openbaar domein structureert de omgeving en accentueert perspectieven. De perspectieven zijn gericht naar het centrum (kerktoren), de aangrenzende natuurlijke omgeving en accentueren de ligging van de trage wegen die het gebied ontsluiten. Natuur en water respecteren De bestaande lineaire houtwal die als een boog het zuidelijk deel van het plangebied afbakent, is kenmerkend. De waardevolle bomen worden behouden. Ook de ander waardevolle lineaire landschapselementen worden zoveel mogelijk behouden. Open grachten langs de wegen, leiden het regenwater af. Deze grachten functioneren als buffer- en infiltratiebekkens. Duurzaamheid implementeren De gewenste ruimtelijke ontwikkeling wordt gericht op het maximaal zuid- en westgericht bouwen waardoor aan de woningen en de buitenruimte een hoge leefkwaliteit geboden wordt. Duurzame stedenbouw biedt de mogelijkheid om de toekomstvisie te verwezenlijken met bijzondere aandacht voor milieu en ecologie. Bij duurzame stedenbouw wordt gestreefd naar behoud en versterking van groene en waterstructuren in de woonwijken en het verdichten van woongebieden nabij de centra van nederzettingen. Duurzame stedenbouw besteedt zowel op het niveau van de wijkontwikkeling als op het niveau van de individuele woning aandacht aan een zuinig energiegebruik, een lange leeftijd van materialen en een makkelijk en haalbaar beheer van de omgeving en de panden. Duurzame stedenbouw biedt alternatieven voor het autoverkeer door het voorzien van een hoogwaardige infrastructuur voor langzaam verkeer, verweeft woningtypologieën en functies ten behoeve van de sociaal maatschappelijke samenstelling en een blijvend vernieuwings- en investeringsproces. Omwille van de ligging en de omvang van het plangebied is het wenselijk dat het project zowel op het niveau van de woonverkaveling en als van individuele woningen ontwikkeld wordt als een duurzame wijk, welke stimuleert tot navolging.
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
17
2.6.3 Concepten voor een hoogwaardige omgeving
Intelligent ontsluiten De auto-ontsluiting wordt opgevat langs twee zijden. In een eerste fase wordt er enkel ontsloten via Tienschuur, later of zelfs gelijktijdig wordt ook een verbinding met de Kazernelaan gerealiseerd. Trage wegen ontsluiten het gebied in alle richtingen waardoor het gebruik van de fiets op korte afstand gestimuleerd wordt. De noord-zuid relatie kan centraal doorbroken worden waardoor doorgaande autobewegingen niet mogelijk zijn. Waardevolle landschapselementen behouden De ontwikkeling wordt opgevat met respect voor waardevolle landschapselementen. Waardevolle elementen zijn De waardevolle bomen in de lineaire boogstructuur aan de zuidelijke grens van het plangebied; De waardevolle bomen van de houtkanten aan de zuidwestzijde van de Eikelbosstraat; De waardevolle bomen van de houtkanten in het westelijk deel van het plangebied. Perspectieven creëren De woonontwikkeling wordt gericht op het creëren van kenmerkende perspectieven. Dit zijn: Het natuur en bosgebied aan de Eikelbosstraat en Tienschuur; De trage wegen die het gebied ontsluiten; De kerktoren; Structurerende aspecten van de publieke ruimte; Het perspectief wordt niet gericht op (achter) tuiten, bijgebouwen en autostallingen. Duurzaamheid implementeren De ontwikkeling wordt opgevat op en wijze dat de woon- en buitenruimten maximaal gericht
worden op het zuiden of westen; Woningen worden niet overwegend opgetrokken in open bebouwing; Minder goed georiënteerde tuinen worden dieper waardoor bezonning verzekerd is.
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
18
2.6.4 Gewenste ruimtelijke invulling
De structuurschets bundelt de conceptelementen. Kenmerkend zijn: 1. Het creëren van een eerste auto-ontsluiting naar Tienschuur; 2. Het creëren van klein woonerven; 3. Behoud van de waardevolle landschappelijke structuren; 4. Het overwegend zuidwest oriënteren van tuinen en leefruimten; 5. Het creëren van woonerven met een hoge identiteit en geborgenheid; 6. Het accentueren van zichtlijnen en perspectieven; 7. Een dicht netwerk van trage wegen;
Figuur 4: Inrichtingsschets
Bron: gemeente Houthalen-Helchteren
Projectfiche: Aantal woningen:
gesloten woningbouw: 2 woningen halfopen woningbouw: ca. 15 woningen open woningbouw: ca. 48 woningen stapelwoningen: 0 woningen
Totaal aantal woningen: ca. 65 (ca. 15 woningen per hectare)
Hoo
fdst
uk 2
: Inl
eidi
ng
19
2.7 Beschrijving van mogelijke plan alternatieven
De mogelijkheid en wenselijkheid van planalternatieven is al onderzocht in de opmaak van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Voor de gehele gemeente een voor elke deelkern is gedetailleerd bestudeerd wat de noden zijn voor woonontwikkelingen en wat het aanbod aan bouwgronden is. Op basis van de studie en terreinonderzoek is er een programmatie opgesteld van terreinen die voor ontwikkeling in aanmerking komen. Figuur 5: Woonprogrammatie gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Houthalen-Helchteren
Bron: GRS Houthalen-Helchteren
Het plangebied is aangeduid als F07a en F07b. Omwille van het ingesloten karakter en de nabijheid van de kern is gesteld dat het westelijk deel ontwikkeld mag worden voor 2012 en het oostelijk deel na 2012. De rode gebieden komen ook op lange termijn niet in aanmerking voor ontwikkeling. Dit onderzoek is herhaaldelijk besproken met vertegenwoordigers van het Vlaams gewest en de provincie Limburg. Het structuurplan is onderworpen aan een uitgebreide goedkeuringsprocedure waaronder een openbaar onderzoek. De aanduiding van dit gebied is nooit in vraag gesteld. Er kan dus gesteld worden dat er geen redelijke planalternatieven aanwezig zijn.
