Zoa magazine 2011

14
# 1 | mei 2011 | christelijke organisatie voor internationale vluchtelingenhulp Naam : Gerrit Kasper Leeftijd : 61 Plaats : Waddinxveen Beroep : voorheen eigenaar schoenenspeciaal- zaak Nu : vrijwilliger bij ZOA Gezin : getrouwd, vier kinderen, zeven kleinkinderen Hobby’s : golfen, fietsen Als Business Ambassador ben ik al sinds 2005 bij ZOA’s werk in Cambodja betrokken. Ik wist niets van dat land, behalve dat Pol Pot er had huisgehouden, maar tijdens mijn eerste veldbezoek was ik meteen verkocht. Nu, vijf jaar later, hebben de gezinnen het hele jaar genoeg te eten en gaan de kinderen naar school. Ik zag er zelfs een paar met een fietsje! Door die bezoeken ben ik anders tegen geld en bezit aan gaan kijken. Wat hebben wij veel. Het bijbelse appèl dat je de ander recht moet doen, spreekt me erg aan. Onze rijkdom is niet vrijblijvend. Vorig jaar wilde iemand mijn zaak overnemen. Dat was voor mij de aanleiding iets heel anders te gaan doen met mijn leven, al wist ik nog niet wat. Dat vulde zich snel op met vrijwilligerswerk voor ZOA. Ik probeer andere ondernemers bij ZOA’s werk te betrekken. Ik ben erg sociaal en praat graag met anderen, dus dit is me op het lijf geschreven. Het is zo’n mooie organisatie, en de mensen die er werken zijn allemaal zo gedreven! Ik zou eigenlijk een dag in de week werken, maar het zijn er vaak meer. Tja, ik doe het met veel plezier, maar mijn vrouw trapt soms wel op de rem. Dat moet ook wel, anders ging ik altijd maar door. ‘Wat hebben Hans Eenhoorn Woedend vanwege honger Noodhulp Wel of niet, en waarom? 28 | de vrijwilliger | Tekst: Els Sytsma, fotografie: Folkert Rinkema Vier families Congo Terugblik en slot Kostprijs € 0,39 wij veel

description

Zoa Magazine

Transcript of Zoa magazine 2011

Page 1: Zoa magazine 2011

# 1

| mei

201

1 | c

hri

stel

ijke

org

anis

atie

vo

or

inte

rnat

ion

ale

vlu

chte

ling

enh

ulp

Naam :Gerrit KasperLeeftijd :61Plaats :WaddinxveenBeroep :voorheen eigenaar

schoenenspeciaal-zaak

Nu :vrijwilliger bij ZOAGezin :getrouwd, vier

kinderen, zeven kleinkinderen

Hobby’s :golfen, fietsen

Als Business Ambassador ben ik al sinds 2005 bij ZOA’s werk in Cambodja betrokken. Ik wist niets van dat land, behalve dat Pol Pot er had huisgehouden, maar tijdens mijn eerste veldbezoek was ik meteen verkocht. Nu, vijf jaar later, hebben de gezinnen het hele jaar genoeg te eten en gaan de kinderen naar school. Ik zag er zelfs een paar met een fietsje! Door die bezoeken ben ik anders tegen geld en bezit aan gaan kijken. Wat hebben wij veel. Het bijbelse appèl dat je de ander recht moet doen, spreekt me erg aan. Onze rijkdom is niet vrijblijvend. Vorig jaar wilde iemand mijn zaak overnemen. Dat was voor mij de aanleiding iets heel anders te gaan doen met mijn leven, al wist ik nog niet wat. Dat vulde zich snel op met vrijwilligerswerk voor ZOA. Ik probeer andere ondernemers bij ZOA’s werk te betrekken. Ik ben erg sociaal en praat graag met anderen, dus dit is me op het lijf geschreven. Het is zo’n mooie organisatie, en de mensen die er werken zijn allemaal zo gedreven! Ik zou eigenlijk een dag in de week werken, maar het zijn er vaak meer. Tja, ik doe het met veel plezier, maar mijn vrouw trapt soms wel op de rem. Dat moet ook wel, anders ging ik altijd maar door.

‘Wat hebben

Hans EenhoornWoedend

vanwege honger

NoodhulpWel of niet,

en waarom?28

| d

e vr

ijwill

iger

| Te

kst:

Els

Syt

sma,

fot

ogra

fie:

Folk

ert

Rin

kem

a

Vier families CongoTerugblik en slot

Kostprijs € 0,39wij veel’

Page 2: Zoa magazine 2011

Colofon:ZOA-magazine is een periodieke uitgave van ZOA-Vluchtelingenzorg. Oplage 51.000, ISSN 1871-0727

AdresgegevensSleutelbloemstraat 8, 7322 AG ApeldoornPostbus 4130, 7320 AC ApeldoornT: 055 3663339 F: 055 3668799E: [email protected] I: www.zoa.nlK.v.K.: 41009723, Bank: 38.75.12.012, Giro 550, t.n.v. ZOA Apeldoorn

Vorm : Frivista - (y)our mission Druk : drukkerij De Bunschoter

Redactie: Folkert Rinkema, Els Sytsma (eind-red.) en Ewout Suithoff (hoofdred.)Aan dit nummer werkten verder mee: Evert Jan Pierik, Anne Paul Roukema en Dieudonné Ombeni Fotografie: Jaco Klamer (p. 12), Scott Carter (p. 13), Annemarie Broek (p. 18), Hans Blanken (p. 25), Anne Paul Roukema (p. 26-27), ZOA (p. 13, 19, 20-23). Overige foto’s: Folkert Rinkema.

© ZOA-Vluchtelingenzorg - het kopiëren of vermenigvuldigen van artikelen wordt door ons op prijs gesteld mits met bronvermelding. Graag ontvangen wij een bewijsexemplaar.

Adressenbestanden van ZOA wordenniet uitgeleend of doorverkocht.

03 |

inh

ou

d |

02 |

voo

rwo

ord

| tek

st: E

vert

Jan

Pie

rik, f

otog

rafie

: Fol

kert

Rin

kem

a

De waarde van geven

14 | BurundiTerug naar huis, daar hebben tien-duizenden Burundese vluchtelingen jaren van gedroomd. Nu is het zo ver, maar eenvoudig is het niet. Hun land is ingenomen door anderen, de opbrengst is niet voldoende om van te leven. Een reportage over ZOA’s programma ‘Sangira’: delen.

20 | Vier families - slotSinds mei 2009 volgden we vier recent teruggekeerde families in Congo. We mochten hen volgen bij de eerste oogst, pogingen een handeltje op te zetten, de moeite om schoolgeld bij elkaar te schrapen, bij vreugde en verdriet. We kijken terug en vooruit, met de families en met landendirecteur Jan Huls.

En verder: 04 | Recht

07 | ZOA-nieuws

12 | Achtergrond: noodhulp

18 | De ondernemer

Voor- en achterpagina:Sedekia Ntirakirwa (55) uit Burundi en Gerrit Kasper (61) uit Waddinxveen. Twee mannen van gevorderde middelbare leeftijd. Waar de één een succesvolle carrière als ondernemer heeft afgesloten en zich nu als vrijwilliger volop inzet voor zijn medemens, heeft de ander zijn leven in een vluchtelingenkamp doorgebracht. Lees het verhaal van Sedekia op pagina 6 en het verhaal van Gerrit op de achterpagina.

Twee werelden, één gezicht. Op deze manier beelden wij de verbinding uit tussen u in Nederland en de vluchtelingen en ontheemden in Afrika en Azië. Want het zijn wel twee gezich-ten, maar het is één wereld.

Deze mensen zijn alweer een tijdje terug in hun eigen dorp nadat ze een paar jaar in een kamp hebben verbleven. Ze zochten daar bescherming voor het dreigende geweld dat hun gebied trof. Toen het rustiger werd, hebben ze de moed opgevat om weer naar huis te gaan. De mannen eerst en later de vrouwen en kinderen.

Van achter mijn bureau in Apeldoorn vind ik het niet eenvoudig om de dagelijkse realiteit van vluchtelingen en ontheemden te blijven zien. Het risico bestaat dat mensen waar het om gaat verdwijnen achter cijfers en rapporten, en daarmee ook hun waardig-heid. Een veldbezoek stelt me in staat men- sen te ontmoeten en te horen hoe het gaat.

