Download - TVVL Magazine 2010 01

Transcript

Januari 2010 | Jaargang 39 | Nr 1

Duurzame eye-catcher

LED-verlichting in lift en

Gezonde en comfortabele gebouwen

Persoonlijke verwarming in kantoorgebouwen

JAA

RGA

NG

39 NR

.1 TVV

L MA

GA

ZINE JA

NU

AR

I 2010

TM0110_cover-def.indd 1TM0110_cover-def.indd 1 29-12-2009 10:26:2029-12-2009 10:26:20

TM0110_belimo_02.indd 2TM0110_belimo_02.indd 2 5-1-2010 13:38:515-1-2010 13:38:51

3

Inhoudsopgave

TVVL MAGAZINE

REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door gelijken’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vak-gebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.

TVVL Magazine is het offi ciele orgaan van TVVL Platform voor Mens en Techniek. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 109,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.

32

28

6

INTERVIEW MET

WILL SCHEFFER

MILIEU- EN

KLIMAATBELEID

PERSOONLIJKE

VERWARMING

REDACTIERAAD: Drs.ir. P.M.D. Kruijsse (voorzitter)Ir. J. AufderheijdeProf.dr.ir. J.L.M. Hensen Mw. dr. L.C.M. ItardJ.F.P.G. KerdèlH. LodderG.J. LugtMw. drs. C. MulderMw. drs.ir. I. ThieraufA.J. de Weijert (eindredacteur)Prof.ir. W. ZeilerIng. F.J. Stouthart (nms. uitgever)

REDACTIE: Drs.ir. P.M.D. Kruijsse (voorzitter)Ir. J. AufderheijdeMw. drs. C. MulderA.J. de Weijert (eindredacteur) Ing. F.J. Stouthart (nms. uitgever)

REDACTIE-ADRES: TVVL: De Mulderij 12, 3831 NV LeusdenPostbus 311, 3830 AJ LeusdenTelefoon redactie (033) 434 57 50Fax redactie (033) 432 15 81 Email [email protected]

UITGAVE: Merlijn Media BVZuidkade 173, 2741 JJ Waddinxveen Postbus 275, 2740 AG WaddinxveenTelefoon (0182) 631717 Email [email protected]

TRAFFIC: Mariëlla van den EngEmail [email protected]

ABONNEMENTEN: Merlijn Media BVPostbus 275, 2740 AG WaddinxveenTelefoon (0182) 631717Email [email protected] € 105,-Buitenland € 220,-Studenten € 83,-Losse nummers € 18,-Extra bewijsexemplaren € 13,-

Het abonnement wordt geacht gecontinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd.

ADVERTENTIE-EXPLOITATIE: Merlijn Media BVRuud StruijkTelefoon (0182) 631717Email [email protected]

PREPRESS: Yolanda van der Neut

DRUK: Ten Brink, Meppel

ISSN 0165-5523

© Merlijn Media BV, 2010

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. Alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. De auteurs kunnen echter geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.

PERSOONLIJKE VERWARMING IN KANTOOR-GEBOUWENMw. ir. E.C.M. van Oeffelen, ir. K. van Zundert,ir. P. Jacobs 6

GEZONDE EN COMFORTABELE GEBOUWENMw. dr.ir. Ph.M. Bluyssen 14

LED-VERLICHTING IN LIFTENT. Uithol 26

“HERZIENING VAN HET NEDERLANDSEMILIEU- EN KLIMAATBELEID”H.W. van Dorp MBA, ir. A.H.H. Schmitz 28

Januari 2010

EDITORIAL 4INTERVIEW 32PROJECTBESCHRIJVING 36ACTUEEL 39UITGELICHT 43REGELGEVING 49INTERNATIONAAL 51PRODUCTNIEUWS 57SUMMARY 65VOORBESCHOUWING 65AGENDA 66

TM0110_inhoud.indd 3TM0110_inhoud.indd 3 7-1-2010 9:12:577-1-2010 9:12:57

editorial

4 TVVL Magazine | 01 | 2010 EDITORIAL

Het interviewVorig jaar was een veelbewogen jaar. Het was het jaar van het

50 jarig jubileum met veel vreugde en feestelijkheden, maar ook

verdriet. Een aantal bijzondere leden is ons in 2009 ontvallen,

erelid Walter Knoll, Dick Greijdanus, Leo Kok, Jan van Belle, Jos

Crooijmans en Dolf van Paassen. Allen met grote verdiensten

voor TVVL en daarmee een groot verlies voor de vereniging.

Voor TVVL wordt 2010 een belangrijk jaar. Het jaar waarin de

nieuwe huisstijl inmiddels is geïntroduceerd tijdens de Nieuw-

jaarsreceptie en de nieuwe identiteit vorm krijgt binnen de

vereniging. Met vertrouwen gaan wij de toekomst tegemoet in

de wetenschap, dat vele TVVL’ers hun/haar steentje bijdragen

aan deze veranderingen.

In 2010 zien wij gelukkig ook weer enkele lichtpuntjes in de ontwikke-ling van de economie. Dat staat in schril contrast met het vermeende klimaatcontract van Kopenhagen waar eenieder zijn/ haar hoop op had gevestigd. Wederom blijkt maar weer eens dat wetenschap en politiek niet goed met elkaar overweg kunnen.

Voor u ligt de vernieuwde uitgave van TVVL Magazine. Ik ben van mening, dat dit blad nog meer dan voorheen de aandacht van de lezers zal trekken. Hiermee bereiken wij niet alleen de naamsverbreiding maar ook ons belangrijkste doel, kennisoverdracht. Ook mijn editorial is in een aangepaste vorm in dit vernieuwde Magazine uitgevoerd.

Onlangs werd mij een interview afgenomen en onderstaand wil ik u daar graag verslag van doen.

Ferry nu dit jaar achter de rug is, wat staat TVVL dan te wachten in de aankomende periode?Zoals al reeds aangekondigd en er is al veel over gezegd en geschreven, gaat TVVL het jaar van de verandering in. Het nieuwe logo met de daaraan gekoppelde huisstijl zal in januari 2010 werkelijk voor iedereen zichtbaar worden. Daar is al mee begonnen tijdens de

Nieuwjaarsreceptie op 13 januari jl. Maar dat niet alleen, de uitvoer-ing van onze imago en identiteitsplannen zullen ten uitvoer worden gebracht.