Hoo
fdst
uk 3
: Bes
chrij
ving
van
de
refe
rent
iesi
tuat
ie
20
3 Beschrijving van de referentiesituatie
Het plangebied is gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van het centrum van Helchteren. Het gebied is gelegen in een binnengebied dat bepaald wordt door Kazernelaan, Eikelbosstraat en Tienschuur. Het plangebied heeft de vorm van een trapezium spie met een breedte van ca 280 op ca. 120m. De oppervlakte bedraagt ca. 2.900m² of 2.9 ha. Figuur 6: Inrichtingsschets
Bron: www.bing.com/maps
Belangrijke kenmerken van de referentiesituatie zijn: Het plangebied wordt gekenmerkt door een grillige structuur van de buitengrenzen; Het centrale deel wordt gebruikt als akker en hooiland; Een aantal percelen wordt omzoomd door lineaire landschapselementen (hagen en houtwallen); De woningen aan Tienschuur en Eikelbosstraat zijn overwegend opgetrokken in open bebouwing
en hebben diepe tuinen; Ten noorden en ten oosten van het plangebied zijn kleine bosjes gelegen;
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
21
4 Beschrijving van de effecten
Tijdelijke effecten welke zich voordoen tijdens de werken worden niet bestudeerd. Deze effecten moeten beoordeeld worden op projectniveau. Het betreft:
Stabiliteitseffecten als gevolg van bemaling; Geluidshinder en rustverstoring tijdens de werken; Wijziging perceptieve kenmerken en wijziging belevingskenmerken tijdens de werken; Verkeerstoename tijdens de werken.
Bij de beoordeling van de effecten wordt gebruik gemaakt van onderstaand beoordelingsschema:
Effectenbeoordeling Positief Neutraal Negatief Sterk +3 0 -3 Matig +2 0 -2 Gering +1 0 -1
4.1 Bodem
De bodemkaart duidt aan dat de bodem zandhoudend is. De door OVAM uitgereikte bodemattesten duiden aan dat er geen gekende bodemverontreiniging is. Figuur 7: Bodemkaart plangebied
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
22
Bron: AGI Vlaanderen Het plangebied is gesitueerd in de landbouwstreek „de Kempen‟. De bodem wordt gekenmerkt door een matig droge zandbodem met een dikke antropogene humus A horizont. De bodem is matig voor akkerbouw en weiland. De grond is zeer geschikt voor het telen van een groente- en fruitteelten.
