stageverslagmasterarcheologie2011
Transcript of stageverslagmasterarcheologie2011
![Page 1: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/1.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 1/53
MASTER ARCHEOLOGIE
Stageverslag
Stage 3
Sophie Bonnewijn
20051023
Titularis: Lien Lombaert
![Page 2: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/2.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 2/53
2
Inhoud
Inleiding ........................................................................................................................................................ 4
Motivatie voor deelname en de betrokken partners ................................................................................................... 5
Beschrijving van de site, situering in tijd en ruimte, vooronderzoeken, vraag -en doelstellingen en
historiek ......................................................................................................................................................... 7
Site van het Sint- Romboutskerkhof .......................................................................................................................... 7
Site van de Jeruzalemstraat ...................................................................................................................................... 10
Site van de Langerei ................................................................................................................................................. 12
Site van het Hallenhuis............................................................................................................................................. 14
Site van Sijsele- Stakendijke .................................................................................................................................... 17
Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 20
Werkomstandigheden en logistieke organisatie .......................................................................................... 24
Site van het Sint- Romboutskerkhof ........................................................................................................................ 24
Sites van Raakvlak ................................................................................................................................................... 25
Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 27
Beschrijving van de veldwerkactiviteiten en de gevolgde opgraving- en prospectiemethode .................... 28
Site van het Sint Romboutskerkhof .......................................................................................................................... 28
Sites van Raakvlak- Langerei en Jeruzalemstraat .................................................................................................... 31
Site van Raakvlak- Hallenhuis ................................................................................................................................. 33
Site van Sijsele- Stakendijke en site van Aalter- Woestijne..................................................................................... 34
Stratigrafie, de structuren, vondsten en materiaalverwerking, resultaten en hun relatie tot de vraag- en
doelstellingen van de projecten ................................................................................................................... 35
Site van het Sint- Romboutskerkhof ........................................................................................................................ 35
Site van de Langerei ................................................................................................................................................. 38
![Page 3: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/3.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 3/53
3
Site van de Jeruzalemstraat ...................................................................................................................................... 40
Site van het Hallenhuis............................................................................................................................................. 41
Site van Aalter- Woestijne ....................................................................................................................................... 42
Site van Sijsele- Stakendijke .................................................................................................................................... 43
Bibliografie.................................................................................................................................................. 45
Illustraties .................................................................................................................................................... 48
![Page 4: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/4.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 4/53
4
Inleiding
Om het diploma Master in de Mediterrane Archeologie te verkrijgen, wordt verwacht van
studenten dat zij een stage van zes weken succesvol doorlopen. Deze stage omvat 30 werkdagen
en mag plaatsvinden in een museum, depot, labo of op een opgraving. Voor de voorgaande stages
werden oa. opgravingen te Flanders Expo en te Potenza, Italië, bijgewoond.
Voor Stage 3 werd dit academiejaar echter uitsluitend aan binnenlandse campagnes
geparticipeerd. De bijgewoonde archeologische stages betroffen de sites van het Sint-
Romboutskerkhof, de Jeruzalemstraat, de Langerei, Sijsele- Stakendijke, het Hallenhuis en desite van Aalter- Woestijne.
Dit rapport is dan ook voornamelijk gericht op de persoonlijke ervaringen op deze genoemde
sites, waarbij een verklarende omkadering en een overzicht zal worden aangereikt van allereerst
de historiek en de vraag- en doelstellingen bij de opgravingen. Hierna zullen de
werkomstandigheden en logistieke organisatie, de gehanteerde methodes, de archeologische
stratigrafie, structuren en vondsten met bijhorende materiaalverwerking, en de uiteindelijke
bevindingen bij de opgravingcampagnes in relatie tot de vraag- en doelstellingen van deopgravingen, besproken worden. Het verslag is opgesteld eerst per onderwerp, en daarna per
stageplaats, om vlot een vergelijking tussen de verschillende omstandigheden op de sites toe te
laten.
![Page 5: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/5.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 5/53
5
MOTIVATIE VOOR DEELNAME EN DE BETROKKEN PARTNERS
De eerste opgraving waaraan voor dit stageverslag werd deelgenomen betreft de opgraving van
het Sint- Romboutskerkhof te Mechelen. Deze opgraving nam een aanvang in november 2009 en
werd uitgevoerd door de Stad Mechelen Dienst Archeologie, onder leiding van Sylvia Depuydt,
met de assistentie van Ben Terryn, Clara Boffin, Katrien Van de Vijver en vier veldtechnici
(Andries T. 2010, Beleef Mechelen: Sint-Romboutskerkhof , internet). Het onderzoek vond plaats
in samenwerking met het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), de Provincie
Antwerpen, de Europese Unie, en Vlaanderen in Actie (VIA), met de steun van het Agentschap
Ondernemen en de Vlaamse Overheid. Deze opgraving werd bijgewoond van 16 tot en met 20
augustus 2010, en werd goedgekeurd door het schepencollege van Mechelen.
De aanleiding voor de selectie van deze opgravingcampagne, lag bij het feit dat het om een
stedelijke opgraving ging, die voornamelijk informatie zou verschaffen over de middeleeuwse
mens. Verder zou er een forensische archeologe aanwezig zijn op de site, waardoor de opgraving
beloofde een leerrijke ervaring te zijn op het vlak van de verwerving van veldkennis en
praktijkervaring in relatie tot funeraire archeologie.
Door de veelbelovende conotatie van de site en de sterke persoonlijke interesse die ervoor
aanwezig was, werd de betrekkelijk grote afstand die dagelijks moest worden afgelegd van
Brugge naar Mechelen, weggewuifd.
De overige sites waarop assistentie werd verleend, bevonden zich allemaal dichter bij huis. Bij de
vijftien dagen stage die werden uitgevoerd op opgravingen onder leiding van de
Intergemeentelijke Archeologische Dienst van Brugge en Ommeland (Raakvlak), waren de
locaties en de nabijheid van de sites een sterk motivatiepunt. De site Jeruzalemstraat, waar zes
dagen stage werd gedaan en die aanving in september 2010, en de site van de Langerei, waar vier
dagen stage werd gedaan en die aanving in augustus 2010, bevonden zich beide in het centrum
van Brugge (Decock T. 2010, Gemeente Brugge: Raakvlak zoekt vrijwilligers, internet). Deze
opgravingen betroffen beiden stedelijke opgravingen, wat hen vanuit een persoonlijk oogpunt
bijzonder interessant maakte.
![Page 6: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/6.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 6/53
6
Hoewel het Raakvlak was die de verdeling van de studenten op de verschillende sites
organiseerde, beloofden de opgravingen van de Jeruzalemstraat en de Langerei zeer interessant
en intrigerend te zijn gezien hun historische achtergrond en ligging, waardoor ook geopteerd
werd om deze sites bij te wonen voor de Master Stage. Elke stage die evenwel werd uitgevoerd
onder leiding van Raakvlak gebeurde mits het doorlopen van een aantal administratieve
procedures en mits het verkrijgen van toelating van het schepencollege van Brugge.
De sites in kwestie werden geleid door de archeologen Bieke Hillewaert, Stefan Decraemer en
Mieke Van Eenoo, met de medewerking van projectontwikkelaar Wilma Project Developments
en in opdracht van Promimo bvba / Groep Topro (Decraemer S., 2010, p. 2). Deze opgravingen
werden uitgevoerd met de assistentie van een roterend team van stadsarbeiders, vrijwilligers en
een metaaldetector specialist, allen verbonden aan Raakvlak. Een derde stage die werd uitgevoerd
onder leiding van Raakvlak betreft het Hallenhuis, waar twee dagen werd aan meegewerkt. Deze
site bevond zich te Sint- Andries, en werd gezien als een unieke kans om aan Experimentele en
Reconstructie Archeologie te doen (Hillewaert B., 2010, p. 53-54). Dit project werd uitgevoerd
onder leiding van Bieke Hillewaert en de Nederlandse specialisten Wouter Schalck, Leo
Wolterbeek en Arjen de Haas. De reconstructie werd uitgevoerd in samenwerking met de
Provincie West- Vlaanderen, NV Hysmans, het OCMW- Brugge, de VDAB, het Vlaams
Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) en het vzw WOK, een
sociaal tewerkstellingsproject binnen het OCMW- Brugge. Voor de vrijwilligerswerking stond de
Werkgroep Archeologie Brugs Ommeland in. Deze vereniging die verbonden is aan de
Heemkundige Kring Maurits van Coppenolle, werkt geregeld samen met de Intergemeentelijke
Archeologische Dienst van Brugge en Ommeland.
De laatste site die werd bijgewoond onder leiding van Raakvlak, betrof de site van Sijsele-
Stakendijke, waar drie dagen stage werd gedaan. Deze site kende een aanvang in juni 2010 en
werd geleid door Janiek De Gryse, Thomas Pieters en Caroline Ryssaert, van Ruben Willaert
bvba en door Bieke Hillewaert en Griet Lambrecht van Raakvlak, samen met Pedro Pype
(Ryssaert C., De Gryse J., 2009, p. 1-2). Deze opgraving gebeurde in samenwerking met het
OCMW Damme, de Stad Damme, het Agentschap RO- Vlaanderen Onroerend Erfgoed,
Studiebureau Grontmij, Ruben Willaert bvba en de Provincie West-Vlaanderen.
![Page 7: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/7.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 7/53
7
Tot slot werd nog een tiendaagse stage doorlopen op de site van Aalter- Woestijne. Deze
opgraving werd geleid door Mieke Van de Vijver en Koen De Groote (projectcoördinator),
bijgestaan door Sibrecht Reniere, Kristof Keppens en Hans Vandendriessche, projectarcheologen
van het Vlaams Instituur voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) (Van de Vijver M., Reniere S.,
Keppens K., et al, 2011, p. 4) . De opdrachtgever voor dit project was Waterwegen & Zeekanaal
nv (W&Z) en er werd wetenschappelijke begeleiding verschaft door de Universiteit Gent, het
Agentschap R-O Vlaanderen en het VIOE. Het project ging van start in september 2009 en werd
bijgewoond van 4 tot 15 april. Deze opgraving beloofde een rijke en diverse site te omvatten, met
een verscheidenheid aan sporen, structuren en vondsten.
Beschrijving van de site, situering in tijd en ruimte, vooronderzoeken, vraag -en
doelstellingen en historiek
Alvorens aanvang te nemen met de analyse van het archeologisch onderzoek en de geboekte
resultaten, zal eerst per stageplaats een korte beschrijving van de opgravingen worden verschaft,
samen met een situering in tijd en ruimte, een historiek, de vraag en doelstellingen van de
onderzoeken en de resultaten van de vooronderzoeken.
SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF
De opgraving van het Sint- Romboutskerkhof lag in het centrum van de stad Mechelen op een
oppervlakte van ongeveer 1500 m² (Andries T. 2009, Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof,
internet). De site was gesitueerd naast de Sint- Romboutskathedraal, tussen de Wollemarkt en de
Sint- Katelijnestraat. Hier is de stad Mechelen van plan om het huidige plein her aan te leggen
met een bijhorende ondergrondse parkeergarage. Dit plein is echter gekend archeologisch
erfgoed, daar het eeuwenlang dienst deed als kerkhof. Hier vonden namelijk al begravingen
plaats vanaf het jaar 1000 tot in het jaar 1785. Onderzoek gedaan op het Zuiderkerkhof toonde
verder aan dat het kerkhof in de 12de
eeuw reeds werd uitgebreid. Het doel van het uitgevoerde
vooronderzoek was dan ook om na te gaan of de geplande ingrepen een bedreiging vormden voor
de aanwezige archeologische resten, die waarschijnlijk informatie zouden verschaffen over jaren
van stadsgeschiedenis.
![Page 8: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/8.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 8/53
8
Verder werd gehoopt dat de site informatie zou vrijgeven over de middeleeuwse mens en meer
specifiek over de Mechelse stadsbevolking, hun eet- en leefgewoonten, ziektes, stressfactoren, en
over hun begrafenispraktijken. Tot slot hoopte men om de oudste resten te vinden van de stad
Mechelen, namelijk de abdij van Sint- Rombouts, waarvan de oorsprong minstens terug gaat tot
de 9de eeuw.
Deze abdij van Sint- Rombouts (of Rumoldus) is van groot belang voor de stad Mechelen. Hier
zou de heilige Rumoldus geleefd hebben aan het einde van de 7de
eeuw. De heilige Rumoldus
werd hoofdzakelijk in de stad Mechelen vereerd (van der Linden S., 1999, p. 779-780).
Rumoldus was de patroonheilige van het bisdom en de stad Mechelen. Hoewel over zijn leven
weinig historische gegevens bekend zijn, werd Rumoldus, volgens een 12de
-eeuwse Vitae dat
afkomstig is van Theodorik van Sint-Truiden, geboren in Ierland en stierf hij rond 775 n. Chr. in
de omgeving van Mechelen. Rumoldus zou als pelgrim naar Rome zijn gereisd. Een latere Vitae
schrijft hem toe een zoon van de Schotse koning David te zijn, die van Dublin naar Vlaanderen
vertrok om de blijde boodschap te verkondigen. Beide versies verhalen echter het feit dat hij als
kluizenaar in de omgeving van Mechelen geleefd zou hebben.
Hij zou ook persoonlijk contact hebben gehad met de graaf van Vlaanderen, die hem een stuk
land schonk nadat hij bovenwereldse wonderen verrichtte. Op dit stuk land zou hij een kapelhebben gebouwd met de hulp van arbeiders die hij rijkelijk betaalde, wat liet vermoeden dat hij
een welgesteld man was. Volgens de overlevering gaf dit twee mannen de ingeving om
Rumoldus te vermoorden en hem te beroven van zijn wereldlijke bezittingen. Het lichaam van
Rumoldus werd in de Dijle gesmeten, waar het door de aanwijzing van een wonderbaarlijk licht
werd teruggevonden. Zijn lichamelijke resten werden in de door hem gestichte kerk opgeborgen.
Op zijn graf in de kerk gebeurden allerlei wonderen. Daarom ontstond hier een bedevaartcultus in
zijn naam, waarna er zich omstreeks 775 n. Chr. een gemeenschap van monniken vestigde bij zijn
graf in de Sint- Romboutskapel.
