Klinische neuropsychologie
Inleiding
Reader
H9 deel 2: Functionele neuroanatomie van de cerebrale cortex
A. Steunstructuren van de cerebrale cortex
1. Schedel
We hebben een vrij grote schedel met een achterhoofdsgat (foramen magnum). Bij
de mens is dit heel merkwaardig recht in het midden bewijs dat we een
rechtoplopend wezen zijn.
Bij de geboorte is de schedel nog niet volgroeid moet door geboorte kanaal
kunnen. (fontanelle =opening)
De schedel zorgt voor de eerste lijn van bescherming voor de hersenen, maar toch
kan het brein hinder ondervinden door zo vast te zitten.
Acceleratie – deceleratie letsels: lineaire voortgaande beweging abrupte
stop, maar hersenen blijven bewegen coup of contracoup
Intracraniale druk: de enigste opening in de schedel is de foramen magnum
waar de hersenstam zit. Wanneer er een zwelling optreedt kan het brein
nergens naartoe hersenstam onder drum en deze zorgt voor de
levensfuncties dodelijk
2. Hersenvliezen
3 hersenvliezen
Dura mater:
Buitenste laag: hardste laag, sterk vezel tegen schedelwand
Rond volledige hersenen, buiten rond het middenbrein (= Tentorial notch)
Gaat tussen hemisferen in de longitudinale fissuur omtrek corpus
callosum (= falx cerebri)
Maakt een separatie tussen cerebelum en occipitale lobben (= tentorium
cerebelli
Circulatiefunctie: bevat sinussen, waardoor gedeoxiceerd bloed en
cerebrospinaal vocht stroomt. Belangrijkste sinussen:
o Superior sagitale sinus
o Inferior sagitale sinus
o Rechte sinus
o Transverse sinus
o Sigmoid sinus
Mogelijke ziekten:
o Epidural hematoma: scheuring van een hersenvliesaders zorgt voor
bloeding in de potentiele epidurale ruimte (tussen schedelwant en
dura) craniale druk (zeker snel wanneer het om een slagader
gaat)
o Subdurale hematoma: scheur in ader tussen dura en archanoid
sinussen in de subdurale ruimte bloedophoping tussen de twee
lagen. (Trager en minder ernstiger)
o Meningiomas: traag groeiende tumors in hersenvlies, meestal aan
basis van het brein of rond falx. Kan lang aanslepen zonder ernstige
symptomen. Komt tot uiting bij het zenuwstelsel.
o Meningitis: ontsteking of infectie van de hersenvlies. Kan overslaan
op hersenen (= encephalitis)
Arachnoid:
Er onder: subarchnoidale ruimte met cistern: bevatten cerebrospinaal
vocht.
Mogelijke ziekten:
o Subarchnoidale cysts: Hoeveelheid vocht dat niet communiceert
met het ventrikelsysteem. Kan zorgen voor hoofdpijn, aanvallen,
maar kan ook leiden tot agenesie van de temporale lobben.
o Subarchnoidale bloeding: door lekkage of scheuring van
oppervlaktevezels. (Sterkere gedragsgevolgen)
Pia mater :
Heel dun en delicaat met kleine bloedvaten
Helemaal rond het brein ook gyri en sucli
3. Ventrikelsysteem
Deze zijn samen met subarachnoidale ruimte gevuld met cerebrospinaal vocht.
Functies:
Steun en bescherming
Elektronische en metabole balans van extracellulair vocht van de hersenen
Mogelijk probleem: hydrocephalie/waterhoofd. Komt nu niet meer voor bij
geboorte.
4. Plexus choroideus en cerebrospinaal vocht
Choroid plexus bevind zich in de ventrikels. Deze maakt het cerebrospinaal vocht
aan. Dit vocht kan een grote rol spelen in de diagnose van vele neuropathologieën,
maar het kan ook de oorzaak zijn van enkele problemen:
Noncommunicating hydrocephalus:
Wanneer het vocht niet van de ene ventrikel naar de andere kan stromen
en dus niet naar de subarachnoidale ruimte kan gaan om gereabsorbeerd
te worden
Door obstructie van de stroom van de laterale ventrikels aan de aquaduct
of aan de uitgangen van de 4de ventrikel
Communicating hydrocephalus:
Ontstaat bij productie (plexus choroideus) of bij de reabsorptie
( arachnoidale villi)
Oorzaken: hersenvliesontsteking, subarachnoidale bloedingen, …
B. De cerebrale hemisferen
1. Sulci, gyri, fissuren
Er is individuele variabiliteit van sulci en gyri. Toch is het mogelijk om sommige te
specifieren. Deze patronen helpen ons bij klinische diagnosen. Bv. Bij degeneratieve
ziekte kan het verlies van neuronaal weefsel zorgen voor krimping van de gyri (
vergroting van sucli)
Fissuren zijn zeer grote sucli. Er zijn maar 2
fissuren geassocieerd met de cerebrale
cortex:
Superior longitudinal fissuur
Fissuur van sylvius/ Sulcus lateralis:
Hierin bevindt zich de insula (doordat
onze hersenen in de loop van de
evolutie geplooid zijn)
De centrale sulcus (fissuur van rolando)
scheidt de precentrale gyrus (primaire
motorische) van de postcentralische gyrus
(primaire somatosensorische)
2. Lobben van de cortex
De cortex van de telencephalon bestaat uit 4 verschillende lobben: de frontale,
pariëtale, temporale en occipitale lobben.