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
23
Effecten op de bodem: Het bodemgebruik wordt gewijzigd: het weide- en akkerland wordt omgezet in een gebied met verharde en niet-verharde delen waarop gebouwen geplaatst worden. De structuur van de bodem wordt niet gewijzigd. Het profiel van de bodem wordt niet gewijzigd. De bodem is niet erosiegevoelig, de erosiegevoeligheid neemt niet toe na de uitvoering van het project. Er bestaat geen gevaar voor aantasting van de bodem door gevaarlijke stoffen. Enkel residentiële bebouwing zonder bijkomende activiteiten of bedrijvigheden zijn toegelaten. De wijziging van het bodemvochtregime door de toegenomen bebouwing en verharding wordt gecompenseerd door het opvangen en infiltreren van regenwater en het afleiden van het overtollige water via open grachten. Conclusie discipline bodem De ontwikkeling van het plangebied leidt tot een verharding en bebouwing van ca. 1/2 van het plangebied. Dit leidt niet tot sterke wijzigingen in de bodemstructuur. De beoogde projectdoelstellingen hebben slechts beperkte negatieve effecten op de bodem. De effecten zijn gering negatief: (-1)
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
24
4.2 Water (grond- en oppervlaktewater)
Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Hierin wordt gesteld dat er geen schadelijk effect mag ontstaan of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen".1 De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de vergunningverlening. Overeenkomstig het Decreet Integraal Waterbeleid dienen overheden bij het verlenen van een vergunning telkens te onderzoeken of de betrokken activiteit een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan dat vermijdbaar is. Gedetailleerde regels aan de hand waarvan wordt vastgesteld of handelingen of activiteiten een schadelijk effect veroorzaken, zijn nog niet voorhanden. De uitvoering van deze watertoets gebeurde dan ook op basis van de bestaande voorschriften en codes van goede praktijk. De uitvoering van de watertoets gebeurt op basis van de projectgegevens zoals deze tot op heden beschikbaar zijn. De beoordeling gebeurt op basis van ingreepgroepen (en ermee samenhangende effectgroepen) die in functie van de aard van de projectingreep als een mogelijk knelpunt worden beschouwd:
Hellingenkaart
1 Decreet van 18 juli 2003
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
25
Erosiegevoelige gebieden
Winterbedkaart
Overstromingsgevoelige gebieden
Infiltratiegevoelige gebieden
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
26
Grondwaterstromingsgevoelige gebieden
Van nature overstroombare gebieden
Recent overstroombare gebieden
Risicozones voor overstroming
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
27
Conclusie discipline water De kaarten duiden aan dat het plangebied: niet erosiegevoelig is; matig gevoelig is voor grondwaterstromen; niet gelegen is op een helling; beperkt infiltratiegevoelig is; niet gelegen is in overstromingsgevoelige gebieden. Niettemin zijn omwille van het integraal waterbeleid volgende aandachtspunten in het plan opgenomen: Het regenwater wordt maximaal opgevangen; Het regenwater krijgt kansen voor een zo ruim mogelijke infiltratie in de bodem; Verhardingen worden zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen; Er wordt gebruik gemaakt van wadi‟s om water te laten infiltreren en bufferen; Het R.U.P. leidt niet tot een verhoogd risico op overstromingen, biedt een passende oplossing voor de infiltratie van hemelwater en biedt ruimte en kansen voor het herstel van het watersysteem. De uitvoering leidt niet tot een aantasting van de grondwaterstromen. Door de opname van deze aandachtspunten in het ontwerp veroorzaken de beoogde projectdoelstellingen slechts beperkte negatieve effecten op de waterhuishouding. Het hemelwater wordt niet rechtstreeks geloosd in een gracht maar wordt gebufferd door wadi‟s en infiltratiegebieden. De effecten zijn gering negatief: (-1)
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
28
4.3 Fauna en flora
Het plangebied is niet geïdentificeerd als biologisch waardevol gebied. In de omgeving bevinden zich verschillende biologisch waardevolle gebieden. Het betreft het natuurgebied ten noorden van Tienschuur en het bosgebied ten oosten van de Eikelbosstraat. Het natuurgebies is biologische waardevoller dan het bosgebied. Beide gebieden sluiten aan op de natuurverbinding die door het RUP gecreëerd wordt. Figuur 8: Biologische Waarderingskaart
Natuurgebied ten noorden van Tienschuur
Bosgebied ten oosten van Eikelbosstraat
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
29
Bron: AGI Vlaanderen Figuur 9: Ligging ten opzichte van de Natura 2000 gebieden
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
30