Ferry wat betekent dat dan concreet?Alle regionale werkgroepen zullen door leden van de bestuurscommissie Imago & Identiteit worden bezocht en daar zal uitleg worden gegeven over de voorgenomen plannen. De bedoeling is, dat zoveel mogelijk in de regio, wordt gestart met het uitdragen van TVVL. Dichter bij de mensen, meer extern gericht en vooral onze kennis aanwenden om problemen die onze maatschappij raken te helpen oplossen. Kortom TVVL moet een platform zijn voor mensen met visie. Uiteindelijk is TVVL een vereniging waar mensen uit de bouwkolom kennis bundelen, vergaren, ontwikkelen en overdragen in de context van het maatschappelijke debat, incidenten, aanpalende wetenschappen en technologische innovatie. Zij zal dat doen op een prikkelende uitdagende wijze, organiseert inspi-rerende ontmoetingen, nodigt uit tot debat en draagt actief een steentje bij aan de visievorming op de huidige en toekomstige problemen. Kijk onze huisstijl wordt vertaald in een creatief concept voor de look & feel, die uiteindelijk onze positie moet versterken en bevestigen. Onze nieuwe positie zal uitgaan van mens, techniek en omgeving, in balans

Ferry de Vries, Voorzitt er TVVL

TM0110_editorial.indd 4TM0110_editorial.indd 4 12-1-2010 10:01:5812-1-2010 10:01:58

20, 21 en 22 april 201013.00-21.00 uur

luchtbehandeling en koudetechniekluchtbehandeling en koudetechniekDé vakbeurs voor de airconditioning,Dé vakbeurs voor de airconditioning,

Tevens vindt op 20, 21 en 22 april 2010 Installatie Vakbeurs Gorinchem plaats!

Vraag via onze website een gratis VIP-Relatiekaart aan!

WWW.EVENEMENTENHALGORINCHEM.NL

BEZOEKADRES:EVENEMENTENHAL GORINCHEMFranklinweg 2, 4207 HZ Gorinchem

CORRESPONDENTIEADRES:EVENEMENTENHAL HARDENBERGEnergieweg 2, 7772 TV HardenbergT (0523) 28 98 98E [email protected]

5TVVL Magazine | 01 | 2010 EDITORIAL

erg belangrijk en wordt bijzonder gewaardeerd. Maatschappelijk is er veel veranderd. Individualisme en een persoonlijke invulling van arbeid en vrije tijd maken dat er steeds minder tijd beschikbaar komt voor het verenigingsleven. Daarin staat TVVL niet alleen.Wij hebben deze situatie ook onderkend en omdat om die reden profes-sionalisering een noodzaak is, ligt het ook voor de hand het verenigings-bureau daarbij in te schakelen. Professionalisering van de uitvoering zou bestuurlijke beleidsvoering moeten stimuleren en professionalisering van de beleidsvoering zou tot bestuurlijke strategieontwikkeling moeten leiden: hield Frans Huizinga, mede auteur van “Architectuur van verenigingen “, ons voor.Je ziet, ook voor wat betreft de verenigingsstructuur moet e.e.a. nog eens tegen het licht worden gehouden.

Verwacht je daar veranderingen dan?Kijk je kunt niet het éne doen en het andere laten. Je zult altijd jouw functioneren binnen het geheel in de veranderende omgeving moeten bezien. Dat hoort ook bij een volwassen vereniging als TVVL.

Ik wens u heel veel leesplezier en u allen een gelukkig en vooral een gezond 2010.

met elkaar, in aansluiting op de maatschappelijke vraagstukken.

Ferry, dit is wel duidelijk. Maar het zal een behoorlijke opgave worden dit ook te implementeren?Ja, dat is juist. Je begint natuurlijk niet zomaar ergens. Dat gaat natuurlijk wel volgens een bepaalde strategie. Geheel uitgedacht door de bestuurs-commissie Imago & Identiteit met hulp van Voomies, waarbij ik niet onvermeld wil laten dat voorafgaand aan het uiteindelijke “Go” ook het bestuur moest worden overtuigd. Zij hebben natuurlijk in aanvang een belangrijke rol gespeeld en hebben dit proces kritisch gevolgd. Dat er moest worden veranderd was al een tijdje bekend, maar hoe je dat dan zou moeten doen was de vraag.

Ferry en hoe staat het verenigingsbureau daar nu in?Dat is een aardige vraag. Het verenigingsbureau met vele specialis-men bereidt alles voor, organiseert, doet verslag en bewaakt dat, in overeenstemming met de Statuten, het Huishoudelijk Reglement en de Richtlijnen Organisatie (het Handboek Soldaat), uitvoering wordt gegeven aan de doelstellingen van TVVL. TVVL kent vele vrijwilligers die zitting hebben in allerlei afdelingen, commissies, etc. die geheel belangeloos in hun vrije tijd activiteiten voor TVVL verrichten en dat is

TM0110_editorial.indd 5TM0110_editorial.indd 5 12-1-2010 10:02:0212-1-2010 10:02:02

6 TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

Ontwikkelingen in de huidige bouwpraktijk richten zich steeds vaker op

energiebesparing en verbetering van het comfort van de gebruiker. In dit

artikel wordt stilgestaan bij een laboratoriumstudie die is uitgevoerd naar een

‘plug-and-play’ systeem voor persoonlijke verwarming in kantoorgebouwen.

In deze pilotstudie is ingegaan op de mogelijke bijdrage van een persoonlijk

verwarmingssysteem aan een comfortabel klimaat voor de gebruiker. Daarnaast is

gekeken in welke situaties er met persoonlijke verwarming energetische winst kan

worden behaald.

Gedurende het stookseizoen wordt in kantoorgebouwen veel energie gebruikt voor verwarming. Deze verwarming wordt meestal per ruimte ingesteld. Ook als meerdere perso-nen in deze ruimte aanwezig zijn, resulteert de verwarming in één ruimteluchttemperatuur. De gebruiker kan dan nauwelijks invloed uit-oefenen op zijn of haar thermische omgeving. Door de setpoint temperatuur van de centrale verwarming in het stookseizoen te verlagen van 22 °C naar 20 °C of zelfs 18 °C en op de werkplek op lokaal niveau stralingspanelen toe te passen waarmee de gebruiker zijn of haar thermische omgeving zelf kan bijregelen, kan het thermisch comfort van de gebruiker naar persoonlijke voorkeur worden afgesteld en wordt verwacht dat energie kan worden bespaard. In tweepersoonskamers en vooral in kantoortuinen zou dit systeem een goede oplossing kunnen bieden aan de verschillen in persoonlijke voor qua temperatuur van de gebruikers.