Frontaal:
Belangrijke rol in executieve functies
Hogere-orde: wanneer, waar, waarom, hoe en of iemand zou moeten
reageren op bep. Situaties
Planning en organisatie (motoriek, cognitie en affect)
Gedragcontrole
Hulpsystemen om tot efferente signalen te komen:
o Basale ganglia
o Cerebellum
o Lymbisch systeem
Pariëtaal:
Deel van posterieur gedeelte
Informatie die men binnen krijgt analyseren: sensatie perceptie (=
hogere-orde cognitieve processen)
Specifiek somatosensoriële informatie verwerken bv stand van
ledenmaten aanvoelen
Assymetrisch: vb aandoeningen
Links: Gerstmann syndroom Links en rechts: Syndroom van
Balint
Alexie, dyslexie Spatiale perceptie
Agrafie-dysgrafie Spatiale aandacht
Aculculy- dyscalculie Posturale lichaamsschema
Lichaamsschema: links-rechts
desorganisatie
Constructieve apraxie
apraxie Optische ataxie
Temporaal:
Deel van posterieur gedeelte
Bevat hypocampus, uncus en amygdala
Processing van auditieve input en rol bij herinneringen.
Men denkt ook dat het een rol speelt bij processing van affectieve info,
taal en in bepaalde delen van visuele perceptie
Occipitaal:
Gedragsmatig vooral gelinkt aan visuele perceptie
In interactie met de andere lobben staat het ook in voor spatiale, talige
en object-herkenning functies
3. Lagen van de cortex
De cortex heeft verschillende lagen, waar de verhoudingen van verschillen
naargelang de plaats. Bij sensorische (afferente) gebieden is laag 4 dikker en bij
motorische (efferente) gebieden laag 5 en 6. Er zijn 6 cellagen:
1) Moleculaire of plexiforme laag: krijgt input van thalamische kernen
2) Externe granulaire laag: krijgt input van en projecteert naar andere corticale
gebieden
3) Externe pyramidale laag: bron van associatie en communiserale vezels
4) Interne granulaire laag: krijgt input van specifieke thalamische kernen
5) Interne pyramide laag: bron van associatie en projectie vezels
6) Multiforme of fusiforme laag: primaire bron van U-vezels voor nabijgelegen gyri
4. Projectiegebieden
C. Functionele organisatie van de cerebrale cortex
1. Sensorische input
Er zijn 4 soorten sensorische informatie:
Visueel
Auditief
Somesthetic (textuur, temperatuur of vorm)
Chemisch (geur en smaak)
Elke soort input begint het basisproces in zijn gerelateerde primaire sensorische
cortex. Elk van deze gebieden liggen in contact met hun modaliteit-specifieke
secundaire associatie gebieden, zodat er percepten kunnen gevormd worden. (nog
geen specifieke betekenissen) Dan gaat het over naar de tertaire gebieden waar er
wel betekenis aan gegeven wordt. (basis van hogere-orde functies)
2. Motorische output
Dit systeem is gelijkend op het systeem van sensorische input, maar eerder in
omgekeerde volgorde.(tertiair primair). De sensorische input zorgt voor de
informatie en het motorische systeem beslist waar en hoe de informatie vertaald
wordt naar acties.
3. Klinische implicaties
Er zijn 2 corticale visuele paden beschreven: ventraal en dorsaal. De informatie
bereikt deze paden na het secundaire proces (percepten). De info over object
identificatie gaat naar het ventrale (connectie met limbische systeem emoties,
herinneringen) en de info over visuele locatie van het object gaat naar het dorsale.
Beide paden leggen contact bij de frontale cortex om de motorrespons te starten.
De structuur van deze connecties bepaalt de aard van specifieke stoornissen door
discrete corticale letsels.
D. Corticale paden en hun klinische significantie
Informatieoverdracht in de cerebrale cortex gebeurd voornamelijk via verticale,
bestaande uit op- en neerwaartse paden, en horizontale, betreft intra- en
interhemnisferische communicatie, axionale vezels. Wanneer deze connecties
verstoord worden door bv een hersentumor kunnen er een aantal stoornissen ontstaan.
3 major vezels:
Projectie vezels: connecties van de cortex naar niet-corticale structuren en
omgekeerd
Belangrijkste:
o Interne capsule
o Externe capsule
o Extreme capsule
o Cerebrale penduncles
o Optic radiations
Bij letsels: stoornissen
o Niet alleen motorisch en sensorische problemen!
o Letsel bij thalamofrontale connectie frontale lob syndroom
o Disconnecties tussen temporele, partiële of occipitale lobben en
thalamus:
Neglect
Afasieën
Andere sensorische-perceptuele problemen
o Disconnectie syndroom meestal bij de andere 2 soorten vezels, maar
hier kan het ook. Hier is de normale communicatie tussen de cortex
en de subcortex en hersenstam verstoord
Soorten projectiegebieden + vb stoornis
o Motorische projectiegebieden + hemiplegie (1 kant verlamd)
o Somatosensorische projectiegebieden + hemianesthesie (1 kant niet
meer voelen)
o Visuele projectiegebieden + hemianopsie (halfzijdige
gezichtsvelduitval)
o Limbische projectiegebieden
Associatie vezels: Commincatie tussen gebieden in dezelfde helft
Zowel korte als lange. De korte zitten meestal rond de gyri en sulci
Zorgt voor constante feedback. Is nodig voor de kleinste taken. Bv
motorische taak vereist sensorische feedback.
