Running head: DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 1
Masterscriptie Orthopedagogiek
De invloed van de therapie integriteit en het verbale gedrag van de therapeut op de
uitkomst van de groepsbehandeling bij adolescenten met insomnia.
Naam: Lianne Maat
Studentnummer: 10473394
Opleiding: Master Orthopedagogiek,
Universiteit van Amsterdam
Onderdeel: Scriptie Orthopedagogiek Master
Eerste begeleider UvA: dr. E. de Bruin
Tweede begeleider UvA: dr. A. van Maanen
Aantal woorden: 8240
Datum: 10-08-2015
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 2
Inhoudsopgave
Abstract…...……………………………………………………………………………………3
Inleiding..………………………………………………………………………………………4
Methode..………………………………………………………………………………………9
Participanten..………………………………………………………………………….9
Procedure….………………………………………………………………………….10
Interventie.……………………………………………………………………………11
Meetinstrumenten…………………………………………………………………….12
Statistische analyse…………………………………………………………………...14
Resultaten…………………………………………………………………………………….18
Descriptieve gegevens……………………………………………………………......18
Correlaties…………………………………………………………………………….20
Multipele regressie analyse…………………………………………………………...22
Discussie……………………………………………………………………………………...24
Literatuur……………………………………………………………………………………..31
Bijlage 1 behandelsessies.……………………………………………………………….……35
Bijlage 2 observatieschema’s…………………………………………………………………36
Bijlage 3 berekening interbeoordelaarsbetrouwbaarheid…………….……………………….41
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 3
Abstract
Er is nog weinig onderzoek naar adolescenten met insomnia gedaan. Slaap is echter
een belangrijke voorwaarde voor de gezonde/normale ontwikkeling van de adolescent. Om
deze reden is er een groepstherapie voor de behandeling van insomnia gestart waaraan 32
adolescenten, verdeeld over 5 groepen, meededen. In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre
de therapie integriteit samenhangt met de uitkomst van de groepsbehandeling en of het
verbale gedrag van de therapeut invloed heeft op de uitkomst van de groepsbehandeling. De
informatie is verzameld door middel van twee observatie instrumenten. Concluderend kan er
worden gesteld dat binnen dit onderzoek zowel de therapie integriteit als het verbale gedrag
van de therapeut een beperkt effect en invloed heeft op de uitkomst van de
groepsbehandeling. Wel vertoont de variabele motivatie, onderdeel van het verbale gedrag,
een negatieve samenhang met de uitkomst van de groepsbehandeling.
Keywords: therapy integrity, verbal behaviour, insomnia, therapeutic relationship
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 4
Inleiding
Veel adolescenten blijken niet genoeg slaap te krijgen wat veroorzaakt wordt door
slaapproblemen zoals insomnia (de Bruin, Oort, Bögels, & Meijer, 2014). Insomnia komt naar
schatting bij 10,7% van de adolescenten tussen de 13 en 16 jaar voor (Johnson, Roth, Schultz,
& Breslau, 2006). Volgens de DSM-5 wordt insomnia gekenmerkt door één of meer van de
volgende symptomen: moeite om in slaap te vallen, moeite om door te slapen met als
kenmerk veelvuldig wakker worden of problemen om weer in slaap te vallen na wakker te
zijn geworden, vroeg wakker worden in de morgen en niet in staat zijn om weer in slaap te
vallen, niet uitgerust zijn na de slaap. Daarnaast gaat de slaapklacht samen met een duidelijk
gevoel van onbehagen of beperkingen in het dagelijks functioneren op ten minste één van de
hieronder genoemde gebieden: 1 vermoeidheid of weinig energie; 2 cognitieve beperkingen
(bij voorbeeld in aandacht, concentratie of geheugen); 3 stemmingsstoornissen (bij voorbeeld
irritatie of dysforie); 4 gedragsproblemen (hyperactiviteit, impulsiviteit, agressie); 5
beperkingen in het beroepsmatig of academisch functioneren; 6 beperkingen in het sociale
functioneren; 7 negatieve invloed op ouder/verzorger of gezin (bijvoorbeeld vermoeidheid,
slaperigheid). Een criterium is dat het slaapprobleem zich minstens drie nachten per week
voor doet, voor tenminste drie maanden en het slaapprobleem doet zich voor ondanks
passende omstandigheden die adequaat zijn voor de leeftijd en de gelegenheid voor slaap
(American Psychiatric Association, 2012; Merrigan, Buysse, Bird, & Livingston, 2013).
Slaapproblemen hebben consequenties voor de fysieke en mentale gezondheid en
sociaal en cognitief functioneren. Slaap is dus een belangrijke voorwaarde voor een normale
ontwikkeling van een adolescent (Curcio, Ferrara, & De Gennaro, 2006; Fallone, Owens, &
Deane, 2002; Meijer, Reitz, Dekovic, Van den Wittenboer, & Stoel, 2010; Wolfson &
Carskadon, 2003). Cognitieve gedragstherapie (CGT) is de meest gebruikte en effectief
gebleken behandelmethode voor insomnia (Moturi & Avis, 2010; Riemann & Perlis, 2009;
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 5
Vallières, Morin, & Guay, 2005). CGT bij insomnia bestaat uit een combinatie van stimulus
controle (de slaapkamer alleen associëren met slaap), slaap hygiëne (het hebben van goede
slaapgewoonten, zoals niet meer tv kijken of sporten vlak voor je gaat slapen), restrictie van
tijd in bed (voorgeschreven tijden in bed op basis van hoeveel je daadwerkelijk slaapt),
ontspanning en cognitieve therapie (de Bruin et al., 2014).
In een pilot studie van de Bruin et al. (2014) werd de effectiviteit van CGT, voor
adolescenten met slaapproblemen, onderzocht door middel van een groepsbehandeling en een
internetbehandeling. Zowel het protocol van de groepsbehandeling als het protocol van de
internetbehandeling bestonden uit de volgende onderdelen: slaaphygiëne en psycho-educatie,
restrictie van tijd in bed, stimulus controle, cognitieve therapie en ontspanning. Beide
behandelingen bleken uit deze pilot een effectieve behandeling te zijn voor adolescenten met
insomnia (de Bruin et al., 2014).
Wat belangrijk is tijdens een behandeling is om te kijken naar de therapie integriteit.
Therapie integriteit geeft informatie over de mate waarin een behandeling wordt uitgevoerd
zoals bedoeld (Perepletchikova & Kazdin, 2005). In onderzoek van Perepletchikova en
Kazdin (2005) wordt beschreven dat therapie integriteit bestaat uit drie verschillende aspecten
namelijk: therapietrouw, behandelings-differentiatie en competentie. Therapietrouw betekent
de mate waarin de therapeut de interventies en benaderingen gebruikt zoals die staan
beschreven in het protocol, bijvoorbeeld het opvolgen van alle beschreven opdrachten en
activiteiten tijdens de groepsbehandeling. Behandelings-differentiatie beschrijft door middel
van kritisch onderzoek of behandelingen van elkaar verschillen, bijvoorbeeld door het
implementeren van procedures die vastgesteld zijn voor de groepsbehandeling bij
adolescenten met insomnia en het vermijden van procedures voor andere behandelingen.
Competentie verwijst naar het niveau van vaardigheden en kritisch vermogen van de
therapeut om interventies tijdens de groepsbehandeling vakkundig uit te voeren, bijvoorbeeld
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 6
hoe strategieën worden toegepast bij een bepaald probleem, timing van de interventie en het
vermogen om te focussen in de sessie op onderwerpen die geschikt zijn voor de
groepsbehandeling (Weck, Bohn, Ginzburg, & Stangier 2011; Perepletchikova & Kazdin,
2005). In dit onderzoek is de keuze gemaakt om alleen het aspect therapietrouw te
onderzoeken. Omdat in de literatuur therapie integriteit veelal opgevat wordt als
therapietrouw en het gebruikelijk is om de term therapie integriteit te gebruiken, wordt in dit
onderzoek de term therapie integriteit aangehouden.
Onderzoek laat zien dat therapie integriteit essentieel is voor het maken van een valide
oordeel over de vraag of de behandeling bijdraagt aan een significante verbetering van de
symptomen (Weck et al., 2011). Daarnaast is therapie integriteit essentieel voor empirische
toetsing van de effectiviteit van een interventie, omdat het zorgt voor eenduidige interpretatie
van de verkregen resultaten (Perepletchikova & Kazdin, 2005).
Echter zijn er ook andere resultaten over therapie integriteit in relatie tot de uitkomst
van de behandeling gevonden. Een hoog niveau van therapie integriteit op zich zorgt niet voor
het toenemen van de effectiviteit van de behandeling (Perepletchikova & Kazdin, 2005).
Hetzelfde onderzoek zegt dat er significante effecten kunnen worden verkregen met een laag
niveau van integriteit. Lage integriteit betekent dan niet dat een interventie zwak is, maar dat
het anders uitgevoerd is dan oorspronkelijk de bedoeling was. Als een interventie niet
effectief is kan een hoge integriteit niet gemakkelijk leiden tot betere resultaten, terwijl een
lage integriteit de resultaten wel kan verbeteren wanneer er procedures worden toegevoegd
die beter voldoen aan de behoefte van de cliënt (Perepletchikova & Kazdin, 2005).
Naast therapie integriteit is ook het verbale gedrag van de therapeut van belang
gebleken voor de effectiviteit van een behandeling. Verbaal gedrag bestaat onder andere uit
het geven van complimenten, bekrachtigen, geruststellen, informatie geven, positieve en
negatieve consequenties beschrijven etc. (Ruiz-Sancho, Frojan-Parga, & Calero-Elvira, 2013).
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 7
Het analyseren van verbaal gedrag heeft in de loop der jaren steeds meer aandacht gekregen
omdat het cruciaal is voor de effectiviteit van het therapeutische proces (Montano-Fidalgo,
Martinez-Sanchez, Frojan-Parga, & Calero-Elvira, 2013). Skinners boek ‘Verbal Behavior’
heeft een onmiskenbare invloed op de wetenschappelijke literatuur en is nog steeds een
inspiratie voor onderzoek naar het analyseren van verbaal gedrag (Montano-Fidalgo et al.,
2013). Het bestuderen van verbaal gedrag is volgens Montano-Fidalgo et al. (2013) cruciaal
voor de beoordeling van de effectiviteit van het therapeutisch proces. Ten eerste omdat: de
meeste problemen en progressie van de cliënt buiten de therapeutische sessies bereikt worden.
