Download - stageverslagmasterarcheologie2011

Transcript
Page 1: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 1/53

MASTER ARCHEOLOGIE

Stageverslag

Stage 3

Sophie Bonnewijn

20051023

Titularis: Lien Lombaert 

Page 2: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 2/53

2

Inhoud

Inleiding ........................................................................................................................................................ 4

Motivatie voor deelname en de betrokken partners ................................................................................................... 5 

Beschrijving van de site, situering in tijd en ruimte, vooronderzoeken, vraag -en doelstellingen en

historiek ......................................................................................................................................................... 7

Site van het Sint- Romboutskerkhof .......................................................................................................................... 7 

Site van de Jeruzalemstraat ...................................................................................................................................... 10 

Site van de Langerei ................................................................................................................................................. 12 

Site van het Hallenhuis............................................................................................................................................. 14 

Site van Sijsele- Stakendijke .................................................................................................................................... 17 

Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 20 

Werkomstandigheden en logistieke organisatie .......................................................................................... 24

Site van het Sint- Romboutskerkhof ........................................................................................................................ 24 

Sites van Raakvlak ................................................................................................................................................... 25 

Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 27 

Beschrijving van de veldwerkactiviteiten en de gevolgde opgraving- en prospectiemethode .................... 28

Site van het Sint Romboutskerkhof .......................................................................................................................... 28 

Sites van Raakvlak- Langerei en Jeruzalemstraat .................................................................................................... 31 

Site van Raakvlak- Hallenhuis ................................................................................................................................. 33 

Site van Sijsele- Stakendijke en site van Aalter- Woestijne..................................................................................... 34 

Stratigrafie, de structuren, vondsten en materiaalverwerking, resultaten en hun relatie tot de vraag- en

doelstellingen van de projecten ................................................................................................................... 35

Site van het Sint- Romboutskerkhof ........................................................................................................................ 35 

Site van de Langerei ................................................................................................................................................. 38 

Page 3: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 3/53

3

Site van de Jeruzalemstraat ...................................................................................................................................... 40 

Site van het Hallenhuis............................................................................................................................................. 41 

Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 42 

Site van Sijsele- Stakendijke .................................................................................................................................... 43 

Bibliografie.................................................................................................................................................. 45

Illustraties .................................................................................................................................................... 48

Page 4: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 4/53

4

Inleiding

Om het diploma Master in de Mediterrane Archeologie te verkrijgen, wordt verwacht van

studenten dat zij een stage van zes weken succesvol doorlopen. Deze stage omvat 30 werkdagen

en mag plaatsvinden in een museum, depot, labo of op een opgraving. Voor de voorgaande stages

werden oa. opgravingen te Flanders Expo en te Potenza, Italië, bijgewoond.

Voor Stage 3 werd dit academiejaar echter uitsluitend aan binnenlandse campagnes

geparticipeerd. De bijgewoonde archeologische stages betroffen de sites van het Sint-

Romboutskerkhof, de Jeruzalemstraat, de Langerei, Sijsele- Stakendijke, het Hallenhuis en desite van Aalter- Woestijne.

Dit rapport is dan ook voornamelijk gericht op de persoonlijke ervaringen op deze genoemde

sites, waarbij een verklarende omkadering en een overzicht zal worden aangereikt van allereerst

de historiek en de vraag- en doelstellingen bij de opgravingen. Hierna zullen de

werkomstandigheden en logistieke organisatie, de gehanteerde methodes, de archeologische

stratigrafie, structuren en vondsten met bijhorende materiaalverwerking, en de uiteindelijke

bevindingen bij de opgravingcampagnes in relatie tot de vraag- en doelstellingen van deopgravingen, besproken worden. Het verslag is opgesteld eerst per onderwerp, en daarna per

stageplaats, om vlot een vergelijking tussen de verschillende omstandigheden op de sites toe te

laten.

Page 5: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 5/53

5

MOTIVATIE VOOR DEELNAME EN DE BETROKKEN PARTNERS 

De eerste opgraving waaraan voor dit stageverslag werd deelgenomen betreft de opgraving van

het Sint- Romboutskerkhof te Mechelen. Deze opgraving nam een aanvang in november 2009 en

werd uitgevoerd door de Stad Mechelen Dienst Archeologie, onder leiding van Sylvia Depuydt,

met de assistentie van Ben Terryn, Clara Boffin, Katrien Van de Vijver en vier veldtechnici

(Andries T. 2010,  Beleef Mechelen: Sint-Romboutskerkhof , internet). Het onderzoek vond plaats

in samenwerking met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), de Provincie

Antwerpen, de Europese Unie, en Vlaanderen in Actie (VIA), met de steun van het Agentschap

Ondernemen en de Vlaamse Overheid. Deze opgraving werd bijgewoond van 16 tot en met 20

augustus 2010, en werd goedgekeurd door het schepencollege van Mechelen.

De aanleiding voor de selectie van deze opgravingcampagne, lag bij het feit dat het om een

stedelijke opgraving ging, die voornamelijk informatie zou verschaffen over de middeleeuwse

mens. Verder zou er een forensische archeologe aanwezig zijn op de site, waardoor de opgraving

beloofde een leerrijke ervaring te zijn op het vlak van de verwerving van veldkennis en

praktijkervaring in relatie tot funeraire archeologie.

Door de veelbelovende conotatie van de site en de sterke persoonlijke interesse die ervoor

aanwezig was, werd de betrekkelijk grote afstand die dagelijks moest worden afgelegd van

Brugge naar Mechelen, weggewuifd.

De overige sites waarop assistentie werd verleend, bevonden zich allemaal dichter bij huis. Bij de

vijftien dagen stage die werden uitgevoerd op opgravingen onder leiding van de

Intergemeentelijke Archeologische Dienst van Brugge en Ommeland (Raakvlak), waren de

locaties en de nabijheid van de sites een sterk motivatiepunt. De site Jeruzalemstraat, waar zes

dagen stage werd gedaan en die aanving in september 2010, en de site van de Langerei, waar vier

dagen stage werd gedaan en die aanving in augustus 2010, bevonden zich beide in het centrum

van Brugge (Decock T. 2010, Gemeente Brugge:  Raakvlak zoekt vrijwilligers, internet). Deze

opgravingen betroffen beiden stedelijke opgravingen, wat hen vanuit een persoonlijk oogpunt

bijzonder interessant maakte.

Page 6: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 6/53

6

Hoewel het Raakvlak was die de verdeling van de studenten op de verschillende sites

organiseerde, beloofden de opgravingen van de Jeruzalemstraat en de Langerei zeer interessant

en intrigerend te zijn gezien hun historische achtergrond en ligging, waardoor ook geopteerd

werd om deze sites bij te wonen voor de Master Stage. Elke stage die evenwel werd uitgevoerd

onder leiding van Raakvlak gebeurde mits het doorlopen van een aantal administratieve

procedures en mits het verkrijgen van toelating van het schepencollege van Brugge.

De sites in kwestie werden geleid door de archeologen Bieke Hillewaert, Stefan Decraemer en

Mieke Van Eenoo, met de medewerking van projectontwikkelaar Wilma Project Developments

en in opdracht van Promimo bvba / Groep Topro (Decraemer S., 2010, p. 2). Deze opgravingen

werden uitgevoerd met de assistentie van een roterend team van stadsarbeiders, vrijwilligers en

een metaaldetector specialist, allen verbonden aan Raakvlak. Een derde stage die werd uitgevoerd

onder leiding van Raakvlak betreft het Hallenhuis, waar twee dagen werd aan meegewerkt. Deze

site bevond zich te Sint- Andries, en werd gezien als een unieke kans om aan Experimentele en

Reconstructie Archeologie te doen (Hillewaert B., 2010, p. 53-54). Dit project werd uitgevoerd

onder leiding van Bieke Hillewaert en de Nederlandse specialisten Wouter Schalck, Leo

Wolterbeek en Arjen de Haas. De reconstructie werd uitgevoerd in samenwerking met de

Provincie West- Vlaanderen, NV Hysmans, het OCMW- Brugge, de VDAB, het Vlaams

Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) en het vzw WOK, een

sociaal tewerkstellingsproject binnen het OCMW- Brugge. Voor de vrijwilligerswerking stond de

Werkgroep Archeologie Brugs Ommeland in. Deze vereniging die verbonden is aan de

Heemkundige Kring Maurits van Coppenolle, werkt geregeld samen met de Intergemeentelijke

Archeologische Dienst van Brugge en Ommeland.

De laatste site die werd bijgewoond onder leiding van Raakvlak, betrof de site van Sijsele-

Stakendijke, waar drie dagen stage werd gedaan. Deze site kende een aanvang in juni 2010 en

werd geleid door Janiek De Gryse, Thomas Pieters en Caroline Ryssaert, van Ruben Willaert

bvba en door Bieke Hillewaert en Griet Lambrecht van Raakvlak, samen met Pedro Pype

(Ryssaert C., De Gryse J., 2009, p. 1-2). Deze opgraving gebeurde in samenwerking met het

OCMW Damme, de Stad Damme, het Agentschap RO- Vlaanderen Onroerend Erfgoed,

Studiebureau Grontmij, Ruben Willaert bvba en de Provincie West-Vlaanderen.

Page 7: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 7/53

7

Tot slot werd nog een tiendaagse stage doorlopen op de site van Aalter- Woestijne. Deze

opgraving werd geleid door Mieke Van de Vijver en Koen De Groote (projectcoördinator),

bijgestaan door Sibrecht Reniere, Kristof Keppens en Hans Vandendriessche, projectarcheologen

van het Vlaams Instituur voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) (Van de Vijver M., Reniere S.,

Keppens K., et al, 2011, p. 4) . De opdrachtgever voor dit project was Waterwegen & Zeekanaal

nv (W&Z) en er werd wetenschappelijke begeleiding verschaft door de Universiteit Gent, het

Agentschap R-O Vlaanderen en het VIOE. Het project ging van start in september 2009 en werd

bijgewoond van 4 tot 15 april. Deze opgraving beloofde een rijke en diverse site te omvatten, met

een verscheidenheid aan sporen, structuren en vondsten.

Beschrijving van de site, situering in tijd en ruimte, vooronderzoeken, vraag -en

doelstellingen en historiek

Alvorens aanvang te nemen met de analyse van het archeologisch onderzoek en de geboekte

resultaten, zal eerst per stageplaats een korte beschrijving van de opgravingen worden verschaft,

samen met een situering in tijd en ruimte, een historiek, de vraag en doelstellingen van de

onderzoeken en de resultaten van de vooronderzoeken.

SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF 

De opgraving van het Sint- Romboutskerkhof lag in het centrum van de stad Mechelen op een

oppervlakte van ongeveer 1500 m² (Andries T. 2009,  Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof,

internet). De site was gesitueerd naast de Sint- Romboutskathedraal, tussen de Wollemarkt en de

Sint- Katelijnestraat. Hier is de stad Mechelen van plan om het huidige plein her aan te leggen

met een bijhorende ondergrondse parkeergarage. Dit plein is echter gekend archeologisch

erfgoed, daar het eeuwenlang dienst deed als kerkhof. Hier vonden namelijk al begravingen

plaats vanaf het jaar 1000 tot in het jaar 1785. Onderzoek gedaan op het Zuiderkerkhof toonde

verder aan dat het kerkhof in de 12de

eeuw reeds werd uitgebreid. Het doel van het uitgevoerde

vooronderzoek was dan ook om na te gaan of de geplande ingrepen een bedreiging vormden voor

de aanwezige archeologische resten, die waarschijnlijk informatie zouden verschaffen over jaren

van stadsgeschiedenis.

Page 8: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 8/53

8

Verder werd gehoopt dat de site informatie zou vrijgeven over de middeleeuwse mens en meer

specifiek over de Mechelse stadsbevolking, hun eet- en leefgewoonten, ziektes, stressfactoren, en

over hun begrafenispraktijken. Tot slot hoopte men om de oudste resten te vinden van de stad

Mechelen, namelijk de abdij van Sint- Rombouts, waarvan de oorsprong minstens terug gaat tot

de 9de eeuw.

Deze abdij van Sint- Rombouts (of Rumoldus) is van groot belang voor de stad Mechelen. Hier

zou de heilige Rumoldus geleefd hebben aan het einde van de 7de

eeuw. De heilige Rumoldus

werd hoofdzakelijk in de stad Mechelen vereerd (van der Linden S., 1999, p. 779-780).

Rumoldus was de patroonheilige van het bisdom en de stad Mechelen. Hoewel over zijn leven

weinig historische gegevens bekend zijn, werd Rumoldus, volgens een 12de

-eeuwse Vitae dat

afkomstig is van Theodorik van Sint-Truiden, geboren in Ierland en stierf hij rond 775 n. Chr. in

de omgeving van Mechelen. Rumoldus zou als pelgrim naar Rome zijn gereisd. Een latere Vitae

schrijft hem toe een zoon van de Schotse koning David te zijn, die van Dublin naar Vlaanderen

vertrok om de blijde boodschap te verkondigen. Beide versies verhalen echter het feit dat hij als

kluizenaar in de omgeving van Mechelen geleefd zou hebben.

Hij zou ook persoonlijk contact hebben gehad met de graaf van Vlaanderen, die hem een stuk 

land schonk nadat hij bovenwereldse wonderen verrichtte. Op dit stuk land zou hij een kapelhebben gebouwd met de hulp van arbeiders die hij rijkelijk betaalde, wat liet vermoeden dat hij

een welgesteld man was. Volgens de overlevering gaf dit twee mannen de ingeving om

Rumoldus te vermoorden en hem te beroven van zijn wereldlijke bezittingen. Het lichaam van

Rumoldus werd in de Dijle gesmeten, waar het door de aanwijzing van een wonderbaarlijk licht

werd teruggevonden. Zijn lichamelijke resten werden in de door hem gestichte kerk opgeborgen.

Op zijn graf in de kerk gebeurden allerlei wonderen. Daarom ontstond hier een bedevaartcultus in

zijn naam, waarna er zich omstreeks 775 n. Chr. een gemeenschap van monniken vestigde bij zijn

graf in de Sint- Romboutskapel.

