Post on 20-Jan-2016
description
curriculumcurriculum
lineair
concentrisch
Onderwijstraditie 1
Lineair curriculum
Opsplitsing in delen met een relatief vaste volgorde
Cursorische vormgeving
Gebruik van programma’s en methoden of leerlijnen
Gericht op aanleren van vaardigheden en terugvraagbare kennis
Nadruk op instructie en oefenen
Leraar als uitvoerder
Behaviorisme
Onderwijstraditie 2
Concentrisch curriculum
Werken met en rond gehelen
Gebruik maken van verschillende bronnen
Gericht op kennisconstructie (begrip, samenhang)
Onderwijsvormen: ontdekkend leren en gesprek
Authentiek toetsen
Leraar als ontwerper en uitvoerder van onderwijs
Constructivisme
organisatieorganisatie
groepsgericht individu gericht
Onderwijstraditie 3
Groepsgericht
Klassikaal onderwijs
De klas of groep als eenheid
Onderwijs wordt voor een groep georganiseerd
Waarde van de groep als middel tot onderwijs en opvoeding
Organisatie: één leraar - één groep
Kind volgt onderwijs
Onderwijstraditie 4
Individu gericht
Individu uitgangspunt
Denken in individuele leerroutes en plannen
Onderwijs wordt rond individuen georganiseerd
Groepsactiviteiten als middel tot individueel leren
Onderwijs volgt kind
Groepsgewijs organiseren
Individugericht organiseren
Lineair curriculum
Concentrisch curriculum
B C
E D
Type B
Neo-klassikale school
Lineair curriculum / klas als uitgangspunt (leerstofjaarklas)
Werken met de methode
Convergente differentiatie
Differentiatie gericht op behalen van een periodedoel voor zoveel mogelijk leerlingen
Differentiatie:
Basisstof, extra stof, verdiepingsstof
Voor en na instructie
Gelaagde instructie
Begeleide verwerking
Type C
De geïndividualiseerde school
Lineair curriculum / individu als uitgangspunt
Onderwijs gericht op de door de leraar waargenomen onderwijsbehoeften van een kind
Werken in de zone van naaste ontwikkeling
Leerlijnen en doelen als ordeningsmiddel (i.p.v. Methode)
Organisatie middel: groepsplan
Organisatievorm: kleine instructie groepen en zelfstandige verwerkingsvormen.
Klassenmanagement: circuitmodel en dag- en weektaak
Type D
De ontwikkelingsschool
Concentrisch curriculum / individu als uitgangspunt
Accent op eigenaarschap van leren
Accent op balans betekenisvol en zinvol
Onderscheiden van leren en onderwijzen
Leerling heeft invloed op eigen activiteiten (keuze m.b.t. doelen, inhouden, werkvormen producten, samenwerking...)
Leerling werkt aan betekenisvolle gehelen
Accent op reflectie / gesprek met de leerling over het leren
Leraar als coach
Type E
De gemeenschapsschool
Concentrisch curriculum / klas als uitgangspunt
Onderwerp of concept staan centraal
Aandacht voor de balans betekenisvol / zinvol
Community of learners
Differentiatie door verschil in activiteiten en het niveau van de verwerking
Kringgesprek
Coöperatieve werkvormen
Leraar als meerwetende volwassene
Leraar creëert onderwijsleersituaties, met het oog op de inhoud en de onderwijsbehoeften van de groep en verschillende kinderen daarbinnen.
opvoedingopvoeding
conformisme
non- conformisme
Onderwijstraditie 5Conformisme
• Regels zijn belangrijk• Normen zijn nodig• Zo hoort het• Aanspreken op normoverschrijding• Straffen en belonen• Controle • Grootst gemene deler (common sense)• Duidelijkheid• Structuur = gedragsregels• Respect = overnemen van de norm en aanvaarden van de autoriteit
Onderwijstraditie 6Non- conformisme• Groei• Kiezen• Ruimte geven• vertrouwen• Verschillen zijn mooi• Gek, omdat hij anders is, nou en• Waarden georiënteerd• Gesprek (dialoog) als sturingsmiddel• Herstelrecht • Structuur = procedures duidelijk• Respect = aanvaarden van elkaars identiteit
Groepsgewijs organiseren
Individugericht organiseren
Lineair curriculum
Conformisme
Concentrisch curriculum
Non-conformisme
BNeo- klassikale school
CGeïndividualiseerde
school
Gemeenschaps-school
E
Ontwikkelings-school
D
BOnderwijsbehoefte:
Wat heeft dit kind nodig om profijt te hebben van het aanbod in de groep (methode).
•Instructie: voor, na, extra
•Oefening: vorm, hoeveelheid, tijd, mate van begeleiding
•Contact en samen werken
Welk alternatief bied ik dit kind voor het werk in de groep
C
Onderwijsbehoefte:
Wat is de leerstof / inhoud waar dit kind aan toe is?
Onder welke condities kan hij zich die het beste eigen maken. (instructie, oefenen, samenwerken, organisatie)
DOnderwijsbehoefte:
Wat heeft dit kind nodig om naar vermogen te leren?
•Voorbereide leeromgeving (aanpassing, toevoeging...)
•Gesprek (reflectie over...)
•Contact en samenwerken (stimuleren, afremmen, setting)
•Ordenen en structureren
•Instructie
EWat heeft dit kind nodig om voldoende profijt te hebben van de activiteiten in de groep
•Aanpassing van activiteiten
•Hulp bij activiteiten
•Instructie
•Contact en samenwerken
•Structuur
1 2 3 4 5 6 7 8
Aanv lezen
Tech lezen
Begr lezen
Spelling
Stellen
rekenen
schrijven
wo
kv
Typen matrix
1 2 3 4 5 6 7 8
Aanv en
techn lezenD/E D/E C C D D D D
Begr.lezen E E E E E E E E
Spelling C C C C C C
Stellen D D E E E E E E
rekenen D/E D/E B B B B B B
schrijven D D B B B/D D/C D D
wo E E E E E E E E
kv E E E E E E E E
Vakken/groepen matrix
Voorbeeld 2