Het plangebied is vrij ver gelegen van de Natura 2000 gebieden. Het Habitatrichtlijngebied „Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden (Gebiedscode: BE 2200029, Oppervlakte: 8306ha) is gelegen ten het noordwesten van het plangebied. Het Vogelrichtlijngebied “Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek” (Gebiedscode: BE 2218331, Oppervlakte: 8889ha) bevindt zich ook ten westen van de N715. Er is geen directe relatie tussen het plangebied en deze Bijzondere Beschermingsgebieden. Een groot deel van de centrumbebouwing van Helchteren bevindt zich tussen het plangebied en de Natura 2000 gebieden. Conclusie discipline fauna en flora Het plan behoudt het meest waardevolle deel van het als biologisch waardevol aangeduide gebied. De gebieden die aangesneden worden zijn erg klein en versnipperd waardoor de natuurontwikkelingkansen beperkt zijn. Omwille de beperkte bestaande en potentiële natuurwaarden veroorzaakt de ontwikkeling zeker geen betekenisvolle negatieve effecten.. De effecten zijn gering negatief: (-1)
4.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
Het plangebied is niet opgenomen in de landschapsatlas. Ook op de De Ferraris (einde 18de eeuw) is geen bebouwing in de omgeving waarneembaar. Figuur 10: Uitsnede uit de landschapsatlas
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
31
Figuur 11: Uittreksel uit de De Ferrariskaart (1778)
Bron: http://belgica.kbr.be
Conclusie discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het plan beslaat ingesloten percelen van een bouwblok. Het stratenpatroon is vrij recent. Het plangebied was vroeger deel gewest van het omvangrijke heidegebied rond Helchteren. Er is geen weet van vroegere bebouwing. Er is geen weet van archeologische vondsten of een archeologisch archief. Er zijn geen monument in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied gesitueerd. De effecten zijn neutraal negatief: (0)
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
32
4.5 Mens (mobiliteit en/of sociaal organisatorische aspecten)
Het plan voorziet de aanleg van een woongebied met ca. 70 woningen. Andere functies zijn niet toegelaten. De locatie wordt deel van de noordoostelijke woonlob van Helchteren. Het gebied wordt ontloten via Tienschuur en Eikelbosstraat. Beide straten hebben twee baanvakken zonder gescheiden fietspaden. Het snelheidsregime bedraagt 50 km/uur. De verkeersintensiteit in Tienschuur is erg beperk. Enkel bestemmingsverkeer maakt gebruik van de straat. Ook het verkeer in de Eikelbosstraat is beperkt. Deze weg heeft echter en beperkte verzamelfunctie. De ontwikkeling van de woonwijk leidt tot bijkomende verkeersstromen. De verwachte verkeerstromen kunnen afgeleid worden van het „Onderzoek Verplaatsingsgedrag‟ (1999-2000).2 Op basis van het geraamde aantal wooneenheden (70), de gemiddelde gezinsgrootte per eenheid (2,933 en het Vlaams gemiddelde van het aantal verplaatsingen per persoon per dag 2,764 kan het aantal verplaatsingen als volgt geraamd worden:
Het totaal aantal verplaatsingen naar en van de woningen per etmaal: (70 x 2,93 x 2,76) = 566. Dit cijfer geldt bij de volledige bezetting van het terrein.
De modal split van die verplaatsingen wordt berekend op basis van algemeen onderzoek naar het verplaatsinggedrag.5 Bijna 50% van alle verplaatsingen leidt tot een bijkomende automobiliteit.
Tabel 1: Keuze vervoerswijze verdeling Vlaanderen – alle verplaatsingen6
2 Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (2000-2001)
3 Dit gemiddelde kan aangepast worden op basis van gedetailleerd onderzoek. Het hier gebruikte cijfer betreft de
gemiddelde gezinsgrootte in Houthalen-Helchteren. Bron: FOD Economie – Algemene Directie Statistiek en
Economische informatie 4 Bron: Onderzoek Verplaatsinggedrag Vlaanderen (2000-2001)
5 Idem
6 Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (2000-2001)
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
33
Uit deze tabel kan afgeleid worden dat 44% van alle verplaatsingen leidt tot bijkomend autoverkeer. Het voorgaande impliceert 249 bijkomende autoverplaatsingen per dag. Dit verkeer wordt gelet op de bevolkingssamenstelling waarschijnlijk over de hele dag gespreid waardoor minder piekbewegingen waarneembaar zijn. De vervoersbewegingen tijdens het piekuur worden geraamd op maximum 10% of 25 bewegingen. Het betreft minder dan één auto per uur. Inzake de verdeling van het verkeer vanuit de woonwijk naar de verschillende bestemmingen, wordt veronderstelt dat 50% gebruikt maakt van de uitrit Eikelbosstraat en 50% van de uitrit Tienschuur. De mobiliteitsgeneratie van de woonwijk is erg beperkt. De ontwikkeling van de site heeft geen effecten op de verkeersafwikkeling in Tienschuur, de Eikelbosstraat of de Kazernelaan. De toenemende verkeersintensiteit kan aanleiding zijn om een aantal snelheidsremmende initiatieven in Tienschuur en Eikelbosstraat te ontwikkelen. Het dicht netwerk aan trage wegen zet aan tot het gebruik van de fiets op de korte afstand. De woonwijk is gesitueerd op wandelafstand van een commercieel centrum, tal van gemeenschapsvoorzieningen en een belangrijk knooppunt van lijnbussen. Het plangebied is gesitueerd