Page 9: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 9/53

9

Tussen 972 en 1008 n. Chr. werd deze gemeenschap door de Luikse prins-bisschop Notger

omgevormd tot een kapittel (kapittel van St.-Rombout) van kanunniken (Troubleyn L., Kinnaer

F., Ervynck A. et al, 2010, p.1-8). Het is mogelijk dat dit kapittel werd gebouwd op de plaats van

de voormalige abdij, of dat de abdij uitgroeide tot het kapittel van Mechelen dat gekend is uit het

Verdrag van Meersen uit 870 n. Chr. In dit verdrag werd het Karolingische rijk opgesplitst in het

West- en het Oost- Frankische rijk. In de periode van 580 tot 655 n. Chr., waaruit de relieken

opgeslagen in het kapittel afstammen volgens radiokoolstof datering, groeiden gelijkaardige

Merovingische abdijen als deze van Mechelen uit tot een stad, zoals te Bergen en te Zinnik. In de

loop der tijden groeide het Sint- Romboutskerkhof zelfs uit tot de belangrijkste begraafplaats van

Mechelen.

Van het jaar 1134 tot het jaar 1235 was het Sint- Romboutskerkhof zelfs de enige begraafplaatsvan de stad, waar dan ook waarschijnlijk alle toenmalige stadsbewoners werden begraven, op

enkele uitzonderlijke gevallen na zoals melaatsen en veroordeelden (Andries T. 2010,  Beleef 

 Mechelen: Sint Romboutskerkhof , internet). Tot het jaar 1200 werden de relieken bewaard in de

Sint- Romboutskapel bij het kerkhof, en tot 1255 bleef de kerkelijke gemeenschap van Sint-

Rombouts de enige Mechelse parochie die het recht had om de overledenen er te begraven.

Het is dus waarschijnlijk dat een groot deel van de middeleeuwse stadsbevolking begraven werd

op dit kerkhof, waarschijnlijk in een ononderbroken periode van het jaar 1000 tot het jaar 1785.

Verder kan ook worden geconcludeerd dat de oudste begravingen op het kerkhof waarschijnlijk 

aangetroffen zouden worden in de directe omgeving van de kapel, daar gelovigen het als de

hoogste deugd zagen om in de nabijheid van de beschermheilige te worden begraven. De oudste

begravingen gaan bijgevolg waarschijnlijk terug tot het jaar 1000.

Vooronderzoek op de site was bijgevolg dan ook een vanzelfsprekende vereiste en bestond uit het

maken van twee kleine proefsleuven in juni 2008. Hierbij moest wel rekening worden gehouden

met de ophoping van het kerkhof in 1315-1316 ten gevolgde van de hongersnood in Noord- West

Europa (Arblaster P., 2006, p. 90). Enige verstoring van het bodemarchief was ook mogelijk door

de tuinaanleg van het Noorderkerkhof in 1788 en bij de heraanleg van het plein in 1950.

Page 10: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 10/53

10

Tijdens het vooronderzoek werd een eerste proefsleufje gemaakt nabij het huis van Concordia,

een priesterkelder. Het huis van Concorida was een voormalige vrijstaande kelder van het kapittel

van Sint- Rombouts. Het was een Laat- gotische enkelhuis uit het jaar 1482, en werd volledig

gerestaureerd onder leiding van de architect Meyns H. in 1925 en in 1926 (Eeman M., Kennes H.,

Mondelaers L., 1984, p.1).

Hier werden geen begravingresten aangetroffen, wat erop wees dat dit gedeelte buiten het

kerkhof gesitueerd was (Andries T. 2010,  Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof , internet). De

bodem bleek op deze locatie te bestaan uit een dun pakket verstoorde grond, met eronder

archeologisch lagen van minstens 1,50 m dik. Er werd onder andere wel een afvalkuil

aangetroffen die vondsten uit de 13de eeuw bevatte. Een tweede proefsleuf werd aangelegd langs

het Monument der Gesneuvelden. Hier bleek de bodem tot op 60 cm verstoord te zijn. Hieronderwerden evenwel verscheidene skeletten aangetroffen, waarvan de oudsten zich bevonden op 2 m

diepte. Er werden ook drie stratigrafische fasen van begravingen ontdekt en zestien skeletten.

Ten gevolge van dit proefsleuven onderzoek werd dan ook een schatting gemaakt van het aantal

te verwachten skeletten op het terrein, wat op ongeveer een 4000 exemplaren werd afgerond. De

doelstelling van de opgraving was dan ook om in een jaar tijd het archeologisch bodemarchief te

documenteren en te onderzoeken, voordat de geplande bouwwerken de mogelijk aanwezige

resten zou verstoren en/of vernietigen.

SITE VAN DE JERUZALEMSTRAAT 

De opgraving in de Jeruzalemstraat besloeg een relatief beperkt onderzoeksgebied gelegen in het

centrum van de stad Brugge, tussen de Jeruzalemstraat (Stuifzandstraat), de Korte

Rijkepijnderstraat (Langhe Raemstrate), de Rolweg (Lange Rolweg) en de Driezwanenstraat

(Staende in’t straetken westzijde) (Decraemer S., 2010, p. 2-4). Centrum Brugge bevindt zich in

een zandstreek, grenzend aan de polders, waarbij de bovenste grondlaag bestaat uit een

pleistoceen dekzandpakket (Mostaert F., 1988, p. 43-51). De aanwezige denkzandruggen met

depressies bestaan hier uit eolische afzettingen daterende uit het pleistoceen. De opgravingsite

bevond zich 150 m ten oosten van een depressie en iets ten zuiden van een dekzandrug.

Page 11: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 11/53

11

Het onderzoeksgebied zou bebouwd worden met vier rijwoningen en dertien appartementen met

een bijhorende ondergrondse parking (Decraemer S., 2010, p. 2-4). Het doel van de opgraving

was dan ook om een studie te maken van de mogelijk aanwezige archeologische resten die

verstoord zouden worden door de werkzaamheden. Ook werd ervan uitgegaan dat de opgraving

een duidelijk beeld zou geven van de ontwikkeling van het huizenblok van in de late

middeleeuwen tot in de hedendaagse tijd. Hoewel over het projectgebied geen historische

bronnen voorhanden waren, kon aan de hand van enkele historische kaarten1 en registers wel een

voorgeschiedenis van de site gereconstrueerd worden.

Het huizenblok tussen de drie voorheen genoemde straten bestond uit twee domeinen, zijnde Het

Zweerd (1363) en een deel van De Rode Poort genaamd De Scheure (1543) (Decraemer S., 2011,

p. 1-13). Het deel van het huizenblok genaamd Het Zweerd functioneerde van 1363 tot 1465 als

pandjeshuis en bestond uit een hoofdhuis, een hofstede en een poort.

Vanaf 1580 zijn er meldingen in het Brugse kadaster en het kadasterregister van het Proosse2, dat

het huis Het Zweerd begrensd werd door twee kleinere huizen in de Jeruzalemstraat. Het andere

deel van het huizenblok genaamd De Scheure werd teruggetraceerd tot in 1543, toen het een huis

met stenen gevel en poortje omvatte.

Vanaf 1656 werden de bovengenoemde huizen en gronden eigendom van één persoon, zijnde

Adriaen van Blommeghem. De hierop volgende jaren werden de huizen al dan niet gezamenlijk 

verkocht, verhuurd en omgebouwd van pandjeshuizen tot een houtopslagplaats en zelfs tot een

gewoon woonhuis, totdat in het jaar 1849 Auguste De Bouck het volledige projectgebied in zijn

bezit kreeg. Er kan dus geconcludeerd worden dat het huizenblok relatief onveranderd is

gebleven, met uitzondering van een kleine uitbreiding in de zuidelijke richting (Decaemer S.,

2010, p. 3 – 4). Ten noordwesten van het huizenblok bevond er zich verder het eerste

Karmelietenklooster van Brugge, opgericht en gesticht omstreeks 1265 en opgeheven in de 18de

 

eeuw (Ryckaert M., 1991, p. 195-196).

1 Kaart Marcus Gerards uit 1662, kaart Sanderus uit 1641 en kaart Ferraris uit 1777 

2 Het huizenblok was een deel van het Oostproosse, een enclave in de stad onder jurisdictie van de Proosdij

van ST.-Donaas 

Page 12: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 12/53

12

Ten noorden van het huizenblok ten slotte werd al eerder archeologisch onderzoek gedaan, ten

gevolge van de bouw van een woonwijk met parking. Bij deze opgraving kon de oudste

bewoning getraceerd worden tot in de 13de

eeuw en werden er vondsten aangetroffen uit amber

en uit metaal, zoals gespen, pelgrimsinsignes, riembeslag, knopen, haken ... (De Witte H., 1987,

p. 99-103). In mestkuilen en waterputten werden leder en intacte aardewerk potten ontdekt.

De verwachtingen van het vooronderzoek op de site van de Jeruzalemstraat waren bijgevolg

hoog. In het onderzoeksgebied werden twee proefsleuven aangelegd, waarbij de eerste 14,50 m

lang was met een Oost- West oriëntatie (Decraemer S., 2010, p. 6-10). De tweede proefsleuf was

6 m lang , georiënteerd volgens een Noord- Zuid as en werd haaks op de eerste proefsleuf 

gemaakt. De proefsleuven waren ongeveer 1,30 m breed en 1,75 m diep. Bij dit proefsleuven

onderzoek kwamen een puin- of ophopingslaag aan het licht, waaronder er zich een

laatmiddeleeuws pakket bevond, doorsneden door enkele muren. De muren bleken te zijn

geconstrueerd uit groot formaat bakstenen, en er werd ook amber aangetroffen. Uit deze vondsten

en bevindingen werd dan geconcludeerd dat een vervolgonderzoek en opgraving nuttig zou zijn

voor deze site.

SITE VAN DE LANGEREI 

De opgraving in de Langerei nummer 7 besloeg een onderzoeksgebied gelegen in het centrum

van de stad Brugge, op de plaats waar het huidige kadaster van Brugge gelegen is (Decraemer S.

2010,  Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster te Brugge, internet). De Langerei loopt van

de Spiegelrei naar de Wulpenstraat, evenwijdig met de Potterierei. De Langerei is een

naamgeving voor de Reie én de hierbij horende straat (Devliegher L., 1975, p. 194- 201).

De bodemkundige gesteldheid van deze site is gelijkaardig aan deze van de site van de

Jeruzalemstraat. Zoals eerder vermeld bevindt Brugge zich in een zandstreek, grenzend aan de

polders, waarbij de bovenste grondlaag bestaat uit een pleistoceen dekzandpakket dat zich

ongeveer uitstrekt van Gistel- Oudenburg tot Stekene (Vanhoorne R., Verbruggen C., 1969, p. 1).

Page 13: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 13/53

13

Bij de site van de Langerei bestond de natuurlijke ondergrond uit een dunne kleilaag, die

waarschijnlijk het alluvium van de Reie betrof, bovenop een veenlaag met daaronder het

Pleistocene zandpakket (Archeonet 2010,  Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster in

 Brugge, internet). Het bodempakket tussen de natuurlijke ondergrond bestond uit een

ophopingpakket van 1,60 m dikte, bestaande uit twee opgehoogde fasen. Hierna volgden de

oudste bewoningsstructuren en de verschillende bewoningslagen. De aanleiding voor het

onderzoek betrof de inplanting van een nieuw wooncomplex.

Door een beperking in oppervlakte, dumpplaats en andere logistieke problemen werd besloten om

het onderzoeksgebied in twee fasen in te delen, zijnde een eerste fase die de Oostelijke helft van

de huidige binnentuin omvatte, en een tweede fase waarbij de rest van de binnentuin werd

onderzocht. Het doel van de opgraving was om enerzijds een studie te maken van de aanwezige

archeologische resten die verstoord zouden worden door de werkzaamheden, en anderzijds om de

bewoningsgeschiedenis van de site te achterhalen.

Bij de eerste bronnenonderzoeken en beginnende opgravingen kwam de achterzijde van een

gebouw aan het licht dat bekend stond als het Huis van de Caorsijnen, ook wel de Woeker, of de

Berg van Barmhartigheid genoemd (Decraemer S. 2010,  Eerste opgravingsresultaten aan het 

Kadaster te Brugge, internet)3. Dit gebouw werd in de 13de

eeuw opgericht door de Caorsijnen,

waarbij het functioneerde als een pandjeshuis. Na een faillissement en een tijd van leegstand

werd het gebouw getransformeerd tot een weverij, totdat het in 1503 opnieuw een leenbank werd.

In 1628 deed het gebouw dienst als sociale instelling genaamd de Berg van Barmhartigheid en

verschafte het renteloze pandjesleningen (Soetaert P., 1974, p. 27- 28). In 1629 werd het een

vestiging van de in 1573 gestichte Waerachtigen Bergh van Charitate, een stedelijke leenbank 

waar men renteloos of tegen lage rente kon lenen. Het functioneerde als poortgebouw van de

voormalige leenbank van het jaar 1748 tot 1753. Het gebouw kende dus doorheen de eeuwen een

overlevering van geldhandelaars uit oa. Lombardije en Cahors (Decock T. 2010, Gemeente

 Brugge:  Raakvlak zoekt vrijwilligers, internet).

3 Informatie ook verkregen dankzij ongepubliceerde bronnen verschaft door Dhr. Larnoe archievaris van het 

kadaster te Brugge

Page 14: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 14/53

14

Na 1920 heeft het gebouw gefunctioneerd als een hospitaal, een hotel en een school, totdat het

uiteindelijk gesloopt en vervangen werd door het huidige gebouw. Hier is vandaag de dag het

kadaster van Brugge gevestigd.

De verwachtingen van de site van de Jeruzalemstraat waren dan ook hoog, sinds onderzoek 

uitwees dat de site meer dan 800 jaar bewoningsgeschiedenis had meegemaakt. Men hoopte de

voorgaand genoemde fasen terug te vinden bij het archeologisch onderzoek. Bijgevolg werd dan

ook geconcludeerd dat, net zoals in de Jeruzalemstraat, een vervolgonderzoek en opgraving

vereist was voor deze site.