De therapeut wil dus door middel van verbaal gedrag achter deze informatie komen. Ten
tweede zijn er cliënten waarvan de problemen liggen bij wat ze zichzelf vertellen over hun
leven, hun problemen etc. De moeilijkheid ligt hem in dit geval bij hun eigen dysfunctionele
verbalisering, wat in de klinische setting moet worden aangepakt. Ook hiervoor is verbaal
gedrag door de therapeut een vereiste om achter de dysfunctionele verbalisering van cliënten
te komen en dit aan te pakken. Ten derde probeert de therapeut vaak de veranderingen in het
gedrag van de cliënt te bevorderen door middel van verbale instructies tijdens de sessie.
Vervolgens is het de bedoeling dat de cliënt deze instructies buiten de sessie toe past. Tot slot
vinden er weinig non-verbale activiteiten plaats tijdens de therapie, dus het bestuderen van de
therapie sessies is nodig voor het onderzoeken van de verbale interacties die plaatsvinden
tussen de therapeut en de cliënt (Montano-Fidalgo et al., 2013).
Verbaal gedrag is een component van de therapeutische relatie en is nodig om de
therapeutische relatie te kunnen analyseren (Ruiz-Sancho et al., 2013). De therapeutische
relatie bestaat uit de gevoelens en houdingen van cliënt en therapeut ten opzichte van elkaar
en de wijze waarop deze tijdens de behandeling tot uitdrukking worden gebracht (Norcross,
2010). Verbaal gedrag is een mechanisme van verandering, waarbij de therapeut sociale
bekrachtiging biedt om verandering te bewerkstelligen (Follette, Naugle, & Callaghan, 1996;
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 8
Ruiz-Sancho et al., 2013). Er is tot op heden weinig onderzoek gedaan naar de interactieve
processen die essentieel zijn voor de therapeutische verandering. Om de therapeutische relatie
te kunnen analyseren is onderzoek naar het verbale gedrag een vereiste (Ruiz-Sancho et al.,
2013).
Zoals in bovenstaande stuk staat beschreven, zijn er wisselende resultaten gevonden
over de effectiviteit van de therapie integriteit in relatie tot een behandeling. Daarnaast is
gebleken dat het verbale gedrag van de therapeut cruciaal is voor de effectiviteit van het
therapeutische proces en een mechanisme van verandering is, waar nog niet veel onderzoek
naar is gedaan. Voor zowel de praktijk als voor onderzoek naar de effectiviteit van
behandelingen, is het van belang om inzicht te krijgen in welke factoren de effectiviteit van
een behandeling bij adolescenten met insomnia beïnvloeden (Perepletchikova & Kazdin,
2005). Daarom zal binnen dit onderzoek de therapie integriteit en het verbale gedrag van de
therapeut worden onderzocht tijdens een groepsbehandeling bij adolescenten met insomnia.
Dit onderzoek is exploratief, wat inhoudt dat er zoveel mogelijk gegevens worden verzameld
en de onderlinge verbanden worden onderzocht, zonder vooraf van specifieke verwachtingen
of de richting en aard van relaties uit te gaan. De vraagstelling die in dit onderzoek centraal
staat, is: ‘In hoeverre hangt de therapie integriteit van de groepsbehandeling bij adolescenten
met insomnia samen met de uitkomst van de groepsbehandeling en in hoeverre heeft het
verbale gedrag van de therapeut invloed op de uitkomst van de groepsbehandeling?’. De
eerste hypothese luidt: ‘Er is een verband tussen de therapie integriteit en de effectiviteit van
de groepsbehandeling’. Er wordt bij deze hypothese nog niks gezegd over de richting van het
verband, omdat uit bovenstaand onderzoek is gebleken dat dit niet eenduidig is en twee
kanten op kan gaan. De tweede hypothese luidt:
‘Er is een verband tussen het verbaal gedrag van de therapeut en de effectiviteit van de
groepsbehandeling’. Onder verbaal gedrag wordt in dit onderzoek verstaan: het versterken,
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 9
onderscheidend vermogen en motiveren van de cliënt door de therapeut. Tevens wordt bij
deze hypothese nog niks gezegd over de richting van het effect, omdat hier uit bovenstaand
onderzoek niks over wordt gezegd en het effect dus twee kanten op kan gaan. Deze
veronderstelde uitkomsten kunnen van betekenis zijn voor volgend onderzoek en hopelijk
leiden tot inzichten die kunnen bijdragen aan de kennis over het optimaliseren van de
effectiviteit van een behandeling met behulp van de integriteit en het verbale gedrag van de
therapeuten.
Methode
Participanten
Dit onderzoek is een onderdeel van het onderzoek naar de effectiviteit van de
interventie SlimSlapen van de Bruin et al. (2014). Om deze reden wordt binnen dit onderzoek
deels dezelfde informatie gebruikt als in het artikel van de Bruin et al. (2014) beschreven
staat. Daarnaast zullen de data verkregen uit de studie van de Bruin, tevens de data zijn
waarmee dit onderzoek is uitgevoerd.
De participanten zijn verzameld door middel van artikelen in de krant en elektronische
nieuwsbrieven op websites van professionele gezondheidszorginstellingen voor de jeugd in
Nederland. Het belangrijkste criterium was de aanwezigheid van insomnia klachten voor ten
minste 4 weken, 3 dagen per week gebaseerd op zelf-rapportage en op de insomnia schaal van
de Holland Sleep Disorder Questionnaire (HSDQ; Kerkhof, Brouwer, Rijsman,
Schimsheimer, & Van Kasteel, 2012). Exclusie criteria waren buiten de 13-19 jaar vallen, nog
niet op de middelbare school zitten, meer dan 1 uur van Amsterdam wonen om in aanmerking
te komen voor de groepsbehandeling, indicatie van andere psychologische stoornissen
(inclusief suïcidaliteit en drugsmisbruik) volgens de klinische scores op de Youth Self-Report
(YSR; Achenbach, 1991; Verhulst, Van der Ende, & Koot, 1997) of aanduidingen van een
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 10
slaapstoornis anders dan insomnia door scores boven de cutoff score op de HSDQ en via de
informatie verkregen uit de intakegesprekken (de Bruin et al., 2014). Adolescenten die op het
moment van onderzoek werden behandeld voor psychiatrische of slaapproblemen, drugs
gebruikten die de slaap mogelijk verstoren, of een gebrek aan chroniciteit of ernst van de
symptomen lieten zien, zoals aangegeven in de vragenlijsten of uit de intakegesprekken,
werden ook uitgesloten (de Bruin et al., 2014). In het onderzoek waren drie verschillende
condities waaraan de adolescenten konden worden toegewezen, namelijk: internet
behandeling, groepsbehandeling en de wachtlijst. In het huidige onderzoek worden alleen de
data uit de groepsbehandeling gebruikt. Er zijn in totaal 32 adolescenten en drie
slaaptherapeuten die participeerden binnen de groepsbehandelingen. Deze adolescenten
werden onderverdeeld in vijf groepen, die wekelijks voor één à anderhalf uur naar Amsterdam
kwamen voor de groepsbehandeling. Bij elke behandeling waren steeds twee gespecialiseerde
slaaptherapeuten aanwezig (de Bruin et al., 2014).
Procedure
Op basis van de scores op de HSDQ, Chronic Sleep Reduction Questionnaire (CSRQ;
Dewald, Short, Gradisar, Oort, & Meijer, 2012), YSR en vragen over de sociaal economische
status en het schoolniveau, werden de adolescenten uitgenodigd voor een interview met een
slaaptherapeut over hun slaapklachten, bedtijden, slaapgeschiedenis, omstandigheden,
medische geschiedenis, geschiedenis van slaap van de familie en secundaire klachten (de
Bruin et al., 2014). Daarna ontvingen de adolescenten meer informatie over de behandeling.
Tevens ontvingen ouders een boekje met uitleg over de gegeven behandeling. In totaal duurde
de interventie zes weken, met na twee maanden vanaf de laatste sessie een booster sessie. De
HSDQ en de CSRQ werden bij baseline en meteen na de zesde sessie gemeten om te zien wat
het effect was van de slaaptherapie (de Bruin et al., 2014).
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 11
Interventie
Tijdens de groepsbehandeling ontvingen de adolescenten informatie over slaap,
slaaphygiëne (het hebben van goede slaapgewoonten, zoals niet meer tv kijken of sporten vlak
voor je gaat slapen), restrictie van tijd in bed (voorgeschreven tijden in bed op basis van
hoeveel je daadwerkelijk slaapt. Dit werd langzaam uitgebreid tot de optimale slaapduur was
bereikt) en slaapefficiëntie (de hoeveelheid slaap per nacht) (de Bruin et al., 2014). Ook
leerden de adolescenten omgaan met malende of terugkerende gedachten. Een vraag van de
therapeut was bijvoorbeeld: ‘Ga eens bij jezelf na: wanneer lag je voor het laatst na te denken
in bed en waar ging dat over?’. In tweetallen werden deze gedachten vervolgens uitgewisseld
en later besprak de therapeut met de groep een voorbeeld van zo’n malende gedachte en wat
er aan kan worden gedaan. Als vervolg op het omgaan met malende of terugkerende
gedachten werd cognitief herstructureren tijdens de behandeling toegepast. Hierbij werd
gekeken wat je met een gedachte kunt doen die je wakker houdt maar waar je niet iets
concreets aan kunt doen (bijvoorbeeld denken aan dat je al zo lang wakker ligt en wat voor
effect dat heeft op de volgende dag). Daarbij werd de techniek van cognitief herstructureren
van dysfunctionele naar functionele gedachten toegepast. De ontspanningsoefening was ook
een onderdeel van de groepsbehandeling waarbij gekozen werd voor een bodyscan, wat kan
helpen bij het in slaap vallen omdat het ontspant. Tijdens het onderdeel peer pressure/invloed
van anderen werd besproken wat te doen met verleidingen uit de omgeving. De adolescenten
deden een rollenspel om te oefenen met ‘nee zeggen’ en assertiever te worden. Tot slot werd
er gesproken over terugvalpreventie. Wat kun je doen als het ‘misgaat’? Dit werd met name
bij de laatste sessies besproken. De therapeut gaf elke week persoonlijk advies voor bedtijden
en de adolescenten kregen huiswerk mee. Elke sessie is opgenomen op video (de Bruin et al.,
2014).
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 12
Meetinstrumenten
Holland Sleep Disorders Questionnaire insomnia scale (HSDQi):
De HSDQi (Kerkhof et al., 2012) is een vragenlijst die ontwikkeld is om de slaapstoornissen
te diagnosticeren die gebaseerd zijn op de zes hoofdcategorieën van slaapstoornissen zoals
beschreven staat in de International Classification of Sleep Disorders – Tweede Editie
(American Academy of Sleep Medicine, 2005). De vragenlijst bestaat uit 40 items, gescoord
op een 5-puntsschaal. De 40 items zijn onderverdeeld in zes subschalen: insomnia,
slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen, hypersomnia, circadiane slaapstoornissen,
parasomnia en restless legs syndroom of wel slaap gerelateerde bewegingsstoornis (Kerkhof
et al., 2012). Om de effectiviteit van de behandeling te meten is alleen de subschaal insomnia
gebruikt voor het onderzoek. Een voorbeeld van een vraag uit de insomniaschaal is: ‘Ik heb
overdag last van vermoeidheid’. De betrouwbaarheid voor deze schaal is Cronbach’s alpha
van .90 met een range van .73 tot .81 voor de zes subschalen (Kerkhof et al., 2012). De
algemene nauwkeurigheid was 88% en een score boven het cutoff punt van 3.68 op één tot
vijf items van de insomnia schaal is een indicatie voor insomnia (Kerkhof et al., 2012).
