List of common separable verbs Remember, that separable verbs have their stress over the prefix, not the verb.
VerbSimple presentPresent perfectTranslation
Afkeurenhij keurt afhij heeft afgekeurdto reject
Afwerkenhij werkt afhij heeft afgwewerktto finish (off), to finalize
Binnenkomenhij komt binnenhij is binnengekomento enter, to come in
Goedkeurenhij keurt goedhij heeft goedgekeurdto approve
Losbarstenhij barst loshij is losgebarstento burst out
Loslatenhij laat loshij heeft losgelatento let go, to unleash
Na-apenhij aapt nahij heeft nageaaptto imitate, to mimic
Opgevenhij geeft ophij heeft opgegevento give up
Overhalenhij haalt overhij heeft overgehaaldto persuade
Teleurstellenhij stelt teleurhij heeft teleurgesteldto disappoint
Vastmakenhij maakt vasthij heeft vastgemaaktto tie, to fix
Voorstellenhij stelt voorhij heeft voorgesteldto propose, to imagine
Vrijkomenhij komt vrijhij is vrijgekomento be set free, to be liberated
Waarnemenhij neemt waarhij heeft waargenomento perceive
Zwartrijdenhij rijdt zwarthij heeft zwartgeredento travel without a valid ticket
Separable mis and vol-verbsAlmost all verbs that have the prefixesmis(miss) orvolareinseparable. Below, you find the list ofseparablemis- and vol-verbs.Remember, that separable verbs have their stress over the prefix, not the verb.
VerbSimple presentPresent perfectTranslation
Misgaanhet gaat mishet is misgegaanto go wrong
Misgooienhij gooit mishij heeft misgegooidto miss one's target (throwing)
Misgrijpenhij grijpt mishij heeft misgegrepento miss one's hold, to miss an opportunity
Mislopenhij loopt mishij is misgelopento go wrong, to miss an opportunity or appointment
Misradenhij raadt mishij heeft misgeradento make a wrong guess
Misschietenhij schiet mishij heeft misgeschotento miss one's target (shooting)
Misslaanhij slaat mishij heeft misgeslagento miss one's target (hitting)
Volboekenhij boekt volhij heeft volgeboektto book up, to fully book
Volbouwenhij bouwt volhij heeft volgebouwdto stuff an area (with buildings, furniture)
Volgietenhij giet volhij heeft volgegotento fill up
Volgooienhij gooit volhij heeft volgegooidto fill up (oiltank), to fill in (a grave)
Volhoudenhij houdt volhij heeft volgehoudento persist, to sustain
Vollopenhet loopt volhet is volgelopento get filled up
Volmakenhij maakt volhij heeft volgemaaktto fill up
Volproppenhij propt volhij heeft volgeproptto stuff, to cram, to clutter up
Volstoppenhij stopt volhij heeft volgestoptto stuff, to cram, to clutter up
Volwerpenhij werpt volhij heeft volgeworpento fill in (a grave)
Inseparable over-verbsThe distinction between separable and inseparable over-verbs is a bit difficult to establish.Over can be used in many different ways. In the sense of 'too' or 'excessive', it is always part of an inseparable compound verb. Indicating some kind of movement (to walk over to), over is usually a prefix of a separable compound verb. But there are over-verbs, for which the classification under either separable or inseparable verbs is all but clear.Remember, that inseparable verbs have their stress over the verb, not the prefix.