SITE VAN HET HALLENHUIS 

De site van het Hallenhuis kent een lange voorgeschiedenis. Het huis is gelokaliseerd in de tuin

van een nieuw woon- en zorgcentrum, genaamd het WZC Hallenhuis (voormalig Serviceflat-

complex Meulewech- WZC Fabiola/ Hallenhuis), langs de Gistelse Steenweg bij de dorpskern

van Sint- Andries (Brugge) (Hillewaert B., 2000, p. 1). De locatie van de voorafgaande

uitgevoerde archeologische opgravingen, grensde aan het Hallenhuis en maakte deel uit van het

voorheen al vernoemde pleistoceen dekzandruggen complex (Vanhoorne R., Verbuggen C.,

1969, p. 5). De aanwezige droge zandbodem bestond voornamelijk uit verbrokkelde humus, al

dan niet met een ijzer B horizont4. De site werd in het Noorden begrensd door de polders. In deze

richting grensde de site ook aan een verkeersas die gekoppeld kon worden aan een Romeinse weg

gelegen tussen Oudenburg, Brugge en Aardenburg.

Het doel van het Hallenhuis project was tweedelig. Eerst en vooral wilde men in de

ontvangstruimte van het centrum de vondsten en resultaten tentoonstellen die aangetroffen

werden bij de voorgaande opgravingen (Vandevoorde F., 2011, p. 1- 2). Verder wou men een

Merovingisch hallenhuis reconstrueren op ware grootte en het als decoratief element en als

multifunctionele constructie laten dienen, zodat het als aantrekkingspunt zou fungeren voor

scholen, seniorenverengingen, fietsers… Bewoners en omwonenden zouden er aan

vrijetijdsbesteding kunnen doen, waarbij het accent zou komen te liggen op activiteiten verwant

aan de vroegmiddeleeuwse ambachten.

4 Kaartblad Brugge 13/1 

Page 15: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 15/53

15

De aanleiding voor de reconstructie op deze locatie, lag bij het feit dat er sporen van een tiental

hallenhuizen werden aangetroffen op het terrein te Sint- Andries bij de aanleg van een riolering in

de Kosterijstraat in 1996 (Hillewaert B., Hollevoet Y., 2000, p. 121-135).

Aanvullende informatie die de rijkdom van de site aanduidde werd verder verkregen bij

proefsleuven onderzoek tijdens de bouw van huizen bij de Korte Molenstraat, Zandstraat

Pastoriestraat en Gistelse Steenweg. Dit leidde tot de uitvoer van preventieve archeologische

campagnes gedurende een kleine tiental jaren, van 1996 tot 2002, in de regio ’s die bedreigd

werden door woonverkavelingen, de bouw van serviceflats en andere bouwinitiatieven.

Tijdens deze vermelde archeologische campagnes werden enkele objecten en structuren

gevonden die afstammen uit de Pre- Romeinse tijd. Ook werden er enkele vuursteenvondsten

aangetroffen die beschouwd konden worden als residueel materiaal, met een onduidelijke

datering (Hillewaert B., 2010, p. 5). Deze afslagen werden aangetroffen in vullingspakketten van

 jongere structuren.

Ook werden er een vijftal verspreidde sporen aangetroffen, waaronder drie structuren voor

watervoorziening met sporen van vlechtwerkconstructie, met in één ervan fragmenten van

scheplepels in de aanlegkuil. Deze structuren werden gedateerd in het 2de

mill. BC en werden niet

gelijktijdig gebruikt zoals blijkt uit de dendrochronologische analyse (Van Strydonck M., Landrie

M., Boudin M., et al, 2002, p. 9- 10). In het Noord- Oosten van de site werden verder paalsporen

uit de Ijzertijd aangetroffen samen met een waterput met als velddatum ongeveer 35 BC.

Verspreid over het terrein werden tot slot resten van een mogelijke voorraadkuil aangetroffen met

in het vullingspakket dikwandig handgevormd aardewerk.

Bij de opgravingcampagnes werden ook Romeinse sporen aangetroffen, zijnde voornamelijk 

resten van een necropool uit de Hoge Keizertijd. Het ging hier om crematies in brandresten

graven met randstructuren, zijnde nissen voor grafgiften. In deze nissen werd drink- en

schenkgerei gevonden, Terra Nigra, bekers, Hees 3a/ Niederbieber 30 a, Terra Sigillata kommen,

een Drag 32... In de grafkuilen zelf werden fragmenten van aangetast dagdagelijks aardewerk 

gevonden. Uit deze vondsten werd afgeleid dat het grafveld te dateren was in de 2de eeuw n.Chr.

Rond de grafkuilen werden ook sporen aangetroffen van bovengronds zichtbare structuren, zoals

paalkuilen en greppels, die mogelijke grafmonumenten betroffen.

Page 16: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 16/53

16

Tot slot werden er ook sporen gevonden van greppel tracés, poelen en kuilsporen uit de Hoge

Keizertijd. Waarschijnlijk bevond de bijhorende bewoning van deze graven zich dan ook in de

omgeving.

Uit de Vroeg- Middeleeuwse periode werden er resten van een kleine landelijke nederzetting uit

de Vroege Middeleeuwen teruggevonden, daterende uit de 6de - 7de eeuw. Het ging hier om een

grote boerderij met een tiental Merovingische woonhuizen.

Een grote Karolingische structuur werd aangetroffen in het Noorden van het terrein, en

waarschijnlijk duurde de bewoning in dit deel van de site verder tot in de Volle Middeleeuwen.

Voor wat betreft de Merovingische periode, werden bij de verschillende types woonhuizen

meerdere bouwfasen aangetroffen. Hieruit kon men afleiden dat de structuren mogelijk 

gefunctioneerd hadden als woonhuizen, stallingen, bergschuren of werkplaatsen.

De huisplattegronden werden zichtbaar aan de hand van verkleuringen in de bodem, samen met

houtbouwsporen, sporen van kuilen, paalgaten en standgreppelsporen, en restanten van grachten

en greppels. Verder werden een tiental resten van waterputten/ poelen/ voorraadkuilen

aangetroffen, al dan niet met vlechtwerkmanden als constructie, die later gebruikt werden als

afvalkuilen. Een van deze waterputten was gebouwd op een bewaard gebleven houten karrenwiel.

Ook werden er nog een aantal gracht- en greppelsporen gevonden die mogelijk een afbakende of 

afwaterende functie hadden in de Merovingische nederzetting. Er werden ook  tracé’ s van aarden

wegen aangetroffen.

In het Westen werden perceelstructuren aangetroffen uit de Late- en Post- Middeleeuwen. Deze

structuren werden gekoppeld aan voorheen aanwezige serres. Ook werden karrensporen en twee

aarden wegen aangetroffen daterende uit het einde van de Vroege Middeleeuwen of begin Volle

Middeleeuwen.

De vondsten die aangetroffen werden op de site bestaan uit potscherven, twee glazen kralen,enkele fragmenten van glazen vaatwerk, stukken slecht bewaard dierlijk bot, weinig Romeins

bouwpuin, maalsteenmateriaal in Eifelbasaltlava (parkhouse 1997), slakkig materiaal en ijzeren

geoxideerde vondsten zoals een sleutel, een sikkel en een mes, sporen van spinschijfjes en

weefgetouw, een scramasax (éénsnedig zwaard) en een ijzeren gordelgarnituur.

Page 17: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 17/53

17

Ook werden houtskoolfragmenten, zaden, vruchten, stuifmeel, mijten etc. bemonsterd uit

waterputvullingen en hun bekisting (Schelvis J., 1999, p. 1). Uit de 20ste

eeuw werden drie

bajonetten gevonden in een ondiepe kuil met humeuze vulling.

Uit deze vondsten en bevindingen zullen de uiteindelijke resultaten in relatie tot het hallenhuis

verder besproken worden, samen met de uiteindelijke reconstructie en verwezenlijking van het

hallenhuis.

SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE 

Het onderzoek van het 3,6 ha grote gebied te Stakendijke lag ten oosten van de dorpskern van

Sijsele en werd begrensd door de Stationstraat, de Veldstraat en de oude spoorwegbedding

Brugge- Eeklo. Te Sijsele bevinden er zich asymmetrische stuifzandruggen en duinen met een

niet- aaneengesloten karakter (Wintein W., 1967, p. 9- 41).

De voornaamste zandrug is 700 m breed en 2 m hoog en maakt deel uit van de duinenrug die

loopt vanaf Brugge over Sijsele en Maldegem, en wordt gevolgd door de Antwerpse Heerweg.

Ten zuiden van deze stuifzandrug ligt een laagte waardoor de Dorpsbeek stroomt. De site zelf 

kan beschouwd worden als een matig natte zandbodem met een duidelijke ijzer en/of humus B-

horizont (Zdg, groen)5. Het Noorden van de site is echter een ZdP (rood), zijnde een matig natte

zandbodem zonder profiel of met een onbepaald profiel. Het oostelijk deel van de site is dan weer

een matige droge zandbodem met een duidelijk en/of humus B- horizont (Zcg, blauw).

De motivatie voor de aanvang van de opgraving was de bouw van een nieuw zorgcampus met

rusthuis met de bijhorende aanleg van een nieuwe toegangsweg (Ryssaert C., De Gryse J.,

2009/2010, p 1- 25). Het archeologisch project begon met proefsleuven onderzoek lopende van

18 tot 25 augustus 2009, waarbij achttien continue sleuven werden getrokken met een Noord-

Zuid oriëntatie. In een tweede fase, van 18 tot 19 januari 2010, werden acht bijkomende

proefsleuven getrokken met opnieuw een Noord- Zuid oriëntatie, op een afstand van 10 m van

elkaar. Dit werd voornamelijk gedaan om twee percelen die eerder niet verkend konden worden,

toch te kunnen bestuderen.

5 www. Geovlaanderen.agiv.be 

Page 18: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 18/53

18

Deze activiteiten werden verricht om de verspreiding, de densiteit en de aan- of afwezigheid en

waarde van de archeologische sporen, structuren en vondsten te determineren.

Uit dit proefsleuven onderzoek werden sporen aangetroffen uit de Romeinse tijd, waaronder

grachten, greppels, paalsporen en kuilen die gekoppeld konden worden aan één of meerdere

erven uit de Romeinse periode. Deze erven kenden meerdere occupatiefasen en maakten al dan

niet deel uit van een enclos 6. Ten zuiden van de Veldstraat bevond er zich in elk geval een

hoofdgebouw, aangelegd tegen een gracht. Verder werden er ten hoogte van de paalkuilen

fragmenten van Terra Sigillata, Terra Nigra, kruikwaar, mortuaria’ s en gewoon aardewerk (2de

 

eeuw n. Chr.) aangetroffen. In minstens één kijkvenster werd ook een gedeelte van een Romeins

potstal gebouw aangetroffen, al dan niet in relatie met circulaire structuren of een aangetroffen

waterput/ kuil.

Uit voorgaande archeologische opgravingen in de omgeving van Sijsele- Stakendijke werden ook 

al ten westen van de Stoofweg paalkuilen, karrensporen, grachten en greppels bloot gelegd,

samen met één onvolledig gebouwplattegrond, dat door aardewerkvondsten gedateerd kon

worden in de Hoge Keizertijd (Int Ven I., Hollevoet Y., Cooremans B., De Groote K., et al, 2005,

p. 63).

Ten oosten van de Stoofweg werd een Romeins grafveld gevonden, bestaande uit dertien

brandresten graven, dewelke aangetroffen aardewerk toeliet te dateren aan het eind van de 1ste 

eeuw n. Chr. en begin 2de eeuw n. Chr. (Ryssaert C., De Gryse J. 2009, p. 1-25).

Ten noorden van de Antwerpse Heirweg werd dan weer een Romeinse nederzetting uit de 2de

 

eeuw n. Chr. aangetroffen, bestaande uit vier gebouwplattegronden en een potstal die mogelijk 

wees op de aanwezigheid van een vijfde gebouw.

Ten slotte werd ten noorden van de Doornstraat nog een brandresten grafveld uit de Vroeg

Romeinse tijd aangetroffen met een elftal graven (De Gryse J., De Vos S., 2008, s.p.). Ook bij deStationsstraat werd een Romeinse pot gevonden (De Loë A., 1905, p. 139).

6 Hierover meer in het onderdeel gaande over de resultaten

Page 19: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 19/53

19

Tijdens recente onderzoeken in Oost- Vlaanderen, bijvoorbeeld op de site van Sint- Denijs-

Westrem, Flanders Expo, kwamen gelijkaardige resultaten van proefsleuven onderzoeken aan het

licht (Hoorne J., Bartholomieux B., De Mulder G., 2008, p. 67- 84). Vaak bestonden de hier

aangetroffen Romeinse erven in kwestie uit een hoofdgebouw, bijgebouwtjes, een waterput en

een gracht.

Soms werden er ook brandrestengraven aangetroffen. De verwachtingen na het proefsleuven

onderzoek waren dan ook gelijkaardig voor de site van Sijsele- Stakendijke.

Naast de Romeinse sporen werd bij het proefsleuven onderzoek ook een aantal sporen uit de

Middeleeuwen aangetroffen, zoals in het zuidelijke deel van de opgraving (Ryssaert C., De Gryse

J. 2009, p. 1-25). Hier werden grachten en greppels met oversnijdingen van andere Middeleeuwse

structuren, zoals een Postmiddeleeuws grachtenstelsel uit de 18de eeuw, teruggevonden. Deze

sporen suggereerden een meerfazige occupatie, met een mogelijke rurale functie.

In het centrale deel van de site werden ook een aantal grachten aangetroffen, doch het betrof hier

voornamelijk sporen met weinig dateerbaar materiaal. Deze middeleeuwse structuren bevonden

zich echter wel nabij gekende woonkernen, waarnaar al eerder archeologisch onderzoek werd

gedaan. Zo is bekend dat deze kernen uitgroeiden tot versterkingen. Het gaat hier voornamelijk 

om een waterburcht, daterende uit de 11de eeuw, genaamd het Hof ter Rostune, dat zich bevond

op het vroegere neerhof van een mottekasteel uit de 10- 11de eeuw, en de Spermalieabdij7.

Er is echter tot op vandaag de dag slechts één goed onderzochte vindplaats gekend van een kleine

bewoningskern, vrij geïsoleerd in het landschap ontstaan bij particuliere ontginning van nabij

gelegen gronden, zijnde het Einzelhof, ter hoogte van de Veldhoekstraat (int Ven et al, 2005, p.

77- 92).