Bij letsels kunnen er verschillende problemen ontstaan bij:
o Aandacht links en rechts
o Ruimtelijke perceptie
o Dieptezicht
o Proprioceptie
o Visuele controle
o Oogbewegingen
o Automatisatieprocessen
o …
Commissurale vezels: Tussen de 2 hersenhelften
Meerdere belangrijke functies:
o Info kan nuttig zijn voor het gelijkaardige gebied in de andere
hersenhelft. 1 helft kan beter gespecialiseerd zijn in een bepaalde
taak
o Elke helft heeft een andere manier van informatieverwerking
complementaire functie en rijkere beleving
Verschillende vezels, maar de grootste en belangrijkste is het corpus
callosum. Deze verbindt zoals alle andere commisurale vezels of homologe
of gelijkaardige gebieden. Hier met de uitzondering van de primaire visuele
cortex en de primaire motorische cortex.
Deze connecties kan men zien via brainimaging. (DTI scans)
E. Disconnectie syndromen
De verschillende delen van de hersenen moeten communiceren met elkaar via de
commuserale, associatieve en projectie vezels (lange axonale pathways). Hier zijn
meerdere hypothesen over:
Delen van informatie uit 1 gebied worden overgebracht naar een volgend gebied
verder verwerkt in context met andere informatie herhaald proces:
geïntegreerde respons
Unieke linken tussen gebieden (temporale-spatiale integratie), die specifiek zijn
voor de huidige conditie van het organisme. Deze patronen worden dan
gecombineerd met andere patronen op daaropvolgende situatie.
Bij een letsel aan de commuserale of associatie vezels spreekt men van Disconnectie
syndromen.
Meest voorkomende oorzaken:
Beroerte
Tumor
Split brain
syndromen uitleg zakboek
Ideomotorische apraxie
Onvermogen om bewust/op bevel aangeleerde handelingen uit te voeren
Transitieve taken: voorwerp gebruiken
Intransitieve taken: symbolische gebaren Letsel meestal in linker hemisfeer
133
Unilaterale ideomotorische apraxie
Aan 1 zijde Letsel: Anterieure deel van corpus callosum
135
Occulmotorische apraxie
Onvermogen om de ogen op bevel te bewegen 126
Buccofaciale apraxie Inaccurate uitvoering van aangeleerde bewegingen met kin, lip, tong, farynx of larynx
127
Alexie zonder agrafie Men kan wel schrijven, maar niet lezen wat ze schrijven Meestal door een letsel van het splenium van corpus callosum en de linker occipitale cortex
Conductie afasie Stooring in de herhaleing van zinnen en woorden. Er is wel begrip van taal en goede spraak articulatie.
154
Collosale syndromen Bv split brain
F. Hemisferische specialisatie
1. Anatomische asymmetrie (enkel slides)
Er zijn zowel structurele als functionele verschillen tussen de twee hersenhelften.
Een structureel verschil is dat er in de linker hemisfeer meer associatiegebieden zijn
dan in de rechter. De verschillen op functioneel vlak:
Opmerking:
dichotomie is ingewikkelder voor mensen die linkshandig zijn
Genderverschillen
Frontaal zijn er minder verschillen
Links Rechts
Taal en Symbool
gerelateerde functies
Nonverbale functies
Bepaalde motorische
vaardigheden
Gerichte aandacht
Logisch-rationele
verwerking
Emotioneel-affectieve
verwerking
mediëren van
lichaamsbewustzijn
(lichaamsschema)
Bepaalde aspecten van
muziekvaardigheden
Temporeel Visio-perceptuele / -
spatiale vaardigheden
2. Functionele specialisatie (enkel slides)
Rechtshandig meeste links dominant
Linkshandig meer verdeeld, maar nog steeds meeste links dominant
3. Linker hemisfeer specialisatie
1) Taal
Er zijn twee pioniers in de lokalisatie van taal in het brein:
Broca:
letsels in linker hemisfeer, nl. 3de frontale winding (pars triangularis
en opercularis)
Kunnen niet meer vlot praten, maar hebben wel auditief begrip
Extern
Wernicke:
letsel in posterieure deel van de linker superieure temporele gyrus
hebben geen auditief begrip meer, maar kunnen wel praten.
Intern
Bij letsels aan de linker hemisfeer komen afasie en apraxie vaak samen voor:
evolutie van gebarentaal naar woorden
2) Productie van mondelinge en geschreven taal
Verloop:
Intentie om te communiceren
Interne organisatie van gedachten
Toegang tot woorden om de gedachte te uiten
Toegang tot de fonetische representaties (klanken)
Intentie van de intentie
De productie (articulatie) van spraak (articulatie van fonemen)
Voor geschreven taal is het grotendeels hetzelfde buiten dat de fonemen
worden omgezet in geschreven symbolen (grafemen)
De gevolgen van een letsel in de linke hemisfeer hangt af van de locatie:
syndromen uitleg zakboek
Dynamische afasie Onvermogen voor de initiatie van een spontane communicatie Linker anterieure frontale letsels (geen echte taalstoornis!)