Chronic Sleep Reduction Questionnaire (CSRQ):
De CSRQ (Dewald, Short, Gradisar, Oort, & Meijer, 2012) is een vragenlijst die de
symptomen van chronisch slaaptekort meet in de voorgaande twee weken. De vragenlijst
bestaat uit 20 items op een ordinale 3-puntsschaal (Dewald et al., 2012). Deze 20 items zijn
onderverdeeld in vier subschalen: slaaptekort (6 items), irritatie (5 items), verlies van energie
(5 items) en slaperigheid (4 items) (Dewald et al., 2012). Een voorbeeld van een vraag is:
‘Heb je gedurende de dag genoeg energie om overal aan mee te doen?’ Een hogere score
duidt op meer chronisch slaaptekort. De Cronbach's alpha van de vragenlijst varieert tussen
.84 en .87 (Meijer, 2008; Dewald et al., 2012).
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 13
Observatie instrument van de therapie integriteit en het verbale gedrag van de
therapeuten:
Er is een observatie instrument gemaakt om de therapie integriteit en het verbale gedrag van
de therapeut te meten aan de hand van de video opnames. Omdat behandelingen verschillen in
componenten en eisen voor een competente implementatie, moeten de metingen voor de
therapie integriteit van elke behandeling apart worden ontwikkeld (Perepletchikova &
Kazdin, 2005). Daarom is voor het ontwikkelen van het observatie instrument om de therapie
integriteit te meten, het behandelprotocol van de groepsbehandelingen van de Bruin et al.
(2014) gebruikt. Uit het protocol is de inhoud van alle sessies gebruikt om het observatie
instrument vorm te geven. In bijlage 1 worden de sessies beschreven. Voor de observatie van
de therapie integriteit is gebruikt gemaakt van beoordeling op een 5-puntschaal. Bij elk item,
waaruit de geobserveerde sessie bestond, kon gekozen worden uit de volgende mogelijkheden
om de therapeut(en) te beoordelen: 1: zeker niet van toepassing, 2: niet echt van toepassing, 3:
neutraal, niet zeker, 4: in enige mate van toepassing en 5: zeker van toepassing. Naast het
onderzoeken van de therapie integriteit, is ook onderzoek gedaan naar het verbale gedrag van
de therapeut ten opzichte van de groep, waar de ‘Therapist’s Verbal Behavior Catergory
System’ (SINC-INTER) voor is gebruikt. De SINC-INTER staat beschreven in een onderzoek
van Ruiz-Sancho et al. (2013) en is een gedragsobservatie protocol bestaande uit een aantal
categorieën die het verbale gedrag van de therapeut meten. De variabelen die gebruikt zijn,
zijn: versterking (reinforcement) bestaande uit: complimenteren (bijv. ‘heel goed gedaan’) en
bekrachtigen (bijv. ‘maar natuurlijk’, ‘oké’), onderscheidend (discriminative) bestaande uit:
een specifiek antwoord van de deelnemer op de therapeut (bijv. ‘wanneer begon het
probleem?’, ‘ongeveer twee jaar geleden’) en motivatie bestaande uit: overtuigen (bijv. ‘als je
dat doet dan gebeurt dit’), geruststellen (bijv. ‘je komt er wel’, ‘dat is heel normaal, veel
mensen hebben dat’), positieve consequenties beschrijven (bijv. ‘je zult je veel beter voelen’),
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 14
negatieve consequenties beschrijven (bijv. ‘het is belangrijk dat…’, ‘ik zou toch zorgen dat..’)
en informatie geven (Ruiz-Sancho et al., 2013). Voor de observatie van het verbale gedrag
van de therapeut is gebruik gemaakt van event sampling. Alle items van het observatie
instrument zijn geobserveerd en zodra het gedrag zich voor deed, werd dit genoteerd. De
frequentie van de items en variabelen zijn na de sessie bij elkaar opgeteld. Zowel het
observatie instrument van de therapie integriteit als het observatie instrument van het verbale
gedrag, staan in bijlage 2 vermeld. Om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het
observatie instrument vast te stellen zijn 263.97 minuten van de video opnames door twee
onafhankelijke beoordelaars geobserveerd. Dit is van belang omdat op deze manier te zien is
of beide onderzoekers overeenstemmen in hun waarnemingen. Voor het berekenen van de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is Cohen’s Kappa gebruikt, zie bijlage 3 voor de
berekening. Uit de berekening voor de therapie integriteit kwam een Cohen’s Kappa van .67,
wat betekent dat er een voldoende tot goede overeenstemming is tussen de waarnemingen. Uit
de berekening voor het verbaal gedrag kwam een Cohen’s Kappa van .42, wat betekent dat er
een redelijke overeenstemming is tussen de waarnemingen.
Statistische analyse
Allereerst is er een beschrijvende analyse uitgevoerd om inzicht te krijgen in het aantal
jongens en meisjes die meededen aan het onderzoek en de leeftijd van de adolescenten.
Hierna is er gekeken naar de uitkomst van de groepsbehandeling (gemeten door de HSDQi en
de CSRQ) per groep. De adolescenten hebben voor de groepsbehandeling en na de
groepsbehandeling zowel de HSDQi als de CSRQ ingevuld. Vervolgens is het verschil tussen
beide metingen berekend door de score van de HSDQi op baseline af te trekken van de score
aan het eind van de therapie. Ditzelfde proces is herhaald voor de CSRQ. Een negatief
resultaat betekent in dit geval dat de groepsbehandeling positief heeft gewerkt bij de
adolescent. Hoe groter het verschil tussen de voor- en nameting, hoe meer de adolescent
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 15
vooruit is gegaan. Tevens is gekeken naar de totale uitkomsten van de therapie integriteit en
het verbale gedrag van de therapeut per groep, om inzicht te krijgen in de verschillen tussen
de groepen en deze te kunnen vergelijken met de uitkomst van de groepsbehandeling. Bij de
therapie integriteit betekent hoe hoger de score, des te beter de therapeuten het protocol
hebben gevolgd. Bij de therapeutische relatie betekent hoe hoger de score, des te meer items
van het observatie instrument zijn gescoord (bijv. complimenteren).
Vervolgens is er gekeken of er verschil was tussen meisjes en jongens in relatie tot de
uitkomst van de groepsbehandeling en of de groep waarin de adolescent zat, invloed had op
de uitkomst van de groepsbehandeling. Hiervoor is gebruik gemaakt van een multivariate
analyse van variantie (MANOVA). Het gaat bij een MANOVA om het vergelijken van 2 of
meer groepen in combinatie met één of meer onafhankelijke variabelen. Hier is voor gekozen
omdat er meerdere afhankelijke variabelen kunnen worden gecombineerd, waardoor er een
duidelijk beeld gevormd kan worden over de invloed van de onafhankelijke variabelen. Voor
de MANOVA werd uitgevoerd is eerst gecontroleerd op normaliteit, multivariate outliers en
multicollineariteit. De normaliteit is door middel van een histogram en de Shapiro-Wilkinson
test berekend. Om van een normaal verdeelde onderzoeksgroep te kunnen spreken moet in het
histogram een normale verdeling zichtbaar worden en bij de Shapiro-Wilkinson-toets een niet
significant (p>.05) resultaat. De multivariate outliers zijn berekend met de mahalanobis
afstand. Om uit te zoeken of er outliers zijn, is de mahalanobis afstand vergeleken met de
kritische waarde (afkomstig van een chi-square tabel). Wanneer de mahalanobis afstand
groter is dan de kritische waarde, zijn er outliers. De multicollineariteit is berekend door
middel van Pearsons correlatie tussen de afhankelijke variabelen. Om van multicollineariteit
te spreken zullen de afhankelijke variabelen een hoge correlatie moeten hebben. Om te kijken
of er verschil was tussen meisjes en jongens in relatie tot de uitkomst van de
groepsbehandeling, is geslacht als onafhankelijke variabele gebruikt en de HSDQi en de
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 16
CSRQ als afhankelijke variabele. Voor de afhankelijke variabelen zijn de verschilscores van
de HSDQi en de CSRQ gebruikt, omdat deze aangeven in hoeverre de adolescenten vooruit of
achteruit zijn gegaan tijdens de groepsbehandeling. Vervolgens is er gekeken of de groep
waarin de adolescent zat, invloed had op de uitkomst van de groepsbehandeling. De
behandelgroep is hiervoor als onafhankelijke variabele gebruikt van de HSDQi en de CSRQ
als afhankelijke variabele. Tevens is er gekeken of sekse en de behandelgroep invloed hadden
op de afhankelijke variabelen (HSDQi en de CSRQ) apart van elkaar. Omdat dit een
exploratief onderzoek is, zijn deze gegevens ook gerapporteerd als er geen significant effect
was gevonden op de HSDQi en CSRQ samen.
Na de MANOVA zijn er correlaties en multipele regressie analyses uitgevoerd om de
volgende vragen te kunnen beantwoorden: ‘In hoeverre hangt de therapie integriteit van de
groepsbehandeling bij adolescenten met insomnia samen met de uitkomst van de
groepsbehandeling en in hoeverre heeft het verbale gedrag van de therapeut invloed op de
uitkomst van de groepsbehandeling?’.
Eerst zijn de correlaties berekend door middel van de Pearson product-moment
correlatie, om inzicht te krijgen in de samenhang tussen de therapie integriteit en de uitkomst
van de groepsbehandeling en tussen het verbale gedrag en de uitkomst van de
groepsbehandeling. De variabelen waren therapie integriteit, verbaal gedrag, de HSDQi en de
CSRQ. Ook bij het uitvoeren van de correlaties zijn de verschilscores op de HSDQi en de
CSRQ gebruikt. Hierna is gekeken of de verschillende variabelen die vallen onder het verbaal
gedrag van de therapeut, een relatie hebben met de uitkomst van de groepsbehandeling. De
variabelen waren ‘versterking’, ‘onderscheidend’, ‘motivatie’, de HSDQi en de CSRQ.
