TVVL magazine januari 2012

29
Januari 2012 | Jaargang 41 | Nr 1 Voorbeschouwing VSK 2012 Het nieuwe Bouwbesluit Het warmte-eiland-effect Energiereductie op ruimteniveau JAARGANG 41 NR. 1 TVVL MAGAZINE JANURI 2012

description

TVVL magazine januari 2012

Transcript of TVVL magazine januari 2012

Page 1: TVVL magazine januari 2012

Januari 2012 | Jaargang 41 | Nr 1

Voorbeschouwing VSK 2012

Het nieuwe Bouwbesluit

Het warmte-eiland-effect

Energiereductie op ruimteniveau

JAA

RGA

NG

41 NR

. 1 TVV

L MA

GA

ZINE JA

NU

RI 2012

Juist in deze tijd is het goed dat je op elkaar kunt bouwen en samen streeft naar een duurzame

prestatie en relatie, met focus op het gezamenlijke eindresultaat: goud! Het sportjaar 2012 staat daarom

bij Alklima - nog meer dan u al van ons gewend bent - in het teken van onze samenwerking met u.

Het thema voor 2012 is dan ook: ‘Samen voor goud’. Het hele jaar door stellen we alles in het werk

om samen met u een topprestatie te leveren.

Samen voor goud!

www.mitsubishi-climatecare.nl www.duraklima.nl

Bezoek ons op de VSK voor ‘gouden tips’6 t/m 10 februari - Hal 3, Stand C056 / C070

Gratis entreekaarten via www.alklima.nl

www.alklima.nl

TM0112_cover.indd 1 10-1-2012 11:53:39

Page 2: TVVL magazine januari 2012

3

Inhoudsopgave

TVVL MAGAZINE

2 TVVL Magazine | 01 | 2012 inTerView

Ferry de Vries (r) en Maarten Bruinsma

REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door redactieraadleden’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vakgebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.

44

40

6

Project:

Imtech Green BuIldInG

IntervIew: de vrIes

en BruInsma

reGelGevInG

leGIonellaPreventIe

reGelGevInG leGIonellaPreventIe en Pro-cedures zIjn comPlex W. (Will) Scheffer 6

leren InteGraal te ontwerPenProf.ir. W. (Wim) Zeiler, MSc. D. (Duncan) Harkness, prof.ir. E. (Elphi) Nelissen, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. T. (Tom) Veeger, ir. R. (Rijk) Blok en ir. G. (Guus) Timmermans 10

utIlItas, enerGIereductIe oP ruImtenIveauProf.ir. W. (Wim) Zeiler, ir.ing. G. (Gert) Boxem, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. J.A.J. (Joep) van der Velden, ir.ing. P. (Paul) Noom, ir. J.F.B.C. (Jan-Fokko) Haan, ir. W. (Willem) Wortel, ing. J.W. (Jan Willem) Dubbeldam 14

het warmte-eIland-effectIng. B. (Ben) Bronsema 18

nIeuw BouwBesluIt Gaat voorBIj aan Gezond BInnenmIlIeuC.P.G. (Paul) Roelofsen CFM, M.Sc.Eng., Grontmij Nederland B.V. 24

heeft het zIn om ventIlatIekanalen schoon te maken?Z. (Zuraimi) Sultan MS 26

hoe functIoneren schoolGeBouwenVerkorte weergave artikel Dolf Broekhuizen en Ton Verstegen 36

Januari 2012

edItorIal 5IntervIew 40ProjectBeschrIjvInG 44actueel 49uItGelIcht 53reGelGevInG 54InternatIonaal 57BeursnIeuws vsk 58summary 72lezers schrIjven 72voorBeschouwInG 73aGenda 74

TVVL Magazine is het officiele orgaan van TVVL Platform voor Mens en Techniek. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 113,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.

RedactieRaad: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)ir. J. (Jan) aufderheijdeMw. dr. L.c.M. (Laure) itardH. (Henk) LodderG.J. (Geert) LugtMw. drs. c. (carina) Muldering. O.W.W. (Oscar) NuijtenMw. drs.ir. i. (ineke) thieraufing. J. (Jaap) Veermaning. R (Rienk) Vissering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)ir. J. (Jan) aufderheijdeMw. drs. c. (carina) Muldering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie-adReS: tVVL: de Mulderij 12, 3831 NV LeusdenPostbus 311, 3830 aJ Leusdentelefoon redactie (033) 434 57 50Fax redactie (033) 432 15 81 email [email protected]

UitGaVe: Merlijn Media BVZuidkade 173, 2741 JJ Waddinxveen Postbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717 email [email protected]

SecRetaRiaat:email [email protected]

aBONNeMeNteN: Merlijn Media BVPostbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717email [email protected] Benelux € 107,- Buitenland € 210,- Studenten € 85,- Losse nummers € 18,- extra bewijsexemplaren € 13,-

Het abonnement wordt geacht gecon-tinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd.

adVeRteNtie-exPLOitatie: Merlijn Media BV Ruud Struijk telefoon (0182) 631717 email [email protected]

PRePReSS: Yolanda van der Neut

dRUK: ten Brink, Meppel

iSSN 0165-5523

© tVVL, 2012

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. de auteurs kunnen echter geen verantwoordelijk-heid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.

TM0112_inhoud.indd 3 9-1-2012 14:32:22

Page 3: TVVL magazine januari 2012

Voordelen X CUBE

■ Hoge energie ef ciency

■ Optimale hygiëne

■ Uitstekende thermische isolatie

■ Innovatieve constructie

■ Extreme stabiliteit

■ Vrij con gureerbaar

■ Vertrouwde Duitse TROX kwaliteit

www.trox.nl

- TROX geeft U meer lucht in krappe tijden!

TROX Nederland B.V.Postbus 2254200 AE Gorinchem(Vanaf 1 april 2012)

TM0112_04_trox.indd 4 13-1-2012 19:48:30

Page 4: TVVL magazine januari 2012

5TVVL Magazine | 01 | 2012 EDITORIAL

Ferry de Vries, voorzitter TVVL

Focus op een gezonde toekomst

De Eurocrisis, de Arabische Lente, Occupy, Griekenland, aardbe-

vingen, kernramp, een economische en financiële crisis, pensi-

oenen, hypotheken, consumentengedrag, nationale en interna-

tionale politieke verschuivingen etc. Het is een opsomming die

absoluut niet volledig is. Dagelijks worden we zo geconfronteerd

met aspecten als ongemak, onrust, onzekerheid en zorg over

wat de toekomst ons zal brengen. In Nederland en onze sector

is dat heel duidelijk voelbaar. De bouw ondervindt dit en dus

ook alle daaraan gerelateerde en verwante ondernemingen.

De concurrentie is heviger dan ooit en in plaats van samen te

werken vindt verwijdering plaats.

Een weinig opbeurend vooruitzicht dus. Helaas kan ik niet zeggen dat het eind in zicht is, hoewel ik dit wel graag een ieder toewens.

Focus‘Focus’ is een veel gehoord woord en doelt op alles wat wij willen bereiken, beleven en vergaren. Onze focus is erop gericht employability, bereidheid (ook in tijden van verandering) te vergroten. Concreet bete-kent dit: stilstaan bij de veranderde situatie, creëren van nieuwsgierig-heid en initiatief, effectief omgaan met de verandering, bewust zijn van je eigen mogelijkheden en zicht krijgen op concrete mogelijkheden.

ToekomsTTVVL heeft die focus en dankt dit mede aan haar verleden. Het afge-lopen jaar is veel vooruitgang geboekt en er moet nog veel gebeuren. Uw gekozen bestuur is bezig met de invulling en verwacht belangrijke stappen te kunnen zetten. Omdat wij blijven geloven dat het morgen beter gaat, zullen wij met

allen die vrijwillig taken op zich hebben genomen en het verenigingsbu-reau 2012 met enorm veel plezier ingaan om onze focus op de toekomst waar te maken.

succesIk wens u allen daarbij heel veel succes en laat dit gepaard gaan met de wens dat het nieuwe jaar u allen gaat geven wat u zich toewenst, vooral in goede gezondheid.

TM0112_editorial.indd 5 9-1-2012 14:03:46

Page 5: TVVL magazine januari 2012

6 TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK

De implementatie van de nieuwe wet- en regelgeving voor legionellapreventie

in drinkwater en warm tapwater is nog niet zo eenvoudig. Dat bleek zowel uit de

presentaties als discussies tijdens het op 24 november 2011 in de Rotterdamse

Doelen gehouden symposium over dit thema. Het symposium trok meer dan 250

belangstellenden.

Regelgeving legionellapreventie en procedures zijn complex

W. (Will) Scheffer, lid TVVL

Mr. Wilfred Reinhold van het ministerie van Infrastructuur en Milieu sprak over de veran-deringen in de wetgeving voor legionellapre-ventie. Zijn bijdrage ging zowel over de regels op grond van de Drinkwaterwet als van de Wet milieubeheer. Relevant voor legionellapreven-tie in drinkwater zijn de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit, de Drinkwaterregeling, en de Regeling legionellapreventie, die alle sinds 1 juli 2011 van kracht zijn. De wijzigingen ten opzichte van het Waterleidingbesluit hebben onder meer betrekking op de verplichte inschakeling van een BRL 6010 gecertificeerd adviesbedrijf voor drinkwaterinstallaties op prioritaire locaties. Dit is niet alleen het geval voor een risicoanalyse en beheersplan bij nieuwbouw maar ook bij bestaande installaties wanneer er sprake is van relevante wijzigingen of wanneer een risicoanalyse en/of beheers-plan niet deugt of niet aanwezig is. Aan de lijst van prioritaire locaties zijn toegevoegd de bed & breakfasts met meer dan vijf slaapplaatsen en truckstops.

ZORGWONINGENAf van de lijst van prioritaire locaties zijn de zorgwoningen. Maar Jos van der Westen van certificatie-instelling Kiwa Nederland plaatste daarbij, in zijn bijdrage aan het symposium, een kanttekening. De aanwijzing van zorginstellingen die behoren tot de prioritaire locaties is volgens artikel 2 van de Regeling legionellapreventie niet van toepas-

sing op zorginstellingen waar uitsluitend sprake is van één of meerdere eenvoudige drinkwaterinstallaties (lid 2). Artikel 1 van de Regeling definieert die eenvoudige instal-latie als volgt: ‘de drinkwaterinstallatie na de watermeter, aangesloten op het leidingnet van een drinkwaterbedrijf of een collectieve watervoorziening dan wel op een collectief leidingnet, die in omvang en complexiteit overeenkomt met dat van een eengezinswo-ning’. In de toelichting op de Regeling wordt in dat kader gesproken over een zorgwoning. Dan gaat het dus over een losse woning waar zorg verleend wordt, gevestigd in een reguliere woonwijk of in een appartemen-tencomplex. Een drinkwaterinstallatie waar vanwege de oppervlakte van de zorgwoning één of meerdere brandslanghaspels verplicht deel van uitmaken, wordt niet als eenvoudige drinkwaterinstallatie aangemerkt. De criteria voor een eenvoudige installatie gelden voor het gedeelte na de watermeter, waarbij het gedeelte voor de watermeter geacht wordt te behoren bij het distributienet van het drinkwaterbedrijf en buiten beschouwing blijft. Een instelling die bestaat uit meerdere eenvoudige drinkwaterinstallaties die na de watermeter aan elkaar zijn gekoppeld, valt niet onder de uitzonderingsgrond van het tweede lid van artikel 2. Dit geldt ook voor de kamers, appartementen of aanleunwoningen die deel uitmaken van de collectieve installatie van een zorginstelling. Deze vallen dus gewoon onder de plicht tot legionellapreventie.

ALTERNATIEVE TECHNIEKENReinhold ging ook in op de aanpassing van de ladder van VROM voor de alternatieve technieken en de verplichte certificering voor deze technieken. Op de eerste trede van de ladder, die volgens Reinhold nu beter een keukentrap genoemd kan worden, staan thermisch beheer, fysisch beheer en fotoche-misch beheer. Het kan ook om een combinatie gaan van deze beheersvormen. De technieken voor fysisch - en fotochemisch beheer moeten zijn gecertificeerd op basis van BRL K14010-1. Voor fotochemisch beheer geldt dat deze eerst moet zijn toegelaten door de Ctgb (Commissie toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Indien wordt aangetoond dat de beheersvormen op de eerste trede redelijker-wijs niet mogelijk zijn, kan gekozen worden voor elektrochemisch beheer (de tweede trede). Dat aantonen moet een schriftelijk en gemotiveerd oordeel zijn van een bureau dat is gecertificeerd op basis van BRL 6010. Ook voor de elektrochemische technieken geldt dat deze eerst moeten zijn toegelaten door de Ctgb en vervolgens gecertificeerd, maar dan op basis van BRL K14010-2. Het Drinkwaterbesluit kent nog een derde trede. Die stap is in principe mogelijk indien volgens de hiervoor genoemde procedure blijkt dat ook elektrochemisch beheer redelijkerwijs niet mogelijk is. In artikel 9 van de Regeling legionellapreventie komen nog nadere voorschriften over de toepassing van de ladder. De verwachting is dat deze voorschriften in januari 2012 voor commen-

ISSO-LOPL symposium

TM0112_scheffer_2080.indd 6 9-1-2012 14:33:37

Page 6: TVVL magazine januari 2012

7

Regelgeving legionellapreventie en procedures zijn complex

TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK

taar worden gepubliceerd. Op een vraag vanuit de zaal of elektrochemische technieken ook mogen worden toegepast bij nieuwbouw van prioritaire locaties antwoordde Reinhold dat dit niet vanuit het Drinkwaterbesluit is gere-geld maar vanuit de toelating door de Ctgb. Daarin staat dat de toepassing alleen dan aan de orde kan zijn wanneer legionella aantoon-baar aanwezig is. Vervolgens ging Reinhold in op de analyse van watermonsters en de norm-stelling voor Legionella, het voorkomen van verontreinigingen bij de aanleg en reparatie van distributieleidingen en op de wijkwarm-tapwatervoorziening.

BOAT Bart-Jan Kordes (TMWS bv) gaf uitleg over het Brancheoverleg Alternatieve Technieken (BOAT) dat als werkgroep is onderge-bracht bij het Landelijk Overlegorgaan Legionellapreventie (LOPL). Met de inwer-kingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving Drinkwater per 1 juli 2011 wordt er meer ruimte geboden aan de toepassing van fysische beheerstechnieken en fotochemisch beheer. Die mogen op alle locaties worden toegepast. Voor deze technieken wordt geen onderscheid meer gemaakt in prioritaire en zorgplicht locaties en ook niet in bestaande bouw of nieuwbouw. Kordes benadrukte dat het toepassen van deze technieken in nieuwbouw geen excuus kan zijn om fouten te verdoezelen of ontwerp-problemen uit de weg te gaan. De apparatuur van deze technieken hebben geen restwerking in de nageschakelde leidingwaterinstallatie; het zijn zogenaamde poortwachters. Deze apparaten houden slechts aan het begin van de installatie de legionellabacteriën tegen, of inactiveren of doden deze. Het beheer van de dan meer complexe collectieve leidingwaterin-stallaties wordt er niet eenvoudiger door. Om de toepassing van die alternatieve Legionella beheerstechnieken in goede banen te leiden hebben de brancheorganisaties Uneto-VNI en Aqua Nederland, ISSO en TVVL het initiatief genomen tot een brancheoverleg met mede-werking van deskundigen van het ministerie van I&M, Kiwa Nederland en de NVTG. De doelstelling van BOAT is opdrachtgevers, architecten, adviseurs, producenten, installa-teurs en beheerders van eenduidige informatie te voorzien, de samenwerking tussen die partijen te bevorderen en met alle partijen de kwaliteit te verbeteren.