![Page 9: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/9.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 9/53
9
Tussen 972 en 1008 n. Chr. werd deze gemeenschap door de Luikse prins-bisschop Notger
omgevormd tot een kapittel (kapittel van St.-Rombout) van kanunniken (Troubleyn L., Kinnaer
F., Ervynck A. et al, 2010, p.1-8). Het is mogelijk dat dit kapittel werd gebouwd op de plaats van
de voormalige abdij, of dat de abdij uitgroeide tot het kapittel van Mechelen dat gekend is uit het
Verdrag van Meersen uit 870 n. Chr. In dit verdrag werd het Karolingische rijk opgesplitst in het
West- en het Oost- Frankische rijk. In de periode van 580 tot 655 n. Chr., waaruit de relieken
opgeslagen in het kapittel afstammen volgens radiokoolstof datering, groeiden gelijkaardige
Merovingische abdijen als deze van Mechelen uit tot een stad, zoals te Bergen en te Zinnik. In de
loop der tijden groeide het Sint- Romboutskerkhof zelfs uit tot de belangrijkste begraafplaats van
Mechelen.
Van het jaar 1134 tot het jaar 1235 was het Sint- Romboutskerkhof zelfs de enige begraafplaatsvan de stad, waar dan ook waarschijnlijk alle toenmalige stadsbewoners werden begraven, op
enkele uitzonderlijke gevallen na zoals melaatsen en veroordeelden (Andries T. 2010, Beleef
Mechelen: Sint Romboutskerkhof , internet). Tot het jaar 1200 werden de relieken bewaard in de
Sint- Romboutskapel bij het kerkhof, en tot 1255 bleef de kerkelijke gemeenschap van Sint-
Rombouts de enige Mechelse parochie die het recht had om de overledenen er te begraven.
Het is dus waarschijnlijk dat een groot deel van de middeleeuwse stadsbevolking begraven werd
op dit kerkhof, waarschijnlijk in een ononderbroken periode van het jaar 1000 tot het jaar 1785.
Verder kan ook worden geconcludeerd dat de oudste begravingen op het kerkhof waarschijnlijk
aangetroffen zouden worden in de directe omgeving van de kapel, daar gelovigen het als de
hoogste deugd zagen om in de nabijheid van de beschermheilige te worden begraven. De oudste
begravingen gaan bijgevolg waarschijnlijk terug tot het jaar 1000.
Vooronderzoek op de site was bijgevolg dan ook een vanzelfsprekende vereiste en bestond uit het
maken van twee kleine proefsleuven in juni 2008. Hierbij moest wel rekening worden gehouden
met de ophoping van het kerkhof in 1315-1316 ten gevolgde van de hongersnood in Noord- West
Europa (Arblaster P., 2006, p. 90). Enige verstoring van het bodemarchief was ook mogelijk door
de tuinaanleg van het Noorderkerkhof in 1788 en bij de heraanleg van het plein in 1950.
![Page 10: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/10.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 10/53
10
Tijdens het vooronderzoek werd een eerste proefsleufje gemaakt nabij het huis van Concordia,
een priesterkelder. Het huis van Concorida was een voormalige vrijstaande kelder van het kapittel
van Sint- Rombouts. Het was een Laat- gotische enkelhuis uit het jaar 1482, en werd volledig
gerestaureerd onder leiding van de architect Meyns H. in 1925 en in 1926 (Eeman M., Kennes H.,
Mondelaers L., 1984, p.1).
Hier werden geen begravingresten aangetroffen, wat erop wees dat dit gedeelte buiten het
kerkhof gesitueerd was (Andries T. 2010, Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof , internet). De
bodem bleek op deze locatie te bestaan uit een dun pakket verstoorde grond, met eronder
archeologisch lagen van minstens 1,50 m dik. Er werd onder andere wel een afvalkuil
aangetroffen die vondsten uit de 13de eeuw bevatte. Een tweede proefsleuf werd aangelegd langs
het Monument der Gesneuvelden. Hier bleek de bodem tot op 60 cm verstoord te zijn. Hieronderwerden evenwel verscheidene skeletten aangetroffen, waarvan de oudsten zich bevonden op 2 m
diepte. Er werden ook drie stratigrafische fasen van begravingen ontdekt en zestien skeletten.
Ten gevolge van dit proefsleuven onderzoek werd dan ook een schatting gemaakt van het aantal
te verwachten skeletten op het terrein, wat op ongeveer een 4000 exemplaren werd afgerond. De
doelstelling van de opgraving was dan ook om in een jaar tijd het archeologisch bodemarchief te
documenteren en te onderzoeken, voordat de geplande bouwwerken de mogelijk aanwezige
resten zou verstoren en/of vernietigen.
SITE VAN DE JERUZALEMSTRAAT
De opgraving in de Jeruzalemstraat besloeg een relatief beperkt onderzoeksgebied gelegen in het
centrum van de stad Brugge, tussen de Jeruzalemstraat (Stuifzandstraat), de Korte
Rijkepijnderstraat (Langhe Raemstrate), de Rolweg (Lange Rolweg) en de Driezwanenstraat
(Staende in’t straetken westzijde) (Decraemer S., 2010, p. 2-4). Centrum Brugge bevindt zich in
een zandstreek, grenzend aan de polders, waarbij de bovenste grondlaag bestaat uit een
pleistoceen dekzandpakket (Mostaert F., 1988, p. 43-51). De aanwezige denkzandruggen met
depressies bestaan hier uit eolische afzettingen daterende uit het pleistoceen. De opgravingsite
bevond zich 150 m ten oosten van een depressie en iets ten zuiden van een dekzandrug.
![Page 11: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/11.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 11/53
11
Het onderzoeksgebied zou bebouwd worden met vier rijwoningen en dertien appartementen met
een bijhorende ondergrondse parking (Decraemer S., 2010, p. 2-4). Het doel van de opgraving
was dan ook om een studie te maken van de mogelijk aanwezige archeologische resten die
verstoord zouden worden door de werkzaamheden. Ook werd ervan uitgegaan dat de opgraving
een duidelijk beeld zou geven van de ontwikkeling van het huizenblok van in de late
middeleeuwen tot in de hedendaagse tijd. Hoewel over het projectgebied geen historische
bronnen voorhanden waren, kon aan de hand van enkele historische kaarten1 en registers wel een
voorgeschiedenis van de site gereconstrueerd worden.
Het huizenblok tussen de drie voorheen genoemde straten bestond uit twee domeinen, zijnde Het
Zweerd (1363) en een deel van De Rode Poort genaamd De Scheure (1543) (Decraemer S., 2011,
p. 1-13). Het deel van het huizenblok genaamd Het Zweerd functioneerde van 1363 tot 1465 als
pandjeshuis en bestond uit een hoofdhuis, een hofstede en een poort.
Vanaf 1580 zijn er meldingen in het Brugse kadaster en het kadasterregister van het Proosse2, dat
het huis Het Zweerd begrensd werd door twee kleinere huizen in de Jeruzalemstraat. Het andere
deel van het huizenblok genaamd De Scheure werd teruggetraceerd tot in 1543, toen het een huis
met stenen gevel en poortje omvatte.
Vanaf 1656 werden de bovengenoemde huizen en gronden eigendom van één persoon, zijnde
Adriaen van Blommeghem. De hierop volgende jaren werden de huizen al dan niet gezamenlijk
verkocht, verhuurd en omgebouwd van pandjeshuizen tot een houtopslagplaats en zelfs tot een
gewoon woonhuis, totdat in het jaar 1849 Auguste De Bouck het volledige projectgebied in zijn
bezit kreeg. Er kan dus geconcludeerd worden dat het huizenblok relatief onveranderd is
gebleven, met uitzondering van een kleine uitbreiding in de zuidelijke richting (Decaemer S.,
2010, p. 3 – 4). Ten noordwesten van het huizenblok bevond er zich verder het eerste
Karmelietenklooster van Brugge, opgericht en gesticht omstreeks 1265 en opgeheven in de 18de
eeuw (Ryckaert M., 1991, p. 195-196).
1 Kaart Marcus Gerards uit 1662, kaart Sanderus uit 1641 en kaart Ferraris uit 1777
2 Het huizenblok was een deel van het Oostproosse, een enclave in de stad onder jurisdictie van de Proosdij
van ST.-Donaas
![Page 12: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/12.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 12/53
12
Ten noorden van het huizenblok ten slotte werd al eerder archeologisch onderzoek gedaan, ten
gevolge van de bouw van een woonwijk met parking. Bij deze opgraving kon de oudste
bewoning getraceerd worden tot in de 13de
eeuw en werden er vondsten aangetroffen uit amber
en uit metaal, zoals gespen, pelgrimsinsignes, riembeslag, knopen, haken ... (De Witte H., 1987,
p. 99-103). In mestkuilen en waterputten werden leder en intacte aardewerk potten ontdekt.
De verwachtingen van het vooronderzoek op de site van de Jeruzalemstraat waren bijgevolg
hoog. In het onderzoeksgebied werden twee proefsleuven aangelegd, waarbij de eerste 14,50 m
lang was met een Oost- West oriëntatie (Decraemer S., 2010, p. 6-10). De tweede proefsleuf was
6 m lang , georiënteerd volgens een Noord- Zuid as en werd haaks op de eerste proefsleuf
gemaakt. De proefsleuven waren ongeveer 1,30 m breed en 1,75 m diep. Bij dit proefsleuven
onderzoek kwamen een puin- of ophopingslaag aan het licht, waaronder er zich een
laatmiddeleeuws pakket bevond, doorsneden door enkele muren. De muren bleken te zijn
geconstrueerd uit groot formaat bakstenen, en er werd ook amber aangetroffen. Uit deze vondsten
en bevindingen werd dan geconcludeerd dat een vervolgonderzoek en opgraving nuttig zou zijn
voor deze site.
SITE VAN DE LANGEREI
De opgraving in de Langerei nummer 7 besloeg een onderzoeksgebied gelegen in het centrum
van de stad Brugge, op de plaats waar het huidige kadaster van Brugge gelegen is (Decraemer S.
2010, Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster te Brugge, internet). De Langerei loopt van
de Spiegelrei naar de Wulpenstraat, evenwijdig met de Potterierei. De Langerei is een
naamgeving voor de Reie én de hierbij horende straat (Devliegher L., 1975, p. 194- 201).
De bodemkundige gesteldheid van deze site is gelijkaardig aan deze van de site van de
Jeruzalemstraat. Zoals eerder vermeld bevindt Brugge zich in een zandstreek, grenzend aan de
polders, waarbij de bovenste grondlaag bestaat uit een pleistoceen dekzandpakket dat zich
ongeveer uitstrekt van Gistel- Oudenburg tot Stekene (Vanhoorne R., Verbruggen C., 1969, p. 1).
![Page 13: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/13.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 13/53
13
Bij de site van de Langerei bestond de natuurlijke ondergrond uit een dunne kleilaag, die
waarschijnlijk het alluvium van de Reie betrof, bovenop een veenlaag met daaronder het
Pleistocene zandpakket (Archeonet 2010, Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster in
Brugge, internet). Het bodempakket tussen de natuurlijke ondergrond bestond uit een
ophopingpakket van 1,60 m dikte, bestaande uit twee opgehoogde fasen. Hierna volgden de
oudste bewoningsstructuren en de verschillende bewoningslagen. De aanleiding voor het
onderzoek betrof de inplanting van een nieuw wooncomplex.
Door een beperking in oppervlakte, dumpplaats en andere logistieke problemen werd besloten om
het onderzoeksgebied in twee fasen in te delen, zijnde een eerste fase die de Oostelijke helft van
de huidige binnentuin omvatte, en een tweede fase waarbij de rest van de binnentuin werd
onderzocht. Het doel van de opgraving was om enerzijds een studie te maken van de aanwezige
archeologische resten die verstoord zouden worden door de werkzaamheden, en anderzijds om de
bewoningsgeschiedenis van de site te achterhalen.
Bij de eerste bronnenonderzoeken en beginnende opgravingen kwam de achterzijde van een
gebouw aan het licht dat bekend stond als het Huis van de Caorsijnen, ook wel de Woeker, of de
Berg van Barmhartigheid genoemd (Decraemer S. 2010, Eerste opgravingsresultaten aan het
Kadaster te Brugge, internet)3. Dit gebouw werd in de 13de
eeuw opgericht door de Caorsijnen,
waarbij het functioneerde als een pandjeshuis. Na een faillissement en een tijd van leegstand
werd het gebouw getransformeerd tot een weverij, totdat het in 1503 opnieuw een leenbank werd.
In 1628 deed het gebouw dienst als sociale instelling genaamd de Berg van Barmhartigheid en
verschafte het renteloze pandjesleningen (Soetaert P., 1974, p. 27- 28). In 1629 werd het een
vestiging van de in 1573 gestichte Waerachtigen Bergh van Charitate, een stedelijke leenbank
waar men renteloos of tegen lage rente kon lenen. Het functioneerde als poortgebouw van de
voormalige leenbank van het jaar 1748 tot 1753. Het gebouw kende dus doorheen de eeuwen een
overlevering van geldhandelaars uit oa. Lombardije en Cahors (Decock T. 2010, Gemeente
Brugge: Raakvlak zoekt vrijwilligers, internet).
3 Informatie ook verkregen dankzij ongepubliceerde bronnen verschaft door Dhr. Larnoe archievaris van het
kadaster te Brugge
![Page 14: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/14.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 14/53
14
Na 1920 heeft het gebouw gefunctioneerd als een hospitaal, een hotel en een school, totdat het
uiteindelijk gesloopt en vervangen werd door het huidige gebouw. Hier is vandaag de dag het
kadaster van Brugge gevestigd.
De verwachtingen van de site van de Jeruzalemstraat waren dan ook hoog, sinds onderzoek
uitwees dat de site meer dan 800 jaar bewoningsgeschiedenis had meegemaakt. Men hoopte de
voorgaand genoemde fasen terug te vinden bij het archeologisch onderzoek. Bijgevolg werd dan
ook geconcludeerd dat, net zoals in de Jeruzalemstraat, een vervolgonderzoek en opgraving
vereist was voor deze site.