Vervolgens is er besloten om bij de variabele motivatie op item niveau te kijken. Dit omdat
motivatie een dusdanige relatie vertoonde met de uitkomst van de groepsbehandeling,
waardoor het interessant was om te kijken of de items ook een samenhang vertonen met de
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 17
uitkomst op de HSDQi en de CSRQ. De items overtuigen, geruststellen, positief bekrachtigen,
negatief bekrachtigen, informatie geven, de HSDQi en de CSRQ waren de variabelen.
Tot slot zijn er zes multipele regressie analyses uitgevoerd waarbij gekeken is of het
verbale gedrag van de therapeut invloed heeft op de uitkomst van de groepsbehandeling. Bij
de eerste regressie analyse was het verbale gedrag de onafhankelijke variabele en de HSDQi
de afhankelijke variabele. Dit proces is daarna herhaald bij de tweede regressie analyse met de
CSRQ als afhankelijke variabele. Vervolgens is gekeken of de variabele motivatie, die
onderdeel is van het verbale gedrag van de therapeut, invloed heeft op de uitkomst van de
behandeling. De reden dat er specifiek naar de variabele motivatie werd gekeken, en niet naar
de andere twee variabelen die onder het verbale gedrag vallen, is omdat er uit de uitgevoerde
correlaties kwam dat motivatie en de uitkomst op de groepsbehandeling een dusdanige relatie
met elkaar vertonen. Hierdoor was het interessant om middels een regressie analyse verder
onderzoek te doen naar de invloed van deze items op de uitkomst van de behandeling. Bij de
derde regressie analyse is motivatie als onafhankelijke variabele en de HSDQi als
afhankelijke variabele genomen. Hetzelfde proces is herhaald met de CSRQ als afhankelijke
variabele. Hierna is gekeken of de items overtuigen en positief bekrachtigen, die onder
motivatie vallen, van invloed zijn op de uitkomst van de groepsbehandeling. Het verder
onderzoeken van alleen deze items had als reden dat bij de uitgevoerde correlaties hierboven
op item niveau, een dusdanig resultaat kwam. Hierdoor was het, net als bij de variabele
motivatie, interessant om middels een regressie analyse verder onderzoek te doen naar de
invloed van deze items op de uitkomst van de behandeling. Deze regressie analyse is twee
keer gedaan, eerst met de HSDQi als afhankelijke variabele en daarna de CSRQ. Tevens zijn
voor deze multipele regressie analyses de verschilscores van de HSDQi en de CSRQ gebruikt.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 18
Resultaten
Participanten
In totaal deden er 32 adolescenten mee aan het onderzoek, waarvan 9 jongens (28.1%)
en 23 meisjes (71.9%). De leeftijd van de adolescenten varieerde tussen de 12 en 19 jaar. De
gemiddelde leeftijd was 14.81 met een standaarddeviatie van 1.89.
Uitkomsten behandeling
De uitkomst van de groepsbehandeling gemeten door de HSDQi en de CSRQ, is
berekend door verschilscores. De adolescenten hebben voor de groepsbehandeling en na de
groepsbehandeling beide vragenlijsten in moeten vullen. Vervolgens is het verschil tussen
beide metingen berekend om zo de uitkomst van de groepsbehandeling te krijgen. Een
negatief resultaat betekent in dit geval dat de groepsbehandeling positief heeft gewerkt bij de
adolescent. Hoe groter het verschil tussen de voor- en nameting, hoe meer de adolescent
vooruit is gegaan. Wat uit tabel 1 af te lezen is, is dat alle groepen vooruit zijn gegaan op de
HSDQi. Groep 4 is het minst vooruit gegaan en is op de CSRQ zelfs achteruit gegaan, met
een groot verschil ten opzichte van groep 5 die het meest vooruit is gegaan.
Tabel 1
Uitkomsten en verschilscores (V) met daarachter de standaarddeviaties van de HSDQi en de
CSRQ per groep.
Groep HSDQi 1 HSDQi 3 HSDQi V CSRQ 1 CSRQ 3 CSRQ V
1 3.48 (.48) 2.71 (.69) -0.77 (.81) 41.57 (9.11) 39.57 (9.41) -2.00 (4.16)
2 3.79 (.72) 3.02 (.63) -0.77 (.98) 41.43 (5.71) 39.57 (4.61) -1.86 (5.15)
3 3.21 (.51) 2.65 (.48) -0.56 (.73) 37.33 (6.74) 32.83 (4.83) -4.50 (4.55)
4 3.67 (.39) 3.65 (.70) -0.02 (.70) 46.83 (6.55) 47.83 (4.36) 1.00 (8.12)
5 3.58 (.48) 2.65 (.16) -0.93 (.43) 44.20 (7.46) 39.00 (5.34) -5.20 (9.52) Noot. 1 staat voor voormeting en 3 staat voor nameting.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 19
De resultaten van de therapie integriteit en het verbale gedrag zijn weergegeven in tabel 2. Bij
de therapie integriteit betekent hoe hoger de score, des te beter de therapeuten het protocol
hebben gevolgd. Bij de therapeutische relatie betekent hoe hoger de score, des te meer items
van het observatie instrument zijn gescoord (bijv. complimenteren).
Tabel 2 Uitkomsten van de therapie integriteit en het verbale gedrag per groep. Groepen Therapie integriteit Verbaal gedrag therapeut 1 139.43 780 2 151.71 1029.23 3 144.1 1157.57 4 155.73 892.13 5 134 771
Als tabel 1 met tabel 2 vergeleken wordt dan is te zien dat groep 4 het minst vooruit gaat,
maar juist het hoogst scoort op therapie integriteit. Verder valt op in tabel 1 dat groep 5 de
grootste verschilscores heeft (meeste vooruitgang na behandeling), maar op therapie
integriteit en verbaal gedrag van de therapeut het laagst scoren (zie tabel 2).
Een MANOVA is uitgevoerd om te onderzoeken of er zowel verschil was in geslacht
als in welke groep de adolescent participeerde, in relatie tot de uitkomst van de
groepsbehandeling. Bij de eerste MANOVA was de onafhankelijke variabele geslacht en de
afhankelijke waren de HSDQi en de CSRQ. Voor de MANOVA werd uitgevoerd is eerst
gecontroleerd op normaliteit, multivariate outliers en multicollineariteit. Hier zijn geen
ernstige schendingen geconstateerd. Er is geen significant verschil gevonden tussen jongens
en meisjes (F(2,29)=.75, p=.482; Wilks’ Lambda=.95; partiële eta kwadraat=.05). Tevens is
er geen significant verschil gevonden op de afzonderlijke afhankelijke variabelen in relatie tot
het geslacht (HSDQi: F(1,30)=.13, p=.723; partiële eta kwadraat=.00 en CSRQ: F(1,30)=.78,
p=.383; partiële eta kwadraat=.03).Vervolgens is getoetst of er verschil was tussen de
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 20
verschillende groepen in relatie tot de uitkomst van de groepsbehandeling (gemeten met de
HSDQi en de CSRQ). Hierbij is ook weer gecontroleerd op normaliteit, multivariate outliers
en multicollineariteit. Hier zijn tevens geen ernstige schendingen geconstateerd. Er is ook
geen significant verschil gevonden tussen de verschillende groepen (F(8,52)=.89, p=.533;
Wilks’ Lambda=.77; partiële eta kwadraat=.12). Als er apart wordt gekeken naar afhankelijke
variabelen (HSDQi en CSRQ) dan blijkt er ook geen significant verschil te zijn tussen de
verschillende groepen (HSDQi: F(4,27)= 1.34, p=.280; partiële eta kwadraat=.17 en CSRQ
F(4,27)=.88, p=.484; partiële eta kwadraat=.12).
Correlaties verbaal gedrag, therapie integriteit en uitkomst van de groepsbehandeling
De relatie tussen het verbaal gedrag van de therapeut en de uitkomst van de
groepsbehandeling (gemeten met de HSDQi en de CSRQ) en de relatie tussen therapie
integriteit en de uitkomst van de groepsbehandeling is onderzocht met behulp van de Pearson
product-moment correlatie coëfficiënt. Er is een zwakke, positieve correlatie gevonden tussen
het verbaal gedrag van de therapeut en de score op de HSDQi (r=.094, n=32, p=.610). Er is
een zwakke, negatieve correlatie gevonden tussen het verbaal gedrag van de therapeut en de
score op de CSRQ (r=-.029, n=32, p=.876). De correlatie tussen therapie integriteit en score
op de HSDQi is zwak en positief (r=.289, n=32, p=.109). De correlatie tussen therapie
integriteit en de score op de CSRQ is tevens zwak en positief (r=.269, n=32, p=.136). Geen
van deze correlaties was significant, zoals blijkt uit de p-waarden (allen tussen .109 en .876).
Hiernaast is gekeken of de verschillende variabelen die vallen onder het verbaal gedrag van
de therapeut, een relatie hebben met de uitkomst van de groepsbehandeling. Uit onderstaande
tabel blijkt dat er een significante relatie bestaat tussen de totaalscore voor motivatie en de
HSDQi (r=.389, n=32, p=.028). Het motiveren van de adolescenten tijdens de
groepsbehandeling hangt dus samen met de uitkomst van de groepsbehandeling. Echter
betekent deze samenhang, omdat het een positief resultaat is, dat de adolescenten juist slechter
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 21
scoren op de HSDQi wanneer de therapeut meer motiveert. De verwachting voorafgaand aan
het onderzoek was juist een negatief resultaat omdat bij de HSDQi geldt: hoe negatiever de
score, hoe positiever de uitkomst van de groepsbehandeling.
Tabel 3
Correlaties tussen therapie integriteit, verbaal gedrag (Vg)(met de variabalen die daaronder
vallen) en de HSDQi en CSRQ.
Therapie integriteit
Vg Versterking
Vg Onderscheidend
Vg Motivatie Vg Totaal HSDQi
Therapie integriteit
Vg Versterking .505**
Vg Onderscheidend .301 .862***
Vg Motivatie
.844*** .751*** .453**
Vg Totaal .469** .968*** .957***
.669***
HSDQi .289 .154 -.023 .389* .094
CSRQ .269 -.015 -.092 .244 -.029
.451**
*p < .05. **p < .01. ***p<.001
Vervolgens is er gekeken naar de items die vallen onder de variabele motivatie. Er is alleen
naar de items van deze variabele gekeken, omdat deze een significantie relatie heeft met de
HSDQi. Uit de resultaten blijkt dat het item positief bekrachtigen een borderline-significante
relatie laat zien met de HSDQi (r=.337, n=32, p=.059). Ook laat het item overtuigen een
borderline-significante relatie zien met de HSDQi (r=.333, n=32, p=.062). Uit tabel 4 valt
tevens te lezen dat de HSDQi en de CSRQ een significante relatie hebben met elkaar (r=.451,
n=32, p=.010). Dit betekent dat wanneer de adolescenten op de ene vragenlijst vooruit gaan,
ze ook op de andere vooruit gaan. Ze hangen dus onderling samen.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 22
Tabel 4
Correlaties tussen de items die vallen onder de variabele motivatie en de HSDQi en CSRQ.