COMPLEXE PROCEDURES Kordes toonde een complex overzicht van betrokken instanties en handhavers bij de nale-ving van de vier wetten waaronder Besluiten en Regelingen hangen die betrekking hebben

op legionellapreventie: Drinkwaterwet, Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, Arbowet en Wet Milieubeheer. Op zijn lijstje van knelpunten staat dan ook dat het begrip van wet en regelgeving voor velen complex is. Daarnaast noemde hij ook de uitstroom van kennis door de vergrijzing terwijl het vakgebied ken-nisintensiever wordt, de traditionele kolom (opdrachtgever, beheerder, installateur), de procedure voor de producenten rondom BRL 14010-1/2 en het commercieel opportunisme. Reinhold vond het niet nodig om in zijn presen-tatie de nieuwe ‘Regeling materialen en chemi-caliën drink- en warm tapwatervoorziening’ op te nemen omdat het om een voorzetting gaat van de oude regeling. Maar voor de certifica-tieprocedure van de alternatieve technieken blijkt deze regeling wel van belang. Jos van der Westen wees erop dat de materialen van de apparatuur van deze technieken die in contact komen met drinkwater aan die regeling moeten voldoen. Een Kiwa ATA-certificaat is daarvan het aantoonbaar bewijs. Is dat er niet, dan kan ook geen certificaat op grond van BRL 14010-1/2 worden afgegeven. Er is nog wel een mogelijkheid voor de fabrikant/leverancier om op grond van gelijkwaardigheid aantoonbaar te maken dat aan de criteria voor ATA wordt voldaan. Er vindt dan een toetsing plaats door een overheidscommissie. Van der Westen liet in zijn verhaal over certificatie doorscheme-ren dat ook dit geen eenvoudige procedure is. Fabrikanten/leveranciers van alternatieve technieken hekelen de complexe en de opeen-stapeling van de procedures, zo bleek tijdens gesprekken rondom de lezingen. Zo geldt bijvoorbeeld voor koper/zilver-ionisatie als basiseis voor een certificaat op grond van BRL 14010-2 dat er eerst een toelating moet zijn van de Ctgb en een Kiwa ATA-certificaat. Maar nog verontrustender voor deze techniek zijn

de geruchten die tijdens het symposium in de Doelen de ronde deden dat er binnenkort een verbod vanuit Brussel komt voor toepassing van koperionisatie. Deze geruchten werden noch bevestigd noch ontkend door het minis-terie van I&M en de VROM-Inspectie.

KOELTORENS Voor natte koeltorens is sinds 1 januari 2010 (een wijziging van) het Activiteitenbesluit (Barim) van toepassing. Reinhold ging in op de meldingsplicht voor nieuw te installeren koeltorens en de maatregelen die voortvloeien uit de (wijziging) Activiteitenregeling (Rarim), zoals het uitvoeren van een risicoanalyse en het opstellen van een legionellabeheersplan. Het verhaal van Paul Settels van ING richtte zich op de organisatie van legionellapreventie in koeltorens. Dat begint met een analyse van het proces voor het koelwater: maak helder welke partijen er bij betrokken zijn (eigenaar gebouw, eigenaar koeltoren,beheerder koeltoren, afdeling inkoop, tech-nisch beheer, adviseur koelwater, waterbehan-delaar, onderhoud koeltoren, monsternemer koeltorenwater); en maak helder wie formeel bevoegd is en eindverantwoordelijk (gebou-weigenaar, facility management, technisch beheer). De werkgever is altijd verantwoorde-lijk voor zijn werknemers en de eigenaar van de koeltoren heeft een maatschappelijke ver-antwoordelijkheid naar publiek en omgeving. Settels benadrukte het belang van kennis bij de gebouweigenaar, het facility management en het technisch beheer, omtrent de organisatie (waarom is waar koelwater nodig), de wet- en regelgeving (inclusief de normen), de techniek (onder meer hoe groei van de legionellabacte-rie mogelijk is, het nemen van watermonsters en het laten analyseren). Maar het gaat ook om de gebruikers van het gebouw waarop de koeltoren staat. En dat is nog niet alles. Ook

TM0112_scheffer_2080.indd 7 9-1-2012 14:33:38

Page 7: TVVL magazine januari 2012

8 TVVL Magazine | 01 | 2012 SANITAIRE TECHNIEK

moet er kennis zijn over de medegebruikers van het dak of van de andere opstelplaats van de koeltoren (denk aan onderhoud dak, gevels, antennes, bliksembeveiliging, luchtbehande-lingsinstallaties, lichtreclame, etc.) en van de omliggende bebouwing en de bevolking dat zich daarbij of daarin ophoudt. Verder moet men weten of er overdracht of kruisbestuivin-gen mogelijk zijn van koeltorens op nabijgele-gen bebouwing. En ook moet men bekend zijn met de risico’s ten aanzien van de veiligheid, gezondheid en financiën (strafrechtelijk en aansprakelijkheid) voor de gebruikers van het gebouw, gebruikers van het dak en van de omwonenden. De organisatie van legionel-lapreventie in koeltorens begint bij ‘Goed Huisvaderschap’, weet Settels.

WARMTEPOMP- EN ZONNEBOILERS

Ir. Hans van Wolferen (TNO) was gevraagd een presentatie te verzorgen over legionella-preventie in warmtepompboilers en zonne-boilers. Over de legionellaveiligheid van deze warmtapwaterbereiders bestaat bij een deel van de installatiesector nog altijd twijfel. Over warmtepompboilers kon Van Wolferen kort zijn. Hij schaarde deze in een rij van andere direct- en indirect gestookte boilervaten. Wanneer de temperatuurinstelling op of boven 60°C staat is er, ook bij een tijdelijke dip tijdens groot verbruik, geen risico mits de aanvoer van drinkwater legionellaveilig is. Staat de tempe-ratuurinstelling onder 60°C dan moet weke-lijks een preventieve thermische desinfectie plaatsvinden ( 20 min 60°C, of 10 min. 65°C of 5 min. 70°C). Een belangrijk aandachtspunt is het ontstaan van een temperatuurgelaagdheid waardoor aan de bodem een te lagere tempe-ratuur optreedt voor legionella-afdoding. De afstand van de warmtewisselaar of het ver-warmingselement ten opzichte van de bodem van het boilervat en de kwaliteit van de isolatie van de bodem spelen daarbij een rol. Voor zonneboilers spelen de extreem wisselende bedrijfssituaties een rol: in de zomer regelma-tig langdurig >60°C, in zonloze winterperiode regelmatig langdurig onder 25°C (vooral onder in het vat) en bij de tussenseizoenen plaatste Van Wolferen een vraagteken. Bij thermisch beheer waarschuwde de TNO-onderzoeker dat naverwarming door middel van een combike-tel niet leidt tot afdoding van Legionella, daar-voor is de contacttijd veel te kort. Periodieke opwarming tot boven 60°C vergt veel energie en is dus kostenverhogend. Van Wolferen greep terug op een TNO-studie van zo’n acht jaar geleden, uitgevoerd in opdracht van de indus-trie met subsidie van de overheid. Die studie resulteerde in een aantal eisen en aanbevelin-gen voor een risiconeutrale zonneboiler. Eisen

voor een optimale thermische desinfectie door middel van zonnewarmte: - dimensionering (vatvolume/systeemopbrengst <= 30 lt / GJ bij oriëntatie zuid /45°); - sinalering op goede werking; - maximaaltemperatuurbeveiliging in zonneboileropslagvat op minimaal 70°C. Aanbevelingen voor optimale preventie van legionellagroei conform richtlijnen voedings-middelenindustrie: - toe te passen materialen opslagvat (rvs 316, koper, geëmailleerd staal); - hygiënisch ontwerp van het opslagvat (geen opofferingsanode, geen interne schroef-verbindingen of koppelingen). Eisen voor een optimale garantie op juiste installatie en goede werking: - installatiehandleiding (opleveringcheck /testprotocol, check op juiste dimensionering); - gebruiksinstructie (geen instellingen wijzigen, doorspoelen na langere afwezigheid, onderhoudscontract). De vraag vanuit de zaal waarom die aanbevelingen niet hebben geleid tot een Beoordelingsrichtlijn (BRL) voor legionellaveilige zonneboilers kon Van Wolferen niet beantwoorden. Volgens de vragensteller zou een certificaat gebaseerd op zo’n BRL de twijfels over de legionellaveiligheid van zonneboilers wegnemen.

TOEZICHT EN HANDHAVINGDe laatste lezing op het symposium was van Hans de Vries (projectleider Legionella VROM-Inspectie) en ging over toezicht en handhaving op legionellapreventie. Het toezicht door de controleurs van de drinkwaterbedrijven bestaat uit het verzamelen van informatie (de controle) over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen (richtlijnen, waterwerkbladen, regelgeving), het zich daarna vormen van een oordeel daarover (ingevulde matrix) en het eventu-eel naar aanleiding daarvan interveniëren. Wanneer niet voldaan wordt aan de gestelde termijnen voor het opheffen van de aangetrof-fen gebreken wordt het dossier overgedragen aan de VROM-inspectie. Na overdracht van het dossier volgt de handhaving door de inspec-teur. Het handhaven is er op gericht dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd door toezicht en het toepassen van (of dreigen met) bestuur(srechte)lijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen. De Vries toonde schikbarende percentages van overtreders: 28% onbewuste overtreders en 50% bewuste overtreders. Vervolgens toonde hij per doelgroep de controleresultaten van 2010 per doelgroep. Voorbeeld doelgroep ziekenhuizen: 30% akkoord, 18% beperkt risico, 29% verhoogd risico en 23% sterk verhoogd risico.Hij wist te melden dat de controles in 2011 niet veel beter zijn dan in 2009-2010 en voor

sommige doelgroepen zelfs slechter. De Vries kondigde de nieuwe Inspectierichtlijn aan, die in december 2011 beschikbaar is, en waarin ook de temperatuureis voor warm tapwater van minimaal 50°C is opgenomen bij toepas-sing van alternatieve preventietechnieken. Voor het melden van normoverschrijdingen van Legionella in drinkwater op prioritaire locaties is er per 1 april 2011 ‘het nieuwe melden’ ingevoerd via een webformulier. Het aantal meldingen bedroeg in 2008 ruim 2.500. Nu zijn het er meer dan 8.000. Dit aantal is zo groot dat de meldingen volgens De Vries niet allemaal behandeld kunnen worden.

TM0112_scheffer_2080.indd 8 9-1-2012 14:33:43

Page 8: TVVL magazine januari 2012

Introductie van een compleet kantoorinstallatiesysteem, een flexibele kantoorinfrastructuur die ervoor zorgt dat elk gebouw maximaal wordt benutAchter elk superieur kantoorgebouw schuilt een innovatieve structuur die snel en eenvoudig confi gureert om zo tegemoet te komen aan de bedrijfsbehoefte van de huurder of eigenaar. Ons modulair systeem is zo’n structuur die de productiviteit van werknemers verhoogt en de kosten minimaliseert dankzij automatische verlichtings- en klimaatbesturing. Dat is waarom we bij Schneider Electric™ fl exibele en energie-effi ciënte oplossingen ontwerpen die de productiviteit van de werknemers verhogen en elke kantoorruimte zo effi ciënt mogelijk maakt.

©2012 Schneider Electric. All Rights Reserved. Schneider Electric, Roombox, OptiLine, UNIQ, and KNX are trademarks owned by Schneider Electric Industries SAS or its affiliated companies. All other trademarks are property of their respective owners. Schneider Electric B.V. - Diakenhuisweg 29-35, 2033 AP Haarlem • 998-3723_NL_B

Meer informatieDownload GRATIS onze catalogi over onze oplossingen vooreen compleet kantoorinstallatiesysteem en maak automatischkans op een iPad 2 Ga naar www.SEreply.com, actiecode 13370p

RoomboxTM OptiLineTM 50 kabelmanagementsysteem UNIQTM energiemanagementsysteem KNXTM-kantoorbesturing

Voeding, data en besturing die elke werkvloer beter maken

Lagere energierekening en verhoogde efficiëntie op de werkvloer

Verhoog het comfort en de productiviteit van de werknemer

Configureer de verlichting van elk kantoor snel en eenvoudig

Een complete infrastructuur voor een kantoorinstallatiesysteem met geïntegreerde voeding, data en besturing

Betrouwbaar. Groen. Productief. Allemaal in één kantoorinstallatiesysteem.

TVVL_NL_13370p.indd 1 2012-01-05 16:54:31

TM0112_09.indd 9 10-1-2012 12:01:20

Page 9: TVVL magazine januari 2012

10 TVVL Magazine | 01 | 2012 ONDERWIJS

In 2000 is TVVL, in samenwerking met BNA en de TU Delft, gestart met het project

‘Integraal ontwerpen’. Er is gekeken naar de meerwaarde van het toepassen

van methodisch ontwerpen bij het conceptuele ontwerpproces in de gebouwde

omgeving. Het betreft een ontwerpmethode van Van den Kroonenberg [1]. Er

volgde een ontwerpwedstrijd ‘Integraal ontwerpen’ aan de TU Delft en TU/e [2],

in het kader van de multidisciplinaire/integrale benadering van het onderwijs.

Dit heeft in 2005 een vervolg gekregen in het onderwijs aan de TU Eindhoven

[3,4]. Met name het ontwikkelde concept van multidisciplinaire, conceptuele

ontwerpworkshops werd overgenomen [5].

Leren integraal te ontwerpen

Prof.ir. W. (Wim) Zeiler, MSc. D. (Duncan) Harkness, prof.ir. E. (Elphi) Nelissen, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten, ir. T. (Tom) Veeger, ir. R. (Rijk) Blok en ir. G. (Guus) Timmermans, TU Eindhoven, Faculteit Bouwkunde

De Faculteit Bouwkunde van de TU Eindhoven stelt zich als doel om studenten te leren duur-zame, gezonde en comfortabele gebouwen te ontwerpen. Helaas is de huidige praktijk weerbarstig en het samenspel tussen gebouw en installaties vaak verre van optimaal. Dit resulteert in een hoog energiegebruik en veel klachten. De unit ‘Building Physics and Systems’ onderzoekt de fysische samenhang tussen gebouw en installaties. Opgedane inzichten worden ingebracht in het onderwijs. Belangrijk is de integrale benadering van het ontwerpproces om de kennis van de verschil-lende disciplines optimaal te benutten. Bij integraal ontwerpen is de koppeling tussen theorie en praktijk van groot belang. Daarom wordt op de TU/e niet alleen ontwerpmetho-dologie gedoceerd maar gaan de studenten er ook zelf mee aan de slag. Een voorbeeld is het masterproject ‘Integraal ontwerpen’, kortweg MIO. Masterstudenten van verschillende

disciplines moeten in een projectteam een duurzaam gebouw ontwerpen. De project-teams bestaan uit vier of vijf studenten van de verschillende masterrichtingen binnen de faculteit Bouwkunde:- Building Services, BS Installatietechnologie);- Building Physics, BP (Bouwfysica);- Building Technology, BT (Bouwtechniek);- Structural Design, SD (constructies);- Architecture, A (architectuur).