SITE VAN HET HALLENHUIS
De site van het Hallenhuis kent een lange voorgeschiedenis. Het huis is gelokaliseerd in de tuin
van een nieuw woon- en zorgcentrum, genaamd het WZC Hallenhuis (voormalig Serviceflat-
complex Meulewech- WZC Fabiola/ Hallenhuis), langs de Gistelse Steenweg bij de dorpskern
van Sint- Andries (Brugge) (Hillewaert B., 2000, p. 1). De locatie van de voorafgaande
uitgevoerde archeologische opgravingen, grensde aan het Hallenhuis en maakte deel uit van het
voorheen al vernoemde pleistoceen dekzandruggen complex (Vanhoorne R., Verbuggen C.,
1969, p. 5). De aanwezige droge zandbodem bestond voornamelijk uit verbrokkelde humus, al
dan niet met een ijzer B horizont4. De site werd in het Noorden begrensd door de polders. In deze
richting grensde de site ook aan een verkeersas die gekoppeld kon worden aan een Romeinse weg
gelegen tussen Oudenburg, Brugge en Aardenburg.
Het doel van het Hallenhuis project was tweedelig. Eerst en vooral wilde men in de
ontvangstruimte van het centrum de vondsten en resultaten tentoonstellen die aangetroffen
werden bij de voorgaande opgravingen (Vandevoorde F., 2011, p. 1- 2). Verder wou men een
Merovingisch hallenhuis reconstrueren op ware grootte en het als decoratief element en als
multifunctionele constructie laten dienen, zodat het als aantrekkingspunt zou fungeren voor
scholen, seniorenverengingen, fietsers… Bewoners en omwonenden zouden er aan
vrijetijdsbesteding kunnen doen, waarbij het accent zou komen te liggen op activiteiten verwant
aan de vroegmiddeleeuwse ambachten.
4 Kaartblad Brugge 13/1
![Page 15: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/15.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 15/53
15
De aanleiding voor de reconstructie op deze locatie, lag bij het feit dat er sporen van een tiental
hallenhuizen werden aangetroffen op het terrein te Sint- Andries bij de aanleg van een riolering in
de Kosterijstraat in 1996 (Hillewaert B., Hollevoet Y., 2000, p. 121-135).
Aanvullende informatie die de rijkdom van de site aanduidde werd verder verkregen bij
proefsleuven onderzoek tijdens de bouw van huizen bij de Korte Molenstraat, Zandstraat
Pastoriestraat en Gistelse Steenweg. Dit leidde tot de uitvoer van preventieve archeologische
campagnes gedurende een kleine tiental jaren, van 1996 tot 2002, in de regio ’s die bedreigd
werden door woonverkavelingen, de bouw van serviceflats en andere bouwinitiatieven.
Tijdens deze vermelde archeologische campagnes werden enkele objecten en structuren
gevonden die afstammen uit de Pre- Romeinse tijd. Ook werden er enkele vuursteenvondsten
aangetroffen die beschouwd konden worden als residueel materiaal, met een onduidelijke
datering (Hillewaert B., 2010, p. 5). Deze afslagen werden aangetroffen in vullingspakketten van
jongere structuren.
Ook werden er een vijftal verspreidde sporen aangetroffen, waaronder drie structuren voor
watervoorziening met sporen van vlechtwerkconstructie, met in één ervan fragmenten van
scheplepels in de aanlegkuil. Deze structuren werden gedateerd in het 2de
mill. BC en werden niet
gelijktijdig gebruikt zoals blijkt uit de dendrochronologische analyse (Van Strydonck M., Landrie
M., Boudin M., et al, 2002, p. 9- 10). In het Noord- Oosten van de site werden verder paalsporen
uit de Ijzertijd aangetroffen samen met een waterput met als velddatum ongeveer 35 BC.
Verspreid over het terrein werden tot slot resten van een mogelijke voorraadkuil aangetroffen met
in het vullingspakket dikwandig handgevormd aardewerk.
Bij de opgravingcampagnes werden ook Romeinse sporen aangetroffen, zijnde voornamelijk
resten van een necropool uit de Hoge Keizertijd. Het ging hier om crematies in brandresten
graven met randstructuren, zijnde nissen voor grafgiften. In deze nissen werd drink- en
schenkgerei gevonden, Terra Nigra, bekers, Hees 3a/ Niederbieber 30 a, Terra Sigillata kommen,
een Drag 32... In de grafkuilen zelf werden fragmenten van aangetast dagdagelijks aardewerk
gevonden. Uit deze vondsten werd afgeleid dat het grafveld te dateren was in de 2de eeuw n.Chr.
Rond de grafkuilen werden ook sporen aangetroffen van bovengronds zichtbare structuren, zoals
paalkuilen en greppels, die mogelijke grafmonumenten betroffen.
![Page 16: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/16.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 16/53
16
Tot slot werden er ook sporen gevonden van greppel tracés, poelen en kuilsporen uit de Hoge
Keizertijd. Waarschijnlijk bevond de bijhorende bewoning van deze graven zich dan ook in de
omgeving.
Uit de Vroeg- Middeleeuwse periode werden er resten van een kleine landelijke nederzetting uit
de Vroege Middeleeuwen teruggevonden, daterende uit de 6de - 7de eeuw. Het ging hier om een
grote boerderij met een tiental Merovingische woonhuizen.
Een grote Karolingische structuur werd aangetroffen in het Noorden van het terrein, en
waarschijnlijk duurde de bewoning in dit deel van de site verder tot in de Volle Middeleeuwen.
Voor wat betreft de Merovingische periode, werden bij de verschillende types woonhuizen
meerdere bouwfasen aangetroffen. Hieruit kon men afleiden dat de structuren mogelijk
gefunctioneerd hadden als woonhuizen, stallingen, bergschuren of werkplaatsen.
De huisplattegronden werden zichtbaar aan de hand van verkleuringen in de bodem, samen met
houtbouwsporen, sporen van kuilen, paalgaten en standgreppelsporen, en restanten van grachten
en greppels. Verder werden een tiental resten van waterputten/ poelen/ voorraadkuilen
aangetroffen, al dan niet met vlechtwerkmanden als constructie, die later gebruikt werden als
afvalkuilen. Een van deze waterputten was gebouwd op een bewaard gebleven houten karrenwiel.
Ook werden er nog een aantal gracht- en greppelsporen gevonden die mogelijk een afbakende of
afwaterende functie hadden in de Merovingische nederzetting. Er werden ook tracé’ s van aarden
wegen aangetroffen.
In het Westen werden perceelstructuren aangetroffen uit de Late- en Post- Middeleeuwen. Deze
structuren werden gekoppeld aan voorheen aanwezige serres. Ook werden karrensporen en twee
aarden wegen aangetroffen daterende uit het einde van de Vroege Middeleeuwen of begin Volle
Middeleeuwen.
De vondsten die aangetroffen werden op de site bestaan uit potscherven, twee glazen kralen,enkele fragmenten van glazen vaatwerk, stukken slecht bewaard dierlijk bot, weinig Romeins
bouwpuin, maalsteenmateriaal in Eifelbasaltlava (parkhouse 1997), slakkig materiaal en ijzeren
geoxideerde vondsten zoals een sleutel, een sikkel en een mes, sporen van spinschijfjes en
weefgetouw, een scramasax (éénsnedig zwaard) en een ijzeren gordelgarnituur.
![Page 17: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/17.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 17/53
17
Ook werden houtskoolfragmenten, zaden, vruchten, stuifmeel, mijten etc. bemonsterd uit
waterputvullingen en hun bekisting (Schelvis J., 1999, p. 1). Uit de 20ste
eeuw werden drie
bajonetten gevonden in een ondiepe kuil met humeuze vulling.
Uit deze vondsten en bevindingen zullen de uiteindelijke resultaten in relatie tot het hallenhuis
verder besproken worden, samen met de uiteindelijke reconstructie en verwezenlijking van het
hallenhuis.
SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE
Het onderzoek van het 3,6 ha grote gebied te Stakendijke lag ten oosten van de dorpskern van
Sijsele en werd begrensd door de Stationstraat, de Veldstraat en de oude spoorwegbedding
Brugge- Eeklo. Te Sijsele bevinden er zich asymmetrische stuifzandruggen en duinen met een
niet- aaneengesloten karakter (Wintein W., 1967, p. 9- 41).
De voornaamste zandrug is 700 m breed en 2 m hoog en maakt deel uit van de duinenrug die
loopt vanaf Brugge over Sijsele en Maldegem, en wordt gevolgd door de Antwerpse Heerweg.
Ten zuiden van deze stuifzandrug ligt een laagte waardoor de Dorpsbeek stroomt. De site zelf
kan beschouwd worden als een matig natte zandbodem met een duidelijke ijzer en/of humus B-
horizont (Zdg, groen)5. Het Noorden van de site is echter een ZdP (rood), zijnde een matig natte
zandbodem zonder profiel of met een onbepaald profiel. Het oostelijk deel van de site is dan weer
een matige droge zandbodem met een duidelijk en/of humus B- horizont (Zcg, blauw).
De motivatie voor de aanvang van de opgraving was de bouw van een nieuw zorgcampus met
rusthuis met de bijhorende aanleg van een nieuwe toegangsweg (Ryssaert C., De Gryse J.,
2009/2010, p 1- 25). Het archeologisch project begon met proefsleuven onderzoek lopende van
18 tot 25 augustus 2009, waarbij achttien continue sleuven werden getrokken met een Noord-
Zuid oriëntatie. In een tweede fase, van 18 tot 19 januari 2010, werden acht bijkomende
proefsleuven getrokken met opnieuw een Noord- Zuid oriëntatie, op een afstand van 10 m van
elkaar. Dit werd voornamelijk gedaan om twee percelen die eerder niet verkend konden worden,
toch te kunnen bestuderen.
5 www. Geovlaanderen.agiv.be
![Page 18: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/18.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 18/53
18
Deze activiteiten werden verricht om de verspreiding, de densiteit en de aan- of afwezigheid en
waarde van de archeologische sporen, structuren en vondsten te determineren.
Uit dit proefsleuven onderzoek werden sporen aangetroffen uit de Romeinse tijd, waaronder
grachten, greppels, paalsporen en kuilen die gekoppeld konden worden aan één of meerdere
erven uit de Romeinse periode. Deze erven kenden meerdere occupatiefasen en maakten al dan
niet deel uit van een enclos 6. Ten zuiden van de Veldstraat bevond er zich in elk geval een
hoofdgebouw, aangelegd tegen een gracht. Verder werden er ten hoogte van de paalkuilen
fragmenten van Terra Sigillata, Terra Nigra, kruikwaar, mortuaria’ s en gewoon aardewerk (2de
eeuw n. Chr.) aangetroffen. In minstens één kijkvenster werd ook een gedeelte van een Romeins
potstal gebouw aangetroffen, al dan niet in relatie met circulaire structuren of een aangetroffen
waterput/ kuil.
Uit voorgaande archeologische opgravingen in de omgeving van Sijsele- Stakendijke werden ook
al ten westen van de Stoofweg paalkuilen, karrensporen, grachten en greppels bloot gelegd,
samen met één onvolledig gebouwplattegrond, dat door aardewerkvondsten gedateerd kon
worden in de Hoge Keizertijd (Int Ven I., Hollevoet Y., Cooremans B., De Groote K., et al, 2005,
p. 63).
Ten oosten van de Stoofweg werd een Romeins grafveld gevonden, bestaande uit dertien
brandresten graven, dewelke aangetroffen aardewerk toeliet te dateren aan het eind van de 1ste
eeuw n. Chr. en begin 2de eeuw n. Chr. (Ryssaert C., De Gryse J. 2009, p. 1-25).
Ten noorden van de Antwerpse Heirweg werd dan weer een Romeinse nederzetting uit de 2de
eeuw n. Chr. aangetroffen, bestaande uit vier gebouwplattegronden en een potstal die mogelijk
wees op de aanwezigheid van een vijfde gebouw.
Ten slotte werd ten noorden van de Doornstraat nog een brandresten grafveld uit de Vroeg
Romeinse tijd aangetroffen met een elftal graven (De Gryse J., De Vos S., 2008, s.p.). Ook bij deStationsstraat werd een Romeinse pot gevonden (De Loë A., 1905, p. 139).
6 Hierover meer in het onderdeel gaande over de resultaten
![Page 19: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/19.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 19/53
19
Tijdens recente onderzoeken in Oost- Vlaanderen, bijvoorbeeld op de site van Sint- Denijs-
Westrem, Flanders Expo, kwamen gelijkaardige resultaten van proefsleuven onderzoeken aan het
licht (Hoorne J., Bartholomieux B., De Mulder G., 2008, p. 67- 84). Vaak bestonden de hier
aangetroffen Romeinse erven in kwestie uit een hoofdgebouw, bijgebouwtjes, een waterput en
een gracht.
Soms werden er ook brandrestengraven aangetroffen. De verwachtingen na het proefsleuven
onderzoek waren dan ook gelijkaardig voor de site van Sijsele- Stakendijke.
Naast de Romeinse sporen werd bij het proefsleuven onderzoek ook een aantal sporen uit de
Middeleeuwen aangetroffen, zoals in het zuidelijke deel van de opgraving (Ryssaert C., De Gryse
J. 2009, p. 1-25). Hier werden grachten en greppels met oversnijdingen van andere Middeleeuwse
structuren, zoals een Postmiddeleeuws grachtenstelsel uit de 18de eeuw, teruggevonden. Deze
sporen suggereerden een meerfazige occupatie, met een mogelijke rurale functie.
In het centrale deel van de site werden ook een aantal grachten aangetroffen, doch het betrof hier
voornamelijk sporen met weinig dateerbaar materiaal. Deze middeleeuwse structuren bevonden
zich echter wel nabij gekende woonkernen, waarnaar al eerder archeologisch onderzoek werd
gedaan. Zo is bekend dat deze kernen uitgroeiden tot versterkingen. Het gaat hier voornamelijk
om een waterburcht, daterende uit de 11de eeuw, genaamd het Hof ter Rostune, dat zich bevond
op het vroegere neerhof van een mottekasteel uit de 10- 11de eeuw, en de Spermalieabdij7.
Er is echter tot op vandaag de dag slechts één goed onderzochte vindplaats gekend van een kleine
bewoningskern, vrij geïsoleerd in het landschap ontstaan bij particuliere ontginning van nabij
gelegen gronden, zijnde het Einzelhof, ter hoogte van de Veldhoekstraat (int Ven et al, 2005, p.
77- 92).
In de 2de fase van het proefsleuven onderzoek werden paalkuilen, grachten, greppels en wat
andere concentraties van sporen gevonden (Ryssaert C., De Gryse J. 2009, p. 1-25).