In de 2de fase van het proefsleuven onderzoek werden paalkuilen, grachten, greppels en wat

andere concentraties van sporen gevonden (Ryssaert C., De Gryse J. 2009, p. 1-25).

7 www.cai.be

Page 20: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 20/53

20

Waarschijnlijk ging het hier om één tot twee gebouwplattegronden, al dan niet behorend tot een

erf. Indien er vondsten werden aangetroffen van aardewerk of scherven, werden deze gedateerd

in de Volle tot de Late Middeleeuwen.

Tot slot werd er een waterput/ poel aangetroffen, daterende uit de Volle Middeleeuwen waarin

een negental fragmenten van gereduceerd gebakken aardewerk werden gevonden. Dit houdt

verband met het eerder vernoemde postmiddeleeuwse grachtencomplex met vondsten dat werd

blootgelegd en dat waarschijnlijk een rurale functie had.

SITE VAN AALTER- WOESTIJNE 

De aanleiding voor het onderzoek te Aalter- Woestijne was de ontwikkeling van het gebied tot

een industriedomein (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., 2009. 4- 18). De site van 35 ha

te Aalter was gelegen in het Noorden van de gemeente Aalter, in de provincie Oost- Vlaanderen,

vlak bij de Aalter- Brug. De site werd begrensd in het zuiden door het kanaal Gent- Oostende. De

archeologische waarde van de site werd bekend dankzij luchtfotografisch onderzoek uitgevoerd

door de heer Jacky Semey. Hij wees op de aanwezigheid van Bronstijdgrafcirkels, rechthoekige

en vierkantige structuren met een Romeinse datering, een Romeins wegtracé en restanten van een

Middeleeuwse motte.

Zoals zal blijken werden deze structuren ook aangetroffen bij het vlakdekkend opgaven van de

site Aalter- Woestijne door het archeologisch team van Raakvlak. In de jaren ‘70 werden echter

ook al prospecties gedaan door de heer Guy Van der Haegen.

Opgravingen werden gedaan door prof. dr. Jean Bourgeois in 1989 en 1990 waarbij sporen uit het

Neolithicum/ Vroege Bronstijd werden aangetroffen en onderzocht (Bourgeois J., Rommelaere

J., 1991, p. 76- 81). Deze opgravingen legden een rechthoekige gracht uit de 3de eeuw v. Chr.

bloot met een klein aangrenzend monument en parallel twee palenrijen en enkele graven. Ook 

werd een deel van het Romeinse wegtracé met greppeltjes en karrensporen aangetroffen. De heer

Van Vooren ontdekte op zijn beurt Middeleeuwse sporen, paalsporen, grachten, silex artefacten

en een circulaire gracht die mogelijk het restant van een grafheuvel was (Van Vooren E., 1983, p.

50-52).

Page 21: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 21/53

21

Tot slot kent niet alleen het opgravingsgebied te Aalter- Woestijne een lange voorgeschiedenis

van archeologisch onderzoek, maar ook de nabije omgeving is hiervoor gekend (Van de Vijver

M., Reniere S., Keppens K., 2009, p. 12 -36). Zo kwamen er gedurende tientallen jaren van

archeologisch onderzoek, veld- en luchtfotografische prospecties, menig sporen en structuren aan

het licht, stammende uit de Steentijd tot de Post- Middeleeuwen. Omdat decennia’s van

onderzoek hier niet volledig kunnen besproken worden, zal hier enkel worden gezegd dat de

reeds gekende archeologische en historische gegevens uit deze regio niet in tegenspraak zijn met

de vooronderzoeken en verwachtingen van de opgravingen op de site van Aalter- Woestijne zelf.

Door de voorgeschiedenis van de site en aan de hand van de luchtfotografische prospecties werd

dan ook besloten om het terrein te onderwerpen aan archeologisch vooronderzoek in de vorm van

boor- en proefsleuven onderzoek. Er werden drie proefsleuven uitgevoerd in de bedreigde zones

volgens een grid uitgezet door een landmeter. Dit grid bestond uit lijnen om de 30 m, parallel aan

elkaar en met een tussenafstand van 15 m, aangevuld met een kijkvenster indien vereist. Het

booronderzoek vond plaats in een verspringend driehoeksgrid van 30 op 30 meter, ook uitgezet

door een landmeter. Tijdens het onderzoek werd beslist om bij de aanwezigheid van een relatief 

goed bewaarde podzol bodem, bepaalde zones archeologisch af te boren om op deze manier zo

goed mogelijk volledig bewaarde bodemprofielen te kunnen bestuderen. De bodem bleek te

variëren in de verschillende zones en percelen. Dit is dan ook de reden waarom hieronder een

korte analyse gemaakt wordt van de bodemkundige gesteldheid en de resultaten van de

vooronderzoeken per zone.

Zo bestond Zone 1 uit een ploeglaag van 30 tot 40 cm. (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens

K., 2009, p.30- 69) Er was een zandrug die aan beide zijden geflankeerd werd door de aanzet

van een depressie, met soms een zandige verhoging. In het westelijk deel van de depressie was

een podzol bodem merkbaar. Hier werden 125 boringen uitgevoerd in een verspringend

driehoeksgrid van 10 op 10 meter, hoewel boring 1 en 125 niet konden worden voltrokken. Hier

bleken zes boorpunten veelbelovend te zijn. Rond deze plaatsen werden bijgevolg nogmaals 35

boringen uitgevoerd in een verspringend driehoeksgrid van 5 op 5 m. In het oostelijk deel van de

depressie van deze zone werden 88 boringen uitgevoerd, opnieuw in een verspringend

driehoeksgrid van 10 op 10 m.

Page 22: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 22/53

22

In Zone 1 werd echter naast boringen ook proefsleuven onderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat

in het zuidwesten van deze zone restanten van een grafheuvel uit de bronstijd, begrensd door een

enclos, gesitueerd waren. Verder werd er een dubbele gracht aangetroffen. Mogelijk gaat het hier

opnieuw om een enclos of een rituele landschapsmarkering. Anderzijds kan het ook gaan om een

vervolg van een Romeins wegtracé. Centraal in deze zone werden enkele grachtjes aangetroffen.

Het zou hier mogelijk gaan om oude perceleringsgrachten of opnieuw om de verderzettingen van

een Romeinse weg. In het Oosten van deze zone werden enkele laatmiddeleeuwse sporen

aangetroffen en een greppel met erbinnen vier paalsporen. Ook hier betrof het een mogelijk 

enclos, of een gebouwplattegrond met standgreppel. Door deze vondsten werd besloten om voor

deze zone over te gaan tot vlakdekkend opgraven.

Zone 2 omvatte gedeeltelijk een boomgaard en werd op bepaalde plaatsen doorbroken door de

gekanaliseerde Woestijnbeek. Deze bestond hier uit een zandlemige bodem, waarbij tussen de

ploeglaag van 45 cm en de zandbodem er zich een lemige tot kleiige laag bevond. Ook in deze

zone werd proefsleuvenonderzoek gedaan. Hier werden de restanten van een mogelijke motte

aangesneden, en dankzij enkele vondsten uit de bijhorende gracht kon deze structuur gedateerd

worden in de 15de of de 16de eeuw. Verder werden er nog enkele omringende grachtsystemen

aangetroffen. Ook hier werd aangeraden om deze zone vlakdekkend op te graven, deels

gemotiveerd doordat men de evolutie van de motte en het hof van de heren van Woestijne wou

onderzoeken. Uit historische bronnen is slechts weinig geweten over dit bouwwerk. Enkel een

document uit 1530 vermeldt ‘thoudecasteel’ op een ‘motte’, wat doet vermoeden da het kasteel

slechts een hondertal heeft bestaan. Mogelijk hield de afbraak van het kasteel verband met de

oorlog van Maximiliaan van Oostenrijk met de Vlaamse steden.

In deze zone werden 412 boringen uitgevoerd in een verspringend driehoeksgrid van 5 op 5 m,

langs een aanwezige grote depressie.

Uit het onderzoek bleek dat Zone 3, dat gebruikt werd als akkerland, bestond uit een ploeglaag

van 37 cm. Tussen deze ploeglaag en de moederbodem bevond er zich een alluviaal pakket en

een ovale depressie die de mogelijk aanwezigheid van een podzolbodem suggereerde. Op

sommige percelen die als weigrond werden gebruikt omdat drainage hier minder goed mogelijk 

was, was er meer leemgrond in deze zone.

Page 23: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 23/53

23

Ook in Zone 3 werd proefsleuven onderzoek gedaan (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K.,

2009, p. 66-73). Zo kwamen er verschillende monumenten uit de Metaaltijd aan het licht,

waaronder de restanten van een groot en een klein Bronstijd grafcirkel exemplaar, te plaatsen in

een funeraire en/of rituele context. Ook kwamen er sporen van rechthoekige structureren aan het

licht, die waarschijnlijk deel uitmaakten van het ¨Prehistorisch landschap dat doorliep naar Zone

1. Ook de Romeinse weg van zone 1 kent in dit perceel zijn verder verloop. Doorheen deze zone

werden tot slot concentraties van sporen waargenomen. Het bleek hier voornamelijk om kuilen,

paalsporen, grachten en karrensporen te gaan. De samenhang van deze sporen met het Romeinse

wegtracé, de nederzettingssporen en met het rituele landschap zou verder onderzocht worden

door het uitvoeren de vlakdekkende opgraving.

Tot slot bleek Zone 4, dat gebruikt werd als weide, een gelijkaardige bodem te hebben als zone 2.

Ook hier bevond er zich tussen de ploeglaag en de zandige moederbodem een leemkleiige tot

kleiige oranje/ donkerbruin gekleurde laag van ongeveer 30 cm. De aanwezigheid van een

zandige moederbodem bestaande uit reducerend grijs zand wees op een hoge watertafel. Ook in

deze zone werden proefsleuven getrokken. De onderzochte zone leverde echter slechts een lage

densiteit van sporen op zijnde drie grachten, een mogelijk overblijfsel van recente leemwinning

en andere kleine sporen. Deze waren echter niet dateerbaar en kenden geen ruimtelijke

samenhang onderling of in relatie tot de sporen van de andere drie zones. Hierdoor werd op deze

zone besloten niet vlakdekkend op te graven.

Page 24: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 24/53

24

Werkomstandigheden en logistieke organisatie

SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF 

De opgraving van het Sint- Romboutskerkhof kende dagelijks een aanvang om 8h, met een

lunchpauze van een half uur omstreeks 12h en eindigde ongeveer om 17 h. De eerste dag op de

opgraving werd uitleg gegeven over de geschiedenis van de site door de leiding gevende

archeologe genaamd Silvia De Puydt.

Katrien van de Vijver op haar beurt legde uit hoe de skeletten bloot moesten worden gelegd en

hoe ze moesten worden geregistreerd en gefotografeerd. Na nog een korte les over de anatomie

van de skeletten, en een DNA speekseltest8, begon de werkdag.

Bij deze opgraving was al het benodigde materiaal te vinden in een keet die direct grensde aan desite, wat een hoop tijd bespaarde op het vlak van materiaaltransport. Ook de toiletten en

opslagbunker bevonden zich direct naast de site. De stadsdienst van Mechelen voorzag het

nodige materiaal voor de archeologen en arbeiders, hoewel van de studenten werd verwacht dat

zij zelf regenkledij, veiligheidsschoenen en handschoenen meebrachten. Dit bleek nodig te zijn

door de wisselende weersomstandigheden waarin soms werd opgegraven tijdens de stage.

Vermeldenswaardig voor deze site zijn wel de extra instrumenten die nodig waren om de

skeletten op te graven.

Zo werden naast tandenborstels ook theelepels, soeplepels, ijzeren pennetjes, vuilblikken,

verfborstels, tandartseninstrumenten en andere materialen gebruikt om op delicate wijze de

restanten bloot te leggen (Roberts C.A., 2009, p. 74).

Omdat de site van het Sint- Romboutskerkhof zich in het centrum van de stad bevond en omdat

het om een funeraire context ging die met respect diende te worden behandeld, werd besloten om

de site deels af te schermen van het publiek aan de hand van hekken met afdekkingshoezen. Dit

gebeurde onder druk van enkele stadsbewoners, die het toch wat choquerend vonden om de

sk eletten ‘open en bloot’ te zien.

8 Dit gebeurde om het DNA van de opgravers niet te verwarren met deze van skeletten en om deze DNA stalen uit

te sluiten bij de analyses

Page 25: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 25/53

25

Al de skeletten en vondsten werden hierdoor ook in zakken geplaatst en op het einde van de

werkdag oftewel in de opslagbunker geplaatst, oftewel in het graf waaruit ze afkomstig waren,

waarna deze graven werden afgedekt met folie. Deze methodes dienden echter ook om de

vondsten te beschermen tegen de weersomstandigheden én tegen diefstal.

SITES VAN RAAKVLAK 

De sites die werden bijgewoond in de omgeving van Brugge hadden dezelfde

werkomstandigheden en logistieke organisatie, daar zij allen door de archeologen van Raakvlak 

werden geleid. De werkdagen kenden een aanvang om 8 h, met een lunchpauze van een half uur

om 12 h en eindigden naargelang de weersomstandigheden omstreeks 17 h. Bij aanvang van de

werkdag werd van de leidinggevende archeologen, de arbeiders, de studenten en de vrijwilligers

verwacht dat zij aanwezig waren op Raakvlak, de Intergemeentelijke Dienst voor Archeologie inBrugge en Ommeland, gelegen te Komvest 45, 8000 Brugge. Van hieruit werd dan vertrokken

naar de toegewezen sites. Voordat de opgravingcampagnes van start gingen, werd de eerst dag

een korte vergadering gehouden, waar informatie aan de studenten werd verschaft over de sites,

en de arbeiders en collega archeologen werden voorgesteld. Ook werden dan de nodige

administratieve documenten ondertekend. De hierop volgende dagen werd ook telkens een korte

‘staff meeting’ gehouden, tijdens dewelke de invloed van de weersomstandigheden op het werk 

en de verdeling van het team van arbeiders, studenten en vrijwilligers, werden besproken. Ook 

werd iedere ochtend overlegd wie er de meeste behoefte had aan de kraan en de kraanman en wie

de theodoliet nodig had. Van de studenten werd verwacht dat zij zelf een aantal benodigdheden

meebrachten, zoals een truweel, laarzen, regenkledij en veiligheidsschoenen met ijzeren tip.