Waardigheid is één van de vier basis-waarden van ZOA, een basiswaarde die me na aan het hart ligt. Die waarde kreeg voor mij handen en voeten tijdens een veldbezoek in Angola, een paar jaar geleden. Ik was onderweg met een groep uit Nederland die één van onze projecten steunde. Het was goed om met hen de resultaten van het project te zien: nieuwe scholen en drinkwaterputten. Tegelijkertijd raakte de groep onder de indruk van de armoede van de teruggekeerde vluchtelingen. Een vrouw uit deze groep wilde graag iets persoonlijks geven. Ik

stelde voor om een deken te geven, want veel arme mensen hebben niet eens een deken om zich tegen de nachtelijke kou te beschermen. We ontmoetten een weduwe, die jubelend de fleecedeken in ontvangst nam. Even later kwamen we terug bij onze auto en vonden daar twee bananentrossen. De weduwe wilde ons hiermee bedanken voor de deken. Hoe moeilijk was het voor ons om dit aan te nemen! De vrouw en haar kinderen kunnen immers een paar dagen van deze trossen eten? Het voelde niet goed dat we dit zouden moeten accep-teren. De chauffeur van ZOA voelde goed aan dat de waardigheid van de geefster in het geding was. Door de bananen te accepteren lieten we aan de vrouw zien dat ook zij in staat is om te geven. Dat voorrecht is niet aan ons voorbehouden.

Terug achter mijn beeldscherm denk ik regelmatig terug aan wat ik tijdens be-zoeken zie en meemaak. Het raakt me elke keer wanneer ik besef dat mensen in moeilijke omstandigheden, zoals in Darfur, toch kunnen en willen geven. De waarde van geven kan ook op die manier niet worden onderschat.

Evert Jan Pierik werkte voor ZOA in Alba- nië en Angola. Sinds 2008 is hij program- mamedewerker op het kantoor in Apeldoorn.

ZOA-VluCHtEliNGENZORG WERKt iN AZië AfghAnistAn, CAmboDjA, myAnmAr, pAkistAn, sri LAnkA, thAiLAnD AFRiKA burunDi, DemoCrAtisChe repubLiek Congo, ethiopië, LiberiA, noorD-suDAn (DArfur), ugAnDA, ZuiD-suDAn EN AmERiKA hAÏti

inhoud:

19 | De veldmedewerker

24 | ZOA in uw testament

25 | De expat

26 | Arie Slob in Ethiopië

‘Blijf bij ons eten,’ nodigt de oudste van een dorp in

Darfur me uit. Als hij ziet dat ik aarzel,

vult hij aan: ‘Kom eten en je zult de

herinnering hieraan met je meenemen.’

Dat trekt me over de streep en even

daarna geniet ik van een heerlijke maaltijd

sorghumpap.

08 | Hans EenhoornDeze voormalige topman bij Unilever zet zich sinds 2002 in om honger de wereld uit te krijgen. Met veel kennis van zaken, en af en toe woedend.

Page 3: Zoa magazine 2011

Onze kernwaarden

tRO

uW

| mE

NS

EliJK

E W

AA

RD

iGH

EiD

| RE

Ntm

EE

StE

RS

CH

AP

| RE

CH

t

Wij komen op voor de positie van kwetsbare mensen. We bestrijden onrecht met onze programma’s, we bevorderen de bewustwording over onrecht en roepen onze achterban op om recht te doen.

recht

Page 4: Zoa magazine 2011

“Ik was 15 toen in 1972 gevechten tussen de Hutu’s en de Tutsi’s uit-braken. Mijn familie en ik vluchtten ‘s nachts terwijl we ons overdag verborgen in het bos.” Sedekia komt terecht in het grote kamp Katumba in Tanzania, waar tienduizenden Burundezen decennia in ballingschap zullen wonen. “Ik dacht elke dag aan thuis”, vertelt Sedekia verder. “Ik had geen rechten en mocht niet uit het kamp. In het kamp had ik een winkeltje waar ik zeep, suiker en wat kleding verkocht. Maar ik werd door mijn compagnon beroofd en was in een klap failliet. Ook stierven drie van mijn kinderen (Sedekia was in 1985 in het kamp getrouwd) door malaria.”

landconflictSamen met zijn vrouw, zeven kinderen en zijn moeder stapt hij op 25 juni 2009 in wit beschilderde vrachtwagens van de Verenigde Naties die de voormalige vluch-telingen terugbrengen naar Burundi. Terug naar het geboorteland waar na jaren van geweld weer vrede was te vinden. Maar het viel Sedekia en zijn gezin erg tegen. “Toen ik uit de vrachtwagen stapte, voelde ik me thuis. Ik was op mijn geboor-tegrond en mijn kinderen hadden weer kans op goed onderwijs. Maar het huis van mijn ouders was ingestort en ons land was door een ander afgepakt zonder het te bewerken, overwoekerd door onkruid. Nu hebben we een conflict met de man die dit heeft gedaan. Ik ken hem goed en hij heeft land zat. We hebben niet gevochten, maar

ik ben erg teleurgesteld. Thuiskomen en dan niet op je eigen land kunnen wonen.”

Zijn moeder, de 95-jarige Ruth Nsanzurwimo, haakt in op het gesprek. “Mijn zoon kan nog niet op het land werken omdat eerst bepaald moet worden van wie het land is. Het eerste jaar van onze terug-komst zijn we door de Verenigde Naties geholpen met voedsel, maar nu is dat af-gelopen. We hebben niet eens elke dag te eten. Mijn zoon heeft hier nog niets geplant of gezaaid. Dat drukt erg op ons.” Sedekia kijkt strak voor zich uit terwijl zijn moeder praat. “Ik ben arm. Kijk naar me” zegt hij zacht. “Niets heb ik. Als, àls ik werk heb, verdien ik duizend francs (59 euro-cent) per dag. Dat is niet genoeg voor mijn gezin. Ik wil zo graag dat ik mijn land weer kan verbouwen en dat al mijn kinderen naar school kunnen gaan. Pas dan kan ik weer gaan leven.”

Vanaf pagina 14 vindt u een reportage over de problemen rond landrechten voor terug-kerende Burundese vluchtelingen, en het door ZOA ondersteunde programma met de naam “Sangira”, wat ‘delen’ betekent.

Vijfenvijftig jaar is Sedekia Ntirakirwa. Grijze haren komen door het donkere haar heen. Hij heeft een krachtige blik en een zachte stem. Zijn verhaal daarentegen is hard. Van zijn hele bestaan leeft hij maar achttien jaar in vrijheid. De rest bracht hij door in een vluchtelingenkamp.

07 |

ZO

A-n

ieu

ws

|

06 |

de

vlu

chte

ling

| Tek

st e

n fo

togr

afie

: Fo

lker

t R

inke

ma

AfghanistanJoop Teeuwen, landendirecteur

CambodjaBernie O’Neill, landendirecteur

myanmarSimon Langbroek, landendirecteurLiz Langbroek, programma-adviseurJasper Besemer, programma-adviseur

PakistanCor Verduijn, landenvertegenwoordiger (int)

Sri lanka Bernhard Kerschbaum, landendirecteurGerard Hooiveld, manager General AffairsJorieke Looij, jr. programma-managerReinout Pieneman, jr. programma-adviseur

thailandBrian Solomon, landendirecteurTijmen van Steeg, manager General AffairsKarin Austmann, trainee BurundiMarius Stehouwer, landendirecteurGea Verhaar, jr. programma-adviseur

Democratische Republiek CongoJan Huls, landendirecteurAndreas Luiten, manager General AffairsSarah Schouwenaar, jr. programma-adviseur

EthiopiëMaureen Graybill, landendirecteur

liberiaNic Street, landendirecteur

Noord-SudanBart Dorsman, landendirecteurMalik Adam Idris, programma-adviseurTsjeard Bouta, programma-managerSimon Manning, programma-adviseurWouter Thiebou, traineeErik Huising, trainee

ugandaGuido de Vries, landendirecteurAstrid Alkema, programma-adviseurLudy van Dijk, programma-managerLiesbeth Marije Hoogland, jr. progr. adviseurMarije van den Broek, trainee

Zuid-SudanKevin Beattie, landendirecteurSieb Janssen, manager General AffairsPieter Buikema, trainee

HaïtiJeff Cosico, programmamanager

Wereldwijd heeft ZOA-Vluchtelingenzorg ongeveer 700 mensen in dienst, waarvan het merendeel lokaal wordt aangetrokken. Bovenstaande lijst bevat alle namen van landendirecteuren en uitgezonden Nederlanders.

uitgezonden:

Beste lezer,

Waar staat ZOA voor? Wat doen we precies? Uit onderzoeken onder onze donateurs blijkt dat niet altijd even duidelijk te zijn. Mensen weten dat we ‘iets met vluchtelingen’ doen, dat ZOA helpt na oorlogen en rampen. Ik ben de afgelopen maanden veel met deze vraag bezig geweest. We werken in zoveel verschil-lende landen, zoveel verschillende situaties. Maar, bladerend door dit magazine, zie ik juist ook duidelijke overeenkomsten. ZOA staat naast mensen die getroffen zijn door conflicten, oorlog en rampen in landen met een zwak bestuur, en steunt hen zodat zij weer verder kunnen. We bieden hen hoop op een toekomst en op herstel van het ‘gewone leven’. Al zullen de mensen in bijvoorbeeld Haïti, Burundi, Congo en Cam-bodja altijd littekens met zich meedragen, zij kijken weer met hoop naar de toekomst.