Vg Mo
overtuigen Vg Mo
geruststellen Vg Mo pos
bekrachtigen Vg Mo neg
bekrachtigen
Vg Mo informatie
geven Vg Mo totaal
Vg totaal HSDQi
1. Vg Mo overtuigen
2. Vg Mo geruststellen .176
3. Vg Mo pos bekrachtigen .651*** .492**
4. Vg Mo neg bekrachtigen .180 -.270 -.390*
5. Vg Mo informatie geven .236 .331 .732*** -.870***
6. Vg Mo totaal .698*** .578** .901*** -.428* .744***
7. Vg totaal .405* .025 .763*** -.503** .807***
.669***
8. HSDQi .333 .306 .337 -.047 .155 .389* .094
9. CSRQ .089 .233 .193 -.164 .142 .244 -.029
.451** *p < .05. **p < .01. ***p<.001. Noot. Vg staat voor verbaal gedrag en Mo staat voor motivatie.
Multipele regressie analyse
Tot slot is er gekeken of het verbale gedrag invloed heeft op de uitkomst van de
groepsbehandeling door middel van een multipele regressie analyse. Omdat uit bovenstaande
resultaten kwam dat motivatie samenhangt met de uitkomst van de groepsbehandeling is
vervolgens gekeken of deze ook een voorspellend verband heeft met de uitkomst van de
groepsbehandeling. Tevens zijn daarna de items positief bekrachtigen en overtuigen bekeken
omdat deze een borderline-significante relatie vertoonden bij Pearson’s product-moment
correlatie. In tabel 5 is te zien dat er een significante samenhang is tussen motivatie en de
uitkomst op de HSDQi. Ook hier geldt dat de adolescenten juist achteruit gaan op de HSDQi
wanneer de therapeut meer motiveert, omdat het een positief resultaat is. Het verbale gedrag
en de items overtuigen en positief bekrachtigen hangen niet samen met de HSDQi.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 23
Tabel 5
Multipele regressie analyse verbaal gedrag, motivatie, overtuigen, positief bekrachtigen en de HSDQi
Variabele b Beta p
Constante -1.069
.234
Verbaal gedrag .000 .094 .610
Constante -3.177
.008
Verbaal gedrag motivatie totaal .017 .389 .028
Constante -2.334
.012
Verbaal gedrag motivatie overtuigen .020 .197 .393
Verbaal gedrag motivatie pos bekrachtigen .144 .208 .367 *p < .05. Noot. b=regressie coëfficiënt, Beta=regressiegewicht
Uit tabel 6 is op te maken dat er geen samenhang is tussen verbaal gedrag, de variabele motivatie, de items overtuigen en positief bekrachtigen en de CSRQ.
Tabel 6 Multipele regressie analyse verbaal gedrag, motivatie, overtuigen, positief bekrachtigen en de CSRQ
Variabele b Beta p
Constante -1.333
.852
Verbaal gedrag -.001 -.029 .876
Constante -15.289
.114
Verbaal gedrag motivatie totaal .083 .244 .179
Constante -10.071
.182
Verbaal gedrag motivatie overtuigen -.053 -.064 .792
Verbaal gedrag motivatie pos bekrachtigen 1.304 .235 .335 Noot. b=regressie coëfficiënt, Beta=regressiegewicht
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 24
Discussie
In dit onderzoek werd onderzocht of zowel de therapie integriteit als het verbale
gedrag van de therapeut samen hangen met de uitkomst van de groepsbehandeling bij
adolescenten met insomnia. De volgende onderzoeksvragen stonden centraal: ‘In hoeverre
hangt de therapie integriteit van de groepsbehandeling bij adolescenten met insomnia samen
met de uitkomst van de groepsbehandeling en in hoeverre heeft het verbale gedrag van de
therapeut invloed op de uitkomst van de groepsbehandeling?’. In dit onderzoek zijn geen
eenduidige ondersteuningen naar voren gekomen over de samenhang tussen de therapie
integriteit en de uitkomst van de groepsbehandeling. Hoewel er geen significante relaties zijn
gevonden was er een trend te zien dat bij een hogere therapie integriteit de uitkomst op de
groepsbehandeling juist minder bleek te zijn. Tevens zijn er geen eenduidige ondersteuningen
naar voren gekomen over de invloed van het verbale gedrag van de therapeut op de uitkomst
van de groepsbehandeling. Echter hangt de variabele motivatie, die onderdeel is van het
verbale gedrag, wel samen met de uitkomst van de groepsbehandeling.
De eerste hypothese luidde dat er een verband bestaat tussen de therapie integriteit en
de effectiviteit van de groepsbehandeling. Van tevoren is er geen uitspraak gedaan over de
richting van het verband, omdat er binnen de literatuur nog geen eenduidigheid bestaat over
het effect van therapie integriteit en dit zowel positief als negatief kan zijn. In dit onderzoek
zijn er geen significantie relaties gevonden tussen de therapie integriteit en de uitkomst van de
groepsbehandeling. Dit resultaat is niet geheel onverwacht want in de inleiding werd door
onderzoek van Perepletchikova en Kazdin (2005) gesteld dat een hoge therapie integriteit op
zich, niet zorgt voor het toenemen van de effectiviteit van de behandeling. Er kunnen ook
significante effecten worden verkregen met een laag niveau van integriteit (Perepletchikova &
Kazdin, 2005). De bevinding dat een hoge therapie integriteit op zich, niet zorgt voor het
toenemen van de effectiviteit van de behandeling komt overeen met de bevindingen uit dit
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 25
onderzoek. Zoals al eerder aangehaald was er binnen dit onderzoek een trend te zien dat juist
bij een hogere therapie integriteit, de uitkomst van de groepsbehandeling minder bleek te zijn.
De tweede hypothese luidde dat er een verband bestaat tussen het verbale gedrag van
de therapeut en de effectiviteit van de groepsbehandeling. Uit de resultaten van dit onderzoek
kan met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat het verbale gedrag van de therapeut
geen verband toont met de effectiviteit van de groepsbehandeling. Als er afzonderlijk wordt
gekeken naar de variabelen die onder het verbale gedrag vallen, dan blijkt het motiveren van
de adolescenten negatief samen te hangen met de uitkomst van de groepsbehandeling. Dit
betekent dat wanneer de therapeut meer motiveert, de adolescent juist achteruit gaat. Een
mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat als de therapeut ziet dat de adolescent minder
gemotiveerd is, de therapeut de adolescent meer gaat motiveren. Deze verklaring komt
overeen met de resultaten van een onderzoek van Imel, Baer, Martino, Ball en Carroll. (2011)
waarin wordt gezegd dat wanneer de motivatie van een cliënt aan het begin van de
behandeling laag is, het motiveren van de cliënt door de therapeut tijdens de sessie hoger was.
Terwijl cliënten die meer gemotiveerd zijn, minder gemotiveerd worden door de therapeut
(Imel et al., 2011). Meer motivatie door de therapeut kan nog steeds een positieve invloed
hebben, maar omdat het ongemotiveerde adolescenten betreft, is er een tegengesteld verband
te zien. Een lage motivatie blijkt uit onderzoek één van de grootste bedreigingen voor de
effectiviteit van een interventie (Holdsworth, Bowen, Brown, & Howat, 2014).
Daarnaast is opvallend, zoals in tabel 1 en 2 van de resultaten weergegeven staat, dat
groep vier van de groepsbehandeling weinig vooruit is gegaan en zelfs op de CSRQ achteruit
is gegaan, terwijl deze groep juist het hoogst van alle groepen heeft gescoord op therapie
integriteit. Zoals in de inleiding beschreven staat, blijkt uit een deel van de literatuur dat
therapie integriteit een belangrijk onderdeel is voor een positieve behandeluitkomst (Weck et
al., 2011; Perepletchikova & Kazdin, 2005; Montano-Fidalgo et al., 2013; Follette et al.,
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 26
1996; Ruiz-Sancho et al., 2013). Echter dit onderzoek spreekt dat tegen en zeker de resultaten
van groep vier. Een verklaring hiervoor kan zijn dat als therapeuten zich heel strak
vasthouden aan het protocol, ze zich minder kunnen richten op de individuele behoeften van
de adolescenten. Volgens onderzoek van Perepletchikova en Kazdin (2005) vermindert het
volgen van een protocol de variabiliteit tijdens de behandeling en verhoogt het de therapie
integriteit. Daarnaast zegt ditzelfde onderzoek dat een protocol de flexibiliteit van de
therapeut beperkt over kwesties die van belang zijn voor de behandeling. Als er tijdens de
behandeling rekening wordt gehouden met de individuele behoeften van cliënten dan wordt er
winst behaald tijdens de behandeling (Perepletchikova & Kazdin, 2005). Zoals in de inleiding
staat beschreven bleek uit hetzelfde onderzoek van Perepletchikova en Kazdin (2005) dat het
bij een lage therapie integriteit niet duidelijk is welke componenten van de behandeling
verantwoordelijk zijn voor verandering. Een belangrijk component voor verandering zou
bijvoorbeeld ondersteuning van de omgeving gedurende het behandelproces kunnen zijn. Een
voorbeeld van een mogelijke verklaring voor de geringe vooruitgang van groep vier kan dus
zijn dat de adolescenten buiten de groepsbehandeling niet genoeg support van ouders en
familie kregen. Hierdoor hebben de adolescenten zich niet voldoende gericht op de
groepsbehandeling waardoor dit weinig tot geen effect heeft gehad. De adolescenten hadden
per week anderhalf uur behandeling en het grootste deel van de tijd waren ze bij hun ouders
en familie. Zij hebben een grote invloed op de manier hoe ze oefenen met de
huiswerkopdrachten en de vaardigheden toepassen die ze tijdens de sessie geleerd hebben
(Silk et al., 2013). Verschillende onderzoeken laten zien dat lage cohesie, hoger conflict, hoge
afwijzing en bemoeienis van familie geassocieerd zijn met een lagere uitkomst op CGT
(Victor, Bernat, Bernstein, & layne, 2007; Crawford & Manassis, 2001; Liber et al., 2008;
Wood, McLeod, Piacentini, & Sigman, 2009). Echter is dit een mogelijke verklaring, die niet
onderzocht is in dit onderzoek omdat er geen data beschikbaar waren over de support van
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 27
ouders en familie buiten de groepsbehandeling om. Er is daarom geen reden om aan te nemen
dat er verschil was tussen de groepen in ondersteuning van ouders en familie. Hierdoor zijn er
geen definitieve uitspraken te doen over de mogelijke verklaring die hierboven beschreven
wordt. Echter is het wel een aanbeveling voor volgend onderzoek om de support van ouders
en familie mee te nemen in het onderzoek, omdat uit eerder onderzoek komt dat support van
ouders en familie wel degelijk geassocieerd wordt met de uitkomst van een behandeling. Door
de resultaten van groep vijf wordt in dit onderzoek ook bevestigd dat de therapie integriteit en
het verbale gedrag van de therapeut niet van belang zijn voor de uitkomst op de HSDQi en
CSRQ. Deze groep had grote verschilscores op beide vragenlijsten, maar scoorde het laagst
op therapie integriteit en verbaal gedrag. Een verklaring hiervoor kan zijn dat deze
adolescenten al veel motivatie hadden voor de slaapbehandeling en dat de therapeuten zich
daarom minder aan het protocol hebben gehouden en minder verbaal gedrag hebben laten
zien. Cliënten die meer gemotiveerd zijn hebben minder strategieën nodig van de therapeut,
op het gebied van verbaal gedrag en therapie integriteit, om een positieve behandeluitkomst te
krijgen (Imel et al., 2011). Een tweede verklaring voor de resultaten van groep vijf kan
bijvoorbeeld zijn dat deze adolescenten juist wel veel support hebben gehad van hun
omgeving waardoor zij zich volledig hebben ingezet voor de groepsbehandeling en dit een
positief effect heeft gehad op het slapen. Volgens George, Wilson, Lawman en Van Horn
(2013) blijkt dat sociale factoren zoals emotionele ondersteuning zorgen voor een goede
intrinsieke motivatie bij de adolescent. Hierdoor zou groep vijf beter kunnen hebben gescoord
op de HSDQi en de CRSQ dan bijvoorbeeld groep vier. Tevens valt hier geen definitieve
uitspraak over te doen, omdat het niet onderzocht is in dit onderzoek en er geen data
beschikbaar waren over de support van ouders en familie.