in een binnengebied welk in het structuurplan aangeduid is te ontwikkelen. Het agrarisch gebruik is omwille van de ligging, de terreinkenmerken, de bodem en de omvang achterhaald. Het gebied sluit onmiddellijk aan op de bebouwing van het centrum. De ontwikkeling streeft een zuinig ruimtegebruik na. Het RUP creëert geen nieuwe onzekerheden. De invulling van dit binnengebied geniet ruimtelijk de voorkeur op het aansnijden van andere (openruimte) gebieden. De beeldkwaliteit van de omgeving neemt niet af. Waardevolle perspectieven en zichtlijnen worden behouden. Ook de lineaire landschapstructuren (hagen en houtwallen) worden zoveel mogelijk behouden. Dit lineaire structuren accenturen het landelike karakter en garanderen privacy tussen de bestaande en nieuwe ontwikkelingen. Conclusie discipline mens (mobiliteit en sociaal organisatorische aspecten) De te verwachten mobiliteitseffecten zijn erg beperkt. De inrichting besteedt aandacht aan het voorzien van voldoende alternatieven voor het autoverkeer. Door de nabijheid van het centrum en de goede de bereikbaarheid van het openbaar vervoer worden belangrijke voorwaarden voor het beperken van de automobiliteit gecreëerd. De woonontwikkeling versterkt het centrum en beperkt de vraag tot het aansnijden van open ruimte. De effecten zijn gering negatief: (-1)
Hoo
fdst
uk 4
: Bes
chrij
ving
van
de
effe
cten
34
4.6 Lucht
Gelet op de beperkte mobiliteitseffecten en het feit dat het plan enkel een relatief kleinschalige woonontwikkeling beoogt zijn de te verwachten effecten op de luchtkwaliteit beperkt tot de uitstoot van verwarmingstoestellen en voertuigen. Het aantal verwachte bijkomende autobewegingen wordt ingeschat op 249 per dag waarvan ca. 25 tijdens het spitsuur. Deze aantallen betreffen een erg klein aandeel van het PAE op de Kazernelaan tijdens ochtend en avondspits. Deze effecten zijn op niveau van de omgeving nauwelijks meetbaar gelet op de nabijheid van de N74/N715 en de N719 Kazernelaan. Conclusie discipline lucht De te verwachten effecten voor de discipline lucht zijn erg beperkt. Door de nabije ligging van het centrum (dagelijkse goederen), de talrijke trage wegen, de bereikbaarheid van de tuinen en de gegroepeerde parkeerplaatsen wordt fietsverkeer sterk gestimuleerd. De effecten zijn neutraal: (0)
4.7 Geluid
Gelet op de beperkte mobiliteitseffecten en het feit dat het plan enkel een relatief kleinschalige woonontwikkeling beoogt, hebben de te mogelijk negatieve effecten voor de discipline geluid enkel betrekking op de bewoners van de aanpalende percelen. De geluidsproductie van een woonwijk is echter verwaarloosbaar. He totale geluidsvolume neemt niet toe.. Conclusie discipline geluid De te verwachten effecten voor de discipline geluid zijn beperkt, de geluidsproductie van de kleinschalige ontwikkeling is beperkt tot verwaarloosbaar. De toename is nauwelijks meetbaar. De effecten zijn matig negatief: (-1)
Hoo
fdst
uk 5
: Toe
tsin
g of
een
pas
send
e be
oord
elin
g re
leva
nt is
35
5 Toetsing of een passende beoordeling relevant is
In het plangebied, is in vogelvlucht op ca. 950 m gesitueerd van een Habitat- en Vogelrichtlijngebied. Het Habitatrichtlijngebied „Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden (Gebiedscode: BE 2200029, Oppervlakte: 8306ha) is gelegen ten het noordwesten van het plangebied. Het Vogelrichtlijngebied “Militair domein en de vallei van de Zwarte Beek” (Gebiedscode: BE 2218331, Oppervlakte: 8889ha) bevindt zich ook ten westen van de N715. Er is geen directe relatie tussen het plangebied en deze Bijzondere Beschermingsgebieden. Een groot deel van de centrumbebouwing van Helchteren bevindt zich tussen het plangebied en de Natura 2000 gebieden. De natuurverbinding die tussen de militaire domeinen van Leopoldsburg en Meeuwen-Gruitrode gerealiseerd wordt, bevindt zich ten oosten van het plangebied. Figuur 12: Bijzondere beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied
Bron: AGI Vlaanderen
Hoo
fdst
uk 5
: Toe
tsin
g of
een
pas
send
e be
oord
elin
g re
leva
nt is
36
Het Vogelrichtlijngebied herbergt volgende soorten en habitats
Tabel 2: Kenmerken van het Vogelrichtlijngebied
Hoo
fdst
uk 5
: Toe
tsin
g of
een
pas
send
e be
oord
elin
g re
leva
nt is
37
Het Habitatrichtlijngebied herbergt volgende soorten en habitats Tabel 3: Kenmerken van het Habitatrichtlijngebied
Bron: AGI Vlaanderen Ondanks de ligging nabij de Bijzondere Beschermingsgebieden bedreigt de planontwikkeling de beschermde soorten niet. Dit omwille van:
de schaal; de bebouwing en de infrastructuur tussen de Bijzondere Beschermingsgebieden en
het plangebied; de geplande natuurverbinding ten oosten van het plangebied.
Omwille van deze redenen zijn er geen significante aantasting van de natuurlijke kenmerken van het vogelrichtlijngebied te verwachten. Er moet ook geen passende beoordeling opgemaakt worden. De ontwikkeling van het plangebied heeft geen betekenisvolle negatieve impact op fauna en flora.