Dit werk mogen we namens u doen, zonder u is het niet mogelijk. Tijdens Walk-4Water, waar bijna 800 mensen zich inzetten voor schoon drinkwater in Myanmar, besefte ik dat eens te meer. Dank voor uw betrokkenheid bij ons werk, op welke wijze dan ook!

Ewout SuithoffReageren? [email protected]

Hoofdredactioneel

‘Kijk naar me ik heb niets’

Eerste fonds op naam Wij zijn heel blij met het eerste Fonds op Naam dat bij ZOA is ingesteld. Een Fonds op Naam laat zich het beste om-schrijven als een goed doel binnen een goed doel. De gever heeft inspraak bij de besteding van het geld. Ook kan het fis-caal aantrekkelijk zijn op deze manier geld te schenken. Voor ZOA is het prettig te weten dat dit bedrag beschikbaar is; om-dat het zoeken naar nieuwe donoren en fondsen vaak een intensieve en tijdro-vende klus is. Meer informatie? Ook een Fonds op Naam? Kijk op www.zoa.nl/fiscaal-voordeel of neem contact op met Yolenta Pater ([email protected], 055 3663339)

Opbrengst Walk4Water en collecteWalk4Water was de aftrap van de landelijke huis-aan-huis collecte. De sponsorloop bracht in totaal ruim 130.000 euro op voor schoon drinkwater in Myanmar. Tijdens de week daarop gingen zo’n zeven-tienduizend collectanten op pad. Half april stond de teller al op € 935.000, en dagelijks komt nog meer binnen. Een indrukwekkend bedrag, dat we zullen inzetten op plaatsen waar het het meest nodig is. Alle vrijwilligers, sponsors, lo-pers, collectanten en contactperso-nen: BEDANKT!

Haïti-avond Op 12 januari was de aardbeving in Haïti precies een jaar geleden. Samen met Woord en Daad orga-niseerde ZOA een informatie-avond over de hulpverlening van beide organisaties. Ruim 400 mensen hoorden o.a. het indrukwekkende verhaal van Eris Labady, directeur van Parole et Action. De rappor-tage ‘Haïti, een jaar later’ vindt u op de website www.samenvoorhaiti.nl. U kunt de rapportage ook thuis ontvangen. Neem daarvoor contact op met ons kantoor.

Friese scholen in actie voor liberia Leerlingen en leerkrachten van negen Friese basisscholen zetten zich in voor onderwijs in Liberia met de actie ‘Steengoed voor Liberia’. Tijdens deze weken werd lego verkocht, pannen- koeken gebakken, auto’s gewassen, eigengemaakte kunst verkocht en nog veel meer. De actieweken hebben het mooie bedrag van 22.446 euro opgebracht. Ook zo’n leuke inspirerende actie op uw school? Bel of mail met Bert Koster, 06 54314429 of [email protected]

Page 5: Zoa magazine 2011

08 |

inte

rvie

w | t

ekst

: E

ls S

ytsm

a, f

otog

rafie

: Fo

lker

t R

inke

ma

Hans Eenhoorn heeft een verhaal.

Ondanks zijn leeftijd - hij wordt dit jaar

70 -, vertelt hij dat verhaal met passie. De oud-topman van

Unilever zet zich vanaf 2002 in voor

de bestrijding van honger. Een tengere,

rustige man met vuur in zijn ogen en

de diepgevoelde wens honger uit te

bannen. “Honger is afschuwelijk.”

De redactie interviewt voor elk ZOA Magazine een bekend persoon over humanitaire hulpverlening. Hun ervaringen geven een blik van buitenaf op het werkveld van ZOA. De geïnterviewde krijgt de ruimte om zijn of haar visie te verwoorden, welke niet per se de visie is van ZOA. Ditmaal: Hans Eenhoorn, voormalig topman bij Unilever, lid van de VN-Taskforce on Hunger en associate professor Voedselzekerheid en Ondernemerschap aan de Wageningen Universiteit.

“Weet je waar ik boos over ben?” Zonder haperingen somt hij een heel lijstje inter-nationale verdragen en diverse wereld-top-conferenties op. “Al die beloftes die zijn gedaan, waarvan er geen één wordt gehouden. Uit 1974 bijvoorbeeld: Wij, de Verenigde Naties, beloven dat aan het eind van de eeuw geen enkel kind meer met honger naar bed gaat. Of neem het jaar van de voedselprijzencrisis, 2008. Op de G8-top in l’Aquila werd twintig miljard beloofd om te investeren in de landbouw. Toen kwam de financiële crisis en was de honger onmiddellijk weer ver-geten. Er is nauwelijks één miljard van losgekomen.”

Honger vs obesitasHans Eenhoorn is eigenlijk onderweg naar de keuken om een kopje koffie in te schenken, maar kan zichzelf nauwelijks onderbreken. Staand op de drempel praat hij verder: “De politiek denkt in korte ter-mijnen tot de volgende verkiezingen. Als

je het hongerprobleem wilt oplossen, moet je een langetermijnvisie hebben. Maar daarvoor hebben de rijke landen niet vol-doende interesse in dit probleem.”

Als hij terugkeert met de koffie, praat hij moeiteloos verder. Honger raakt hem, dat is duidelijk. “Ik heb mensen van de honger dood zien neervallen. Dat is afschuwelijk. Meisjes van vijftien die eruit zien alsof ze acht zijn.” Hij legt uit hoe honger een lichaam kapot maakt: “Als je gedurende langere tijd te weinig calorieën binnen-krijgt, gaat het lichaam de energie uit de spieren halen. Dus dan eet het lichaam zichzelf op.”

Zijn boosheid is een morele boosheid, ver-telt hij. “Eén miljard mensen op aarde lijdt honger. En één miljard mensen lijdt aan welvaartsziekten, waaronder obesitas. De één zoveel, de ander zo weinig. Dat is een schande. En we moeten meer doen om deze schande te beteugelen.”

Honger is een schande’

Page 6: Zoa magazine 2011

‘Eén miljard mensen op aarde lijdt honger. Eén

miljard mensen lijdt aan welvaartsziekten.’

enkele concrete maatregel, behalve het vaststellen van de datum voor een ver-volgconferentie in Vietnam.”

Dom of duurzaamWat is zijn verklaring voor het uitblijven van concrete maatregelen? “Politieke leiders zijn te weinig geïnteresseerd in honger. Terwijl de bestrijding van honger voor westerse landen eigenbelang is. Deze miljard arme en hongerige mensen staan buiten de economie: als producent en als consument. Dat is toch dom?” Weloverwogen praat hij, waarbij hij een diepe frons trekt. “Bovendien, denken ze nou echt dat een stabiele wereld mogelijk is als de één zoveel heeft en de ander zo weinig? Armoede en honger veroorzaken conflicten en vluchtelingenstromen, dat kost ons heel veel geld.” Met stemverhef-fing: “Dat zo’n miljoen Nederlanders ont-wikkelingssamenwerking af willen schaf-fen. Dat is ook dom.” Zachter: “Dan voelt mijn woede deels als machteloze woede.”

Eenhoorn blijft echter niet in machteloos-heid hangen, maar probeert zijn morele verontwaardiging om te zetten in produc-tieve ideeën. Vanuit zijn brede achtergrond adviseert hij de regering en hij ziet veel van zijn adviezen terug in de richting die het beleid tegenwoordig opgaat: met de nadruk op water, landbouw, voedselzeker-heid en zelfredzaamheid. Minder tevreden is hij over de bedragen die voor ontwik-kelingssamenwerking worden vrijgemaakt. “Natuurlijk kan het efficiënter. Maar dan moet je niet minder doen, maar juist meer.” Hij poneert het als grapje, maar meent het wel.

Honger de wereld uit? Dat kan, daarvan is Eenhoorn overtuigd. “Daarvoor moet je fors investeren in de kleinschalige land-

bouw. Er heeft zich nog nooit een land ontwikkeld zonder gezonde kleine boe-renstand. Kleine boeren zijn ook onder-nemers. Als je daaruit de keten kunt ont-wikkelen van het klein- en middenbedrijf hebben ze zelf genoeg te eten en gaan ze voor de markt produceren. Er moet winst gemaakt worden, uiteindelijk krijgt immers iedereen zijn middelen van bestaan uit het bedrijfsleven.”

Hij staat een andere manier van hulpverle-nen voor. “Projecten moeten erop gericht zijn om binnen vijf jaar zonder steun van buitenaf verder te kunnen en rendabel te zijn. Anders is het niet duurzaam en houd je vooral je zelf in stand.” Daarvoor is het wel een voorwaarde dat de ontvangende landen goedwillend zijn. Want de ‘idiotie’ van extreem rijke machthebbers met een straatarme bevolking laat hij liever links liggen. Hij verwijst expliciet naar Congo, één van de landen waar ZOA werkt. Geeft hij dergelijke landen op? “Als de institutionele kaders ontbreken, is een gestructureerde aanpak via de kleinschalige landbouw erg moeilijk of zelfs onmogelijk. Zulke over-heden steunen levert meer in plaats van minder problemen op voor de arme bevol-king. Dus help hen van onderop. Vanuit humaan oogpunt kun je hen niet in de steek laten.”