VerbSimple presentPresent perfectTranslation
Overbelastenhij overbelasthij heeft overbelastto overburden, to overload
Overbelichtenhij overbelichthij heeft overbelichtto over-expose (to light)
Overbevolkenn/aoverbevolktto overburden, to overload
Overbluffenhij overblufthij heeft overbluftto bluff, to overbear
Overbruggenhij overbrugthij heeft overbrugdto bridge
Overdekkenhij overdekthij heeft overdektto cover in (up, over), to roof over (in)
Overdenkenhij overdenkthij heeft overdachtto think over, to consider
Overdonderenhij overdonderthij heeft overdonderdto overwhelm, to intimidate
Overdrijvenhij overdrijfthij heeft overdrevento exaggerate
Overervenhij overerfthij heeft overerfdto inherit
(zich) overetenhij overeet zichhij heeft zich overetento overeat
Overgietenhij overgiethij heeft overgotento water (plants), to pour over
Zich overhaastenhij overhaast zichhij heeft zich overhaastto hurry, to hustle
Overhandigenhij overhandigthij heeft overhandigdto hand (over)
Overheersenhij overheersthij heeft overheerstto domineer over, to dominate
Overhorenhij overhoorthij heeft overhoordto hear (lessons, homework)
zich overijlenhij overijlt zichhij heeft zich overijldto hurry, to rush
Overkappenhij overkapthij heeft overkaptto roof in, to cover (in)
Overkoepelenhet overkoepelthet heeft overkoepeldto overarch, to cover
Overkomenhet overkomthet is overkomento befall
Overladenhij overlaadthij heeft overladento overload
Overleggenhij overlegthij heeft overlegdto discuss
Overlevenhij overleefthij heeft overleefdto survive
Overlijdenhij overlijdthij is overledento die
Overmannenhij overmanthij heeft overmandto overpower, to overcome
Overmeesterenhij overmeesterthij heeft overmeesterdto overpower, to conquer
Overnachtenhij overnachthij heeft overnachtto stay the night
Overpeinzenhij overpeinsthij heeft overpeinsdto reflect, to think over
Overredenhij overreedthij heeft overreedto persuade, to convince
Overrijdenhij overrijdthij heeft overredento run (drive) over
Overrompelenhij overrompelthij heeft overrompeldto take s.o. by surprise
Overschaduwenhij overschaduwthij heeft overschaduwdto overshadow
Overschattenhij overschathij heeft overschatto overestimate
Overschrijdenhij overschrijdthij heeft overschredento exceed
Overstelpenhij overstelpthij heeft overstelptto overwhelm (with gifts, compliments)
Overstemmenhij overstemthij heeft overstemdto outvote, to deafen
Overstromenhet overstroomthet is overstroomdto flood (over), to overflow
Overtredenhij overtreedthij heeft overtredento break a rule, offend the law
Overtreffenhij overtrefthij heeft overtroffento surpass, to excel
Overtroevenhij overtroefthij heeft overtroefdto overtrump, to score off s.o.
Overtuigenhij overtuigthij heeft overtuigdto convince
Overvallenhij overvalthij heeft overvallento surprise (attack), to rob
Oververhittenhij oververhithij heeft oververhitto overheat
Zich oververmoeienhij oververmoeit zichhij heeft zich oververmoeidto over-fatigue, to over-tire
Oververzadigenhij oververzadigthij heeft oververzadigdto supersaturate, to surfeit
Overvleugelenhij overvleugelthij heeft overvleugeldto surpass, to outdo, to outflank
Overvoedenhij overvoedthij heeft overvoedto overfeed
Overvragenhij overvraagthij heeft overvraagdto ask too much, to over-demand
Overwegenhij overweegthij heeft overwogento consider, to think over
Overweldigenhij overweldigthij heeft overweldigdto overwhelm
Zich overwerkenhij overwerkt zichhij heeft zich overwerktto work too hard
Overwinnenhij overwinthij heeft overwonnento conquer, to overcome
Overwinterenhij overwinterthij heeft overwinterdto winter, to hibernate
Overwoekerenhij overwoekerthij heeft overwoekerdto overgrow
Overzienhij overziethij heeft overziento oversee, to have a view over
Inseparable verbs listIn general, verbs that start withaan, achter, door, om, onder, over, voor, andweerareseparablecompound verbs. In the list below you will find the exceptions to this rule: They are allinseparable.As you can see, most exceptions areom, onderandoververbs.