DUURZAAM POPCENTRUMEr deden dit jaar in totaal 27 studenten mee, onderverdeeld in zes teams (zes Architectuur, zeven Installatietechnologie, zes Bouwtechniek, zes Constructies en twee Bouwfysici). De studenten kregen de opdracht om een duurzaam popcentrum te ontwerpen op een bestaande locatie in Maastricht, op basis van een reëel programma van eisen. De opstart bestond uit de kennismaking met een

ontwerpmethode. Morfologische overzichten gaven de studenten een zo volledig mogelijk en transparant overzicht van de mogelijkheden. Met de Kesselring keuzemethode konden ze vervolgens gemotiveerd hun keuzes bepalen, die de basis vormden voor hun verdere ontwerp. De locatie van het popcentrum is het voorma-lige Landbouwbelang in Maastricht, gelegen tussen ‘t Bassin en de Maas in het nieuwe stadsdeel Belvedère. Eén van de groepen bedacht een nieuw concept om met behulp van een waterval in een atrium deze ruimte direct te koelen en via de aanzuiglucht ook de rest van het gebouw. Het water wordt opge-pompt en stroomt over het dak, waar het de pv-panelen kan afkoelen. Het idee leidde tot onderzoek naar de mogelijkheden van ener-getische principes die worden toegepast als architectonische stijlelementen. Architecten zullen in dat geval eerder duurzame energie-

Geslaagd masterproject aan TU/e

TM0112_zeiler_2063.indd 10 9-1-2012 14:36:26

Page 10: TVVL magazine januari 2012

11TVVL Magazine | 01 | 2012 ONDERWIJS

maatregelen accepteren, waardoor het aantal toepassingen zal toenemen. Het water kan uit een rivier of een aanwezig oppervlaktewater worden opgepompt, zie figuur 2: (1) gezui-verd en naar het dak getransporteerd via drie pijpen met een doorsnede van 250 mm, op het hoogste punt (2) van het dak verdeeld over de gehele breedte en vervolgens door de schuinte van het dak afgevoerd richting de waterval. De oorsprong van de echte waterval bevindt zich ter plaatse van de technische ruimte in de binnentuin. Op dit punt (3) zorgt het overgrote deel van het water voor een grote waterval.

-Figuur 1- Studenten in multidisciplinaire groepen aan het werk met de ontwerpopgave

-Figuur 2- Principeopzet adiabatische koeling

Een klein deel hiervan blijft echter achter in een frame gevuld met staalwol. Door het splitsen van het water kan de lucht op twee manieren worden bevochtigd:- door het afzuigen van de vernevelde lucht

langs de achterzijde van de voet van de waterval (4). Het water zal vanaf het dak van het gebouw naar beneden vallen, waardoor onderaan de waterval, in de binnentuin, een vernevelend effect ontstaat. Een secundair luchtcircuit wordt langs dit vernevelende effect geleid. Het sterk stromende water zal zorgen voor bevochtiging van deze lucht. Een

druppelvanger moet ervoor zorgen dat er geen waterdruppels in de installaties terecht komen;

- toepassing van een met staalwol gevuld frame, dat het rendement van de bevoch-tiging verhoogt. Tussen het staaldraad bevinden zich kleine openingen, waar de waterdruppels doorheen lopen.

Door de lucht niet alleen onderaan de waterval te bevochtigen maar ook door het rooster te leiden, zal het rendement van de adiabatische bevochting worden verhoogd. De gekoelde, maar ook vochtige, lucht zal via een warmte-wisselaar (5) zijn thermische energie afgeven aan de toevoerlucht (zie figuur 2). Door de koeling indirect te laten plaatsvinden via een warmtewisselaar, kan dieper worden gekoeld (dauwpuntkoeling). Als back-up wordt een koelbatterij geplaatst die gekoppeld is aan de warmtepomp/Maaswaterinstallatie. Via de waterbak zal het water door pijpen naar de Maas terugstromen. Bij bijzonder hoge waterstanden kan zo geen overstroming in de binnentuin plaatsvinden. (6).

MEER KENNIS EN BEGRIPTijdens het ontwerptraject kwamen de verschillen in functioneren tussen de teams duidelijk naar voren. Zo waren er teams met samenwerkingsproblemen, die zeer herkenbaar waren vanuit de dagelijkse praktijk. Ook waren er teams die te snel beslissingen vastlegden en daardoor optimalisaties van het gebouw niet doorvoerden. En juist teams die te laat beslissingen namen, waardoor teamleden niet goed vooruit konden. Maar bij alle teams was overduidelijk dat de disciplines elkaar positief beïnvloeden en het ontwerp zonder integrale samenwerking nooit het nu behaalde niveau zou hebben bereikt. Zo hebben de studenten meer kennis van en begrip voor de andere dis-ciplines ontwikkeld. Eind juni zijn de resultaten van de zes ontwerpteams gepresenteerd aan de jury, bestaande uit de begeleiders van de TU/e en Techniplan dat een prijs had uitge-loofd. Techniplan sponsort het masterproject ‘Integraal ontwerpen’ op de TU/e al meer dan vijf jaar. Dit vanuit haar overtuiging dat inte-graal ontwerpen meerwaarde heeft. Marian Rodenburg, afdelingshoofd Energie & Milieu, reikte de prijs uit aan het team Popmosa met de studenten: Marije Dorman (Bouwfysica), Wesley van Dielen (Bouwtechniek) Derek Vissers (Installatietechnologie), Gerwin Pater (Constructies ) en Teun Metgod (Architectuur), zie figuur 3. Hun ontwerp kenmerkte zich door creativiteit, innovatie en duurzame oplos-singen zoals koeling door middel van een waterval, koelen met Maaswater, toepassen van PCM’s en flexibele akoestiek.

-Figuur 3- Het winnende team van het MIO 2010

PV-dakWaterval

Thermisch labyrinth Thechnische ruimte 1

6

3

5

Thechnische ruimte 2

PV-dak2

1

TM0112_zeiler_2063.indd 11 9-1-2012 14:36:30

Page 11: TVVL magazine januari 2012

12

RUIME TOEPASSINGHoewel in het voorbeeldgebouw een water-val geprojecteerd is met een blinde muur als achtergrond, zijn er ook andere opties mogelijk, zoals bij het atrium bij het Masdar hoofdkantoor in Abu Dhabi (figuur 5). Ook zijn kleinere watervallen makkelijk te integreren in gebouwen, zoals de Mont Cenis Academy in Herne of het Alterra gebouw in Wageningen. Het toepassingsgebied van het nieuwe koe-lingsconcept is dus ruim, zie figuur 6.Voor de toepassing van dit principe is de aan-wezigheid van een rivier of een groot opper-vlaktewater van belang. Dit is ondermeer het geval bij grote steden, zoals Zwolle, Deventer, Arnhem, Nijmegen, Maastricht, Dordrecht, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht. Bij ongeveer 2.000 grote gebouwen zou dit principe dus mogelijk moeten kunnen zijn. Dit is een substantieel deel van het gebouwenbestand in Nederland, namelijk ongeveer 10% van de utiliteitsmarkt in m². Het totale Nederlandse energiegebruik in de gebouwde omgeving bedraagt 930 PJ/jaar. In Nederland is het aandeel utiliteitsbouw ongeveer 30%. 70% van de energie wordt gebruikt voor het klimatiseren van gebouwen. De potentiële besparing bij een marktaandeel van de technologie binnen de utiliteitsbouw van uiteindelijk 10%, bedraagt dan ongeveer 930*0,25*0,3*0,7*0,1= 4,9 PJ/Jaar.

CONCLUSIEHet is belangrijk dat studenten leren een project integraal te ontwerpen. Het MIO biedt:- een goede leerschool voor de adviespraktijk

én totale bouwpraktijk;- inzicht in een beter gebouwontwerp door

samenwerking;- oefening in communicatie (begrip en

respect) met andere disciplines waardoor dit later vlotter loopt;

- inzicht in de wijze waarop de eigen discipline concreet wordt in een reëel project;

- stimulering van de creativiteit;- discipline overschrijdend inzicht;- kennis en begrip voor elkaars disciplines.

Kortom, het is een geslaagd project; intensief maar enorm leerzaam! De integraal ontwerp-methode van MIO wordt ook gebruikt bij de workshops voor professionals die door TVVL in samenwerking met BNA en TU/e gegeven worden. Zo kunnen de ervaringen uit de praktijk weer ingebracht worden bij de TU/e en is er sprake van een duidelijke win/winsituatie. Het bedrijfsleven onderschrijft de meerwaarde en ondersteunt vanuit de stichting WOI het Fellowship van bij de leerstoel Installaties die het MIO coördineert.

AKNOwLEGEMENTHet MIO-project is mede mogelijk gemaakt dankzij financiële ondersteuning van Techniplan Adviseurs en de stichting WOI.

LITERATUUR1. Zeiler W., Integraal ontwerpen, Uitreiking

ontwerpwedstrijd High Rise building TUD- TU/e, TVVL magazine 7-8/ 2004

2. Zeiler W., Methodisch ontwerpen: proces en communicatie structurering, TVVL Magazine 6/98

3. Savanovic P., Quanjel E.M.C.J., Zeiler W.,

2006, Integraal Ontwerpen in het onder-wijs, Id:ZES!, TVVL Magazine 10/2006

4. Savanovic P., Zeiler W., 2008, Multidisciplinair Integraal Ontwerpen, TVVL Magazine 10/2008

5. Savanovic P., Zeiler W., Quanjel E.M.C.J., Loomans M.G.L.C., Renier B., Boon J.A., 2006, Workshops Integraal Ontwerpen, TVVL Magaznie 6/2006

-Figuur 4- Ontwerpschetsen van Music Hall PopMosa

-Figuur 5- Voorbeeld van een mogelijke uitvoeringsvorm van het waterval-/verdampingsfilmprincipe,

midden in een atrium en verbonden met de bevloeiing van het dak

-Figuur 6- Voorbeeldprojecten waar gebruik gemaakt wordt van de verdamping van het water in

‘opvangreservoirs’

TM0112_zeiler_2063.indd 12 9-1-2012 14:36:31

Page 12: TVVL magazine januari 2012

Postbus 125 • 3360 AC Sliedrecht • Tel. 0184 43 39 39 • www.webeasy.nl

Alles-in-éénEén hardwarelijn, één besturingsplatform en één bediening via transparante webpagina’s van alle gebouwinstallaties.

Verkrijgbaar in losse producten of volgens de Alles-in-één-formule. Voor bestaande en nieuwe gebouwen, geschikt voor grote en kleine projecten.

• Klimaat• Naregelingen voor klimaat,

verlichting, zonwering

• Energie-management • Douche-automatisering

(o.a. legionellapreventie en registratie)

• Toegang • Inbraakbeveiliging • Videobewaking

GEBOUWEN EN INSTALLATIESONLINE BESTUREN

TM0112_13_belimo.indd 13 13-1-2012 19:50:49

Page 13: TVVL magazine januari 2012

14 TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK

Installaties in de gebouwde omgeving vragen 40% van de energie in Nederland.

Maar de huidige klimaatinstallaties presteren niet conform ontwerp en

basisuitgangspunten. Dit blijkt uit onderzoeken van onder meer TNO-Bouw,

Halmos, RGD, TVVL en ISSO. Nu is er alleen lokale informatie beschikbaar over de

comfortprestaties, maar die moet gekoppeld worden aan globale informatie over

het energiegebruik. Daarnaast is een strategie gewenst om meer energie te kunnen

besparen met behoud van comfort.

Utilitas, energiereductie op ruimteniveau

Prof.ir. W. (Wim) Zeiler¹,², ir.ing. G. (Gert) Boxem¹, dr.ir. M.A. (Rinus) van Houten¹, ir. J.A.J. ( Joep) van der Velden², ir.ing. P. (Paul) Noom², ir. J.F.B.C. ( Jan-Fokko) Haan², ir. W. (Willem) Wortel², ing. J.W. ( Jan Willem) Dubbeldam²; ¹TU Eindhoven Faculteit Bouwkunde, unit Building Physics and Systems, ²Kropman Installatietechniek

Het energiegebruik voor het klimatiseren van utiliteitsbouw neemt af. Hierdoor neemt de invloed van de gebruiker toe (de Groot et al 2008, Spiekman et al 2009). Het streven is nu naar een globaal gebouwoptimum van energie en comfort, in plaats van een lokaal ruimtecomfortoptimum. Hiervoor wordt onderzoek verricht naar het effect van verschil-lende scenario’s voor comfort- en energie-gebruikoptimalisatie. De opgedane inzichten zullen gebruikt worden voor de opzet van het systeemconcept PCRL (Process Control on Room Level).Belangrijk zijn de mogelijkheden om scenario’s toe te passen die het menselijk gedrag vertalen in regelstrategieën en energiemanagement op ruimteniveau. Energiemanagement op ruim-teniveau wordt gedefinieerd als het meten van energiestromen en het energie efficiënt sturen van installaties op ruimteniveau. Hierbij kan gedacht worden aan het schakelen van verlichting en klimaatvoorzieningen op afwe-zigheid en het dimmen van verlichting op basis van daglichttoetreding. Ervaring met diverse onderzoeksprojecten leert dat de menselijke

invloed op energiemanagement van grote betekenis is. Zo heeft Kropman tijdens het Europeese 5e kaderproject ‘EBOB’ (Energie Efficiënt Behaviour in Office Buildings) [5] samen met onder meer TNO onderzoek gedaan om de invloed van de gebruiker mee te nemen in de energiemanagementstrategie in zogenaamde Forgiving Technologie [1, 2]. Dit is erop gericht om het daadwerkelijk gedrag van de gebruiker als uitgangspunt te nemen en zo de instelling van de technische installaties te optimaliseren.In onderzoeksprojecten zoals ‘Smart’ (Smart building Multi-Agent inteRnet Technologie) (Zeiler et al 2002) en ‘IIGO’ (Intelligent Internet besturing in de Gebouwde Omgeving) [6] zijn de mogelijkheden onderzocht van de toepassing van agent technologie bij comfort- en energiemanagement. Dit leidde tot het inzicht dat de gebruiker een centrale rol speelt bij energiemanagement, zie figuur 1.