Raakvlak voorzag helmen en handschoenen voor de archeologen, studenten, arbeiders en

vrijwilligers, samen met het overige benodigde materiaal. Na de dagelijkse korte vergadering

werd het materiaal omstreeks 8 h 15 in de busjes van Raakvlak geladen, waarna de teams

vertrokken naar de hun toegewezen sites. Omstreeks 8 h 40 kwamen alle teams aan op de sites,

waarna de eerste dag een korte rondleiding door de leidinggevende archeologen werd gegeven

aan de studenten. De hier op volgende dagen werd bij aankomst op de site onmiddellijk het

materiaal uit de busjes geladen en naar de site gebracht.

Page 26: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 26/53

26

Raakvlak voorzag in al het benodigde materiaal om de opgravingen zo vlot mogelijk te laten

verlopen. Door de weersomstandigheden waarin werd opgegraven, bleken pompen echter wel een

essentieel onderdeel van de uitrusting te zijn om zowel de stedelijke als de landelijke

opgravingen tot een goed einde te brengen. Op de sites werd gebruikt gemaakt van verschillende

types (dompel)pompen om het water op de vloeren van de stedelijke site te kunnen

minimaliseren, maar ook om te Sijsele bijvoorbeeld waterputten te kunnen leegpompen.

Het materiaal gebruikt bij de reconstructie van het Hallenhuis was echter totaal anders dan deze

van op de andere archeologische opgravingen. Hier bestonden de basismaterialen uit kruiwagens

voor de aanvoer van stro en klei, emmers en gieters voor de aanvoer van water, schoppen voor

het maken van mengputten en om de klei op te scheppen, doeken om de klei op te leggen en

bijlen voor het hakken van het hout en de takken. Ook handschoenen werden voorzien, wat zeer

nuttig bleek te zijn als bescherming tegen het koude weer. De gebruikte grondstoffen bestonden

uit natuurlijke materialen, zijnde dragende elementen en ankerbalken, schoren, wanden uit hout

en/of vlechtwerk, bestreken met klei en een rieten dak met dakpannen. Alle gebruikte hout was

eikenhout, behalve de middelste daksparren van het huis, die in dennenhout werden uitgevoerd.

Alle sites hadden echter twee dingen gemeenschappelijk, namelijk de aanwezigheid van een

beschutte ruimte en een toilet. Bij de stedelijke opgraving van de Langerei, bestond de beschutte

ruimte uit de lunchkantine van het kadaster, dat ter beschikking werd gesteld aan de archeologen.

Op de site van de Jeruzalemstraat kon beschutting worden gezocht en kon worden geluncht in een

deel van de rijwoningen die nog niet waren afgebroken door de bouwfirma. Bij het Hallehuis kon

geluncht worden in de kantine van het OCMW.

De situatie te Sijsele was volledig anders; hier bestond de beschutte ruimte uit een gehuurde keet,

waar ook een deel van de plannen en materialen tijdelijk werden opgeborgen bij slecht weer. In

elk geval waren de werkomstandigheden, op de sites geleid door Raakvlak, zeker voor wat betreft

veiligheid, efficiëntie en organisatie, volgens de gezette normen. Het enige wat voor problemenzorgde was het weer en dan voornamelijk door de helse combinatie regenwater en stijgende

grondwater. De site van de Jeruzalemstraat kende een vroegtijdig einde doordat het grondwater in

een zodanig tempo steeg dat opgraven onmogelijk werd.

Page 27: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 27/53

27

Ook bij de Langerei bemoeilijkte het water de opgraving, doch hier kon de site worden afgewerkt

doordat de opgraving deels bestond uit verschillende compartimenten die afzonderlijk konden

onderzocht en leeggepompt worden.

SITE VAN AALTER- WOESTIJNE 

Bij aanvang van de stage op de opgraving te Aalter- Woestijne, werd de eerste dag een korte

presentatie gegeven door Mieke van de Vijver over de voorgeschiedenis en de te verwachten

resultaten van de opgraving. De werkdag begon om 8h, doch van de studenten werd verwacht dat

zij eerder op de site waren, zodat zij zich konden verkleden en hun werkkledij konden

aantrekken.

Op deze site lagen de keet, het toilet en de opslagruimte echter op een redelijk grote afstand van

het eigenlijke opgravingsterrein. Omdat het materiaal drie maal daags moest worden aan en

afgevoerd, namelijk ochtends, tijdens de lunch en op het einde van de werkdag omstreeks 16 h

30, was dit een tijdrovende karwei. De site zelf was echter makkelijk bereikbaar door de

aanwezigheid van een verharde baan van de keet naar de opgraving zelf.

Al het nodige materiaal was op de site en in de opslagruimte aanwezig, en ook op deze site werd

van de studenten verwacht dat zij de veiligheidsnormen in acht namen en veiligheidsschoenen

droegen. Ook werd aangenomen dat iedere student wel een eigen truweel had en deze dan ook 

meebracht naar de site voor persoonlijk gebruik. Uit eigen ervaring is geweten dat er ook een

goede EHBO kit aanwezig was op de site en dat de gekwalificeerde archeoloog voor eerste hulp

ook meer dan capabel was. De afstand die moest worden afgelegd van de site tot de keet met de

kit in hand, of omgekeerd met een ‘gewonde’ zou toch wel een factor kunnen zijn dat bij zware

ongevallen tot een probleem zou kunnen leiden.

Naast een eerste hulp verantwoordelijke, waren er nog een aantal bijkomende functies die de

verschillende leidinggevende archeologen op zich namen. Zo was er een

materiaalverantwoordelijke, een studentenverantwoordelijke, en een lunchverantwoordelijke, die

werden aangesteld via een beurtrolsysteem. De materiaalverantwoordelijke hield een inventaris

bij van het materiaal en stelde wekelijks een lijst op met de benodigdheden die moesten worden

aangevuld.

Page 28: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 28/53

28

De studentenverantwoordelijke fungeerde als aanspreekpunt voor de studenten en was

verantwoordelijk voor het verdelen van de taken aan de studenten. De lunchverantwoordelijke

tenslotte zorgde elke vrijdagmiddag voor het wekelijkse gezamenlijke hapje op de site, zoals

frietjes of chinees eten, wat de sfeer in de groep zeker ten goede kwam.

Beschrijving van de veldwerkactiviteiten en de gevolgde opgraving- en prospectiemethode

SITE VAN HET SINT ROMBOUTSKERKHOF 

Bij de aanvang van de opgraving werd zoals op de meeste opgravingen per vlak stratigrafisch

laag per laag opgegraven. Elke dag werd de theodoliet uitgezet en de daghoogte genomen. Omdat

het hier om een funeraire context ging, moest er echter niet gewoon geschaafd, aangeduid,

gecoupeerd, gefotografeerd en getekend worden, maar moest er ook rekening worden gehoudenmet anatomische verbanden. Zo hingen de opgravingmethodes die werden toegepast af van het al

dan niet aantreffen van skeletten in structurele verbanden. Indien men bij het opgraven op

menselijke resten stootte, moest er voorzichtig verder worden opgegraven met een truweel totdat

er weerstand werd waargenomen of totdat de resten van het menselijk lichaam zichtbaar werden.

Hierbij moest men zoveel mogelijk rekening houden met de ‘natuurlijke’ en schijnbare oriëntatie

van het lichaam en de aarde in de lijn van het lichaam verwijderen. Enkel de bedekkende

grondlaag mocht verwijderd worden, het skelet moest nog in zijn aangetroffen positie stabiel

blijven liggen totdat het volledig geregistreerd kon worden. De botten mochten dus niet

‘ondergraven’ worden. 

Bij het opgraven moest worden gelet op een aantal zaken die de opgravingprocedures konden

bemoeilijken zoals overlappende of overschrijdende skeletten. Ook moest worden rekening

gehouden met het mogelijk aantreffen van kinderen, baby’s en voet of handbeentjes.

De botfragmenten van deze zijn allen zo fragiel en zo klein, dat ze snel vernietigd of verstoord

konden worden bij onvoorzichtig opgraven. Ook de ribben van een skelet moesten door hun

kwetsbare bestendigheid voorzichtig worden behandeld. Foetussen werden door Katrien zelf 

opgegraven, daar deze resten enorm kwetsbaar waren, wat maakte dat hen onderzoeken een heel

delicaat werk was, waarvoor heel wat ervaring vereist was.

Page 29: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 29/53

29

Bij de blootlegging van een skelet moest steeds de conditie van de restanten onder invloed van

verschillende bodemkundige processen in acht worden genomen. Niet alleen kunnen deze

processen leiden tot verstoring en verplaatsing, maar ook tot sterke aftakeling. Verder heeft de

bodem een grote invloed op de zichtbaarheid van de skeletten. In de oudere stratigrafische lagen

waren de aftekeningen van de kiststructuren (indien aanwezig) veel duidelijker zichtbaar dan in

de jongere lagen.

Nadat de skeletten voorzichtig en met precisie-instrumenten werden blootgelegd en de laatste

grondkruimels ervan verwijderd waren, kon het skelet en de eventueel aanwezige spijkers en

kistaftekeningen worden geregistreerd. Het registreren begon bij het fotograferen. Eerst zocht

men op de fotolijst welk nummer het skelet moest krijgen, en zocht men op het grondplan in welk 

vlak en laag het skelet lag, waardoor men het spoornummer achterhaalde. Hierna werd deze

informatie, samen met de datum en de afkortingen die stonden voor de naam van de opgraving

van het Sint- Romboutskerkhof, op het fotobordje gezet. Ook werd met een kompas het Noorden

gelokaliseerd, en daarna de Noordpijl bij het skelet gelegd, duidelijk zichtbaar voor het fotobord.

Twee witgeverfde nagels werden aan de uiteinden van het skelet geplaatst. Deze dienden als

referentiepunt bij het digitaliseren en voor het opmeten en op plan tekenen van het skelet. De

foto’s moesten zo loodrecht mogelijk ten opzichte van het skelet worden genomen, en men moest

rekening houden met de lichtinval. Er mocht namelijk geen ‘slechte’ belichting te bemerken zijn

op de foto’s. Dit werd vermeden door het omhooghouden van zeilen om zo de skeletten volledig

in schaduw te hullen. Na het fotograferen werd een aanvang genomen met het invullen van het

skeletformulier9.

Dit gebeurde door eerst en vooral de aanwezige beenderen, zijnde schedel, ruggengraat met

wervels, ribben en torso gedeelte, armen, benen en voet- handbeentjes, aan te duiden op het

formulier en de datum, het spoornummer, het contextnummer en het fotonummer in te vullen.

Verder moest de naam van de opgraver worden ingevuld, en moesten eventuele sporen van

kiststructuren en vondsten, de aan- of afwezigheid van nagels, en de mogelijk genomen

bulkmonsters10 worden aangeduid.

9 Zie bijlage 

10 Op de site werden DNA, buikholte en pollen monsters genomen voor verdere analyse die zou worden

uitgevoerd door Pr. Don Brotwell van Universiteit York  

Page 30: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 30/53

30

Hierna kon men een aanvang nemen met de effectieve beschrijving van het skelet. Zo moest men

de oriëntatie aangeven waarin het skelet werd aangetroffen en de al dan niet aanwezige relatie tot

andere skeletten.

Volgend hierop werd de ligging van de beenderen besproken, wat uitleg verschafte over de

houding waarin de overledene begraven werd, of hoe zijn/haar restanten werden verstoord. Indien

beenderen met de voor hun boven of vooraanzicht werden waargenomen vanuit de 

wetenschappelijke positie, beschouwd men dit als beenderen aangetroffen met de anterieure zijde

zichtbaar. Het tegenovergestelde hiervan noemde men de posterieure zijde. Verder werd ook 

beschreven of beenderen aangetroffen werd in de dorsale (binnenzijde zichtbaar) of de laterale

(buitenzijde zichtbaar) positie. Hierna werd de positie van de schedel en het bekken onderzocht,

wat informatie verschafte over het geslacht en de leeftijd van het skelet. Zo is de vorm van het

bekken bij vrouwen meer U-vormig, in tegenstelling tot bij de mannen, dat meer V-vormig is

(Roberts C.A., 2009, p. 121-136). Om na te gaan of het aangetroffen skelet een zuigeling, kind,

adolescent of volwassene betrof werd gekeken naar de het feit dat de beenderen aaneengegroeid

waren of niet, daar in de pubertijd het kraakbeen van gewrichten wordt omgezet naar vaste

materialen. Hiervoor werd ook de grootte van de Femur (dijbeen), de Tibia (scheenbeen) en de

Humerus op te meten. Hiervoor moesten deze beenderen voorzichtig verwijderd worden, waarna

hun lengte met een meetlat, gehouden aan hun twee uiterste punten, werden opgemeten. De voet

en handbeentjes werden in aparte kleine zakken opgeslagen, met een verwijzing erop of het een

linker- of rechterhand- of voet betrof, daar deze moeilijk uiteen te houden zijn. De rest van de

beenderen gingen in een grote zaak, waaraan ook de kleine zakjes werden bijgevoegd, samen met

de eventuele monsters, vondsten en kaartjes met de datum, naam van de opgraving en opgraver,

type vondst, sectie en spoornummer, en verzamelwijze erop.

Nadat alle beenderen werden verwijderd, werd de hoogte genomen op de plaats waar de schedel,

het bekken en de voeten waren aangetroffen en verwijderd. Deze gegevens werden dan

herberekend in verhouding tot de genomen daghoogte en verschaften informatie over de

stratigrafische sequentie, context, ect.

Page 31: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 31/53

31

Tot slot werd de structuur en/ of de kistaftekening waarin het skelet werd aangetroffen op plan

getekend. Naast de vooraf vermelde witte nagels die zich aan de uiteinden van de skeletten

bevonden, werden nog twee punten langs beide zijden van de beide nagels gelokaliseerd die de

randen van de graven of de aangetroffen skeletten aangaven. Deze werden hierna op het

grondplan aangeduid. Verschillende types graven en verschillende onderlinge relaties werden

overigens op het grondplan aangeduid door middel van code- arceringen.