Energiebesparing zal in de praktijk alleen haalbaar zijn wanneer het comfortniveau van de gebruiker er niet op achteruit gaat. In deze pilotstudie is daarom in de eerste plaats gekeken in hoeverre persoonlijke verwarming kan bijdragen aan een comfortabele thermi-sche omgeving voor de gebruiker. Hiertoe is in een klimaatkamer proefpersonenonderzoek (N=10) verricht naar een systeem voor indi-vidueel regelbare lokale verwarming, waarbij de nadruk is gelegd op het stookseizoen. Op basis van de meetresultaten en simulaties, is vervolgens een inschatting gemaakt in welke situaties met dit systeem energiebesparing kan worden gerealiseerd. Door toepassing van individueel regelbare lokale verwarming kan het comfort van de gebruiker worden verhoogd. Uit onderzoek [1] is namelijk gebleken dat het zelf kunnen beïnvloeden van de omgevingstemperatuur er toe leidt dat meer gebruikers tevreden zijn over hun omgeving. Dit heeft weer een positief

Persoonlijke verwar kantoorgebouwen

Mw. ir. E.C.M. van Oeff elen, ir. K. van Zundert en ir. P. Jacobs, TNO Bouw en Ondergrond

effect op de productiviteit. Daarnaast heeft een verlaging van de ruimteluchttempera-tuur een positief effect op de perceptie van de luchtkwaliteit [2].

ACHTERGRONDENDe afgelopen jaren zijn verschillende onder-zoeken verricht naar de mogelijkheden van persoonlijke klimatisering, waarbij zowel naar lokaal verwarmen als lokaal koelen is gekeken. Uit onderzoek van [2] blijkt dat de meeste proefpersonen het comfortabel hebben bij een ruimteluchttemperatuur van 20 °C in combinatie met vier lokale stralingspanelen (in de rugleuning van de stoel, onderzijde bureau, schuin voor onderbenen en onderzijde stoel). Bij een ruimteluchttemperatuur van 14 en 17 °C ervaart de helft van de proefpersonen koude discomfort bij één of meer lichaams-delen. Het ervaren thermisch comfort hangt echter sterk samen met het aantal en de locatie van de stralingspanelen.

TM0110_oeffele.indd 6TM0110_oeffele.indd 6 4-1-2010 18:29:194-1-2010 18:29:19

7TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

- Figuur 1 - Proefopstelling. De pijlen geven de positie van de stralingspanelen aan.

ming in

[3] hebben met behulp van een thermische mannequin onderzocht in welke mate het met verschillende task-ambient conditioning (TAC) systemen mogelijk is de omgevings-temperatuur individueel te beïnvloeden. Uit de resultaten blijkt dat met de verschillende TAC-systemen (bestaande uit verwarmen en koelen) een equivalente verandering in de ruimteluchttemperatuur van 3 tot 9 K kan worden behaald. [4] hebben onderzocht of het mogelijk is om bij ruimteluchttemperatu-ren van 20, 22 en 26 °C met een individually controlled system (ICS) een acceptabele luchtkwaliteit en thermische omgeving te realiseren. Hiertoe zijn verschillende regel-mogelijkheden voor koelen, verwarmen en ventileren opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat het gebruik van ICS het thermisch comfort van de proefpersonen bij alle condities verhoogt ten opzichte van een ruimtelucht-temperatuur van 22 °C zonder individuele controlemogelijkheden. De proefpersonen voelen zich bij de verschillende condities met ICS algemeen comfortabel, maar geven wel aan lokaal discomfort te ervaren. [5] geven aan dat het lokaal comfort van de voeten, handen en het gezicht in grote mate het algehele thermisch comfort van de mens bepaalt. Zij hebben daarom onderzoek gedaan aan een TAC-systeem dat de handen en voeten verwarmt (60 W) en de handen en het gezicht koelt (42 W). Met behulp van het TAC-systeem is het mogelijk over een temperatuurbereik van 18-30 °C comfort te behalen. Door middel van simulaties is ingeschat dat bij intensief gebruik van het TAC-systeem een energiebesparing van 40 % haalbaar is en bij matig gebruik van het systeem een besparing van 30 %.De resultaten uit bovengenoemde studies tonen aan dat een systeem voor persoonlijke verwarming een positief effect heeft op het thermisch comfort van de gebruiker. Geen van de studies heeft echter de energetische consequenties van een dergelijk systeem goed onderzocht. In het onderliggende onderzoek worden beide aspecten meegenomen.

PROEFOPSTELLINGIn dit onderzoek is een systeem voor persoon-

lijke verwarming toegepast dat is opgebouwd uit elektrische stralingspanelen die in een bureau en een bureaustoel zijn geïntegreerd. De stralingspanelen zijn op vier posities aangebracht: in de hoofdsteun van de stoel, aan de bovenzijde van het bureaublad, aan de onderzijde van het bureaublad en op de vloer (fi guur 1). De keuze voor deze posities en voor de afmetingen van de panelen is gebaseerd op onderzoeken die zijn uitgevoerd door andere onderzoeksinstituten en eigen inzichten. De stralingspanelen kunnen door de gebruiker worden aangestuurd met regelknoppen op de bovenzijde van het bureaublad.

OPBOUW EXPERIMENTDe laboratoriumexperimenten zijn uitgevoerd met tien mannelijke vrijwilligers in de leeftijd tussen de 20 en 30 jaar. Bij personen van deze leeftijd mag worden aangenomen dat de thermoregulatie intact is. Gedurende de experimenten is gestandaardiseerde kleding gedragen met een totale clo-waarde van 0,9 (inclusief de warmteweerstand van de bureaustoel).Iedere proefpersoon heeft deelgenomen aan drie verschillende “blinde” meetsessies van elk 90 minuten waarbij de ruimteluchttempera-tuur constant werd gehouden op 18 °C, 20 °C of 22 °C. De volgorde waarin de proefpersonen de verschillende meetcondities hebben door-lopen, is random.Tijdens alle experimenten is de proefpersoon op vaste momenten gevraagd de stralings-panelen zodanig in te stellen dat hij zich comfortabel voelt. De proefpersonen waren hierbij niet op de hoogte van de instellingen van de stralingspanelen en hadden alleen de mogelijkheid ieder paneel warmer, veel

warmer, kouder of veel kouder te zetten. De laatste 20 minuten van het experiment mocht de proefpersoon niets meer veranderen aan de instellingen van de panelen.

MEETGROOTHEDENGedurende de experimenten zijn verschillende fysische omgevingsparameters en fysiolo-gische parameters geregistreerd. De lucht-temperatuur en de luchtsnelheid zijn op een hoogte van 0,1, 0,6 en 1,1 m rondom de proef-persoon gemeten volgens ISO 7726 [6]. Deze parameters zijn gedurende de meetsessies constant gebleven. Van ieder stralingspaneel is zowel de oppervlaktetemperatuur als het energiegebruik geregistreerd. De (gemiddelde) huidtemperatuur van de proefpersonen is gemeten volgens ISO 9886 [7]. De kerntempe-ratuur is rectaal gemeten. Tijdens ieder expe-riment is meerdere malen een vragenlijst over comfort en welbevinden afgenomen. Hierbij is onder andere gevraagd het ervaren thermisch comfort (algeheel en per lichaamsdeel) aan te geven op een visueel analoge schaal.