MENSELIJK FACTORENAls er onvoldoende rekening wordt gehou-den met menselijk factoren, wordt maar een

beperkt deel van de maximaal te behalen energiebesparing gerealiseerd. Dit blijkt uit ervaringen met technologische ontwikkelings-projecten, zoals ‘Smart’, ‘IIGO’ en ‘EBOB’, die in samenwerking met diverse onderzoeks- en kennisinstituten (ECN, TNO Bouw en TU/e) zijn uitgevoerd. Het is van belang om een integrale benadering te kiezen waarbij juist de menselijke factoren, naast de technische en bouwkundige factoren, worden meegenomen in een plan van aanpak. Hierdoor behoort een maximale energiebesparing wel tot de mogelijkheden.Centraal in het ‘Smart’-project stonden: de optimalisatie van multiparameters, de inzet van open internetstandaarden en de rol van agenttechnologie in de gebouwde omgeving. Bij het laatste ging het om elektronische markten van onderhandelende software-agents voor de optimale sturing van comfort, kosten en energiegebruik. Het Smart-project bevatte alleen een aantal generieke bouwste-nen voor internet gestuurd gebouwbeheer, onafhankelijk van specifieke karakteristie-ken van het gebouw of de gebruikers. De

TM0112_zeiler_2064.indd 14 10-1-2012 11:19:58

Page 14: TVVL magazine januari 2012

15TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK

optimalisering van de diverse energiestromen en de verschillende individuele behoeften is nog te onderzoeken. Uit numeriek onderzoek van de Zweden Per Carlsson [8] en Maria Karlsson [7] is gebleken dat er afwijkingen zijn in het verloop van de comfortbehoefte bij het opschroeven van de verwarming in stapjes. De functie verloopt niet concaaf, zoals verwacht. Bij ventilatie treedt deze afwijking nog sterker op. Deze non-concavity bemoeilijkt conver-gentie in de optimalisatie. Er is daarom nader onderzoek nodig naar het comfortprofiel van de gebruiker om tot een betere afstemming te kunnen komen. Een eerste aanzet is gemaakt in het ‘Flexergie’-project, waarin gekeken is naar de optimalisering van verschillende ener-giestromen [11].Om de invloed van de gebruiker te illustreren worden de resultaten gegeven van een eerder onderzoek in een kantooromgeving [10]. In vele kantoorgebouwen gelden tegenwoordig geen kledingvoorschriften meer. Daardoor zijn de verschillen in kledingweerstand toegenomen, met als resultaat verschillende individuele wensen voor de condities van het binnenklimaat. Om deze verschillen aantoon-baar te maken, zijn er experimenten uitge-voerd in een kantoorgebouw. De werknemers werden gedurende een aantal weken, zonder hiervan op de hoogte te zijn, blootgesteld aan een binnenklimaat. Aan het eind van deze periode werd het binnenklimaat beoordeeld met behulp van een enquête. Deze toetsing is een aantal keer herhaald onder verschillende omstandigheden van het binnenklimaat. In figuur 2 is de beleving van 18 personen weer-gegeven gedurende het verloop van een dag, waarbij de condities nagenoeg identiek waren. Ieder uur werd de gebruiker gevraagd naar zijn comfortbeleving en werden de actuele waarden gemeten. De PMV is weergeven van -3, koud, tot +3, warm. De waarde 0 geeft de maximale tevredenheid aan.Het is dus zaak om de gebruiker mogelijkheden aan te bieden om het binnenklimaat individu-eel aan te passen, afgestemd op zijn beleving en wensen voor een goed binnenklimaat. Deze functies zijn goed te combineren met een energiemanagementsysteem op ruimteniveau. Naast het implementeren en testen van tech-nieken, zoals ‘forgiving’ technologie en agents, is het van groot belang om de resultaten van de exploitatie te verspreiden. De disseminatie van de resultaten naar de gebruikers toe zal leiden tot een voortdurende motivatie om steeds bewuster met de installaties om te gaan.

ALGEMENE OPZETBij de opzet van het energiemanagement op ruimteniveau wordt gebruik gemaakt van de black box-benadering, waarbij de ruimte

-3

-2

-1

0

1

2

3

8 9 10 11 12 13 14 15 16

Tijdstip

PMV

Persoon 1Persoon 2Persoon 3Persoon 4Persoon 5Persoon 6Persoon 7Persoon 8Persoon 9Persoon 10Persoon 11Persoon 12Persoon 13Persoon 14Persoon 15Persoon 16Persoon 17Persoon 18gemiddelde belevinggemiddelde enquête

-Figuur 1- Relatie tussen energiemanagement en menselijk gedrag

-Figuur 2- Belevingsprofiel van de gebruiker gedurende de dag [Noom 2008]

als een black box beschouwd wordt. Het gebouw, en de te realiseren energiebesparing met behulp van energiemanagement, is een te bepalen functie die in eerste instantie als een onbekende blinde/zwarte vlek wordt beschouwd. Dit ziet er als volgt uit:

? energiebesparingspotentieel ?

Stap voor stap worden de verschillende kenmerken in beeld gebracht en wordt de mogelijke functionaliteit van het energie-managementsysteem bepaald. Deze aanpak

is gebaseerd op de methode zoals beschreven in de VDI 2221-norm, waarbij een functionele analyse van de te ontwerpen functionaliteit van het systeem wordt bepaald (Pahl et al. 2006). Bij een gebouw vindt een input plaats van bewuste en onbewuste energiestromen die leiden tot een output met een bepaald thermisch comfort op ruimteniveau en resul-terend energiegebruik. Dit ziet er als volgt uit:

Input functionele modules output

Door de in- en uitgangstoestanden van de

TM0112_zeiler_2064.indd 15 10-1-2012 11:20:00

Page 15: TVVL magazine januari 2012

-Figuur 3- Samenhang tussen in- en uitgangskenmerken en benodigde functionaliteit

-Figuur 4- Belangrijkste Parameters, invloedfactoren, informatie en functies

-Figuur 5- Implementatie strategie energiemanagement op ruimteniveau

-Figuur 6- Schematisch overzicht functionaliteiten en regelstrategie scenario 0

16 TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK

klimaat- en energievoorzieningen op ruim-teniveau te bepalen, worden de benodigde functionele modules stap voor stap bepaald en kan steeds per aspect worden ingezoomd en gefocusseerd, zie figuur 3.Deze benadering maakt het mogelijk om gericht te kijken naar de in- en output en de functionaliteit die ertussen dient te ontstaan in de functionele modules van het energiema-nagementsysteem. Door nu gericht te kijken naar de verschillende in- en uitgangskenmer-ken ontstaat een overzichtelijk en transparant geheel, zie figuur 4.Vervolgens kan heel gericht gekeken worden naar de input, de functionele modules en de output. Door de analyse kunnen vervolgens stapsgewijs keuzes gemaakt worden welke functionele modules daadwerkelijk ingezet zullen worden en welke in- en outputparame-ters daarvoor benodigd zijn om de functionali-teit te realiseren. Hierdoor wordt het mogelijk om verschillende scenario’s te ontwikkelen, waarbij steeds stap voor stap de functionaliteit wordt uitgebreid. Hierbij wordt dus optimaal recht gedaan aan de randvoorwaarde om met zo laag mogelijke kosten, zowel qua investe-ring als exploitatie, het energiemanagement te realiseren. Immers, de verschillende technische maatregelen zijn onderling door vergelijk van de uitkomsten van de scenario’s te beoordelen op effectiviteit. Hierbij zal sprake zijn van ver-schillen in comfortniveau en energieprestaties, zie figuur 5. Om de effectiviteit van de verschillende maatregelen in het kader van het energiema-nagement te kunnen bepalen, is het van belang de uitgangsituatie goed te kennen. Deze basissituatie, vastgelegd in de beschrijving van het energiegebruik en comfortniveau van de gebruikers, vormt de basis voor stapsgewijs onderzoek naar de effecten van de maatrege-len ten opzichte van de huidige uitgangsituatie.Met hulp van de agent software is het mogelijk individuele comfortprofielen op te nemen en ook per persoon verschillende andere kenmerken te verrekenen in regeltechnische scenario’s. Hierbij bestaat het scenario 0 uit de bestaande situatie met bijbehorende regeling. Vervolgens wordt de functionaliteit stap voor stap in ieder scenario verder uitgebreid met als doelstelling daarmee het gewenste binnenkli-maat steeds energiezuiniger te kunnen reali-seren. De functionele scenario’s zijn gekoppeld aan verschillende regelstrategieën. Scenario 0 is schematisch weergeven in figuur 6.

RESULTAATVoor de implementatie van de werkelijke comfort- en energiebehoefte van gebruikers, worden nieuwe functionele regeltechnische beheermodules aangeboden voor de optima-

TM0112_zeiler_2064.indd 16 10-1-2012 11:20:02

Page 16: TVVL magazine januari 2012

17TVVL Magazine | 01 | 2012 ENERGIEGEBRUIK

lisatie van comfort en energie. Deze vormen de basistechnologie voor nieuwe vormen van energiemanagement door geoptimaliseerde regelstrategieën en energieconcepten, geba-seerd op de werkelijke individuele comfort-behoefte van de gebruikers. De basis is een globale analysemethode die is gebaseerd op een ondersteunende ontwerpmethodiek voor de conceptuele fase van energieconcepten voor gebouwen. Dit vormt tevens de basis voor de regelstrategie die is geïmplementeerd in een multi-agent structuur, waarmee het comfort & energiemanagementsysteem wordt opgebouwd. Onderscheidend is de bottom-up-benadering via agents van de comfortbe-hoefteprofielen omgezet in scenario’s. Het systeem kan als module een omhullende ‘schil’ vormen bovenop het doorontwikkelde ‘Scada’-pakket InsiteView. De doelstelling is dat dit platform verder wordt uitgebouwd met verschillende functionele modules om dynamischere invloedsfactoren van gebruiker, gebouw en installaties mee te nemen dan nu het geval is. Om de effecten van de technologie te bereke-nen is het Kropman kantoor in Utrecht als case beschouwd. Dit is een energiezuinig gebouw met een EPC (energieprestatiecoëfficient) van ongeveer 0,75, voorzien van een EWP en aquifer. Op basis van de energiecijfers van het Kropman-gebouw is de mogelijke besparing van de nieuwe technologie uitgerekend. Deze bedraagt bij een gemiddelde besparing van 20% ongeveer 440 GJ per jaar.

CONCLUSIEOptimaler gebruik van energie in de gebouwde omgeving, waarbij er optimale afstemming tussen vraag (de werkelijke individuele behoefte) en aanbod plaats-vindt, vereist nieuwe vormen van Informatie & Communicatie Technologie (ICT). Comfortinstallaties moeten niet alleen worden gekoppeld aan dynamische real-time infor-matie over beschikbaarheid, duurzaamheid en prijsniveau van de energie, maar ook juist aan de veranderende vraag van de menselijke behoefte. Dit vereist implementatie van com-fortprofielen en ‘human behaviour’-modellen in verschillende scenario’s, die geïmplemen-teerd kunnen worden in regelstrategieën met behulp van ‘agent technologie’.De ideevorming over slimme combinaties van opwekkers en afnemers staat nog maar in de kinderschoenen. Dit creatieve afwegingspro-ces kan ondersteund worden met de inzet van methodologie waarbij door een functioneel hiërarchische structurering een overzicht van mogelijkheden kan worden gemaakt. Daarnaast zit de essentie in het temporale verloop van de individuele comfortvraag. De

inzet van intelligente voorspellende regelingen gebaseerd op agent technologie lijkt moge-lijkheden te bieden die nog verder onderzocht gaan worden. TU/e is gestart met het in kaart brengen van de ontwikkelingen in beheerstra-tegieën. Er is een beknopt literatuuronderzoek gedaan naar de stand van zaken. Hierna vond de formulering van een voorlopig programma van eisen plaats voor een ‘Process Control on Room Level’. Een PCRL-systeemmodule en een set wenselijke functionaliteiten worden opgesteld voor de beoogde PCRL en ele-menten daarvan. Het gebouw werd daarbij als ‘black-box’ beschouwd, waarnaar een aantal energiestromen toegaan en waarin een aantal conversieprocessen plaatsvindt. Centraal staat de individualisering van het comfort door middel van comfortprofielen en ‘human behaviour’-modellen. De externe invloeden (weer, momentaan aanbod, prijs) en interne invloeden (verlichting en apparatuur) worden vervolgens in functionele verbanden weergeven.Doel is door een abstracte functionele procesbenadering tot mogelijke structuren te komen die het makkelijker maken om nieuwe comfortenergie-optimaliseringsconcepten en bijbehorende intelligente regelingen in de gebouwde omgeving mogelijk te maken. Hierbij wordt de ontwerpopgave in een aantal fasen van hoog abstractie naar detailniveau opgesplitst in een ontwerpprocesmatrix, van behoefte tot bij wijze van spreken de materiaalspecificatie van de oplossing. Een concept voor modulaire functionele ‘bouw-blokken’ wordt nagestreefd. Hierdoor komt informatie in functionele modules beschikbaar vanuit de procesopzet. Die informatie over de verschillende actoren is nodig bij het ontwerp en beheer van nieuwe energieconcepten voor gebouwen.

LITERATUUR1. Himanen M., Brissman J., Lundberg S.,

Vastamiiki R., 2005, Forgiving Technology in Automated Office Buildings, 11th CIB Int. Symposium Combining Forces, Advancing Facilities management and Construction through Innovations, June 13-16, 2005, Helsinki

2. Himanen M., Järvi T., 2007, Office workers’ feedback on the control of office indoor environment, Proceedings of Clima 2007 WellBeing Indoors, Helsinki

3. Groot E.de, Speikman M., Opstelten I., 2008, Dutch Research into User Behaviour in relation to Energy Use of residences, Proocedings PLEA 2008, 25th Conference on passive and Low energy Architecture, Dublin 22-24 october 2008

4. Spiekman M., Brink L.van de, 2009,

Productief kantoor, bedieningsgemak: interactie gebruiker en installatie, presenta-tie tijdens de Workshop Bedieningsgemak, TNO Bouw Delft, 23 April 2009

5. Claeson-Jonsson C., 2005, Final publishable report, Energy Efficient Behaviour in Office Buildings, 30 June 2005

6. Kamphuis I.G., Warmer C.J., Jong M.J.M., Wortel W., 2005, IIGO: Intelligent Internet mediated control in the built environment: Description of a large-scale experiment in a utility building setting, ECN rapport ECN-C—05-084

7. Karlsson A., 2003, Market Based Programming and Resource Allocation, IT Licentiate theses, 2003-007, Uppsala University, Department of Information Technology

8. Carlsson P. , 2001, Market and Resource Allocation Algorithms with Application to Energy Control, IT Licentiate theses, 2001-005, Uppsala University, Department of Information Technology

9. Zeiler W., Wortel W., Kamphuis I.G., Akkermans J.M., 2002, SMART: Internettechnologie als intelligent element voor GBS, Verwarming & Ventilatie, Mei 2002

10. Noom P., Zeiler W., Boxem G., Haan J.F.B.C., Velden J.A.J. van der, 2010, Thermisch comfort: individueeel en tijdaf-hankelijk, TVVL magazine 11/2010

11. Zeiler W., Houten M.A. van, Boxem G., Velden J.A.J. van der, Haan J.F.B.C., Wortel W., Kamphuis I.G., Mommelberg M., Broekhuizen H.J., 2007, Flexergie; afstem-ming van energiestromen in de gebouwde omgeving, TVVL Magazine 4/2007

TM0112_zeiler_2064.indd 17 10-1-2012 11:20:02

Page 17: TVVL magazine januari 2012

18 TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING

Het klimaat in een grote stad onderscheidt zich niet alleen van een landelijke

omgeving door een slechtere luchtkwaliteit [1], maar ook door een hogere

gemiddelde temperatuur: het warmte-eiland-effect. Lange tijd is gedacht dat dit

effect alleen voor zou komen in megasteden, die we in Nederland niet kennen.

Bovendien zou ons zeeklimaat met veel frisse wind, overwegend vanuit het westen,

zorgen voor een goede ventilatie van de stedelijke gebieden; de warmte zou wel

wegwaaien. Inmiddels is vast komen te staan dat het warmte-eiland-effect niet

aan Nederland voorbijgaat. Reden om ons vakgebied over het verschijnsel te

informeren.