Een sterk aspect van het huidige onderzoek was dat er een onderbouwd observatie
instrument werd gebruikt om het verbale gedrag van de therapeut te meten. Dit observatie
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 28
instrument is in eerder onderzoek van Ruiz-Sancho et al. (2013) gebruikt en kan eventueel
ook in ander onderzoek worden gebruikt. Tevens is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
berekend over de observatie instrumenten van de therapie integriteit en het verbaal gedrag,
wat informatie geeft over de overeenstemming tussen waarnemingen. In dit onderzoek was de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid redelijk tot goed, waardoor aangenomen kan worden dat
persoonlijke kenmerken weinig invloed hebben op het gebruik van de observatie
instrumenten. Hiernaast werd het onderzoek uitgevoerd met een uitgebreide
groepsbehandeling. De groepsbehandeling duurde zes weken met na twee maanden een
boostersessie. Tijdens de sessies werd veel tijd besteed aan waar de adolescenten tegenaan
liepen, was er plaats voor oefeningen en kregen adolescenten tips hoe ze bijvoorbeeld met
malende gedachten om konden gaan. Omdat de adolescenten elke week behandeling kregen
was er veel controle en werd er per adolescent gekeken naar wat beter kon of juist al heel
goed ging en wat ze dus moesten volhouden. Verder werden de sessies door de therapeuten
volgens een vaststaand protocol gevolgd met een duidelijke opbouw, waardoor elke groep
dezelfde behandeling kreeg. Tevens werden de groepsbehandelingen uitgevoerd door
gecertificeerde slaap specialisten met veel ervaring. Dit kan ertoe hebben bijgedragen dat ook
(juist) met een lagere therapie integriteit deze behandeling toch effectiever is dan bij een
hogere therapie integriteit.
Er zijn ook kanttekeningen te plaatsen bij het interpreteren van de
onderzoeksresultaten en met het oog op vervolgonderzoek. Als er gekeken wordt naar de
grootte van de onderzoeksgroep dan is deze klein. De vraag is dan in hoeverre de resultaten te
generaliseren zijn naar een grotere populatie. Daarnaast was het verschil in de hoeveelheid
jongens en meisjes die aan dit onderzoek meededen, groot. Bij vervolgonderzoek wordt
daarom aangeraden om de onderzoeksgroep groter te maken en de verhouding jongens en
meisjes meer gelijk te krijgen. Hierdoor vallen de resultaten beter te generaliseren en kan het
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 29
interessant zijn om te kijken of verschil in sekse invloed heeft op de onderzoeksresultaten.
Hiernaast zijn de HSDQi en de CSRQ zelfrapportage instrumenten, wat nadelen kan hebben.
Het is mogelijk dat de adolescenten geen realistisch antwoord hebben gegeven op de vragen
als gevolg van sociale wenselijkheid. Ook kan het zijn dat sommige adolescenten geen zin
hadden in het invullen van de vragenlijsten, waardoor een scheef beeld is ontstaan van de
werkelijkheid. Als er gekeken wordt naar de opzet van het onderzoek dan is er geen controle
groep geweest waarbij de therapie integriteit en het verbale gedrag van de therapeuten bewust
gemanipuleerd zijn. Daar zijn echter ethische bezwaren tegen aan te dragen, maar vanuit
wetenschappelijk opzicht zou dit belangrijke inzichten kunnen verschaffen over de invloed
van deze factoren op de effectiviteit van de behandeling. Ondanks dat er voor de
onderzoeksvragen slechts enkele significante resultaten zijn gevonden op deelaspecten van de
variabelen, zou er misschien wel een verschil zijn geweest tussen groepen waarbij er geen
rekening werd gehouden met de therapie integriteit en groepen waarbij juist wel op de
therapie integriteit werd gelet. Een aanbeveling voor volgend onderzoek zou dus zijn om wel
een controle groep te gebruiken zodat het effect van de groepsbehandeling sterker kan worden
onderbouwd en dat toeval uitgesloten kan worden. Hiernaast waren de video’s van de
groepstherapie soms moeilijk te scoren omdat niet alle therapeuten op de film stonden. Het
was daarom lastig om te onderscheiden welke therapeut aan het woord was. Ook kwam het
voor dat er binnen de groepstherapie in groepjes werd gewerkt waardoor de therapeuten
tegelijk aan het woord waren en de conversaties daarom moeilijk te verstaan waren. Het is dus
mogelijk dat er tijdens het scoren van de groepsbehandeling anders gescoord is dan feitelijk
het geval was en dat dit effect heeft gehad op de betrouwbaarheid van de metingen.
Desalniettemin bleek uit de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid dat het observatie instrument
adequaat gebruikt kan worden voor het in kaart brengen van de therapie integriteit en het
verbale gedrag. Voor vervolgonderzoek wordt echter geadviseerd meer rekening te houden
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 30
met de stand van de camera en hoe iedereen gaat zitten zodat de omgeving optimaal is voor
observatie. Tot slot wordt er aangeraden om in vervolgonderzoek te kijken naar de interactie
tussen de therapeut en de individuele cliënt. Dit was in het huidige onderzoek niet mogelijk,
doordat dit niet geobserveerd kon worden, maar de interactie wordt veel aangehaald in ander
onderzoek en is nog niet onderzocht voor de groepsbehandeling bij insomnia. Het verder
onderzoeken van de therapie integriteit en de interactie is van belang voor het onderbouwen
van de onderdelen die tijdens een groepsbehandeling belangrijk zijn voor de verbetering van
slaapproblemen bij adolescenten. Hierdoor wordt de kwaliteit van de groepsbehandeling
gewaarborgd en zullen er in de toekomst meer adolescenten meedoen aan de behandeling
voor hun slaapproblemen.
Concluderend kan er worden gesteld dat binnen dit onderzoek zowel de therapie
integriteit als het verbale gedrag van de therapeut een beperkt effect en invloed heeft op de
uitkomst van de groepsbehandeling. Wel kan met enige voorzichtigheid worden
geconcludeerd dat het motiveren van de adolescent door de therapeut een negatieve invloed
heeft op de uitkomst van de groepsbehandeling. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan de
ontwikkeling van een betrouwbaar observatie instrument voor therapie integriteit van CGT
voor insomnia specifiek, en verbaal gedrag van de therapeut in het algemeen. Daarnaast biedt
het onderzoek inzicht in het effect van het werken volgens een protocol en kan dit inzicht
ondersteuning bieden voor therapeuten die een andere visie hebben over het vormgeven van
een behandeling dan behandelen volgens een protocol.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 31
Literatuur
Achenbach, T.M. (Ed.). (1991). Manual for the youth self-report and 1991 profile.
Burlington, VT: University of Vermont, Department of Psychiatry.
American Academy of Sleep Medicine. (2005). International classification of sleep disorders,
2nd ed: Diagnostic and coding manual. Westchester, IL: Author.
American Psychiatric Association Washington. (2012). DSM-5 development.
http://www.dsm5.org/ ProposedRevision/Pages/proposedrevision.aspx?rid=65#.
Bordin, E.S. (1979). The generalizability of the psychoanalytic concept of working alliance.
Psychotherapy: Theory, research and practice, 16, 252-260.
Bruin, E.J. de., Oort, F.J., Bögels, S.M., & Meijer, A.M. (2014). Efficacy of Internet and
Group Administered Cognitive Behavioral Therapy for Insomnia in Adolescents: A
Pilot Study. Behavioral Sleep Medicine, 11, 1–20.
doi: 10.1080/15402002.2013.784703
Curcio, G., Ferrara, M., & De Gennaro, L. (2006). Sleep loss, learning capacity and academic
performance. Sleep Medicine Reviews, 10, 323–337.
Dewald, J. F., Short, M. A., Gradisar, M., Oort, F. J., & Meijer, A. M. (2012). The Chronic
Sleep Reduction Questionnaire (CSRQ): A cross-cultural comparison and validation in
Dutch and Australian adolescents: English CSRQ version. Journal of Sleep Research,
21, 584–594.
Crawford, A., & Manassis, K. (2001). Familial predictors of treatment outcome in childhood
anxiety disorders. Journal of the American Academy of Child & Adolescent
Psychiatry, 40, 1182–1189.