7 www.cai.be
![Page 20: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/20.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 20/53
20
Waarschijnlijk ging het hier om één tot twee gebouwplattegronden, al dan niet behorend tot een
erf. Indien er vondsten werden aangetroffen van aardewerk of scherven, werden deze gedateerd
in de Volle tot de Late Middeleeuwen.
Tot slot werd er een waterput/ poel aangetroffen, daterende uit de Volle Middeleeuwen waarin
een negental fragmenten van gereduceerd gebakken aardewerk werden gevonden. Dit houdt
verband met het eerder vernoemde postmiddeleeuwse grachtencomplex met vondsten dat werd
blootgelegd en dat waarschijnlijk een rurale functie had.
SITE VAN AALTER- WOESTIJNE
De aanleiding voor het onderzoek te Aalter- Woestijne was de ontwikkeling van het gebied tot
een industriedomein (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., 2009. 4- 18). De site van 35 ha
te Aalter was gelegen in het Noorden van de gemeente Aalter, in de provincie Oost- Vlaanderen,
vlak bij de Aalter- Brug. De site werd begrensd in het zuiden door het kanaal Gent- Oostende. De
archeologische waarde van de site werd bekend dankzij luchtfotografisch onderzoek uitgevoerd
door de heer Jacky Semey. Hij wees op de aanwezigheid van Bronstijdgrafcirkels, rechthoekige
en vierkantige structuren met een Romeinse datering, een Romeins wegtracé en restanten van een
Middeleeuwse motte.
Zoals zal blijken werden deze structuren ook aangetroffen bij het vlakdekkend opgaven van de
site Aalter- Woestijne door het archeologisch team van Raakvlak. In de jaren ‘70 werden echter
ook al prospecties gedaan door de heer Guy Van der Haegen.
Opgravingen werden gedaan door prof. dr. Jean Bourgeois in 1989 en 1990 waarbij sporen uit het
Neolithicum/ Vroege Bronstijd werden aangetroffen en onderzocht (Bourgeois J., Rommelaere
J., 1991, p. 76- 81). Deze opgravingen legden een rechthoekige gracht uit de 3de eeuw v. Chr.
bloot met een klein aangrenzend monument en parallel twee palenrijen en enkele graven. Ook
werd een deel van het Romeinse wegtracé met greppeltjes en karrensporen aangetroffen. De heer
Van Vooren ontdekte op zijn beurt Middeleeuwse sporen, paalsporen, grachten, silex artefacten
en een circulaire gracht die mogelijk het restant van een grafheuvel was (Van Vooren E., 1983, p.
50-52).
![Page 21: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/21.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 21/53
21
Tot slot kent niet alleen het opgravingsgebied te Aalter- Woestijne een lange voorgeschiedenis
van archeologisch onderzoek, maar ook de nabije omgeving is hiervoor gekend (Van de Vijver
M., Reniere S., Keppens K., 2009, p. 12 -36). Zo kwamen er gedurende tientallen jaren van
archeologisch onderzoek, veld- en luchtfotografische prospecties, menig sporen en structuren aan
het licht, stammende uit de Steentijd tot de Post- Middeleeuwen. Omdat decennia’s van
onderzoek hier niet volledig kunnen besproken worden, zal hier enkel worden gezegd dat de
reeds gekende archeologische en historische gegevens uit deze regio niet in tegenspraak zijn met
de vooronderzoeken en verwachtingen van de opgravingen op de site van Aalter- Woestijne zelf.
Door de voorgeschiedenis van de site en aan de hand van de luchtfotografische prospecties werd
dan ook besloten om het terrein te onderwerpen aan archeologisch vooronderzoek in de vorm van
boor- en proefsleuven onderzoek. Er werden drie proefsleuven uitgevoerd in de bedreigde zones
volgens een grid uitgezet door een landmeter. Dit grid bestond uit lijnen om de 30 m, parallel aan
elkaar en met een tussenafstand van 15 m, aangevuld met een kijkvenster indien vereist. Het
booronderzoek vond plaats in een verspringend driehoeksgrid van 30 op 30 meter, ook uitgezet
door een landmeter. Tijdens het onderzoek werd beslist om bij de aanwezigheid van een relatief
goed bewaarde podzol bodem, bepaalde zones archeologisch af te boren om op deze manier zo
goed mogelijk volledig bewaarde bodemprofielen te kunnen bestuderen. De bodem bleek te
variëren in de verschillende zones en percelen. Dit is dan ook de reden waarom hieronder een
korte analyse gemaakt wordt van de bodemkundige gesteldheid en de resultaten van de
vooronderzoeken per zone.
Zo bestond Zone 1 uit een ploeglaag van 30 tot 40 cm. (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens
K., 2009, p.30- 69) Er was een zandrug die aan beide zijden geflankeerd werd door de aanzet
van een depressie, met soms een zandige verhoging. In het westelijk deel van de depressie was
een podzol bodem merkbaar. Hier werden 125 boringen uitgevoerd in een verspringend
driehoeksgrid van 10 op 10 meter, hoewel boring 1 en 125 niet konden worden voltrokken. Hier
bleken zes boorpunten veelbelovend te zijn. Rond deze plaatsen werden bijgevolg nogmaals 35
boringen uitgevoerd in een verspringend driehoeksgrid van 5 op 5 m. In het oostelijk deel van de
depressie van deze zone werden 88 boringen uitgevoerd, opnieuw in een verspringend
driehoeksgrid van 10 op 10 m.
![Page 22: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/22.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 22/53
22
In Zone 1 werd echter naast boringen ook proefsleuven onderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat
in het zuidwesten van deze zone restanten van een grafheuvel uit de bronstijd, begrensd door een
enclos, gesitueerd waren. Verder werd er een dubbele gracht aangetroffen. Mogelijk gaat het hier
opnieuw om een enclos of een rituele landschapsmarkering. Anderzijds kan het ook gaan om een
vervolg van een Romeins wegtracé. Centraal in deze zone werden enkele grachtjes aangetroffen.
Het zou hier mogelijk gaan om oude perceleringsgrachten of opnieuw om de verderzettingen van
een Romeinse weg. In het Oosten van deze zone werden enkele laatmiddeleeuwse sporen
aangetroffen en een greppel met erbinnen vier paalsporen. Ook hier betrof het een mogelijk
enclos, of een gebouwplattegrond met standgreppel. Door deze vondsten werd besloten om voor
deze zone over te gaan tot vlakdekkend opgraven.
Zone 2 omvatte gedeeltelijk een boomgaard en werd op bepaalde plaatsen doorbroken door de
gekanaliseerde Woestijnbeek. Deze bestond hier uit een zandlemige bodem, waarbij tussen de
ploeglaag van 45 cm en de zandbodem er zich een lemige tot kleiige laag bevond. Ook in deze
zone werd proefsleuvenonderzoek gedaan. Hier werden de restanten van een mogelijke motte
aangesneden, en dankzij enkele vondsten uit de bijhorende gracht kon deze structuur gedateerd
worden in de 15de of de 16de eeuw. Verder werden er nog enkele omringende grachtsystemen
aangetroffen. Ook hier werd aangeraden om deze zone vlakdekkend op te graven, deels
gemotiveerd doordat men de evolutie van de motte en het hof van de heren van Woestijne wou
onderzoeken. Uit historische bronnen is slechts weinig geweten over dit bouwwerk. Enkel een
document uit 1530 vermeldt ‘thoudecasteel’ op een ‘motte’, wat doet vermoeden da het kasteel
slechts een hondertal heeft bestaan. Mogelijk hield de afbraak van het kasteel verband met de
oorlog van Maximiliaan van Oostenrijk met de Vlaamse steden.
In deze zone werden 412 boringen uitgevoerd in een verspringend driehoeksgrid van 5 op 5 m,
langs een aanwezige grote depressie.
Uit het onderzoek bleek dat Zone 3, dat gebruikt werd als akkerland, bestond uit een ploeglaag
van 37 cm. Tussen deze ploeglaag en de moederbodem bevond er zich een alluviaal pakket en
een ovale depressie die de mogelijk aanwezigheid van een podzolbodem suggereerde. Op
sommige percelen die als weigrond werden gebruikt omdat drainage hier minder goed mogelijk
was, was er meer leemgrond in deze zone.
![Page 23: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/23.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 23/53
23
Ook in Zone 3 werd proefsleuven onderzoek gedaan (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K.,
2009, p. 66-73). Zo kwamen er verschillende monumenten uit de Metaaltijd aan het licht,
waaronder de restanten van een groot en een klein Bronstijd grafcirkel exemplaar, te plaatsen in
een funeraire en/of rituele context. Ook kwamen er sporen van rechthoekige structureren aan het
licht, die waarschijnlijk deel uitmaakten van het ¨Prehistorisch landschap dat doorliep naar Zone
1. Ook de Romeinse weg van zone 1 kent in dit perceel zijn verder verloop. Doorheen deze zone
werden tot slot concentraties van sporen waargenomen. Het bleek hier voornamelijk om kuilen,
paalsporen, grachten en karrensporen te gaan. De samenhang van deze sporen met het Romeinse
wegtracé, de nederzettingssporen en met het rituele landschap zou verder onderzocht worden
door het uitvoeren de vlakdekkende opgraving.
Tot slot bleek Zone 4, dat gebruikt werd als weide, een gelijkaardige bodem te hebben als zone 2.
Ook hier bevond er zich tussen de ploeglaag en de zandige moederbodem een leemkleiige tot
kleiige oranje/ donkerbruin gekleurde laag van ongeveer 30 cm. De aanwezigheid van een
zandige moederbodem bestaande uit reducerend grijs zand wees op een hoge watertafel. Ook in
deze zone werden proefsleuven getrokken. De onderzochte zone leverde echter slechts een lage
densiteit van sporen op zijnde drie grachten, een mogelijk overblijfsel van recente leemwinning
en andere kleine sporen. Deze waren echter niet dateerbaar en kenden geen ruimtelijke
samenhang onderling of in relatie tot de sporen van de andere drie zones. Hierdoor werd op deze
zone besloten niet vlakdekkend op te graven.
![Page 24: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/24.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 24/53
24
Werkomstandigheden en logistieke organisatie
SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF
De opgraving van het Sint- Romboutskerkhof kende dagelijks een aanvang om 8h, met een
lunchpauze van een half uur omstreeks 12h en eindigde ongeveer om 17 h. De eerste dag op de
opgraving werd uitleg gegeven over de geschiedenis van de site door de leiding gevende
archeologe genaamd Silvia De Puydt.
Katrien van de Vijver op haar beurt legde uit hoe de skeletten bloot moesten worden gelegd en
hoe ze moesten worden geregistreerd en gefotografeerd. Na nog een korte les over de anatomie
van de skeletten, en een DNA speekseltest8, begon de werkdag.
Bij deze opgraving was al het benodigde materiaal te vinden in een keet die direct grensde aan desite, wat een hoop tijd bespaarde op het vlak van materiaaltransport. Ook de toiletten en
opslagbunker bevonden zich direct naast de site. De stadsdienst van Mechelen voorzag het
nodige materiaal voor de archeologen en arbeiders, hoewel van de studenten werd verwacht dat
zij zelf regenkledij, veiligheidsschoenen en handschoenen meebrachten. Dit bleek nodig te zijn
door de wisselende weersomstandigheden waarin soms werd opgegraven tijdens de stage.
Vermeldenswaardig voor deze site zijn wel de extra instrumenten die nodig waren om de
skeletten op te graven.
Zo werden naast tandenborstels ook theelepels, soeplepels, ijzeren pennetjes, vuilblikken,
verfborstels, tandartseninstrumenten en andere materialen gebruikt om op delicate wijze de
restanten bloot te leggen (Roberts C.A., 2009, p. 74).
Omdat de site van het Sint- Romboutskerkhof zich in het centrum van de stad bevond en omdat
het om een funeraire context ging die met respect diende te worden behandeld, werd besloten om
de site deels af te schermen van het publiek aan de hand van hekken met afdekkingshoezen. Dit
gebeurde onder druk van enkele stadsbewoners, die het toch wat choquerend vonden om de
sk eletten ‘open en bloot’ te zien.
8 Dit gebeurde om het DNA van de opgravers niet te verwarren met deze van skeletten en om deze DNA stalen uit
te sluiten bij de analyses
![Page 25: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/25.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 25/53
25
Al de skeletten en vondsten werden hierdoor ook in zakken geplaatst en op het einde van de
werkdag oftewel in de opslagbunker geplaatst, oftewel in het graf waaruit ze afkomstig waren,
waarna deze graven werden afgedekt met folie. Deze methodes dienden echter ook om de
vondsten te beschermen tegen de weersomstandigheden én tegen diefstal.
SITES VAN RAAKVLAK
De sites die werden bijgewoond in de omgeving van Brugge hadden dezelfde
werkomstandigheden en logistieke organisatie, daar zij allen door de archeologen van Raakvlak
werden geleid. De werkdagen kenden een aanvang om 8 h, met een lunchpauze van een half uur
om 12 h en eindigden naargelang de weersomstandigheden omstreeks 17 h. Bij aanvang van de
werkdag werd van de leidinggevende archeologen, de arbeiders, de studenten en de vrijwilligers
verwacht dat zij aanwezig waren op Raakvlak, de Intergemeentelijke Dienst voor Archeologie inBrugge en Ommeland, gelegen te Komvest 45, 8000 Brugge. Van hieruit werd dan vertrokken
naar de toegewezen sites. Voordat de opgravingcampagnes van start gingen, werd de eerst dag
een korte vergadering gehouden, waar informatie aan de studenten werd verschaft over de sites,
en de arbeiders en collega archeologen werden voorgesteld. Ook werden dan de nodige
administratieve documenten ondertekend. De hierop volgende dagen werd ook telkens een korte
‘staff meeting’ gehouden, tijdens dewelke de invloed van de weersomstandigheden op het werk
en de verdeling van het team van arbeiders, studenten en vrijwilligers, werden besproken. Ook
werd iedere ochtend overlegd wie er de meeste behoefte had aan de kraan en de kraanman en wie
de theodoliet nodig had. Van de studenten werd verwacht dat zij zelf een aantal benodigdheden
meebrachten, zoals een truweel, laarzen, regenkledij en veiligheidsschoenen met ijzeren tip.