Op het einde van de dag werden de zakken met vondsten en de mappen met informatieve lijsten

opgeslagen in de container en in de keet, waarna ze uiteindelijk vervoerd werden naar het depot

van de stadsdienst voor verdere verwerking.

SITES VAN RAAKVLAK- LANGEREI EN JERUZALEMSTRAAT 

Op de stedelijke sites geleid door de archeologen van Raakvlak, konden door omstandigheden de

totale opgravingterreinen niet in hun geheel stratigrafisch laag per laag worden afgegraven en

onderzocht worden. De relatief kleine oppervlakte van de beide sites van de Langerei en de

Jeruzalemstraat leidde ertoe dat er weinig plaats was om de weggehaalde aarde te storten. Ook 

om diezelfde reden was het niet altijd even eenvoudig om met de kraan op de sites te werken.

Door de snelle stijging van het grondwater, bemoeilijkt door de nabijheid van de Reitjes en het

slechte weer tijdens de stage, moesten de sites dan ook in verschillende secties wordenopgedeeld. Dit gebeurde door het uitzetten van een meetsysteem. Voor het hoofdmeetsysteem

werden meer dan vier punten vastgelegd en ingemeten door een landmeter. Van hieruit werden

dan afgeleide punten gebruikt voor het uitzetten van lokale meetsystemen die werden bepaald

met behulp van een theodoliet en door het gebruik van de stelling van Pythagoras of de

sinusregel. Zo werd een rechthoekig grid raster uitgezet met piketten. Op de site van de Langerei

werd bij het opmeten een extra controle uitgevoerd door de meetlinten om te keren. Op deze

manier werd een zo klein mogelijke foutmarge geïncorporeerd bij het uitteken op plan.

Op de site van de Jeruzalemstraat was het uittekenen van het grid echter niet altijd zo evident,

door de grote verschillen in hoogte tussen de vaste punten en de opgegraven sporen. Om deze

euvel te overkomen werd op het veld op elk van twee punten van het lokale meetsysteem een

 jalon geplaatst, en in de werkput een derde jalon.

Page 32: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 32/53

32

Hierna werd de derde jalon zodanig verplaatst totdat deze op één lijn kwam te staan tussen de

andere twee jalons. Op deze manier kon het lokale meetsysteem worden overgenomen in de

werkput.

Na het uitzetten van het meetsysteem werd het vlak opgeschaafd om te sporen zichtbaar te

maken. Hierna werden de structuren en sporen aangeduid op het vlak, waarna ze werden

ingetekend en ingekleurd op het plan met een schaal van 1/50ste. Nadat de aangetroffen sporen

werden aangeduid en het vlak werd afgewerkt, werden hoogtemetingen uitgevoerd. Hiervoor was

een vast punt bepaald, met een gekende hoogte boven de zeespiegel. De metingen werden altijd

gebaseerd op dit gemarkeerde referentiepunt. De vaste hoogte van dit punt werd opgeteld met de

dagelijks opgemeten hoogte van de theodoliet, wat men de daghoogte noemt. Dit moest gebeuren

aangezien de theodoliet dagelijks een andere plaats kreeg toegewezen in functie van de sporendie men wou opmeten, waardoor de hoogte van de theodoliet dus dagelijks veranderde. Hierna

werden de sporen en structuren opgemeten, meestal op hun centraal punt, daar zij te klein waren

om op meerdere plaatsen op te meten en zij maar één hoogte kenden. Dit gaf informatie over de

stratigrafie van de structuren en hun sequentie. De metingen werden dan genoteerd op een

formulier, waarna werd overgegaan tot het couperen van de sporen. Nadat de sporen gecoupeerd

waren, werd bij elk spoor het profiel onderzocht, ingetekend op een schaal van 1/20ste,

ingekleurd per laag en beschreven per laag. Bij het aantreffen van structuren zoals muren of 

vloeren, werden deze apart beschreven op een hiervoor voorzien formulier en werd onder andere

bepaald welk verbanden in het metselwerk er tussen de stenen was (Spruyt, van Manthem, de

Does B.V., 1996, p.8).

Er werd ook een foto genomen van elk aanwezig spoor en structuur, waarbij men op een fotobord

de naam van de site, het spoornummer en de datum vermelde. Ook werd het Noorden via een

Noordpijl aangeduid voordat men de foto nam. Indien er vondsten werden aantroffen, werden

deze in zakjes verzameld en vergezeld van kaartjes met hierop het spoornummer, datum, zone en

de naam van de opgraving. Specifiek hierbij was dat glas met wat water in een zakje werd

gestoken, terwijl metaal onmiddellijk zo luchtdicht mogelijk in een zakje werd gestoken. Van

houtskool en kalk werd een monster genomen.

Page 33: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 33/53

33

Soms werden er ook stalen voor pollenanalyse of zeefstalen genomen voor de analyse van

visgraatjes, pitjes of botmateriaal. De vele vondsten van organisch materiaal kenden een goede

bewaring door de hoge watertafel op deze sites. Dit aangetroffen organisch en plantaardig

materiaal gaf de archeologen de kans om onder andere aan dieetreconstructies te doen of om

veenvorming vast te stellen.

Elke dag werden de vondsten en plannen meegenomen naar Raakvlak. Het materiaal bleef ter

plaatse, waar het werd opgeslagen in een van de aangrenzende leegstaande ruimtes die werden

afgesloten door de leidinggevende archeoloog.

SITE VAN RAAKVLAK- HALLENHUIS 

Op de site van het Hallenhuis bestonden de veldwerkactiviteiten uit het reconstrueren van een

hallenhuis. In een eerste fase werden de dragende elementen en de ankerbalken door specialisten

aangebracht. Hierbij moesten schuin geplaatste schoren aan de lange zijden van het hallenhuis

voorkomen dat het gebouw in een verder stadia schuin zou wegzakken. Verder werden, naar het

authentieke beeld van een hallenhuis, in de kopse kant en aan de zijkanten van het huis

deuropeningen voorzien. Hierna werd een eerste paar daksparren op de constructie geplaatst.

Zoals eerder vernoemd betrof alle gebruikte hout eikenhout, behalve de middelste daksparren, die

uit dennenhout bestonden. Dagelijks werd het stro besproeid met water, en werden de takkenerin gedrenkt. De klei mengeling die op de site gestockeerd werd, werd gebruikt als bepleistering

en als bindmiddel in combinatie met het stro. Dit gebeurde door in voor deze doeleinden

gemaakte werkputten, de klei en het stro te mengen, te kneden en te besproeien met water om de

elasticiteit en bindkrachten van het mengsel te verhogen. Tegelijkertijd werden de op voorhand

gespleten takken (om een groter contactoppervlak te voorzien) geplooid rond het framework van

het huis. Dit gebeurde via speciale technieken en vergde enige handigheid en kracht. Tot slot

werd dan het mengsel tegen de beide zijden van de met takken opgevulde muren van het

hallenhuis gesmeerd. Op deze manier werden de muren gecreëerd en werd er beschutting en

isolatie voorzien in het hallenhuis. Alles gebeurde zo veel mogelijk conform met de

bouwtechnieken die gebruikt werden bij een authentiek Merovingisch hallenhuis.

Page 34: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 34/53

34

SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE EN SITE VAN AALTER- WOESTIJNE 

De sites van Sijsele- Stakendijke en van Aalter- Woestijne worden in dit onderdeel samen

besproken, daar de opgravingmethodes voor deze sites gelijkaardig waren. Beide sites betroffen

landelijk gelegen sites, en verschilden daarom ook sterk met de stedelijke sites. Zo waren de

oppervlaktes van Sijsele- Stakendijke en Aalter- Woestijne veel groter dan deze van de Langerei

en de Jeruzalemstraat, wat een aanpassing in de opgravingmanier vereiste. Deze sites werden

opgedeeld in verschillende zones, en er werd tijdens de stageperiode op de site van Aalter-

Woestijne dan ook meerdere keren geholpen bij het uitzetten van een grid. Hierbij werd de

stelling van Pythagoras toegepast. Na het uitzetten van het grid, werden de sporen aangeduid op

de bodem, waarna ze werden ingetekend op het plan (op 1/50ste) en een volgnummer kregen.

Opvallend hierbij was de complexiteit van het analyseren van overschrijdende sporen en het

onderscheiden van recente versus oudere sporen. Na het tekenen op het grondplan, werd

overgegaan tot het afschaven van het oppervlak. Zo werd op de site van Aalter ook geschaafd in

navolging van de kraanactiviteiten, om een duidelijk overzicht te blijven behouden van het vlak 

en de sporen, en om de kraanman indien nodig bijkomende instructies te kunnen geven.

Nadat de sporen uiteindelijk geregistreerd waren, werd hun hoogte opgemeten en opgeschreven.

Anders dan bij de stadsarcheologische context was hierbij dat de opgemeten sporen aan hun

beginpunt, middenpunt en eindpunt werden opgemeten, daar het hier geregeld ging om grote

sporen, die bestonden uit verschillende hoogtes. De metingen werden dan genoteerd op een

formulier, waarna over werd gegaan tot het couperen van de sporen. Het schaven en couperen

gebeurde op de beide sites systematisch en nauwkeurig, waarbij duidelijk het onderscheid werd

geleerd tussen oude en recente sporen, en sporen en windvallen. Er moest worden gecoupeerd tot

op de moederbodem, zijnde een harde zandgrond te Aalter.

Wanneer een coupe gecoupeerd en gefotografeerd was, werd een aanvang genomen met het

tekenen (op 1/20ste) en beschrijven. Dit gebeurde op elke site anders. Op sommige sites werd een

uitgebreide beschrijving van elke stratigrafische laag gegeven, terwijl op andere voornamelijk de

hoofdkenmerken van de lagen werden besproken. Verschillend met de stadsarcheologie was ook 

dat op de sites te Sijsele en te Aalter de lagen niet werden ingekleurd, wat wel het geval was op

de sites van de Langerei en de Jeruzalemstraat.

Page 35: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 35/53

35

Dit had hoofdzakelijk te maken met tijdsgebrek, en omdat op de landelijk gelegen sites de

getrokken foto’s meestal veelzeggend genoeg waren.

Wanneer een coupe volledig afgewerkt was, werd met de registratie van de aangetroffen

vondsten een aanvang genomen. Er werd van de studenten verwacht dat zij laag per laag de

coupes maakten, zodat eventuele vondsten duidelijk in bepaalde stratigrafische lagen konden

worden geplaatst. Te Aalter werd verder geholpen met het zoeken naar vondsten in een afvalkuil.

Te Sijsele werd dan weer een waterput gecoupeerd en ‘geborgen’. Doordat op deze laatste site

nogal wat wateroverlast was, gebeurde dit niet zonder slag of stoot.

Bij de sites te Aalter en te Sijsele werd voornamelijk de nadruk gelegd op het vlakdekkend

afgraven, couperen en vlakintekenen van sporen, terwijl in de stadsarcheologische context meer

tijd werd besteed aan het intekenen van coupes, de vondsten en staalnames. Dit was vooral te

wijten aan de grootte van de sites, en de beschikbare tijd voor het onderzoek.

Stratigrafie, de structuren, vondsten en materiaalverwerking, resultaten en hun relatie tot

de vraag- en doelstellingen van de projecten

SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF 

Begin juni werd contact opgenomen met stagebegeleidster Sylvia Depuydt, met de vraag of er al

resultaten bekend waren van de archeologische onderzoeken op het Sint- Romboutskerkhof.

Spijtig genoeg was dit niet het geval, en is een uiteindelijke publicatie en rapportage pas gepland

voor eind augustus of begin september. Omdat dan ook nog geen resultaten van de opgraving

bekend waren bij het schrijven van dit stageverslag en ook maar een beperkte tijdsspanne aan de

opgravingsactiviteiten op deze site werd deelgenomen, wordt in dit onderdeel voornamelijk 

gesproken over de persoonlijke ervaringen op de site. Tijdens de aanwezige stagedagen op de

opgraving werd opgegraven in zone 2, van de 3 zones waarin de site noodzakelijkerwijs werd

opgesplitst door zijn grote omvang. De eerste skeletten die werden aangetroffen, bevonden zichongeveer 30 cm onder het oppervlak, doch werden verstoord door rioleringsbuizen etc. Tijdens

de stageweek werden in zone 2 echter graven aangesneden die zich ongeveer 2 meter onder het

straatoppervlak bevonden.

Page 36: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 36/53

36

Waarschijnlijk dateerden de skeletten die in deze stratigrafische laag werden aangetroffen uit de

11de

  – 12de

eeuw, maar dit kan nog niet met zekerheid worden verkondigd. De meeste skeletten

die in deze laag werden aangetroffen, bevonden zich wel in anatomisch verband. Hoewel de

skeletten zich niet in effectieve graven bevonden, noch zich in rijen in zoals bij de hedendaagse

gekende Westerse kerkhoven, werden wel veel van de menselijke resten aangetroffen in een

West- Oost oriëntatie. Tijdens de Middeleeuwen werden mensen voornamelijk begraven volgens

deze West- Oost oriëntatie, zijnde met het hoofd richting het Westen en de voeten richting het

Oosten. De verklaring hiervoor is te vinden in middeleeuwse teksten, waarin staat dat op de Dag

des Oordeels Christus zou verschijnen in het Oosten (Rahtz 1987, p. 4-5). Christenen werden dus

begraven met het aangezicht richting Christus. Dit was bijvoorbeeld ook het geval bij een

opgraving op het kerkhof te Utrecht. Op de opgraving te Mechelen werden echter ook graven

gevonden met een andere oriëntatie, waardoor er dus nog niet met zekerheid kan worden gezegd

dat de West- Oost windrichting de meest voorkomende oriëntatie was op deze site. De verklaring

hiervoor ligt bij het feit dat er verschillende factoren zijn die de graforiëntatie kunnen

beïnvloeden (Daniell C.,1991, p.147-149). Religieuze evenementen, de aanwezigheid van paden

of wegen en hun invloed op de zichtbaarheid van de graven, of de aanwezigheid van heilige

plaatsen, zoals kerken. Verder kwamen op het Sint- Romboutskerkhof niet alleen enkelvoudige

graven voor, ook dubbele, driedubbele en massagraven werden aangetroffen. Dit was

bijvoorbeeld ook het geval bij de opgraving op het pestkerkhof te Dendermonde (Archeonet,2011, Archeologen leggen pestkerkhof bloot te Dendermonde, internet ).