Het warmte-eiland-effect

Ing. B. (Ben) Bronsema, Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde, Rehva Fellow en Promovendus Sectie Climate Design & Sustainability van de afdeling Bouwtechnologie

Het warmte-eiland-effect of Urban Heat Island effect (UHI) is het verschijnsel dat de tempera-tuur in een stedelijk gebied gemiddeld hoger is dan op een bepaald referentiepunt in het omliggende landelijk gebied. Dit temperatuur-verschil wordt veroorzaakt door de volgende factoren [2]:- in steden wordt door het grotere absorbe-

rende oppervlak van gebouwen in combina-tie met de hoge thermische capaciteit van bouwmaterialen, baksteen, beton, asfalt e.d. meer zonlicht geabsorbeerd dan in landelijke gebieden;

- de zichtfactor voor uitstraling naar de hemel is kleiner dan in een landelijk gebied; gebou-wen vangen elkaars straling op;

- de diffuse reflectiefactor (albedo) van het stedenbouwkundig profiel is meestal kleiner dan die van een landelijk oppervlak;

- in een landelijk gebied wordt een groter deel van de zonnestraling door verdamping omgezet in latente warmte dan in een ste-

delijk gebied en dus minder voelbare warmte geabsorbeerd. Dit effect wordt gekwantifi-ceerd in de Bowen factor, uitgedrukt in de formule: β = Qh / Qe (1), waarin:

Karakteristieke waarden voor de Bowen factor zijn 4…5 in een stedelijke gebied en 0,8…1,5 in een landelijk gebied;

- in een stedelijk gebied wordt veel antro-pogene warmte geproduceerd door klimaatregeling, verwarming en koeling van gebouwen, gemotoriseerd vervoer, fabrieken etc. Voor deze warmteflux worden cijfers genoemd van 10…20 W.m-2 in woonwij-ken, 50….100 W.m-2 in een dichtbebouwd stadscentrum, tot 120…150 W.m -2 in Lower Manhattan;

- in een stedelijk gebied is de warmteafvoer door de wind minder dan in een landelijk gebied.

De effecten van het warmte-eiland-effect op het klimaat van de stad zijn:- het ontstaan van thermische luchtstromin-

gen door temperatuurverschillen;- een verhoogde buitentemperatuur; karakte-

ristieke waarden liggen in de orde van 2°C, maar in bepaalde steden zijn waarden gemeten tot 6 à 7°C (Londen) en 8°C (Sao Paolo). De referentiehoogte waarbij deze waarden zijn gemeten wordt niet vermeld, maar aangenomen mag worden dat ze voor straatniveau gelden;

- verhoogde temperatuurafhankelijke emis-sies van bepaalde luchtverontreinigingen;

- verhoogde fotochemische productie van smog; een belangrijk gezondheidsrisico in een stedelijk gebied [3].

- een hogere binnentemperatuur in gebouwen in geval van natuurlijke ventilatie.

De effecten van het warmte-eiland-effect op het energiegebruik zijn:

β = Bowen factor [-]Qh = voelbare warmtestroom [W]Qe = latente warmtestroom [W]

TM0112_bronsema_2073_def.indd 18 9-1-2012 14:23:08

Page 18: TVVL magazine januari 2012

19TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING

- een hoger energiegebruik voor koeling en klimaatregeling van gebouwen in de zomer;

- een hoger brandstofverbruik voor de aircon-ditioning van motorvoertuigen;

- een lager energiegebruik voor gebouwver-warming in de winter. De grotere koelbelas-ting in het koelseizoen vergt in het algemeen meer energie dan in het stookseizoen wordt bespaard.

Het warmte-eiland-effect is sterk afhankelijk van klimatologische omstandigheden. Bij een bewolkte lucht is de afkoeling gedurende de nacht geringer, zowel in een landelijk als stedelijk gebied, waardoor de omvang van het nachtelijk warmte-eiland-effect afneemt. Na een regenbui wordt door verdamping een groter gedeelte van de zonnestraling omgezet in latente warmte onder gelijktijdige afname van de voelbare warmte en een inherente vermindering van het warmte-eiland-effect. Omgekeerd geeft een heldere hemel en droge lucht een groter warmte-eiland-effect, tenzij de gemiddelde windsnelheid hoog is. In dat geval wordt voelbare warmte gemakkelijker afgevoerd en is het warmte-eiland-effect juist minder [4].Het warmte-eiland-effect is dus het resultaat van verschillende factoren die in ruimte en tijd, geografische en klimatologische omstandig-heden verschillen, maar is normaliter ‘s nachts het hoogst. Oorzaak hiervan is het vrijkomen van in de steenachtige massa van gebouwen en straten geaccumuleerde warmte, die in een landelijke omgeving ontbreekt.Binnen het warmte-eiland-effect op de macro-schaal van een stad kunnen op de microschaal van straat of gebouw behoorlijke tempera-tuurverschillen ontstaan. De omvang hiervan is in hoge mate afhankelijk van de aspectratio. Dat is de gemiddelde hoogte van gebouwen t.o.v. de straatbreedte. Bij een hoge aspectratio is de zontoetreding in een straat geringer en kan er binnen het warmte-eiland van de stad plaatselijk een koelte-eiland ontstaan [4].Het warmte-eiland-effect wordt verder gekenmerkt door een positieve verticale tem-peratuurgradiënt in de orde van 3 tot 8°C per 100 m [5]. Dit wordt bevestigd door onderzoek [6] dat van straatniveau tot een hoogte van 100 m een verticale temperatuurgradiënt laat zien van 2,8°C om 16.30 uur tot 7,6°C om 7.00 uur (zie figuur 1). De verhouding tussen dag (16.30 uur) en nacht (7.00 uur) is ongeveer 0,37. Zonder warmte-eiland-effect is er een negatieve verticale temperatuurgradiënt van ongeveer 1°C per 100 m.

ONDERZOEKIn de hele wereld is er een toenemende trend naar verstedelijking met als gevolg het

ontstaan van megasteden, vooral in Oosterse landen. Klimatologen verwachten in deze eeuw onder invloed van het broeikaseffect ook een mondiale temperatuurstijging. In verschillende Europese steden is tijdens enkele hittegolven in het vorige decennium een verhoogde sterfte onder de stadsbevolking gemeten. Bij elkaar genomen heeft dit het onderzoek naar het warmte-eiland-effect en de urbane klimato-logie een impuls gegeven [7]. De resultaten van dit onderzoek zijn vooral van belang voor de stedenbouwkundige topografie, waarin de bebouwingsdichtheid, de afwisseling van gebouwhoogten, de permeabiliteit van de bebouwing in relatie tot de windrichting en het ontwerp van water- en groenpartijen van belang zijn voor de vermindering van het warmte-eiland-effect. Er ligt hier een duidelijk spanningsveld met de trend naar een hoge bebouwingsdichtheid in compacte steden [8]. Het onderzoek loopt parallel met het onder-zoek naar de verspreiding van verkeersemissies. Het gebruik van GIS, Geographical Information System, en IRS, Infrared Remote Sensing, voor het vastleggen van hotspots en coolspots speelt hierbij een belangrijke rol [9]. In de VS en enkele Zuid Europese landen [10] wordt onderzoek gedaan naar de verminde-ring van het warmte-eiland-effect, o.a. door toepassing van reflecterende gevels en daken Een reflecterende dakbedekking geeft in de zomer een daktemperatuur van 10…15°C tegenover 40....45°C van een conventionele dakbedekking. Ook hier is de energiebesparing in de zomer groter dan het grotere energie-gebruik in de winter. Voor Nederland zou een grootschalige toepassing van ‘groene’ daken en gevels een betere oplossing kunnen bieden. Hierdoor wordt niet alleen het warmte-eiland-effect verminderd maar ook de luchtkwaliteit

verbeterd. Een hogere reflectiefactor (Albedo) en een lagere Bowen factor (meer verdamping) hebben beide een gunstige uitwerking. In ons land stimuleert de Gemeente Rotterdam met een subsidieregeling de aanleg van groene daken en gevels (zie kader einde artikel).

EFFECT IN NEDERLAND [11]In tegenstelling tot vele andere landen werd tot voor kort in Nederland naar urbane meteo-rologie geen onderzoek gedaan. Het warmte-eiland-effect werd hier door het milde klimaat en de invloed van de Noordzee nauwelijks van belang geacht. Dit veranderde na de hittegol-ven van 2003 en 2006, die oorzaak waren van een extra sterfte van tussen 1.000 en 2.200 personen. Deze aantallen zijn in vergelijking met de cijfers van andere Europese landen relatief hoog. De extra sterfte kwam vooral tot uitdrukking in steden, waardoor de bewustwording ontstond dat ook in Nederland met het warmte-eiland-effect rekening moet worden gehouden. Daar komt bij dat de trend van een toenemende verstedelijking aan Nederland niet voorbijgaat en dat door de verwachte klimaatverandering ook in Nederland warme dagen frequenter zullen voorkomen.Door Wageningen University is recentelijk het warmte-eiland-effect in stedelijke gebieden van Nederland onderzocht [12]. Daarbij is gebruik gemaakt van literatuurstudie, voorlo-pige resultaten van recente meteorologische metingen in Rotterdam en Arnhem, alsmede gegevens verstrekt door amateur meteorolo-gen.In Rotterdam werden op een warme dag, 6 augustus 2009, metingen gedaan met behulp van mobiele meetstations op twee bakfietsen. Als referentiemeting werden de temperaturen

-Figuur 1- Verticale temperatuurgradiënt zonder en met warmte-eiland-effect volgens [6]

TM0112_bronsema_2073_def.indd 19 9-1-2012 14:23:09

Page 19: TVVL magazine januari 2012

20 TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING

op Rotterdam Airport gebruikt. In de vroege namiddag (14.00 tot 16.00 uur) waren de tem-peraturen in de binnenstad 1 tot 2 K hoger, en in het Park 1 tot 2 K lager dan de referentie. In de late avond (22.00 tot 24.00 uur) daarente-gen was de temperatuur in de binnenstad 5 K hoger dan de referentie, en vergeleken met de landelijke omgeving zelfs 7 K. Tabel 1 laat de belangrijkste meetresultaten zien voor de zomer van 2010 voor de locaties Rotterdam Centrum, Zuid en Oost.In Arnhem werden op 19 augustus 2009 soort-gelijke metingen gedaan, waarbij eveneens een substantieel warmte-eiland-effect van ongeveer 7 K werd gemeten. Tabel 2 laat de waarden zien van het warmte-eiland-effect voor verschillende Nederlandse steden en dorpen, zoals gemeten door amateur meteorologen. De hoogste waarden, gemeten in Rotterdam, komen goed overeen met de metingen van tabel 1. Opvallend zijn de relatief hoge waarden die gerapporteerd zijn in een kleine plaats als Losser. Een vergelijking van Nederlandse met bui-tenlandse steden geeft aan dat het warmte-eiland-effect dezelfde grootteorde heeft.

URBAN CLIMATE ZONEOm warmte-eiland-effecten in verschil-lende plaatsen te kunnen vergelijken is het

Rotterdam Centrum Rotterdam Zuid Rotterdam Oost

UCZ, Urban Climate Zone Classification

1 2 3

Zomer 2010

Mediaan 4,6 K 4,4 K 3,4 K

95 Percentiel 7,8 K 7,0 K 5,3 K

Maximum 8,9 K 7,8 K 6,7 K

Winter 2009 / 2010

Mediaan 2,2 K 2,3 K 1,4 K

95 Percentiel 5,1 K 4,5 K 3,8 K

Maximum 5,7 K 5,0 K 4,8 K

Winter 2010 . 2011

Mediaan 2,3 K 2,2 K 2,0 K

95 Percentiel 6,7 K 5,2 K 3,8 K

Maximum 8,0 K 6,4 K 5,7 K

Plaats Inwoners (x1000) Begindatum Einddatum UCZ UHImax - K

Mediaan 95 Perc.

1 Apeldoorn 160 01/2008 06/2009 5 2,9 6,2

2 Assen 65 01/2007 03/2009 3 1,8 4,0

3 Damwoude 5,5 01/2005 04/2009 5-7 1,3 3,2

4 Delft 97 01/2007 03/2009 2-3 1,7 4,8

5 Doornenburg 2,7 06/2007 06/2009 5 2,6 5,7

6 Groningen 198 01/1999 03/2009 3 1,5 3,1

7 Haarlem 149 12/2005 02/2008 3 2,5 5,7

8 Heemskerk 39 01/2005 12/2008 3 2,8 5,9

9 Heerhugowaard 50 01/2005 04/2009 3-5 2,4 6,2

10 Houten 47 07/2006 04/2009 3 1,2 3,0

11 IJsselmuiden 12 07/2005 07/2009 3 3,1 6,8

12 Leeuwarden 94 01/2007 03/2009 3-5 1,1 3,0

13 Leiden 117 03/2004 03/2009 3 3,2 5,6

14 Losser 23 01/2003 12/2008 3-5 2,9 6,8

15 Purmerend 79 01/2008 03/2009 3 2,5 4,6

16 Rotterdam 588 12/2007 03/2009 2-3 3,4 7,6

17 Den Haag 483 07/2007 04/2009 3-5 2,2 5,3

18 Voorburg 40 01/2006 12/2008 2 2,4 5,6

19 Wageningen 35 01/2008 07/2010 3-5 2,4 5,6

-Tabel 1- Gemeten waarden van het warmte-eiland-effect in Rotterdam

-Tabel 2- Gemeten waarden van het warmte-eiland-effect in verschillende plaatsen

onderscheid ‘urbaan versus ruraal’, of ‘stedelijk versus landelijk’ veel te grof. Om stedenbouw-kundige karakteristieken nauwkeuriger te kunnen definiëren is een classificatiesysteem UCZ ontwikkeld [13], zie figuur 2. Naast een omschrijving van het betreffende gebied zijn hierin enkele fysiek meetbare parameters gebruikt, te weten:

- Davenport Ruwheidsclassificatie [14];- Aspect Ratio, zie de verklaring in figuur 2;- percentage (bebouwde + verharde) grond-

oppervlak.

Het systeem wordt momenteel nog verder verfijnd met o.a. de diffuse reflectiefactor (albedo) en de antropogene warmteflux van

TM0112_bronsema_2073_def.indd 20 9-1-2012 14:23:10

Page 20: TVVL magazine januari 2012

21TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING

het betreffende gebied [15]. Een klimaatactief gebouw (een gebouw dat adaptief reageert op het buitenklimaat) komt het beste tot zijn recht in een klimaatac-tieve stedenbouwkundige omgeving. Nader onderzoek zou moeten worden gedaan naar een model dat stedenbouwkundige aspecten combineert met het windklimaat, het warmte-eiland-effect en de daaraan gerelateerde energieaspecten.