Transcorticaal motorische afasie
Haperende spontane en responsieve gesproken en geschreven taal. Wel herhalen en begrip Linker anterieure frontale letsels
157
Afasie van Broca/ Motorische afasie
Kunnen niet meer vlot praten of herhalen, maar hebben wel begrip
151
Afasie van Wernicke/ sensorische afasie
Hebben geen begrip, maar kunnen wel vlot praten Vlotte, maar gestoorde herhaling Horen zelf vaak niet dat ze “onzin” uitkramen
Transcorticale sensorische afasie
Kunnen vlot praten en herhalen, maar er is geen begrip.
103
Globale afasie Mix vorm: zowel problemen in uiting als begrip Weinig zelfcorrectie
155
Om te spreken van een taal stoornis moet en minstens een verstoring zijn
vloeiend praten, het begrip en het herhalen:
Schade aan de rechter hemisfeer brengt minder stoornissen met zich mee. De
controle over spraakoutput (tong, larynx en farynx) is bilateraal gereguleerd, dus
bij een letsel aan de rechterhemisfeer kan een verstoring van de articulatie
veroorzaken, nl. dysartrie, zonder een taalstoornis.
Atactiche dysartrie: ernstige verstoring in spraak-musculari: temporele
coördinatie is verstoord
Hypotone dysartrie: letsel in basale ganglia kernen: alsof tong verdoofd is
3) Taal reproductie
Stoornissen in de taal reproductie kunnen komen van:
Foutieve sensorische integratie of begrip
Productie verstoringen
Verstoringen tussen gebieden van sensorische input en sensorische
integratie bv: pure woordoofheid, alexie, alexie zonder agrafie
Disconnectie tussen anterieure en posterieure taal gebieden: conductie
afasie
syndromen uitleg zakboek
Conductie afasie Disconnectie van achterste en voorste gebieden van het brein Storing in de herhaling van zinnen en woorden. Er is wel begrip van taal en goede spraak articulatie. Vlotte, maar gestoorde spontane spraak. Efferente stoornis Wel ziekte inzicht!
154
Zuivere woorddoofheid
Auditieve verbale agnosie (≠ auditieve agnosie: begrijpt bv het geluid van een
101
Afasie Vloeiend Begrip Herhalen
Afasie van Broca/ motorische afasie
- + -
Transcorticaal motorische afasie
- + +
Afasie van Wernicke/ sensorische afasie
+ - -
Transcorticale sensorische afasie
+ - +
Conductie afasie + + - Globale afasie - - - Transcorticale gemengde afasie
- - +
ambulance niet) “wat is dat woord?” gestoord begrip van lexicale elementen van gesproken of geschreven zinnen en vlotte, maar gestoorde herhaling. Horen wel, maar begrijpen de klank niet Bv liplezen gaat wel (niet-verbaal)
Er blijkt bijna geen invloed te zijn van de rechterhemisfeer, buiten als een
secundair gevolg van hemispatiaal neglect.
4) Woord-vinden vaardigheid
Fundamentele functie van taal:
Vaardigheid om woorden te associeren met ofwel een intern (gedachte)
of extern (perceptie) representatie van een object of idee
Word-finding: deze associaties maken en deze dan ophalen
syndromen uitleg zakboek
Anomische afasie (anomie, amnestische afasie, semantische afasie)
Praten vlot, maar kunnen niet op een woord komen Meestal woorden van zelfde categorie
145
5) Woord herkenning
De woorden die we als input krijgen moeten ook verstaan worden en daarbij ook
hun associaties. Taal begrijpen is onderverdeeld is een semathisch en een syntax
component. De linker hemisfeer is duidelijk dominant hierin maar er is toch een
kleine invloed gevonden van de rechter. Ondanks dat het zo miniem is, kunnen
er toch significante problemen optreden door een letsel in de rechter hemisfeer,
zoals problemen in begrijpen van subtiele of thematische aspecten van
communicatie (zeker bij gebruik van metaforen en sarcasme)
6) Intern gebruik van taal
We gebruiken taal ook intern, zo vormt het de basis van abstract rederen en
probleem-oplossend denken. Beide hemisferen staan hier voor in, maar we
proberen toch alledaagse problemen in verbale termen te gieten.
7) Ideomotor praxis
syndromen uitleg zakboek
Ideomotorische apraxie
Onvermogen om bewust/op bevel aangeleerde handelingen uit te voeren
Transitieve taken: voorwerp gebruiken
Intransitieve taken: symbolische gebaren
133
Ideationele apraxie Inaccurate sequentiëring van de afzonderlijke stappen 137
binnen een doelgerichte reeks van handelingen Kunnen wel de taken afzonderlijk uitvoeren en ook herhalen
Apractische agrafie Bij het schrijven volgens dictee, op commando, of als reactie op een stimulus, produceert de patiënt een slecht gevormd handschrift dat kan evolueren tot onherkenbare krabbels. Dit met beide handen Ze kunnen wel spellen
173
8) Calculations (lezen)
9) Gerstmann’s syndroom en verstoring van lichaamsschema
Door linker angulaire gyrus
symptomen uitleg zakboek
Vingermislocatie Inaccurate identificatie van vingers wanneer deze aangeduid worden Kunnen zelf ook niet aanduiden op prent
93
Vingeragnosie Onvermogen om op een visuele manier de afzonderlijke vingers van de handen te herkennen
94
Autopagnosie Inaccuraatheid in het lokaliseren van lichaamsdelen aangegeven door diagnosticus op eigen en ander lichaam Wel herkennen van lichaamsdelen Kan ook unilateraal
94
Heterotopagnosie Inaccuraatheid in het lokaliseren van lichaamsdelen aangegeven door diagnosticus op lichaam van diagnosticus
/
Links-rechts disoriëntatie/verwarring
Inaccuraatheid in onderscheiden van links en recht bij lichamen of in de ruimte vanuit eigen gezichtsveld of vanuit gezichtsveld van persoon die over patiënt zit
97
10) Kleur benoeming en associatie
syndromen uitleg zakboek
Stimulusspecifieke afasie (kleurafasie/kleuranomie)
Verminderd vermogen om te communiceren over kleuren
149
4. Rechter hemisfeer specialisatie
De rechter hemisfeer werkt op een fundamenteel andere wijze als de linker. Het
wordt gezien als een meer holistische of gestalt modus. Het verwerken van
meerdere soorten informatie gebeurt eerder op een simultane of globale manier.