VerbSimple presentPresent perfectTranslation
Aanbiddenhij aanbidthij heeft aanbedento worship, to adore
Aanschouwenhij aanschouwthij heeft aanschouwdto witness
Aanvaardenhij aanvaardthij heeft aanvaardto accept
Achterhalenhij achterhaalthij heeft achterhaaldto recover
Achtervolgenhij achtervolgthij heeft achtervolgdto haunt, to stalk
Doordringenhij doordringt (iemand van iets)hij heeft doordrongento convince (someone of something)
Doordrenkenhij doordrenkthij heeft doordrenktto soak (something)
Doorstaanhij doorstaathij heeft doorstaanto endure
Doorzienhij doorziethij heeft doorziento see through
Omarmenhij omarmthij heeft omarmdto embrace
Omcirkelenhij omcirkelthij heeft omcirkeldto encircle, to surround
Omfloersenhij omfloersthij heeft omfloerstto muffle, to veil, to drape
Omgevenhij omgeefthij heeft omgevento surround
Omheinenhij omheinthij heeft omheindto fence in, to hedge in, to enclose
Omhelzenhij omhelsthij heeft omhelsdto hug
Omhullenhij omhulthij heeft omhuldto envelope, to wrap round
Omkledenhij omkleedthij heeft omkleedto drape, to clothe an idea with words
Omklemmenhij omklemthij heeft omklemdto clasp, to grasp, to grip, to hug
Omlijnenhij omlijnthij heeft omlijndto outline
Omlijstenhij omlijsthij heeft omlijstto (put in a) frame
Ommurenhij ommuurthij heeft ommuurdto wall in
Omrandenhet omrandthet heeft omrandto border, to edge, to rim
Omringenhij omringthij heeft omringdto surround, to enclose
Omschrijvenhij omschrijfthij heeft omschrevento define, to describe
Omsingelenhij omsingelthij heeft omsingeldto siege, to belaeguer
Omsluierenhij omsluierthij heeft omsluierdto veil
Omsluitenhet omsluithet heeft omslotento enclose, to surround
Omvattenhet omvathet heeft omvatto include, to cover
Omwallenhij omwalthij heeft omwaldto wall in, to circumvallate
Omwindenhij omwindthij heeft omwondento entwine, to wrap up/round
Onderbelichtenhij onderbelichthij heeft onderbelichtto under-expose, to under-illuminate
Onderbouwenhij onderbouwthij heeft onderbouwdto bear out (an opinion)
Onderbrekenhij onderbreekthij heeft onderbrokento interrupt
Onderdrukkenhij onderdrukthij heeft onderdruktto oppress, to suppress, to subdue
Ondergaanhij ondergaathij heeft ondergaanto undergo
Onderhandelenhij onderhandelthij heeft onderhandeldto negotiate
Onderhoudenhij onderhoudthij heeft onderhoudento provide (living), to maintain
Onderkennenhij onderkenthij heeft onderkendto discern, to diagnose
Onderkoelenhij onderkoelthij heeft onderkoeldto 'under-cool'
Onderleggenhij onderlegthij heeft onderlegdto give a grounding (for a statement)
Onderlijnenhij onderlijnthij heeft onderlijndto underline
Ondermijnenhij ondermijnthij heeft ondermijndto undermine
Ondernemenhij onderneemthij heeft ondernomento undertake
Onderrichtenhij onderrichthij heeft onderrichtto teach
Onderschattenhij onderschathij heeft onderschatto under-estimate
Onderscheidenhij onderscheidthij heeft onderscheidento distinguish
Onderscheppenhij onderschepthij heeft onderscheptto intercept
Onderschrijvenhij onderschrijfthij heeft onderschrevento endorse, to support (a view)
(Voor-, ver-)onderstellenhij (voor-, ver-)onderstelthij heeft (voor-, ver-)ondersteldto presume
Ondersteunenhij ondersteunthij heeft ondersteundto support, to assist
Onderstrepenhij onderstreepthij heeft onderstreeptto underline, to underscore
Ondertekenenhij ondertekenthij heeft ondertekendto sign (signature)
Ondertitelenhij ondertitelthij heeft ondertiteldto sub-title
Ondervindenhij ondervindthij heeft ondervondento experience
Ondervoedenhij ondervoedthij heeft ondervoedto starve, to under-feed
Ondervragenhij ondervraagthij heeft ondervraagdto interrogate
Onderwerpenhij onderwerpthij heeft onderworpento submit, to subject
Onderwijzenhij onderwijsthij heeft onderwezento teach
Onderzoekenhij onderzoekthij heeft onderzochtto research, to examine
Overbelastenhij overbelasthij heeft overbelastto overburden, to overload
Overbelichtenhij overbelichthij heeft overbelichtto over-expose (to light)
Overbevolkenn/aoverbevolktto overburden, to overload
Overbluffenhij overblufthij heeft overbluftto bluff, to overbear
Overbruggenhij overbrugthij heeft overbrugdto bridge
Overdekkenhij overdekthij heeft overdektto cover in (up, over), to roof over (in)