Raakvlak voorzag helmen en handschoenen voor de archeologen, studenten, arbeiders en
vrijwilligers, samen met het overige benodigde materiaal. Na de dagelijkse korte vergadering
werd het materiaal omstreeks 8 h 15 in de busjes van Raakvlak geladen, waarna de teams
vertrokken naar de hun toegewezen sites. Omstreeks 8 h 40 kwamen alle teams aan op de sites,
waarna de eerste dag een korte rondleiding door de leidinggevende archeologen werd gegeven
aan de studenten. De hier op volgende dagen werd bij aankomst op de site onmiddellijk het
materiaal uit de busjes geladen en naar de site gebracht.
![Page 26: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/26.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 26/53
26
Raakvlak voorzag in al het benodigde materiaal om de opgravingen zo vlot mogelijk te laten
verlopen. Door de weersomstandigheden waarin werd opgegraven, bleken pompen echter wel een
essentieel onderdeel van de uitrusting te zijn om zowel de stedelijke als de landelijke
opgravingen tot een goed einde te brengen. Op de sites werd gebruikt gemaakt van verschillende
types (dompel)pompen om het water op de vloeren van de stedelijke site te kunnen
minimaliseren, maar ook om te Sijsele bijvoorbeeld waterputten te kunnen leegpompen.
Het materiaal gebruikt bij de reconstructie van het Hallenhuis was echter totaal anders dan deze
van op de andere archeologische opgravingen. Hier bestonden de basismaterialen uit kruiwagens
voor de aanvoer van stro en klei, emmers en gieters voor de aanvoer van water, schoppen voor
het maken van mengputten en om de klei op te scheppen, doeken om de klei op te leggen en
bijlen voor het hakken van het hout en de takken. Ook handschoenen werden voorzien, wat zeer
nuttig bleek te zijn als bescherming tegen het koude weer. De gebruikte grondstoffen bestonden
uit natuurlijke materialen, zijnde dragende elementen en ankerbalken, schoren, wanden uit hout
en/of vlechtwerk, bestreken met klei en een rieten dak met dakpannen. Alle gebruikte hout was
eikenhout, behalve de middelste daksparren van het huis, die in dennenhout werden uitgevoerd.
Alle sites hadden echter twee dingen gemeenschappelijk, namelijk de aanwezigheid van een
beschutte ruimte en een toilet. Bij de stedelijke opgraving van de Langerei, bestond de beschutte
ruimte uit de lunchkantine van het kadaster, dat ter beschikking werd gesteld aan de archeologen.
Op de site van de Jeruzalemstraat kon beschutting worden gezocht en kon worden geluncht in een
deel van de rijwoningen die nog niet waren afgebroken door de bouwfirma. Bij het Hallehuis kon
geluncht worden in de kantine van het OCMW.
De situatie te Sijsele was volledig anders; hier bestond de beschutte ruimte uit een gehuurde keet,
waar ook een deel van de plannen en materialen tijdelijk werden opgeborgen bij slecht weer. In
elk geval waren de werkomstandigheden, op de sites geleid door Raakvlak, zeker voor wat betreft
veiligheid, efficiëntie en organisatie, volgens de gezette normen. Het enige wat voor problemenzorgde was het weer en dan voornamelijk door de helse combinatie regenwater en stijgende
grondwater. De site van de Jeruzalemstraat kende een vroegtijdig einde doordat het grondwater in
een zodanig tempo steeg dat opgraven onmogelijk werd.
![Page 27: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/27.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 27/53
27
Ook bij de Langerei bemoeilijkte het water de opgraving, doch hier kon de site worden afgewerkt
doordat de opgraving deels bestond uit verschillende compartimenten die afzonderlijk konden
onderzocht en leeggepompt worden.
SITE VAN AALTER- WOESTIJNE
Bij aanvang van de stage op de opgraving te Aalter- Woestijne, werd de eerste dag een korte
presentatie gegeven door Mieke van de Vijver over de voorgeschiedenis en de te verwachten
resultaten van de opgraving. De werkdag begon om 8h, doch van de studenten werd verwacht dat
zij eerder op de site waren, zodat zij zich konden verkleden en hun werkkledij konden
aantrekken.
Op deze site lagen de keet, het toilet en de opslagruimte echter op een redelijk grote afstand van
het eigenlijke opgravingsterrein. Omdat het materiaal drie maal daags moest worden aan en
afgevoerd, namelijk ochtends, tijdens de lunch en op het einde van de werkdag omstreeks 16 h
30, was dit een tijdrovende karwei. De site zelf was echter makkelijk bereikbaar door de
aanwezigheid van een verharde baan van de keet naar de opgraving zelf.
Al het nodige materiaal was op de site en in de opslagruimte aanwezig, en ook op deze site werd
van de studenten verwacht dat zij de veiligheidsnormen in acht namen en veiligheidsschoenen
droegen. Ook werd aangenomen dat iedere student wel een eigen truweel had en deze dan ook
meebracht naar de site voor persoonlijk gebruik. Uit eigen ervaring is geweten dat er ook een
goede EHBO kit aanwezig was op de site en dat de gekwalificeerde archeoloog voor eerste hulp
ook meer dan capabel was. De afstand die moest worden afgelegd van de site tot de keet met de
kit in hand, of omgekeerd met een ‘gewonde’ zou toch wel een factor kunnen zijn dat bij zware
ongevallen tot een probleem zou kunnen leiden.
Naast een eerste hulp verantwoordelijke, waren er nog een aantal bijkomende functies die de
verschillende leidinggevende archeologen op zich namen. Zo was er een
materiaalverantwoordelijke, een studentenverantwoordelijke, en een lunchverantwoordelijke, die
werden aangesteld via een beurtrolsysteem. De materiaalverantwoordelijke hield een inventaris
bij van het materiaal en stelde wekelijks een lijst op met de benodigdheden die moesten worden
aangevuld.
![Page 28: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/28.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 28/53
28
De studentenverantwoordelijke fungeerde als aanspreekpunt voor de studenten en was
verantwoordelijk voor het verdelen van de taken aan de studenten. De lunchverantwoordelijke
tenslotte zorgde elke vrijdagmiddag voor het wekelijkse gezamenlijke hapje op de site, zoals
frietjes of chinees eten, wat de sfeer in de groep zeker ten goede kwam.
Beschrijving van de veldwerkactiviteiten en de gevolgde opgraving- en prospectiemethode
SITE VAN HET SINT ROMBOUTSKERKHOF
Bij de aanvang van de opgraving werd zoals op de meeste opgravingen per vlak stratigrafisch
laag per laag opgegraven. Elke dag werd de theodoliet uitgezet en de daghoogte genomen. Omdat
het hier om een funeraire context ging, moest er echter niet gewoon geschaafd, aangeduid,
gecoupeerd, gefotografeerd en getekend worden, maar moest er ook rekening worden gehoudenmet anatomische verbanden. Zo hingen de opgravingmethodes die werden toegepast af van het al
dan niet aantreffen van skeletten in structurele verbanden. Indien men bij het opgraven op
menselijke resten stootte, moest er voorzichtig verder worden opgegraven met een truweel totdat
er weerstand werd waargenomen of totdat de resten van het menselijk lichaam zichtbaar werden.
Hierbij moest men zoveel mogelijk rekening houden met de ‘natuurlijke’ en schijnbare oriëntatie
van het lichaam en de aarde in de lijn van het lichaam verwijderen. Enkel de bedekkende
grondlaag mocht verwijderd worden, het skelet moest nog in zijn aangetroffen positie stabiel
blijven liggen totdat het volledig geregistreerd kon worden. De botten mochten dus niet
‘ondergraven’ worden.
Bij het opgraven moest worden gelet op een aantal zaken die de opgravingprocedures konden
bemoeilijken zoals overlappende of overschrijdende skeletten. Ook moest worden rekening
gehouden met het mogelijk aantreffen van kinderen, baby’s en voet of handbeentjes.
De botfragmenten van deze zijn allen zo fragiel en zo klein, dat ze snel vernietigd of verstoord
konden worden bij onvoorzichtig opgraven. Ook de ribben van een skelet moesten door hun
kwetsbare bestendigheid voorzichtig worden behandeld. Foetussen werden door Katrien zelf
opgegraven, daar deze resten enorm kwetsbaar waren, wat maakte dat hen onderzoeken een heel
delicaat werk was, waarvoor heel wat ervaring vereist was.
![Page 29: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/29.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 29/53
29
Bij de blootlegging van een skelet moest steeds de conditie van de restanten onder invloed van
verschillende bodemkundige processen in acht worden genomen. Niet alleen kunnen deze
processen leiden tot verstoring en verplaatsing, maar ook tot sterke aftakeling. Verder heeft de
bodem een grote invloed op de zichtbaarheid van de skeletten. In de oudere stratigrafische lagen
waren de aftekeningen van de kiststructuren (indien aanwezig) veel duidelijker zichtbaar dan in
de jongere lagen.
Nadat de skeletten voorzichtig en met precisie-instrumenten werden blootgelegd en de laatste
grondkruimels ervan verwijderd waren, kon het skelet en de eventueel aanwezige spijkers en
kistaftekeningen worden geregistreerd. Het registreren begon bij het fotograferen. Eerst zocht
men op de fotolijst welk nummer het skelet moest krijgen, en zocht men op het grondplan in welk
vlak en laag het skelet lag, waardoor men het spoornummer achterhaalde. Hierna werd deze
informatie, samen met de datum en de afkortingen die stonden voor de naam van de opgraving
van het Sint- Romboutskerkhof, op het fotobordje gezet. Ook werd met een kompas het Noorden
gelokaliseerd, en daarna de Noordpijl bij het skelet gelegd, duidelijk zichtbaar voor het fotobord.
Twee witgeverfde nagels werden aan de uiteinden van het skelet geplaatst. Deze dienden als
referentiepunt bij het digitaliseren en voor het opmeten en op plan tekenen van het skelet. De
foto’s moesten zo loodrecht mogelijk ten opzichte van het skelet worden genomen, en men moest
rekening houden met de lichtinval. Er mocht namelijk geen ‘slechte’ belichting te bemerken zijn
op de foto’s. Dit werd vermeden door het omhooghouden van zeilen om zo de skeletten volledig
in schaduw te hullen. Na het fotograferen werd een aanvang genomen met het invullen van het
skeletformulier9.
Dit gebeurde door eerst en vooral de aanwezige beenderen, zijnde schedel, ruggengraat met
wervels, ribben en torso gedeelte, armen, benen en voet- handbeentjes, aan te duiden op het
formulier en de datum, het spoornummer, het contextnummer en het fotonummer in te vullen.
Verder moest de naam van de opgraver worden ingevuld, en moesten eventuele sporen van
kiststructuren en vondsten, de aan- of afwezigheid van nagels, en de mogelijk genomen
bulkmonsters10 worden aangeduid.
9 Zie bijlage
10 Op de site werden DNA, buikholte en pollen monsters genomen voor verdere analyse die zou worden
uitgevoerd door Pr. Don Brotwell van Universiteit York
![Page 30: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/30.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 30/53
30
Hierna kon men een aanvang nemen met de effectieve beschrijving van het skelet. Zo moest men
de oriëntatie aangeven waarin het skelet werd aangetroffen en de al dan niet aanwezige relatie tot
andere skeletten.
Volgend hierop werd de ligging van de beenderen besproken, wat uitleg verschafte over de
houding waarin de overledene begraven werd, of hoe zijn/haar restanten werden verstoord. Indien
beenderen met de voor hun boven of vooraanzicht werden waargenomen vanuit de
wetenschappelijke positie, beschouwd men dit als beenderen aangetroffen met de anterieure zijde
zichtbaar. Het tegenovergestelde hiervan noemde men de posterieure zijde. Verder werd ook
beschreven of beenderen aangetroffen werd in de dorsale (binnenzijde zichtbaar) of de laterale
(buitenzijde zichtbaar) positie. Hierna werd de positie van de schedel en het bekken onderzocht,
wat informatie verschafte over het geslacht en de leeftijd van het skelet. Zo is de vorm van het
bekken bij vrouwen meer U-vormig, in tegenstelling tot bij de mannen, dat meer V-vormig is
(Roberts C.A., 2009, p. 121-136). Om na te gaan of het aangetroffen skelet een zuigeling, kind,
adolescent of volwassene betrof werd gekeken naar de het feit dat de beenderen aaneengegroeid
waren of niet, daar in de pubertijd het kraakbeen van gewrichten wordt omgezet naar vaste
materialen. Hiervoor werd ook de grootte van de Femur (dijbeen), de Tibia (scheenbeen) en de
Humerus op te meten. Hiervoor moesten deze beenderen voorzichtig verwijderd worden, waarna
hun lengte met een meetlat, gehouden aan hun twee uiterste punten, werden opgemeten. De voet
en handbeentjes werden in aparte kleine zakken opgeslagen, met een verwijzing erop of het een
linker- of rechterhand- of voet betrof, daar deze moeilijk uiteen te houden zijn. De rest van de
beenderen gingen in een grote zaak, waaraan ook de kleine zakjes werden bijgevoegd, samen met
de eventuele monsters, vondsten en kaartjes met de datum, naam van de opgraving en opgraver,
type vondst, sectie en spoornummer, en verzamelwijze erop.
Nadat alle beenderen werden verwijderd, werd de hoogte genomen op de plaats waar de schedel,
het bekken en de voeten waren aangetroffen en verwijderd. Deze gegevens werden dan
herberekend in verhouding tot de genomen daghoogte en verschaften informatie over de
stratigrafische sequentie, context, ect.
![Page 31: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/31.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 31/53
31
Tot slot werd de structuur en/ of de kistaftekening waarin het skelet werd aangetroffen op plan
getekend. Naast de vooraf vermelde witte nagels die zich aan de uiteinden van de skeletten
bevonden, werden nog twee punten langs beide zijden van de beide nagels gelokaliseerd die de
randen van de graven of de aangetroffen skeletten aangaven. Deze werden hierna op het
grondplan aangeduid. Verschillende types graven en verschillende onderlinge relaties werden
overigens op het grondplan aangeduid door middel van code- arceringen.
Op het einde van de dag werden de zakken met vondsten en de mappen met informatieve lijsten
opgeslagen in de container en in de keet, waarna ze uiteindelijk vervoerd werden naar het depot
van de stadsdienst voor verdere verwerking.