IS HET EFFECT TE BEREKENEN? Een oude publicatie geeft de volgende bena-deringsformule voor het nachtelijke warmte-eiland-effect [15], die overigens in meer recente publicaties nergens is teruggevonden:UHIN = P0,25 / 4U0,5 (2), waarin:

In figuur 3 zijn de meetgegevens van tabel 2 grafisch uitgezet. De grote spreiding laat niet toe met redelijke betrouwbaarheid een relatie af te leiden tussen het warmte-eiland-effect en het aantal inwoners. In de figuur zijn ook de berekende waarden volgens de formule weergegeven voor een windsnelheid van 0,5 m.s-1, waarbij echter na enig trial and error de exponent van P is verlaagd van 0,25 naar 0,23. Voor Rotterdam en zeven andere steden geeft de formule dan een resultaat dat redelijk overeenkomt met de gemeten waarden voor de 95 percentiel. Deze formule is enigszins spe-culatief. Er is niet vermeld op welke hoogte de windsnelheid wordt gemeten, maar aangeno-men mag worden dat deze geldt ter plaatse van het meetstation, dus op straatniveau. Er is in dat geval nauwelijks een relatie met de potentiële windsnelheid U10 aan te geven en dus ook niet met de statistische frequentie hiervan (de potentiële windsnelheid is de windsnelheid op een hoogte van 10 m in een vlak en open terrein). Het aardige van formule (2) is dat de windsnelheid hierin een rol speelt, en het is inderdaad de wind die bij de ventilatie en de warmteafvoer van de stad een belang-rijke rol speelt. Anderzijds blijkt uit tabel 2 dat er niet altijd een relatie is tussen het aantal inwoners en het warmte-eiland-effect. Ook uit kleinere plaatsen worden immers substantiële waarden gerapporteerd. Bij de metingen in Rotterdam, met 588.000 inwoners, zijn ook de plaatselijke windsnelhe-den op de meetstations gemeten, zie figuur 4. Een controleberekening met gebruikmaking van de gemodificeerde formule geeft voor windsnelheden van 0,5 tot 1,0 en 1,5 m.s-1 een UHI-effect van respectievelijk 7,5 - 5,3 en 4,3 °C, die hiermee ten opzichte van de metin-gen zijn overgewaardeerd.

-Figuur 2- Urban Climate Zone Classification

-Figuur 3- Grafische weergave meetgegevens tabel 2 en aangepaste formule met u = 0,5 m.s-1

UHIN = warmte-eiland-effect ‘s nachts [K]P = aantal inwoners betreffende stad [-]U = windsnelheid [m.s-1]

TM0112_bronsema_2073_def.indd 21 9-1-2012 14:23:17

Page 21: TVVL magazine januari 2012

22 TVVL Magazine | 01 | 2012 KLIMAATVERANDERING

Voor Amsterdam, met 750.000 inwoners, wordt bij deze windsnelheden een UHI-effect berekend van respectievelijk 7,9 - 5,6 en 4,6°C. Meetgegevens van Amsterdam zijn niet bekend. Voor Assen, met 65.000 inwoners, zijn deze cijfers respectievelijk 4,5 - 3,2 en 2,6°C, redelijk vergelijkbaar met de in tabel 2 gemeten waarden.

EUROPA’S GROOTSTE GROENE GEVELDe parkeergarage Westblaak in Rotterdam is de grootste groene gevel van Europa. Langs de verschillende zijvlakken en op de bovenste parkeerlaag is in totaal 5.000 m2 groene gevel aan-gelegd. De bouw begon mei 2010 en werd begin september van dat jaar afgerond. De aanleg was mede mogelijk door een financiële bijdrage van de gemeente Rotterdam. Die stimuleert met een subsidieregeling al de aanleg van groene daken. Groene daken spelen een belangrijke rol bij de afvang van overtollig regenwater bij extreme regenbuien, zorgen voor een langere levensduur van het dak en nemen fijn stof en CO2 op. Met een financiële bijdrage voor de eerste groene gevel zette Rotterdam een nieuwe stap in het verder verduurzamen van de stad. Wethouder Bolsius (Haven, Financiën, Buitenruimte en Organisatie): “Groene gevels zorgen voor een lokale reductie van fijn stof, stikstof en omgevingslawaai. Daarnaast dragen ze bij aan

een groene en aantrekkelijke leefomgeving. Dat zijn zeker bij een grote en centraal gelegen parkeerga-rage als de Westblaak grote voordelen. Bovendien werken groene gevels in de zomer verkoelend – de stralingswarmte is minder – en wordt bij de garage Westblaak het regenwater hergebruikt.” De groene gevel voor de parkeergarage Westblaak is de eerste pilot die in uitvoering is gegaan. Meerdere

pilots moeten de effecten van groene gevels in beeld brengen. De parkeergarage Westblaak wordt voorzien van een korfstructuur van een lichtgewicht metalen gaasconstructie met wintergroene klimplanten (Hedera). Door de combinatie van het groene takkenmotief van de constructie en de planten ontstaat een extra architectonische dimensie met een frisse groene uitstraling. De planten worden volautomatisch gevoed met het regenwater dat is gefilterd en opgeslagen in waterreservoirs onder de parkeergarage. Het Rotterdamse architectenbureau Kühne & Co ontwierp de groene gevel van de parkeergarage.

GEVOLGENHet warmte-eiland-effect is het sterkst in de nachtelijke uren als de meeste kantoorgebou-wen gesloten zijn en er dus geen additionele belasting van de klimaatinstallatie optreedt. Voor gebouwen met continubedrijf treedt er wel een additionele belasting op. Hier staat echter tegenover dat de externe belasting door zoninstraling ’s nachts ontbreekt.In het ‘Earth, Wind & Fire’-concept, een onder-zoeksproject dat ik momenteel uitvoer, wordt de ventilatielucht op dakniveau aangezogen. De positieve verticale temperatuurgradiënt is hier een minder gunstige omstandigheid. Voor gebouwen tot een hoogte van 70 m is het effect in de dagsituatie echter beperkt tot maximaal ongeveer 2°C, zie figuur 3. Voor een gebouw van deze hoogte in het centrum van Rotterdam, waar het warmte-eiland-effect op straatniveau 1 à 2 K is, zal dan in de koelperiode rekening moet worden gehouden met een temperatuur van de aangezogen ventilatie-lucht die 3 à 4 K boven de ontwerpbuiten-temperatuur ligt. De nadelige consequenties die dit heeft voor de koellast, worden in de stookperiode gedeeltelijk gecompenseerd. Een methodologie voor de voorspelling van het energiegebruik in een warmte-eiland op basis van meteorologische gegevens op bepaalde locaties is in een casestudy voor Londen uitgewerkt [16]. De te verwachten negatieve effecten van het warmte-eiland-effect op de thermische belasting worden ruimschoots gecompenseerd door de veel betere luchtkwa-liteit op hogere niveaus [1].

REFERENTIES1. Bronsema B. 2011. Luchtkwaliteit in de grote

stad. TVVL Magazine x/2011

2. Taha, Haider (2004). Heat Islands and Energy.

Encyclopaedia of Energy, Volume 3, 2004

Elsevier Inc.

3. Santamouris, M. 2004. Natural Ventilation

in Urban Areas. Ventilation Information

Paper No. 3 maart 2004. Air Infiltration and

Ventilation Centre – www.aivc.org

4. Erell, E. et al 2007. Accounting for Urban

Microclimate in Computer Simulation of

Building Energy Performance. Proceedings

PLEA 2007- The 24th Conference on Passive

and Low Energy Architecture, pp 210 – 217.

5. Morawska, L. 2004. Motor vehicle emis-

sions as a source of indoor particles. Indoor

environment, Wiley – VCH. Morawska and

Saltthammer (Editors), pp 297-318.

6. Rubino, F.M. et al 1998. Height Profile of some

Air Quality Markers in the Urban Atmosphere

Surrounding a 100 m Tower Building.

Atmospheric Environment Vol. 32 No. 20

(1998) pp 3569-3580.

7. Hebbert, Michael 2011. Climate Science in

Urban Design: A historical and Comparative

Study of Applied Urban Climatology.

Workshop University of Manchester 23 juni

2011. http://www.sed.manchester.ac.uk/archi-

tecture/research.csud/workshop/abstracts

8. Ng, Edwarf 2011. Application of Urban

Climatic Map to Urban Planning of High

Density Cities – An Experience from Hong

Kong. Workshop University of Manchester 23

juni 2011.

9. Hien, W.N. et al 2007. Geographical

Information System (GIS)-Based Urban Heat

Island Study in NUS Campus. Proceedings

PLEA 2007- The 24th Conference on Passive

and Low Energy Architecture, pp 273 – 280.

10. Synnefa, A. et al 2007. Passive cooling of

buildings by the application of cool coatings.

Proceedings PLEA 2007- The 24th Conference

on Passive and Low Energy Architecture, pp

431 – 436.

11. Hove, van L.W.A. 2011. Exploring the Urban

Heat Island Intensity in the Netherlands.

Workshop University of Manchester 23-06-11

12. Hove, Bert van et al 2010. Het stadsklimaat in

Rotterdam. Een eerste analyse van de meetge-

gevens van het meteorologische meetnet.

13. Oke, Tim R. 2006. Towards better scientific

communication in urban climate. Theoretical

and Applied Climatology Volume 84, Numbers

1-3, pp 179-190

14. Wieringa J. en Rijkoord P.J. 1983. Windklimaat

van Nederland. Staatsuitgeverij Den Haag

ISBN 90-12-04466 9

15. Steward, Iain and Oke, Tim 2009. A new

classification system for urban climate sites.

Bulletin of the American Meteorological

Society / Jul 2009

16. Benett, M.; Saab, A.E., 1982: Modelling of the

urban heat island and of its interaction with

pollutant dispersal. Atmospheric Environment

16, 1797-1822

17. Kolokotroni Maria et al 2010. A validated

methodology for the prediction of heating and

cooling energy demand for buildings within the

Urban Heat Island: case study of London. Solar

Energy Volume 84, Issue 12, December 2010,

pp 2246 – 2255.

-Figuur 4- UHC (°C) in Rotterdam als functie van de

windsnelheid

TM0112_bronsema_2073_def.indd 22 9-1-2012 14:23:18

Page 22: TVVL magazine januari 2012

W W W . V E D O T E C . N L

DE VIJF BOEKEN 1-K 2911 BL NIEUWERKERK A/D IJSSELTEL. 088-8336800 | FAX 088-8336868 | [email protected]

COMPONENTEN VOOR ELEKTRO-, MEET- EN REGELTECHNIEK

VEDOTEC - de toonaangevende leverancier van systeemonafhankelijke kwaliteitscomponenten

voor de elektro-, meet- en regeltechniek.

Kompersoonlijk kennismakenmet een partner die altijd op zoek is naar de beste oplossingen:stand 10.C021

persoonlijk

MRPCOMPONENTS

VEDOTOEC-adv-VSK-90x268-2.indd 1 12/23/2011 3:40:04 PM

Kiefersinds 1877 lucht- en klimaattechniek

Kwaliteit met hoog comfort

Navos Klimaattechniek B.V. Kleveringweg 20, 2616 LZ Delft

T +31-15-215 37 28 W www.navos.nl E [email protected]

Volledig tochtvrije luchtverdeling bij een ∆t tot -14K

Voor constant of variabel debiet 100 … 20%

Geen coanda, maar vrijstaal. Zeer geschikt i.c.m. klimaatplafonds

Geringe spleetbreedte 15 of 18 mm; valt nauwelijks op

Diff use, walsarme luchtverdeling, schone plafonds

Ventileren en koelen in één systeem

Ventilatielucht van 12°C wordt in de koelbuis verwarmd naar 21°C

Tegelijkertijd wordt het betondek gekoeld

Thermisch comfort en luchtkwaliteit worden verbeterd

Meer voor minder en besparing van 50% op energiekosten

Met grote afstand het beste plafondkoelpaneel

In ieder plafond (sierlijk) inpasbaar

Tochtvrije werking bij 13°C inblaas en GKW 14/16°C

Hoge koelcapaciteiten: 150 W/m² of 500 W/m¹

Zeer geschikt als vermogensaanvulling op klimaatplafonds

INDULHoog inducerend spleetarmatuur

CONCRET-COOLBetonkernactivering met lucht

INDUCOOLHoog inducerend hygiënisch plafond- koelpaneel

TM0112_23.indd 23 10-1-2012 13:20:59

Page 23: TVVL magazine januari 2012

24 TVVL Magazine | 01 | 2012 REGELGEVING

Het Bouwbesluit houdt rekening met bruikbaarheid, veiligheid, gezondheid en

energiezuinigheid. Met comfort is geen rekening gehouden. Hiervoor dienen apart,

in de privaatrechtelijke sfeer, afspraken te worden gemaakt. Het Bouwbesluit

vermeldt minimum prestatie-eisen die vaak in Programma’s van Eisen worden

overgenomen. Maar de praktijk wijst uit dat niet alle marktpartijen zich hiervan

bewust zijn. Het gevolg is dat er nog steeds gebouwen worden ontworpen met als

uitgangspunt louter de minimum eisen van het Bouwbesluit. In april of juli 2012

zal het nieuwe Bouwbesluit van kracht zijn. Dit artikel beoogt inzichtelijk te maken

wat de gevolgen zijn van deze herziene versie voor de binnenluchtkwaliteit in

utiliteitsgebouwen.

Nieuw Bouwbesluit gaat voorbij aan gezond binnenmilieu

C.P.G. (Paul) Roelofsen CFM, M.Sc.Eng., Grontmij Nederland B.V.

Een uitvloeisel van het Actieprogramma Deregulering (Woning)bouwregelgeving uit 1983 was dat de overheid niet meer dan het strikt noodzakelijke wilde regelen. Het advies van de Gezondheidsraad uit 1984 beschrijft de uitgangspunten van de ventilatie-eisen in de regelgeving. De regelgeving voor luchtkwali-teit in gebouwen houdt alleen rekening met de luchtverontreiniging die mensen veroorzaken, aangezien deze bron onvermijdbaar is. Andere luchtverontreinigingsbronnen die van invloed zijn op de binnenluchtkwaliteit (zoals interieur, installaties, gebouw en buitenlucht) worden buiten beschouwing gelaten en zijn de verant-woordelijkheid van de marktpartijen [1].

CO2-GEHALTEUit onderzoek blijkt dat het kooldioxide(CO2-)gehalte in de binnenlucht een geschikte indicator is voor de luchtverontreiniging die de mens veroorzaakt [2], [3]. Verschillende onder-zoeken besteden aandacht aan de veranderde

inzichten in het hanteren van een criterium hiervoor. Voor gezonde volwassenen (20 tot 55 jaar) zou een grenswaarde van 800 ppm (parts per million) moeten worden aangehou-den; voor ouderen (> 55 jaar) en kinderen 700 ppm en voor de groep met aandoeningen in intoleranties 600 ppm. Vanaf 600 à 700 ppm kan irritatie ontstaan aan ogen en luchtwegen. Het Bouwbesluit (2003) gaat nochtans uit van 1.200 ppm [1].