Dit soort verwerking leidt tot onmiddellijke, intuïtieve algemene impressie of
analysevan een situatie zonder er over te moeten nadenken. De rechter hemisfeer is
dus misschien efficiënter bij nieuwe situaties die veel flexibiliteit en innovatieve
responsen nodig hebben. Ook is de rechter hemisfeer meer geassocieerd met
emotionele verwerking. Het vertelt ons wanneer een situatie niet goed aanvoelt,
zonder dat we er iets op kunnen plakken.
1) Emotionele-affectieve processen
a. Emotionele expressie in communicatie
Emotionele boodschappen uiten zich in de lichaamshouding en
gezichtsuitdrukkingen van de mens. De rechter hemisfeer speelt hier een
dominante rol in. De toon waarop iets wordt gezegt noemt met emotionele
kleuring. Deze kan onze sociale interacties verbeteren en het geeft ons ook meer
informatie.
Affectieve kleuring bestaat uit 2 componenten:
Expressieve component: emotionele accenten toevoegen om de mood of
betekenis goed over te brengen
Receptieve component: interpreteren van van de mood en betekenis
achter de boodschappen van anderen
Verstoringen in deze componenten noemt met aprosodieën
b. Ervaring van emotie buiten taal (lezen)
c. Additional contributions to language processes
Naast affectief en linguistisch taalgebruik, zijn er nog andere elementen die
voornamelijk door de rechter hemisfeer worden geregeld, zoals de appreciatie
van de context. Bij langere, complexere narratieve is het nodig om het op te
delen in secundaire thema’s. hier is niet alleen comprehensie voor nodig, maar
ook organisatie.
Een letsel kan leiden tot moeilijkheden met:
Moraal begrijpen
Details onderscheiden van grote thema’s
Incongruenties opmerken
Humor
Conclusies trekken
Interpreteren van metaforen, idiomen of sarcasme
2) Spatiaal-perceptuele verwerking
Naast sensorisch-motorische vaardigheden staat de rechter hemisfeer ook in
voor de integratie en verwerking van spatiaal-perceptuele informatie. Maar men
ziet dat zo’n taken ook beïnvloed kunnen worden door letsels in de linker
hemisfeer.
a. Visuele-spatiale vaardigheden
Hier bestaan vele testen voor, maar deze zijn ofwel heel complex ofwel leunen ze
op verbaal gemedieerde responsen. Als men deze testen in een klinische situatie
gebruikt zonder genoeg controle kan het de zoektocht naar specialisatie van de
hemisferen bemoeilijken.
Bv taken zoals topografische oriëntatie of
topografisch geheugen heeft ook verbale
associaties,… de rechter hemisfeer is wel
superieur voor het spatiale aspect, maar
door het verbale karakter kunnen er ook
gevolgen zijn van een linker letsel. Een
test die meer puur op het spatiale test, en
dus ook voor letsels van de rechter
hemisfeer, is bv de lijn oriëntatie. (voor
spatiale disoriëntatie)
Stoornissen die kunnen optreden bij de visueel-spatiale vaardigheden:
syndromen uitleg zakboek
Topografische disoriëntatie
Inaccuraatheid in pogingen tot het volgen van een route met behulp van niet-verbale kaarten Inaccuraatheid bij het aangeven van de richtingen (noord/zuid/oost/west) bij het afleggen van een bestaande route of bij het volgen van een route op een kaart
70
Topografische agnosie Onvermogen om voorheen bekende oriëntatiepunten in het landschap te herkennen Het vergelijken van oriëntatiepunten is wel intact
69
Spatiale disoriëntatie Inaccuate beoordeling van de ruimtelijke oriëntatie van visueel of tactiel gepresenteerde stimuli
77
b. Visueel-constructieve vaardigheden
Hier bestaan verschillende testen voor, die veel van elkaar verschillen en ook
verschillende dingen onderzoeken. Deze kunnen bevatten:
Tekenen van gekende objecten
Natekenen van 2D of 3D bv huis
Plattegrond tekenen van bv ziekenhuis
Namaken van geometrische patronen met behulp van Kohs blocks
Reconstrueren van 2D of 3D vormen met lucifersf houten blokken
Gefragmenteerde foto’s terug in elkaar zetten
Elk van deze taken heeft ook een invloed van de linker hemisfeer en
socioculturele factoren
3 implicaties:
De intercorrelatie tussen de testen is niet perfect
Enorm gevoelig aan meeste soorten van hersenletsel
Vaak het gevolg van ofwel rechter ofwel linker letsel
Eerst dacht men dat stoornissen in deze vaardigheden door letsels in de linker
hemisfeer kwamen (partiële lob), maar na verder onderzoek dacht met de
rechter. Nu ziet men stoornissen door beide kanten, wel met verschillende
klachten (niet significant genoeg voor indiviudele gevallen)
Rechts: dooor afbraak van spatiale integratie en perceptie
Grotere fragmentaties
Verlies van gestalt en 3D perspectief
Neiging om objecten linkgs van de tekening te negeren (linker
unilateraal neglect)
Links: afbraak van vaardigheden in het maken van plannen en executieve
vaardigheden (apraxie)
Over vereenvoudigen van tekeningen (spatiaal meer intact)
Minder replicatie van details
Letsels in de partiële lobben, zeker bilateraal, zorgen voor de ernstigste
stoornissen, maar een letsel in de frontale lob kan ook voor problemen zorgen.