Overdenkenhij overdenkthij heeft overdachtto think over, to consider
Overdonderenhij overdonderthij heeft overdonderdto overwhelm, to intimidate
Overdrijvenhij overdrijfthij heeft overdrevento exaggerate
Overervenhij overerfthij heeft overerfdto inherit
(zich) overetenhij overeet zichhij heeft zich overetento overeat
Overgietenhij overgiethij heeft overgotento water (plants), to pour over
Zich overhaastenhij overhaast zichhij heeft zich overhaastto hurry, to hustle
Overhandigenhij overhandigthij heeft overhandigdto hand (over)
Overheersenhij overheersthij heeft overheerstto domineer over, to dominate
Overhorenhij overhoorthij heeft overhoordto hear (lessons, homework)
zich overijlenhij overijlt zichhij heeft zich overijldto hurry, to rush
Overkappenhij overkapthij heeft overkaptto roof in, to cover (in)
Overkoepelenhet overkoepelthet heeft overkoepeldto overarch, to cover
Overkomenhet overkomthet is overkomento befall
Overladenhij overlaadthij heeft overladento overload
Overleggenhij overlegthij heeft overlegdto discuss
Overlevenhij overleefthij heeft overleefdto survive
Overlijdenhij overlijdthij is overledento die
Overmannenhij overmanthij heeft overmandto overpower, to overcome
Overmeesterenhij overmeesterthij heeft overmeesterdto overpower, to conquer
Overnachtenhij overnachthij heeft overnachtto stay the night
Overpeinzenhij overpeinsthij heeft overpeinsdto reflect, to think over
Overredenhij overreedthij heeft overreedto persuade, to convince
Overrijdenhij overrijdthij heeft overredento run (drive) over
Overrompelenhij overrompelthij heeft overrompeldto take s.o. by surprise
Overschaduwenhij overschaduwthij heeft overschaduwdto overshadow
Overschattenhij overschathij heeft overschatto overestimate
Overschrijdenhij overschrijdthij heeft overschredento exceed
Overstelpenhij overstelpthij heeft overstelptto overwhelm (with gifts, compliments)
Overstemmenhij overstemthij heeft overstemdto outvote, to deafen
Overstromenhet overstroomthet is overstroomdto flood (over), to overflow
Overtredenhij overtreedthij heeft overtredento break a rule, offend the law
Overtreffenhij overtrefthij heeft overtroffento surpass, to excel
Overtroevenhij overtroefthij heeft overtroefdto overtrump, to score off s.o.
Overtuigenhij overtuigthij heeft overtuigdto convince
Overvallenhij overvalthij heeft overvallento surprise (attack), to rob
Oververhittenhij oververhithij heeft oververhitto overheat
Zich oververmoeienhij oververmoeit zichhij heeft zich oververmoeidto over-fatigue, to over-tire
Oververzadigenhij oververzadigthij heeft oververzadigdto supersaturate, to surfeit
Overvleugelenhij overvleugelthij heeft overvleugeldto surpass, to outdo, to outflank
Overvoedenhij overvoedthij heeft overvoedto overfeed
Overvragenhij overvraagthij heeft overvraagdto ask too much, to over-demand
Overwegenhij overweegthij heeft overwogento consider, to think over
Overweldigenhij overweldigthij heeft overweldigdto overwhelm
Zich overwerkenhij overwerkt zichhij heeft zich overwerktto work too hard
Overwinnenhij overwinthij heeft overwonnento conquer, to overcome
Overwinterenhij overwinterthij heeft overwinterdto winter, to hibernate
Overwoekerenhij overwoekerthij heeft overwoekerdto overgrow
Overzienhij overziethij heeft overziento oversee, to have a view over
Voorkomenhij voorkomthij heeft voorkomento prevent
Voorspellenhij voorspelthij heeft voorspeldto predict
Voorvoelenhij voorvoelthij heeft voorvoeldto sense (in advance)
Voorzienhij voorziethij heeft voorziento foresee
Weergalmenhet weergalmthet heeft weergalmdto echo
Weerhoudenhij weerhoudthij heeft weerhoudento stop, to dissuade
Weerkaatsenhet weerkaatsthet heeft weerkaatstto mirror (image), to echo
Weerklinkenhet weerklinkthet heeft weerklonkento echo
Weerspiegelenhij weerspiegelthij heeft weerspiegeldto mirror, to reflect
Weerstaanhij weerstaathij heeft weerstaanto resist
Weerstrevenhij weerstreefthij heeft weerstreefdto struggle against, to oppose
Verbs and prepositions
aandringen opto insist on
aanmanen totto urge to
aanmoedigen totto encourage to
zich aanpassen aanto adjust oneself to
zich aansluiten bijto join
aansturen opto head for, to aim at
zich abonneren opto subscribe for
afgeven opto come off on (paint), to complain about
afhangen vanto depend on
afleiden vanto distract from