Hoo
fdst
uk 6
: Toe
tsin
g of
er e
en R
VR
opg
este
ld m
oet w
orde
n
38
6 Toetsing of er een RVR opgesteld moet worden
Op 29 juni werd het besluit houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage van kracht (BS 19/06/2007). Dit besluit legt in de vorm van een schema de criteria vast die de dienst Veiligheidsrapportering hanteert om te beslissen of bij een gemeentelijk, een provinciaal of een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) al dan niet een ruimtelijk veiligheidsrapport moet worden opgemaakt. Tegelijkertijd traden ook de bepalingen in het decreet Ruimtelijke Ordening met betrekking tot de procedure voor adviesvraag voor het opstellen van een ruimtelijk veiligheidsrapport bij een ruimtelijk uitvoeringsplan, in werking. Concreet betekent dit dat alle voorontwerpen van ruimtelijke plannen sindsdien ter advies aan de dienst Veiligheidsrapportering dienen voorgelegd te worden, en dit ten laatste 21 dagen voor de plenaire vergadering. Wanneer een ruimtelijk uitvoeringsplan een bestemmingswijziging beoogt, ziet de ruimtelijke veiligheidsrapportage erop toe dat door de nieuwe bestemming de preventie of de beperking van de gevolgen van zware ongevallen niet in het gedrang komt. Het ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) onderzoekt, wanneer nodig de risico‟s. In het decreet Ruimtelijke Ordening werden bepalingen ingevoegd die de ruimtelijke planner verplicht om rekening te houden met de aspecten van risico‟s van zware ongevallen van Seveso inrichtingen. Het Besluit RVR-criteria bevat de criteria om te beslissen of bij een ruimtelijk uitvoeringsplan effectief een ruimtelijk veiligheidsrapport vereist is. Om erop toe te zien dat bij ruimtelijke ontwikkelingen het risico van zware ongevallen niet vergroot of de gevolgen van zware ongevallen niet ernstiger kunnen worden, definieerde de Vlaamse overheid zogenaamde aandachtsgebieden. Dit zijn gebieden die bij het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen bijzondere aandacht vragen: ofwel vanwege de aanwezigheid van grote groepen van personen: woongebieden, druk bezochte
gebouwen, belangrijke transportassen,…. Dit zijn aandachtsgebieden omdat ze de gevolgen van een zwaar ongeval ernstiger kunnen maken door een hoger aantal menselijke slachtoffers;
ofwel vanwege hun milieu- en/of natuurwaarde: waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden,…. Dit zijn aandachtsgebieden omdat ze de milieuschade mogelijk verhogen;
ofwel vanwege de intrinsieke mogelijkheid om zware ongevallen te veroorzaken: externe gevarenbronnen. Dit zijn aandachtsgebieden omdat ze de kans op een zwaar ongeval, en aldus ook het risico van een zwaar ongeval, vergroten.
De Vlaamse overheid ontwikkelde een procedure die de wisselwerking tussen bestaande en/of geplande Seveso-inrichtingen enerzijds en bestaande en/of geplande aandachtsgebieden anderzijds moet bestuderen teneinde mogelijke onverenigbaarheden reeds tijdens de planningsfase op te sporen en er op gepaste wijze op te reageren. Het moet voorkomen dat in de toekomst aandachtsgebieden te dicht bij Seveso-inrichtingen ingeplant worden (maar ook omgekeerd) waardoor mens of milieu aan te hoge risico's van zware ongevallen zouden blootgesteld worden. De ruimtelijke veiligheidsrapportage verbindt aldus het beleid ruimtelijke ordening met het industriële veiligheidsbeleid inzake risico's van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. In het ruimtelijke planningsproces moet rekening gehouden worden met de resultaten van het ruimtelijk veiligheidsrapport. Hierbij is het mogelijk dat (ontwerpen van) ruimtelijke uitvoeringsplannen moeten bijgestuurd of aangepast worden. Het RUP voorziet niet dat Seveso inrichtingen zich in de diverse deelgebieden kunnen vestigen. Er zijn geen Seveso-inrichtingen op minder dan 2 kilometer van de deelgebieden gepland. De opmaak van een RVR is bijgevolg niet noodzakelijk.
Hoo
fdst
uk 7
: Mot
ivat
ie w
aaro
m g
een
plan
ME
R m
oet w
orde
n op
gem
aakt
39
Figuur 13: Seveso bedrijven in Limburg
Bron: www.lne.be
Hoo
fdst
uk 7
: Mot
ivat
ie w
aaro
m g
een
plan
ME
R m
oet w
orde
n op
gem
aakt
40
7 Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt
Het gemeentelijk R.U.P. is een plan dat beantwoordt aan de voorwaarden van art. 4.1.1 § 1 van DABM (decretale grond, opgesteld en vastgesteld door een overheidsinstantie). Het vormt ook het kader voor de toekenning van vergunningen voor projecten. Daarmee voldoet dit R.U.P., net als elk R.U.P., aan de eerste twee voorwaarden voor plan-m.e.r.-plichtigheid. Het R.U.P. is niet van rechtswege MER-plichtig daar: Het geen kader vormt voor project-m.e.r.-plichtige activiteiten , zoals bepaald in bijlage I en II van
het BVR van 10/12/2004; Het gericht is op het regelen van het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en het slechts
een kleine wijziging inhoudt; Er geen Passende Beoordeling vereist is.