SITES VAN RAAKVLAK- LANGEREI EN JERUZALEMSTRAAT
Op de stedelijke sites geleid door de archeologen van Raakvlak, konden door omstandigheden de
totale opgravingterreinen niet in hun geheel stratigrafisch laag per laag worden afgegraven en
onderzocht worden. De relatief kleine oppervlakte van de beide sites van de Langerei en de
Jeruzalemstraat leidde ertoe dat er weinig plaats was om de weggehaalde aarde te storten. Ook
om diezelfde reden was het niet altijd even eenvoudig om met de kraan op de sites te werken.
Door de snelle stijging van het grondwater, bemoeilijkt door de nabijheid van de Reitjes en het
slechte weer tijdens de stage, moesten de sites dan ook in verschillende secties wordenopgedeeld. Dit gebeurde door het uitzetten van een meetsysteem. Voor het hoofdmeetsysteem
werden meer dan vier punten vastgelegd en ingemeten door een landmeter. Van hieruit werden
dan afgeleide punten gebruikt voor het uitzetten van lokale meetsystemen die werden bepaald
met behulp van een theodoliet en door het gebruik van de stelling van Pythagoras of de
sinusregel. Zo werd een rechthoekig grid raster uitgezet met piketten. Op de site van de Langerei
werd bij het opmeten een extra controle uitgevoerd door de meetlinten om te keren. Op deze
manier werd een zo klein mogelijke foutmarge geïncorporeerd bij het uitteken op plan.
Op de site van de Jeruzalemstraat was het uittekenen van het grid echter niet altijd zo evident,
door de grote verschillen in hoogte tussen de vaste punten en de opgegraven sporen. Om deze
euvel te overkomen werd op het veld op elk van twee punten van het lokale meetsysteem een
jalon geplaatst, en in de werkput een derde jalon.
![Page 32: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/32.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 32/53
32
Hierna werd de derde jalon zodanig verplaatst totdat deze op één lijn kwam te staan tussen de
andere twee jalons. Op deze manier kon het lokale meetsysteem worden overgenomen in de
werkput.
Na het uitzetten van het meetsysteem werd het vlak opgeschaafd om te sporen zichtbaar te
maken. Hierna werden de structuren en sporen aangeduid op het vlak, waarna ze werden
ingetekend en ingekleurd op het plan met een schaal van 1/50ste. Nadat de aangetroffen sporen
werden aangeduid en het vlak werd afgewerkt, werden hoogtemetingen uitgevoerd. Hiervoor was
een vast punt bepaald, met een gekende hoogte boven de zeespiegel. De metingen werden altijd
gebaseerd op dit gemarkeerde referentiepunt. De vaste hoogte van dit punt werd opgeteld met de
dagelijks opgemeten hoogte van de theodoliet, wat men de daghoogte noemt. Dit moest gebeuren
aangezien de theodoliet dagelijks een andere plaats kreeg toegewezen in functie van de sporendie men wou opmeten, waardoor de hoogte van de theodoliet dus dagelijks veranderde. Hierna
werden de sporen en structuren opgemeten, meestal op hun centraal punt, daar zij te klein waren
om op meerdere plaatsen op te meten en zij maar één hoogte kenden. Dit gaf informatie over de
stratigrafie van de structuren en hun sequentie. De metingen werden dan genoteerd op een
formulier, waarna werd overgegaan tot het couperen van de sporen. Nadat de sporen gecoupeerd
waren, werd bij elk spoor het profiel onderzocht, ingetekend op een schaal van 1/20ste,
ingekleurd per laag en beschreven per laag. Bij het aantreffen van structuren zoals muren of
vloeren, werden deze apart beschreven op een hiervoor voorzien formulier en werd onder andere
bepaald welk verbanden in het metselwerk er tussen de stenen was (Spruyt, van Manthem, de
Does B.V., 1996, p.8).
Er werd ook een foto genomen van elk aanwezig spoor en structuur, waarbij men op een fotobord
de naam van de site, het spoornummer en de datum vermelde. Ook werd het Noorden via een
Noordpijl aangeduid voordat men de foto nam. Indien er vondsten werden aantroffen, werden
deze in zakjes verzameld en vergezeld van kaartjes met hierop het spoornummer, datum, zone en
de naam van de opgraving. Specifiek hierbij was dat glas met wat water in een zakje werd
gestoken, terwijl metaal onmiddellijk zo luchtdicht mogelijk in een zakje werd gestoken. Van
houtskool en kalk werd een monster genomen.
![Page 33: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/33.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 33/53
33
Soms werden er ook stalen voor pollenanalyse of zeefstalen genomen voor de analyse van
visgraatjes, pitjes of botmateriaal. De vele vondsten van organisch materiaal kenden een goede
bewaring door de hoge watertafel op deze sites. Dit aangetroffen organisch en plantaardig
materiaal gaf de archeologen de kans om onder andere aan dieetreconstructies te doen of om
veenvorming vast te stellen.
Elke dag werden de vondsten en plannen meegenomen naar Raakvlak. Het materiaal bleef ter
plaatse, waar het werd opgeslagen in een van de aangrenzende leegstaande ruimtes die werden
afgesloten door de leidinggevende archeoloog.
SITE VAN RAAKVLAK- HALLENHUIS
Op de site van het Hallenhuis bestonden de veldwerkactiviteiten uit het reconstrueren van een
hallenhuis. In een eerste fase werden de dragende elementen en de ankerbalken door specialisten
aangebracht. Hierbij moesten schuin geplaatste schoren aan de lange zijden van het hallenhuis
voorkomen dat het gebouw in een verder stadia schuin zou wegzakken. Verder werden, naar het
authentieke beeld van een hallenhuis, in de kopse kant en aan de zijkanten van het huis
deuropeningen voorzien. Hierna werd een eerste paar daksparren op de constructie geplaatst.
Zoals eerder vernoemd betrof alle gebruikte hout eikenhout, behalve de middelste daksparren, die
uit dennenhout bestonden. Dagelijks werd het stro besproeid met water, en werden de takkenerin gedrenkt. De klei mengeling die op de site gestockeerd werd, werd gebruikt als bepleistering
en als bindmiddel in combinatie met het stro. Dit gebeurde door in voor deze doeleinden
gemaakte werkputten, de klei en het stro te mengen, te kneden en te besproeien met water om de
elasticiteit en bindkrachten van het mengsel te verhogen. Tegelijkertijd werden de op voorhand
gespleten takken (om een groter contactoppervlak te voorzien) geplooid rond het framework van
het huis. Dit gebeurde via speciale technieken en vergde enige handigheid en kracht. Tot slot
werd dan het mengsel tegen de beide zijden van de met takken opgevulde muren van het
hallenhuis gesmeerd. Op deze manier werden de muren gecreëerd en werd er beschutting en
isolatie voorzien in het hallenhuis. Alles gebeurde zo veel mogelijk conform met de
bouwtechnieken die gebruikt werden bij een authentiek Merovingisch hallenhuis.
![Page 34: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/34.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 34/53
34
SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE EN SITE VAN AALTER- WOESTIJNE
De sites van Sijsele- Stakendijke en van Aalter- Woestijne worden in dit onderdeel samen
besproken, daar de opgravingmethodes voor deze sites gelijkaardig waren. Beide sites betroffen
landelijk gelegen sites, en verschilden daarom ook sterk met de stedelijke sites. Zo waren de
oppervlaktes van Sijsele- Stakendijke en Aalter- Woestijne veel groter dan deze van de Langerei
en de Jeruzalemstraat, wat een aanpassing in de opgravingmanier vereiste. Deze sites werden
opgedeeld in verschillende zones, en er werd tijdens de stageperiode op de site van Aalter-
Woestijne dan ook meerdere keren geholpen bij het uitzetten van een grid. Hierbij werd de
stelling van Pythagoras toegepast. Na het uitzetten van het grid, werden de sporen aangeduid op
de bodem, waarna ze werden ingetekend op het plan (op 1/50ste) en een volgnummer kregen.
Opvallend hierbij was de complexiteit van het analyseren van overschrijdende sporen en het
onderscheiden van recente versus oudere sporen. Na het tekenen op het grondplan, werd
overgegaan tot het afschaven van het oppervlak. Zo werd op de site van Aalter ook geschaafd in
navolging van de kraanactiviteiten, om een duidelijk overzicht te blijven behouden van het vlak
en de sporen, en om de kraanman indien nodig bijkomende instructies te kunnen geven.
Nadat de sporen uiteindelijk geregistreerd waren, werd hun hoogte opgemeten en opgeschreven.
Anders dan bij de stadsarcheologische context was hierbij dat de opgemeten sporen aan hun
beginpunt, middenpunt en eindpunt werden opgemeten, daar het hier geregeld ging om grote
sporen, die bestonden uit verschillende hoogtes. De metingen werden dan genoteerd op een
formulier, waarna over werd gegaan tot het couperen van de sporen. Het schaven en couperen
gebeurde op de beide sites systematisch en nauwkeurig, waarbij duidelijk het onderscheid werd
geleerd tussen oude en recente sporen, en sporen en windvallen. Er moest worden gecoupeerd tot
op de moederbodem, zijnde een harde zandgrond te Aalter.
Wanneer een coupe gecoupeerd en gefotografeerd was, werd een aanvang genomen met het
tekenen (op 1/20ste) en beschrijven. Dit gebeurde op elke site anders. Op sommige sites werd een
uitgebreide beschrijving van elke stratigrafische laag gegeven, terwijl op andere voornamelijk de
hoofdkenmerken van de lagen werden besproken. Verschillend met de stadsarcheologie was ook
dat op de sites te Sijsele en te Aalter de lagen niet werden ingekleurd, wat wel het geval was op
de sites van de Langerei en de Jeruzalemstraat.
![Page 35: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/35.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 35/53
35
Dit had hoofdzakelijk te maken met tijdsgebrek, en omdat op de landelijk gelegen sites de
getrokken foto’s meestal veelzeggend genoeg waren.
Wanneer een coupe volledig afgewerkt was, werd met de registratie van de aangetroffen
vondsten een aanvang genomen. Er werd van de studenten verwacht dat zij laag per laag de
coupes maakten, zodat eventuele vondsten duidelijk in bepaalde stratigrafische lagen konden
worden geplaatst. Te Aalter werd verder geholpen met het zoeken naar vondsten in een afvalkuil.
Te Sijsele werd dan weer een waterput gecoupeerd en ‘geborgen’. Doordat op deze laatste site
nogal wat wateroverlast was, gebeurde dit niet zonder slag of stoot.
Bij de sites te Aalter en te Sijsele werd voornamelijk de nadruk gelegd op het vlakdekkend
afgraven, couperen en vlakintekenen van sporen, terwijl in de stadsarcheologische context meer
tijd werd besteed aan het intekenen van coupes, de vondsten en staalnames. Dit was vooral te
wijten aan de grootte van de sites, en de beschikbare tijd voor het onderzoek.
Stratigrafie, de structuren, vondsten en materiaalverwerking, resultaten en hun relatie tot
de vraag- en doelstellingen van de projecten
SITE VAN HET SINT- ROMBOUTSKERKHOF
Begin juni werd contact opgenomen met stagebegeleidster Sylvia Depuydt, met de vraag of er al
resultaten bekend waren van de archeologische onderzoeken op het Sint- Romboutskerkhof.
Spijtig genoeg was dit niet het geval, en is een uiteindelijke publicatie en rapportage pas gepland
voor eind augustus of begin september. Omdat dan ook nog geen resultaten van de opgraving
bekend waren bij het schrijven van dit stageverslag en ook maar een beperkte tijdsspanne aan de
opgravingsactiviteiten op deze site werd deelgenomen, wordt in dit onderdeel voornamelijk
gesproken over de persoonlijke ervaringen op de site. Tijdens de aanwezige stagedagen op de
opgraving werd opgegraven in zone 2, van de 3 zones waarin de site noodzakelijkerwijs werd
opgesplitst door zijn grote omvang. De eerste skeletten die werden aangetroffen, bevonden zichongeveer 30 cm onder het oppervlak, doch werden verstoord door rioleringsbuizen etc. Tijdens
de stageweek werden in zone 2 echter graven aangesneden die zich ongeveer 2 meter onder het
straatoppervlak bevonden.
![Page 36: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/36.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 36/53
36
Waarschijnlijk dateerden de skeletten die in deze stratigrafische laag werden aangetroffen uit de
11de
– 12de
eeuw, maar dit kan nog niet met zekerheid worden verkondigd. De meeste skeletten
die in deze laag werden aangetroffen, bevonden zich wel in anatomisch verband. Hoewel de
skeletten zich niet in effectieve graven bevonden, noch zich in rijen in zoals bij de hedendaagse
gekende Westerse kerkhoven, werden wel veel van de menselijke resten aangetroffen in een
West- Oost oriëntatie. Tijdens de Middeleeuwen werden mensen voornamelijk begraven volgens
deze West- Oost oriëntatie, zijnde met het hoofd richting het Westen en de voeten richting het
Oosten. De verklaring hiervoor is te vinden in middeleeuwse teksten, waarin staat dat op de Dag
des Oordeels Christus zou verschijnen in het Oosten (Rahtz 1987, p. 4-5). Christenen werden dus
begraven met het aangezicht richting Christus. Dit was bijvoorbeeld ook het geval bij een
opgraving op het kerkhof te Utrecht. Op de opgraving te Mechelen werden echter ook graven
gevonden met een andere oriëntatie, waardoor er dus nog niet met zekerheid kan worden gezegd
dat de West- Oost windrichting de meest voorkomende oriëntatie was op deze site. De verklaring
hiervoor ligt bij het feit dat er verschillende factoren zijn die de graforiëntatie kunnen
beïnvloeden (Daniell C.,1991, p.147-149). Religieuze evenementen, de aanwezigheid van paden
of wegen en hun invloed op de zichtbaarheid van de graven, of de aanwezigheid van heilige
plaatsen, zoals kerken. Verder kwamen op het Sint- Romboutskerkhof niet alleen enkelvoudige
graven voor, ook dubbele, driedubbele en massagraven werden aangetroffen. Dit was
bijvoorbeeld ook het geval bij de opgraving op het pestkerkhof te Dendermonde (Archeonet,2011, Archeologen leggen pestkerkhof bloot te Dendermonde, internet ).