afreageren opto take (something) out on
afstemmen opto attune to , to gear to
aftrekken vanto subtract from
zich afwenden vanto turn away from
afwijken vanto deviate from
zich afzetten tegento resist, to oppose
anticiperen opto anticipate (something)
bang zijn voorto be afraid of
beloven aanto promise to (someone)
beginnen met, beginnen aanto start (with)
bevestigen aanto attach to
bezwaar hebben tegento object (something)
deelnemen aanto participate in
denken aanto think about
zich ergeren aanto be annoyed with
gehecht zijn aanto be attached to
gehoorzamen aanto obey (someone)
genieten vanto enjoy (something)
geven aanto give to
geven omto care about
hopen opto hope for
zich houden aanto stick to, to abide by
houden vanto love
ingaan opto respond to
kijken naarto look at
lijden aanto suffer from
luisteren naarto listen to
nadenken overto think about, to reflect on
praten overto talk about
praten tegento talk to (someone)
praten metto talk with (someone)
reageren opto respond to
rekenen opto count on
zich richten totto turn to (a person), to address
ruzin overto quarrel over
schreeuwen tegento shout to
schrikken vanto be startled by, shocked by
smeken omto beg for
sturen aan, sturen naarto send to
twijfelen aanto doubt, to question (something)
twijfelen overto doubt about
uitkijken voorto watch out for
vergelijken metto compare to (with)
verliezen vanto lose to
verslaafd zijn aanto be addicted to
zich verzetten tegento resist (something or someone)
verzoeken omto request (for)
zich voegen naarto accommodate to, adjust to
vragen aanto ask to (someone)
vragen naarto enquire about, to ask for (someone)
vragen omto ask for (a favour)
vrezen voorto fear for, to worry about (something)
wachten opto wait for
zich wenden totto turn to
werken aanto work on (something)
wijzen opto point at
zeggen tegento say to
zoeken naarto look for
zorgen voorto take care of
List of noun-verbsVerbSimple presentPresent perfectTranslation
Doodvervenn/agedoodverfd (adjective)-
KielhalenHij kielhaaltHij heeft gekielhaaldto keelhaul
RangordenenHij rangordentHij heeft gerangordendto order by rank
RechtvaardigenHij rechtvaardigtHij heeft gerechtvaardigdto justify
RedetwistenHij redetwistHij heeft geredetwistto argue, debate
RolschaatsenHij rolschaatstHij heeft gerolschaatstto rollerskate
StofzuigenHij stofzuigtHij heeft gestofzuigdto vacuum clean
VierendelenHij vierendeeltHij heeft gevierendeeldto quarter
VoetballenHij voetbaltHij heeft gevoetbaldto play football
VrijwarenHij vrijwaartHij heeft gevrijwaardto safeguard
WaarborgenHij waarborgtHij heeft gewaarborgdto secure, guarantuee
WaarmerkenHij waarmerktHij heeft gewaarmerktto certify, legalize
WaarschuwenHij waarschuwtHij heeft gewaarschuwdto warn
WedijverenHij wedijvertHij heeft gewedijverdto compete
ZakkenrollenHij zakkenroltHij heeft gezakkenroldto pickpocket
ZinspelenHij zinspeeltHij heeft gezinspeeldTo allude, to hin
List of strong verbs
Basic verbsThe list contains basic verbs, no derived verbs. This means that compound verbs are not mentioned, unless the basic verb does not exist separately. For verbs likeuitzenden(to broadcast) oronderzoeken(to examine) you will have to look forzenden(to send) andzoeken(to seek) respectively. The same goes for verbs that can take different prefixes, likebe-, ge-, ver-, ont-etc. For example, if you wish to learn the conjugation ofverlaten(to leave), you have to look underLforlaten(to let).Only derived verbs that are conjugated differently or take another auxiliary verb in the past participle, are mentioned separately.Verbs that (can) takezijn1. The verbs that exclusively takezijnin the perfect tense are indicated with an asterisk (*)2. There are several verbs that can take bothhebbenandzijnin the active voice. See alsoPast participle:Hebbenorzijn?: Verbs that can be both transitive and intransitive are marked with an at-sign (@). If you use the verb intransitively, you have to usezijn; if used transitively, you usehebben. Other verbs that can take bothhebbenandzijnare indicated with an exclamation mark (!). For these verbs, we normally usezijnif we are talking about a movement into a certain direction or when the verbs implies a change of state.Recall that in the passive voice, we always usezijn.