ALGEHEEL COMFORTBeoordelingscriteriaVolgens de richtlijnen van de Rijksgebouwendienst [8] dient het gemiddelde ervaren comfort van een grote groep (proef)personen minimaal te voldoen aan ISO 7730 [9] tussen de -0,5 en +0,5. Wanneer de PMV nul bedraagt, is ongeveer 95 % van de gebrui-kers tevreden over hun thermische omgeving. Omdat er in dit experiment geen sprake is van een grote groep proefpersonen is het statis-tisch gezien niet correct de PMV als toetsings-criterium te hanteren. Wel kan de zogenaamde Mean Thermal Vote (MTV), de gemiddelde

TM0110_oeffele.indd 7TM0110_oeffele.indd 7 4-1-2010 18:29:204-1-2010 18:29:20

8 TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

waardering voor de thermische omgeving over alle proefpersonen, worden bepaald uit de enquêteresultaten. Door de MTV te vergelijken met de gewenste PMV, kan een indicatie van het ervaren thermisch comfort worden verkre-gen. De gewenste PMV bedraagt dus nul met een maximale bandbreedte van -0,5 en +0,5. Als uitgangspunt is genomen dat het wenselijk is dat de MTV, uitgezet op eenzelfde schaalver-deling, ook op deze nulwaarde of in ieder geval binnen de gestelde bandbreedte ligt.

MEETRESULTATENUit de resultaten (fi guur 2) blijkt dat de MTV bij alle condities binnen de gestelde grenswaar-den ligt. Bij 20 en 22 °C wordt de nagestreefde nulwaarde (bijna) gehaald. Bij 18 °C ligt de MTV-waarde een stuk lager (-0,37). Dit komt theoretisch gezien overeen met een Predicted Percentage of Dissatisfi ed (PPD) van 11,3 %. Uit de standaarddeviatie (0,34-0,45) blijkt dat de individuele verschillen tussen de proefper-sonen bij alle condities groot zijn. Vervolgens is gekeken hoeveel winst er in dit experiment voor comfort is gehaald door de toepassing van stralingspanelen in vergelijking tot dezelfde condities zonder gebruik van stra-lingspanelen. Doordat er geen metingen zijn verricht voor de situaties zonder stralingspane-len, is hiervoor een vergelijking gemaakt met de berekende PMV. De berekende PMV voor de situaties zonder stralingspanelen is hiertoe vergeleken met de uit de enquêteresultaten bepaalde MTV, de situatie mét gebruik van stralingspanelen. In fi guur 3 is zowel de MTV als de berekende PMV uitgezet. De resultaten laten zien dat het gebruik van stralingspanelen een positieve invloed heeft op het thermisch comfort van de proefpersonen ten opzichte van dezelfde situ-atie zonder stralingspanelen. Bij 18 °C leveren de stralingspanelen een grote winst op (ΔPMV=0,53) en komt de MTV hier-door binnen de aangehouden comfortgrenzen (-0,5 tot +0,5) te liggen. De nagestreefde MTV van nul wordt echter niet bereikt. Bij 20 °C leidt het gebruik van stralingspanelen ertoe dat het comfort bijna op nul komt te liggen. Bij 22 °C blijft de MTV met stralingspanelen op nul. Belangrijk aandachtspunt bij boven-staande vergelijking is dat deze slechts een eerste indruk geeft van het comfort wat moge-lijk te behalen is bij toepassing van persoonlijke verwarming. Het betreft dus geen weten-schappelijke, statistisch correcte onderbou-wing. Dit komt omdat er een vergelijking wordt gemaakt tussen een praktijksituatie met een beperkt aantal proefpersonen en een theo-retisch bepaalde waarde (PMV) waarbij een groot aantal personen als uitgangspunt heeft gediend. Daarnaast is gebleken dat het voor de

- Figuur 2 - Mean Thermal Vote (MTV) met bijbehorende standaarddeviatie bij de verschillende condities

en gebruik van stralingspanelen.

proefpersonen met de huidige user-interface niet gemakkelijk was om de stralingspanelen op de gewenste stand in te stellen. Wanneer deze interface wordt geoptimaliseerd, kan met hetzelfde systeem wellicht een hoger comfort-niveau worden bereikt.

LOKAAL COMFORTBeoordelingscriteriaVoor lokaal comfort zijn de richtlijnen van de Rijksgebouwendienst [8] niet één op één te gebruiken, omdat deze alleen gelden voor algeheel comfort. Voor de beoordeling is daarom aangehouden dat discomfort in meer of mindere mate optreedt wanneer de MTV van het betreffende lichaamsdeel afwijkt van neutraal (nulwaarde).

MeetresultatenUit de resultaten blijkt dat bij een ruimtelucht-temperatuur van 18 °C lokaal discomfort voornamelijk optreedt bij lichaamsdelen die

- Figuur 3 - Vergelijking tussen berekende PMV zonder stralingspanelen en

MTV met stralingspanelen bepaald uit de meetresultaten.

niet worden aangestraald (romp, bovenar-men en onderbenen), zie fi guur 4. Met de toegepaste opstelling voor verwarming met elektrische stralingspanelen lijkt een verlaging van de ruimteluchttemperatuur tot 18 °C nog niet haalbaar.De MTV van de lichaamsdelen die worden aangestraald, ligt in de meeste gevallen rond neutraal. Alleen de MTV van de nek is negatief. Dit komt vermoedelijk doordat het stralings-paneel voor de nek op een te grote afstand van de nek is geplaatst. De stralingswarmte kan hierdoor niet optimaal aan het lichaam worden afgegeven. Opvallend is dat de proefpersonen die hebben aangegeven het lokaal te koud te hebben, het vermogen van het betreffende stralingspaneel niet volledig hebben benut.Bij een ruimteluchttemperatuur van 20 °C worden, van de aangestraalde lichaamsdelen, alleen de bovenbenen met een negatieve MTV beoordeeld, zie fi guur 5. In de meeste gevallen