De meeste skeletten die tijdens de stageweek werden aangetroffen, lagen rug- of buikligs, met de
armen langszij en de benen parallel naast elkaar uitgestrekt. Soms werden de handen echter
gekruist over de borst aangetroffen, of uitzonderlijk boven het hoofd. Het was bij de meeste
skeletten dan ook moeilijk om te achterhalen of ze intentioneel in een bepaalde houding waren
begraven of niet. Veel van de aangetroffen skeletten werden in elk geval gevonden in houten
kistbegravingen, zoals de weinige houtrestanten, spooraflijningen en nagels bevestigden. Somswerden ook skeletten aangetroffen in uiterst vreemde houdingen. Dit werd veroorzaakt door het
ontbinden en invallen van de kist onder invloed van natuurlijke factoren, of door verzakkingen
veroorzaakt door het gewicht van de aarde.
![Page 37: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/37.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 37/53
37
Zeker niet alle skeletten werden echter aangetroffen in kistbegravingen. In de Middeleeuwen
werden ook mensen begraven in lijkwades of in open grond, zoals ook de opgraving te Mechelen
bewijst.
De meeste skeletten die werden aangetroffen tijdens de stageweek, betroffen voornamelijk
volwassen en jonge adolescenten, zoals bleek uit de analyse van de lengte van de beenderen en de
aan/afwezigheid van kraakbeen. Er werden zowel mannen als vrouwen aangetroffen. Tijdens de
stageweek werd ook een graf met losse beenderen en schedels gevonden, die niet in anatomisch
verband lagen (knekelput). Ook opvallend was de vondst van een vrouwelijk skelet met een
verhard tumorgezwel ter hoogte van de baarmoeder en de vondst van een persoon met
dwerggroei (Roberts C. A., Manchester K., 2010, p. 59-61). Deze laatste had een normaal ogend
bovenlichaam, terwijl de onderbenen duidelijk O- vormig waren en te klein in verhouding tot derest van het lichaam. Enkele andere ziektefenomenen die werden aangetroffen op de opgraving
waren syfilis, reuma en TBC. Ook breuken en rituele handelingen werden teruggevonden op de
skeletten. Zo werd op de opgraving een open gezaagde schedel gevonden, die bevestigde dat
chirurgijnen al in de Middeleeuwen onderzoek deden naar het menselijk lichaam.
Een andere noemenswaardigheid was de toestand van de tanden bij de skeletten. Hoewel de
tanden er ogenschijnlijk heel wit en gezond uitzagen, kon bij betere evaluatie duidelijk
tandslijtage door stress worden waargenomen bij sommige skeletten (Roberts C.A., Manchester
K., 2010, p.65). Ook werden af en toe uitgevallen tanden en tanden met cariës aantasting
teruggevonden. Daar er in de middeleeuwen geen tandartsen waren en tanden werden getrokken
door de barbierchirurgijn, was de middeleeuwse mens aangewezen tot het gebruik van kruiden of
spoelmiddelen voor de tandverzorging (Dienst Archeologie Mechelen, 2010, Beleef Mechelen:
Sint- Romboutskerkhof, internet). Niet alle skeletten hadden echter slechte tanden, daar in de
middeleeuwen weinig suiker in het dieet zat, waardoor de mensen bijgevolg minder kans hadden
op tandbederf.
Tijdens de opgraving werden ook een stukje textiel, wat haarlokjes, twee muntjes, wat aardewerk,
en een aantal metalen objecten zoals ringen, haarspelden en armbanden gevonden. Dat er niet
echt veel vondsten werden aangetroffen, viel te verwachten, daar het in de Middeleeuwen niet de
gewoonte was om de doden met objecten te begraven (Daniell C., 1991, p. 149).
![Page 38: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/38.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 38/53
38
In het Christendom werden namelijk gewoonlijk geen grafgiften met de dode meegeven, daar dit
herinnerde aan de heidense praktijken van de Germanen en Kelten. Verder geloofde men dat de
overledene geen giften nodig had in de hemel, en was er door de heersende armoede absoluut
geen overaanbod van eigendom en mogelijke grafgiften. Naar het einde van de opgraving toe
werd nog een loden pauselijke zegel van Urbanus IV gevonden. Uit de aanwezigheid van de
letters UR BANUS PP (Papa Patria) IIII, op de ene zijde, en een afbeelding op de andere zijde
van de Heiligen Petrus en Paulus, blijkt dat het hier ging om een zegel van uit de tijd van
Urbanus IV, die paus was in de periode van 1261 tot 1264.
Hoewel de opgraving dus zeker en vast het gehoopte grote aantal skeletten vrijgaf en er heel wat
informatie uit deze vondsten zal worden verkregen over het leven van de Middeleeuwse mens,
werden geen resten van de Sint- Romboutskapel teruggevonden.
SITE VAN DE LANGEREI
De opgraving in de Langerei gebeurde in 2 fasen. In de eerste fase werd het oostelijk deel van de
tuin onderzocht. De natuurlijke ondergrond bestond hier uit een laag alluviale klei uit de Reie.
Een eerste ophopingspakket van 1, 60 m bevond zich boven deze dunne laag klei. Dit pakket
werd in de 13de eeuw in twee fasen opgehoopt om een oude waterloop te kanaliseren en zo het
gebied klaar te maken voor bebouwing. Boven dit pakket bevonden er zich drie bewoningslagen,
waarvan de oudste dateerde uit de 14de
– 15de
eeuw. In deze laag werden twee vloeren
teruggevonden, samen met drie haarden uit tegels en dakpanresten op hun zijde en funderingen
gemaakt uit groot formaat bakstenen, gezet in Vlaams verband. Deze grote bakstenen werden ook
wel Brugse moefen genoemd, en werden gekenmerkt doordat hun lengte tweemaal hun breedte
is.
Tegen één van bovengenoemde funderingen werd een 15de eeuwse bronzen grape teruggevonden,
waarvan enkel het ijzeren hengsel sterk gecorrodeerd was. Uit de aanwezigheid een stuk bronsdat door middel van bronzen klinknageltjes was vastgezet aan de binnenzijde van de pot, kon
worden afgeleid dat de grape gerepareerd moet zijn geweest. De reparaties gedaan aan de
kogelvormige, ronde pot die op drie poten staat, wijzen er mogelijk op dat de grape lang in
gebruik is geweest, en dat het hier ging om een rijker huishouden.
![Page 39: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/39.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 39/53
39
In dezelfde stratigrafische laag waarin de grape werd aangetroffen, werden ook enkele bronzen
munten daterende van de 13de
tot de 16de
eeuw ontdekt.
De tweede laag die werd aangetroffen werd gedateerd omstreeks de 16de
eeuw. Dankzij deze laag
kon duidelijk de link worden gelegd met de verschillende verbouwingen die hebben
plaatsgevonden aan het Huis van de Caorsijnen. De verschillende haardvloeren die werden
aangetroffen bleken boven elkaar te zijn geplaatst om gebruik te kunnen maken van eenzelfde
aanwezige schouw. In deze bewoningslaag werden naast enkele haarden ook vloeren
aangetroffen. De vloeren bestonden uit recuperatiemateriaal, zijnde in dit geval gedecoreerde
slibversierde tegels. In de centrale ruimte van het huis kon het oorspronkelijke dambordpatroon
van donkergroene en okergele vloertegels worden gereconstrueerd. Op deze vloer werden verder
drie laatmiddeleeuwse muntjes gevonden. Er was echter geen duidelijk bewijs merkbaar van deverbouwingen die volgens de historische bronnen werden uitgevoerd in de 18de eeuw,
waarschijnlijk omdat deze restanten werden uitgebroken. In de tweede fase van het onderzoek,
waarbij de rest van de tuin werd onderzocht, werden wel restanten van de vele verbouwingen
aangetroffen. Aan de achterzijde van het gebouw werden de restanten van drie verschillende
achtergevels ontdekt, waarvan de oudste grotendeels werd uitgebroken. Net als in zone 1 werden
ook hier vele kamers ingedeeld in kleinere ruimtes. Dit kan worden afgeleid uit de vele dunne
recuperatiemuren, die geen dragende functie hadden.
In de tweede fase van het onderzoek werd de rest van de tuin onderzocht, zijnde de achterzijde
van het Huis van Caorsijnen. Hier bestond de moederbodem opnieuw uit een kleipakket,
waaronder zich een veenlaag en het Pleistocene zandpakket bevond. In het veenpakket werden
takkenresten aangetroffen, terwijl in de kleilaag op een ophopingspakket van 1,60 m werd
gestoten. In dit ophopingspakket werd een Romeinse terra sigillata scherf gevonden. Ook werden
hier twee tonwaterputten gevonden, die op ongeveer 3 m van elkaar gebouwd waren en
bestonden uit hergebruikte houten tonnen. Van de oudste waterput was slechts 30 cm bewaard
aan de onderzijde, en deze ton was bovendien waarschijnlijk niet diep genoeg gebouwd om
voldoende water te kunnen bevatten. De jongere en diepere put was 1 m dieper geplaatst en was
veel beter bewaard. Aan de hand van het materiaal afkomstig uit de putvullingen werden beide
waterputten gedateerd in de Middeleeuwen.
![Page 40: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/40.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 40/53
40
Op de site werd ook een postmiddeleeuws afwateringssysteem gevonden. Het betrof hier een
bakstenen riool, die het afvalwater rechtstreeks naar de Langerei transporteerde.
In het alluvium werd echter geen archeologisch materiaal aangetroffen. Van de laatmiddeleeuwse
en middeleeuwse bewoningslaag werden slecht weinig oorspronkelijke funderingen gevonden.
Zo werd er wel een middeleeuwse fundering bestaande uit spaarbogen aangetroffen. Deze
funderingen liepen allen door tot op de hardere Pleistoceen zandlaag, 4 m onder het huidige
straatoppervlak.
SITE VAN DE JERUZALEMSTRAAT
Hoewel het vooronderzoek liet vermoeden dat de site van de Jeruzalemstraat een veelbelovende
opgraving zou zijn, kon door de slechte weersomstandigheden slechts tot 175 cm wordenopgegraven. De opgraving werd uitgevoerd in twee fasen, waarbij telkens steeds één van beide
helften van de tuin werd onderzocht. Deze helften werden tweemaal verdiept. Alle aangetroffen
structuren waren te dateren in de 14de
tot de 16de
eeuw en bevonden zich juist onder een
ophopingspakket van puin. De afzegeling door dit puinpakket zorgde ervoor dat de verschillende,
meestal niet met elkaar in verband staande structuren, goed bewaard waren gebleven. Het was
dan ook mogelijk om een woonruimte af te bakenen aan te hand van twee aangetroffen
vloerresten en muuroverblijfselen.
Over de reeds bestaande vloer werd echter een nieuw loopvlak aangelegd, en omdat werden er
twee gekleurde mortellagen werden waargenomen, vermoedde men dat het hier zelfs om twee
opeenvolgende loopvlakken zou gaan.
In de laatmiddeleeuwse laag werden scherven en enkele metalen voorwerpen aangetroffen. Zo
werden er de volgende objecten aangetroffen: vier munten, waaronder twee Spaanse van de 16de
tot de 18 de eeuw , één koperen 16de
eeuwse rekenpening, een vingerhoed uit messing van
omstreeks het jaar 1600, een mandeliersgesp, een schoengesp met scheprosetversiering uit de
15de
of 16de
eeuw en een bronzen dekseltje van een sluit- of pijlgewichtbakje met puntcirkel
versiering uit de 13de
eeuw.
![Page 41: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/41.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 41/53
41
SITE VAN HET HALLENHUIS
Omdat in het geval van het Hallenhuis niet echt een analyse gemaakt kan worden van de
stratigrafie en de vondsten, wordt in de plaats hiervan in dit onderdeel wat uitleg gegeven over de
Merovingische bouwstijl, aangetroffen op opgravingen in onze streken. De Merovingischeperiode luidt in onze streken de vroege- middeleeuwen in.
Op basis van de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) stellen we vast dat er in heel
Vlaanderen en omstreken slecht 111 concrete Merovingische sites zijn aangetroffen, waarvan er
maar een twintigtal bewoningssites omvatten. Daarvan konden er slechts tien als nederzetting
worden geïnterpreteerd. Dankzij archeologisch onderzoek van de sporen op deze sites, was men
wel in staat om een algemeen beeld te krijgen van een Merovingisch woonhuis.
Eerst en vooral wezen de sporen, die in verband te brengen waren met gebouwplattegronden,
erop dat het ging om eenvoudige gebouwen die in hout werden opgericht (Rozek J., 2009, p.1-
86). De clusters van sporen omvatten hier meestal paalkuilen en standgreppels. Verder ging het
om rechthoekige, éénschepige constructies met dwarse opdelingen. Voor deze hoofdgebouwen
werd als dakconstructie gebruik gemaakt van een zadeldak. Wellicht waren de wanden in
vlechtwerk opgebouwd, al is er in één geval wel sprake van een massieve houten wand. De
gebouwen werden van verschillende toegangen voorzien, zowel langs de korte als langs de lange
zijde. (Hollevoet Y., 1991, p. 181-196). Afwijkende plattegronden met een soort bootvorm zijn
evenwel ook gekend. De kern van zo’n constructie bestaat dan eigenlijk uit een drietal zware
grondgebinten die de volledige breedte van de constructie overspannen.
Het Hallenhuis te Sint- Andries werd dus duidelijk gebouwd in navolging van het archeologisch
onderzoek naar Merovingische bewoning in Vlaanderen. Dankzij de Nederlandse experten, kon
met verdere details zoals de te gebruiken houtsoort ook rekening worden gehouden. Het enige
wat niet volledig origineel was aan het hallenhuis, was de gebruikte kleisoort. Het
gereconstrueerde bouwwerk omvat voor de rest een authentiek hallenhuis op locatie, gestaafd
door archeologische onderzoek.
![Page 42: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/42.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 42/53
42
SITE VAN AALTER- WOESTIJNE
Het uiteindelijke opgravingsverslag van deze site is tot nog toe niet gepubliceerd. Wel wordt
aangenomen dat de oudste bodemsporen die werden aangetroffen op de site dateerden uit de
Bronstijd (Van de Vijver M., 2011, p 1-2). Het betrof twee circulaire grachten en de restanten van
twee bronstijdgrafheuvels,die voorheen bij de historiek van de opgraving al vernoemd werden.
De kleinste grafheuvel had een diameter van 6 m, terwijl de grootste grafheuvel een diameter had
van 17 m. Hier waren ook nog sporen van planken beschoeiing te zien. Dwars doorheen de eerste
zone liep verder een meer dan 100 m lange en 2,5 m brede gracht.