Infinitivesimple past singularsimple past pluralpast participleEnglish
bakkenbaktebaktengebakkento fry
bannenbandebandengebannento ban
barstenbarsttebarsttengebarsten *to burst
bedervenbedierfbediervenbedorven@to rot, to decay
bedriegenbedroogbedrogenbedrogento deceive, to cheat, to trick
beginnenbegonbegonnenbegonnen *to begin
behangenbehingbehingenbehangento wall-paper
bergenborgborgengeborgento store, to recover
bevelenbevalbevalenbevolento order, to command
bezwijkenbezweekbezwekenbezweken *to succumb, to collapse
biddenbadbadengebedento pray
biedenboodbodengebodento offer
bijtenbeetbetengebetento bite
bindenbondbondengebondento bind, to tie
blazenbliesbliezengeblazento blow, to spit (cat)
blijkenbleekblekengebleken *to appear, to be evident
blijvenbleefblevengebleven *to stay, to remain, to keep
blinkenblonkblonkengeblonkento shine, to gleam
bradenbraaddebraaddengebradento roast, to grill
brekenbrakbrakengebroken@to break
- aanbrekenbrak aanbraken aanaangebroken *to break
brengenbrachtbrachtengebrachtto bring
brouwenbrouwdebrouwdengebrouwento brew
buigenboogbogengebogento bend
Dtopdenkendachtdachtengedachtto think
dingen naardong naardongen naargedongen naarto bid for, to compete for
doendeeddedengedaanto do
dragendroegdroegengedragento carry, to bear
drijvendreefdrevengedrevento drive, to float , to manage
dringendrongdrongengedrongento push (a crowd)
- binnendringendrong binnendrongen binnenbinnengedrongen *to penetrate
drinkendronkdronkengedronkento drink
- verdrinkenverdronkverdronkenverdronken *to drown
druipendroopdropengedropen!to drip
- afdruipendroop afdropen afafgedropen *to leave quietly after a failure or disappointment
duikendookdokengedoken!to dive
dwingendwongdwongengedwongento force
Etopetenatatengegetento eat
Ftopfluitenflootflotengeflotento whistle, to play the flute
Gtopgeldengoldgoldengegoldento be valid, to be in effect
gaanginggingengegaan *to go
genezengenasgenazengenezen@to heal, to cure
genieten (van)genoot (van)genoten (van)genoten (van)to enjoy
gevengafgavengegevento give
gietengootgotengegotento pour
glijdengleedgledengegleden!to glide
glimmenglomglommengeglommento glimmer, to shine, to gleam
gravengroefgroevengegravento dig
grijpengreepgrepengegrepento grab, to snatch
Htophangenhinghingengehangento hang
heffenhiefhievengehevento raise, to lift, to levy
helpenhielphielpengeholpento help
hetenheetteheettengehetento be called, to be named
hijsenheeshesengehesento hoist (sails, flag), to pull up
hoevenhoefdehoefdengehoevento be necessary
houdenhieldhieldengehoudento hold
- ophoudenhield ophielden opopgehouden *to stop, to quit
houwenhouwdehouwdengehouwento hew, hack
Jtopjagenjoegjoegengejaagdto hunt
Ktopkiezenkooskozengekozento choose, to elect
kijken naarkeek naarkeken naargekeken naarto look at
klimmenklomklommengeklommen!to climb
klinkenklonkklonkengeklonkento sound, to ring, to clink
kluivenkloofklovengeklovento pick (a bone), to nibble
knijpenkneepknepengeknepento pinch, to squeeze
kopenkochtkochtengekochtto buy
krijgenkreegkregengekregento get
krimpenkrompkrompengekrompen *to shrink
kruipenkroopkropengekropen!to crawl, to creep
zich kwijten vankweet zich vankweten zich vanzich gekweten vanto acquit oneself of