BliksemWie is Hans Eenhoorn en waar komt zijn woede vandaan? “Bewogenheid, in com-binatie met ondernemerschap, heb ik van jongs af meegekregen”, wijst hij op een groot schilderij van zijn grootvader Maurits de Braal. “Een scheepsbouwer, één van de oprichters van de ARP en een echte christen-socialist, een zeer bewogen man. Maar ik zelf groeide op in de naoorlogse tijd van schaarste en wederopbouw en was als student gewoon arm en materia-listisch”, lacht Eenhoorn.

Het tweede deel van zijn leven begon volgens eigen zeggen in de jaren zeven-tig, toen hij ‘als door een bliksem’ werd getroffen door het rapport van de Club van Rome. ”Daarin stond zwart op wit dat we niet goed bezig zijn met het beheer van deze aarde. Het mooie aan dat rap-port is dat het allerlei doemscenario’s uitwerkt, maar ook constateert dat er nog nooit zoveel geld, kennis en technologie is geweest om de problemen op te lossen. Er is dus hoop.” Vanaf dat moment was Eenhoorn gegre-pen door duurzaamheid. Als topman van Unilever stond hij aan de basis van maatregelen die een duurzame landbouw tot doel hebben. “Bij alles wat ik deed, hield ik in het oog wat tegenwoordig maatschappelijk verantwoord ondernemen genoemd wordt: ‘people, planet, profit’, en dat heb ik goed gedaan, vind ik.”In 2002 vroeg Kofi Annan, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, hem deel te nemen aan de Taskforce on Hunger. “Het millenniumdoel voor hon-ger was al in 1996 geformuleerd – de zoveelste belofte. In 2002 was nog maar weinig bereikt, reden waarom Annan deze Taskforce oprichtte. Sindsdien staat mijn leven in het teken van hongerbestrijding. Want ik weet één ding: je kan mensen niet zomaar dood laten gaan van de honger.”

Daar komt zijn verontwaardiging weer om de hoek kijken. “Er zijn zoveel rap-porten verschenen over hoe je honger kan bestrijden. Eigenlijk weet iedereen wat nodig is: nieuwe technologie, geld en zwaar investeren in de landbouw. Laatst nog was ik op een internationaal congres in Den Haag over landbouw, voedselze-kerheid en klimaatverandering. Er werden precies de goede dingen gezegd. Maar de slotverklaring, met de ronkende titel ‘Roadmap to improvement’, bevatte geen

‘Al die beloftes die zijn gedaan, waarvan

er geen één wordt gehouden’

millenniumdoel 1: halvering percentage mensen met hongerIn 2015 moet het percentage mensen dat honger lijdt zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. In 1990 was dat percentage 20 pro-cent. En bijna een derde van alle kinderen onder de vijf was toen ondervoed.

Page 7: Zoa magazine 2011

12 |

no

od

hu

lp | t

ekst

: E

ls S

ytsm

a, f

otog

rafie

: Ja

co K

lam

er,

ZOA

, S

cott

Car

ter

De afgelopen jaren heeft ZOA na veel rampen noodhulp kunnen verlenen, sommige alweer

bijna vergeten, andere – zoals de tsunami in 2004

of de aardbeving in Haïti in 2010 – staan ons nog scherp voor

ogen.

Noodhulp past naadloos in onze missie, waarin staat dat ZOA mensen ondersteunt die lijden als gevolg van een gewapend conflict of natuurramp. Als een ramp zich voordoet, de nood hoog is en onze donateurs geld beginnen te storten, dan willen we graag helpen. Maar na de eerste noodhulp zijn de problemen nog niet voorbij; daarna volgt een lange periode van wederopbouw.

ZOA werkt vooral in gebieden die te maken hebben (gehad) met conflicten. “Sri Lanka is een voorbeeld van een land waar het onderscheid tussen noodhulp en wederopbouw nauwelijks te maken viel”, vertelt Johan Mooij. “Wij werkten daar vanwege de slachtoffers van de burgeroorlog, en het is dan vanzelfsprekend dat we noodhulp verlenen als dat nodig is, zoals na de tsunami in 2004 en tijdens de overstromingen begin 2011.”

Een ander geval is het als een ramp zich voordoet in een land waar we niet

werken. ”We hebben in het verleden wel eens kortdurende hulp - in de vorm van personeel - verleend na een ramp, een maand of drie. Bijvoorbeeld in Iran, na de aardbeving in Bam (2003) en in Pakistan na de aardbeving van 2005”, vertelt directeur Johan Mooij. “Hoewel onze financiële betrokkenheid langer duurde, zit de ervaring van onze mensen óók en met name in de periode na die eerste noodhulpverlening. Die expertise willen we graag inzetten, daarin hebben we echt toegevoegde waarde. Ook in landen die niet per se te maken hebben met conflicten.”

Met die nieuwe manier van werken zijn we vorig jaar in Haïti en Pakistan begonnen. Voor beide landen is een programma opgesteld waarbij ZOA-staf voor een periode van drie jaar daadwerkelijk bij de uitvoering is betrokken. Johan Mooij: “In die periode willen we de gevolgen van de ramp aanpakken, vooral door de landbouw en andere economische activiteiten weer op gang te brengen.”

Noodhulp in een land waar we al werktensri Lanka (burgeroorlog, tsunami, over-stromingen) myanmar (cycloon 2010, aardbeving 2011)

Bij rampen in gebieden of landen waar we werkzaam zijn, is het verlenen van noodhulp niet meer dan een vanzelfspre-kend vervolg van onze hulpverlening. Het betekent voor het team ter plaatse alle hens aan dek; hard werken en lange da-gen. In Sri Lanka heeft onze staf zelf ook familieleden verloren tijdens de tsunami en moest zelf op de vlucht slaan voor oprukkend geweld. Ondanks dat bleven zij zich inzetten voor de mensen om hen heen.

Noodhulp in een land waar we wilden gaan werkenCongo (burgeroorlog 2008) myanmar (cycloon 2008)

Voor beide landen hadden we vergevor-derde plannen om aan de slag te gaan. Dat de nood ineens hoog was, versnelde de uitvoering van die plannen. In My-anmar was dat overigens niet vanzelf-sprekend, omdat het verkrijgen van de registratie erg moeilijk was. Enkele dagen na cycloon Nargis kon CDN, gesteund door ZOA, Red een Kind en Woord en Daad, beginnen met noodhulp. Inmiddels is het werk in beide landen uitgebreid naar wederopbouwactiviteiten.

Noodhulp in een land waar we niet werktenpakistan (overstromingen 2010) haïti (aardbeving 2010)

Hoewel we in deze landen niet werkzaam waren, begonnen onze donateurs ons te bellen en te mailen met de vraag wat we gingen doen, of ze maakten zelfs direct geld over. Bij de beslissing om te starten met hulpverlening speelde onze ervaring in dergelijke situaties een grote rol. In Haïti konden we onze partnerorganisaties Woord en Daad en CRWRC bijstaan met ervaren mensen, in Pakistan ondersteu-nen we een lokale organisatie die ervaren is in hulpverlening, maar niet op deze schaal.

Noodhulp die we niet verleendenVs (orkaan Katrina) japan (aardbeving en tsunami, 2011)

Bij grote rampen in westerse landen zoals de Verenigde Staten of Japan zijn voldoende capabele partijen aanwezig om hulp te verlenen, zoals de overheid en hulporganisaties in het land zelf. Onze toegevoegde waarde wordt dan heel klein. Reden waarom we ervoor kiezen onze inspanningen te blijven richten op de hulpverlening aan kwetsbare bevolkingsgroepen in de meer fragiele staten en conflict-gevoelige gebieden.

Noodhulp als startpunt

DilemmaEr zijn rampen die veel media-aan-dacht krijgen. Haïti, Japan, kranten en televisie stonden er wekenlang bol van. Andere noodsituaties krijgen nauwelijks of zelfs helemaal geen aandacht. Dit verschil zien we meteen terug in de inkomsten. Dat levert een behoorlijk dilemma: zonder geld geen hulp, terwijl we de nood onder ogen zien. Ewout Suithoff: “Als er geen media-aandacht voor een noodsituatie is, nemen we zelf contact op met kranten, radio en televisie om er aandacht voor te vra- gen. Onze mensen zitten in het veld, midden in de problematiek en kunnen van daaruit vaak indringende verha-len vertellen. Daarnaast zullen we onze donateurs rechtstreeks bena- deren; veelal doen we via kerken een oproep om gebed en een extra collecte. Altijd weer ben ik dankbaar voor de positieve respons daarop, de trouw van onze donateurs aan de slachtoffers van rampen is enorm.”