Voorts werd er in deze zone een restant van een Romeins wegtracé blootgelegd over een lengte
van meer dan 100 m, hoewel hier enkel de twee zijdelingse drainagegrachten met daartussen
enkele karrensporen bewaard waren (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., 2009 p. 5-63)
Uit de Romeinse tijd werd ook erf aangetroffen op de rand van de aanwezige zandrug. Dit erf
besloeg een areaal van 70 op 85 m, en bestond uit een hoofdgebouw en een vier- en een
negenpalige spieker bij de aanliggende gracht. Net buiten deze gracht bevonden zich zes
brandresten graven, waarvan enkele een nis met bijgiften hadden die afstammen uit de Flavische
periode (69-96 n. Chr.). Ook werden op de site 12de eeuwse sporen van een drieschepige
gebouwplattegrond van ongeveer 13 bij 9 m aangetroffen. Dit gebouwplattegrond werd omgeven
door een smalle greppel en in de nabijheid ervan werden een aantal bijhorende erfstructuren
opgegraven zoals grachten, perceelsgrachten, waterputten en extractiekuilen. Sommige van de
grachten liepen parallel aan de Romeinse weg.
Op de site werden weinig vondsten aangetroffen. De aardewerkvondsten lieten echter wel toe het
voorgaand genoemde erf in het midden van de 12de eeuw te dateren. Verder werd ook
gerecupereerde baksteen aangetroffen dat deel uitmaakte van een muurconstructie met trap. In het
zuidoostelijke deel van de gracht werd tot slot een organisch pakket aangetroffen waarin
aardewerk en vele dierenbeenderen werden gevonden. Opvallend hierbij was de aanwezigheid
van veel botten van jachtwild, voornamelijk edelhert, wat mogelijkerwijs wees op de adellijke
status van de bewoners van de motte.
![Page 43: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/43.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 43/53
43
SITE VAN SIJSELE- STAKENDIJKE
Op de site te Sijsele werden verschillende archeologische ontdekkingen gedaan. Zo werden in het
Noorden van de site Romeinse sporen aangetroffen (Ryssaert C., De Gryse J. 2009/2010, p. 1-
25). In het Zuidelijk deel van de site werd dan weer een gedeelte van een landelijke
bewoningskern uit de Volle Middeleeuwen aangetroffen, dat al dan niet volledig door middel van
perceelsgreppels werd afgebakend. In deze bewoningskern, die Oost-West geörienteerd was,
overigens vier functionele wooneenheden ontdekt. Over de indeling van een eerste gebouw kan
op basis van het grondplan weinig geconcludeerd worden. Aanwijzingen voor een eventueel
stalgedeelte, noch duidelijke haardplaatsen, werden aangetroffen. Opvallend was wel de
aanwezigheid van een ondiepe depressie met houtskoolbrokken die mogelijk wees op de locatie
van een open haardplaats of een depositiekuil voor opgeruimde haardresten. In het noordelijke
gedeelte van de site werden extra paalkuilen en/of oversnijdende paalkuilen aangetroffen, wat
mogelijk wees op herstellingen of verstevigingen, en dus langdurig gebruik. Ook dienden de
extra paalkuilen mogelijk voor extra balken ter ondersteuning van een ankerbalk. Ten
noordoosten van dit gebouw werd een waterput aangetroffen, waarop geen sporen van een
bekisting werden gevonden.
Ten oosten van deze eerste woonzone wees een tweede functioneel afgebakend areaal met
plattegrond op de aanwezigheid van nog een gebouw, dat eerder geïnterpreteerd kon worden als
een schuur. Daarom wordt verondersteld dat dit deel van de site mogelijk in verband kon worden
gebracht met de verwerking en opslag van graangewassen. Het ging hier om een tweebeukig
gebouw met een noord-zuid oriëntatie. Onmiddellijk ten zuiden van dit gebouwplattegrond
werden verder twee elkaar oversnijdende waterputten aangetroffen, net zoals in het zuidoosten.
In beide zuidelijk gelegen putten werden sporen van houten bekisting aangetroffen, in
tegenstelling tot de voorgaande aangetroffen waterputten. In de zuidoostelijke put werden
restanten van een vlechtwerken bekisting gevonden.
In het meest oostelijke areaal van het centrale woonerf werd een derde palenconfiguratie
aangetroffen, bestaande uit opnieuw een Oost- West georiënteerd, tweebeukig gebouw met een
zogenaamd bootvormige plattegrond.
![Page 44: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/44.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 44/53
44
Hierin werden geen bewijzen gevonden van haardplaatsen of andere structuren, doch aansluitend
bij de bootvormige plattegrond kwam wel een vierpostenspijker aan het licht.
In het Westen werd ten slotte nog een afgebakende functionele zone gevonden, die mogelijk in
verband kan worden gebracht met agricultuur, daar er in deze zone elf silo- achtige kuilsporen
werden aangetroffen. Deze kuilen werden duidelijk niet willekeurig aangelegd, daar ze ingeplant
werden in rijen, en daar ook bij de vulling van de kuilen sprake is van een zekere opzettelijke
systematiek. De aanlegdiepte van de kuilen gaat tot net boven de permanente grondwatertafel.
De gebouwplattegronden werden gedateerd in de periode van de 9de- 10de tot de11de-12de
eeuw. Het weinige vondstenmateriaal dat werd aangetroffen verwees naar de 11de tot de vroege
13de eeuw.
![Page 45: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/45.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 45/53
45
Bibliografie
Andries T., 2010/2009, Beleef Mechelen: Sint Romboutskerkhof , Internet, 21 augustus 2011,
http://www.beleefmechelen.be/sintromboutskerkhof/b/weblog/archive/2010/03/12/de-mens-
achter-de-archeoloog.aspx (en andere artikels van desbetreffende blogger)
Arblaster P., 2006. A History of the Low Countries, Palgrave Maxmillan.
Archeonet, 2011. Archeologen leggen pestkerkhof bloot te Dendermonde, Internet, 21 augustus
2011, http://www.archeonet.be/?p=17574
Archeonet, Eerste opgravingsresulaten aan het Kadaster in Brugge, Internet, 21 augustus 2011,
http://www.archeonet.be/?p=14603
Archeonet, Nieuwe opgravingsresulatenen aan het Kadaster in Brugge, Internet, 21 augustus
2011, http://www.archeonet.be/?p=16869
Bourgeois J., Rommelaere J., 1991. Bijdrage tot de kennis van het Meetjesland in de
metaaltijden. De opgravingen te Ursel (1985-1989) en Aalter (1989-1990) In: Appeltjes van het
Meetjesland 42, 59-88.
Daniell C., 1997. Death and Burial in Medieval England 1066-1550, Routledge.
Decock T., 2010. Gemeente Brugge: Raakvlak zoekt vrijwilligers, Het Nieuwsblad , 21 augustus
2011.
Decraemer S., 2010. Verslag: archeologisch proefonderzoek t.h.v. de Jeruzalemstraat 17 te
Brugge. 1-13, VIOE.
Decraemer S., 2010. Eerste opgravingsresultaten aan het Kadaster te Brugge, Raakvlak-
Nieuwsbrief , Raakvlak.
De Loë A., 1905: Rapport général sur les recherches et les fouilles exécutées par la société
pendant l'exercice 1903, Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles 19, 129-188.
Devliegher L., 1975. De huizen van Brugge, Brugge, 194-201.
![Page 46: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/46.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 46/53
46
De Witte H., 1987. Archeologisch jaarrapport 1985-1986:Rijkepijnder In: Vermeersche V. (ed.),
Jaarboek 1985-’86. Stad Brugge stedelijke musea, Brugge, 99-103.
Eeman M., Kennes H., Mondelaers L., 1984 Inventaris van het cultuurbezit in België,
Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad In: Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9N ,
Brussel, Gent.
Hollevoet Y., 1991. Roksem (Oudenburg, W.-VL.): vroeg-romeinse en Merovingische
nederzettingssporen, Archeologie 1990, 48.
Hillewaert B., 2000: Een vroegmiddeleeuws nederzetting aan de Kosterijstraat (Korte
Molenstraat, Zandstraat, Pastoriestraat). In: De Witte H.& Hillewaert B., Archeologische
jaarrapport 1997-1999, Jaarboek 1997-99. Brugse Stedelijke Musea, 167-174.
Hillewaert B., 2010. Het Merovingisch Huis, Integratie van archeologische resultaten in het
nieuwe WZC Hallenhuis, Nieuwsbrief , Raakvlak.
Hillewaert B., Hollevoet Y., 2000. Andermaal Romeins en vroegmiddeleeuws langs de
Zandstraat te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen) In: Relicta 1, 121-140.
Hoorne J., Bartholomieux B., De Mulder G., De Clercq W., Ryssaert C., Berkers M., De Doncker
G., Iserbyt N., Klinkenborg S., 2008. Voorlopige resultaten van het preventief archeologisch
onderzoek te Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen): drie
Gallo-Romeinse erven. Romeinendag. Brussel 19-04-2008, 67-72.
Mostaert F., 1988. De geologische en morfologische gesteldheid van de brugse binnenstad. In:
De Witte H. (ed.), Brugge onder-zocht. Tien jaar stadsarcheologsich onderzoek , Brugge, 43-51.
Roberts C.A., 2009. Human remains in archaeology: A handbook. Council for British
Archaeology.
Roberts C.A., 2010. The Archaeology of Disease: Third Edition. The History Press.
Robberechts B., 2010. Het archeologisch onderzoek van het Sint- Romboutskerkhof, In:
Nieuwsbrief 15, Stad Mechelen Dienst Archeologie Mechelen, 2-5.
![Page 47: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/47.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 47/53
47
Rozek J., 2009. De Merovingische bewoning in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-
Brabant: Geoarcheologische benadering aan de hand van GIS- analyse en inventarisatie. Ugent
thesis.
Ryckaert M., 1991. Historische stedenatlas van Belgie: Brugge, Brussel.
Ryssaert C., De Gryse J. 2009. Proefsleuvenonderzoek Sijsele- Stakendijke. VIOE.
Ryssaert C., De Gryse J. 2010. Proefsleuvenonderzoek Sijsele- Stakendijke Fase 2. VIOE.
Schelvis J., 1999. Verslag van het waarderinsgonderzoek aan resten van ongewervelden
afkomstig uit vijf bodemstalen van de opgraving Korte Molenstraat Sint-Andries/Brugge In:
Scarab- report 63, Wirdum.
Soetaert P., 1974. De Berg van Charitate te Brugge, een stedelijke leenbank (1573-1795).
Bijdrage tot de geschiedenis van de kredietinstellingen in de Lage Landen. In: Historische
uitgaven, reeks in-80 nr 40, Brussel.
Spruyt, van Mantegem, de Does B.V., 1996. Vakkennis metselen. Thieme Meulenhoff bv.
Stad Mechelen Dienst Archeologie, s.d. Het archeologisch onderzoek bij het Lorettenklooster en
op het St.-Romboutskerkhof In: Nieuwsbrief 12, 3-5.
Troubleyn L., Kinnaer F., Ervynck A., Bourgeois I., 2010. Het Mechelse Steen: Een
laatmiddeleeuwse gevangenis op de Grote Markt. In: Archeologie in de provincie Antwerpen 6.
Provincieraad Antwerpen, Antwerpen.
Van de Vijver M., 2011.Uit het oog, uit het landschap: Een ongekend laat-middeleeuws kasteel
te Aalter Woestijne, Lezing en poster.
Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., Vandendriessche H., De Groote K., Cromé P.,
Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J., De Mulder G., 2009. Archeologisch
vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost- Vlaanderen): Intern rapport . VIOE.
Vandevoorde F., Kennismaking en jobbeurs WZC Hallenhuis, Persvoorstelling door OCMW-
voorzitter F. Vandevoorde op 22 maart 2011 om 11 uur, 1-2.
![Page 48: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/48.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 48/53
48
Vanhoorne R., Verbruggen C., 1969. Le tardiglacière à Roksem (Belgique), Bulletin van het
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen 45/21, Brussel.
Van Strydonck M., Landrie M., Boudin M., Grootes P.M., Nadeau M.-J., Sparks R., Keppens E.,
2002. Royal Institute for Cultural Heritage Radiocarbon Dates XVIII, Brussel.
Van Vooren E., 1983. Een verdwenen dorp. Woestijne te Aalter (O.Vl.), Archaeologia
Mediaevalis 6 , 50-52.
Wintein W., 1967. Landschapsontwikkeling te Sijsele. Een historisch-geografisch overzicht vanaf
de eerste ontginningen tot heden, In: Bos en Beverveld, jaarboek 1967 , nr. 2, p. 29-30.
Illustraties
Fig. 1: Kaart van Mechelen (Blog Stad Mechelen, het Romboutskerkhof)
![Page 49: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/49.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 49/53
49
Fig. 2: Het Sint- Romboutskerkhof (persoonlijk)
Fig. 3: Opgegraven skelet met gekruiste handen (persoonlijk)
![Page 50: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/50.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 50/53
50
Fig. 4. Kaart site Aalter- Woestijne (Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K., Vandendriessche
H., De Groote K., Cromé P., Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J., De Mulder G.,
2009. Archeologisch vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost- Vlaanderen): Intern
rapport . VIOE
(
![Page 51: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/51.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 51/53
51
Fig. 5. Aalter Woestijne: Motte fundering(Van de Vijver M., Reniere S., Keppens K.,
Vandendriessche H., De Groote K., Cromé P., Bourgeois J., De Clercq W., Bats M., Sergant J.,
De Mulder G., 2009. Archeologisch vooronderzoek te Aalter- Woestijne (prov. Oost-
Vlaanderen): Intern rapport .
VIOE)
Fig. 7 Kaart Sijsele- Stakendijke (Archeonet)
![Page 52: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/52.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 52/53
52
Fig. 8 Site Sijsele Stakendijke (Archeonet)
Fig. 9 Site Jeruzalemstraat (persoonlijk)
![Page 53: stageverslagmasterarcheologie2011](https://reader031.fdocuments.nl/reader031/viewer/2022020808/557200ff4979599169a085a9/html5/thumbnails/53.jpg)
5/17/2018 stageverslagmasterarcheologie2011 - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/stageverslagmasterarcheologie2011 53/53
53
Fig. 10 Site Langerei (Archeonet)
Fig.11 Site Hallenhuis (Archeonet)