TM0110_oeffele.indd 8TM0110_oeffele.indd 8 4-1-2010 18:29:314-1-2010 18:29:31

9TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

was het stralingspaneel op deze positie echter niet ingeschakeld door de proefpersonen. Op deze positie kan het comfort dus nog worden verbeterd.Ter plaatse van de handen, onderarmen en voeten ligt de MTV enigszins boven neutraal. Het voetenpaneel werd niet ingeschakeld. Het paneel ter plaatse van de handen en onderar-men is echter in veel gevallen wel ingescha-keld. Een verlaging van het temperatuurniveau van deze panelen zou dit discomfort kunnen wegnemen.Van de niet aangestraalde lichaamsdelen worden alleen de bovenarmen te koud ervaren en beoordeeld met een negatieve MTV. Bij een ruimteluchttemperatuur van 22 °C ligt de MTV van alle lichaamsdelen rond of boven neutraal, zie fi guur 6. Opvallend is dat meer-dere proefpersonen bij deze ruimteluchttem-peratuur de stralingspanelen op een behoorlijk niveau hebben ingeschakeld, terwijl 22 °C volgens de theorie van ISO 7730 [9] com-fortabel zou moeten zijn. Slechts 5 % van de proefpersonen zou dan ontevreden zijn over de thermische omgeving. Voor dit onderzoek zou het dan maximaal om één proefpersoon gaan. Het paneel ter plaatse van de nek is door meer-dere personen ingeschakeld. De panelen ter plaatse van de handen, onderarmen, boven-benen en voeten zijn slechts door enkelen ingeschakeld. Uit de gemeten huidtempe-raturen per proefpersoon is bij inschakeling van de verwarmingspanelen geen duidelijke sprong in de huidtemperatuur waarneembaar. De warmte die door het stralingspaneel wordt afgegeven, lijkt dus gelijkmatig over een groter oppervlak te worden verdeeld.

ENERGIEBESPARINGIn de bestaande bouw zou lokale verwarming als ‘plug-and-play’ systeem kunnen worden toegepast. Het voordeel hiervan is dat het systeem een-voudig kan worden aangebracht zonder dat er ingrepen aan de bestaande installatie hoeven te worden gedaan om het verwarmingssys-teem te upgraden. Indien door toepassing van lokale verwarming de instelling van de ruimteluchttemperatuur kan worden verlaagd, wordt energie bespaard bij het centrale ver-warmingssysteem. Inschakelen van de lokale verwarming kost echter ook energie. Of in een specifi ek kantoor met de huidige generatie lokale verwarming energie kan worden bespaard, hangt af van drie factoren:1. energiegebruik van de lokale verwarming;2. effectief vloeroppervlak per werknemer;3. energiebesparing afhankelijk van het isola-

tieniveau van het gebouw en de kwaliteit van het verwarmings- en ventilatiesysteem.

- Figuur 4 - MTV per lichaamsdeel met bijbehorende standaarddeviatie bij 18 °C. De aangestraalde

lichaamsdelen zijn gearceerd.

- Figuur 5 - MTV per lichaamsdeel met bijbehorende standaarddeviatie bij 20 °C. De aangestraalde

lichaamsdelen zijn gearceerd.

- Figuur 6 - MTV per lichaamsdeel met bijbehorende standaarddeviatie bij 22 °C. De aangestraalde

lichaamsdelen zijn gearceerd.

TM0110_oeffele.indd 9TM0110_oeffele.indd 9 4-1-2010 18:29:314-1-2010 18:29:31

10 TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

ENERGIEGEBRUIK VAN DE LOKALE VERWARMING

Tabel 1 geeft de in de experimenten bepaalde gemiddelde vermogens voor lokaal verwar-men. Bij 20 °C wordt het thermisch comfort nog goed gehandhaafd door de lokale verwar-ming. Bij 18 °C is dit niet meer het geval. Om deze reden wordt voor de huidige genera-tie lokale verwarming uitgegaan van een minimum ruimteluchttemperatuur van 20 °C en een bijbehorend verwarmingsbudget voor lokale verwarming van 46 W. De onzekerheid in dit gemeten energiegebruik is echter groot. Voor latere generaties zou het budget mogelijk kunnen worden gehalveerd. Tijdens de expe-rimenten hebben de proefpersonen namelijk aangegeven de panelen ter plaatse van de nek en de voeten nauwelijks te hebben gevoeld, terwijl deze panelen voor ongeveer de helft het energiegebruik hebben bepaald (zie tabel 1). Er dient echter nog te worden vastgesteld of een comfortabele situatie kan worden bereikt wanneer alleen aan de boven- en onderzijde van het bureau verwarmingspanelen worden toegepast. Uitgaande van een stookseizoen van 640 uur (4 maanden, 20 dagen per maand en een werkdag van 8 uur) [10] en een centralerendement van 39 % kost de lokale verwarming gemiddeld 272 MJ primaire energie per persoon per jaar. De elektrische verwarming levert echter ook een bijdrage aan de ruimteverwarming. Bij aanname dat de elektrische verwarming 100 % wordt benut, en de centrale verwarming hierdoor minder wordt aangesproken, kost de elektrische verwarming 166 MJ primaire energie per persoon per jaar.

EFFECTIEF VLOEROPPERVLAK PER WERKNEMER

Het effectieve vloeroppervlak per werknemer is het quotiënt van het bruto vloeroppervlak

(BVO) en de bezettingsgraad. Het gemiddelde bruto vloeroppervlak per werknemer wordt ook het kantoorquotiënt genoemd. In 1996 bedraagt het gemiddelde kantoorquotiënt voor heel Nederland 32 m2 BVO. In 2000 is dat 31 m2 BVO [11]. Het bruto vloeroppervlak omvat naast de kantoorruimtes zelf (het zoge-naamde netto vloeroppervlak) ook verkeers-ruimtes, vergaderzalen, toiletten, de kantine, etc. Aangenomen wordt dat overal dezelfde uniforme temperatuur heerst en dat de werk-nemer op deze plaatsen (met uitzondering van de verkeersruimten) de temperatuur kan ver-hogen met de lokale verwarming. Aan bezet-tingsgraad wordt hier dan ook een iets andere betekenis toegekend dan normaal. Normaal gesproken wordt bij de bezettingsgraad alleen gekeken of de werkplek bezet is. Bij toepas-sing van lokale verwarming is de inschakeltijd bepalend voor het energiegebruik. Om deze reden wordt bij het bepalen van de bezettings-graad alleen gekeken of iemand in het gebouw aanwezig is. Want ook in de vergaderzalen en in de kantine kan de lokale verwarming worden ingeschakeld. Hierdoor wordt dus alleen de tijd buiten kantoor niet meegerekend met de bezettingsgraad. De gemiddelde arbeidsduur per jaar bedroeg in 2005 gemiddeld 1.342 uur [12]. Dit komt neer op een bezettingsgraad van 65 %. Door werkbezoeken zal de bezet-tingsgraad verder dalen. Echter omdat er ook klanten komen wordt de bezettingsgraad weer verhoogd. Netto zal er op de schaal van ‘BV Nederland’ geen effect zijn. Door het verblijf in de auto of het openbaar vervoer zal de bezet-tingsgraad wel afnemen. Omdat onbekend is hoeveel, wordt als conservatieve schatting de bezettingsgraad van 65 % aangehouden. Het gemiddelde Nederlandse effectieve vloerop-pervlak in kantoren bedraagt hierdoor 31/0,65 = 48 m2. In kantoren waar fl explekken worden

toegepast zal het effectieve vloeroppervlak lager zijn.