syndromen uitleg zakboek
Visuoconstructiestoornis Niet kunnen natekenen: moeilijkheden om lijnen samen te construeren tot 1 visueel concept Geen 3D model kunnen namaken Bij beide handen! Ziektebesef
120
c. Visueel-perceptuele vaardigheden
Deze taken bestaan uit: (ook gevoelig voor linker hemisfeer letsels)
Discriminatie tussen ongekende gezichten
Incomplete, gefragmenteerde, overlappende figuren of gekende objecten
gezien vanuit een ongewoon perspectief
Mentale rotaties van patronen of figuren in de ruimte
Lokalisatie van objecten in de ruimte
Visuele doolhoven, kaarten maken, routebeschrijvingen
Diepteperceptie
syndromen uitleg zakboek
Stoornissen is de discriminatie van gezichten
Inaccurate matching (ander perspectief) of discriminatie van gezichten wanneer dit gebeurt op basis van visuele details Kunnen gezichten wel herkennen!
65
Stoornissen in de visuele vormperceptie
Inaccurate matching of discriminatie van complexe visuele stimuli, met uitzondering van gezichten Gestoorde figuur-achtergrond discriminatie (Stoornissen in discriminatie van complexe patronen) Inaccurate identificatie van visuele stimuli die
64
gedeeltelijk verborgen zijn, of getoond worden vanuit ongewone hoeken, of waarbij opvallende details ontbreken Intact vermogen om diezelfde stimuli te identificeren wanneer deze duidelijk aangeboden worden
Spatiale flexibiliteit Mentale rotaties of veranderingen niet kunnen maken 78
Spatiale misschatting Inaccurate schatting van het aantal afzonderlijke elementen in een reeks stippen, letters, blokken, of soortgelijke elementen, gebaseerd op de spatiale configuratie van de reeks (lokalisatie van objecten in de ruimte)
79
Astereopsie Stoornis in diepteperceptie Lokaal: Inaccurate perceptie van diepte bij objecten gezien onder stereoscopische condities Globaal: Inaccurate perceptie van diepte bij het onder stereoscopische condities bekijken van patronen van randomsgewijs verdeelde stippen of letters
75
Simultaan agnosie Kunnen geen meerdere stimuli tegelijk identificeren Bij ballint syndroom
91
Spatiale dyscalculie/ constructionele agrafie
Inaccuraat schrijven van afzonderlijke letters tijdens een dictee, het schrijven op commando, het schrijven als reactie op een stimulus of afbeelding, of bij het kopiëren Beide handen Geen zelfcorrectie
174
3) Spatiaal (nonverbaal) geheugen (lezen)
4) Muzikale vaardigheden (lezen)
5) Gerichte aandacht en unilateraal neglect
syndromen uitleg zakboek
Neglect
Hemispatiaal neglect Onvermogen om de linker ofwel de rechterzijde van het visueel veld of van een stimulus in het visueel veld te exploreren of op te merken
88
Hemi-inattentie Onvermogen om een stimulus gepresenteerd aan een zijde van het lichaam of een zijde van het visuele veld op te merken
Extinctie (na bilaterale simultane stimulatie)
Stoornis in het detecteren van stimuli aan de rechter of linker kant bij dubbele of bilaterale simultane stimulusaanbieding
88
Hemi body awareness
Allesthesie Voelen aan de andere kant. (rechts letsel: wanneer links prikken, voelen rechts)
80
Anosognosie Gebrek aan ziekte inzicht 225
Anosodiaforie Onverschillig of gebrek aan bezorgdheid omtrent eigen medische toestand (door geen ziekte besef)
221
Somatoparafrenie Denkstoornis met neglect Ontkenning van lichaamsdelen als behorend tot eigen
226
lichaam (meestal ledenmaten) Volhouden van ontkenning, ondanks tegenbewijzen ≈ waanachtig Hangt samen met gnostisch probleem: kennis verliezen (van eigen arm) “derealisatie”
Verminderde of verstoorde motor responsen
Akinesie: Directionele hypokinesie, bradykinesie, hemiakinesie
Onvermogen tot initiatie (spontaan of op vraag) van bewegingen van romp, gezicht, en ledenmaten Afwezigheid van betekenisvolle interacties met de omgeving Stoornis van attentie EN intentie
242
a. Hemispatiaal neglect
= Onvermogen om een stimulus gepresenteerd aan een zijde van het lichaam of een
zijde van het visuele veld op te merken.