Ltoplachenlachtelachtengelachento laugh, to smile
ladenlaaddelaaddengeladento load, to charge
latenlietlietengelatento let, to allow
lezenlaslazengelezento read
liegenlooglogengelogento (tell a) lie
liggenlaglagengelegento lie (on a bed)
lijden (aan)leed (aan)leden (aan)geleden (aan)to suffer
- overlijdenoverleedoverledenoverleden *to die
lijken opleek opleken opgeleken opto resemble, to seem
lopenliepliepengelopen!to walk
-doorlopenliep doorliepen doordoorgelopen *to walk on
- doorlopendoorliepdoorliependoorlopento browse through
- aflopenliep afliepen afafgelopen *to end
- mislopenliep misliepen mismisgelopen *to miss out, to go wrong
Mtopmalenmaaldemaaldengemalento grind
melkenmolkmolkengemolkento milk (a cow)
metenmatmatengemetento measure
mijdenmeedmedengemedento avoid
moetenmoestmoestengemoetento must, have to
Ntopnemennamnamengenomento take
nijgenneegnegengenegento (make a bow
Otopontginnenontgonontgonnenontgonnento reclaim (land), to clear (forest), to exploit (mine)
ontluikenontlookontlokenontloken *to open (flower, beauty)
Ptoppluizenploosplozengeplozento fluff, to give off fluff
prijzenpreesprezengeprezento praise
Rtopradenraadderaaddengeradengo guess
-- verradenverriedverriedenverradento betray, to give away
rijdenreedredengereden!to drive, to ride
rijgenreegregengeregento tack, to lace, to thread
rijtenreetretengeretento tear, to rip
rijzenreesrezengerezen *to rise
roepenriepriepengeroepento call, to shout
ruikenrookrokengerokento smell, to scent
Stopscheidenscheiddescheiddengescheiden@to divorce, to separate
scheldenscholdscholdengescholdento curse, to swear
schendenschondschondengeschondento violate, to damage
schenkenschonkschonkengeschonken1. to donate 2. to pour
scheppenshiepschiepengeschapento create
scherenscheerdescheerdengeschorento shave
schietenschootschotengeschotento shoot
- doorschietenschoot doorschoten doordoorgeschoten *to overdo
schijnenscheenschenen1. geschenen2. geschenen *1. to shine2. to seem
verschijnenverscheenverschenenverschenen *to appear, to turn up
schijtenscheetschetengeschetento shit (flat)
schrijvenschreefschrevengeschrevento write
schrikkenschrokschrokkengeschrokken *to be startled
-afschrikkenschrikte afschrikten afafgeschriktto scare, to startle
schuilenschoolscholengescholento shelter
schuivenschoofschovengeschoven!to shove
slaansloegsloegengeslagento hit
slapensliepsliepengeslapento sleep
slijpensleepslepengeslepento sharpen, to polish
slijtensleetsletengesleten@to wear out, to sell
slinkenslonkslonkengeslonken *to shrink, to decrease in number
sluipensloopslopengeslopen!to sneak, to slink
sluitenslootslotengesloten@to close, to shut
smeltensmoltsmoltengesmolten@to melt
smijtensmeetsmetengesmetento throw, to fling
snijdensneedsnedengesnedento cut
snuitensnootsnotengesnotento snout, to blow (nose)
snuivensnoofsnovengesnovento sniff, to snort
spannenspandespandengespannento strain, to bend (a bow)
spijtenspeetspetengespetento regret
spinnensponsponnengesponnento twist
splijtenspleetspletengespleten@to split, to cleave
sprekenspraksprakengesprokento speak
springensprongsprongengesprongen!to jump, to spring
spruitensprootsprotengesproten *to sprout, to grow out
spuitenspootspotengespotento spout, to squirt
staanstondstondengestaanto stand