Page 8: Zoa magazine 2011

14 |

rep

ort

age|

teks

t en

foto

graf

ie: F

olke

rt R

inke

ma

Burundi is een klein land met een donkere recente geschiedenis. Is de

bovenbuur Rwanda bekend om de genocide in 1994, Burundi doet

daar niet veel voor onder. De etnische strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s heeft het vruchtbare land

maar al te vaak rood gekleurd. Na de vrede van 2005

zijn de honderdduizenden vluchtelingen inmiddels weer

teruggekeerd naar huis. Maar het is een wankele vrede die balanceert op een uiterst dun koord:

landrechten.

Terug naar een toekomst Burundi balanceert op een dun koord

Page 9: Zoa magazine 2011

Burundi is na decennia van etnisch geweld begonnen de weg van de vrede te bewan-delen met steun van de internationale ge-meenschap. Verzoening in conflicten over landrechten zijn daarbij essentieel in dit dichtbevolkte, overwegend agrarische land waar meer dan 80 procent van alle rechts-zaken geschillen over land betreft. De terugkeer van vluchtelingen uit Tanzania, van wie velen het land al in 1972 ontvlucht-ten, verergert de gespannen verhoudingen. Herintegratie van deze vluchtelingen levert een belangrijke bijdrage aan het vredespro-ces, terwijl toegang tot grond een belang-rijke voorwaarde is voor voedselzekerheid èn economische vooruitgang.

VredesopbrengstMarius Stehouwer is landendirecteur voor ZOA in Burundi. Enthousiast vertelt hij over zijn werk. “Burundi past helemaal in het mandaat van ZOA. We willen terugge-keerde vluchtelingen helpen hun leven op te bouwen, hen perspectief geven. Daarom zitten we in Zuid-Burundi. Hier komt het gros van de mensen naartoe die uit Tanzania terugkeren.”

ZOA werkt samen met vier Burundese organisaties, vooral in de ondersteunende en begeleidende rol. Miparec is één van deze partnerorganisaties. Deze organisatie (Mission pour Paix et Reconciliation) werkt aan vredesopbouw. Marius Stehouwer: “Vrede heeft hier in Burundi altijd te maken met grondconflicten. Teruggekeerden en achterblijvers hebben allebei een even rechtmatige claim op het zelfde stuk land. De overheid beloofde de vluchtelingen dat ze bij terugkeer hun land terugkregen. Maar diezelfde overheid heeft dat land in de jaren zeventig toegekend aan achterblij-vers.” Helder zet Marius uiteen wat de doelen van het hulpprogramma zijn: “In vier dorpen werken we aan de verbetering van voed-selzekerheid, waarbij het altijd begint met grondrechten. De naam van het program-ma is Sangira, dat betekent ‘samen delen’. Het is de enige basis om naar de toekomst te kunnen kijken. Wanneer landeigena-ren erin geslaagd zijn hun grondrechten te delen en vast te leggen, komen ze in aanmerking voor hulp bij verbetering van de bodemvruchtbaarheid, landbouwtraining en goed zaaigoed voor bonen en aardappelen. Op die manier hebben ze direct baat bij het oplossen van conflicten, we noemen dat ‘peace dividend’, vredesopbrengst.”De volgende stap is om in deze dorpen

de opslag van oogst te verbeteren en te werken aan een goede vermarkting van producten. Juist deze onderwerpen kunnen de situatie van de gezinnen financieel en qua voedselzekerheid verbeteren. De vier dorpen Samvuru, Mara, Mugu en Karonge vormen een eerste pilot, een proefproject dat we daarna groter willen uitvoeren.

Het klinkt logisch. In het rurale Burundi is de meerderheid van de bevolking af-hankelijk van landbouw. Maar dan moet je wel de zekerheid hebben dat het land waarop je verbouwt ook daadwerkelijk van jou is. Tijdens een ontmoeting van teruggekeerde vluchtelingen met de orga-nisatie Miparec, wordt al snel duide- lijk hoe schrijnend het probleem is. Som-migen vertellen dat ze leven in tenten en wachten op het oordeel van de rechtbank over hun land. Een man die in Burundi is gebleven en van de overheid toestemming kreeg om het land van een ander te bewer-ken, vertelt dat nu, na vijftien jaar, opeens iemand op de stoep staat die beweert dat het zijn land is. Een vrouw staat op en zegt dat haar broer en zussen het land weigeren te delen. Daarna vertelt een oude man dat een vluchteling op zijn deur klopte om het land op te eisen. Maar het land is volgens de man al lang eigendom van zijn familie. Om hopeloos van te worden. Maar er zijn ook de verhalen over oplos-singen. Twee mannen hebben hun twist beslecht door het land in twee gelijke stuk-ken te verdelen. Nu wonen ze gebroederlijk naast elkaar. Tijdens de vergadering wordt er gesproken over de redenen van de con-flicten. Iedereen is het er over eens dat het egoïsme is, haat, overbevolking, honger en te kleine stukken land. En iedereen weet ook dat het niet zomaar opgelost is. Want zonder oplossing zal het land niet normaal bewerkt kunnen worden en wordt er hon-ger geleden. En honger lijdt tot geweld.

BonenveldKibinakanwa Dieudonné is voorzitter van Miparec en werkt voor de organisatie sinds 1996. “Het is mijn diepste overtuiging dat we met het oplossen van landconflicten meer kans op een blijvende vrede hebben”, meent Dieudonné. “Er zijn voorbeelden van conflicten die eindigen met moord, handgranaten die in huizen worden ge-gooid, vergiftiging via eten en het gebruik van machetes. Vreselijke verhalen. Die moeten we stoppen. En dat kan ook. De overheid moet nieuwe wetten maken die dit probleem definitief oplossen. Ik ben op zich

overheid riep een commissie in het leven, de Commission National des Terres et Autres Biens (CNTB), die de teruggekeer-de vluchtelingen helpt om grond terug te krijgen die ze toentertijd moesten achter-laten. Mensen die de verdeling van grond informeel hebben geregeld, kunnen daar terecht voor officiële papieren.” Dan blijft het probleem dat de grond erg versnipperd is. Wanneer de vader sterft wordt de grond verdeeld onder de kin-deren. Die verdelen het weer onder hun kinderen en zo krijg je allemaal kleine stukjes grond. Verbetering van de bodem-vruchtbaarheid, opbrengst en opslag is dus enorm belangrijk om toch voldoende voed-sel te kunnen verbouwen.”

optimistisch over de toekomst van Burundi, maar armoede is een groot gevaar dat overal loert. Mensen in armoede doen alles om eten op tafel te krijgen, alles. Dat is de fragiele vrede die Burundi kent.’’

Iemand die veel weet over Burundi en landconflicten is Gea Verhaar. De afgelopen tien jaar heeft ze in Nederland als jurist gewerkt. Ze houdt zich in Burundi vooral met de grondproblematiek bezig. “Grond is vaak het enige, meestal voorou-derlijk bezit dat mensen hebben. Maar de administratie van de grond, het kadaster, werkt slecht. De

Gea vertelt over haar meest recente bezoek aan Karonge, hoog in de bergen, eind maart: “Na een eind lopen kwamen we bij de eerste percelen met bonen. Bonen netjes in lijnen of regels gezaaid, onderling op goede afstand en nu al weer vijftien cm hoog. In lijnen zaaien is een nieuw fenomeen voor deze mensen, die al generaties lang in de landbouw werken. Trotse bezitters die graag met hun bonen op de foto wilden.”

Vredesopbouw, sociale samenhang, opbouw van gemeenschappen; het zijn vaak abstracte begrippen. Hier is het zichtbaar en tastbaar in een keurig veld vol bonen.

‘Twee mannen hebben hun twist

beslecht door het land in twee gelijke stukken

te verdelen.’

Page 10: Zoa magazine 2011

Jeff: “Mijn vrouw en ik hebben elkaar leren kennen toen we allebei als ontwikkelingswerker werkten in arme, afgelegen gebieden in de Filipijnen. Onze twee oudste kinderen zijn daar geboren en opgegroeid totdat zij naar school moesten. Toen de kinderen oud genoeg waren om het te begrijpen, heb ik werk in het buitenland aanvaard; ik werkte in negen verschillende landen in Azië, de laatste vier jaar in Myanmar. Ikzelf, mijn vrouw, maar ook mijn kinderen

zien dat als een roeping en onze manier om God te dienen. Gelukkig kunnen we goed contact houden via email en Skype. Via de webcam kreeg ik laatst commentaar van mijn kinderen dat ik nodig eens naar de kapper moest! Maar ik mis ze natuurlijk wel, gewoon om bij elkaar te zijn, samen te kunnen lachen, en een kus en een knuffel op z´n tijd. Ja, nou je het erover hebt, zou ik best even naar huis willen.”Overigens beseft Jeff dat hij tot de gelukkigen behoort. Miljoenen Filipijnen wonen en werken in het buitenland, zonder

dat ze geregeld naar huis kunnen, terwijl Jeff elke vier maanden een paar dagen naar huis kan. En ja, het is het allemaal waard, zegt hij stellig. “Het is mijn roeping om God te dienen. Om dat als hulpverlener in moeilijke gebieden te doen, is een kans die niet iedereen krijgt. Zo lang ik verbetering mag zien ontstaan voor de mensen waarvoor en waarmee ik werk, is het het waard.”