De zijde die genegeerd wordt is contralateraal aan het letsel:
Frekw. (linkszijdig neglect) > Frekw. (rechtszijdig neglect)
Ernst (linkszijdig neglect) > Ernst (rechtszijdig neglect)
Er is neglect op 3 niveaus:
Personal space: het eigen lichaam
Peripersonal space: bv bij kopieer- en teken taken maar de helft tekenen
Extrapersonal space: kunnen niet rechtdoor stappen, zitten scheef
Neglect en hemianopsie is soms moeilijk te onderscheiden, want bij beide
stoornissen kan de patiënt niet spontaan reageren op stimuli in de helft dat men
niet ziet. Maar bij ernstig neglect kan men soms de patiënt wel wijzen op de kant
die men negeert. Patiënten met hemianopsie zoeken wel in de kant die ze niet
zien (ze negeren het niet). Deze patiënten kunnen dus wel goede resulaten
behalen in de letter-cancellation test.
De rechterhemisfeer is dominant in dit proces.
Deze staat in voor zowel het zicht van links en van
rechts. De linker hemisfeer daarentegen enkel
voor rechts. Wanneer er dus een letsel in de linker
hemisfeer zich voordoet, zullen de gevolgen
minder ernstig zijn omdat de 2 kanten nog gezien
worden door de rechter hemisfeer.
Wanneer er een bilateraal letsel is, treedt er
simultaan neglect op.
b. Hemibody awareness
Stoornissen hier aan kunnen verschillende vormen aannemen:
Onbewust zijn of onderdrukking van tactiele stimuli
Geen ziektebesef
Eigen ledenmaat niet kunnen herkennen
Hemi body awareness
Allesthesie Voelen aan de andere kant. (rechts letsel: wanneer links prikken, voelen rechts)
80
Anosognosie Gebrek aan ziekte inzicht 225
Anosodiaforie Onverschillig of gebrek aan bezorgdheid omtrent eigen medische toestand (door geen ziekte besef)
221
Somatoparafrenie Denkstoornis met neglect Ontkenning van lichaamsdelen als behorend tot eigen lichaam (meestal ledenmaten) Volhouden van ontkenning, ondanks tegenbewijzen ≈ waanachtig Hangt samen met gnostisch probleem: kennis verliezen (van eigen arm) “derealisatie”
226
c. Verminderde of verstoorde motor responsen
Akinesie: Onvermogen tot initiatie (spontaan of op vraag) van bewegingen van
romp, gezicht, en ledenmaten en afwezigheid van betekenisvolle interacties met
de omgeving Stoornis van attentie EN intentie
d. Visual imagery
Mentale beelden maken houdt de perceptie van een beeld in zonder de visuele
input. Dit proces bestaat uit 2 delen:
Activatie van opgeslagen herinneringen van de delen van het visuele
beeld (linker hemisfeer)
Het plaatsen van de delen in een juiste configuratie mbv. Een
coördinatiesysteem (rechter hemisfeer)
In onderzoek is aangetoont dat er geen significante verschillen zijn in de activatie
van het brein wanneer men naar een foto kijkt of men het object inbeeld.
H9 deel 3: Functionele organisatie van de hersenen
A. Introduction (lezen)
B. Functional organization of the brain: Luria’s model revisited
3 functionele units van het brein:
Eerste unit: Regulating cortical tone: aandacht en arousal
Reticulaire activatie systeem: algemene, nonspecifieke arousal
Thalamus: selectieve aandacht
Limbische structuren: emotie, motivatie en doel-gerichte arousal / leren en
geheugen
Tweede unit: Informatieverwerkingsunit: gnostic (temporale, partiële en
occipitale lobben)
Derde unit: Executieve unit (frontaal): programmeren, reguleren en nakijken van
mentale activiteit
C. The first functional unit: attention and arousal (lezen)
D. The second functional unit: information processing
1. The 3 horizontal zones of the second functional unit
Deze unit bevat de partiële, occipital en temporele lobben. Het wordt gezien als het
kennis systeem van de hersenen en staat in voor receptie, analyse en opslag van
informatie. (input van sensorische modaliteiten)
Proces:
Decoderen van sensorische input
De informatie moet gecodeerd worden naar zinvolle units
Analyse en integratie met andere informatie
Stockeren
Zo bouwen we aan onze capaciteit om de omgeving te voorspellen en
manipuleren databank
Superordinaat concepten
De tweede unit is opgedeeld in 3 zones:
Primair: ideotypic
Secundair: homotypical, modaliteisspecifiek, unimodal
Tertiair: homotypical, hogere orde, heteromodal
Elk van de 3 primaire zintuigen (horen, zien,
voelen) heeft zijn eigen primaire en
secundaire zone. (tertiaire is multimodaal)
Letsels in elke zone:
Primair:
stoornissen in primaire
sensorische vaardigheden (doof,
blind,…)
geen specialisatie van
hemisferen
Secundair:
Modaliteits-specifieke en
perceptuele stoornissen
Specialisatie van hemisferen licht
observeerbaar
Tertiair:
Niet meer gelimiteerd tot 1 modaliteit
Duidelijk observeerbare specialisatie van hemisferen
2. Auditory processing in the second functional unit (lezen)
3. Visual processing in the second functional unit (lezen, uitgezonderd volgende)
Effects of lesions to the tertiary cortex on visual processes
syndromen uitleg zakboek
Apperceptieve agnosie