ENERGIEBESPARING Voor het bepalen van de energiebesparing die in een kantoorgebouw kan worden behaald door het instellen van minder strikte set-points voor de ruimteluchttemperatuur, zijn simulaties uitgevoerd volgens [13]. Uit deze simulaties is gebleken dat bij verlaging van het setpoint voor verwarmen van 22 °C naar 20 °C in kantoorgebouwen een energiebesparing kan worden gehaald van 25 tot 32 %, afhankelijk van het bouwjaar (isolatieniveau) en type installatie (tabel 2).

BESLISSINGSDIAGRAMDe drie factoren (energiegebruik van de lokale verwarming, effectief vloeroppervlak per werknemer en de energiebesparing afhan-kelijk van het isolatieniveau van het gebouw en de kwaliteit van het verwarmings- en ventilatiesysteem) zijn in fi guur 7 en fi guur 8 gecombineerd. In beide fi guren is met een stippellijn het gemiddelde Nederlandse effectieve vloeroppervlak per werknemer (48 m2) weergegeven. In de fi guren zijn een aantal zaken waar te nemen. In gebouwen zonder WTW treedt bij toepassing van lokale verwarming energiebesparing op vanaf een effectief vloeroppervlak groter dan 3 tot 5 m2. Bij een bezettingsgraad van 65 % komt dit neer op een BVO van 2 tot 3 m2 per persoon. In alle kantoorgebouwen zonder WTW, ook de recent gebouwde, zal lokale verwarming energiebe-sparing opleveren. In gebouwen met WTW (fi guur 8) levert lokale verwarming energiebesparing op vanaf, afhan-kelijk van het bouwjaar (isolatieniveau), een effectief vloeroppervlak tussen de 9 en21 m2 (BVO tussen 6 en 14 m2). In het merendeel van de gebouwen met WTW zal toepassing van lokale verwarming energiebe-sparing opleveren. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat door de grote onzekerheden in zowel de resultaten van het laboratorium-onderzoek als de simulatieresultaten er een grote bandbreedte aanwezig is op de boven-

-Tabel 1 - Gemiddelde vermogen van de verwarmingspanelen met

bijbehorende standaarddeviatie.

- Tabel 2 - Energiebesparingspotentie van een kantoorgebouw in het stookseizoen bij verlaging van het setpoint voor verwarming van 22 naar 20 °C.

verwarmingsenergiegebouw zonder wtw

MJ/m2

verwarmingsenergiegebouw met wtw

MJ/m2

besparinggebouw zonder wtw

MJ/m2

besparinggebouw met wtw

MJ/m2

< 1975 niet gerenoveerd 207 49 53 18

< 1975 gerenoveerd 125 22 36 10

1975- 1990 131 26 38 11

1991 - 2002 114 21 34 9

2002 - 2006 110 19 33 9

2006 - 2030 104 17 32 8

TM0110_oeffele.indd 10TM0110_oeffele.indd 10 4-1-2010 18:29:334-1-2010 18:29:33

11TVVL Magazine | 01 | 2010 KLIMAATTECHNIEK

genoemde grenswaarde voor het al dan niet energiebesparend zijn van een systeem voor lokale verwarming. De grootte van de besparing is gezien de onzekerheden in de basisgegevens ook slechts indicatief aan te geven. Voor een gemiddeld Nederlands kantoor, uit de periode 1991-2002 met een effectief vloeroppervlak van 48 m2 per persoon, wordt de besparing op de verwar-mingsenergie voor een gebouw zonder WTW geschat op 27 % en voor een gebouw met WTW op 26 %.

CONCLUSIEDe resultaten van deze pilotstudie laten zien dat door het gebruik van lokale verwarmings-panelen bij een verlaging van de ruimtelucht-temperatuur naar 20 °C of zelfs 18 °C een verbetering haalbaar is van het algeheel comfort ten opzichte van de situatie zonder verwarmingspanelen. Bij een ruimteluchttem-peratuur van 20 °C lijkt toepassing van lokale verwarmingspanelen geen problemen op te leveren voor lokaal comfort; er ontstaan geen grote verschillen in comfortbeleving tussen de lichaamsdelen die niet, en lichaamsdelen die wél worden aangestraald.Vergelijking van het tijdens de experimenten gemeten energiegebruik met het gesimuleerde energiegebruik van een standaard kantoorge-bouw laten zien dat een systeem voor lokale verwarming potentie heeft om energiebe-sparing te realiseren wanneer de setpoint-temperatuur voor verwarming wordt verlaagd van 22 °C naar 20 °C. Vooral in kantoren met een groot vloeroppervlak per persoon en een sterk wisselende bezetting lijkt een persoon-lijk verwarmingssysteem vanuit energetisch oogpunt kansrijk te zijn. Om meer inzicht te kunnen verkrijgen in de potentie van lokale verwarming in de praktijk, wordt samenwer-king gezocht met gebouweigenaren om samen (grootschalige) praktijktesten in te zetten. In deze praktijktesten kunnen de vragen die er nu

nog liggen over de energiebesparingspotentie en het gebruikerscomfort worden onderzocht. Hierbij kan worden gedacht aan optimalisa-tieslagen voor het verwarmingssysteem. Ook is het op deze manier mogelijk op grote schaal het gedrag van de gebruiker vast te leggen en te analyseren. De voordelen van persoon-lijke verwarming komen immers pas volledig tot zijn recht als de gebruiker goed met het systeem weet om te gaan.Dit onderzoek is mede gefi nancierd vanuit het EOS-LT programma Building Future.

REFERENTIES1. Wyon, D.P., Individual microclimate control:

required range, probable benefi ts and current feasibility, Proceedings Indoor Air 1996, pp. 1067-1072, 1996.

2. Melikov, A.K., Langkilde, G., Rasmussen, L.W., Human response to local heating for use in connection with low enthalpy venti-lation, Proceedings of Roomvent’98, Vol. 2, pp. 315-322, 1998.

3. Tsuzuki, K., Arens, E.A., Bauman, F.S., Wyon, D.P., Individual Thermal Comfort Control with Desk-Mounted and Floor-Mounted Task/Ambient Conditioning (TAC) Systems, Proceedings of Indoor Air ‘99, Vol. 2, pp. 368-373, 1999.

- Figuur 7 - Beslissingsdiagram voor het toepassen van lokale verwarming voor kantoorgebouwen

zonder WTW.

- Figuur 8 - Beslissingsdiagram voor het toepassen van lokale verwarming voor kantoorgebouwen met WTW.

4. Melikov, A.K., Knudsen, G.L., Human response to an individually controlled microenvironment, HVAC&R Research, Vol. 13, No. 4, pp. 645-660, 2007.