Jeff merkt dat de Haïtianen er het beste van proberen te maken ondanks dat ze door de aardbeving hun vaak toch al zo schaarse bezittingen zijn kwijtgeraakt. Samen met de vijf lokale medewerkers werkt hij aan het programma om de mensen na de enorme aardbeving er weer bovenop te helpen, met zaaigoed voor de boeren en een geldbedrag voor kleine handelaren. Hij leert wat basaal Creools en maakt voorlopig vrienden met zijn glimlach van oor tot oor. “We staan aan het begin. Het doet me goed naast deze mensen te kunnen staan en met hen mee te denken over mogelijkheden en kansen.”

‘Het is het waard’Sinds september vorig jaar werkt Jeff Cosico voor ZOA in Haïti als programmamanager. Hij is een verrassend lange Filipijnse man met een hartverwarmend vriendelijke lach. Terwijl hij al tien jaar als hulpverlener in het buitenland werkt, bleven zijn vrouw en drie kinderen van 20, 19 en 15, in de Filipijnen wonen. Hoe is dat zo gekomen en wat vindt zijn gezin daarvan?

naam : jeff CosicoLeeftijd : 47nationaliteit : filipijnsefunctie : programmamanager Waar : haïti

19 |

de

veld

med

ewer

ker

| Tek

st:

Els

Syt

sma,

fot

ogra

fie:

ZOA

De band tussen Ethiopië en de familie Treurniet uit Vlaardingen ontstond in 1997. “Een negenjarig Ethiopisch jongetje kwam als pleegkind in ons gezin terecht. Hij was als alleenstaande minderjarige asielzoeker in Nederland gekomen. In 2002 lukte het ons zijn ouders te traceren die in Ethiopië woonden. We hebben hen bezocht en tijdens

dat bezoek sprong de vonk over voor het land en de mensen.”

Sindsdien is Hans Treurniet op vele manieren bij het land betrokken, o.a. bij de bouw van een universiteit – daar kwam zijn uitspraak over het scheve tegeltje vandaan. ZOA kwam in 2007 in beeld. De Rotary Club in Vlaardingen, waar hij lid van is, wilde het jaarthema ‘water’ handen en voeten geven. Ze steunden een waterzuiveringsproject bij kamp Hartisheik in Oost-Ethiopië, en bezochten het project begin 2008. “De dag voordat we Hartisheik zouden bezoeken, kwam een vertegenwoordiger uit dat kamp naar het ZOA-kantoor in Jijiga. Hij vertelde over de droogte en het enorme gebrek aan water op dat moment. “Neem water mee”, smeekte hij ons. Diezelfde nacht nog hebben we watertrucks geregeld.”

EmotioneelDe volgende ochtend beleefde Hans het meest indringende moment van al die jaren die hij al in Ethiopië komt. “Na een stoffige, urenlange rit stonden we ineens midden in het kamp, tussen duizenden ontheemden. Iedereen drong om de watertrucks, gilde, schreeuwde, zwaaide met jerrycans. Zeer emotioneel. Ik zal nooit het jongetje vergeten dat op zijn rug onder

de truck lag, waar hij lekkende druppels water in zijn mond liet vallen.”

Deze noodhulp, en ook de waterzuiverings- units die vervolgens bij het kamp werden gebouwd, hebben veel levens gered. Maar een permanente oplossing voor de duizenden mensen in dit woestijnachtige gebied was het niet. Daarom is Hans ook zo blij met het terugkeerproject, wat ‘zijn’ Rotary Club Vlaardingen sinds vorig jaar financieel steunt. “In de kampen zie je dat veel mannen passief zijn en de hele dag qat kauwen. Maar bij de teruggekeerde gezinnen gaan de mannen aan de slag met hun landbouw en de bouw van hun huis, en krijgen ze hun trots en eigenwaarde terug.”

Dit kleine proefproject voor 57 gezinnen heeft een enorme impact gehad: het bracht de ontheemden onder de aandacht van de Ethiopische autoriteiten en de internationale gemeenschap. Het terug-keerproject kan daardoor op grote schaal worden voortgezet. “We dachten dat het een druppel op de gloeiende plaat was. Maar uiteindelijk is het het begin van iets groots. Dat is erg mooi!”

Het begin van iets groots

18 |

de

on

der

nem

er |

Teks

t: E

ls S

ytsm

a, F

otog

rafie

: Ann

emar

ie B

roek

ZOA wil de teruggekeerde ontheemden ondersteunen bij de nieuwe start tot de zelfredzaamheid is hersteld.

Hans Treurniet is architect. Dan is het

verrassend hem te horen zeggen: ‘Wat maakt het eigenlijk uit als dat tegeltje een beetje scheef zit?’ Hier spreekt iemand met een

groot hart voor Ethiopië, die met

hoofd, hart en handen is betrokken bij de hulpverlening

in dat bijzondere land.

Page 11: Zoa magazine 2011

20 |

vier

fam

ilies

| Tek

st:

Els

Syt

sma,

inte

rvie

ws:

Die

udon

né O

mbe

ni,

foto

graf

ie:

ZOA

Op weg

Duizenden Congolese vluchtelingen zijn in de afgelopen jaren vanuit vluchtelingenkampen in

Tanzania teruggekeerd naar huis. Vanaf mei 2009 hebben we in dit magazine vier teruggekeerde families gevolgd. Na de eerste euforie over de

terugkeer in eigen land, volgden zware maanden en jaren waarin zij hun leven vanaf bijna niets weer

moesten opbouwen.

slot

hak en een schop kwamen de families goed van pas.

Daarnaast kregen veel gezinnen een bedrag van 65 dollar. U leest dat ook terug in de verhalen van onze families. Waarom deed ZOA dat? Gebruikelijk is meestal dat geld niet rechtstreeks wordt gegeven, maar dat mensen bijvoorbeeld kleinvee of gereedschap ontvangen. Roe-lof van Til, die destijds landendirecteur was in Congo: “Eigenlijk is het betuttelend om geen geld te willen geven. Deze families zijn erg arm en kunnen hun prioriteiten het beste zelf vaststellen. Voor sommigen was dat eten, voor anderen schooluniformen voor de kinderen, weer anderen kochten er spullen van waarmee ze een handeltje begonnen.” We zien dit terug in de ver-halen van Johari Itabelo, die in houtskool handelt en van Mbama Ilungu die een restaurant begon. Tegelijkertijd werd er door deze gezinnen hard gewerkt om land te ontginnen, in te zaaien, gewassen te beschermen en te oogsten. Jan Huls, de huidige landendi-recteur: “Beschikbaarheid en vruchtbaar-heid van de grond, de hoeveelheid regen-water, die omstandigheden zijn allemaal gunstig in dit gebied. Wat het leven hier voor veel mensen moeilijk maakt, is de omslag van het vluchtelingenkamp, waar eten en onderwijs gratis beschikbaar was, naar het leven in Congo, waar ze er hard voor moeten werken.” In de woorden van Mbemba Achima: “Congo is en blijft mijn eigen land. Maar in Tanzania kregen we gratis eten, het leven was daar helemaal niet slecht.”

Hoe staan ze er nu voor?Het is niet gemakkelijk om in Oost-Congo je leven op te bouwen. Ook de gezinnen

In en rond Baraka hielpen we 5500 gezinnen. Al deze gezinnen zijn door ons als kwetsbare gezinnen aange-merkt: alleenstaande moeders zoals Johari Itabelo, grootouders die voor hun kleinkinderen zorgen, zoals de oude weduwe Zaina Ebengo, en grote gezinnen zoals die van Mbama Ilungu met zijn acht kinderen. Er is maar een beetje tegenslag voor nodig om hen in volstrekte armoede en afhankelijkheid terug te laten vallen.

Hoe het begon ZOA begon eind 2008 te werken in Oost-Congo, als reactie op oplaai-end geweld en nieuwe vluchtelin-genstromen aan de ene kant, en terugkerende vluchtelingen aan de andere kant. Een noodhulpcampag-ne bracht € 143.458 op. Daarmee konden we een begin maken met de ondersteuning van terugkerende gezinnen, zoals de vier die u sinds-dien kon volgen.