VERSE LUCHTHOEVEELHEIDIn het (Concept)Bouwbesluit 2012 zijn de bezettingsgraadklassen vervangen door een personenbenadering. De bezettingsgraadklas-sen waren bedoeld als instrument om nuances aan te brengen in de zwaarte van de voor-schriften. De praktijk ervaart die klassen veelal als ingewikkeld en te abstract. Bovendien zijn de tabellen door de bezettingsgraadklassen heel omvangrijk. Met de personenbenadering zouden de genoemde bezwaren zijn weggeno-

men. Bij nieuwbouw wordt voor de ventilatie-capaciteit uitgegaan van het beoogde aantal personen in een ruimte en bij bestaande bouw van het aantal personen dat daadwerkelijk in een ruimte aanwezig mag zijn. Nieuwe schoolgebouwen moeten - in tegen-stelling tot andere gebouwen - met ingang van het nieuwe bouwbesluit aan strengere eisen voor luchtkwaliteit en ventilatie voldoen [4], [5]. In het (Concept)Bouwbesluit 2012 is de grenswaarde voor de luchtkwaliteit in nieuwe scholen verlaagd; ofwel: er is meer ventilatie vereist. Ook de eisen voor ventilatie komen hoger te liggen. Scholen moeten bijvoorbeeld verplicht beschikken over te openen ramen voor spuiventilatie. De minimale ventilatie voor nieuwbouw van scholen gaat omhoog naar 30,6 m3/h/persoon. Dit is een stuk hoger dan de oude praktijkrichtlijn NPR 1089 (20 m3/h/pp) en de aanbevolen luchtverversing van 25 m3/h/pp van de Gezondheidsraad uit 1984. Kortom, voor de gebruikers van nieuwe

TM0112_roelofsen_2078_def.indd 24 10-1-2012 11:22:21

Page 24: TVVL magazine januari 2012

25

Nieuw Bouwbesluit gaat voorbij aan gezond binnenmilieu

TVVL Magazine | 01 | 2012 REGELGEVING

schoolgebouwen zal de nieuwe uitgave van het Bouwbesluit in dat opzicht beter uitval-len. Voor bestaande gebouwen en nieuwe gebouwen met een andere gebruiksfunctie ligt het anders. Als voorbeeld zijn, in het geval van nieuwbouw, voor een aantal gebruiksfuncties de verschillen in tabel 1 weergegeven. Voor de bestaande bouw zijn de vereiste verse lucht-hoeveelheden per persoon over het algemeen (aanzienlijk) geringer.

BESCHOUWINGOpvallend is dat anno 2012 de minimum vereiste verse luchthoeveelheid in nieuw-bouwsituaties minder is dan de verse luchthoe-veelheid per persoon die de Gezondheidsraad in 1984 als minimum beschouwde (de onder-wijsfunctie uitgesloten). Die luchthoeveelheid was destijds gebaseerd op een maximum CO2-gehalte van 1.200 ppm in de ruimte (nl. 25 m3/h/p.p). Voor de bestaande bouw is het verschil nog groter. Opvallend is bovendien dat men eraan voorbijgaat dat de productie van kooldioxide per persoon afhankelijk is van de activiteitsgraad van een persoon. Anno 2012 is de vereiste verse luchthoeveelheid per persoon in bijvoorbeeld een kantoorsituatie (lage CO2-productie) gelijk aan die van een persoon die sport (zeer hoge CO2-productie). Bij het winkelen, met een metabolisme groter dan bij kantoorwerkzaamheden, is de vereiste minimale verse luchthoeveelheid per persoon geringer dan in de kantoorsituatie. Blijkbaar is voornoemde grens voor de maximale CO2-concentratie in een ruimte (nl. 1.200 ppm) losgelaten en wordt er minder belang gehecht aan de gezondheid; immers, verschillende onderzoeken tonen aan dat het CO2-gehalte in een ruimte een prestatie-indicator is voor de waargenomen luchtkwaliteit, het comfort, de (leer)prestatie en het ziekteverzuim van mensen die werkzaam zijn in een organisatie [1], [2], [6], [8], [9]. Tot slot wekt het (Concept)Bouwbesluit 2012 de indruk dat er niet is gekeken naar de Arbowet. De minimale verse luchthoeveelheid in een kantoor dient volgens Arbo-Informatieblad no. 7, als richtlijn voor de Arbo-catalogus, bijvoorbeeld minimaal 30 m3/h/p.p. te zijn. De Arbo-catalogus heeft wel-iswaar geen wetskracht en geeft het slechts invulling aan wat de Arbowet beoogt, maar vreemd is het wel.

CONCLUSIEIn de media duiken berichten op dat de rijks-overheid het leegstandsprobleem in gebouwen wil ondervangen door o.a. de wettelijke voor-schriften te versoepelen. Het gevolg: er wordt geen rekening gehouden met de toekomstbe-stendigheid van gebouwen en mensen met een functiebeperking in die gebouwen [10]. Voor

nieuwbouwsituaties is er in ieder geval geen rekening gehouden met de laatste inzichten, de onderwijsgebouwen uitgezonderd. De aan-dacht die het slechte binnenklimaat in school-gebouwen de afgelopen jaren heeft gekregen had evenzo van toepassing kunnen zijn op gebouwen met een andere functie. Het gevolg daarvan zou een verhoging van de binnenkli-maateisen in de voorschriften zijn geweest. Het zou daarom zinvol zijn als het (Concept)Bouwbesluit 2012 een minimumniveau van gezondheid, volgens de laatste inzichten, zou garanderen (naast veiligheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid) in plaats van een minimum-niveau aan technische voorzieningen.

REFERENTIES1. Bronswijk J.E.M.H., Van Dongen J.E.F.,

Koren, L.G.H., Pernot C.E.E. (2003), ‘Relatie EPC en gezondheidsrisico’s als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebou-wen’, TNO-rapport 2003-GGI-R075, ISBN-nr. 90-5986-047-0

2. Roelofsen C.P.G. (2003), ‘Kooldioxide als prestatie-indicator waargenomen lucht-kwaliteit’, Verwarming & Ventilatie, pp. 399 – 403

3. Rasmussen C. (1985), ‘The influence of human activity on ventilation requirements for the control of body odour’, Clima 2000, Vol. 4, pp. 357 – 362

4. Agentschap NL (2010), ‘Programma van Eisen Frisse scholen’, 2010

5. ISSO-publicatie 89 (2008), ‘Binnenklimaat scholen’, ISBN-nr. 978-5044-151-3

6. Milton D.K. (2000), ‘Risk of sick leave associated with indoor air supply rate, humidification and occupant complaints’, Indoor Air 10(40)

7. Rudnick S.N., Milton D.K. (2003), ‘Risk of airborne infection transmission esti-mated from carbon dioxide concentration’, Indoor Air 13(3), pp. 237-245

8. Shendell D.G., Prill R., Fisk W.J., Apte M.G., Blake D., Faulkner D. (2004), ‘Associations between CO2 concentrations and student attendance in Washington and Idaho’, Indoor Air 14(5), pp. 333-341

9. De Gids W.F., (2007) ‘Ventilatie in scholen: Het effect van ventilatie op prestaties van leerlingen’, TVVL-Magazine, 36(5), pp. 26-29

10. Van Belzen Th., (2011), ‘Verbouwregels gevaarlijk’, Cobouw.

Bouwbesluit 2003 (verblijfsruimten)(Concept)

Bouwbesluit 2012

GebruiksfunctieBezettings-graadklasse

Oppmin

[m²]Oppmax

[m²]Vmin1/p.p.[m3/h/p.p.]

Vmin2/p.p.[m3/h/p.p.]

Vmin/p.p.[m3/h/p.p.]

Kantoor

B1 - - - - -

B2 - - - -

B3 > 5 12 > 18 43,2 23,4

B4 - - - - -

B5 - - - - -

Winkel

B1 > 0,8 2 > 10,9 27,4 14,4

B2 2 5 10,8 27,0 14,4

B3 > 5 12 > 10,8 25,9 14,4

B4 > 12 30 > 17,3 43,2 14,4

B5 > 30 - > 43,2 - 14,4

Sport

B1 > 0,8 2 > 18,4 46,1 23,4

B2 2 5 18 45,0 23,4

B3 > 5 12 > 18 43,2 23,4

B4 > 12 30 > 17,3 43,2 23,4

B5 > 30 - > 43,2 - 23,4

Onderwijs

B1 > 0,8 2 > 20,2 50,4 30,6

B2 2 5 20,2 50,4 30,6

B3 > 5 12 > 19,8 47,5 30,6

B4 - - - - -

B5 - - - - -

-Tabel 1- Verse luchthoeveelheden Bouwbesluit 2003 versus het (Concept)Bouwbesluit 2012 (Nieuwbouw)

TM0112_roelofsen_2078_def.indd 25 10-1-2012 11:22:22

Page 25: TVVL magazine januari 2012

58 TVVL Magazine | 01 | 2012 Vsk beursnieuws

Schako 03.C079schako presenteert op de Vsk de speerpunten uit haar leverings-programma. Op het gebied van luchtverdeeltechniek zijn dit PiL-plafondroosters en PiL-b vloerroosters voor het tochtvrij inblazen van gekoelde lucht. Ook tot dit programma behoren de Disa-inductieunits. Op het gebied van brandveiligheid zullen de brandkleppen bkA-en

en bsk-rPr centraal staan. Ze hebben een lage lucht-weerstand en zijn ook leverbaar in Atex-uitvoering. Tevens aandacht voor het easybussysteem voor het monitoren en aansturen van brandkleppen en volu-

mestroomregelaars. speciale aandacht is er ook voor laboratoriumventilatie: de Hepa-filterkast met uitblaas-

rooster, ruimtedrukregeling en volumestroomregelaar met snelle direct drive motoren.

info: www.schako-nederland.nl; tel. 0165-514223

Hitma 10.A027Hitma instrumentatie introduceert op haar stand o.a. de nieuwe com-pacte weerstations van Lufft. Deze worden gebruikt voor aansturing van bijvoorbeeld zonwering, ketel- en/of koelmachinevrijgave. De Lufft-weerstations zijn compact, onder-houdsvrij en nauwkeurig. Ze werken o.a met het Modbus-protocol. er is maar één kabel nodig voor de voeding en het digitale uitgangssignaal. Tevens presenteert Hitma instrumentatie de

nieuwe handmeters (o.a. balometers, geluidsmeters en een pyranome-ter) en draadloze dataloggers van kimo. Verder staat de uitbreiding van het Dwyer pakket in de spotlights. samen met merken als Dwyer, kimo, Micatrone en Produal is Hitma instrumentatie een allround partner, van building automation tot ziekenhuizen.info. www.hitma-instrumentatie.nl; tel. 0297-514 833

Reflex 08.B004bij kleine lekverliezen in uitgebreide leidingenstelsels en te hoge lucht-percentages van koel- of verwarmingsinstallaties kan de installateur er voor kiezen om gecombineerde ontgas/navulunits te plaatsen. De servitec vacuümsproeibuis-ontgassers kunnen op een centrale plaats in de installatie worden ingebouwd. Ze ontgas-sen het water effectief. Door middel van de ontgasser wordt het systeem ook gecontro-leerd bijgevuld, zodat grotere lekkages direct worden herkend. reflex presenteert ook de compacte servitec 30. Het installatiewater wordt in deze unit vacuüm-ontgast in het verlengde pomphuis. Ook voor kleinere instal-laties is er een oplossing die de warmteafgifte verbetert, stromingsgeluiden opheft èn zorgt voor een comfortabele navulling.info. www.reflexnederland.nl; tel.0184-670530

Buva 03.A024buva introduceert het Vital Air system smart voor woonhuisventilatie. Met dit ventilatiesysteem is de bewoner altijd verzekerd van de juiste hoeveelheid ventilatielucht, een gezond binnenklimaat en een hoge ePC-reductie. Het systeem is gebaseerd op natuurlijke toevoer via zelfregelende ventilatieroosters uit buva’s stream-serie, gecombineerd met de nieuwe mechanische afvoerbox smartstream. De smartstream woonhuisventilatiesysteem garandeert echt gezonde ventilatielucht.

Biral 08.D044De Vsk staat voor biral in het teken van duurzaamheid, energiebesparing en kennis. Op het gebied van energiebesparing presenteert biral voor mediumtemperaturen van -10ºC tot +110ºC een universeel inzetbare serie circulatiepompen, de A-kw. Condensatieschade bij bijvoorbeeld koud water is daarmee verleden tijd, dankzij het tweekamersysteem dat op de stand in werking zal zijn bij mediumtemperaturen tot -10ºC. bij de grotere pompen wordt de elektronische toerenregeling op een console geplaatst. beide oplossingen voorkomen condensvorming in de elektronica, garanderen een probleemloos bedrijf en besparen tot 70% op energie. net als de overige circulatiepompen voldoen deze pompen aan de europese wetgeving die in 2013 van kracht wordt. een ander speerpunt op de Vsk zijn de duurzame pompinstallaties voor sanitaire toepassingen.

Hansgrohe 11.A044De ecostat select thermostaat regelt niet alleen de temperatuur en waterhoeveelheid onder de douche, hij is volledig vernieuwd, zowel in design als functionaliteit. De compacte vorm vervangt het technische design van huidige thermostaatuitvoeringen. Het royale planchet biedt ruimte voor douchebenodigdheden en bevat een volledig geïsoleerd kraanhuis waardoor de kraan niet heet wordt. in combinatie met eenvoudige montage vlak tegen de wand, is ecostat select dé thermostaat van de toekomst. De safetystop functie beschermt gebruikers tegen verbranding door heet water boven 40°C. Dankzij duidelijke symbolen en ergonomische grepen is de thermostaat comfortabel in gebruik en is hij daarnaast zeer duurzaam en waterbesparend. info. www.hansgrohe.nl; tel. 075-6461400

Lowara 08.A010De splitsing van iTT Corporation is afgerond. De waterdivisie draagt de naam Xylem. De Xylem merken Lowara en Vogel zijn vertrouwd. Met de introductie van de GVF boosterset breidt Lowara haar productportfolio van toerengeregelde drukverhoginginstallaties uit. Deze energiezuinige, compacte en betrouwbare serie is uitgevoerd met de nieuwe gebruiks-vriendelijke sD60 toerenregelaar en de hoogefficiënte e-sV verticale meertrapspomp. Voorzien van een netwerkverbinding kan de installatie gekoppeld worden aan een gebouwbeheersysteem, is het energiegebruik te analyseren en zijn de pompparameters op afstand instelbaar.info. www.lowara.nl; tel. 418-655083

SFA Benelux 11.A058sFA benelux introduceert haar nieuwe productgamma saniAccess vuilwaterpomp en fecaliënvermalers. Deze nieuwe reeks biedt het serviceniveau, de effectiviteit en de betrouwbaarheid in een ontwerp dat een optimale toegankelijkheid in elke ruimte garandeert. Het saniAccess assortiment is fluisterstil, betrouwbaar en eenvoudig toegankelijk dankzij de twee afneembare deksels aan de bovenzijde. Het programma heeft een maximale opvoerhoogte van 5 meter verticaal en tot 100 meter horizontaal. Het maximaal opgenomen vermogen bedraagt 400 w en de maximum temperatuur bedraagt 35ºC (75ºC voor de saniAccess Pump).

TM0112_vsk_li_1_fs.indd 58 10-1-2012 11:41:07

Page 26: TVVL magazine januari 2012

Steeds meer scholen worden goed

geïsoleerd waardoor het in een klaslokaal

snel erg warm kan worden. Zeker als

het lokaal wordt gebruikt stijgt naast

de temperatuur ook het CO2-gehalte.

Het CO2-gehalte is een belangrijk

meetgegeven voor de luchtkwaliteit

in het lokaal. Het ventilatieplafond

ComfoSchool is een vraaggestuurd

systeem. Het werkt geheel automatisch.

De regeling is ontwikkeld op basis van

Stil, zeer stil doet het systeem zijn werkComfoSchool is een van de weinige

oplossingen die binnen de wettelijke

geluidsnorm van 35 dB(A) blijft, ook bij

grote luchthoeveelheden die geventileerd

moeten worden. De leerlingen kunnen

zich daardoor goed concentreren in een

gezonde en rustige ruimte.

Een gezonde en inspirerende leer-

omgeving voor kinderen is belangrijk.