Fallone, G., Owens, J. A., & Deane, J. (2002). Sleepiness in children and adolescents: Clinical
implications. Sleep Medicine Reviews, 6, 287–306.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 32
Follette, W.C., Naugle, A.E., & Callaghan, G.M. (1996). A radical behavioral understandig of
the therapeutic relationship in effecting change. Behavior Therapy, 27(4), 623-641.
doi:10.1016/S0005-7894(96)80047-5
George, S.M., Wilson, D.K. Lawman, H.G., & van Horn, M.L. (2013). Weight Status as a
Moderator of the Relationship Between Motivation, Emotional Social Support, and
Physical Activity in Underserved Adolescents. Journal of Pediatric Psychology, 38(4),
387-397.doi: 10.1093/jpepsy/jss178
Holdsworth, E., Bowen, E., Brown, S., & Howat, D. (2014). Client engagement in
psychotherapeutic treatment and associations with client characteristics, therapist
characteristics, and treatment factors. Clinical Psychology review, 34(5), 428-450.
doi:10.1016/j.cpr.2014.06.004
Johnson, E.O., Roth, T., Schultz, L., & Breslau, N. (2006). Epidemiology of DSM-IV
Insomnia in Adolescence: Lifetime Prevalence, Chronicity, and an Emergent Gender
Difference. Pediatrics, 117, 247-256. doi: 10.1542/peds.2004-2629
Imel, Z.E., Baer, J.S., Martino, S., Ball, S.A., & Carroll, K.M. (2011). Mutual influence in
therapist competence and adherence to motivational enhancement therapy. Drugs and
alcohol dependence, 115(3), 229-236. doi:10.1016/j.drugalcdep.2010.11.010
Kerkhof, G. A., Geuke, M. E. H., Brouwer, A., Rijsman, R. M., Schimsheimer, R. J., & van
Kasteel, V. (2012). A new sleep disorders questionnaire based on the International
Classification of Sleep Disorders–2. Journal of Sleep Research, 22, 104–107.
doi:10.1111/j.1365-2869.2012.01041.x
Liber, L.M., van Widenfelt, B.M., Goedhart, A.W., Utens, E.M.W.J., van der Leeden, A.J.M.,
Markus, M.T., et al. (2008). Parenting and parental anxiety and depression as
predictors of treatment outcome for childhood anxiety disorders: has the role of fathers
been underestimated? Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 37,
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 33
747–758.
Meijer, A. (2008). Chronic sleep reduction, functioning at school and school performance in
adolescents. Journal of Sleep Research, 17, 395–405.
Meijer, A., Reitz, E., Dekovic, M., van den Wittenboer, M., & Stoel, R.D. (2010).
Longitudinal relations between sleep quality, time in bed and adolescent problem
behaviour. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 51, 1278 1286.
Merrigan, J.M., Buysse, D.J., Bird, J.C., & Livingston, E.H. (2013) Insomnia. The Journal of
the American Medical Association, 309(7), 733.
Montano-Fidalgo, M., Martinez-Sanchez, H., Frojan-Parga, MX., & Calero-Elvira, A. (2013).
The role of verbal behavior in the analysis of the therapeutic process. Conductual,
1(2), 62-72.
Moturi, S., & Avis, K. (2010). Assessment and treatment of common pediatric sleep
disorders. Psychiatry, 7, 24-37.
Norcross, J.C. (2010). The therapeutic relationship. Washington: American Psychological
Association.
Perepletchikova, F., & Kazdin, A.E. (2005). Treatment integrity and therapeutic change:
issues and research recommendations. Clinical Psychology Science Practice, 12,
365-383.
Riemann, D., & Perlis, M.L. (2009).The treatments of chronic insomnia: A review of
benzodiazepine receptor agonists and psychological and behavioral therapies. Sleep
Medicine Reviews, 13, 205–214. doi:10.1016/j.smrv.2008.06.001
Ruiz-Sancho, E.M., Frojan-Parga, M.X., & Calero-Elvira, A. (2013). Functional Analysis of
the Verbal Interaction between Psychologist and Client During the Therapeutic
Process Behavior Modification, 37, 516–542.
Silk, J.S., Sheeber, L., Tan., P.Z. Ladouceur, C.D., Forbes, E.E., McMakin, D.L., et al.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 34
(2013). “You can do it!”: The role of parental encouragement of bravery in child
anxiety treatment. Journal of Anxiety Disorders, 27(5), 439–446.
doi:10.1016/j.janxdis.2013.06.002
Vallières, A., Morin, C.M., & Guay, B. (2005). Sequential combinations of drug and
cognitive behavioral therapy for chronic insomnia: An exploratory study. Behaviour
Research and Therapy, 43, 1611–1630.
Verhulst, F. C., van der Ende, J., & Koot, H. M. (1997). Manual for the Youth Self-Report
(YSR): Dutch version. Rotterdam, Netherlands: Afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie,
Academisch Ziekenhuis/Erasmus Universiteit.
Victor, A.M., Bernat, D.H., Bernstein, G.A., & Layne, A.E. (2007). Effects of parent and
family characteristics on treatment outcome of anxious children. Journal of Anxiety
Disorders, 21, 835–848.
Wampold, B.E. (2001). Contextualizing psychotherapy as a healing practice: Culture, history,
and methods. Applied & Preventive Psychology, 10, 69-86.
Weck, F., Bohn, C., Ginzburg, D.M. & Stangier, U. (2011). Treatment Integrity:
Implementation, Assessment, Evaluation, and Correlations with Outcome.
Verhaltenstherapie, 21, 99–107. doi: 10.1159/000328840
Wolfson, A. R., & Carskadon, M. A. (2003). Understanding adolescents’ sleep patterns and
school performance: A critical appraisal. Sleep Medicine Reviews, 7, 491–506.
Wood, J.J., McLeod, B.D., Piacentini, J.C., & Sigman, M. (2009). One-year follow-up of
family versus child CBT for anxiety disorders: exploring the roles of child age and
parental intrusiveness. Child Psychiatry and Human Development, 40, 301–316.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 35
Bijlage 1 behandelsessies
Sessie 1 bestaat uit: introductierondje, motivatie- en doelstellingsoefening, algemene
informatie over slaap, slaaphygiëne, oefening: jouw slaaphygiëne, restrictie van tijd in bed,
slaapefficiëntie en samenvatting/afsluiting.
Sessie 2 bestaat uit: huiswerk bespreken, omgaan met malende of terugkerende gedachten,
ontspanningsoefening en samenvatting/afsluiting.
Sessie 3 bestaat uit: huiswerk bespreken, cognitief herstructureren I, ontspanningsoefening en
samenvatting/afsluiting.
Sessie 4 bestaat uit: huiswerk bespreken, cognitief herstructureren II, ontspanningsoefening,
peer pressure/invloed van anderen, rollenspel en samenvatting/afsluiting.
Sessie 5 bestaat uit: huiswerk bespreken, terugvalpreventie, bedtijdenberekening,
ontspanningsoefening en samenvatting/afsluiting.
Sessie 6 bestaat uit: ontspanningsoefening, bedtijdengrafieken en uitleg berekening,
samenvatting/terugvalpreventie, evaluatie en boostersessie.
Boostersessie bestaat uit: programma, grafiek slaapdagboekje, interview, plenair
nabespreken, plenair bespreken wat je kunt doen als het ‘misgaat’?, ontspanningsoefening en
evaluatie.
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 36
Bijlage 2 observatieschema
Therapie-integriteit
Therapeut:________ Beoordelaar: _________
Datum beoordeling:_________ Nummer sessie: _________
Sessie: 1/ 2/ 3/ 4/ 5/ 6/ booster (omcirkelen wat van toepassing is)
Instructies: de therapie-integriteit komt tot uiting doordat de therapeut bij iedere sessie een aantal punten toepast conform het protocol. Gebruik de 5-punt schaal, hieronder afgebeeld, om de therapeut te beoordelen op het gebruik van de volgende items tijdens de sessie.
1 2 3 4 5 Zeker niet van
toepassing Niet echt van
toepassing Neutraal, niet
zeker In enige mate van
toepassing Zeker van toepassing
Lees ieder item goed door en geef steeds op de 5-punt schaal aan in welke mate de bewering in het item van toepassing is op de therapeut. Doe dit door het cijfer te omcirkelen dat uw mening over de therapeut het beste weergeeft.
Sessie 1
1
Introductierondje; therapeuten en deelnemers stellen zich voor, uitleg inhoud behandeling (huiswerk, groepsregels en vertrouwelijkheid), laten zien welke onderdelen in de sessie aan bod komen, suggestie: uitdelen mapjes waarin huiswerk, hand-outs huiswerkopdrachten en informatie over slaap voor komende weken kunnen worden bewaard. 1 2 3 4 5
2
Motivatie- en doelstellingsoefening; situatie schetsen waarin het slaapprobleem is opgelost, deelnemers dit op laten schrijven en plenair bespreken. 1 2 3 4 5
3
Algemene informatie over slaap; interactieve les over slaap middels gebruik van flip-over of bord, vijf vragen voorleggen en bespreken ('wat is slaap', 'waarom slapen we', 'wat gebeurt er tijdens de slaap' en 'wat is er specifiek aan de slaap bij jongeren') en daarna besproken informatie uitdelen. 1 2 3 4 5
4 Slaaphygiëne; uitleg slaaphygiëne, voor verdere uitleg gebruikmaken van informatie uit bijlage 12.3 en deze uitdelen. 1 2 3 4 5
5
Oefening: jouw slaaphygiëne; plenair bespreken van eigen voorbeelden van slaaphygiëne en bijbehorende storende gewoonten, therapeut noteert deze voorbeelden/storende gewoonten op een flip-over of bord, uitdelen van lijst met slaaphygiënepunten (bijlage 12.4) waarvan deelnemers drie belangrijkste punten die ze bij zichzelf herkennen aanvinken, in subgroepen van twee à drie personen kiezen deelnemers eigen punten waaraan de komende weken kan gewerkt/zal worden, plenair nabespreken, therapeut benoemt drie aspecten van slaaphygiëne dat in 1 2 3 4 5
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 37
ieder geval door iedereen moeten worden nageleefd (vermijden van inspanning twee uur voor slapen, niet meer drinken van cafeïne zes uur voor slapen en aanhouden van constante bedtijden).