Bij terugkeer ontvingen de men-sen een pakket van de UNHCR (vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties), waarmee ze drie maanden vooruit konden. Daarin zat voedsel en zaaigoed. Maar na drie maanden is de eerste oogst nog niet gereed. Het risico bestond dat mensen het zaaigoed zouden opeten omdat er geen ander voedsel was. ZOA heeft de hulpverlening vanaf het begin ge-richt op voedselzekerheid: mensen hebben genoeg te eten nodig, nu en in de toekomst. Zaaigoed en landbouwgereedschap zoals een

waarmee het relatief goed gaat, zoals die van Mbama Ilungu en Mbemba Achima, hebben moeite hun kinderen genoeg te eten te geven en schoolgeld te kunnen betalen. De grootmoeder Zaina Ebengo overleed plotseling. De kleinkinderen waar ze voor zorgde kwamen bij diverse familie-leden terecht, die moeite hebben de extra monden te voeden. Mbama llungu verloor zijn jongste zoontje aan een onbekende ziekte. Mbemba’s oogst was slecht doordat hij last had van een plaag. Een kippenziekte doodde alle kippen van Johari. Criminelen maken de buurt onveilig en stelen gewassen van de velden. Jan Huls: “We zetten in op het verbouwen van eigen voedsel. Als mensen genoeg te eten hebben, merk je dat ze minder snel de neiging krijgen te vertrekken. En hoe meer mensen blijven, hoe stabieler en veiliger het is. Daardoor gaan ze ook steeds serieuzer aan de slag met hun landbouw en het verkrijgen van een goede opbrengst. Langzamerhand ontstaat zo een veranderde houding; van een afhan-kelijkheid zoals ze die in het kamp geleerd hebben naar het gebruik van eigen handen om in eigen onderhoud te voorzien.”Na de eerste hulpverlening in de vorm van geld en zaaigoed voor de allerarmsten, is nu de tweede fase van het wederop-bouwprogramma van start gegaan. Jan Huls: “In een programma van vijf jaar (2011 – 2015) willen we nu voor dorpen in z’n geheel proberen de landbouw op een hoger plan te brengen, door landbouw-voorlichting, beter zaai- en plantgoed en gereedschap, en het stimuleren van sa-menwerking in opslag en vermarkting. Ja, vanuit de eerste humanitaire hulpverlening zijn we nu volop met de fase van wederop-bouw verder gegaan!”

naar een nieuw bestaan

Page 12: Zoa magazine 2011

“Het gaat niet al te goed en niet al te slecht met ons. ZOA heeft ons geholpen met zaaigoed, gereedschap en 65 dollar. Daarmee konden we een begin maken, zo-dat ik samen met mijn vrouw nu mijn eigen voedsel verbouw. Maar er zwerven crimi-nelen rond die ’s nachts gewassen van het veld stelen, dat is een groot probleem. Mijn dochter Byaluelo zit inmiddels in de eerste klas van de middelbare school, en mijn zoon Pierre in de vijfde klas van de basisschool. Omdat we soms het school-geld niet op kunnen brengen, moeten ze delen van het schooljaar missen. Vanwege mijn werk als predikant ben ik veel van huis, waardoor ik minder aandacht aan mijn gewassen kan besteden. Maar dit is wat God van me wil. Naar Hem ga ik toe als ik het moeilijk heb. Als ik niet naar Hem ga, bij wie zou ik terecht kunnen? Als Hij niet zegent wat ik doe, van wie zou ik zegen kunnen verwachten?”

johari itabelo, 26 jaar

Gezinssamenstelling: gehuwd met Matakino Itabelo, vier kinderen. Haar man is achter- gebleven in Tanzania, omdat hij in het kamp een opleiding en een baan had bij het Rode Kruis. Sinds oktober 2009 heeft ze niets meer van hem gehoord.Dorp: Barakateruggekeerd naar Congo: 26 maart 2009, na dertien jaar

“Ik heb veel van ZOA’s staf geleerd en breng het allemaal in praktijk: ik verbouw maïs en bonen en dat verkoop ik. Daar-naast verkoop ik ook houtskool. Het enige probleem is dat mijn kippen allemaal zijn doodgegaan. Mijn kinderen en ik hebben voldoende te eten, en de oudste twee gaan naar school. Ze zitten in klas 3 en klas 2, en onderwijs is voor hen nog gratis. Zodra ik schoolgeld zal moeten betalen, wordt het wel een probleem.

Zelf ben ik niet gezond op dit moment. Ik heb iets in mijn buik waarvoor ik eigenlijk geopereerd moet worden, maar daarvoor heb ik geen geld. Dit maakt me bang. Toch gaat het allemaal stukken beter als je vergelijkt met vorig jaar, en waarom zou het dan volgend jaar niet nog beter gaan? Ja, ik zie het allemaal positief in.”

ilungu mbama, 32 jaar

Gezinssamenstelling: gehuwd met Tamasha Amina (31) met wie hij vijf kinderen heeft, en met Ndume Cheka (23), met wie hij drie kinderen heeft. In februari 2010 is Ishilubando, de bijna twee-jarige zoon van hem en Ndume, overleden.Dorp: Lulindateruggekeerd naar Congo: november 2008, na tien jaar

“Vergeleken met een half jaar gele-den gaat het veel beter met ons. We hebben geen schulden en samen met mijn twee echtgenotes werken we hard om ons gezin te onderhou-den. Ik heb een dak op ons huis kunnen maken, een hele verbetering ten opzichte van het zeil dat er eerst op lag!

De landbouwopbrengst van onze twee velden zijn niet voldoende voor ons gezin. Ik heb daarnaast nog een handel in suiker, palmolie en rijst. Met de opbrengst daarvan lukt het om rond te komen, ook al eten we nog wel eens hele kleine porties, met zeven kinderen en drie volwassenen. Ook het schoolgeld is een zware belasting en ik moet de directeur geregeld om uitstel van betaling vragen.”

ungwa, elende en nasembwade kleinkinderen van Zaina Ebengo

GezinssamenstellingZij woonden bij hun oma, die in februari 2007 was teruggekeerd uit Tanzania. In februari 2010 is Zaina Ebengo plotseling overleden. Dorp: Mukangi

Na het overlijden van hun grootmoeder, waren de twee zussen Ungwa en Nasem-bwa en hun broertje Elende ondergebracht bij hun oudere zus en haar man. Tegen-woordig wonen de kinderen verspreid over drie verschillende familieleden, omdat nie-mand de opvang van drie kinderen tegelijk kon opbrengen. De ZOA-staf sprak met de twee meisjes. Hun broertje Elende woont bij zijn opa, de vader van hun overleden vader.

Ungwa (15): Ik zit in het zesde jaar van de basisschool. Ik woon bij mijn oom. Het gaat wel goed met me, ook al hebben we niet genoeg geld om alles te kunnen betalen. Mijn oom kan geen schoolgeld voor me betalen, dat heeft mijn oudtante gedaan.Nasembwa (13): Ik woon bij een zus van mijn moeder en ik vind het naar. Ze behan-delt me slecht, lacht me uit en vraagt elke dag wanneer ik weer wegga. Maar ik kan nergens anders naartoe, omdat andere familie te ver bij school vandaan woont. Hun grootmoeder had als ondersteuning

Achima m’bemba, 57 jaar

Gezinssamenstelling gehuwd met Ester Byewa (47). Negen kinderen, één is overleden, twee nog thuiswonende kinderen, vijf kinderen zijn al getrouwd.Dorp: Abelateruggekeerd naar Congo: 26 maart 2009, na dertien jaar

De vier families zijn vijf keer geïnterviewd voor deze serie, terwijl ze het vaak erg druk hadden met zaaien of oogsten. Ook in moeilijke omstandigheden, zoals na het overlijden van Ishilubando, gaven ze hun tijd om onze vragen te beantwoorden. Als dank voor hun medewerking en als extra steuntje in de rug hebben deze families bij het laat-ste interview een kleinigheidje ontvangen. De kleinkinderen van Zaina Ebengo kregen alle drie een schooluniform, de overige drie families een geit.

twee geiten van ZOA ontvangen. Eén van deze geiten is geslacht bij de begrafenis, de andere is door een oom meegenomen. De beide meisjes willen het liefste weer bij elkaar wonen. “Als er nou iemand zou zijn bij wie we konden wonen, dan beginnen we samen een winkeltje om geld te ver-dienen. Maar ja, voorlopig zit dat er niet in en moeten we volhouden in onze moeilijke situatie.”

