Werkwoordspelling
-
Upload
conrad-berghoef -
Category
Education
-
view
210 -
download
0
description
Transcript of Werkwoordspelling
Werkwoordspelling
Hoe zat het ook al weer?
Werkwoord in verschillende vormen
• Infinitief• Stam• Sterke werkwoorden• Voltooid deelwoord• Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord• Zwakke werkwoorden
Infinitief
• Hele werkwoord. Het treedt op:• Als meervoudsvorm: wij/zij/jullie lopen,
vliegen, denken• Als zelfstandig naamwoord: het lopen, het
vliegen, het denken• Na veel hulpwerkwoorden: jij mag slapen,
moet lezen, kan begrijpen• Na ‘te’: hij ligt te slapen, het te lezen boek
De stam• Is het werkwoord in de zo kortst mogelijke vorm. In
vier gevallen krijgen we de stam:
• Ik voor de persoonsvorm (pv): ik behandel• Ik achter de pv (behandel ik)• Jij achter de pv (behandel jij)• Gebiedende wijs (loop door! Behandel deze zaak!)• Stam is belangrijke zaak. Vervoegingen –te, -ten, -
de, -den gaan altijd achter de stam!
Voltooid deelwoord
• Begint vaak met ‘ge-, ‘her-’ enz.• Maar: niet altijd!• Geberontherover• Ge-be-ver-ont-her-over• Bv. Herkent-herkend• Daarom: kijk of er hulpwerkwoord in de zin staat. Dat
werkwoord ‘helpt’ het voltooid deelwoord naar de verleden tijd.
• Ik heb naar niet herkend.• Laatste letter? Regels van ‘t kofschip, of zet het werkwoord in
de verleden tijd. Welke letter hoor je? Die schrijf je.
Werkwoord bijvoeglijk
• Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over zelfstandig naamwoord: de oude boom.
• Het geverfde huis• Regel: zo kort mogelijk! Niet zo kort als de
stam natuurlijk.
Sterke en zwakke werkwoorden
• Sterke werkwoorden krijgen klinkerverandering in verleden tijd: zwemmen-zwom-gezwommen
• Doe je automatisch vaak goed.• Zwakke werkwoorden: in verleden tijd achter
de stam vervoeging –de, te, -den of –ten.