6 Restrictie van tijd in bed; in overleg vaststellen van bedtijdadviezen, bedtijden moeten realistische en haalbaar zijn. 1 2 3 4 5
7
Slaapefficiëntie; uitleg slaapefficiëntie, uitdelen persoonlijke voortgangsgrafieken en bedtijdenadviezen voor de komende week, plenair bespreken met aandacht voor commitment en eventuele weerstand. 1 2 3 4 5
8 Samenvatting/afsluiting; thuis oefenen bedtijden en werkpunten slaaphygiëne, benadrukken elke week mapjes meenemen. 1 2 3 4 5
Sessie 2
9
Huiswerk bespreken; in tweetallen en daarna plenair huiswerk bespreken (wat ging goed en minder goed?), uitdelen van nieuwe persoonlijke grafieken en bedtijden voor komende week, plenair toelichten en bespreken. 1 2 3 4 5
10
Omgaan met malende of terugkerende gedachten; uitleg invloed van malende of terugkerende gedachten over slaap (bijlage 12.5), therapeut geeft instructie aan de groep en laat dit opschrijven, in tweetallen uitwisselen aan de groep wat daaruit is gekomen, therapeut kiest een voorbeeld uit de groep en bespreekt dit met de groep a.d.h.v. schema (bijlage 12.6), uitdelen van leeg vel met stappen waarmee deelnemers individueel één keer alle stappen doorlopen en vervolgens plenair nabespreken, nogmaals uitdelen van leeg vel met stappen om thuis te doorlopen. 1 2 3 4 5
11
Ontspanningsoefening; uitleg ontspanningsoefening, instructie geven en uitvoeren bodyscan, plenair nabespreken, meegeven geluidsfile voor thuisoefening . 1 2 3 4 5
12
Samenvatting/afsluiting; thuis slaaphygiëne blijven oefenen (evt. nieuwe slaaphygiëne punten toevoegen), bedtijden voor deze week aanhouden, omgaan met malende gedachten: minstens één keer invullen op de hand-out en meenemen naar de volgende sessie, ontspanningsoefening: drie of meer keer thuis doen. 1 2 3 4 5
Sessie 3
13
Huiswerk bespreken; in tweetallen of plenair huiswerk afgelopen week bespreken, uitdelen van nieuwe persoonlijke grafieken en bedtijden voor komende week, plenair toelichten en bespreken. 1 2 3 4 5
14
Cognitief herstructureren I; inleiding en uitleg over uitdagen storende of disfunctionele gedachten a.d.h.v. vijf vragen (bijlage 12.7), therapeut stelt een vraag en schrijft de antwoorden op een flip-over, neemt een concreet voorbeeld uit de groep en zet die om in een 'als-dan'-gedachte, vervolgens wordt deze gedachte gebruikt om de rest van de oefening door te lopen en uit te leggen, deelnemers identificeren zich paarsgewijs een storende gedachte en maken er een 'als-dan'-gedachte van die ze 1 2 3 4 5
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 38
opschrijven op de hand-out voor gebruik van het huiswerk voor de komende week, plenair bespreken van een 'als-dan'-gedachte en opschrijven op flip-over om volgende week op terug te komen.
15
Ontspanningsoefening; gehele of verkorte versie van de bodyscan of een andere ontspanningsoefening afhankelijk van de tijd (minimaal vijftien minuten). 1 2 3 4 5
16
Samenvatting/afsluiting; slaaphygiëne blijven oefenen (evt. nieuwe punten toevoegen), bedtijden voor deze week aanhouden, andere oefeningen (ontspanning, gedachteboekje) blijven oefenen, oefening storende gedachten (vijf vragen) invullen. 1 2 3 4 5
Sessie 4
17
Huiswerk bespreken; in tweetallen of plenair huiswerk bespreken, nieuwe grafieken en bedtijden worden uitgedeeld en besproken 1 2 3 4 5
18
Cognitief herstructureren II; plenaire oefening storende gedachten bespreken a.d.h.v. de storende gedachten van de vorige sessie die nog op de flip-over staan, plenair uitwerken voorbeeld deelnemer waarbij therapeut begeleidt en een deelnemer speelt cliënt, andere deelnemers spelen therapeut en stellen ieder een van de vijf vragen en formuleren een nieuwe helpende gedachte. 1 2 3 4 5
19 Ontspanningsoefening; gehele of verkorte versie van de bodyscan of een andere ontspanningsoefening afhankelijk van de tijd en planning sessie. 1 2 3 4 5
20 Peer pressure/invloed van anderen; toelichting therapeut beïnvloeding van anderen en vraagt om voorbeelden. 1 2 3 4 5
21 Rollenspel; rollenspel spelen met een concreet voorbeeld, nabespreken en samenvatting maken. 1 2 3 4 5
22
Samenvatting/afsluiting; slaaphygiëne blijven oefenen (evt. nieuwe punten toevoegen), bedtijden voor deze week aanhouden, andere oefeningen (ontspanning, gedachteboekje) blijven oefenen, oefening storende gedachten (vijf vragen) invullen. 1 2 3 4 5
Sessie 5
23
Huiswerk bespreken; in tweetallen of plenair huiswerk afgelopen week bespreken, nieuwe persoonlijke grafieken en bedtijden worden uitdelen en bespreken. 1 2 3 4 5
24
Terugvalpreventie; therapeut stelt de volgende vragen aan deelnemers en schrijft de antwoorden op een flip-over: 'welke punten zijn er in de huiswerkbespreking naar voren gekomen die kunnen misgaan of minder goed gingen de afgelopen weken? 'Wat kun je doen in deze situaties?', na afloop bijlage 12.8 uitdelen. 1 2 3 4 5
25 Bedtijdenberekening; therapeut bespreekt a.d.h.v. bijlage 12.9 een eenvoudige methode om zelf de bedtijden te berekenen. 1 2 3 4 5
26 Ontspanningsoefening; gehele of verkorte versie van de bodyscan of een andere ontspanningsoefening afhankelijk van de tijd en planning. 1 2 3 4 5
27 Samenvatting/afsluiting; slaaphygiëne blijven oefenen (evt. nieuwe 1 2 3 4 5
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 39
punten toevoegen), bedtijden voor deze week aanhouden, andere oefeningen (ontspanning, gedachteboekje, storende gedachten) blijven oefenen.
Sessie 6
28
Ontspanningsoefening; gehele of verkorte versie van de bodyscan of een andere ontspanningsoefening afhankelijk van de tijd en planning. 1 2 3 4 5
29
Bedtijdengrafieken en uitleg berekening; nieuwe persoonlijke grafieken en bedtijden uitdelen en plenair bespreken. Hierbij is extra aandacht voor het berekenen van de bedtijden. 1 2 3 4 5
30
Samenvatting/terugvalpreventie; alles onderdelen die in de afgelopen zes weken aan bod zijn gekomen bespreken. Alle onderdelen en oefeningen uit de CGT voor insomnia bespreken (slaaphygiëne, bedtijden, gedachtenboekje, oefening met terugkerende of malende gedachten, ontspanningsoefening, omgaan met druk van anderen). 1 2 3 4 5
31
Evaluatie; bespreken welke oefeningen goed of minder goed hebben gewerkt, wat de deelnemers hebben geleerd van het slaapprogramma. Dit kan op de manier van huiswerkbespreking of d.m.v. een vragenlijst (bijlage 12.10) 1 2 3 4 5
32
Boostersessie; deelnemers herinneren aan de tijd en plaats van de boostersessie twee maanden na sessie 6, slaapdagboek een week van tevoren invullen. 1 2 3 4 5
Boostersessie
33
Programma; korte uitleg doel en programma boostersessie waarin alle onderdelen uit de zes sessies aan bod komen. 1 2 3 4 5
34
Grafiek slaapdagboekje; uitdelen grafieken slaap over de afgelopen week, in tweetallen bespreken daarna plenair, extra aandacht voor zelfberekening bedtijden. 1 2 3 4 5
35 Interview; in tweetallen elkaar interviewen a.d.h.v. alle vragen op interviewblad (bijlage 12.10), therapeut geeft extra instructie . 1 2 3 4 5
36
Plenair nabespreken; aan iedereen uitleggen wat er bij zijn/haar maatje goed ging, wat er moeilijk ging in de afgelopen twee manden en wat die persoon anders gaat doen. 1 2 3 4 5
37
Plenair bespreken wat je kunt doen als het 'misgaat'?; therapeut bespreekt met de groep de vijf vragen uit de hand-out terugvalpreventie (bijlage 12.8) en deelt dit daarna uit. 1 2 3 4 5
38 Ontspanningsoefening; gehele of verkorte versie van de bodyscan of een andere ontspanningsoefening afhankelijk van de tijd en planning. 1 2 3 4 5
39 Evaluatie; plenair of door gebruik van vragenlijst korte evaluatie houden. 1 2 3 4 5
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 40
Verbaal gedrag van de therapeut
Therapeut:________ Beoordelaar: _________
Datum beoordeling:_________ Nummer sessie: _________
Sessie: 1/ 2/ 3/ 4/ 5/ 6 (omcirkelen wat van toepassing is)
Instructies: Gebruik het observatieschema, hieronder afgebeeld, om de therapeut te beoordelen op het gebruik van de volgende items tijdens de sessie. Lees ieder item goed door en geef steeds op het observatieschema aan hoe vaak het item van toepassing is op de therapeut. Doe dit door te tellen hoe vaak het item voorkomt (= frequentie).
Verbaal gedrag van de therapeut waarbij de therapeutische relatie wordt gemeten, door middel van:
Versterking Totale
frequentie
52 Complimenteren (bijv. ‘heel goed gedaan’, ‘goed’)
53 Bekrachtigen (bijv. ‘maar natuurlijk’, ‘oké’)
Onderscheidend Totale
frequentie
54
Deelnemer geeft een specifieke verbale reactie op een vraag die de therapeut stelt (bijv. 'wanneer begon het probleem?', 'ongeveer twee jaar geleden')
Motivatie Totale
frequentie
55 Overtuigen ('bijv. als je dat doet dan gebeurt dit…')
56
Geruststellen (bijv. 'je komt er wel', ‘heel normaal, iedereen heeft dat’)
57
Positieve consequenties beschrijven (bijv. 'je zult je veel beter voelen')
58
Negatieve consequenties beschrijven (bijv. ‘het is belangrijk dat…’, ‘ik zou toch zorgen dat…’)
59 Informatie geven
DE INVLOED VAN THERAPIE INTEGRITEIT EN VERBAAL GEDRAG 41
Bijlage 3 Therapie-integriteit 2
Lianne
1 zeker
niet 2 niet echt
3 neutraal
4 in enige mate 5 zeker
Totaal Jenny 1 zeker niet 1 1
2 niet echt 1 1
3 neutraal 1 1
4 in enige mate 0
5 zeker 1 1 Totaal 1 0 2 0 1 4
Kappa formule = (Po-Pe)/(1 –Pe) Po = (1+1+1)/4 = 0,75 Pe = (1/4*1/4) + (1/4*0/4) + (1/4*2/4) + (0/4*0/4) + (1/4*1/4) = 0,25 K= (Po-Pe)/(1-Pe) = (0,75-0,25)/(1-0,25) = 0,67 0,67 betekent voldoende tot goed. Therapeutische relatie
Lianne 0-9 okt-19 20-29 30-39 40-49 50-59 Totaal Jenny 0-9 5 5
10-19 0
20-29 0
30-39 1 1
40-49 0
50-59 1 1 Totaal 5 1 0 0 1 0 7 Kappa formule = (Po-Pe)/(1-Pe) Po = (5)/7 = 0,714286 Pe = (5/7*5/7) + (0/7*1/7) + (0/7*0/7) + (1/7*0/7) + (0/7*1/7) + (1/7*0/7) = 0,510204 K = (Po - Pe) / (1 - Pe) = (0,71429-0,5102) / (1-0,5102) = 0,42 0,42 betekent redelijk.
Top Related