De meeste skeletten die tijdens de stageweek werden aangetroffen, lagen rug- of buikligs, met de

armen langszij en de benen parallel naast elkaar uitgestrekt. Soms werden de handen echter

gekruist over de borst aangetroffen, of uitzonderlijk boven het hoofd. Het was bij de meeste

skeletten dan ook moeilijk om te achterhalen of ze intentioneel in een bepaalde houding waren

begraven of niet. Veel van de aangetroffen skeletten werden in elk geval gevonden in houten

kistbegravingen, zoals de weinige houtrestanten, spooraflijningen en nagels bevestigden. Somswerden ook skeletten aangetroffen in uiterst vreemde houdingen. Dit werd veroorzaakt door het

ontbinden en invallen van de kist onder invloed van natuurlijke factoren, of door verzakkingen

veroorzaakt door het gewicht van de aarde.

Page 37: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 37/53

37

Zeker niet alle skeletten werden echter aangetroffen in kistbegravingen. In de Middeleeuwen

werden ook mensen begraven in lijkwades of in open grond, zoals ook de opgraving te Mechelen

bewijst.

De meeste skeletten die werden aangetroffen tijdens de stageweek, betroffen voornamelijk 

volwassen en jonge adolescenten, zoals bleek uit de analyse van de lengte van de beenderen en de

aan/afwezigheid van kraakbeen. Er werden zowel mannen als vrouwen aangetroffen. Tijdens de

stageweek werd ook een graf met losse beenderen en schedels gevonden, die niet in anatomisch

verband lagen (knekelput). Ook opvallend was de vondst van een vrouwelijk skelet met een

verhard tumorgezwel ter hoogte van de baarmoeder en de vondst van een persoon met

dwerggroei (Roberts C. A., Manchester K., 2010, p. 59-61). Deze laatste had een normaal ogend

bovenlichaam, terwijl de onderbenen duidelijk O- vormig waren en te klein in verhouding tot derest van het lichaam. Enkele andere ziektefenomenen die werden aangetroffen op de opgraving

waren syfilis, reuma en TBC. Ook breuken en rituele handelingen werden teruggevonden op de

skeletten. Zo werd op de opgraving een open gezaagde schedel gevonden, die bevestigde dat

chirurgijnen al in de Middeleeuwen onderzoek deden naar het menselijk lichaam.

Een andere noemenswaardigheid was de toestand van de tanden bij de skeletten. Hoewel de

tanden er ogenschijnlijk heel wit en gezond uitzagen, kon bij betere evaluatie duidelijk 

tandslijtage door stress worden waargenomen bij sommige skeletten (Roberts C.A., Manchester

K., 2010, p.65). Ook werden af en toe uitgevallen tanden en tanden met cariës aantasting

teruggevonden. Daar er in de middeleeuwen geen tandartsen waren en tanden werden getrokken

door de barbierchirurgijn, was de middeleeuwse mens aangewezen tot het gebruik van kruiden of 

spoelmiddelen voor de tandverzorging (Dienst Archeologie Mechelen, 2010, Beleef Mechelen:

Sint- Romboutskerkhof, internet). Niet alle skeletten hadden echter slechte tanden, daar in de

middeleeuwen weinig suiker in het dieet zat, waardoor de mensen bijgevolg minder kans hadden

op tandbederf.

Tijdens de opgraving werden ook een stukje textiel, wat haarlokjes, twee muntjes, wat aardewerk,

en een aantal metalen objecten zoals ringen, haarspelden en armbanden gevonden. Dat er niet

echt veel vondsten werden aangetroffen, viel te verwachten, daar het in de Middeleeuwen niet de

gewoonte was om de doden met objecten te begraven (Daniell C., 1991, p. 149).

Page 38: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 38/53

38

In het Christendom werden namelijk gewoonlijk geen grafgiften met de dode meegeven, daar dit

herinnerde aan de heidense praktijken van de Germanen en Kelten. Verder geloofde men dat de

overledene geen giften nodig had in de hemel, en was er door de heersende armoede absoluut

geen overaanbod van eigendom en mogelijke grafgiften. Naar het einde van de opgraving toe

werd nog een loden pauselijke zegel van Urbanus IV gevonden. Uit de aanwezigheid van de

letters UR BANUS PP (Papa Patria) IIII, op de ene zijde, en een afbeelding op de andere zijde

van de Heiligen Petrus en Paulus, blijkt dat het hier ging om een zegel van uit de tijd van

Urbanus IV, die paus was in de periode van 1261 tot 1264.

Hoewel de opgraving dus zeker en vast het gehoopte grote aantal skeletten vrijgaf en er heel wat

informatie uit deze vondsten zal worden verkregen over het leven van de Middeleeuwse mens,

werden geen resten van de Sint- Romboutskapel teruggevonden.

SITE VAN DE LANGEREI 

De opgraving in de Langerei gebeurde in 2 fasen. In de eerste fase werd het oostelijk deel van de

tuin onderzocht. De natuurlijke ondergrond bestond hier uit een laag alluviale klei uit de Reie.

Een eerste ophopingspakket van 1, 60 m bevond zich boven deze dunne laag klei. Dit pakket

werd in de 13de eeuw in twee fasen opgehoopt om een oude waterloop te kanaliseren en zo het

gebied klaar te maken voor bebouwing. Boven dit pakket bevonden er zich drie bewoningslagen,

waarvan de oudste dateerde uit de 14de

  –  15de

eeuw. In deze laag werden twee vloeren

teruggevonden, samen met drie haarden uit tegels en dakpanresten op hun zijde en funderingen

gemaakt uit groot formaat bakstenen, gezet in Vlaams verband. Deze grote bakstenen werden ook 

wel Brugse moefen genoemd, en werden gekenmerkt doordat hun lengte tweemaal hun breedte

is.

Tegen één van bovengenoemde funderingen werd een 15de eeuwse bronzen grape teruggevonden,

waarvan enkel het ijzeren hengsel sterk gecorrodeerd was. Uit de aanwezigheid een stuk bronsdat door middel van bronzen klinknageltjes was vastgezet aan de binnenzijde van de pot, kon

worden afgeleid dat de grape gerepareerd moet zijn geweest. De reparaties gedaan aan de

kogelvormige, ronde pot die op drie poten staat, wijzen er mogelijk op dat de grape lang in

gebruik is geweest, en dat het hier ging om een rijker huishouden.

Page 39: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 39/53

39

In dezelfde stratigrafische laag waarin de grape werd aangetroffen, werden ook enkele bronzen

munten daterende van de 13de

tot de 16de

eeuw ontdekt.

De tweede laag die werd aangetroffen werd gedateerd omstreeks de 16de

eeuw. Dankzij deze laag

kon duidelijk de link worden gelegd met de verschillende verbouwingen die hebben

plaatsgevonden aan het Huis van de Caorsijnen. De verschillende haardvloeren die werden

aangetroffen bleken boven elkaar te zijn geplaatst om gebruik te kunnen maken van eenzelfde

aanwezige schouw. In deze bewoningslaag werden naast enkele haarden ook vloeren

aangetroffen. De vloeren bestonden uit recuperatiemateriaal, zijnde in dit geval gedecoreerde

slibversierde tegels. In de centrale ruimte van het huis kon het oorspronkelijke dambordpatroon

van donkergroene en okergele vloertegels worden gereconstrueerd. Op deze vloer werden verder

drie laatmiddeleeuwse muntjes gevonden. Er was echter geen duidelijk bewijs merkbaar van deverbouwingen die volgens de historische bronnen werden uitgevoerd in de 18de eeuw,

waarschijnlijk omdat deze restanten werden uitgebroken. In de tweede fase van het onderzoek,

waarbij de rest van de tuin werd onderzocht, werden wel restanten van de vele verbouwingen

aangetroffen. Aan de achterzijde van het gebouw werden de restanten van drie verschillende

achtergevels ontdekt, waarvan de oudste grotendeels werd uitgebroken. Net als in zone 1 werden

ook hier vele kamers ingedeeld in kleinere ruimtes. Dit kan worden afgeleid uit de vele dunne

recuperatiemuren, die geen dragende functie hadden.

In de tweede fase van het onderzoek werd de rest van de tuin onderzocht, zijnde de achterzijde

van het Huis van Caorsijnen. Hier bestond de moederbodem opnieuw uit een kleipakket,

waaronder zich een veenlaag en het Pleistocene zandpakket bevond. In het veenpakket werden

takkenresten aangetroffen, terwijl in de kleilaag op een ophopingspakket van 1,60 m werd

gestoten. In dit ophopingspakket werd een Romeinse terra sigillata scherf gevonden. Ook werden

hier twee tonwaterputten gevonden, die op ongeveer 3 m van elkaar gebouwd waren en

bestonden uit hergebruikte houten tonnen. Van de oudste waterput was slechts 30 cm bewaard

aan de onderzijde, en deze ton was bovendien waarschijnlijk niet diep genoeg gebouwd om

voldoende water te kunnen bevatten. De jongere en diepere put was 1 m dieper geplaatst en was

veel beter bewaard. Aan de hand van het materiaal afkomstig uit de putvullingen werden beide

waterputten gedateerd in de Middeleeuwen.

Page 40: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 40/53

40

Op de site werd ook een postmiddeleeuws afwateringssysteem gevonden. Het betrof hier een

bakstenen riool, die het afvalwater rechtstreeks naar de Langerei transporteerde.

In het alluvium werd echter geen archeologisch materiaal aangetroffen. Van de laatmiddeleeuwse

en middeleeuwse bewoningslaag werden slecht weinig oorspronkelijke funderingen gevonden.

Zo werd er wel een middeleeuwse fundering bestaande uit spaarbogen aangetroffen. Deze

funderingen liepen allen door tot op de hardere Pleistoceen zandlaag, 4 m onder het huidige

straatoppervlak.

SITE VAN DE JERUZALEMSTRAAT 

Hoewel het vooronderzoek liet vermoeden dat de site van de Jeruzalemstraat een veelbelovende

opgraving zou zijn, kon door de slechte weersomstandigheden slechts tot 175 cm wordenopgegraven. De opgraving werd uitgevoerd in twee fasen, waarbij telkens steeds één van beide

helften van de tuin werd onderzocht. Deze helften werden tweemaal verdiept. Alle aangetroffen

structuren waren te dateren in de 14de

tot de 16de

eeuw en bevonden zich juist onder een

ophopingspakket van puin. De afzegeling door dit puinpakket zorgde ervoor dat de verschillende,

meestal niet met elkaar in verband staande structuren, goed bewaard waren gebleven. Het was

dan ook mogelijk om een woonruimte af te bakenen aan te hand van twee aangetroffen

vloerresten en muuroverblijfselen.

Over de reeds bestaande vloer werd echter een nieuw loopvlak aangelegd, en omdat werden er

twee gekleurde mortellagen werden waargenomen, vermoedde men dat het hier zelfs om twee

opeenvolgende loopvlakken zou gaan.

In de laatmiddeleeuwse laag werden scherven en enkele metalen voorwerpen aangetroffen. Zo

werden er de volgende objecten aangetroffen: vier munten, waaronder twee Spaanse van de 16de

 

tot de 18 de eeuw , één koperen 16de

eeuwse rekenpening, een vingerhoed uit messing van

omstreeks het jaar 1600, een mandeliersgesp, een schoengesp met scheprosetversiering uit de

15de

of 16de

eeuw en een bronzen dekseltje van een sluit- of pijlgewichtbakje met puntcirkel

versiering uit de 13de

eeuw.

Page 41: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 41/53

41

SITE VAN HET HALLENHUIS 

Omdat in het geval van het Hallenhuis niet echt een analyse gemaakt kan worden van de

stratigrafie en de vondsten, wordt in de plaats hiervan in dit onderdeel wat uitleg gegeven over de

Merovingische bouwstijl, aangetroffen op opgravingen in onze streken. De Merovingischeperiode luidt in onze streken de vroege- middeleeuwen in.

Op basis van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) stellen we vast dat er in heel

Vlaanderen en omstreken slecht 111 concrete Merovingische sites zijn aangetroffen, waarvan er

maar een twintigtal bewoningssites omvatten. Daarvan konden er slechts tien als nederzetting

worden geïnterpreteerd. Dankzij archeologisch onderzoek van de sporen op deze sites, was men

wel in staat om een algemeen beeld te krijgen van een Merovingisch woonhuis.

Eerst en vooral wezen de sporen, die in verband te brengen waren met gebouwplattegronden,

erop dat het ging om eenvoudige gebouwen die in hout werden opgericht (Rozek J., 2009, p.1-

86). De clusters van sporen omvatten hier meestal paalkuilen en standgreppels. Verder ging het

om rechthoekige, éénschepige constructies met dwarse opdelingen. Voor deze hoofdgebouwen

werd als dakconstructie gebruik gemaakt van een zadeldak. Wellicht waren de wanden in

vlechtwerk opgebouwd, al is er in één geval wel sprake van een massieve houten wand. De

gebouwen werden van verschillende toegangen voorzien, zowel langs de korte als langs de lange

zijde. (Hollevoet Y., 1991, p. 181-196). Afwijkende plattegronden met een soort bootvorm zijn

evenwel ook gekend. De kern van zo’n constructie bestaat dan eigenlijk uit een drietal zware

grondgebinten die de volledige breedte van de constructie overspannen.

Het Hallenhuis te Sint- Andries werd dus duidelijk gebouwd in navolging van het archeologisch

onderzoek naar Merovingische bewoning in Vlaanderen. Dankzij de Nederlandse experten, kon

met verdere details zoals de te gebruiken houtsoort ook rekening worden gehouden. Het enige

wat niet volledig origineel was aan het hallenhuis, was de gebruikte kleisoort. Het

gereconstrueerde bouwwerk omvat voor de rest een authentiek hallenhuis op locatie, gestaafd

door archeologische onderzoek.

Page 42: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 42/53

42

SITE VAN AALTER- WOESTIJNE 

Het uiteindelijke opgravingsverslag van deze site is tot nog toe niet gepubliceerd. Wel wordt

aangenomen dat de oudste bodemsporen die werden aangetroffen op de site dateerden uit de

Bronstijd (Van de Vijver M., 2011, p 1-2). Het betrof twee circulaire grachten en de restanten van

twee bronstijdgrafheuvels,die voorheen bij de historiek van de opgraving al vernoemd werden.

