Post on 16-Mar-2017
INGEZONDEN
De chronische patient: (nog) huisartsenzorg?
Sinds de komst van praktijkondersteuners in 2000 heb-
ben huisartsen massaal taken aan hen gedelegeerd. Met
de financiering Modernisering & Innovatie is dit proces
in stroomversnelling geraakt.
Veel huisartsen melden nu vol trots dat hun POH de
‘diabeten’, de ‘astmapatienten, de ‘COPD’-patienten’ en
hun ‘hartfalenpatienten’ zien.
Ook zorgverzekeraars zetten in op verregaande dele-
gatie van zorg aan niet-huisartsen. Zorgverzekeraar
Menzis verwacht bijvoorbeeld veel van zijn modelge-
zondheidscentra waarin verregaande taakdelegatie
plaatsvindt om verwijzing naar de tweede lijn te
verminderen.
Ook in de eerste lijn wordt gepraat over DBC’s voor
categorale groepen van chronische patienten. Dat gaat
onder andere over DBC-diabeteszorg.
Delegeren van huisartsentaken naar goed opgeleide
praktijkondersteuners kan een verrijking van het huis-
artsenaanbod betekenen. Immers, de POH ‘kijkt’ anders
naar de patient dan de huisarts en kan veel meer tijd
besteden aan de individuele patient. Waar de huisarts
vaak niet meer dan tien minuten heeft, kan de POH
vaak een half uur aan een patient besteden. Patienten
zijn heel tevreden over het werk en de inzet van de POH.
Keerzijde van zowel taakdelegatie als eerstelijns
DBC’s is de verbrokkeling van de zorgverlening aan
chronisch zieken. Bij veel chronisch zieken is er sprake
van comorbiditeit. Bij 20% van de COPD-patienten
bestaat er ook een (niet-herkend) hartfalen. Diabeten
kennen een nog grotere comorbiditeit, vooral op het
gebied van vasculaire complicaties, waaronder ook
hartfalen.
Bij het toenemen van het aantal chronische aandoe-
ningen bij een patient, neemt de toepasbaarheid van
standaarden die gericht zijn op een ziekte af.1
DBC’s toegespitst op een aandoening schieten hier-
door tekort, omdat de speciaal voor deze aandoening
opgeleide functionaris de comorbiditeit die niet past bij
het ‘centrale ziektebeeld’ niet herkent. Met alle gevolgen
van dien voor de betreffende patient. Ook kan het gebeu-
ren dat een diabeet met veel comorbiditeit zowel valt in
de DBC’s diabetes,
hartfalen, COPD als in de DBC cardiovasculair risi-
comanagement. Voor DBC kan hier ook NHG-Stan-
daard gelezen worden. Zo kan een patient met diabetes
een ‘diabeteszuster’, een ‘hartfalenzuster’, een ‘longzus-
ter’ en de POH over de vloer krijgen.
Verregaande taakdelegatie aan de POHkan er ook toe
leiden dat de huisarts zelf de kennis en kunde verliest van
de nieuwste inzichten van de chronische ziekten en
bovenal geen zicht meer heeft op de eerder genoemde
comorbiditeit en aanpassingen in de medicatie door
orgaanspecialisten.
Huisartsenopleidinginstituten krijgen in toenemende
mate te maken met opleiders die minder kennis en kunde
hebben van huisartsgeneeskundige zorgverlening aan
chronische patienten, omdat zij deze zorg verregaand
aan hun POH hebben gedelegeerd. De CAHAG organi-
seert op een landelijke nascholing voor praktijkonder-
steuners zelfs een workshop over dit onderwerp.
De huisarts moet toch bij uitstek opgeleid zijn om de
gehele patient te kennen en zicht te hebben en te houden
op mogelijke comorbiditeit!
Tijdens de door de CAHAG georganiseerde POH-
dagen in Eindhoven en Amsterdam, bleek dat praktijk-
ondersteuners behoefte hebben aan structurele begelei-
ding van de huisarts, maar ook (vak)inhoudelijke
ondersteuning door de huisarts wensen. De huisarts
stelt de diagnose, stelt een behandelingsplan op en
bepaalt samen met de POH wie welke taken gaat
Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:106–107
DOI 10.1007/BF03074967
13
uitvoeren. De huisarts blijft eindverantwoordelijk en
houdt zicht op mogelijke comorbiditeit. Structurele
terugkoppelingsmomenten en overlegmomenten zijn
daarom noodzakelijk.
Pleit ik nu om taakdelegatie overboord te gooien? Wil
ik geen samenhangende zorg binnen en buiten de prak-
tijk? Natuurlijk niet!
Misschien moeten wij als huisartsen wel onze ziekte-
beeldgerichte benadering verruilen voor een patientge-
richte benadering?
Gedeelde zorg binnen, maar ook buiten de huisartsen-
praktijk. Huisarts, POH en specialist kunnen veel van
elkaar leren. Taakdelegatie naar de POH biedt meer
voor- dan nadelen, maar de huisarts moet wel letterlijk
en figuurlijk de regie over de chronische zorg houden.
Als huisartsen dit niet willen, moeten zij ook niet
klagen over ‘anderen’ die weer een stukje huisartsgenees-
kundige zorgverlening van hen afsnoepen.
De patient - en daar gaat het toch eigenlijk om - wil het
liefst een bekende hulpverlener zo dicht mogelijk in de
buurt.
J.D. Berg (Wedde), kaderhuisarts astma/COPD
Literatuur
Tinetti ME, Bogardus ST, Agostini JV. Potential pittfall of disease-specific guidelines for patients withmultiple conditions. NEngJ Med 2004, 351:2870-4.
Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:106–107 107
13