Page 13: Zoa magazine 2011

24 |

de

cam

pag

ne

| foto

graf

ie: F

olke

rt R

inke

ma,

ZO

A

Nalaten aan ZOA

“Het leuke van ZOA vind ik dat ze in ge-bieden zitten waar bijna niemand anders zit, zodat we mensen bereiken die an-ders geen hulp zouden krijgen.” Janine Roelofsen vertelt over hun beginjaren voor ZOA: “Een maand na ons trouwen in 2000 vertrokken we naar Cambodja; met z’n tweeën vonden we wonen en werken in een afgelegen gebied een leuk avontuur. Maar dat het zó afgelegen lag, hadden we niet verwacht.” Ze bleven er zes jaar wonen in een huis op palen, en hun drie kinderen Peter (8), Coen (6) en Ilse (4) brachten daar hun eerste levensjaren door. In 2007 werd Paul landendirecteur voor ZOA in Ethiopië. De familie verhuisde naar Addis Abeba. “Ik had daar veel vrienden”, vertelt Peter. “En nu heb ik hier ook veel vrienden. Het is wel jammer om dan weer weg te gaan. Maar in Myanmar krijg ik vast ook wel weer vrienden.” De situatie in Ethiopië was moeilijker dan in Cambodja. Janine: “De Cambodjanen werkten hard om hun situatie te verbe-teren, óók de lokale overheid. We zagen het vooruit gaan. In Ethiopië werkten we met mensen in kampen. Vanuit de oorlog in Somalië kwamen veel alleenstaande moeders met kinderen, veel mensen met trauma’s ook. Vanuit Eritrea kwamen juist veel alleenstaande jongemannen, die niet voor onbepaalde tijd in dienst wilden.”

Ze kijken positief terug op hun tijd in Ethiopië. Paul noemt een terugkeerproject voor ontheemden waar hij erg blij mee is. “Mensen wilden graag terug, maar ze had-den er de mogelijkheden niet voor: na meer dan tien jaar verblijf in een kamp waren al hun materiële en mentale reserves op.” Janine herinnert zich het bezoek van vluch-telingen uit diverse ZOA-programma’s. “Ze hadden in Addis een training gedaan over vredesopbouw, en kwamen daarna bij ons eten. Ik vond het zo bijzonder om te horen hoe positief ze waren over ZOA’s werk en de impact daarvan op hun leven!”

Vanaf augustus 2010 heeft Paul op het hoofdkantoor in Apeldoorn gewerkt, vooral aan het programma voor Pakistan dat toen net begon met noodhulp. “Gelukkig kon ik geregeld naar Pakistan, want achter een bureau in Apeldoorn verlies ik gauw mijn vi-sie op de doelgroep. Maar na één gesprek met een boer of ontheemde in het veld is dat meteen weer terug.”

Nu bereiden ze zich voor op vertrek naar Myanmar. Wat vinden de kinderen er eigenlijk van, om telkens in een ander land te wonen? Peter kijkt me een beetje verbijsterd aan. “Ik vind het gewoon heel normaal”, zegt hij dan. “En nu ga ik voet-ballen.”

Ze zouden maar een paar weken

in Nederland zijn, een korte stop

tussen Ethiopië en Myanmar. Maar

de benodigde vergunningen

laten lang op zich wachten, zodat de

familie Roelofsen nu al bijna een jaar in

Arnhem woont.

naam : paul en janine roelofsenLeeftijd : 42 en 37 jaarWat : diverse functies in

Cambodja, ethiopië en myanmar

‘Van avontuur naar heel normaal’

25 |

de

exp

ats

| teks

t :

Els

Syt

sma,

fot

ogra

fie:

Han

s B

lank

en

Een blijvend teken van hoopNadenken over uw nalatenschap is naden-ken over de toekomst. Tot de nieuwe aarde werkelijkheid zal worden, leven wij in een gebroken wereld. ZOA wil in deze wereld tekenen van hoop en herstel bieden, handelend naar en bijdragend aan het bijbels perspectief van Gods koninkrijk, dat verzoening en herstel in volle glorie zal brengen. Door ZOA op te nemen in uw testament kunt u blijven bijdragen aan de steun voor slachtoffers van oorlog en rampen.

Het regelen van uw nalatenschapHet regelen van uw nalatenschap is meestal gemakkelijker dan het lijkt. Bovendien biedt ZOA u tot 1 juni 2011 een gratis kennismakingsgesprek met een notaris aan.

U kunt ook contact opnemen met Yolenta Pater. Zij is bij ZOA degene die alles weet over nalatenschappen en kan u goed adviseren over de stappen die u kunt zet-

ten. Eventueel kan zij u thuis bezoeken om alles rustig door te praten.

U kunt Yolenta telefonisch bereiken op 055 3663339. Zij is ook per email bereik-baar: [email protected] Als u ZOA rechtstreeks opneemt in uw testament, hoeft er geen erfbelasting betaald te worden.

Betrokkenheid nalatenU kunt in uw testament laten opnemen of u het na te laten bedrag voor een speci-fiek land of doel wilt inzetten. U kunt ook opnemen op welke manier u uw nabe-staanden wilt betrekken bij de besteding van de erfenis.

Een 91-jarige weduwnaar zonder kinde-ren nam contact met ZOA op, omdat hij wilde nadenken over de besteding van zijn geld na zijn dood. Yolenta Pater heeft daarover uitgebreid met hem gesproken. In zijn testament bestemde hij vervolgens een vast bedrag voor ZOA. Na zijn overlijden is, in overleg met de executeur, een project in Afghani-stan gekozen als bestemming voor het bedrag. ZOA-medewerkers houden de nabestaanden op de hoogte van wat met zijn nalatenschap bereikt wordt ter verbetering van het leven van mensen in Afghanistan.

Een 40-jarige, alleenstaande vrouw is erg enthousiast over ZOA’s werk, en bestemt in haar testament haar hele vermogen voor ZOA. Ze legt uit: “Voor mijn familie zou het geld een verschil maken van ‘goed’ naar ‘beter’. Voor vluchtelingen in de landen waar ZOA werkt, maakt mijn geld het verschil van ‘niets’ naar ‘kansen’. Ik heb in het testament opgenomen dat mijn zussen het project zullen bezoeken waar mijn geld aan besteed wordt. Op die manier wil ik hun leven verrijken door het contact met vluchtelingen en ontheemden. Dat zal mijn nalatenschap aan hen zijn.”

Enkele voorbeelden uit onze praktijk

Page 14: Zoa magazine 2011

26 |

Wal

k4W

ater

| tek

st e

n fo

togr

afie

: A

nne

Pau

l Rou

kem

a

ZOA-Vluchtelingenzorg organiseert sinds 2007 jaarlijks de sponsorloop Walk4Water.

ChristenUnie Tweede Kamerlid Arie Slob loopt als het even kan elk jaar mee. Met de

opbrengsten zet de organisatie projecten op voor schoon drinkwater en sanitaire

voorzieningen. Door die sponsorloop staat in het Ethiopische vluchtelingenkamp waar dit meisje (Layla) opgroeit, nu een waterfilter. Haar moeder vertelt ons dat haar dochter

sindsdien bijna nooit meer ziek is.

waterprojecten van ZOA zijn. “Ik heb waterzuiveringsinstallaties en waterfilters gezien die met het geld van de sponsor-loop zijn gebouwd. De lokale bevolking beheert de installatie. Schoon drinkwater is dus mogelijk, zelfs in Ethiopië.”

Installaties om drinkwater schoon te maken zijn hard nodig. “Daarom is het zo jammer dat het nieuwe kabinet sterk bezuinigt op ontwikkelingssamenwer-king. De waterprojecten van ZOA lijden daar direct onder.” Dat werd dit jaar bij Walk4Water ook pijnlijk duidelijk. Ondanks het recordaantal deelnemers (bijna 800), is de opbrengst lager dan voorgaande jaren. De reden: vaste sponsor Aqua for All kon door het wegvallen van subsidie niet langer de opbrengst verdubbelen.

De politieke steun voor ontwikkelings-samenwerking brokkelt af. “Maar”, stelt Slob, “wij kunnen niet alleen maar naar de overheid blijven kijken. We moeten juist nu onze verantwoordelijkheid nemen, zoals alle deelnemers aan Walk4Water zelf in beweging komen. Ik ontmoette in Ethiopië een vrouw met een pasgeboren baby die ze ‘Taju’ had genoemd. Dat betekent ‘hoop’. Het inspireerde mij. Daarom liep ik 19 maart weer mee met Walk4Water. Want ook al besluit dit kabinet de geld-kraan dicht te draaien, ik kan en zal die hoop van deze mensen niet vergeten. Ik realiseer me dat het maar kleine drup-peltjes zijn op een oververhitte Ethiopische plaat. Maar als je goed inzoomt op die plaat, zie je dat deze waterdruppeltjes wel het verschil maken in mensenlevens.”

Terwijl je de hardlopers bij Walk4Water voort ziet ploeteren met een jerrycan, kan de vraag opkomen of het geen zinloze drup-pel op een gloeiende plaat is waar ze mee bezig zijn. In 2007 trok Tweede Kamerlid Arie Slob voor het eerst de sportschoenen aan voor de sponsorloop, waarvan de opbrengst (180.000 euro) gedeeltelijk naar een waterproject bij een kamp in Ethiopië ging. In 2008 reisde hij met ZOA naar Ethiopië om te zien wat er met het bijeen gelopen geld wordt gedaan. In februari van dit jaar bezocht hij het project opnieuw.

Slob heeft in Ethiopië met eigen ogen gezien hoe belangrijk de

lopen voor

water