- ontstaanontstondontstondenontstaan *to come to exist
stekenstakstakengestokento stab, to prick, to sting
- overstekenstak overstaken overovergestoken *to stab, to prick, to sting
stelenstalstalengestolento steal
stervenstierfstiervengestorven *to die
stijgensteegstegengestegen *to rise
stijvensteefstevengestevento starch
stinkenstonkstonkengestonkento stink
- er instinkenstonk erinstonken eriner ingestonken *to be fooled
stotenstoottestoottengestotento push, to bump
strijdenstreedstredengestredento battle, to fight
strijkenstreekstrekengestrekento iron (clothes), strike (flag), smooth (hair)
neerstrijkenstreek neerstreken neerneergestreken *to settle in a place
stuivenstoofstovengestovento cause dust to whirl, to dash forward
Ttoptredentradtradengetreden!to tread
- aftredentrad aftraden afafgetreden *to resign
- binnentredentrad binnentraden binnenbinnengetreden *to enter, to come in
- optredentrad optraden opopgetredento perform
- optreden tegentrad op tegentraden op tegenopgetreden tegen *to stand up against
treffentroftroffengetroffento hit (goal) to strike
trekkentroktrokkengetrokken!to pull, to draw, to travel
- optrekken mettrok op mettrokken op metopgetrokken met *to travel with, to socialize with
- vertrekkenvertrokvertrokkenvertrokken *to leave, to depart
Vtopvallenvielvielengevallen *to fall
vangenvingvingengevangento catch
varenvoervoerengevaren!to fare, to sail
vechtenvochtvochtengevochtento fight
verdrietenverdrootverdrotenverdrotento grieve
verdwijnenverdweenverdwenenverdwenen *to disappear
vergeten+vergatvergatenvergetento forget
verliezenverloorverlorenverlorento lose
vindenvondvondengevondento find
vlechtenvlochtvlochtengevlochtento plait, to braid
vliegenvloogvlogengevlogen!to fly
vouwenvouwdevouwdengevouwento fold
vragenvroegvroegengevraagdto ask
vretenvratvratengevretento eat, to devour
vriezenvroorvrorengevrorento freeze ("it's freezing")
-bevriezenbevroorbevrorenbevroren@to freeze(n) (something)
vrijenvree / vrijdevreen / vrijdengevreen / gevrijdto make love
Wtopwassenwastewastengewassento wash
wegenwoogwogengewogento weigh
werpenwierpwierpengeworpento throw
wervenwierfwiervengeworvento recruit
wetenwistwistengewetento know
wevenweefdeweefdengewevento weave
wijkenweekwekengeweken *to give way, to disappear
wijtenweetwetengewetento blame (something) on
wijzen (naar)wees (naar)wezen (naar)gewezen (naar)to point
windenwondwondengewondento wind
winnenwonwonnengewonnento win
wordenwerdwerdengewordento become
wrijvenwreefwrevengewrevento rub
wringenwrongwrongengewrongento wring
Ztopzeggenzeizeidengezegdto say
zendenzondzondengezondento send
zienzagzagengeziento see
(neer)zijgenzeeg neerzegen neerneergezegen *to sink down
zingenzongzongengezongento sing
zinkenzonkzonkengezonken *to sink
zinnen opzon opzonnen opgezonnen opto ponder
zittenzatzatengezetento sit
zoeken (naar)zocht (naar)zochten (naar)gezocht (naar)to seek, to search
zuigenzoogzogengezogento suck
zuipenzoopzopengezopento booze
zwelgenzwolgzwolgengezwolgento revel, to dwell (in self-pity)
zwellenzwolzwollengezwollen *to swell
zwemmenzwomzwommengezwommen!to swim
zwerenzwoerzwoerengezworento swear (oath)
zwervenzwierfzwiervengezworvento wander, to ramble
zwijgenzweegzwegengezwegento be silent
Top Related