7.1 Geen kader voor bijlage I of bijlage II projecten
Het R.U.P. laat door zijn beperkte omvang en door de aard van de bestemmingen en voorschriften geen bijlage I-projecten toe. Het R.U.P. laat ook geen bijlage II-projecten toe.
7.2 Geen kader voor projecten die een passende beoordeling behoeven
Zoals hoger aangeduid, geeft dit R.U.P. geen kader aan projecten die een passende beoordeling behoeven.
7.3 Gebruik regelen in een klein gebied op lokaal niveau
Het R.U.P. regelt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Het plangebied van het R.U.P. is beperkt (ca. 2 ha) de voorziene functies zijn eveneens van lokaal niveau: zij zijn gericht op de kern (wonen) en zij behoren binnen de subsidiariteitsregeling tot de materies waarvoor de gemeente bevoegd is de ordening te regelen.
7.4 Een beperkte wijziging
De wijzigingen in het gebruik die het plan voorziet en de milieueffecten van de ontwikkeling zijn beperkt. Het R.U.P. wijzigt de bestemming maar tast geen waardevolle groene ruimten aan.
7.5 Geen grensoverschrijdende effecten
In navolging van het plan-mer besluit van 12/10/2007 (ART 2 §2, tweede lid) wordt gesteld dat de ontwikkeling niet leidt tot grensoverschrijdende effecten. De dichtstbijzijnde staatsgrens bevindt zich op 24 km (Bergeijk –NL), de meest nabije regionale grens bevindt zich op 34 km (Oreye – WAL). Omwille van deze afstanden en de beperktheid na de ingreep kan met grote zekerheid gesteld worden dat de ontwikkeling niet leidt tot grensoverschrijdende effecten.
Hoo
fdst
uk 8
: Res
ulta
ten
verz
oek
tot r
aadp
legi
ng
41
8 Resultaten van het verzoek tot raadpleging
8.1 Adviesvragen
De dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen duidde in het schrijven van 15 december 2010 de instanties aan die voor advies gevraagd moeten worden. Deze instanties zijn aangeschreven op 7 januari 2011. De toelichtingsnota van het RUP, het grafisch plan en het verzoek tot raadpleging waren bijlagen bij dit schrijven. Tabel 4: Aangeschreven instanties
instantie adres aangeschreven Provincie Limburg Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt 07 01 2011 Afdeling Wonen Koning Albertlaan II 20, bus 7, 1030 Brussel 07 01 2011 Afdeling voor Natuur en Bos Koning Astridlaan 50 bus 5, 3500 Hasselt 07 01 2011 Ruimte en Erfgoed (RO) Limburg Koningin Astridlaan 50 bus 1, 3500 Hasselt 07 01 2011 Ruimte en Erfgoed (OE) Limburg Koningin Astridlaan 50 bus 1, 3500 Hasselt 07 01 2011 Vier van de aangeschreven instanties hebben schriftelijk gereageerd. Tabel 5: Ontvangen adviezen
instantie datum samenvatting van de opmerkingen Provincie Limburg 09 02 2011 Principes inzake duurzaamheid opnemen Afdeling Wonen 01 02 2011 Goede inschatting van de effecten Agentschap voor Natuur en Bos 17 02 2011 Discipline water
Geen ondergrondse ruimten toestaan,
Geen bemaling
Geen grondwaterwinningen toestaan
Voldoende buffering voorzien
Discipline flora & fauna KLE maximaal beschermen – behouden
Streekeigen beplanting opleggen
Lichthinder beperken Ruimte en Erfgoed Limburg 01 02 2011 Tegenstrijdigheden toelichtingsnota en grafisch
plan opheffen Volledig WUG als plangebied opnemen Goede inschatting van de effecten
Hoo
fdst
uk 8
: Res
ulta
ten
verz
oek
tot r
aadp
legi
ng
42
8.2 Gedetailleerde inhoud van de adviezen
8.2.1 Provincie Limburg
Opmerkingen
RUP niet tegenstrijdig met RSPL; RUP niet tegenstrijdig met GRS; Principes inzake duurzaamheid opnemen;
Behandeling opmerkingen De principes inzake duurzaamheid zijn reeds impliciet opgenomen in het plan. Het betreft:
Zuinig ruimtegebruik: geclusterd bouwen; Beperkt verharden: tuinen en een centraal buffergebied; Integraal waterbeleid: infiltreren en bufferen binnen het plangebied; Trage wegen ontsluiten het gebied in alle richtingen;
Aanpassingen in de nota onderzoek tot de milieueffectrapportage
Geen Op te nemen in het RUP (voorschriften en/of grafisch plan)
De principes in zake duurzaamheid worden sterker belicht in de toelichtingsnota van het RUP; Het integraal waterbeleid wordt sterker opgelegd;
Hoo
fdst
uk 8
: Res
ulta
ten
verz
oek
tot r
aadp
legi
ng
43
8.2.2 Afdeling Wonen
Opmerkingen
Geen; Behandeling opmerkingen Geen. Aanpassingen in de nota onderzoek tot de milieueffectrapportage
Geen Op te nemen in het RUP (voorschriften en/of grafisch plan)
Geen.