Inaccurate matching of discriminatie van complexe visuele stimuli, met uitzondering van gezichten Gestoorde figuur-achtergrond discriminatie (Stoornissen in discriminatie van complexe patronen) Inaccurate identificatie van visuele stimuli die gedeeltelijk verborgen zijn, of getoond worden vanuit ongewone hoeken, of waarbij opvallende details ontbreken Intact vermogen om diezelfde stimuli te identificeren wanneer deze duidelijk aangeboden worden
64
Visuele agnosie Onvermogen om visueel gepresenteerde bekende objecten te herkennen Kunnen wel bv overtekenen, maar het brein interpreteert het niet
67
Achromatopsia Inaccuraat sorteren van kleuren volgens schakering, matching van kleuren en detectie van gekleurde stimuli in gekleurde achtergronden
62
Kleur agnosie Onvermogen om de karakteristieke kleuren van bekende objecten te identificeren
63
Prosopagnosie Herkennen gezichten niet
4. Somatosensory processing in the second functional unit (lezen)
Slides: Stoornissen in de gedragscontrole (frontale lobben)
Syndromen uitleg zakboek
Stimulus-bound gedrag Toegenomen disinhibitie van interferende irrelevante omgevingsstimuli
Perseveratie Onvermogen, om gedragingen op het vereiste tijdstip te beëindigen blijven hangen bij een respons die juist gedaan is
234-235
Verbale reïteraties Uitgestelde echolalie
Spontane herhaling van de woorden of uitdrukkingen door iemand anders uitgesproken Input weergalmt in brein
239
Grijp-reflex Stereotypische flexie-adductie respons van de hand
Ontremd gedrag/ agressief gedrag/ impulsdisinhibitie
Trigger wekt gedrag op dat oncontroleerbaar is 236
3 belangrijke circuits dit vanuit de frontale lobben vertrekken:
Dorsolateral prefrontal circuit: cognitieve aspect van de gedragscontrole
Executieve stoornissen
syndromen uitleg zakboek
Ideationele constrictie Vermindering van het vermogen om soepel en abstract te denken Vb. spreekwoord niet abstract kunnen uitleggen
227
Ideationele disoriëntatie Verwarde gedachtegang Creëren eigen werkelijkheid Minder controle op gedachtengang
228
Anosognosie Gebrek aan ziekte inzicht Brein minimaliseert het letsel en klachten
225
Stoornis in probleem oplossing
Bv wanneer ene arm grijpreflex heeft komt men er niet zelf op om de andere arm te gebruiken om het object/persoon te lossen Geen zelfredzaamheid
Stoornis in de interferentie
Kunnen details niet meer onderscheiden van hoofdzaken Door alles afgeleid Presteren slecht op strooptaak
Orbifrontal circuit: inhibitie van veranderingen in gedragsresponsen op omgeving en
sociale situaties
disinhibitie
syndromen uitleg zakboek
Grijpreflex Stereotypische flexie-adductie respons van de hand
Utilizatiegedrag Aangeboden object meteen gebruiken voor wat het dient wanneer dit niet de bedoeling is Semantisch geheugen wordt meteen het actieplan
Forced collectionsime Men kan niets meer weggooien
Stimulus-bound gedrag Toegenomen disinhibitie van interferende irrelevante omgevingsstimuli
Echopraxie Neiging om te imiteren doordat de onderdrukking van spiegelneuronen niet meer werkt
247
Echolalie Spontane herhaling van woorden of uitdrukkingen door iemand anders uitgesproken Bijna gelijktijdig of zelfs zinnen afmaken
239
Perseveratie Onvermogen, om gedragingen op het vereiste tijdstip te beëindigen blijven hangen bij een respons die juist gedaan is
234-235
Pathologische reïteraties Palilalie
Spontane meervoudige herhalingen van lettergrepen, woorden of uitdrukkingen
239
Verbale reïteraties Uitgestelde echolalie
Spontane herhaling van woorden of uitdrukkingen door iemand anders uitgesproken
239
logorrhea “Spraakwaterval” Op 1 simpele vraag een heel lang antwoord geven
waarbij niet tot het punt gekomen wordt
Pathologisch wenen/lachen
Plotse onvrijwillige lach- of huilbui Afwezigheid van bijpassen subjectief gevoel
224
impulsdisinhibitie Onvermogen om vorige ervaringen of feedback te gebruiken om huidige of toekomstige gedragingen te leiden Onvermogen om negatieve gevolgen te anticiperen of er zich door laten beïnvloeden
Extra Ontremd, sociaal ongepast en emotioneel ongepast gedrag Stereotype repetitieve handelingen OCD
Anterior cingulate circuit: motivatie, verweer tegen interferenties (bv inhibitie van
automatische responsen) en initiatie van responsen
apathisch syndroom
syndromen uitleg zakboek
Apathie/pseudodepressie Verminderde motivatie en interesse 219
Akinesie/hypokinesie Verminderde snelheid van de bewegingen aan 1 of beide lichaamshelften Spontane afwijking van hoofd of ogen obv middenlijn Weinig spontane bewegingen in richting van afwijking Hoort de opdracht wel maar komt niet tot de initiatie van actie
219
Euforie/manie Opgewonde euforische stemming ondanks aanwezigheid van letsel/ziekte/handicap
219
Anosodiaforie Onverschillig of gebrek aan bezorgdheid omtrent eigen medische toestand (door geen ziekte besef)
221
Angst Via motorische acties controle krijgen over die angst OCD
Delusies/waanvorming Bv. Syndroom van cottard: denken niet meer te bestaan = nihilistische waan
Top Related