De chronische patiënt: (nog) huisartsenzorg?

2
INGEZONDEN De chronische patie¨nt: (nog) huisartsenzorg? Sinds de komst van praktijkondersteuners in 2000 heb- ben huisartsen massaal taken aan hen gedelegeerd. Met de financiering Modernisering & Innovatie is dit proces in stroomversnelling geraakt. Veel huisartsen melden nu vol trots dat hun POH de ‘diabeten’, de ‘astmapatie¨nten, de ‘COPD’-patie¨nten’ en hun ‘hartfalenpatie¨nten’ zien. Ook zorgverzekeraars zetten in op verregaande dele- gatie van zorg aan niet-huisartsen. Zorgverzekeraar Menzis verwacht bijvoorbeeld veel van zijn modelge- zondheidscentra waarin verregaande taakdelegatie plaatsvindt om verwijzing naar de tweede lijn te verminderen. Ook in de eerste lijn wordt gepraat over DBC’s voor categorale groepen van chronische patie¨nten. Dat gaat onder andere over DBC-diabeteszorg. Delegeren van huisartsentaken naar goed opgeleide praktijkondersteuners kan een verrijking van het huis- artsenaanbod betekenen. Immers, de POH ‘kijkt’ anders naar de patie¨nt dan de huisarts en kan veel meer tijd besteden aan de individuele patie¨nt. Waar de huisarts vaak niet meer dan tien minuten heeft, kan de POH vaak een half uur aan een patie¨nt besteden. Patie¨nten zijn heel tevreden over het werk en de inzet van de POH. Keerzijde van zowel taakdelegatie als eerstelijns DBC’s is de verbrokkeling van de zorgverlening aan chronisch zieken. Bij veel chronisch zieken is er sprake van comorbiditeit. Bij 20% van de COPD-patie¨nten bestaat er ook een (niet-herkend) hartfalen. Diabeten kennen een nog grotere comorbiditeit, vooral op het gebied van vasculaire complicaties, waaronder ook hartfalen. Bij het toenemen van het aantal chronische aandoe- ningen bij een patie¨nt, neemt de toepasbaarheid van standaarden die gericht zijn op e´e´n ziekte af. 1 DBC’s toegespitst op e´e´n aandoening schieten hier- door tekort, omdat de speciaal voor deze aandoening opgeleide functionaris de comorbiditeit die niet past bij het ‘centrale ziektebeeld’ niet herkent. Met alle gevolgen van dien voor de betreffende patie¨ nt. Ook kan het gebeu- ren dat een diabeet met veel comorbiditeit zowel valt in de DBC’s diabetes, hartfalen, COPD als in de DBC cardiovasculair risi- comanagement. Voor DBC kan hier ook NHG-Stan- daard gelezen worden. Zo kan een patie¨nt met diabetes een ‘diabeteszuster’, een ‘hartfalenzuster’, een ‘longzus- ter’ en de POH over de vloer krijgen. Verregaande taakdelegatie aan de POH kan er ook toe leiden dat de huisarts zelf de kennis en kunde verliest van de nieuwste inzichten van de chronische ziekten en bovenal geen zicht meer heeft op de eerder genoemde comorbiditeit en aanpassingen in de medicatie door orgaanspecialisten. Huisartsenopleidinginstituten krijgen in toenemende mate te maken met opleiders die minder kennis en kunde hebben van huisartsgeneeskundige zorgverlening aan chronische patie¨ nten, omdat zij deze zorg verregaand aan hun POH hebben gedelegeerd. De CAHAG organi- seert op een landelijke nascholing voor praktijkonder- steuners zelfs een workshop over dit onderwerp. De huisarts moet toch bij uitstek opgeleid zijn om de gehele patie¨nt te kennen en zicht te hebben en te houden op mogelijke comorbiditeit! Tijdens de door de CAHAG georganiseerde POH- dagen in Eindhoven en Amsterdam, bleek dat praktijk- ondersteuners behoefte hebben aan structurele begelei- ding van de huisarts, maar ook (vak)inhoudelijke ondersteuning door de huisarts wensen. De huisarts stelt de diagnose, stelt een behandelingsplan op en bepaalt samen met de POH wie welke taken gaat Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:106–107 DOI 10.1007/BF03074967 13

Transcript of De chronische patiënt: (nog) huisartsenzorg?

Page 1: De chronische patiënt: (nog) huisartsenzorg?

INGEZONDEN

De chronische patient: (nog) huisartsenzorg?

Sinds de komst van praktijkondersteuners in 2000 heb-

ben huisartsen massaal taken aan hen gedelegeerd. Met

de financiering Modernisering & Innovatie is dit proces

in stroomversnelling geraakt.

Veel huisartsen melden nu vol trots dat hun POH de

‘diabeten’, de ‘astmapatienten, de ‘COPD’-patienten’ en

hun ‘hartfalenpatienten’ zien.

Ook zorgverzekeraars zetten in op verregaande dele-

gatie van zorg aan niet-huisartsen. Zorgverzekeraar

Menzis verwacht bijvoorbeeld veel van zijn modelge-

zondheidscentra waarin verregaande taakdelegatie

plaatsvindt om verwijzing naar de tweede lijn te

verminderen.