Zehnder - J.E. StorkAir en de

plafondfabrikanten vinden dan ook dat

deze ventilatieoplossing betaalbaar

moet zijn voor iedere school.

ComfoSchool heeft daarom een

zeer gunstige prijsstelling. En heeft

de school niet alleen een innovatief

en energiezuinig ventilatiesysteem

maar ook een nieuw plafond! Het

ventilatieplafond is een decentrale

oplossing per lokaal waardoor de

toepassing gefaseerd kan plaatsvinden.

De benodigde ruimten voor techniek

zijn minimaal, 100 mm vrije ruimte

boven het systeemplafond is voor een

juiste werking al voldoende.

Vraaggestuurde ventilatie met ComfoSchool; een zeer energiezuinige methode

simulaties en reageert automatisch op

CO2- en temperatuursveranderingen in

het klaslokaal. Het Comfoschool concept

is onderdeel van het gebouwontwerp.

Zehnder - J.E. StorkAir is licentiehouder

van het patent op het ventilatieplafond.

Samen met bovenstaande fabrikanten

wordt het ComfoSchool ventilatieplafond

aangeboden.

Een betaalbare en praktische oplossing

Lingenstraat 2, 8028 PM Zwolle - Postbus 621, 8000 AP Zwolle - Tel.: (038) 429 69 11 - [email protected] - www.zehnder-jestorkair.nl

De toevoerunit zorgt dat er ruim

voldoende verse lucht van buiten,

aangezogen via gevel of dak, wordt

gefilterd en ingeblazen boven het

verlaagd plafond. De luchttoevoer is

verwerkt in het plafond. Via gelijkmatig

over het plafondoppervlak verdeelde

openingen stroomt de lucht middels

inductie (hoogefficiënte bijmenging van

omringende lucht) tochtvrij het lokaal

in. ComfoSchool ventilatieplafond is

geschikt voor toepassing in bestaande

bouw en in nieuwbouwprojecten.

Copyright © Armstrong en Mitch Fotografie

Copyright © Rockfon

Kinderen bij de les dankzij comfortabele luchtverversing met ventilatieplafond ComfoSchoolSamen met TNO en vooraanstaande leveranciers van systeemplafonds is door Zehnder - J.E. StorkAir een ventilatieoplossing

ontwikkeld voor toepassing in scholenbouw. Dit innovatieve ventilatieplafond, ComfoSchool, bestaat uit een systeemplafond met

een hoge geluidsabsorptie, een speciaal ontwikkelde toevoerunit en een regeling die specifi ek voor dit schoolconcept is ontwikkeld.

113266-01 Advertorial TVVL ComfoSchool.indd 1 16-12-2011 09:53:07TM0112_59.indd 59 10-1-2012 12:11:18

Page 27: TVVL magazine januari 2012

Turfschipper 114 | 2292 JB Wateringen | Tel. 0174 272330 | Fax. 0174 272340 | [email protected] | www.catec.nl

Dataloggers voor vocht -en temperatuur

Nieuwe relatieve vochtigheid en temperatuur datalogger !De MicroLog Pro II

Op de logger kan men diverse sensoren aansluiten voor het meten van:temperatuur, spanning, stroom, contacten, pH, geleidbaarheid, licht, etc.

Meetbereik :-40 ... +80°C, 5 ... 95%RVGeheugen : 52.000 samplesDisplay : 4 digig LCD displayApplicaties : Pharmacie,

Opslag, Koelcellen, Ziekenhuizen, Transport.

Nieuwe USB stick, Temperatuur en Relatieve VochtigheidLogger met display! De MicroLite, 5 modellen !

Meetbereiken : -40 ... +80°C, 5 ... 95%RV, 4 ... 20mA, 0 ... 10V externe temperatuur NTC -50...+150°C

Geheugen : 8.000 tot 16.000 samples (afhankelijk van model)Display : 4 digit LCDApplicaties : Pharmacie, Opslag, Koelcellen, Ziekenhuizen en

Transport.

%RV en °C

4-20mA of 0-10V

externe NTC temperatuur

Bezoek onze stand A099 tijdens de VSK

beurs in de Jaarbeurs

Tijdelijk of semi permanent

behoefte aan extra warmte

en/of energie?

Uw bron van informatie bij

het kopen of huren van

ketelinstallaties voor stoom,

warm en heet water.

Verhuur• warmwaterketels tot 8 MW• heetwaterketels tot 12 MW• automatische expansie-inrichtingen• stoomketelunits tot 28 barg

van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st• ontgassers, voedingswatertanks,

ontharders• olietanks 3, 5, 10 en 20m3

• in container, buitenopstelling of romneyloodsen

Services• 24 uurs storingsdienst• leidingwerkmontage• onderhoud • engineering

Milieuzorg• Low-NOx installaties• geluidsbesparende omhuizingen• CE normering

www.ecotilburg.com

Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: [email protected]

TM0112_60.indd 60 10-1-2012 13:40:02

Page 28: TVVL magazine januari 2012

61TVVL Magazine | 01 | 2012 Vsk beursNIeuWs

VSKBEURSNIEUWS

Kijk op www.installatienet.nl voor de volledige berichten.

Protherm 07.F032Protherm kan omschreven worden als vooruitstrevend in de instal-

latietechniek. Protherm staat in de instal-latiebranche vooral bekend als importeur van Taconova, een naam die onlosmakend verbonden is met mengventielen. Het programma van deze Zwitserse fabrikant is echter veel breder en berust op vier

belangrijke pijlers: mengen, inregelen, ontluchten en systeemtechniek. Tijdens de Vsk 2012 toont Protherm diverse noviteiten van Taconova in

de vorm van diverse solarstations, de MT53 mengautomaat en de setter

Tronic uN.Info. www.protherm.nl; tel.0342-415751

Lubron 02.B048Tijdens de Vsk introduceert Lubron een nieuwe serie duurzame water-ontharders, onder de naam easysoft. Lubron Waterbehandeling is de enige waterbehandelingsfirma in Nederland die dit product op de markt brengt. bij de ontwikkeling van de easysoft is veel aandacht besteed aan klimaat en milieu, door met slimme maatregelingen grote besparingen te realiseren op zout- en waterverbruik. De easysoft-serie is verkrijgbaar met een minimale capaciteit van 450 liter/uur tot 1.700 liter/uur. De belangrijkste voordelen van de easysoft-serie zijn:- kostenbesparend op energiegebruik van apparatuur en reinigingsmid-

delen;- reductie spoelwaterverbruik (tot 40%) door eigentijdse besturings-

technologie;- werkend op batterijen, dus geen stopcontact benodigd;- minder poetswerk, groot comfort;- langere levensduur van elektrische apparaten;- zeer compact gebouwd;- zeer eenvoudige bediening;- gratis in bedrijf name door Lubron-servicemonteur voor optimale

werking.De easysoft is een product van Nederlandse bodem dat in Oosterhout wordt geproduceerd en van daaruit op de markt wordt gebracht.Info: www.lubronwater-behandeling.nl; tel. 0162-426931

Ecoon 07.D001ecoon – specialist in het optimaal benutten van restwarmte voor klimaat- en warmtapwatercom-fort in woningen – presenteert de ecoon W2 warmtapwaterwarm-tepomp, inclusief tien basis-concepten voor uiteenlopende toepassingen. De door ecoon volledig in eigen beheer ontwikkelde compacte water/water-warmtepomp produ-ceert warmtapwater in woningen die zijn aangesloten op een collectief warmte- en/of koudenet. Met deze noviteit speelt ecoon in op de toene-mende belangstelling voor duurzaam gebruik van restwarmte.

Carrier 03.A066Carrier biedt met het Aquasmart evolution systeem de totale klimaat-oplossing voor kleinere gebouwen. eco-efficiëntie stond centraal bij de ontwikkeling van dit communi-cerend systeem. Dit wordt bereikt doordat Aquasmart gebruik maakt van efficiënte systeemcomponenten die worden geoptimaliseerd door het

intuïtieve Touch Pilot bedieningspaneel. Carrier toont voor de marktseg-menten Mkb & utiliteit, Industrie & Tuinbouw en Zorg & Overheid een klimaatoplossing. Vanuit haar brede en vernieuwde range koelmachines en warmtepompen is voor elk segment de een systeemcombinatie beschikbaar mét een bijpassend regelsysteem en servicecontract. De Chiller Performance Analyser is een nieuwe servicedienst die onmiddel-lijk een compleet overzicht biedt van rendementen en de functionalitei-ten van de reeds inbedrijf zijnde installatie.Info. www.carrier.nl; tel 071-3417111

Acin 10.A021Acin neemt nieuwe producten mee naar de Vsk. rotronic heeft een aantal nieuwe dataloggers in zijn assortiment. De rotronic LOG-serie is een Wireless dataloggersysteem. Daarnaast is er ook een handige, betaalbare nieuwe datalogger, de HL-20/21. Naast deze dataloggers kunt u ook de FlowFinder mk-2 proberen en vele andere topproducten uit het assortiment komen bekijken. Acin laat u ook graag een aantal van haar kalibratiemogelijkheden zien.Info. www.acin.nl; tel. 070-3070307

TM0112_vsk_re_1_fs.indd 61 12-1-2012 12:04:59

Page 29: TVVL magazine januari 2012

62 TVVL Magazine | 01 | 2012 VSK BEURSNIEUWS

Econosto 10.A52Econosto en Eriks sluiten op de VSK letterlijk en figuurlijk op elkaar aan als het gaat om de levering van complete systemen voor de utiliteit. Op tal van manieren kunnen zij ingenieursbureaus, installateurs en eindgebruikers van dienst bij de uitwerking van concepten in ontwerp en realisatie van flow gerelateerde systemen. Op de vakbeurs presenteren beide bedrijven zich als complete systeemleverancier met de thema’s: dynamisch balanceren, complete utiliteitmodules, drinkwater en kunst-stofleidingsystemen. Het is een bijzonder jaar voor Econosto; in 2012 is het namelijk 120 jaar geleden dat de ondernemer J.C. van Marken met zijn compagnons dr.ir. F.G. Waller en H. Tutein Nolthenius in Delft het Bureau voor Economische Stoomproductie – het latere Econosto – oprichtte. Een mijlpaal om trots op te zijn, net zoals Econosto trots is op haar historie en op wat de duizenden medewerkers van Econosto sinds 1892 hebben bereikt met innovatie oplossingen voor verschillende marktsegmenten. kijk op www.econosto.nl voor de komende activi-teiten rondom het jubileum.Info. www.econosto.nl; tel. 010-2841100

Atal 10.C064Op deze stand wordt het brede gamma van CO2-sensoren prominent gepresenteerd. Atal introduceert een nieuwe generatie CO2-sensoren uit de VLB-serie met een geïntegreerde PID-regeling (Proportioneel, Integrerend en Differentiërend). Via de PID-regeluitgang kan een VAV-box of een toerengeregelde

ventilator met 0-10V ingang direct worden aangestuurd. Tussenkomst van een aparte regelaar of gebouwbeheersysteem is hiervoor niet meer noodzakelijk. Via jumperinstellingen kan vooraf in de sensor het gewenste setpoint worden ingesteld. Inregelwerk op de bouwlocatie is daardoor niet nodig. Via deze nieuwe PID-regeling kan een energiezui-nig vraaggestuurd ventilatiesysteem worden gerealiseerd. De gunstig geprijsde CO2-sensor is inzetbaar voor klimaatregeling op basis van het CO2-niveau in onder meer vergaderzalen, scholen, kantoorvertrekken en openbare ruimten.Info. www.atal.nl; tel. 0299-630610

Biddle 03.A046Tijdens de VSK toont Biddle het onlangs geïntroduceerde CA2-luchtgordijn. De CA2 is standaard voorzien van een automatische Chips-regeling, hoogrendement batterij voor watertrajecten vanaf 45/35ºC en het nieuwe b-touch bedieningspaneel. Ook is de CA2 in DX-uitvoering verkrijgbaar. Het scherp geprijsde luchtgordijn, model DoorFlow, is een luchtgordijn van hoge kwaliteit zonder filters en met een hoog instal-latiegemak. Met de installatie van de nieuwe ventilatorconvector, model EcoVair, wordt de ruimte continu geventileerd door gebruik te maken van verdringing van lucht. De ventilatie gebeurt op basis van CO2-meting, waardoor precies de juiste hoeveelheid frisse lucht in de ruimte wordt gebracht. Info. www.biddle.nl; tel. 0512-335555

Kampmann 02.E028De nieuwe EC-techniek voor luchtverwarmer Ultra levert meer capa-citeit en minder energiegebruik op. De EC-technologie waardeert de gelijkstroommotortechniek ook in het kleine vermogensbereik aanzien-lijk op. Kampmann voorziet er alle producten mee. De luchtverwarmer Ultra representeert verdere, omvangrijke productinnovaties: nog stiller, nog krachtiger, nog sneller leverbaar. Reeds in de standaarduitvoering zorgt hij voor een optimale warmteverdeling. Kampmann maakt dit mogelijk via individueel verstelbare, nu nogmaals verlengde luchtgelei-dingslamellen. De luchtverwarmer Ultra wordt met name geadviseerd voor utiliteitsobjecten.

KE Fibertec 03.D066KE Fibertec is gespecialiseerd in het leveren, monteren, onderhouden en reinigen van textiele luchtverdeelslangen. De range materialen in haar productlijn is uitgebreid. De fabrikant claimt voor elk project een scherpe, concurrerende prijs te kunnen aanbieden, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en eigenschappen van de producten. Het nieuwe Dual Arch railsysteem bespaart installatietijd en heeft maar één ophangpunt naar het plafond of dak. Een andere introduc-tie is het nieuwe Duct Arch systeem. Dit systeem houdt de textiele luchtverdeelslang in vorm, ook wanneer er geen lucht op het systeem staat.

ISSO 04.A044ISSO lanceert de internetapplicatie Infotheek Sanitairtechniek. Deze applicatie geeft op een snelle wijze informatie over de benodigde sanitaire voorzieningen en installaties in een nieuw te bouwen bouw-werk. De applicatie komt voort uit de website pvesanitair.nl en het Sanitair Montage Handboek van De Cock. De applicatie biedt infor-matie over wetgeving, normen, bijzondere en innovatieve technieken, soort en aantal sanitaire voorzieningen per gebouwfunctie en diverse checklists. Daarnaast zijn er opstellingstekeningen opgenomen van veel voorkomende sanitaire toestellen. Het Montagehandboek Sanitair is medio februari 2012 beschikbaar.

Betec 10.D053Betec Controls presenteert van het fabricaat Thermokon de ruimtebe-diening Thanos. Deze ruimtebediening heeft een touch screen in een strak design. Door eenvoudig te configureren knoppen kan de gebruiker het klimaat, de verlichting en de zonwering bedienen. Onderdeel van het design is de functionele aluminium klip. Door deze eenvoudigweg aan te raken schakelt bijvoorbeeld de verlichting in. Er is zelfs aan een schoonmaakstand gedacht, zodat het scherm gereinigd kan worden zonder dat de functies activeren. De Thanos wordt gekoppeld aan het GBS via Bacnet, Modbus, Lon of Enocean en maakt gebruik van de stan-daard variabelen van het betreffende bussysteem. De Enocean versie is bi-directioneel uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk draadloos raamcon-tacten binnen te halen of de draadloze aandrijving SAB aan te sturen.

TM0112_vsk_li_2_fs.indd 62 10-1-2012 11:42:44