Hoo
fdst
uk 8
: Res
ulta
ten
verz
oek
tot r
aadp
legi
ng
44
8.2.3 Agentschap voor Natuur en Bos
Opmerkingen Algemeen
Ingesloten stuk agrarisch gebied: zaak van goede ruimtelijke ordening; Natura 2000 gebieden gescheiden door lintbebouwing; Geen passende beoordeling noodzakelijk; Opnemen Speciaal beschermingsgebied BE2200030 Opnemen Speciaal beschermingsgebied V062 en erkend natuurreservaat Mangelbeekvallei;
Discipline water:
Zeer nat gebied; Bemaling beperken en geen grondwaterwinning toestaan;
Discipline fauna en flora:
Streekeigen groenbeplantingen opleggen in voorschriften; KLE en hagen maximaal beschermen; Lichthinder naar natuurgebied tot nul beperken;
Behandeling opmerkingen Opmerkingen inzake waterbeleid integraal opnemen; Alle richtlijngebieden en reservaten opnemen; Streekeigen beplanting opleggen in voorschriften; Lichthinder beperken in voorschriften; Aanpassingen in de nota onderzoek tot de milieueffectrapportage Nota aanvullen: Alle richtlijngebieden en reservaten opnemen;
Op te nemen in het RUP (voorschriften en/of grafisch plan)
Opmerkingen discipline water integraal opnemen: Geen kelderruimten en geen grondwaterwinningen toestaan;
Opmerkingen discipline fauna en flora:
Streekeigen groenbeplantingen opleggen in voorschriften; Lichthinder naar natuurgebied sterk beperken.
Hoo
fdst
uk 8
: Res
ulta
ten
verz
oek
tot r
aadp
legi
ng
45
8.2.4 Ruimte en Erfgoed
Opmerkingen
Tegenstrijdigheden toelichtingsnota en grafisch plan opheffen Volledig WUG als plangebied opnemen
Aanpassingen in de nota onderzoek tot de milieueffectrapportage
Geen Op te nemen in het RUP (voorschriften en/of grafisch plan)
Tegenstrijdigheden tussen toelichtingsnota en stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan opheffen.
Hoo
fdst
uk 9
: Con
clus
ie
46
9 Conclusie
Het plan is geen deel van de bijlage I en II van het BVR van 10/12/2004 en er is geen Passende Beoordeling vereist. Het RUP regelt het gebruik van een gebied op lokaal niveau. Uit de toelichting van het plan en de screening van de mogelijke effecten blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Alle mogelijke permanente milieueffecten die redelijkerwijze bij uitvoering van het plan kunnen verwacht worden, zijn geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de uitbreiding van het lokaal bedrijventerrein geen aanzienlijke effecten heeft op de omgeving. De adviezen hebben deze conclusie bevestigd.
Hoo
fdst
uk 1
0: O
nthe
ffing
pla
n-M
ER
47
10 Vraag tot het ontheffen van de plan-MER plicht
De uitgevoerde screening en de adviezen tonen aan dat het onderzoek uitgebreid en volledig gevoerd is. De screeningsnota is aangepast aan de ontvangen adviezen. De adviezen hebben geleid tot aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan. Een plan-MER zal redelijkerwijze dan ook geen bijkomende informatie geven over aanzienlijke milieueffecten, zodat dit screeningsdossier volgens de bepalingen van het Besluit van 12 oktober 2007 kan gehanteerd worden in het verdere besluitvormingsproces over het gemeentelijk R.U.P. Er wordt aan de dienst-MER gevraagd om uitsluitsel te geven over de ontheffing van de plicht tot opmaak van een plan-MER Opgesteld te Houthalen-Helchteren, 28 maart 2011 Lowie Steenwegen Freija Bas Ruimtelijk planner architecte-ruimtelijk planner
Bijl
agen
48
11 Bijlagen
1. Brief van de dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen (15 12 2010) 2. Brief aan de Provincie Limburg (7 01 2011) 3. Brief aan de Afdeling Wonen (7 01 2011) 4. Brief aan de Afdeling voor Natuur en Bos (7 01 2011) 5. Brief aan Ruimte en Erfgoed (RO) Limburg (7 01 2011) 6. Brief aan Ruimte en Erfgoed (OE) Limburg (7 01 2011) 7. Brief van Provincie Limburg (09 02 2011) 8. Brief van Afdeling Wonen (01 02 2011) 9. Brief van Afdeling voor Natuur en Bos (17 02 2011) 10. Brief van Ruimte en Erfgoed (RO) Limburg (01 02 2011)