Ook in de eerste lijn wordt gepraat over DBC’s voor

categorale groepen van chronische patienten. Dat gaat

onder andere over DBC-diabeteszorg.

Delegeren van huisartsentaken naar goed opgeleide

praktijkondersteuners kan een verrijking van het huis-

artsenaanbod betekenen. Immers, de POH ‘kijkt’ anders

naar de patient dan de huisarts en kan veel meer tijd

besteden aan de individuele patient. Waar de huisarts

vaak niet meer dan tien minuten heeft, kan de POH

vaak een half uur aan een patient besteden. Patienten

zijn heel tevreden over het werk en de inzet van de POH.

Keerzijde van zowel taakdelegatie als eerstelijns

DBC’s is de verbrokkeling van de zorgverlening aan

chronisch zieken. Bij veel chronisch zieken is er sprake

van comorbiditeit. Bij 20% van de COPD-patienten

bestaat er ook een (niet-herkend) hartfalen. Diabeten

kennen een nog grotere comorbiditeit, vooral op het

gebied van vasculaire complicaties, waaronder ook

hartfalen.

Bij het toenemen van het aantal chronische aandoe-

ningen bij een patient, neemt de toepasbaarheid van

standaarden die gericht zijn op een ziekte af.1

DBC’s toegespitst op een aandoening schieten hier-

door tekort, omdat de speciaal voor deze aandoening

opgeleide functionaris de comorbiditeit die niet past bij

het ‘centrale ziektebeeld’ niet herkent. Met alle gevolgen

van dien voor de betreffende patient. Ook kan het gebeu-

ren dat een diabeet met veel comorbiditeit zowel valt in

de DBC’s diabetes,

hartfalen, COPD als in de DBC cardiovasculair risi-

comanagement. Voor DBC kan hier ook NHG-Stan-

daard gelezen worden. Zo kan een patient met diabetes

een ‘diabeteszuster’, een ‘hartfalenzuster’, een ‘longzus-

ter’ en de POH over de vloer krijgen.

Verregaande taakdelegatie aan de POHkan er ook toe

leiden dat de huisarts zelf de kennis en kunde verliest van

de nieuwste inzichten van de chronische ziekten en

bovenal geen zicht meer heeft op de eerder genoemde

comorbiditeit en aanpassingen in de medicatie door

orgaanspecialisten.

Huisartsenopleidinginstituten krijgen in toenemende

mate te maken met opleiders die minder kennis en kunde

hebben van huisartsgeneeskundige zorgverlening aan

chronische patienten, omdat zij deze zorg verregaand

aan hun POH hebben gedelegeerd. De CAHAG organi-

seert op een landelijke nascholing voor praktijkonder-

steuners zelfs een workshop over dit onderwerp.

De huisarts moet toch bij uitstek opgeleid zijn om de

gehele patient te kennen en zicht te hebben en te houden

op mogelijke comorbiditeit!

Tijdens de door de CAHAG georganiseerde POH-

dagen in Eindhoven en Amsterdam, bleek dat praktijk-

ondersteuners behoefte hebben aan structurele begelei-

ding van de huisarts, maar ook (vak)inhoudelijke

ondersteuning door de huisarts wensen. De huisarts

stelt de diagnose, stelt een behandelingsplan op en

bepaalt samen met de POH wie welke taken gaat

Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:106–107

DOI 10.1007/BF03074967

13

Page 2: De chronische patiënt: (nog) huisartsenzorg?

uitvoeren. De huisarts blijft eindverantwoordelijk en

houdt zicht op mogelijke comorbiditeit. Structurele

terugkoppelingsmomenten en overlegmomenten zijn

daarom noodzakelijk.

Pleit ik nu om taakdelegatie overboord te gooien? Wil

ik geen samenhangende zorg binnen en buiten de prak-

tijk? Natuurlijk niet!

Misschien moeten wij als huisartsen wel onze ziekte-

beeldgerichte benadering verruilen voor een patientge-

richte benadering?

Gedeelde zorg binnen, maar ook buiten de huisartsen-

praktijk. Huisarts, POH en specialist kunnen veel van

elkaar leren. Taakdelegatie naar de POH biedt meer

voor- dan nadelen, maar de huisarts moet wel letterlijk

en figuurlijk de regie over de chronische zorg houden.

Als huisartsen dit niet willen, moeten zij ook niet

klagen over ‘anderen’ die weer een stukje huisartsgenees-

kundige zorgverlening van hen afsnoepen.

De patient - en daar gaat het toch eigenlijk om - wil het

liefst een bekende hulpverlener zo dicht mogelijk in de

buurt.

J.D. Berg (Wedde), kaderhuisarts astma/COPD

Literatuur

Tinetti ME, Bogardus ST, Agostini JV. Potential pittfall of disease-specific guidelines for patients withmultiple conditions. NEngJ Med 2004, 351:2870-4.

Tijdschrift voor praktijkondersteuning (2007) 02:106–107 107

13