5. Zhang, H., Kim, D., Arens, E., Buchberger, E., Bauman, F., Huizenga, C., Comfort, perceived air quality, and wok performance in a low-power task-ambient conditioning system, Center for the Built Environment, University of California, Berkeley, 2008.

6. ISO 7726, Ergonomics of the thermal environment – Instruments for measuring physical quantities, International Standards Organization, Geneva, 1998.

7. ISO 9886, Ergonomics – Evaluation of thermal strain by physiological mea-surements, International Standards Organization, Geneva, 2004.

8. Rijksgebouwendienst, Bouwfysische kwaliteit Rijkshuisvesting, Wettelijke eisen en Rgd-richtlijnen, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, september 1999.

9. ISO 7730, Ergonomics of the thermal envi-ronment – Analytical determination and interpretation of thermal comfort using calculation of the PMV and PPD indices and local thermal comfort criteria, International Standards Organization, Geneva, 2005.

10. Bakker, L., Hendriksen, L.J.A.M., Jacobs, P., Lokale klimatisering, TNO rapport 2007-D-R0605/B, juni 2007.

11. CPB 2005, De vraag naar ruimte voor economische activiteit tot 2040, Bedrijfslocatiemonitor, 2005.

12. CBS Statline, Tabel Werkgelegenheid, arbeidsduur en lonen van werknemers, website, Beschikbaar via: http://statline.cbs.nl, bezocht in juli 2009.

13. Prestandard prEN 13790, Energy Performance of Buildings, Calculation of Energy Use for Space Heating and Cooling, 2006.

TM0110_oeffele.indd 11TM0110_oeffele.indd 11 4-1-2010 18:29:334-1-2010 18:29:33

REGISTREER NU VOOR

GRATIS TOEGANG VIA WWW.VSK.NL

UW REGISTRATIECODE:

100.021.32

• DUURZAME ENERGIEOPLOSSINGEN • NVKL- PAVILJOEN• KENNISPLEIN • KLIMAATTHEATER DUURZAAM SCOREN• CONGRESSEN EN SYMPOSIA

09.30 - 18.00 UUR

GA VOOR HET COMPLETE PROGRAMMA NAAR WWW.VSK.NL

VNS09-1036 Adv TVVL magazine_210x297.indd 1 27-11-2009 16:38:51TM0110_vnu_12.indd 12TM0110_vnu_12.indd 12 29-12-2009 15:08:0829-12-2009 15:08:08

Volledig ‘ingepakte’ huizen, warmteterugwinunits, warmtepompen, zonneboilers, zonnepanelen, spaarlampen, waterbesparende douches en zelfs planten op daken en wanden. Nederland is op zoek naar ‘groene’ gebouwen. Investeerders realiseren zich dat duurzame gebouwen beter renderen, consumenten willen bezuinigen op hun energiekosten en de overheid koopt uitsluitend nog duurzaam in. Wij voorzien in praktische informatie en zorgen dat de ‘groene’ producten en systemen leverbaar zijn. Zoals u van ons gewend bent binnen 24 uur en met de commerciële en technische ondersteuning van onze vertegenwoordigers en artikelspecialisten. Want uw groen is ons groen!

Mijn groen, jouw groen

Date: 2009.09.03 13:00:01 +02 00

TM0110_tu_13.indd 13TM0110_tu_13.indd 13 29-12-2009 15:11:4129-12-2009 15:11:41

14 TVVL Magazine | 01 | 2010 ONDERWIJS EN ONDERZOEK

INLEIDINGWelzijn (gezondheid en comfort) is een belang rijk aspect van kwaliteit van leven, ook voor bewoners van gebouwen. Zo’n twintig jaar geleden werd het gezondheidsconcept van de WHO leidend bij het met behulp van gebouwprestaties bepalen of een gebouw “gezond” is (i.e. binnenluchtkwaliteit, ther-misch comfort, lichtkwaliteit en akoestiek). Een gezond gebouw is vrij van levensbe-dreigend materiaal (zoals lood en asbest) en

Op weg naar nieuwe methoden en manieren

Comfortabele en gezonde gebouwen

Er zijn veel en diverse manieren, instrumenten en concepten ontwikkeld om

te bepalen of een gebouw gezond en comfortabel is voor de bewoners. Echter,

de resulterende prestatie-indicatoren en criteria zijn meestal niet bruikbaar,

omdat de gebruikte dosisrespons-relaties niet compleet zijn. Daarnaast valt op

dat interacties die op verschillende niveaus optreden (op mensniveau, op het

niveau van de parameters van het binnenmilieu en op gebouwniveau), niet worden

meegenomen. Bovendien wordt meestal op een bepaald tijdstip de status bepaald

(statisch), terwijl het blootstaan aan invloeden in een gebouw een dynamisch

proces is. Tot slot kan worden opgemerkt dat positieve stimuli over het algemeen

niet worden beschouwd. Er is behoefte aan een andere, of tenminste, een aangepaste

benadering, voor het beoordelen van gezondheid en comfort van bewoners in het

binnenmilieu: een integrale multidisciplinaire benadering, die zowel positieve als

negatieve stimuli in de tijd meeneemt en die zich om de ‘echte’ behoeften van mensen

bekommert.

Mw. dr.ir. Philomena M. Bluyssen, TNO Bouw en Ondergrond

waarborgt de gezondheid en comfort van de bewoners tijdens de gehele levenscyclus. Bovendien voorziet een gezond gebouw in sociale behoeften en bevordert deze de productiviteit. Een gezond gebouw erkent dat de menselijke behoeften voor gezondheid en tot op zekere hoogte voor comfort, prioriteit hebben. En een gezond gebouw moet kunnen inspelen op toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, de overgang naar een multifunctionele en diverse samenleving, de

groeiende individualisatie [1-3] en de verander-ende wensen en eisen van de eindgebruiker. “Total customer experience” is een goed voorbeeld van een manier van denken om in te spelen op dit laatste [4].De meeste nationale, Europese, en zelfs wereldwijde organisaties zijn het eens: het binnenmilieu en haar parameters, waaronder werk- en woonruimten, kunnen een bedreiging voor de gezondheid vormen. Meer dan 20 jaar geleden werd de Europese richtlijn voor veilig-

TM0110_bluijssen.indd 14TM0110_bluijssen.indd 14 7-1-2010 9:34:407-1-2010 9:34:40

Inititation

Design

Production

Services

End-user life cycle

Bui

ldin

g lif

e -cy

cle

Methods and indicators

Products & Services

Different end-users

and activities

pantie tussen huidige normen en richtlijnen, en de behoeften van eindgebruikers (bewoners) [11]. Zelfs wanneer aan normen en richtlijnen voor individuele omgevingsparameters wordt voldaan, is het binnenmilieu vanuit het per-spectief van bewoners vaak niet acceptabel en zelfs ongezond.In deze publicatie wordt een kritisch overzicht gegeven van de huidige toegepaste indicatoren voor gezondheid en comfort van bewoners van gebouwen. Mogelijke manieren om deze te verbeteren worden besproken.