De kleinste grafheuvel had een diameter van 6 m, terwijl de grootste grafheuvel een diameter had

van 17 m. Hier waren ook nog sporen van planken beschoeiing te zien. Dwars doorheen de eerste

zone liep verder een meer dan 100 m lange en 2,5 m brede gracht.

Voorts werd er in deze zone een restant van een Romeins wegtracé blootgelegd over een lengte

van meer dan 100 m, hoewel hier enkel de twee zijdelingse drainagegrachten met daartussen

enkele karrensporen bewaard waren (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., 2009 p. 5-63)

Uit de Romeinse tijd werd ook erf aangetroffen op de rand van de aanwezige zandrug. Dit erf 

besloeg een areaal van 70 op 85 m, en bestond uit een hoofdgebouw en een vier- en een

negenpalige spieker bij de aanliggende gracht. Net buiten deze gracht bevonden zich zes

brandresten graven, waarvan enkele een nis met bijgiften hadden die afstammen uit de Flavische

periode (69-96 n. Chr.). Ook werden op de site 12de eeuwse sporen van een drieschepige

gebouwplattegrond van ongeveer 13 bij 9 m aangetroffen. Dit gebouwplattegrond werd omgeven

door een smalle greppel en in de nabijheid ervan werden een aantal bijhorende erfstructuren

opgegraven zoals grachten, perceelsgrachten, waterputten en extractiekuilen. Sommige van de

grachten liepen parallel aan de Romeinse weg.

Op de site werden weinig vondsten aangetroffen. De aardewerkvondsten lieten echter wel toe het

voorgaand genoemde erf in het midden van de 12de eeuw te dateren. Verder werd ook 

gerecupereerde baksteen aangetroffen dat deel uitmaakte van een muurconstructie met trap. In het

zuidoostelijke deel van de gracht werd tot slot een organisch pakket aangetroffen waarin

aardewerk en vele dierenbeenderen werden gevonden. Opvallend hierbij was de aanwezigheid

van veel botten van jachtwild, voornamelijk edelhert, wat mogelijkerwijs wees op de adellijke

status van de bewoners van de motte.

Page 43: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 43/53

43

SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE 

Op de site te Sijsele werden verschillende archeologische ontdekkingen gedaan. Zo werden in het

Noorden van de site Romeinse sporen aangetroffen (Ryssaert C., De Gryse J. 2009/2010, p. 1-

25). In het Zuidelijk deel van de site werd dan weer een gedeelte van een landelijke

bewoningskern uit de Volle Middeleeuwen aangetroffen, dat al dan niet volledig door middel van

perceelsgreppels werd afgebakend. In deze bewoningskern, die Oost-West geörienteerd was,

overigens vier functionele wooneenheden ontdekt. Over de indeling van een eerste gebouw kan

op basis van het grondplan weinig geconcludeerd worden. Aanwijzingen voor een eventueel

stalgedeelte, noch duidelijke haardplaatsen, werden aangetroffen. Opvallend was wel de

aanwezigheid van een ondiepe depressie met houtskoolbrokken die mogelijk wees op de locatie

van een open haardplaats of een depositiekuil voor opgeruimde haardresten. In het noordelijke

gedeelte van de site werden extra paalkuilen en/of oversnijdende paalkuilen aangetroffen, wat

mogelijk wees op herstellingen of verstevigingen, en dus langdurig gebruik. Ook dienden de

extra paalkuilen mogelijk voor extra balken ter ondersteuning van een ankerbalk. Ten

noordoosten van dit gebouw werd een waterput aangetroffen, waarop geen sporen van een

bekisting werden gevonden.

Ten oosten van deze eerste woonzone wees een tweede functioneel afgebakend areaal met

plattegrond op de aanwezigheid van nog een gebouw, dat eerder geïnterpreteerd kon worden als

een schuur. Daarom wordt verondersteld dat dit deel van de site mogelijk in verband kon worden

gebracht met de verwerking en opslag van graangewassen. Het ging hier om een tweebeukig

gebouw met een noord-zuid oriëntatie. Onmiddellijk ten zuiden van dit gebouwplattegrond

werden verder twee elkaar oversnijdende waterputten aangetroffen, net zoals in het zuidoosten.

In beide zuidelijk gelegen putten werden sporen van houten bekisting aangetroffen, in

tegenstelling tot de voorgaande aangetroffen waterputten. In de zuidoostelijke put werden

restanten van een vlechtwerken bekisting gevonden.

In het meest oostelijke areaal van het centrale woonerf werd een derde palenconfiguratie

aangetroffen, bestaande uit opnieuw een Oost- West georiënteerd, tweebeukig gebouw met een

zogenaamd bootvormige plattegrond.

Page 44: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 44/53

44

Hierin werden geen bewijzen gevonden van haardplaatsen of andere structuren, doch aansluitend

bij de bootvormige plattegrond kwam wel een vierpostenspijker aan het licht.

In het Westen werd ten slotte nog een afgebakende functionele zone gevonden, die mogelijk in

verband kan worden gebracht met agricultuur, daar er in deze zone elf silo- achtige kuilsporen

werden aangetroffen. Deze kuilen werden duidelijk niet willekeurig aangelegd, daar ze ingeplant

werden in rijen, en daar ook bij de vulling van de kuilen sprake is van een zekere opzettelijke

systematiek. De aanlegdiepte van de kuilen gaat tot net boven de permanente grondwatertafel.

De gebouwplattegronden werden gedateerd in de periode van de 9de- 10de tot de11de-12de

eeuw. Het weinige vondstenmateriaal dat werd aangetroffen verwees naar de 11de tot de vroege

13de eeuw.

Page 45: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 45/53

45

Bibliografie

Andries T., 2010/2009,  Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof , Internet, 21 augustus 2011,

http://www.beleefmechelen.be/sintromboutskerkhof/b/weblog/archive/2010/03/12/de-mens-

achter-de-archeoloog.aspx (en andere artikels van desbetreffende blogger)

Arblaster P., 2006. A History of the Low Countries, Palgrave Maxmillan.

Archeonet, 2011. Archeologen leggen pestkerkhof bloot te Dendermonde, Internet, 21 augustus

2011, http://www.archeonet.be/?p=17574

Archeonet, Eerste opgravingsresulaten aan het Kadaster in Brugge, Internet, 21 augustus 2011,  

http://www.archeonet.be/?p=14603  

Archeonet, Nieuwe opgravingsresulatenen aan het Kadaster in Brugge, Internet, 21 augustus

2011, http://www.archeonet.be/?p=16869  

Bourgeois J., Rommelaere J., 1991. Bijdrage tot de kennis van het Meetjesland in de

metaaltijden. De opgravingen te Ursel (1985-1989) en Aalter (1989-1990) In: Appeltjes van het 

 Meetjesland 42, 59-88.

Daniell C., 1997. Death and Burial in Medieval England 1066-1550, Routledge.

Decock T., 2010. Gemeente Brugge: Raakvlak zoekt vrijwilligers,  Het Nieuwsblad , 21 augustus

2011.

Decraemer S., 2010. Verslag: archeologisch proefonderzoek t.h.v. de Jeruzalemstraat 17 te

 Brugge. 1-13, VIOE.

Decraemer S., 2010. Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster te Brugge,  Raakvlak-

 Nieuwsbrief , Raakvlak.

De Loë A., 1905: Rapport général sur les recherches et les fouilles exécutées par la société

pendant l'exercice 1903,  Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles 19, 129-188.

Devliegher L., 1975. De huizen van Brugge, Brugge, 194-201.

Page 46: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 46/53

46

De Witte H., 1987. Archeologisch jaarrapport 1985-1986:Rijkepijnder In: Vermeersche V. (ed.),

 Jaarboek 1985-’86. Stad Brugge stedelijke musea, Brugge, 99-103.

Eeman M., Kennes H., Mondelaers L., 1984 Inventaris van het cultuurbezit in België,

Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad In: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9N ,

Brussel, Gent.

Hollevoet Y., 1991. Roksem (Oudenburg, W.-VL.): vroeg-romeinse en Merovingische

nederzettingssporen,  Archeologie 1990, 48.

Hillewaert B., 2000: Een vroegmiddeleeuws nederzetting aan de Kosterijstraat (Korte

Molenstraat, Zandstraat, Pastoriestraat). In:  De Witte H.& Hillewaert B., Archeologische

 jaarrapport 1997-1999, Jaarboek 1997-99. Brugse Stedelijke Musea, 167-174.

Hillewaert B., 2010. Het Merovingisch Huis, Integratie van archeologische resultaten in het

nieuwe WZC Hallenhuis, Nieuwsbrief , Raakvlak.

Hillewaert B., Hollevoet Y., 2000. Andermaal Romeins en vroegmiddeleeuws langs de

Zandstraat te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen) In: Relicta 1, 121-140.

Hoorne J., Bartholomieux B., De Mulder G., De Clercq W., Ryssaert C., Berkers M., De Doncker

G., Iserbyt N., Klinkenborg S., 2008. Voorlopige resultaten van het preventief archeologisch

onderzoek te Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen): drie

Gallo-Romeinse erven. Romeinendag. Brussel 19-04-2008, 67-72.

Mostaert F., 1988. De geologische en morfologische gesteldheid van de brugse binnenstad. In:

De Witte H. (ed.), Brugge onder-zocht. Tien jaar stadsarcheologsich onderzoek , Brugge, 43-51.

Roberts C.A., 2009.  Human remains in archaeology: A handbook. Council for British

Archaeology.

Roberts C.A., 2010. The Archaeology of Disease: Third Edition. The History Press.

Robberechts B., 2010. Het archeologisch onderzoek van het Sint- Romboutskerkhof,  In:

 Nieuwsbrief 15, Stad Mechelen Dienst Archeologie Mechelen, 2-5.

Page 47: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 47/53

47

Rozek J., 2009.  De Merovingische bewoning in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-

 Brabant: Geoarcheologische benadering aan de hand van GIS- analyse en inventarisatie. Ugent 

thesis.

Ryckaert M., 1991. Historische stedenatlas van Belgie: Brugge, Brussel.

Ryssaert C., De Gryse J. 2009. Proefsleuvenonderzoek Sijsele- Stakendijke. VIOE.

Ryssaert C., De Gryse J. 2010. Proefsleuvenonderzoek Sijsele- Stakendijke Fase 2. VIOE.

Schelvis J., 1999. Verslag van het waarderinsgonderzoek aan resten van ongewervelden

afkomstig uit vijf bodemstalen van de opgraving Korte Molenstraat Sint-Andries/Brugge  In:

Scarab- report 63, Wirdum.

Soetaert P., 1974. De Berg van Charitate te Brugge, een stedelijke leenbank (1573-1795).

Bijdrage tot de geschiedenis van de kredietinstellingen in de Lage Landen. In:  Historische

uitgaven, reeks in-80 nr 40, Brussel.

Spruyt, van Mantegem, de Does B.V., 1996. Vakkennis metselen. Thieme Meulenhoff bv.

Stad Mechelen Dienst Archeologie, s.d. Het archeologisch onderzoek bij het Lorettenklooster en

op het St.-Romboutskerkhof In: Nieuwsbrief 12, 3-5.

Troubleyn L., Kinnaer F., Ervynck A., Bourgeois I., 2010. Het Mechelse Steen: Een

laatmiddeleeuwse gevangenis op de Grote Markt. In:  Archeologie in de provincie Antwerpen 6. 

Provincieraad Antwerpen, Antwerpen.

Van de Vijver M., 2011.Uit het oog, uit het landschap: Een ongekend laat-middeleeuws kasteel

te Aalter Woestijne, Lezing en poster.

Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., Vandendriessche H., De Groote K., Cromé P.,

Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J., De Mulder G., 2009. Archeologisch

vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost- Vlaanderen): Intern rapport . VIOE.

Vandevoorde F., Kennismaking en jobbeurs WZC Hallenhuis, Persvoorstelling door OCMW-

voorzitter F. Vandevoorde op 22 maart 2011 om 11 uur, 1-2.

Page 48: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 48/53

48

Vanhoorne R., Verbruggen C., 1969. Le tardiglacière à Roksem (Belgique),  Bulletin van het 

Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen 45/21, Brussel.

Van Strydonck M., Landrie M., Boudin M., Grootes P.M., Nadeau M.-J., Sparks R., Keppens E.,

2002. Royal Institute for Cultural Heritage Radiocarbon Dates XVIII, Brussel.

Van Vooren E., 1983. Een verdwenen dorp. Woestijne te Aalter (O.Vl.),  Archaeologia

 Mediaevalis 6 , 50-52.

Wintein W., 1967. Landschapsontwikkeling te Sijsele. Een historisch-geografisch overzicht vanaf 

de eerste ontginningen tot heden, In: Bos en Beverveld, jaarboek 1967 , nr. 2, p. 29-30.

Illustraties

Fig. 1: Kaart van Mechelen (Blog Stad Mechelen, het Romboutskerkhof)

Page 49: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 49/53

49

Fig. 2: Het Sint- Romboutskerkhof (persoonlijk)

Fig. 3: Opgegraven skelet met gekruiste handen (persoonlijk)

Page 50: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 50/53

50

Fig. 4. Kaart site Aalter- Woestijne (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., Vandendriessche

H., De Groote K., Cromé P., Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J., De Mulder G.,

2009. Archeologisch vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost- Vlaanderen): Intern

rapport . VIOE

(

Page 51: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 51/53

51

Fig. 5. Aalter Woestijne: Motte fundering(Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K.,

Vandendriessche H., De Groote K., Cromé P., Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J.,

De Mulder G., 2009. Archeologisch vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost-

Vlaanderen): Intern rapport .

VIOE)

 

Fig. 7 Kaart Sijsele- Stakendijke (Archeonet)

Page 52: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 52/53

52

Fig. 8 Site Sijsele Stakendijke (Archeonet)

Fig. 9 Site Jeruzalemstraat (persoonlijk)

Page 53: stageverslagmasterarcheologie2011

5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 53/53

53

Fig. 10 Site Langerei (Archeonet)

Fig.11 Site Hallenhuis (Archeonet)