GEZONDHEID EN COMFORT INDICATOREN

In de laatste eeuw, hebben onderzoek en praktijk zich vooral gericht op enkelvoudige onderdelen van het binnenmilieu: thermisch comfort, licht, luchtkwaliteit en geluid. Er is veel tijd besteed aan het vinden van objectieve relaties tussen binnenmilieu-parameters en reacties van mensen (dosisrespons). Op basis hiervan zijn comfortmodellen ontwikkeld zoals die voor thermisch comfort [12], kwantitatieve aanbevelingen in de vorm van indices [13] opgezet; en criteria/limietwaarden voor tem-peratuur, licht, geluid, ventilatiehoeveelheden en bepaalde stoffen in de lucht (bijvoorbeeld referenties [14-21]) vastgesteld. Pas in het laatste decennium van de twintigste eeuw werd een eerste poging gedaan om via epide-miologische studies het binnenmilieu op een holistische manier te benaderen [22- 27]. De wetenschappelijke benadering voor het evalu-eren en creëren van een gezond en comforta-bel binnenmilieu ontwikkelde zich, van een onderdeel gerelateerd, naar een “bottom-up” holistische benadering, door het simpel optel-len van de verschillende onderdelen [10]. Het onderzoek volgend op deze studies, was nog steeds onderdeel gerelateerd, maar de

15TVVL Magazine | 01 | 2010 ONDERWIJS EN ONDERZOEK

heid en gezondheid van werkende mensen [5] van kracht. Toch kan nog steeds niet worden gezegd dat het binnenmilieu in alle gevallen gezond is en werknemers het altijd als com-fortabel ervaren. Diversen concepten en instrumenten voor het beoordelen van de prestatie van een gebouwde omgeving, gebouwen, bouwdelen of specifi eke aspecten van gebouwen zijn in de afgelopen decennia ontwikkeld. De focus van deze con-cepten en instrumenten varieert (technisch, functioneel, etc.) evenals de doelgroep en de levensfasen van een gebouw waarvoor ze zijn bedoeld (zie fi guur 1). Er bestaat zelfs een raamwerk voor het ontwikkelen van indicato-ren voor gebouwen [6].Veel pogingen zijn gedaan om de eisen van de eindgebruiker mee te nemen, bijvoorbeeld via gebruikersprofi elen of door het bepalen van aspecten die moeten worden meegenomen. In de meeste huidige benaderingen voor het bepalen van de duurzaamheid van een gebouw en haar onderdelen (preEN 15643 van CEN TC 350 [7], ISO/DIS 21931 van ISO/TC 59/SC17 [8]), worden de aspecten verdeeld in drie categorieën:- Economisch: zoals fi nanciën en management,

levenswaardebepaling en externe factoren.- Omgeving: met klimaatverandering, bio-

diversiteit, gebruik van energiebronnen en omgevingsmanagement.

- Sociaal: waaronder welzijn (gezondheid en comfort) van de bewoner, toegankelijkheid, veiligheid, en sociale en culturele waarden (i.e. indicatoren voor de kwaliteit van leven).

Van deze categorieën, zijn de indicatoren voor de kwaliteit van leven het moeilijkst te defi niëren. De criteria die zijn gerelateerd aan sociale aspecten en deelaspecten daarvan, zoals binnenmilieukwaliteit, zijn niet altijd bekend [9, 10]. Daarnaast is het gedrag van bewoners (in de tijd), een belangrijk aspect dat niet gemakkelijk is mee te nemen. Het ontbreekt dan ook in de huidige toegepaste commerciële methoden (die een duurzaam-heidcertifi caat van een gebouw afgeven) zoals BREEAM in Engeland (www.breeam.org), LEED in Noord-Amerika (www.usgbc.org), CASBEE in Japan (www.ibec.or.jp), en Green Globes in Canada (www.greenglobes.com). Dit gemis maakt de defi nities van de andere aspecten (economisch en omgeving) eveneens moeilijk, ze zijn immers sterk gerelateerd.Het effect van verblijf in gebouwen op gezond-heid en comfort van de bewoners en bezoekers is onduidelijk. De prestatie-indicatoren die vandaag worden gebruikt zijn niet gemakkelijk te bepalen en in veel gevallen niet toepasbaar vanwege incomplete of verkeerde toegepaste informatie. Bovendien bestaat er een discre-

relatie met andere onderdelen werd beter meegenomen. In de jaren negentig werd onderkend dat klachten en gezondheidsef-fecten, gerelateerd aan het binnenmilieu, meestal niet worden veroorzaakt door een enkelvoudige parameter. Studies met een grotere populatie en een wijdere spreiding, geven aan dat de relatie tussen huidige woonomstandigheden (thermisch comfort, verlichting, vocht, schimmels en lawaai) en gezondheid en welzijn van mensen (Europese Audit project [25] en EXPOLIS [26] in Europa, BASE studie in US [27]; WHO studie [28]), complex is. Er werd geconcludeerd dat het ‘Sick building syndrome’ (SBS) een van meerdere factoren afhankelijk oorzaak effect- probleem is, waarvan de oorzaken slechts indicatoren van andere factoren kunnen zijn. De onderliggende mechanismen worden niet volledig begrepen. Wel is bekend dat behalve de fysische factoren, de zogeheten “zachte“ factoren (leeftijd, geslacht, positie op het werk, sociale status etc.) zijn betrokken, evenals psychologische factoren. Gezondheid en comfort-indicatoren kunnen worden bekeken vanuit:- De bewoner of eindgebruiker: zoals ziekte-

verzuim, productiviteit, aantal symptomen of klachten, indicatoren voor aangepaste gezonde levensjaren, specifi eke gebouwgere-lateerde ziekten (veteranenziekte, astma, etc.).

- De dosis of binnenmilieu parameter: con-centraties van bepaalde stoffen, indi-catoren zoals ventilatiehoeveelheid of CO2-concentratie, temperatuur, lichtinten-siteit, geluidssterkte, etc.

- Het gebouw en haar componenten: bepaalde karakteristieken van een gebouw en haar componenten, zoals de mogelijkheid voor de aanwezigheid van vochtige omstandigheden

- Figuur 1 - Methoden en indicatoren voor verschillende levensfasen van een gebouw, verschillende

eindgebruikers en activiteiten en verschillende producten en diensten.

TM0110_bluijssen.indd 15TM0110_bluijssen.indd 15 7-1-2010 9:34:417-1-2010 9:34:41